Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
7 Antwoorden en conclusies ten aanzien van de vraagstelling<br />
Ten aanzien van de vraagstellingen zoals<br />
genoemd in hoofdstuk 2 kan het volgende<br />
gezegd worden:<br />
1. Is er sprake van vindplaatsen? Zo ja, wat<br />
voor type vindplaats(en) betreft het?<br />
-Er zijn vindplaatsen aangetroffen. Het gaat<br />
hierbij om zones met sporen van menselijke<br />
bewoning, namelijk nederzettingssporen.<br />
Elke ruimtelijk gescheiden groep sporen is<br />
als vindplaats aangemerkt.<br />
2. Hoe groot is (zijn) de vindplaatsen?<br />
-De omvang per vindplaats kan door middel<br />
van het uitgevoerde onderzoek niet exact<br />
vastgesteld worden. Dit wordt veroorzaakt<br />
doordat er mogelijk vindplaatsen uit meerdere<br />
perioden over of door elkaar liggen.<br />
Een indicatie voor de mogelijke c.q. waarschij<strong>nl</strong>ijke<br />
omvang van de vindplaatsen<br />
(bewoningszones) per periode is weergegeven<br />
op de zonekaart (afbeelding 5.1).<br />
3. Van welke ouderdom is (zijn) de<br />
vindplaatsen?<br />
-De ouderdom van de vindplaatsen loopt uiteen<br />
van IJzertijd tot en met de<br />
Middeleeuwen / Nieuwe tijd. Voor een indicatie<br />
per bewoningszone wordt verwezen<br />
naar de zonekaart (afbeelding 5.1).<br />
4. Is er een horizontale en/of verticale<br />
stratigrafie en periodisering te herkennen in<br />
de opbouw van de vindplaats(en)? Zo ja, is<br />
er sprake van gescheiden zones (clusters)<br />
en / of niveaus?<br />
-Er is eenrizontale stratigrafie en een verticale<br />
periodisering vastgesteld. Er is sprake<br />
van zowel gescheiden als elkaar overlappende<br />
periodeclusters, maar er zijn verticaal<br />
geen bewoningslagen te onderscheiden. Het<br />
betreft één sporenniveau.<br />
5. Is bij nader onderzoek opgraven in<br />
meerdere vlakken noodzakelijk en zo ja,<br />
hoeveel en waar?<br />
-In het zuidelijk deel van de centrale es, dat<br />
wil zeggen in de putten 331 tot en met 367,<br />
541 en 543, is in meer of mindere mate een<br />
verbruiningslaag aangetroffen. Bij eventueel<br />
vervolgonderzoek moet hier rekening worden<br />
gehouden met de aa<strong>nl</strong>eg van 2 vlakken.<br />
6. Op welke diepte(s) liggen deze<br />
vindplaatsen? Van belang is hierbij aandacht<br />
te schenken aan een eventueel tweede<br />
niveau onder de laag van Usselo met een<br />
datering in het Vroege Paleolithicum tot en<br />
met het begin van het Late Paleolithicum.<br />
-De laag van Usselo is niet aangetroffen en<br />
ook de aanwezigheid van een niveau met<br />
Vroeg tot Midden Paleolithicum lijkt niet<br />
aanwezig.<br />
De aangetroffen vindplaatsen liggen op 60<br />
tot <strong>15</strong>0 cm onder huidig maaiveld.<br />
7. Wat is de conserveringstoestand van de<br />
grondsporen en vondsten in horizontale en<br />
verticale zin?<br />
-De conserveringstoestand van de grondsporen<br />
en vondsten in horizontale en verticale<br />
zin is zeer goed te noemen. Zie<br />
paragraaf 4.2.<br />
8. Wat is de spoor- en vondstdichtheid?<br />
-De spoor- en vondstdichtheid is variabel<br />
(zie afbeelding 5.1 en afbeelding 7), maar<br />
gaat voor beide min of meer gelijk op.<br />
In de zones met bewoningssporen is de<br />
dichtheid matig tot zeer groot te noemen.<br />
Het laatste vooral ter hoogte van de bewoning<br />
op de westelijke en zuidwestelijke flank<br />
van de morenerug. Het betreft de putten 171<br />
tot en met 229.<br />
9. Wat is de relatie tussen de vindplaats en<br />
het natuurlijke landschap?<br />
-De bewoning blijkt zich vooral op de hogere<br />
delen c.q. de flanken van de morenerug te<br />
bevinden. In de lagere zone’s zijn alleen sporen<br />
uit recentere tijden aangetroffen.<br />
Wel blijkt zowel uit het huidig onderzoek als<br />
uit de resultaten van de langs de zuidzijde<br />
van het terrein aangelegde gasbuissleuf dat<br />
de bewoning niet alleen geconcentreerd<br />
maar ook op kleine plekken als losse huisplaatsen<br />
verspreid over het terrein voorkomt.<br />
Deze kleine vindplaatsen zijn natuurlijk door<br />
een karterend onderzoek waarbij de putten<br />
minimaal 50 meter uiteen liggen moeilijk te<br />
vinden. De kans dat er nog meer zijn dan nu<br />
aangetroffen, en dan met name in de niet<br />
door middel van proefputten gekarteerde<br />
delen van de es is vrij groot.<br />
10. Biedt de vindplaats mogelijkheden tot<br />
een reconstructie van het landschap rond de<br />
nederzetting in engere en ruimere zin, voor<br />
zover daartoe goed geconserveerde,<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
40