15.09.2013 Views

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

• Vooropgesteld dat er in de bodem niet al te veel verandert, wordt het<br />

archeologische erfgoed het beste bewaard in de bodem zelf;<br />

• De same<strong>nl</strong>eving in de toekomst heeft recht op een bodemarchief en<br />

toekomstige archeologen zouden de gelegenheid moeten hebben zelf<br />

onderzoek te doen aan het bodemarchief met gebruikmaking van hun eigen<br />

methoden, vragen en opzet;<br />

• Mogelijk bestaan er in de toekomst technieken die meer informatie uit<br />

dezelfde vindplaats kunnen halen, of eenzelfde hoeveelheid informatie met<br />

minder destructie.<br />

Deze overwegingen hebben er toe geleid dat het huidige overheidsbeleid,<br />

waaronder in het archeologiebeleid van de gemeente Enschede 4 , de voorkeur<br />

geeft aan het behouden van archeologische vindplaatsen ter plaatse in de bodem<br />

in plaats van opgraven. Op hoofdlijnen bestaan er drie instrumenten om<br />

archeologisch erfgoed in de bodem zelf te behouden: wettelijke bescherming,<br />

planologische bescherming en fysieke bescherming.<br />

De eerste twee opties zijn van papier: vanuit de Monumentenwet 1988,<br />

respectievelijk in het bestemmingsplan, wordt een behoudenswaardige<br />

archeologische vindplaats ruimtelijk begrensd en van bepalingen voorzien die tot<br />

doel hebben deze te behouden. Bij fysieke bescherming wordt direct in de fysieke<br />

omstandigheden van een terrein ingegrepen om te voorkomen dat een<br />

archeologische vindplaats wordt beschadigd of verloren gaat. Het is dus een<br />

beheersmaatregel.<br />

In theorie kan een onderscheid worden gemaakt tussen ‘fysieke bescherming’ en<br />

‘bouw- en civieltechnische inpassing’. Bij fysieke bescherming is alleen sprake van<br />

het uitvoeren van beschermende ingrepen, doorgaans door monumentenzorgers<br />

zélf. Bij bouw- en civieltechnische inpassing worden bouwingrepen op een<br />

archeologische vindplaats zodanig aangepast en uitgevoerd dat beschadiging van<br />

een vindplaats door die bouwingrepen wordt voorkomen of geminimaliseerd. In de<br />

praktijk bestaat tussen fysieke bescherming en bouw- en civieltechnische inpassing<br />

geen scherpe grens, maar is eerder sprake van een glijdende schaal. De mate van<br />

‘ingrijpendheid’ van de bouwingrepen bepaalt aan welke ‘kant’ van de schaal men<br />

zit.<br />

Het doel van het beschermen, zowel wettelijk, planologisch als fysiek, is niet het<br />

beschermen zelf, maar het mogelijk maken van onderzoek van een archeologische<br />

vindplaats in de toekomst. Bij bouw- en civieltechnische inpassing liggen de zaken<br />

complexer: doel van bouw- en civieltechnische inpassing is het zowel fysiek als<br />

kostentechnisch en logistiek succesvol realiseren van een bouwproject op een<br />

zodanige wijze dat de erbij betrokken archeologische vindplaatsen in de toekomst<br />

nog kunnen worden onderzocht. Het primaire doel van bouw- en civieltechnische<br />

inpassing is dus niet archeologisch inhoudelijk.<br />

Object van bescherming zijn vanzelfsprekend archeologische vindplaatsen. Vanuit<br />

ruimtelijk-beleidsmatig oogpunt is het noodzakelijk deze te voorzien van een<br />

éénduidige grens, de zogenaamde vindplaatscontour. Hoe die grens wordt<br />

4 Zie ook Beleidsplan <strong>Archeologie</strong>, Gemeente Enschede (Past2Present-ArcheoLogic Rapportage 402).<br />

1048 Afweging archeologische beheersmaatregelen Usseler Es, Enschede ArcheoLogic 14

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!