Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Bijlage 15 Archeologie - ruimtelijkeplannen.enschede.nl ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
19 Bouwmeester 2002.<br />
20 van der Velde & Kenemans 2002.<br />
21 de Wit 2003.<br />
ten opzichte van het centrale deel te liggen.<br />
Het hoogteverschil bedroeg hier aan de<br />
oostzijde (put 309: 30,63 m + NAP) maximaal<br />
4,42 meter ten opzichte van put 275 (35.05 m<br />
+ NAP).<br />
De bouwvoor lag vrijwel direct op het sporenniveau<br />
en was maximaal 35 cm dik. En<br />
ook hier bestond in verhouding tot het maaiveld<br />
een hoog grondwaterniveau waardoor<br />
de putten binnen een dag blank stonden.<br />
De opbrengst aan sporen was hetzelfde als<br />
in het westdeel, met uitzondering van de<br />
meest zuidwestelijke put 377 (zone 8).<br />
Zone 8:<br />
Dit betreft put 377 in het oostelijk deel van<br />
het onderzoeksterrein. Hierin is, diagonaal<br />
door de put, een brede sloot of greppel aangetroffen<br />
met Laat Middeleeuws steengoedaardewerk<br />
(900-1400 n. Chr.) en wat<br />
natuursteen.<br />
Aangezien de overige ten noorden en oosten<br />
ervan gelegen putten geen sporen hebben<br />
opgeleverd kan de greppel mogelijk de<br />
begrenzing van een nederzetting ten zuiden<br />
ervan zijn. Bij het karteren heeft BAAC veel<br />
9 e - 12 e eeuws aardewerk aangetroffen langs<br />
de zuidrand van dit terreindeel.<br />
Vuursteenzone<br />
In verschillende putten zijn vuurstenen artefacten<br />
aangetroffen (zie afbeelding 4.2 en 6).<br />
Dit betreft stukken vuursteen waarop sporen<br />
van menselijke bewerking zijn aangetroffen.<br />
Het zijn vooral afslagen en een enkel klingetje<br />
of kernstuk (zie paragraaf 5.3). Ze zijn niet<br />
nader te duiden dan bewerkt vuursteen met<br />
een datering die kan lopen van het Laat<br />
Paleolithicum tot en met de Vroege IJzertijd.<br />
De meeste vondsten zijn gedaan ter hoogte<br />
van de noordelijke helft van bewoningszone<br />
2. Omdat er in verhouding een groot aantal<br />
artefacten tevoorschijn kwam in put 173<br />
bestaat de mogelijkheid dat zich in de buurt<br />
van deze put een vuursteenvindplaats<br />
bevindt.<br />
5.5 Conclusie<br />
De aangetroffen bewoningssporen op de<br />
zuidwestflank en de zuidwestelijke dekzandrug<br />
duiden op een nederzetting waarbij<br />
gedacht moet worden aan erven met een<br />
boerderij, bijgebouwtjes, hutkommen,<br />
opslag- en afvalkuilen, mogelijk waterputten<br />
etc. Gezien de grote spoordichtheid en<br />
elkaar oversnijdende sporen gaat het waarschij<strong>nl</strong>ijk<br />
om een relatief plaatsvaste nederzetting<br />
van 2 tot 5 boerderijen. Wanneer een<br />
boerderij na 30 tot 50 jaar in verval raakte<br />
werd op geringe afstand een nieuw huis<br />
gebouwd. De totale nederzetting bleef daardoor<br />
gedurende eeuwen op min of meer<br />
dezelfde plek liggen.<br />
De structuurdelen van mogelijke plattegronden<br />
en andere sporen die vrij lijken te liggen<br />
in het noordwestelijk, noordoostelijk, oostelijk<br />
en zuidelijke deel van de centrale es<br />
betreffen waarschij<strong>nl</strong>ijk Einzelhöfe en de<br />
periferie daarvan. Dit zijn losse huisplaatsen<br />
die zich in de loop van de eeuwen over de es<br />
verplaatsten, zogenaamde ‘zwervende erven’.<br />
Vergelijkbare sites uit de periode<br />
IJzertijd/Romeinse tijd/Vroege Middeleeuwen<br />
uit het noordoosten en oosten van het land<br />
zijn onder andere Zutphen (Leesten), 19<br />
Zelhem (Soerlant) 20 en Emmen<br />
(Frieslandweg). 21<br />
Wat bewoning betreft, hebben vooral het<br />
centrale deel van de es, de zuidwestelijke<br />
dekzandrug en één locatie langs de zuidrand<br />
van het oostelijk deel, archeologisch interessante<br />
sporen opgeleverd. Deze dateren van<br />
het Laat Paleolithicum tot en met de<br />
Middeleeuwen.<br />
Het feit dat er delen van losse huisplaatsen<br />
en solitaire crematies aangetroffen zijn moet<br />
als waarschuwing gelden voor de niet door<br />
middel van proefsleuven onderzochte delen<br />
van de centrale es. De kans is wel degelijk<br />
aanwezig dat deze zich ook hier bevinden!<br />
De lagere zones van het westelijke en oostelijk<br />
deel van het terrein leverden alleen sporen<br />
op daterend in de periode Nieuwe Tijd.<br />
Hoewel in beide delen geen volledig overzicht<br />
kon worden verkregen is de kans klein<br />
dat er op de ongeziene delen oudere bewoningssporen<br />
tevoorschijn voorkomen.<br />
Een uitzondering hierop vormen de door<br />
BAAC gekarteerde noordwestelijke dekzandrug<br />
en het westelijke dekzandkopje die<br />
beide niet onderzocht zijn. Hier blijft de kans<br />
op bewoningssporen aanwezig.<br />
Op het centrale deel komen behalve vuursteen,<br />
voornamelijk bewoningssporen uit de<br />
IJzertijd, Romeinse tijd en Vroege<br />
Middeleeuwen voor. Dit geldt ook voor de<br />
bewoningssporen aangetroffen op de zuidwestelijke<br />
dekzandrug. De locatie met bewoningssporen<br />
in het oostelijk deel dateert in<br />
de Middeleeuwen.<br />
Conservering en gaafheid van sporen:<br />
Hoewel er in principe niet gecoupeerd mocht<br />
worden kan op basis van het uiterlijk van de<br />
sporen op vlakniveau gesteld worden dat de<br />
conservering ervan goed tot zeer goed lijkt.<br />
De twee sporen die uiteindelijk toch gecoupeerd<br />
zijn om daterend materiaal te verzamelen,<br />
hadden nog een redelijke diepte (20<br />
en 40 cm) en een voor archeobotanische<br />
analyse mogelijk kansrijke inhoud. Dit is echter<br />
in het kader van het huidige onderzoek<br />
niet onderzocht.<br />
ADC ArcheoProjecten Rapport 413 Enschede, Usseler Es<br />
28