15.09.2013 Views

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

sleuven onderzoek was om, in aanvulling<br />

hierop, voor het hele plangebied vast te stellen<br />

of en waar er daadwerkelijk bewoningssporen<br />

aan te treffen zijn.<br />

In het PvE waren <strong>15</strong> onderzoeksvragen opgenomen<br />

die als leidraad dienden voor het<br />

onderzoek:<br />

1. Is er sprake van vindplaatsen? Zo ja, wat<br />

voor type vindplaats(en) betreft het?<br />

2. Hoe groot is (zijn) de vindplaatsen?<br />

3. Van welke ouderdom is (zijn) de vindplaatsen?<br />

4. Is er een horizontale en/of verticale stratigrafie<br />

en periodisering te herkennen in de<br />

opbouw van de vindplaats(en)? Zo ja, is er<br />

sprake van gescheiden zones (clusters) en /<br />

of niveaus?<br />

5. Is bij nader onderzoek opgraven in meerdere<br />

vlakken noodzakelijk en zo ja, hoeveel<br />

en waar?<br />

6. Op welke diepte(s) liggen deze vindplaatsen?<br />

Van belang is hierbij aandacht te<br />

schenken aan een eventueel tweede niveau<br />

onder de laag van Usselo met een datering<br />

in het Vroege Paleolithicum tot en met het<br />

begin van het Late Paleolithicum.<br />

7. Wat is de conserveringstoestand van de<br />

grondsporen en vondsten in horizontale en<br />

verticale zin?<br />

8. Wat is de spoor- en vondstdichtheid?<br />

9. Wat is de relatie tussen de vindplaats en<br />

het natuurlijke landschap?<br />

10. Biedt de vindplaats mogelijkheden tot<br />

een reconstructie van het landschap rond de<br />

nederzetting in engere en ruimere zin, voor<br />

zover daartoe goed geconserveerde, gesloten<br />

en gedateerde monsterlocaties worden aangetroffen<br />

(diepe sporen die niet direct blootstaan<br />

aan erosie, zoals waterputten, diepe<br />

kuilen en sloten, etc)?<br />

11. Is er een relatie tussen de aangetroffen<br />

vondsten en sporen met eerder gedane<br />

oppervlaktevondsten?<br />

12. Is er een graf of zijn er graven aangetroffen,<br />

en uit welke periode dateren deze?<br />

13. Liggen de graven solitair of is er sprake<br />

van een grafveld?<br />

14. Wijzen sporen en vondsten op de aanwezigheid<br />

van een ambachtelijke productie?<br />

<strong>15</strong>. Is er sprake van continuïteit dan wel discontinuïteit<br />

met zowel de voorgaande als de<br />

opvolgende periode? Waarom wel, of<br />

waarom niet?<br />

3 Methode van onderzoek<br />

In totaal zijn 163 proefsleuven van 4 bij <strong>15</strong><br />

meter uitgezet, aangelegd en gedocumenteerd<br />

(afbeelding 2).<br />

In het oorspronkelijk puttenplan waren 195<br />

putten gepland. Door omstandigheden als het<br />

ontbreken van betredingstoestemming, ingezaaid<br />

gewas, kabels en leidingen en de<br />

recente aa<strong>nl</strong>eg van een gasbuissleuf langs de<br />

zuidrand van het terrein verviel een groot<br />

aantal van deze putten en zijn in overleg met<br />

de directievoerende 37 nieuwe putten uitgezet<br />

en aangelegd. Ook is één put op basis<br />

van daarin aangetroffen crematiegraven met<br />

120 m 2 uitgebreid.<br />

Aan de putten van het oorspronkelijk puttenplan<br />

was vooraf een putnummering uitgedeeld.<br />

Deze was gebaseerd op het (oneven)<br />

nummer van het westelijke hoofdmeetpunt<br />

van de meetlijn van een put (zie afbeelding<br />

3.2). Door het vervallen van een groot aantal<br />

oorspronkelijk geplande putten is de nummering<br />

van de uiteindelijk daarvan aangelegde<br />

putten niet opeenvolgend en doorlopend.<br />

Voor de nieuw uitgezette putten is ter onderscheid<br />

een nummering vanaf nummer 501<br />

aangehouden. De nieuw uitgezette putten<br />

hebben wel een doorlopende nummering.<br />

In principe is telkens één vlak aangelegd,<br />

direct op sporenniveau. Van een aantal putten<br />

werd gedurende het veldwerk vastgesteld<br />

dat ze niet op een goed leesbaar niveau<br />

waren aangelegd, maar in een verbruiningslaag.<br />

Deze zijn verdiept tot op zichtbaar sporenniveau<br />

en analoog geregistreerd als<br />

tweede vlak. In de digitale allesporenkaart<br />

zijn deze vlakken wel als vlak 1 gedigitaliseerd,<br />

omdat dit een overzicht van het aangetroffen<br />

sporenniveau betreft (afbeelding 3.1<br />

en 3.2).<br />

De werkwijze bij elke put was als volgt: het<br />

vlak werd, na verwijdering van de bouwvoor,<br />

telkens in één keer tot op sporenniveau aangelegd.<br />

Hierbij werden tijdens het verdiepen<br />

de lagen systematisch met een metaaldetector<br />

afgezocht en de vondsten in vakken van 4<br />

bij 5 meter verzameld.<br />

Het sporenvlak werd vervolgens gefotografeerd,<br />

op een veldtekening geregistreerd (per<br />

raai putten) en gewaterpast. Ook werden per<br />

put 3 kolomopname’s van het noordprofiel<br />

met een onderlinge afstand van 7 meter<br />

gemaakt. De middelste hiervan is telkens<br />

gefotografeerd.<br />

De putten 207, 213, 219, 225 en 229 zijn, na<br />

goedkeuring door de directievoerende, niet<br />

analoog getekend, maar ingemeten met<br />

behulp van een zogeheten Robotic Total<br />

Station.<br />

ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />

6

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!