16.09.2013 Views

Persoonlijke professionaliteit - Kortlopend Onderwijsonderzoek

Persoonlijke professionaliteit - Kortlopend Onderwijsonderzoek

Persoonlijke professionaliteit - Kortlopend Onderwijsonderzoek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

KORTLOPEND ONDERWIJSONDERZOEK<br />

<strong>Persoonlijke</strong><br />

<strong>professionaliteit</strong><br />

Professionele<br />

organisatie 89<br />

Overtuigingen, disposities en competenties van docenten<br />

in het voortgezet onderwijs<br />

Ellen Rohaan<br />

Douwe Beijaard<br />

Rob Vink


<strong>Persoonlijke</strong> <strong>professionaliteit</strong><br />

Overtuigingen, disposities en competenties van docenten<br />

in het voortgezet onderwijs<br />

Ellen Rohaan<br />

Douwe Beijaard<br />

Rob Vink


CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG<br />

Rohaan, E., Beijaard, D., Vink, R.<br />

<strong>Persoonlijke</strong> <strong>professionaliteit</strong>. Overtuigingen, disposities en comptenties van docenten in het<br />

voortgezet onderwijs<br />

E. Rohaan, D. Beijaard, & R. Vink 2012, Eindhoven: Eindhoven School of Education,<br />

Technische Universteit Eindhoven | Tilburg: IVA beleidsonderzoek en advies.<br />

ISBN 978-90-3863-098-4<br />

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen<br />

in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige<br />

wijze, hetzij electronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enige manier, zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval<br />

system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, or<br />

otherwise, without the prior written permission of the publisher.<br />

Uitgave:<br />

Eindhoven School of Education | IVA beleidsonderzoek en advies<br />

Postbus 513 5600 MB Eindhoven | Postbus 90153 5000 LE Tilburg<br />

Telefoon: 040 2475928 | 013 4668466<br />

www.tue.nl/esoe | www.iva.nl<br />

Copyright © Eindhoven School of Education | IVA beleidsonderzoek en advies, 2012<br />

Dit onderzoek is gefinancierd uit het budget dat het ministerie van OCW jaarlijks<br />

beschikbaar stelt aan de LPC ten behoeve van <strong>Kortlopend</strong> <strong>Onderwijsonderzoek</strong> dat<br />

uitgevoerd wordt op verzoek van het onderwijsveld.<br />

2


Inhoud<br />

Woord vooraf 5<br />

Samenvatting 7<br />

1 Inleiding 9<br />

2 Theoretisch kader 11<br />

2.1 Professionele identiteit 11<br />

2.2 Competenties 12<br />

2.3 Overtuigingen 13<br />

2.4 Disposities 15<br />

2.5 Disposities in standaarden voor docenten 17<br />

2.6 De samenhang: een model van professionele identiteit 18<br />

3 Methode 23<br />

3.1 Design 23<br />

3.2 Respondenten 23<br />

3.3 Instrumenten en procedures 26<br />

3.4 Data-analyse 28<br />

4 Resultaten 31<br />

4.1 Resultaten groepsgesprekken 31<br />

4.2 Resultaten vragenlijst 37<br />

5 Conclusies en discussie 49<br />

5.1 Wat is goed onderwijs? 49<br />

5.2 Interpersoonlijke disposities 49<br />

5.3 Leerlinggerichte overtuigingen 50<br />

5.4 Relaties met competenties 50<br />

5.5 Disposities in de praktijk 51<br />

5.6 Beperkingen van het onderzoek 52<br />

5.7 Slotbeschouwing 52<br />

6 Implicaties voor de praktijk 53<br />

6.1 Professionalisering van docenten 53<br />

6.2 Het kijkkader 53<br />

3


Literatuur 55<br />

Bijlage 1 Gespreksprotocol 57<br />

Bijlage 2 Kaartjes groepsgesprek<br />

59<br />

Bijlage 3 Vragenlijst 63<br />

Bijlage 4 ZelfEvaluatieTool 71<br />

4


Woord vooraf<br />

“Consciously, we teach what we know;<br />

unconsciouly, we teach who we are”<br />

(Hamachek, 1999, p. 209).<br />

Competenties of bekwaamheidseisen voor docenten leggen sterk de nadruk op wat<br />

docenten moeten kennen en kunnen. In de praktijk blijkt echter dat er meer nodig is<br />

om een goede docent te zijn dan het beschikken over bepaalde kennis en vaardigheden.<br />

Juist persoonlijke kenmerken, soms gezamenlijk aangeduid met ‘de X-factor’,<br />

zoals respectvol, toegewijd en innovatief, lijken van doorslaggevende invloed op de<br />

kwaliteit van de docent.<br />

Ons Middelbaar Onderwijs (OMO), een schoolbestuur van 35 scholen voor voortgezet<br />

onderwijs in Noord-Brabant, wil met haar strategisch beleid ‘Koers 2016’ het<br />

signaal afgeven dat zij belang hecht aan de docent als persoon. OMO stelt dat de<br />

integratie van persoon en professional voor een docent noodzakelijk is om zich te<br />

kunnen ontwikkelen tot een excellente docent. Om die reden heeft OMO 5 zogenaamde<br />

‘beroepswaarden’ (de 5 V’s) geformuleerd: vrolijk zijn, verrassend zijn,<br />

verrijkend zijn, vakmanschap hebben en verantwoordelijk zijn. We hopen dat het<br />

kijkkader (een zelfevaluatietool), dat binnen dit onderzoek ontwikkeld is, een bijdrage<br />

zal leveren aan de concretisering van deze benadering van het docentschap.<br />

We bedanken opdrachtgever OMO en met name de bestuursvoorzitter, en tevens<br />

grondlegger van de 5 V’s, Eugène Bernard, die door de beroepswaarden op te nemen<br />

in Koers 2016 de docent als persoon centraal heeft gesteld als kwaliteitscriterium<br />

voor goed onderwijs. Tevens bedanken we Jos Hulsker van OMO voor zijn<br />

waardevolle bijdragen en de plezierige samenwerking. Tenslotte bedanken we alle<br />

betrokken schoolleiders en docenten voor hun medewerking.<br />

We wensen u veel leesplezier.<br />

Ellen Rohaan<br />

Douwe Beijaard<br />

Rob Vink<br />

5


Samenvatting<br />

Onderwijzen is meer dan een verzameling technisch-instrumentele handelingen. Al<br />

zijn bepaalde competenties onontbeerlijk voor het bekwaam kunnen uitoefenen van<br />

het beroep, een goede docent heeft meer nodig dan de juiste kennis en vaardigheden.<br />

Het Noord-Brabantse schoolbestuur Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) erkent deze<br />

zienswijze en hecht in haar strategisch beleid ‘Koers 2016’ een groot belang aan de<br />

docent als persoon. OMO ziet persoonlijke ontwikkeling dan ook als cruciaal onderdeel<br />

van de professionele ontwikkeling van de docent. Dit onderzoek tracht een<br />

gefundeerde bijdrage te leveren aan de wetenschappelijk onderbouwing van deze<br />

visie.<br />

Door interactie tussen de professionele (wat vinden anderen belangrijk?) en persoonlijke<br />

(wat vind ik belangrijk?) dimensie van het beroep, vormt een docent voortdurend<br />

een professionele identiteit. Een positieve perceptie van de eigen professionele<br />

identiteit zorgt voor een meer gemotiveerde, toegewijde en tevreden docent. Moeilijkheden<br />

die docenten ervaren zijn vaak het gevolg van spanningen tussen aspecten<br />

van de persoonlijke en van de professionele dimensie van het beroep. Kortom, het<br />

leren van het beroep komt niet alleen ‘van buitenaf’ (vanuit de professionele omgeving),<br />

maar ook ‘van binnenuit’ (vanuit de persoon zelf). Docenten werken vanuit<br />

geïnternaliseerde overtuigingen en vertonen tevens bepaalde ‘disposities’, tendensen<br />

in verzamelingen van geobserveerde gedragingen, die het onderwijzen beïnvloeden.<br />

Naast een literatuurverkenning zijn gegevens in het veld verzameld door middel van<br />

groepsgesprekken met schoolleiders en docenten en een vragenlijst voor docenten.<br />

Op basis van de resultaten kunnen we concluderen dat goede docenten, volgens<br />

docenten zelf, ook ‘als persoon’ hun beroep goed moeten kunnen uitoefenen. Het<br />

draait daarbij voornamelijk om interpersoonlijke disposities. Wat betreft de overtuigingen<br />

wordt een meer leerling- en vraaggerichte kijk op onderwijs vaker geassocieerd<br />

met een goede docent dan een meer docent- en aanbodgerichte opvatting.<br />

Tevens is in het kader van dit onderzoek een kijkkader, in de vorm van een zelfevaluatietool<br />

voor docenten, ontwikkeld. Dit (concept-)instrument helpt docenten inzicht<br />

te verschaffen in hun eigen overtuigingen, disposities en competenties en vanuit<br />

dit perspectief hun beroep te benaderen.<br />

7


1 Inleiding<br />

Het behoeft eigenlijk geen pleidooi dat een goede docent zijn meer inhoudt dan het<br />

bekwaam uitvoeren van een aantal technische-instrumentele handelingen. De docenten<br />

uit uw middelbare schooltijd die u herinnert als ‘goede docent’ zijn waarschijnlijk<br />

vaak docenten met bijzondere, persoonlijke kwaliteiten (bijvoorbeeld humor en<br />

enthousiasme). Deze persoonlijke dimensie van het beroep is de afgelopen jaren<br />

echter ondergesneeuwd geraakt door de sterke nadruk op het eigen maken van extern<br />

geformuleerde, veelal technisch-instrumentele beroepscompetenties met een<br />

accent op kennen en kunnen.<br />

Ons Middelbaar Onderwijs (OMO), een schoolbestuur van 35 scholen voor voortgezet<br />

onderwijs in Noord-Brabant, hecht belang aan de docent als persoon. OMO ziet<br />

persoonlijke ontwikkeling dan ook als onderdeel van de bredere professionele ontwikkeling<br />

van de docent. Daartoe heeft OMO 5 ‘beroepswaarden’ (de 5 V’s) geformuleerd:<br />

vrolijk zijn, verrassend zijn, verrijkend zijn, vakmanschap hebben en verantwoordelijk<br />

zijn. Volgens de visie van OMO is integratie van persoon en professional<br />

noodzakelijk om te kunnen ontwikkelen tot een excellente docent. Competenties<br />

alleen zijn daarvoor niet toereikend. Dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van<br />

OMO, tracht een gefundeerde bijdrage te leveren aan de wetenschappelijk onderbouwing<br />

van deze visie.<br />

Er is nog weinig bekend over ‘persoonsgebonden beroepswaarden’ van docenten en<br />

hoe docenten rond deze beroepswaarden hun talenten verder zouden kunnen ontplooien.<br />

Ook vanuit managementperspectief is hier binnen OMO nog weinig zicht<br />

op, hoewel er via persoonlijke ontwikkelingsplannen en functioneringsgesprekken al<br />

wel een begin gemaakt is met het formaliseren van persoonlijk professionele ontwikkeling.<br />

Toch is het streven van OMO dat professionalisering in de nabije toekomst<br />

veel meer dan nu gericht is op de ontwikkeling van de docent als persoon én<br />

professional. Er is bij OMO behoefte aan een verschuiving van ‘managen van technisch-instrumentele<br />

processen’ naar ‘managen van de persoonlijk professionele<br />

ontwikkeling’. Juist het tekort aan kennis op dit vlak ervaren schoolbesturen als een<br />

belemmering.<br />

Ook in de wetenschappelijke literatuur over professionele ontwikkeling van docenten<br />

is er steeds meer aandacht voor de persoonlijke dimensie van het beroep. Palmer<br />

9


(1998) verwoordt het als volgt: “Good teaching cannot be reduced to technique;<br />

good teaching comes from the identity and integrity of the teacher” (p. 10). Hargreaves<br />

(2000), die meer aandacht vraagt voor de rol van emoties bij onderwijzen,<br />

wijst op het gevaar bij een te eenzijdige benadering van professionele ontwikkeling<br />

door de nadruk op competenties: “By focusing only on cognitive standards and the<br />

rational process to achieve them, we may be reinforcing structures and professional<br />

expectations that undermine the emotional understanding that is foundational to<br />

achieving and sustaining those standards” (p. 825). De moderne professional combineert<br />

deskundigheid, normativiteit en persoonlijkheid. Docenten van nu willen worden<br />

gedreven door waarden, zelf keuzes kunnen maken, samenwerken met collega’s,<br />

positieve waardering ontvangen en heldere doelstellingen hebben (Van den Brink in<br />

Van de Berg & Vandenberge, 2009).<br />

Zowel in de onderwijspraktijk als in de onderwijsliteratuur is er vraag naar meer<br />

aandacht voor de persoonlijke <strong>professionaliteit</strong> van docenten. Dit onderzoek komt<br />

aan deze vraag tegemoet door het exploreren van de volgende onderzoeksvragen:<br />

1) Welke overtuigingen en disposities zijn van belang voor een goede docent en<br />

goed onderwijs?<br />

2) Hoe verhouden overtuigingen, disposities en competenties zich tot elkaar?<br />

3) Op welke manier komen disposities van docenten tot uiting in de praktijk?<br />

4) Hoe kan de ontwikkeling van overtuigingen en disposities van docenten systematisch<br />

worden begeleid en geëvalueerd?<br />

In deze publicatie worden allereerst de begrippen ‘professionele identiteit’, ‘competenties’,<br />

‘overtuigingen’ en ‘disposities’ op basis van wetenschappelijke literatuur<br />

nader omschreven en wordt hun veronderstelde samenhang toegelicht en gevisualiseerd<br />

in de vorm van een model. Vervolgens worden de methoden van onderzoek<br />

uitgelegd en worden de resultaten beschreven. Tot slot formuleren we op basis van<br />

de resultaten de conclusies, bediscussiëren we de bevindingen van dit onderzoek en<br />

beschrijven we de mogelijke implicaties voor de praktijk.<br />

10


2 Theoretisch kader<br />

2.1 Professionele identiteit<br />

Conceptueel kan de complexe interactie tussen de docent als persoon en de docent<br />

als professional worden geduid met het begrip ‘professionele identiteit’. Daaronder<br />

wordt verstaan: hoe iemand zichzelf ziet als docent als resultaat van de interactie<br />

tussen wat de persoon zelf belangrijk vindt voor de uitoefening van het beroep en<br />

wat daarvoor door anderen belangrijk wordt gevonden vanuit de context waarin men<br />

werkt (Beijaard, Meijer & Verloop, 2004). Fricties bij docenten zijn vaak het gevolg<br />

van spanningen tussen aspecten van de persoonlijke en professionele dimensie van<br />

het beroep. Sennet (2007) stelt dat vakmensen de inherente wil hebben om hun werk<br />

goed te doen, omdat ze daar hun bevrediging uit halen. Vakmanschap wordt echter<br />

vaak gefrustreerd door elders opgelegde normen vanuit instituties, maar mogelijk<br />

ook vanuit de organisatie zelf. De staat waarin een docent verkeert bij een succesvolle<br />

integratie tussen de persoonlijke en professionele dimensie kan worden geduid<br />

met de term ‘presence’: jezelf zijn tijdens het onderwijzen (Meijer, Korthagen &<br />

Vasalos, 2009).<br />

Vanuit het overkoepelende begrip ‘professionele identiteit’ worden door Burke &<br />

Stets (2009) drie ‘basisidentiteiten’ onderscheiden:<br />

1) Identiteit van de persoon. Hierin komt iemands uniciteit en authenticiteit tot<br />

uitdrukking: de persoon die je bent onafhankelijk van situaties, tijdstippen en relaties.<br />

Het gaat hierbij om belangrijke eigenschappen of kenmerken van het individu.<br />

2) Rolidentiteit. Het gaat hierbij om verwachtingen die men heeft van de docent en<br />

die sturing geven aan zijn positie in de school en de beroepsrollen van de docent.<br />

Rollen kenmerken zich door een zekere algemene geldigheid, maar in de<br />

uitvoering van een rol kan iemand meer of minder competent zijn of bijvoorbeeld<br />

accenten leggen op grond van eigen kwaliteiten.<br />

3) Sociale identiteit. Hierbij gaat het om de identificatie met de beroepsgroep. De<br />

wetenschap iets te delen of gemeen te hebben met anderen is van belang voor<br />

het gevoel van verbondenheid en eigenwaarde.<br />

Deze 3 basisidentiteiten zijn in het ideale geval in harmonie en vormen samen de<br />

professionele identiteit van de docent. De vorming van deze identiteit is een voort-<br />

11


durend proces. Een positieve perceptie van de eigen professionele identiteit zorgt<br />

voor een meer gemotiveerde, toegewijde en tevreden docent. Een identiteitsperspectief<br />

veronderstelt een holistische kijk op professionele ontwikkeling (Beijaard,<br />

2009). Met andere woorden, de persoonlijke dimensie van het beroep is niet los te<br />

koppelen van de professionele dimensie. Er dient daarom bij professionele ontwikkeling<br />

rekening gehouden te worden met het samenspel van alle aspecten die de<br />

professionele identiteit van een docent vormen, zoals kennis en vaardigheden, onderwijsopvattingen<br />

en praktijkervaringen. Volgens de postmoderne benadering van<br />

het begrip professionele identiteit (Akkerman & Meijer, 2010), die gebaseerd is op<br />

de theorie van de ‘dialogical self’, is deze zowel enkelvoudig als meervoudig, zowel<br />

afhankelijk als onafhankelijk van de situatie en zowel individueel als sociaal van<br />

aard. Professionele identiteit is volgens deze benadering te omschrijven als: “an<br />

ongoing process of negotiating and interrelating multiple I-positions in such a way<br />

that a more or less coherent and consistent sense of self is maintained throughout<br />

various participations and self-investments in one’s working life” (p. 10-11).<br />

2.2 Competenties<br />

De laatste twee decennia is in toenemende mate aandacht uitgegaan naar de formulering<br />

van competenties van docenten. Deze competenties zijn ontwikkeld door de<br />

Stichting Beroepskwaliteit Leraren (SBL) en vastgelegd in de wet BIO, die op 1<br />

augustus 2006 in werking is getreden (zie tekstkader 1). Door deze wet werden de<br />

SBL-competenties richtinggevend voor de opleiding en beoordeling van de kwaliteit<br />

van leraren. Ook het professionaliseringsbeleid van scholen is sindsdien afgestemd<br />

op deze competenties. Hantering van de SBL-competenties heeft geleid tot meer<br />

eensgezindheid over het curriculum van lerarenopleidingen en over wat voor de<br />

uitoefening van het beroep belangrijk is aan kennis en vaardigheden. Het belang van<br />

het kunnen beschikken over een voor de uitoefening van het beroep valide set aan<br />

competenties is daarmee onmiskenbaar.<br />

Competenties geven uitdrukking aan belangrijke rollen die de docent beroepshalve<br />

vervult. Deze rollen liggen op het vakinhoudelijke, (vak)didactische, pedagogische<br />

en interpersoonlijke vlak en op het vlak van samenwerken met collega’s, contacten<br />

met ouders en derden en reflectie en ontwikkeling. De manier waarop een docent<br />

deze rollen vervult, hangt sterk af van wie hij als persoon is. De docent als persoon<br />

en de docent als professional zijn daarmee onlosmakelijk met elkaar verbonden. Het<br />

leren van het beroep komt niet alleen ‘van buitenaf’, vanuit de omgeving, maar ook<br />

12


‘van binnenuit’, vanuit de persoon zelf (Beijaard, 2009; Korthagen & Lagerwerf,<br />

2008). Dat het leren en de beroepsuitoefening van docenten sterk van binnenuit<br />

vorm wordt gegeven, wordt tegenwoordig steeds meer onderkend.<br />

Tekstkader 1.<br />

De SBL-competenties voor docenten in het voortgezet onderwijs:<br />

1: Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele manier<br />

met leerlingen omgaan.<br />

2: Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige werkom-<br />

geving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te kunnen ontwik-<br />

kelen.<br />

3: Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen helpen<br />

zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse samenle-<br />

ving.<br />

4: Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke,<br />

ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas.<br />

5: Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele<br />

bijdrage leveren aan een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de school, aan een goede<br />

onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie.<br />

6: Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de school. Hij kan<br />

op een professionele manier communiceren met ouders en andere betrokkenen bij de vorming<br />

en opleiding van zijn leerlingen.<br />

7: Een goede leraar is competent in reflectie en ontwikkeling. Hij kan op een professionele<br />

manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan zijn <strong>professionaliteit</strong><br />

ontwikkelen en bij de tijd houden.<br />

2.3 Overtuigingen<br />

Docenten hebben vaak sterke overtuigingen over welke doel onderwijs heeft, over<br />

wat goed en slecht gedrag van leerlingen is, over het ontstaan van verschillen in<br />

leerprestaties tussen leerlingen en nog veel meer. Al dit soort opvattingen over onderwijs<br />

hebben invloed op het gedrag van een docent en, daarmee, op het leren van<br />

leerlingen. Een illustratie hiervan is het beroemde Pygmalion-effect, een vorm van<br />

‘self-fulfilling prophecy’, waarbij verwachtingen van de docent de leeropbrengst bij<br />

leerlingen beïnvloeden, zowel in positieve als negatieve zin (Rosenthal & Jacobson,<br />

1992).<br />

13


Op basis van een uitvoerige literatuurstudie heeft De Vries (2004) vier veelvoorkomende<br />

aspecten van onderwijsconcepten (of: onderwijsovertuigingen) uitgewerkt,<br />

betreffende het doel van onderwijs, de inhoud van onderwijs, de rol van de docent<br />

en de rol van de leerling. Voor ieder aspect zijn twee contrasterende posities geformuleerd<br />

(zie tekstkader 2).<br />

Tekstkader 2.<br />

14<br />

De 8 (4x2) overtuigingen. Een goede docent vindt dat…<br />

de inhoud van het onderwijs<br />

afgeleide, wetenschappelijke<br />

kennis (objectief en abstract)<br />

moet zijn.<br />

de rol van leerlingen is om te<br />

luisteren, passief informatie te<br />

verwerven en de externe zinge-<br />

ving te accepteren.<br />

het doel van het onderwijs het<br />

verwerven van maatschappelijke<br />

kwalificaties en competenties en<br />

het reproduceren van bestaande<br />

kennis is.<br />

de rol van de docent is om ken-<br />

nis over te dragen, gerichte in-<br />

structie te geven en doelen te<br />

bewaken.<br />

de inhoud van het onderwijs een breed<br />

en veelzijdig vormingsaanbod, afhan-<br />

kelijk van behoefte van leerlingen,<br />

moet zijn.<br />

de rol van leerlingen is om actief<br />

keuzes te maken uit het vormingsaan-<br />

bod en zin te geven aan de daarin<br />

besloten kennis.<br />

het doel van het onderwijs de per-<br />

soonsvorming, persoonlijke ontwikke-<br />

ling van leerlingen en produceren van<br />

persoonlijke kennis is.<br />

de rol van de docent is om het vor-<br />

mingsaanbod in de school te brengen,<br />

het leerproces van leerlingen te volgen<br />

en te begeleiden.<br />

Omdat overtuigingen een grote invloed hebben op het leren en onderwijzen van een<br />

docent, zou er veel meer aandacht voor moeten zijn in de opleiding en bij verdere<br />

professionalisering van docenten. Het probleem is echter, als we al weten hoe we<br />

overtuigingen kunnen veranderen, of het ethisch wel juist is om deze overtuigingen<br />

te veranderen. Daarbij komt dat het inventariseren van overtuigingen, die nodig zijn<br />

voor goed onderwijs, op een ‘never ending story’ lijkt. Raths (2001) beweert dan<br />

ook dat we met een focus op overtuigingen op een dood spoor zitten en suggereert<br />

om het accent te verplaatsen naar waarneembare disposities.


2.4 Disposities<br />

Een dispositie kan omschreven worden als ‘de tendens in een verzameling van geobserveerde<br />

gedragingen’, kortweg: een gedragspatroon. Als een docent een bepaalde<br />

dispositie heeft, betekent dit dat bepaald gedrag regelmatig getoond wordt. Bijvoorbeeld:<br />

een docent die zijn leerlingen vaak positieve feedback geeft, doet dit niet<br />

omdat hij een constructieve dispositie heeft. Maar, als hij dit gedrag in verschillende<br />

situaties en onder verschillende omstandigheden laat zien, kan hij beschreven worden<br />

als een docent met een constructieve dispositie (Katz & Raths, 1985). Johnson<br />

& Reiman (2007) definiëren disposities van docenten als: “attributed characteristics<br />

of a teacher that represent a trend of a teacher’s judgments and actions” (p. 677).<br />

Enkele voorbeelden van disposities met betrekking tot onderwijzen zijn: niet te snel<br />

oordelen over gedrag van leerlingen en verschillende interpretaties overwegen, hulp<br />

zoeken bij collega’s of in literatuur om eigen onderwijs te verbeteren, onderscheid<br />

maken tussen wat wordt bedoeld en wat wordt gezegd, patronen herkennen tussen<br />

verschillende situaties, eigen onderwijsaanpak kunnen verantwoorden en durven<br />

experimenteren met alternatieve onderwijsmethoden, de effecten nagaan en zo nodig<br />

aanpassen (Katz & Raths, 1985). Volgens Stooksberry, Schussler & Bercaw (2009)<br />

onderscheiden disposities zich conceptueel van gedragingen, doordat ze ook bewustzijn<br />

van, genegenheid tot en reflectie op gedrag omvatten.<br />

Er zijn veel termen die min of meer hetzelfde duiden als disposities, zoals: ‘emotional<br />

competences’ (Hargreaves, 2000; Goleman 1995), ‘attributes’ (TDA, 2007),<br />

‘habits of mind’ (Katz, 1993) en ‘tendencies’ (Ritchhart, 2001). Thornton (2006)<br />

spreekt van ‘dispositions in action’ om te kunnen onderzoeken hoe disposities zich<br />

manifesteren in docentgedrag: “habits of mind including both cognitive and affective<br />

attributes that filter one’s knowledge, skills, and beliefs and impact the action<br />

one takes in classroom or professional setting” (p. 56). Korthagen (2004) heeft het<br />

over persoonsgebonden ‘kernkwaliteiten’: intrinsieke, ondeelbare en breed inzetbare<br />

eigenschappen zoals risico’s durven nemen, openstaan voor nieuwe ideeën en enthousiasme<br />

uitstralen.<br />

Er is ook een aantal termen dat dicht tegen de betekenis van disposities aan ligt en<br />

daardoor vaak verward wordt. We noemen er vier: vaardigheden, attitudes, gewoontes<br />

en eigenschappen. Vaardigheden en disposities gaan hand in hand. Om een bepaalde<br />

dispositie te kunnen uiten heb je doorgaans bepaalde vaardigheden nodig.<br />

Echter, je kunt vaardigheden bezitten die je niet of nauwelijks laat zien. Dit is per<br />

definitie bij disposities onmogelijk. Een attitude (of houding) is een verzameling van<br />

15


min of meer stabiele opvattingen over iets of iemand, die de neiging (intentie) om<br />

bepaald gedrag te vertonen veroorzaken. Je zou dus ook kunnen spreken van een<br />

‘pre-dispositie’. Een gewoonte is gedrag dat onbewust plaatsvindt en niet-reflectief<br />

van aard is. Disposities zijn daarentegen altijd intentioneel (‘habits of mind’), al zijn<br />

ze soms moeilijk te onderscheiden van gewoontes (‘mindless habits’). De term ‘eigenschap’<br />

wordt, net als ‘dispositie’, gebruikt voor een bepaalde tendens in gedragingen.<br />

Het verschil is dat disposities alleen de tendens van gedragingen, zoals belonen<br />

en aanmoedigen van leerlingen, beschrijven en niet doelen op bepaalde karaktereigenschappen<br />

van de docent, zoals eerlijkheid en openhartigheid. Bij een karaktereigenschap<br />

is vooral de intensiteit van het gedrag van belang, terwijl het bij een<br />

dispositie gaat om de frequentie van het gedrag (Katz & Raths, 1985).<br />

Diez (2007) noemt 3 aandachtspunten bij het gebruik van de term ‘disposities’. Ten<br />

eerste: disposities zijn geen vaststaande eigenschappen, maar kunnen worden aangeleerd,<br />

veranderen en groeien. Ten tweede: disposities moeten worden gezien als<br />

inherent deel van de ontwikkeling van een docent (holistische perspectief). Ten<br />

derde: er dient niet alleen aandacht uit te gaan naar het ontwikkelen van disposities<br />

bij individuele docenten, maar ook naar de ontwikkeling van disposities in de professionele<br />

leergemeenschap als geheel.<br />

Sockett (1993) benadrukt dat onderwijzen in essentie een morele aangelegenheid is<br />

en dat het ontwikkelen van disposities een kwestie van morele vorming is. Volgens<br />

hem bestaan er drie elementaire groepen van disposities voor een docent: 1) disposities<br />

van karakter: zelfkennis en integriteit in het kader van wijsheid, moed, zelfbeheersing<br />

en rechtvaardigheid, 2) disposities van rede/verstand: wijsheid, consistentie<br />

(in toepassing van regels), eerlijkheid en onpartijdigheid (vanuit principe van rechtvaardigheid)<br />

en ruimdenkendheid bij in acht nemen van regels, 3) disposities van<br />

zorg: ontvankelijkheid, interpersoonlijkheid en reactiviteit in het kader van het creeren<br />

van vertrouwen. Raths (2001) stelt een andere categorisering van disposities<br />

voor, gebaseerd op drie kenmerken van een professional: 1) disposities van kennis:<br />

nieuwsgierig naar nieuwe vakkennis, gebruiken van vakjargon en vragen naar onderbouwing<br />

van en alternatieven voor oplossingen, 2) disposities van collegialiteit:<br />

aansluiten bij beroepsverenigingen en studiegroepen, hulp zoeken bij de beroepsgroep<br />

en vragen stellen over ethische kwesties, 3) disposities van ondersteuning:<br />

gevoelig zijn voor rechtvaardigheid, eerlijkheid en gelijkheid, interpreteren van<br />

gedrag op basis van contextfactoren, ervaringen ombuigen tot kansen voor onderwijs,<br />

rekening houden met de belevingswereld van leerlingen en belang hechten aan<br />

de mening van leerlingen. Stooksberry et al. (2009) organiseren disposities ook in<br />

16


drie, maar wederom andere, categorieën: 1) het intellectuele, 2) het culturele en 3)<br />

het morele domein van disposities (‘the ICM domains’). Intellectuele disposities<br />

behelzen het nemen van beslissingen over inhoud en didactiek in een onderwijsleersituatie.<br />

Culturele disposities hebben betrekking op de manier waarop de eigen culturele<br />

identiteit, de culturele identiteit van de leerlingen en de interactie daartussen<br />

worden benaderd. Morele disposities, daarentegen, worden als het ware gefilterd<br />

door een waarden-geladen geweten, dat onder meer veronderstelde consequenties<br />

van het gedrag en gevoel van verantwoordelijkheid om leerlingen te helpen afweegt.<br />

Uiteraard zijn er nog vele andere indelingen denkbaar. De manier waarop disposities<br />

worden gecategoriseerd hangt vooral af van het perspectief waarmee het beroep<br />

wordt benaderd.<br />

2.5 Disposities in standaarden voor docenten<br />

Diverse internationale documenten met bekwaamheidseisen (‘standards’) voor docenten<br />

noemen, in meer of mindere mate, ook het belang van disposities voor de<br />

uitoefening van het beroep (o.a. TDA, 2007; Mansfield University, 2008; New<br />

Mexico State University, 2007). Er heerst wereldwijd een grote verscheidenheid aan<br />

disposities die van belang worden geacht voor een goede docent.<br />

De Training and Development Agency for Schools (TDA), die de standaarden voor<br />

docenten in Engeland heeft opgesteld, spreekt van ‘professional attributes’ en noemt<br />

bijvoorbeeld het hebben van een creatieve, constructieve en kritische aanpak met<br />

betrekking tot onderwijsinnovaties als belangrijke dispositie. De Mansfield University<br />

of Pennsylvania hecht onder meer waarde aan docenten die vriendelijkheid,<br />

warmte en echte zorg in relatie met leerlingen tonen, waarbij de relatie tussen leerling<br />

en docent wordt gekenmerkt door respect en sympathie. De New Mexico State<br />

University definieert onder andere de dispositie van verantwoordelijkheid: onderdeel<br />

uitmaken van een leergemeenschap en zich houden aan regels die bij deze gemeenschap<br />

horen.<br />

Op nationaal niveau kunnen er disposities herkend worden in de competenties die<br />

SBL heeft geformuleerd. Deze disposities zijn niet geëxpliceerd maar kunnen ‘tussen<br />

de regels door’ gelezen worden. In tabel 1 is weergegeven welke disposities<br />

impliciet worden genoemd in de beschrijvingen van de zeven hoofdcompetenties<br />

voor docenten in het voortgezet onderwijs.<br />

17


Tabel 1: Overzicht van disposities in SBL-competenties<br />

18<br />

Met<br />

leerlingen<br />

Interpersoonlijk vriendelijk<br />

coöperatief<br />

respectvol<br />

waarderend<br />

positief<br />

Pedagogisch stimulerend<br />

Vakinhoudelijk<br />

& didactisch<br />

harmonisch<br />

gewetensvol<br />

nieuwsgierig<br />

complimenteus<br />

verantwoorde-<br />

lijk<br />

Organisatorisch consequent<br />

improvisatie-<br />

vermogen<br />

(flexibiliteit)<br />

Met<br />

collega’s<br />

constructief<br />

collegiaal<br />

open<br />

Met<br />

omgeving<br />

verantwoorde-<br />

lijk<br />

zorgvuldig<br />

constructief<br />

open<br />

Met<br />

zichzelf<br />

nieuwsgierig<br />

leergierig<br />

onderzoekend<br />

innovatief<br />

reflectief<br />

analytisch<br />

Op basis van literatuur over disposities en internationale en nationale beleidsdocumenten<br />

is een samenvattend overzicht van disposities gemaakt (zie tabel 2). Hierin<br />

zijn 12 disposities te onderscheiden. Voor elk van deze 12 disposities is vervolgens<br />

een beschrijving gemaakt (zie tekstkader 3).<br />

2.6 De samenhang: een model van professionele identiteit<br />

Het is duidelijk dat overtuigingen, competenties en disposities alle drie op enigerlei<br />

wijze de beroepsuitoefening van de docent beïnvloeden. We veronderstellen dat de<br />

professionele identiteit gevormd wordt door een samenspel tussen overtuigingen,<br />

disposities en competenties van een docent. Tevens is het aannemelijk dat ook bij<br />

overtuigingen, disposities en competenties zowel de professionele als persoonlijke<br />

dimensie een rol spelen en dat overeenstemming tussen deze dimensies ook hierbij<br />

cruciaal is.


Tabel 2: Samenvattend overzicht van disposities<br />

Disposities<br />

tov:<br />

1 Reflectief<br />

Zichzelf Leerlingen Collega’s Maatschappij<br />

/onderzoekend<br />

/evaluatief<br />

2 Leergierig<br />

3 Innovatief<br />

/creatief<br />

4 Positief Verwachtingsvol<br />

/positief<br />

5 Open Toegankelijk<br />

6 Toegewijd<br />

7 Oprecht<br />

/integer<br />

/vriendelijk<br />

Consistent<br />

/eerlijk<br />

/onpartijdig<br />

/rechtvaardig<br />

Collegiaal<br />

/coöperatief<br />

/hulpvragend<br />

8 Verantwoordelijk Weerbaar<br />

9 Zorgzaam<br />

/medelevend<br />

10 Begeleidend<br />

/ondersteunend<br />

/verdedigend<br />

Ethisch correct<br />

11 Communicatief Communicatief Communicatief<br />

12 Respectvol Respectvol Respectvol<br />

Bronnen: Katz & Raths (1985), Mansfield University (2008), New Mexico State University<br />

(2007), Raths (2001), SBL (2006), Sockett (1993), TDA (2007), Thornton (2006).<br />

19


Tekstkader 3.<br />

Beschrijvingen disposities. Een goede docent heeft…<br />

1) Een onderzoekende dispositie: Hij is evaluatief en reflectief met betrekking tot zijn eigen<br />

20<br />

handelen, hij onderzoekt de effecten van zijn onderwijsaanpak en stelt op basis daarvan<br />

de aanpak bij, hij evalueert de prestaties van zijn leerlingen, hij draagt bij aan de ontwik-<br />

keling, invoering en evaluatie van onderwijsbeleid en –praktijk op zijn school.<br />

2) Een leergierige dispositie: Hij is nieuwsgierig naar nieuwe kennis, hij houdt zijn kennis<br />

actueel, hij gebruikt vakjargon, hij benut kansen voor professionele ontwikkeling.<br />

3) Een innovatieve dispositie: Hij streeft naar voortdurende verbetering van zijn onderwijs,<br />

hij is creatief, hij experimenteert met alternatieve onderwijsmethoden, hij heeft een con-<br />

structieve en kritische houding t.o.v. innovaties, hij analyseert innovatieve onderwijs-<br />

praktijken om zijn eigen onderwijs of dat van collega’s te verbeteren.<br />

4) Een positieve dispositie: Hij heeft een positieve houding en positieve opvattingen over<br />

onderwijs, hij verwacht veel van zichzelf in zijn professionele rol, hij heeft hoge ver-<br />

wachtingen van leerlingen, hij zorgt ervoor dat leerlingen hun volledige potentieel benut-<br />

ten, hij gelooft dat leerlingen kunnen leren.<br />

5) Een toegankelijke dispositie: Hij staat open voor coaching en begeleiding en handelt naar<br />

advies en feedback, hij is toegankelijk en vriendelijk, hij is in staat om een vertrouwens-<br />

relatie met leerlingen op te bouwen, hij is aangesloten bij de beroepsgroep, hij is bereid<br />

tot samenwerking en coöperatief werken met collega’s.<br />

6) Een toegewijde dispositie: Hij heeft passie voor het vak, hij straalt enthousiasme uit, hij<br />

toont loyaliteit aan zijn beroep, de school en de leerlingen.<br />

7) Een integere dispositie: Hij is eerlijk, consistent, onpartijdig, genuanceerd, rechtvaardig,<br />

ethisch correct en ruimdenkendheid bij in acht nemen van regels, hij stelt vragen over<br />

ethische kwesties, hij werkt discriminatie, uitsluiting en andere vormen van onderdruk-<br />

king tegen, hij draagt democratische waarden uit.<br />

8) Een verantwoordelijke dispositie: Hij neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen on-<br />

derwijsaanpak en de leeropbrengsten bij zijn leerlingen, hij is weerbaar tegen kritiek van<br />

anderen, hij deelt de gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de invoering van<br />

nieuw onderwijsbeleid.<br />

9) Een zorgzame dispositie: Hij is medelevend en sympathiek, hij toont warmte en echte<br />

zorg in relatie met leerlingen, al zijn leerlingen krijgen de verzorging die ze nodig heb-<br />

ben.<br />

10) Een begeleidende dispositie: Hij is ondersteunend en richtinggevend m.b.t. het leerproces<br />

van zijn leerlingen, hij is gericht op de ontwikkelingsbehoeften van zijn leerlingen en<br />

houdt daarbij rekening met verschillende leerstijlen, hij is ondersteunend voor zijn colle-<br />

ga’s.


11) Een communicatieve dispositie: Hij is effectief in zijn communicatie met leerlingen,<br />

collega’s, ouders/verzorgers en andere partijen, hij verstrekt tijdige en relevante informa-<br />

tie over doelen, voortgang en welzijn van leerlingen aan ouders/verzorgers, hij hecht be-<br />

lang aan de mening van leerlingen, hij houdt rekening met de belevingswereld van leer-<br />

lingen, hij erkent dat communiceren een 2-richtingen proces is.<br />

12) Een respectvolle dispositie: Hij gaat beschaafd om met leerlingen, collega’s en ou-<br />

ders/verzorgers, hij respecteert hun bijdragen, hij erkent en respecteert diversiteit van<br />

leerlingen, collega’s, ouders/verzorgers, hij is gevoelig voor individuele verschillen tus-<br />

sen leerlingen, hij draagt begrip uit voor gevarieerde culturele achtergrond van leer-<br />

lingen, hij creëert een klassenklimaat dat wordt gekenmerkt door respect voor anderen en<br />

dat vrij is van pesten en ander ongewenst gedrag.<br />

Op basis van het ‘Logical Levels of Change’ model (Bateson, 1979) is door Korthagen<br />

(2004) het zogenaamde ‘ui-model’ geïntroduceerd (zie figuur 1). De docent<br />

wordt hierin voorgesteld als een ui met verschillende lagen (schillen). De buitenste<br />

laag wordt gevormd door de omgeving van de docent en bevindt zich dus buiten de<br />

docent zelf. De tweede laag (van buitenaf gezien) is de laag van het gedrag dat de<br />

docent in zijn beroepscontext laat zien (wat doe ik?). Wanneer er een tendens in<br />

deze gedragingen waargenomen kan worden, spreken we van een dispositie. De<br />

derde laag is de laag van de competenties, de kennis en vaardigheden van de docent<br />

(wat kan en weet ik?). De overtuigingen vormen de vierde laag van de ui (hoe sta ik<br />

in mijn beroep?). De vijfde laag wordt gevormd door de identiteit van de docent<br />

(hoe zie ik mezelf als professional?). De diepste laag is de laag van de missie (betrokkenheid)<br />

van de docent (waar doe ik het allemaal voor?). Al deze lagen beïnvloeden<br />

elkaar wederzijds. Hoe dieper de laag zich in de ui bevindt, hoe dichterbij<br />

deze laag bij de persoon (kern) van de docent komt, en hoe moeilijker deze laag van<br />

buitenaf te beïnvloeden is. Als de lagen goed op elkaar zijn afgestemd is er sprake<br />

van ‘flow’, oftewel: de ideale toestand voor het onderwijzen.<br />

Naast dat de lagen goed op elkaar afgestemd dienen te zijn (horizontale afstemming),<br />

is het van belang dat de integratie van de persoonlijke en professionele dimensie<br />

van het beroep in elke laag van de ui plaatsvindt (verticale afstemming). In<br />

het ideale geval zijn in alle lagen van de ui deze dimensies in harmonie. In het uimodel<br />

wordt professionele identiteit als één (vrij diepe) laag gezien. In onze, meer<br />

holistische, opvatting is de professionele identiteit van een docent niet één van de<br />

lagen, maar het geïntegreerde geheel van lagen. Hieronder presenteren we ons hypothetisch<br />

model van professionele identiteit (figuur 2).<br />

21


Figuur 1: Het ui-model van Korthagen (2004).<br />

In het model zijn de 2 dimensies (professioneel en persoonlijk) en 3 aspecten (overtuigingen,<br />

competenties en disposities) van professionele identiteit weergegeven. De<br />

3 genoemde aspecten zijn vermoedelijk niet volledig; de professionele identiteit<br />

bevat wellicht nog talrijke, andere aspecten, die buiten het aandachtsgebied van dit<br />

onderzoek vallen. De relatie tussen de 2 dimensies van professionele identiteit is<br />

verbeeld door middel van een dubbele pijl. Afstemming van deze dimensies dient<br />

binnen alle 3 de aspecten plaats te vinden. De samenhang tussen de 3 aspecten is<br />

aangegeven door middel van de verbindingslijnen. Hoe deze 3 aspecten zich tot<br />

elkaar verhouden zal uit het onderzoek moeten blijken. Verondersteld wordt dat er<br />

aanwijsbare, wederkerige invloeden bestaan.<br />

Figuur 2: Hypothetisch model van professionele identiteit van docenten.<br />

22<br />

overtuigingen<br />

competenties<br />

disposities<br />

p r o f e s s i o n e e l p e r s o o n l i j k


3 Methode<br />

3.1 Design<br />

De wijze waarop de gegevens voor dit onderzoek verzameld en geanalyseerd zijn is<br />

te typeren als een interpretatief mixed methods design. Dit past bij het exploratieve<br />

karakter van het gehele onderzoek. Omdat nog weinig bekend is over de rol van<br />

overtuigingen en disposities van docenten in het onderwijs, is ter beantwoording van<br />

de onderzoeksvragen gekozen voor een veldraadpleging, die in de vorm van vijf<br />

(groeps)gesprekken (ronde 1) en een schriftelijke vragenlijst (ronde 2) is uitgevoerd.<br />

Op deze manier trachtten we de ervaringskennis die in de onderwijspraktijk besloten<br />

ligt boven tafel te krijgen. De gesprekken vonden alle vijf plaats in juni 2011, de<br />

vragenlijst werd afgenomen in november 2011.<br />

3.2 Respondenten<br />

3.2.1 Respondenten groepsgesprekken<br />

De groep respondenten bestond uit docenten en schoolleiders van scholen voor<br />

voortgezet onderwijs, die behoren tot de vereniging Ons Middelbaar Onderwijs<br />

(OMO). De respondenten zijn per e-mail benaderd voor vrijwillige deelname aan de<br />

groepsgesprekken. Uiteindelijk hebben er vijf gesprekken plaatsgevonden met in<br />

totaal vier schoolleiders (van vier verschillende scholen) en elf docenten (van zeven<br />

verschillende scholen). Om planning-technische redenen is het niet gelukt om de<br />

groep van schoolleiders op één moment bij elkaar te laten komen. Daarom zijn de<br />

schoolleiders verdeeld over twee groepen en heeft er één individueel gesprek met<br />

een schoolleider plaatsgevonden. Tabel 3 biedt een overzicht van de respondenten<br />

per groep.<br />

23


Tabel 3: Overzicht van respondenten per groep.<br />

24<br />

Groep Docent man Docent vrouw Schoolleider<br />

man<br />

Schoolleider<br />

vrouw<br />

1 1 4 5<br />

2 3 3<br />

3 1 2 1 4<br />

4 2 2<br />

5 1 1<br />

Totaal 2 9 3 1 15<br />

Totaal<br />

3.2.2 Respondenten vragenlijst<br />

Voor deze ronde van dataverzameling is in de periode van 2 t/m 16 november 2011<br />

een vragenlijst afgenomen bij docenten van vier OMO-scholen (Sondervick, Norbertus,<br />

Jaco Roelands en Fioretti). De docenten (416) zijn via de schoolleiders van deze<br />

scholen benaderd voor deelname. Uiteindelijk hebben 63 docenten een ingevulde<br />

vragenlijst geretourneerd (response rate: 15,14%). Van de respondenten zijn er 32<br />

man (50,8%) en 29 vrouw (46,0%). Van twee respondenten is door een ontbrekend<br />

antwoord de sekse onbekend. De geboortejaren variëren tussen 1947 en 1988 (modus=1966<br />

en 1976; mediaan=1961). De gemiddelde leeftijd bedraagt 45 jaar. De<br />

respondenten hebben gemiddeld 15 jaar onderwijservaring. De meeste respondenten<br />

(66,7%) hebben een hbo-opleiding als hoogst genoten opleiding gevolgd, een kleiner<br />

deel heeft een wo-achtergrond (28,6%) en een enkeling heeft een mbo-opleiding<br />

genoten (3,2%) of is gepromoveerd (1,6%). De verdeling in onderwijsbevoegdheid<br />

van de respondenten hangt nauw samen met het opleidingsniveau: 61,9% heeft een<br />

tweedegraads bevoegdheid, 30,2% een eerstegraads bevoegdheid. De overige respondenten<br />

hebben een bevoegdheid voor het basisonderwijs (3,2%) of geen onderwijsbevoegdheid<br />

(3,2%). De grootste groep respondenten (54%) geeft het meeste les<br />

aan vmbo-leerlingen. De overige respondenten geven les aan vwo-leerlingen<br />

(14,3%) en havo-leerlingen (11,1%) of hebben de vraag niet (correct) ingevuld<br />

(19%). De verdeling over de vakgebieden waarin het meeste wordt lesgegeven is<br />

weergegeven in tabel 4.


Tabel 4: Verdeling van respondenten over vakgebieden.<br />

Vakgebied Frequentie %<br />

Nederlands 8 12,7<br />

Wiskunde 6 9,5<br />

Anders 5 7,9<br />

Engels 4 6,3<br />

Duits 4 6,3<br />

Economie 4 6,3<br />

Aardrijkskunde 4 6,3<br />

Geschiedenis 4 6,3<br />

Natuurkunde 4 6,3<br />

Biologie 4 6,3<br />

Frans 3 4,8<br />

Maatschappijleer 3 4,8<br />

Scheikunde 1 1,6<br />

Techniek 1 1,6<br />

Tekenen 1 1,6<br />

Levensbeschouwing 1 1,6<br />

Verzorging 1 1,6<br />

Totaal 58 92,1<br />

Niet ingevuld 5 7,9<br />

Totaal 63 100,0<br />

Meer dan driekwart van de respondenten (76,2%) is het in grote mate eens met de<br />

stelling dat hij/zij volgens zijn/haar collega’s een goede docent is en eveneens ruim<br />

driekwart (76,2%) is het in grote mate eens met de stelling dat hij/zij volgens<br />

zijn/haar leerlingen een goede docent is. De meeste respondenten (39,7%) zien zichzelf<br />

vooral als pedagoog, 20,6% vinden de rol van didacticus het beste passen,<br />

20,6% de rol van vakdeskundige en 6,3% de rol van groepsdynamicus. Een kleine<br />

groep (12,7%) heeft de vraag niet ingevuld.<br />

25


3.3 Instrumenten en procedures<br />

Bij ieder groepsgesprek is door de gespreksleider hetzelfde gespreksprotocol (zie<br />

bijlage 1) gebruikt. De gesprekken duurden ongeveer 120 minuten. Naast een korte<br />

inleiding, kennismaking en afsluiting, bestond het gesprek uit drie onderdelen: A)<br />

aanvullen en kiezen van overtuigingen en disposities, B) rangschikken van overtuigingen<br />

en disposities en C) verbinden van overtuigingen en disposities met de SBLcompetenties.<br />

Ieder onderdeel bevatte één of meerdere discussieopdracht(en) en een<br />

nabespreking met de gespreksleider. De discussieopdrachten werden ondersteund<br />

door kaartjes met disposities, overtuigingen en competenties (zie bijlage 2).<br />

Bij het eerste onderdeel (A) werd begonnen met een individuele brainstorm over de<br />

vraag ‘wat kenmerkt een goede docent?’ Hierdoor kon enerzijds worden achterhaald<br />

of er overeenstemming was over de definitie van een ‘goede docent’ en anderzijds<br />

kon worden vastgesteld welke kenmerken worden genoemd zonder beïnvloeding<br />

van elkaar en de gespreksleider. Vervolgens kwamen de kaartjes met overtuigingen<br />

en disposities op tafel en werd de groep gevraagd om te bepalen welke van deze<br />

overtuigingen en disposities van belang zijn bij het onderwijzen. Aan de respondenten<br />

werden vier keer twee bipolaire overtuigingen en 12 disposities, inclusief een<br />

illustratie van bijbehorend gedrag, voorgelegd (zie tekstkader 4).<br />

Na het kiezen van de overtuigingen en disposities werd hen gevraagd de kaartjes aan<br />

te vullen met overtuigingen en disposities die in hun ogen ook relevant zijn voor<br />

goede docenten. In de nabespreking met de gespreksleider werd voornamelijk stilgestaan<br />

bij de onderbouwing van de gekozen kaartjes en aanvullingen. Het tweede<br />

onderdeel van het gesprek (B) stond in het teken van het bepalen van een positie ten<br />

opzichte van de bipolaire overtuigingen en het maken van een rangordening met<br />

betrekking tot de disposities. De opdracht voor de overtuigingen betrof het bereiken<br />

van consensus over de positie van een goede docent op de glijdende schaal tussen de<br />

twee bipolaire overtuigingen. Dit werd fysiek gedaan door post-its te plakken op een<br />

denkbeeldige lijn tussen twee kaartjes met overtuigingen. Consensus over de rangordening<br />

van disposities werd gevisualiseerd door de kaartjes met disposities als een<br />

‘mind map’ te rangschikken (zie figuur 3). Tijdens het laatste onderdeel (C) werd<br />

aan de respondenten gevraagd om de overtuigingen en disposities te verbinden met<br />

de zeven SBL-competenties. De mind map werd als het ware uitgebreid met competenties,<br />

die ook op kaartjes waren afgedrukt. De gesprekken zijn opgenomen met<br />

behulp van een digitale voice-recorder en filmcamera. Tevens zijn (digitale) foto’s<br />

van de resultaten per opdracht gemaakt.<br />

26


Tekstkader 4.<br />

De 12 disposities en een voorbeeld van bijbehorend gedrag. Een goede docent heeft…<br />

1. een onderzoekende dispositie: hij onderzoekt of zijn onderwijsaanpak effectief is.<br />

2. een leergierige dispositie: hij is actief in het verwerven van nieuwe kennis over onder-<br />

wijs.<br />

3. een innovatieve dispositie: hij probeert nieuwe dingen uit in zijn klas.<br />

4. een positieve dispositie: hij heeft hoge verwachtingen van de leerprestaties van zijn<br />

leerlingen.<br />

5. een toegankelijke dispositie: hij is toegankelijk voor leerlingen en collega’s en staat open<br />

voor feedback.<br />

6. een toegewijde dispositie: hij toont enthousiasme voor zijn vak.<br />

7. een integere dispositie: hij is eerlijk en consistent, bij het toepassen van regels en het<br />

beoordelen van leerlingen.<br />

8. een verantwoordelijke dispositie: hij legt verantwoording af over zijn onderwijsaanpak.<br />

9. een zorgzame dispositie: hij heeft belangstelling voor de emoties van zijn leerlingen.<br />

10. een begeleidende dispositie: hij geeft richting aan het leerproces van zijn leerlingen.<br />

11. een communicatieve dispositie: hij communiceert (in 2 richtingen) effectief met leer-<br />

lingen, collega’s en ouders.<br />

12. een respectvolle dispositie: hij gaat respectvol om met alle leerlingen, collega’s en ou-<br />

ders.<br />

De schriftelijke vragenlijst voor docenten bestond uit vier delen met zowel gesloten<br />

als open vragen (zie bijlage 3). Voor het samenstellen van de vragenlijst hebben de<br />

resultaten uit de eerste ronde van dataverzameling als input gediend. Deel 1 bevatte<br />

vragen over achtergrondgegevens van de respondenten, zoals geslacht, geboortejaar<br />

en aantal jaren onderwijservaring. Deel 2 betrof de overtuigingen (onderwijsopvattingen)<br />

van docenten. In dit deel werd de docenten gevraagd zichzelf te positioneren<br />

op een continuüm van leerlinggerichte (of vraaggerichte) tot docentgerichte (of<br />

aanbodgerichte) onderwijsopvattingen ten aanzien van de rol van leerlingen, inhoud<br />

van onderwijs, rol van de docent en het doel van onderwijs. In deel 3 werd de respondenten<br />

gevraagd drie disposities te kiezen die het beste bij hen passen, om deze<br />

vervolgens met een praktijkvoorbeeld te illustreren. Tot slot werd in deel 4 naar de<br />

relatie tussen de gekozen disposities en de zeven SBL-competenties gevraagd. De<br />

vragenlijsten zijn individueel ingevuld en anoniem verwerkt.<br />

27


Figuur 3: Voorbeeld van een ‘mindmap’ van disposities. NB: De kaartjes die bovenaan liggen<br />

worden als belangrijker gezien. De gele kaartjes zijn toegevoegde of geherformuleerde dispo-<br />

sities.<br />

3.4 Data-analyse<br />

Van ieder gesprek is op basis van de geluids-, video- en fotobestanden een verslag<br />

gemaakt waarin zo nauwkeurig mogelijk het verloop van het gesprek is weergegeven.<br />

Van de foto’s van de mindmaps (onderdeel B en C) en posities tussen de bipolaire<br />

overtuigingen (onderdeel B) zijn digitale figuren gemaakt. De verslagen zijn ter<br />

controle opgestuurd naar de respondenten. Zeven respondenten hebben hierop gereageerd.<br />

Al deze respondenten konden zich herkennen in de gespreksverslagen. Vervolgens<br />

zijn de vijf gespreksverslagen samengevoegd tot één samenvattend verslag<br />

door de uitkomsten van de discussieopdrachten bij elkaar te voegen en met elkaar te<br />

vergelijken. De verslagen en samenvatting zijn aan een medeonderzoeker voorge-<br />

28


legd. Onduidelijkheden zijn besproken tot overeenstemming werd bereikt over de<br />

juistheid van de verslaglegging.<br />

Betreffende de vragenlijst voor docenten, zijn de vragenlijsten allereerst gecodeerd<br />

en ingevoerd in een statistisch softwareprogramma (SPSS). Vervolgens zijn beschrijvende<br />

statistische analyses uitgevoerd (o.a. ‘multiple response analysis’). Tot<br />

slot zijn per dispositie alle beschrijvingen van praktijksituaties, die door de respondenten<br />

zijn geformuleerd, geïnventariseerd. Op basis van deze beschrijvingen is één<br />

samenvattende beschrijving per dispositie gemaakt. Vervolgens zijn de disposities<br />

samengevoegd tot drie categorieën op basis van overlap in de beschrijvingen.<br />

29


4 Resultaten<br />

4.1 Resultaten groepsgesprekken<br />

4.1.1 Kenmerken van een goede docent<br />

Wat kenmerkt een goede docent? Op deze open, individueel te beantwoorden, vraag<br />

kwamen vier clusters van antwoorden naar voren: kenmerken die te maken hebben<br />

met 1) vakinhoudelijke kennis, 2) didactiek en pedagogiek, 3) de relatie met leerlingen<br />

en 4) overige persoonsgebonden eigenschappen, zoals: positief/optimistisch,<br />

flexibel en creatief. Hierin is ook een tweedeling te herkennen: de kenmerken in de<br />

laatste twee clusters, resp. intrapersoonlijke en interpersoonlijke kenmerken, hebben<br />

meer te maken met de docent als persoon en worden vaak gezien als moeilijker aan<br />

te leren dan de kenmerken die in te delen zijn bij vakinhoudelijke kennis en pedagogisch-didactische<br />

kwaliteiten. De meest genoemde kenmerken van een goede docent<br />

zijn vakkennis (de stof beheersen) en een positieve instelling hebben. Beide kenmerken<br />

werden door vijf individuen benoemd. Ook ‘flexibiliteit’, ‘hart voor leerlingen<br />

hebben’ en ‘didactisch vaardig zijn’ werden vaak genoemd als belangrijke<br />

kenmerken (resp. 4x, 3x en 3x). Intrapersoonlijke en interpersoonlijke kenmerken<br />

werden in de gesprekken vaker genoemd dan de vakinhoudelijke en pedagogischdidactische<br />

kenmerken (27 vs 54x).<br />

4.1.2 Overtuigingen<br />

Tabel 5 geeft een beeld van de positie op een glijdende schaal van de opvattingen,<br />

die de respondenten het beste achtten voor goede docenten.<br />

Van de 8 overtuigingen zijn de 4 overtuigingen die gaan over de rol van de docent<br />

en het doel van het onderwijs door alle groepen gekozen als van belang voor goed<br />

onderwijs. De rol van de docent en het doel van het onderwijs worden beide breed<br />

opgevat: zowel het ene als het andere eind van het spectrum wordt van belang geacht<br />

voor goed onderwijs.<br />

31


Tabel 5: Positie ten opzichte van aanbod- en vraaggerichte overtuigingen.<br />

32<br />

Opvatting (uiter-<br />

ste links: aan-<br />

bodgericht)<br />

Inhoud onderwijs:<br />

afgeleide, weten-<br />

schappelijkeken- nis (objectief en<br />

abstract)<br />

Rol leerlingen:<br />

luisteren, passief<br />

informatie ver-<br />

werven en de<br />

externe zingeving<br />

accepteren<br />

Doel onderwijs:<br />

verwerven van<br />

maatschappelijke<br />

kwalificaties en<br />

competenties en<br />

het reproduceren<br />

van bestaande<br />

kennis<br />

Rol docent: kennis<br />

overdragen, ge-<br />

richte instructie<br />

geven en doelen<br />

bewaken<br />

Positie groepen 1 t/m 5 Opvatting (ui-<br />

3:VWO 3:Havo 3:VMBO<br />

5<br />

3<br />

terste rechts:<br />

vraaggericht)<br />

1 Inhoud onderwijs:<br />

4<br />

2<br />

een breed en<br />

veelzijdig vor-<br />

mingsaanbod,<br />

afhankelijk van<br />

behoefte van<br />

leerlingen<br />

1 Rol leerlingen:<br />

2<br />

4<br />

5<br />

actief keuzes<br />

maken uit het<br />

vormingsaanbod<br />

en zin geven aan<br />

de daarin besloten<br />

kennis<br />

1:VWO 1:VMBO Doel onderwijs:<br />

5<br />

2<br />

3<br />

4<br />

persoonsvorming,<br />

persoonlijke<br />

ontwikkeling van<br />

leerlingen en<br />

produceren van<br />

persoonlijke<br />

kennis<br />

1 Rol docent: vor-<br />

2<br />

3<br />

mingsaanbod in<br />

de school bren-<br />

gen, het leerpro-<br />

ces van leerlingen


4 volgen en bege-<br />

5<br />

leiden<br />

Over de rol van de docent heerste volledige consensus: alle groepen vinden dat de<br />

docent zowel de rol heeft om kennis over te dragen (aanbodgericht en docentgestuurd)<br />

als het leerproces te begeleiden (vraaggericht en leerlinggestuurd). Over de<br />

rol van de leerlingen waren 4 van de 5 groepen het eens: de opvatting van een goede<br />

docent is dat deze rol actief is. Het is opvallend dat er bij de opvattingen over de<br />

inhoud en het doel van onderwijs, expliciet een onderscheid werd gemaakt tussen<br />

VWO, (Havo) en VMBO-docenten, waarbij de goede VWO-docent beide keren aan<br />

de meer aanbodgerichte kant werd gepositioneerd. Over de overtuiging met betrekking<br />

tot de inhoud van het onderwijs werd door één groep gezegd: “Het heeft wel te<br />

maken met wat voor soort leerlingen je te maken hebt. Ik vind dat wel een belangrijk<br />

onderscheid.” Over de overtuiging met betrekking tot het doel van het onderwijs<br />

werd opgemerkt: “Het is én én, het hoort niet zo tegenover elkaar. Hier is een verschil<br />

tussen VWO en VMBO. Op het VMBO is het behalen van doelen veel minder<br />

belangrijk.”<br />

De overtuigingen die betrekking hebben op de rol van de leerlingen en de inhoud<br />

van het onderwijs zijn alle 4 minstens 1x niet geselecteerd als zijnde van belang<br />

voor goed onderwijs. Eén van de overtuigingen over de rol van de leerlingen die<br />

door 4 van de 5 groepen niet werd geselecteerd luidt: ‘de leerlingen de rol hebben<br />

om te luisteren, passief informatie te verwerven en de externe zingeving te accepteren.’<br />

De respondenten zeiden over deze overtuiging: “Dit is van vóór de 1 e wereldoorlog”<br />

en: “Passief informatie verwerven vind ik niet bij deze tijd passen.” De<br />

overtuiging dat ‘de inhoud van onderwijs afgeleide, wetenschappelijke kennis (objectief<br />

en abstract) moet zijn’ werd door 3 van de 5 groepen als niet van belang gekenmerkt.<br />

Hierover zeiden de respondenten: “Het gaat niet alleen om wetenschappelijke<br />

kennis. Je wilt ook kinderen vormen”, “Abstract is niet op alle niveaus handig”<br />

en: “Het is te kaal als het alleen gaat om afgeleide wetenschappelijke kennis.”<br />

Toch werd ook een enkele keer de vraaggerichte opvatting over de rol van leerlingen<br />

en de inhoud van onderwijs afgewezen of op zijn minst in twijfel getrokken. Over de<br />

overtuiging dat ‘de inhoud van onderwijs een breed en veelzijdig vormingsaanbod,<br />

afhankelijk van behoefte van leerlingen, moet zijn’ zeiden enkele respondenten: “Ik<br />

denk niet dat een leerling kan bepalen waar hij behoefte aan heeft” en: “Ik vind dat<br />

de behoefte van leerlingen niet sturend moet zijn.” De overtuiging dat ‘de leerlingen<br />

33


de rol hebben om actief keuzes te maken uit het vormingsaanbod en zin te geven aan<br />

de daarin besloten kennis voor de eigen persoonlijkheid’ werd 1x in twijfel getrokken:<br />

“Ze moeten toch de eindtermen halen, dus moeten ze een bepaald stukje gewoon<br />

doen.”<br />

4.1.3 Disposities<br />

Alle 12 voorgelegde disposities werden door alle groepen als ‘van belang voor onderwijzen’<br />

bestempeld. Dit geeft aan dat het beroep als breed en veelzijdig wordt<br />

opgevat. Opvallend is dat bij de positieve dispositie vaak werd gediscussieerd over<br />

de woorden ‘hoge verwachtingen’ en dat deze dispositie in 3 groepen werd geherformuleerd<br />

tot ‘realistische verwachtingen’. In totaal zijn er 9 nieuwe disposities<br />

geformuleerd. Hiervan zijn er 4 aanvullingen op of herformuleringen van aangereikte<br />

disposities, waarvan er 3 de positieve dispositie betreffen, en 5 nieuwe disposities<br />

(relationele, opvoedkundige, grenzenstellende, vertrouwelijke en collegiale dispositie).<br />

Tabel 6 bevat een overzicht van de gehandhaafde (1 t/m 3 en 5 t/m 12), aangepaste<br />

(nr 4 en 9) en nieuwe disposities (13 t/m 17).<br />

De positieve en respectvolle dispositie zijn beide het meest aantal keren (3x) gekenmerkt<br />

als belangrijkste disposities van een goede docent. Daarna volgen de integere,<br />

toegankelijk en begeleidende dispositie (allemaal 2x). De positieve, respectvolle,<br />

integere en begeleidende dispositie worden echter ook allemaal 1x als minst<br />

belangrijke dispositie gerangschikt. Als minst belangrijke disposities worden het<br />

vaakst de innovatieve en communicatieve dispositie genoemd (beide 2x). De communicatieve<br />

dispositie wordt echter in één groep juist als (één van de) belangrijkste<br />

dispositie aangewezen. Uit de diversiteit van rangschikkingen is te concluderen dat<br />

er geen eenduidige overeenstemming is over wat nu de meest of minst belangrijke<br />

dispositie voor een goede docent is. Ze lijken allemaal (in misschien ietsje meer of<br />

mindere mate) ertoe te doen. Als we, desondanks, alle rangschikkingen samenvoegen<br />

geeft het overzicht in tabel 7 bij benadering de ‘gemiddelde’ rangschikking van<br />

disposities weer. Hierbij geldt dat de disposities, die als belangrijker worden gezien,<br />

hoger in het schema staan.<br />

Over de bovenste disposities (positief, respectvol en toegankelijk) zeggen de respondenten:<br />

“Dit gaat over de persoon als docent die leerlingen centraal stelt en niet<br />

zichzelf”, “Zonder respect ben je echt nergens” en: “Dit zijn uitgangswaarden die de<br />

docent moet etaleren, overbrengen, uitstralen. Dient als voorwaarde om proces,<br />

leren van leerlingen, op gang te krijgen. Dit is de uitnodigende pedagoog die op het<br />

punt staat iets te beginnen met zijn leerlingen.”<br />

34


Tabel 6: Overzicht van disposities.<br />

Dispositie Voorbeeld van bijpassend gedrag<br />

1 onderzoekende dispositie onderzoeken of onderwijsaanpak effectief is<br />

2 leergierige dispositie actief verwerven van nieuwe kennis over onderwijs<br />

3 innovatieve dispositie nieuwe dingen uitproberen in de klas<br />

4 positieve dispositie het beste uit iedere leerling halen<br />

5 toegankelijke dispositie toegankelijk zijn voor leerlingen en collega’s en<br />

openstaan voor feedback<br />

6 toegewijde dispositie enthousiasme tonen voor het vak<br />

7 integere dispositie eerlijk en consistent zijn bij het toepassen van<br />

regels en het beoordelen van leerlingen<br />

8 verantwoordelijke dispositie verantwoordelijkheid nemen voor onderwijsaanpak<br />

en leeropbrengsten bij leerlingen<br />

9 zorgzame dispositie empathie tonen voor de emoties van leerlingen<br />

10 begeleidende dispositie richting geven aan het leerproces van leerlingen<br />

11 communicatieve dispositie effectief communiceren (in 2 richtingen) met leer-<br />

lingen, collega’s en ouders<br />

12 respectvolle dispositie respectvol omgaan met alle leerlingen, collega’s en<br />

ouders<br />

13 relationele dispositie een goede relatie met leerlingen, ouders en colle-<br />

14 opvoedkundige dispositie<br />

ga’s onderhouden<br />

gericht zijn op persoonlijkheidsontwikkeling van<br />

leerlingen<br />

15 grenzen stellende dispositie duidelijke grenzen aangeven naar leerlingen toe<br />

waardoor een veilig speelveld ontstaat<br />

16 vertrouwelijke dispositie vertrouwenwekkend zijn richting leerlingen<br />

17 collegiale dispositie bereid zijn om collega’s te helpen<br />

35


Tabel 7: Rangschikking van disposities.<br />

36<br />

positief respectvol toegankelijk<br />

integer begeleidend<br />

toegewijd relationeel vertrouwelijk<br />

leergierig opvoedkundig collegiaal zorgzaam verantwoordelijk<br />

onderzoekend grenzenstellend communicatief<br />

innovatief<br />

4.1.4 Relatie tussen overtuigingen, disposities en competenties<br />

Het duiden en visualiseren van het verband tussen competenties, overtuigingen en<br />

disposities bleek voor de betrokken docenten een moeilijke opdracht. Er werd voornamelijk<br />

gezocht naar ‘oppervlakkige’ verbanden op basis van overeenkomsten op<br />

woordniveau. Enkele verbindingen werden in meerdere groepen gelegd. Zo werd de<br />

competentie ‘competent in samenwerken’ in verband gebracht met de communicatieve<br />

dispositie. Ook ‘vakinhoudelijk competent’ zijn en de leergierige dispositie<br />

werden vaak aan elkaar gekoppeld. En ‘competent in reflectie en ontwikkeling’<br />

werd logischerwijs in verband gebracht met de onderzoekende dispositie.<br />

De citaten hieronder geven aan dat disposities door de respondenten worden gezien<br />

als persoonlijke (karakter)eigenschappen, die moeilijk te veranderen zijn. Tevens<br />

wordt gesuggereerd dat door zelfbewustzijn disposities wel beïnvloed kunnen worden.<br />

“Disposities zijn heel moeilijk te beïnvloeden. Maar als je van nature superenthousiast<br />

bent en merkt dat dit niet werkt, dan kun je je gedrag wel een beetje sturen. Je<br />

verandert jezelf wezenlijk niet maar je kunt het wel sturen. Dit heeft te maken met<br />

zelfbewustzijn: disposities kunnen koppelen aan overtuigingen over goed onderwijs.”<br />

“Een dispositie is een soort geneigdheid, hangt heel nauw samen met hoe jij als<br />

persoon in elkaar zit.”<br />

Onderstaande citaten illustreren dat er volgens de respondenten een verband bestaat<br />

tussen overtuigingen en disposities (‘gedrag’), ook al zijn je eigen overtuigingen<br />

soms onbewust aanwezig.


“Je bent niet altijd van je eigen overtuigingen op de hoogte. Het is soms ingewikkeld<br />

om te weten waar je reactie nu vandaan komt. Overtuigingen beïnvloeden gedrag.”<br />

“Mijn opvattingen zijn leidend voor gedrag dat ik vertoon.”<br />

Het onderstaande citaat betreft de relatie tussen disposities en competenties. Ook dit<br />

citaat geeft aan dat disposities als moeilijker te beïnvloeden worden gezien dan<br />

competenties, maar ook dat je ondanks een bepaalde dispositie bepaalde competenties<br />

kunt ontwikkelen. Competenties worden daarmee als minder persoonsgebonden<br />

beschouwd.<br />

“Competenties kun je je tot op een redelijk niveau eigen maken. Je kunt samenwerken<br />

tot op behoorlijk niveau bereiken, ook als je dispositie is dat je liever alleen<br />

werkt.”<br />

Tot slot laat onderstaande uitspraak zien dat er ook een groot belang wordt gehecht<br />

aan disposities in verband met het functioneren van een docent in de praktijk.<br />

“Langs de weg van disposities zou je moeten zoeken naar de goede docent. Disposities<br />

zou je in een assessment in kaart moeten brengen aan het begin van de opleiding.”<br />

4.2 Resultaten vragenlijst<br />

4.2.1 Overtuigingen<br />

De opvattingen die de respondenten hebben over onderwijs zijn over het algemeen<br />

meer leerlinggericht (of vraaggericht) dan docentgericht (of aanbodgericht). Vooral<br />

over de inhoud van het onderwijs vinden veel respondenten dat dit voornamelijk<br />

leerling-/vraaggericht moet zijn. Over de rol van de docent zijn de meningen het<br />

sterkst verdeeld (zie tabel 8).<br />

De gemiddelde scores van vrouwen zijn iets lager (leerlinggerichter), maar verschillen<br />

niet significant (zie tabel 9).<br />

37


Tabel 8: Positionering op continuüm van onderwijsopvattingen.<br />

38<br />

Overtuiging Zeer leerlinggericht<br />

1: rol van leerlingen<br />

(n=61)<br />

2: inhoud van<br />

onderwijs (n=62)<br />

3: rol van docent<br />

(n=60)<br />

4: doel van onderwijs<br />

(n=61)<br />

Beetje leerlinggericht<br />

Beetje docentgericht<br />

24,6% 50,8% 21,3% 3,3%<br />

25,8% 51,6% 17,7% 4,8%<br />

33,3% 31,7% 26,7% 8,3%<br />

23,0% 47,5% 24,6% 4,9%<br />

Tabel 9: Gemiddelde onderwijsopvattingen van mannen vs vrouwen.<br />

Overtuiging Geslacht N Gem. Std. Dev.<br />

1: rol van leerlingen man 30 2,20 0,664<br />

vrouw 29 1,86 0,875<br />

2: inhoud van onderwijs man 31 2,19 0,792<br />

vrouw 29 1,83 0,805<br />

3: rol van docent man 31 2,29 0,973<br />

vrouw 27 1,93 0,958<br />

4: doel van onderwijs man 30 2,13 0,730<br />

vrouw 29 2,10 0,939<br />

Zeer docentgericht<br />

Docenten met minder ervaring (


Tabel 10: Gemiddelde onderwijsopvattingen van ervaren vs onervaren docenten.<br />

Overtuiging Ervaring N Gem. Std. Dev.<br />

1: rol van leerlingen >= 10 30 2,17 0,834<br />

< 10 26 1,85 0,732<br />

2: inhoud van onderwijs >= 10 30 2,03 0,850<br />

< 10 26 1,96 0,824<br />

3: rol van docent >= 10 28 2,29 1,049<br />

< 10 26 1,96 0,871<br />

4: doel van onderwijs >= 10 29 2,17 0,805<br />

< 10 26 2,08 0,845<br />

Tabel 11: Gemiddelde onderwijsopvattingen uitgesplitst in docentrollen.<br />

Docentrol overtuiging 1*<br />

rol lln<br />

overtuiging2<br />

inhoud ow<br />

overtuiging3*<br />

rol docent<br />

Didacticus Gem. 1,77 2,15 1,69 2,23<br />

N 13 13 13 13<br />

overtuiging4<br />

doel ow<br />

SD 0,725 0,899 0,751 0,927<br />

Pedagoog Gem. 1,83 1,88 1,96 2,00<br />

N 24 25 23 25<br />

SD 0,637 0,666 0,825 0,816<br />

Vakdeskundige Gem. 2,46 2,31 2,85 2,31<br />

N 13 13 13 13<br />

SD 0,776 0,947 1,068 0,751<br />

Groepsdynamicus Gem. 3,00 2,25 2,00 2,00<br />

N 4 4 4 4<br />

SD 0,816 0,957 0,816 1,155<br />

Totaal Gem. 2,06 2,07 2,11 2,13<br />

N 54 55 53 55<br />

SD 0,787 0,813 0,954 0,840<br />

39


4.2.2 Disposities<br />

Alle respondenten (n=62) hebben drie verschillende disposities gekozen die het<br />

beste bij hen als docent passen. In tabel 12 is een rangordening weergegeven van<br />

alle gekozen disposities (van veel naar weinig gekozen).<br />

Tabel 12: Rangordening van disposities.<br />

40<br />

Ranking Dispositie Frequentie<br />

1 Toegankelijk 28<br />

2 Toegewijd 27<br />

3 Positief 18<br />

4 Innovatief 15<br />

5 Integer 14<br />

6 Relationeel 12<br />

7 Grenzen stellend 11<br />

8 Leergierig 9<br />

8 Begeleidend 9<br />

9 Verantwoordelijk 7<br />

9 Vertrouwelijk 7<br />

10 Onderzoekend 6<br />

10 Opvoedkundig 6<br />

10 Collegiaal 6<br />

11 Respectvol 5<br />

12 Zorgzaam 4<br />

13 Communicatief 2<br />

Alle 17 disposities worden minstens door 2 respondenten gekozen. Met andere<br />

woorden: er is een grote spreiding van keuzes. De toegankelijke (‘open’) en toegewijde<br />

(‘enthousiast’) dispositie worden aanzienlijk meer gekozen dan de andere<br />

disposities. De positieve dispositie behaalt een 3 e plek.<br />

Mannelijk docenten kiezen opvallend vaker dan vrouwelijke docenten de toegewijde<br />

en begeleidende dispositie op de vraag ‘welke dispositie past het beste bij u als docent?’<br />

Vrouwelijke docenten kiezen opvallend vaker dan mannelijke docenten de<br />

verantwoordelijk en grenzen stellende dispositie (zie tabel 13).


Tabel 13: Disposities gekozen door mannen vs vrouwen.<br />

Dispositie Man<br />

(n=31)<br />

Vrouw<br />

(n=29)<br />

Toegankelijk 13 (41,9%) 14 (48,3%)<br />

Toegewijd 18 (58,1%) 8 (27,6%)<br />

Positief 9 (29,0%) 8 (27,6%)<br />

Innovatief 8 (25,8%) 7 (24,1%)<br />

Integer 7 (22,6%) 7 (24,1%)<br />

Relationeel 7 (22,6%) 5 (17,2%)<br />

Grenzen stellend 3 (9,6%) 8 (27,6%)<br />

Leergierig 5 (16,1%) 3 (10,3%)<br />

Begeleidend 7 (22,6%) 2 (6,9%)<br />

Verantwoordelijk 0 (0%) 6 (20,7%)<br />

Vertrouwelijk 2 (6,5%) 4 (13,8%)<br />

Onderzoekend 4 (12,9%) 2 (6,9%)<br />

Opvoedkundig 4 (12,9%) 2 (6,9%)<br />

Collegiaal 3 (9,7%) 3 (10,3%)<br />

Respectvol 2 (6,5%) 3 (10,3%)<br />

Zorgzaam 1 (3,2%) 3 (10,3%)<br />

Communicatief 0 (0%) 2 (6,9%)<br />

Opvallend is dat eerstegraads docenten relatief vaker kiezen voor de positieve, toegankelijke,<br />

integere en communicatieve dispositie, terwijl tweedegraads docenten<br />

relatief vaker kiezen voor de innovatieve, relationele en grenzen stellende dispositie<br />

(zie tabel 14).<br />

41


Tabel 14: Disposities gekozen door eerstegraders vs tweedegraders.<br />

42<br />

1e graads<br />

(n=19)<br />

2e graads<br />

(n=38)<br />

Toegankelijk 10 (52,6%) 16 (42,1%)<br />

Toegewijd 9 (47,4%) 16 (42,1%)<br />

Positief 7 (36,8%) 10 (26,3%)<br />

Innovatief 3 (15,8%) 12 (31,6%)<br />

Integer 6 (31,6%) 8 (21,1%)<br />

Relationeel 2 (10,5%) 8 (21,1%)<br />

Grenzen stellend 2 (10,5%) 9 (23,7%)<br />

Leergierig 3 (15,8%) 5 (13,2%)<br />

Begeleidend 3 (15,8%) 4 (10,5%)<br />

Verantwoordelijk 2 (10,5%) 5 (13,2%)<br />

Vertrouwelijk 1 (5,3%) 5 (13,2%)<br />

Onderzoekend 2 (10,5%) 3 (7,9%)<br />

Opvoedkundig 1 (5,3%) 3 (7,9%)<br />

Collegiaal 1 (5,3%) 5 (13,2%)<br />

Respectvol 2 (10,5%) 2 (5,3%)<br />

Zorgzaam 1 (5,3%) 3 (7,9%)<br />

Communicatief 2 (10,5%) 0 (0%)<br />

NB: Er is alleen gekeken naar het verschil tussen 1 e en 2 e graads docenten, omdat de be-<br />

voegdheid basisonderwijs en geen bevoegdheid slechts in 4 gevallen van toepassing was.<br />

Docenten die zichzelf voornamelijk zien als didacticus kiezen relatief vaker voor de<br />

positieve, begeleidende, respectvolle en vertrouwelijke dispositie dan docenten die<br />

zichzelf als pedagoog of vakdeskundige beschouwen. Deze groep kiest juist opvallend<br />

minder vaak de leergierige en toegankelijke dispositie. Docenten die zichzelf<br />

als pedagoog zien kiezen juist vaker voor de onderzoekende, zorgzame, relationele,<br />

opvoedkundige en collegiale dispositie dan de didactici en vakdeskundigen. Deze<br />

groep kiest juist opvallend minder vaak de toegewijde dispositie. Docenten die zichzelf<br />

als vakdeskundige zien kiezen relatief vaak voor de grenzen stellende dispositie<br />

en juist niet voor de begeleidende en collegiale dispositie (zie tabel 15).


Tabel 15: Gekozen disposities uitgesplitst in gekozen docentrol.<br />

Didacticus<br />

(n=13)<br />

Pedagoog<br />

(n=24)<br />

Vakdeskundige<br />

(n=13)<br />

Toegankelijk 5 12 7 1<br />

Groeps-<br />

dynamicus<br />

(n=4)<br />

38,5% 50,0% 53,8% 25,0%<br />

Toegewijd 8 3 9 4<br />

61,5% 12,5% 69,2% 100,0%<br />

Positief 5 4 3 2<br />

38,5% 16,7% 23,1% 50,0%<br />

Innovatief 3 5 4 1<br />

23,1% 20,8% 30,8% 25,0%<br />

Integer 3 7 4 0<br />

23,1% 29,2% 30,8% 0%<br />

Relationeel 1 8 1 1<br />

7,7% 33,3% 7,7% 25,0%<br />

Grenzen stellend 1 3 3 1<br />

7,7% 12,5% 23,1% 25,0%<br />

Leergierig 0 5 2 1<br />

0% 20,8% 15,4% 25,0%<br />

Begeleidend 4 4 0 0<br />

Verantwoorde-<br />

lijk<br />

30,8% 16,7% 0% 0%<br />

1 3 2 0<br />

7,7% 12,5% 15,4% 0%<br />

Vertrouwelijk 2 1 1 0<br />

15,4% 4,2% 7,7% 0%<br />

Onderzoekend 1 4 1 0<br />

7,7% 16,7% 7,7% 0%<br />

Opvoedkundig 1 5 0 0<br />

7,7% 20,8% 0% 0%<br />

Collegiaal 1 4 0 0<br />

43


44<br />

7,7% 16,7% 0% 0%<br />

Respectvol 3 1 1 0<br />

23,1% 4,2% 7,7% 0%<br />

Zorgzaam 0 3 0 0<br />

0% 12,5% 0% 0%<br />

Communicatief 0 0 1 1<br />

0% 0% 7,7% 25,0%<br />

NB: De groep docenten die zichzelf als groepsdynamicus ziet is buiten beschouwen gelaten<br />

vanwege het kleine aantal (n=4).<br />

4.2.3 Disposities en competenties<br />

In tabel 16 wordt de samenhang tussen de gekozen disposities en competenties<br />

weergegeven. De toegankelijke dispositie wordt door de respondenten het meest<br />

(24x) in verband gebracht met de interpersoonlijke competentie (omgang met leerlingen).<br />

Ook competent zijn in samenwerken met collega’s wordt vaak (19x) in<br />

verband gebracht met deze dispositie. Voor de toegewijde dispositie geldt dat deze<br />

het vaakste (22x) wordt geassocieerd met de vakinhoudelijke en –didactische competentie.<br />

4.2.4 Praktijkbeschrijvingen disposities<br />

Op basis van de praktijkbeschrijvingen van disposities door docenten is één samenvattende<br />

beschrijving per dispositie gemaakt. Deze samenvattende beschrijvingen<br />

kunnen beschouwd worden als operationaliseringen van de betreffende dispositie in<br />

de context van een docent in het voortgezet onderwijs. De disposities zijn samengevoegd<br />

tot drie categorieën op basis van overeenkomstigheid in de beschrijvingen<br />

(zie tabel 17).


Tabel 16: Kruistabel disposities en competenties.<br />

1:<br />

Int.<br />

2:<br />

Ped.<br />

3:<br />

In./did.<br />

4:<br />

Org.<br />

5:<br />

Coll.<br />

6:<br />

Omg.<br />

Toegankelijk 24 15 5 4 19 14 11<br />

Toegewijd 14 12 22 12 12 10 11<br />

Positief 14 13 9 4 4 3 3<br />

Innovatief 4 5 12 10 7 2 10<br />

Integer 9 7 4 5 5 2 4<br />

Relationeel 10 8 3 1 9 9 6<br />

Grenzen stellend 7 8 2 5 4 4 2<br />

Leergierig 3 2 9 3 6 2 7<br />

Begeleidend 7 5 4 5 2 4 6<br />

Verantwoordelijk 5 4 5 6 3 3 6<br />

Vertrouwelijk 5 6 0 1 0 3 2<br />

Onderzoekend 2 1 5 2 2 0 5<br />

Opvoedkundig 3 4 1 1 1 3 3<br />

Collegiaal 2 0 0 2 6 3 1<br />

Respectvol 3 2 1 1 4 4 2<br />

Zorgzaam 4 3 0 0 0 0 2<br />

Communicatief 1 0 0 0 0 1 2<br />

7:<br />

Refl.<br />

45


Tabel 17: Praktijkbeschrijvingen van disposities.<br />

46<br />

Categorie Dispositie Beschrijving<br />

Interpersoonlijk Begeleidend Ik bied de leerlingen hulp op maat bij hun<br />

leerproces. Ik bespreek problemen met de<br />

leerstof. Ik zorg dat leerlingen hun diplo-<br />

ma/competentie-eisen halen. Ik maak de<br />

leerlingen bewust van hun eigen leerproces.<br />

Positief Ik wil het beste uit iedere leerling halen. Ik<br />

heb vertrouwen in iedere leerling en maak<br />

aan iedere leerling dit vertrouwen kenbaar.<br />

Ik geef complimenten en persoonlijke, posi-<br />

tieve feedback aan leerlingen. Ik daag leer-<br />

lingen uit door net-haalbare doelen te stellen,<br />

zodat ze succeservaringen kunnen opdoen. Ik<br />

richt mij op de sterke punten van leerlingen.<br />

Ik stuur de ontwikkeling van leerlingen door<br />

het maken van positieve afspraken. Ik houd<br />

rekening met verschillen tussen leerlingen.<br />

Opvoedkundig Ik stimuleer leerlingen bij het vormen van<br />

een eigen persoonlijkheid. Ik creëer een<br />

veilig gevoel bij leerlingen en ben een luiste-<br />

rend oor voor hen.<br />

Communicatief [te weinig respons]<br />

Toegankelijk Ik ben een luisterend oor en ben bereikbaar<br />

voor leerlingen, ouders en collega’s. Ik ga in<br />

gesprek met leerlingen en collega’s over<br />

problemen en leuke dingen. Ik stel mij<br />

open/kwetsbaar op. Ik vraag actief om feed-<br />

back op mijn onderwijs aan leerlingen en<br />

collega’s. Ik creëer een ontspannen/open<br />

sfeer in de klas.<br />

Vertrouwelijk Leerlingen kunnen bij mij hun verhaal kwijt.<br />

Ik sta open voor hun persoonlijke problemen.<br />

Ik stel mijzelf open en kwetsbaar op.


Vakinhoudelijk<br />

en didactisch<br />

Collegiaal Ik ben bereikbaar voor mijn collega’s. Ik<br />

neem werkzaamheden van collega’s over en<br />

praat met ze over het werk. Ik help collega’s<br />

met nieuwe media/ict.<br />

Relationeel Ik sta open staan voor communicatie. Ik ben<br />

constructief in mijn feedback. Ik heb een<br />

goede band met leerlingen. Ik neem deel aan<br />

buitenschoolse activiteiten met leerlingen. Ik<br />

geef leerlingen de ruimte om zichzelf te zijn.<br />

Ik heb een korte lijn met ouders.<br />

Zorgzaam Ik toon empathie aan leerlingen en heb be-<br />

grip voor de situatie van leerlingen. Ik neem<br />

de problemen van leerlingen serieus. Ik<br />

veroordeel het gedrag en niet de persoon. Ik<br />

houd rekening met thuissituatie van leer-<br />

lingen.<br />

Toegewijd Ik straal enthousiasme uit en heb een zicht-<br />

bare toewijding voor mijn vak. Ik ben graag<br />

bezig met mijn vak. Ik neem extra taken op<br />

mij (bijv. buitenschoolse activiteiten bege-<br />

leiden) en toon een grote inzet voor mijn<br />

werk. Ik voeg eigen interesses toe aan mijn<br />

lessen, maar sluit ook aan bij belevingswe-<br />

reld leerlingen.<br />

Onderzoekend Ik heb een onderzoekende houding. Ik stel<br />

mezelf doelen en evalueer de resultaten van<br />

leerlingen en de werkvormen/didactische<br />

methoden die ik gebruik om mijn eigen<br />

onderwijspraktijk te verbeteren. Ik voer zelf<br />

een (onderwijskundig/vakdidactisch) onder-<br />

zoek uit en/of participeer in een onderzoeks-<br />

project.<br />

47


48<br />

Innovatief Ik probeer voortdurend mijn onderwijs te<br />

verbeteren. Ik test graag nieuwe methodes<br />

uit. Ik maak gebruik van nieuwe media in<br />

mijn lessen. Ik experimenteer met nieuwe<br />

(werk)vormen en pas nieuwe kennis toe in<br />

mijn onderwijspraktijk. Ik neem deel aan<br />

onderwijsexperimenten (onderzoekspilots).<br />

Leergierig Ik lees vakpublicaties en wetenschappelijke<br />

literatuur en volg de actualiteit. Ik stel mezelf<br />

op de hoogte van de nieuwste ontwikkelin-<br />

gen/inzichten mbt het onderwijs en blijf<br />

mezelf informeren over mijn eigen vakge-<br />

bied. Ik voer gesprekken met collega’s over<br />

nieuw verworven kennis, vorm een eigen<br />

mening en pas nieuwe kennis toe in eigen<br />

onderwijspraktijk.<br />

Ethisch/moreel Grenzen stellend Ik hanteer duidelijke regels/afspraken over<br />

wat wel en niet kan in de klas. Ik spreek<br />

leerlingen aan op ongewenst gedrag. Mijn<br />

leerlingen weten wat ze aan me hebben. Ik<br />

handhaaf de orde en bied leerlingen structuur<br />

en duidelijkheid.<br />

Integer Ik maak duidelijke afspraken over regels met<br />

leerlingen en houd mij zelf ook aan deze<br />

afspraken. Ik ben eerlijk en consistent in het<br />

hanteren van regels. Ik behandel iedere<br />

leerling gelijkwaardig. Ik luister bij een<br />

conflict tussen leerlingen naar beide kanten<br />

van het verhaal. Ik beoordeel leerlingenwerk<br />

zo neutraal (onbevooroordeeld) mogelijk.<br />

Respectvol Ik laat de leerlingen en collega’s in hun<br />

waarde.<br />

Verantwoordelijk Ik voel mij verantwoordelijk voor de leerop-<br />

brengsten van mijn leerlingen en laat zien dat<br />

ik doe wat nodig is voor leerlingen. Ik evalu-<br />

eer mijn eigen handelen als docent.


5 Conclusies en discussie<br />

5.1 Wat is goed onderwijs?<br />

Voorafgaand aan de beantwoording van de onderzoeksvragen dient een belangrijke<br />

kanttekening geplaatst te worden. Er is één vraag die steeds een beetje in het achterhoofd<br />

is blijven hangen gedurende dit onderzoek, maar die desondanks onbeantwoord<br />

is gebleven: wat maakt nu een goede docent en goed onderwijs? Het antwoord<br />

hierop is afhankelijk van de onderwijskundige visie en onderwijsdoelen, die<br />

worden nagestreefd. Het is daarom ook niet zinvol om te zoeken naar één enkel,<br />

eenduidig antwoord op deze vraag. We moeten deze vraag altijd plaatsen in de context<br />

van de visie en doelen met betrekking tot het onderwijs. Spreken in termen van<br />

disposities van docenten helpt het antwoord op deze vraag concreet en aanwijsbaar<br />

te maken.<br />

5.2 Interpersoonlijke disposities<br />

Met dit onderzoek hebben we naar een antwoord gezocht op de vraag welke overtuigingen<br />

en disposities het meest van belang zijn voor goede docenten volgens de<br />

docenten van OMO zelf. De belangrijkste conclusie, die op basis van de resultaten<br />

van de groepsgesprekken kan worden getrokken, is dat persoonsgebonden kenmerken,<br />

die te maken hebben met de relatie tussen docent en leerlingen (interpersoonlijke<br />

kenmerken), van het grootste belang worden geacht voor goede docenten. In<br />

termen van disposities dient een goede docent over het algemeen respectvol, integer<br />

en positief (waarderend) gedrag ten aanzien van zijn leerlingen te vertonen. Met<br />

andere woorden, dat docenten ook ‘als persoon’ hun beroep goed moeten kunnen<br />

uitoefenen wordt door de betrokken docenten zelf bevestigd. Uit de resultaten van<br />

de vragenlijst onder docenten van OMO blijkt dat de toegankelijke en toegewijde<br />

disposities (open/bereikbaar en enthousiast) het meest worden gekozen als disposities<br />

die goed bij henzelf als docent passen. De beschrijvingen van de toegankelijke<br />

dispositie, die door de docenten zelf is geformuleerd, geeft aan dat het ook hier<br />

voornamelijk gaat om interpersoonlijk gedrag: ‘Ik ben een luisterend oor en ben<br />

bereikbaar voor leerlingen, ouders en collega’s. Ik ga in gesprek met leerlingen en<br />

collega’s over problemen en leuke dingen. Ik stel mij open/kwetsbaar op. Ik vraag<br />

actief om feedback op mijn onderwijs aan leerlingen en collega’s. Ik creëer een<br />

49


ontspannen/open sfeer in de klas.’ Maar ook in de beschrijving van de toegewijde<br />

dispositie zitten interpersoonlijke elementen: ‘Ik straal enthousiasme uit en heb een<br />

zichtbare toewijding voor mijn vak.’ Overigens worden ook disposities, die minder<br />

direct betrekking hebben op de relatie met leerlingen, zoals de leergierige dispositie,<br />

als van belang voor goede docenten getypeerd. Ook kenmerken die betrekking hebben<br />

op de vakinhoudelijke en pedagogisch-didactische kennis van een docent werden<br />

in de gesprekken genoemd als eigenschappen van een goede docent. Dit geeft<br />

aan dat het beroep door docenten zelf als zeer breed en veelzijdig wordt opgevat.<br />

Echter, de aangeboden disposities zijn gebaseerd op onderzoek naar de kenmerken<br />

van een goede docent, waardoor het op voorhand ook te verwachten was dat docenten<br />

het eens zouden zijn met deze disposities. Juist de aanvullingen op en rangordeningen<br />

van de disposities zijn daarom waardevolle bevindingen.<br />

5.3 Leerlinggerichte overtuigingen<br />

Wat betreft de overtuigingen wordt een meer leerling- en vraaggerichte kijk op onderwijs<br />

in de groepsgesprekken vaker geassocieerd met een goede docent dan een<br />

meer docent- en aanbodgerichte opvatting. Het is vermeldenswaardig dat enkele<br />

docenten voor opvattingen over het doel en de inhoud van onderwijs een onderscheid<br />

maken in onderwijsniveau: VMBO-docenten zouden ideaal gezien een meer<br />

leerling- en vraaggerichte opvatting moeten hebben, terwijl VWO-docenten beter af<br />

zouden zijn met een meer docent- en aanbodgerichte opvatting. De opvattingen die<br />

de respondenten van de vragenlijst hebben over onderwijs zijn over het algemeen<br />

ook meer leerling- en vraaggericht dan docent- of aanbodgericht. Daarbij geldt dat<br />

docenten die zichzelf zien als didacticus of pedagoog leerling-/vraaggerichter zijn<br />

dan docenten die zichzelf meer zien als vakdeskundige of groepsdynamicus.<br />

5.4 Relaties met competenties<br />

In dit onderzoek is tevens getracht te achterhalen hoe disposities en overtuigingen<br />

zich verhouden tot de SBL-competenties en tot elkaar. Het idee dat er een nauwe<br />

samenhang bestaat tussen competenties en disposities werd bevestigd, al was het<br />

moeilijk voor de docenten om deze samenhang concreet te duiden. Door de docenten<br />

en schoolleiders die deelnamen aan de groepsgesprekken wordt verondersteld<br />

dat disposities voorwaardelijk zijn voor het kunnen ontwikkelen van competenties.<br />

Andersom zijn zij van mening dat de ontwikkeling van competenties het gedrag van<br />

50


een docent en, indien dit gedrag structureel wordt, ook de gedragstendenties beïnvloedt.<br />

De concrete verbanden die worden gelegd tussen disposities en competenties<br />

door de respondenten van de vragenlijst zijn heel begrijpelijk. Zo wordt de toegankelijke<br />

dispositie het meest in verband gebracht met de interpersoonlijke competentie<br />

(omgang met leerlingen). Met andere woorden, deze competentie hebben de<br />

docenten volgens henzelf nodig om de toegankelijke dispositie te kunnen uiten.<br />

Daarnaast wordt competent zijn in samenwerken met collega’s vaak in verband<br />

gebracht met de toegankelijke dispositie. Voor de toegewijde dispositie geldt dat<br />

deze het meest wordt geassocieerd met de vakinhoudelijke en –didactische competentie.<br />

Hier is de relatie wellicht omgekeerd: toewijding aan en passie voor het specifieke<br />

vak dat onderwezen wordt is nodig om vakinhoudelijk en vakdidactisch<br />

competent te worden.<br />

5.5 Disposities in de praktijk<br />

Er is ook onderzocht op welke manier disposities van docenten tot uiting komen in<br />

de praktijk. Hiertoe is aan de respondenten van de vragenlijst gevraagd om van de<br />

drie gekozen disposities, die het beste bij hen als docent passen, een zogenaamde<br />

‘good practice’ te beschrijven. De praktijkbeschrijvingen die werden gegeven zijn<br />

echter weinig specifiek en vrij algemeen van aard en kunnen daarom niet als feitelijke<br />

‘good-practices’ gebruikt worden. De beschrijvingen zijn daarom gebruikt om de<br />

disposities nader te definiëren. De docenten waren het doorgaans eens over de betekenis<br />

van de afzonderlijke disposities, want veel beschrijvingen vertoonden een<br />

hoge mate van overeenkomstigheid. Het valt op dat vrijwel alle beschrijvingen<br />

betrekking hebben op de relatie met leerlingen en de onderwijsleersituatie in de klas.<br />

Tevens bleek uit de beschrijvingen dat de verschillende disposities inhoudelijk veel<br />

overlap hebben en enkele disposities niet goed van elkaar te onderscheiden zijn,<br />

zoals de onderzoekende en innovatieve dispositie en de toegankelijke en vertrouwelijke<br />

dispositie. Er kunnen drie categorieën van disposities onderscheiden worden: 1)<br />

interpersoonlijk, 2) vakinhoudelijk en didactisch en 3) ethisch/moreel. Deze categorieën<br />

zijn vergelijkbaar, maar niet verwisselbaar, met de heuristiek die de onderzoekers<br />

Stooksberry, Schussler en Bercaw (2009) voorstellen. Zij delen disposities van<br />

docenten in drie domeinen in, respectievelijk: 1) cultureel (‘cultural’), 2) intellectueel<br />

(‘intellectual’) en 3) moreel (‘moral’). De interpersoonlijke disposities (vgl. het<br />

culturele domein) hebben allen betrekking op de relaties die een docent opbouwt<br />

met zijn leerlingen, ouders en collega’s. De vakinhoudelijke en didactische disposities<br />

(vgl. het intellectuele domein) zijn alle gericht op de wil om inhoudelijke en<br />

51


didactische expertise te ontwikkelen. De ethische/morele disposities (vgl. het morele<br />

domein) betreffen aspecten van het beroep die te maken hebben met normen en<br />

waarden.<br />

5.6 Beperkingen van het onderzoek<br />

De discussieopdrachten in de groepsgesprekken waren complex, wat tijdens de gesprekken<br />

ook meerdere malen door de docenten werd beaamd. Ondanks (of dankzij?)<br />

deze moeilijke opdrachten heeft dit onderzoek goede resultaten opgeleverd. Het<br />

blijkt dat docenten goed in staat zijn op een meta-niveau over hun eigen professie<br />

genuanceerd na te denken. Aan het eind van de gesprekken werd vaak aangegeven<br />

dat het waardevol zou zijn als binnen de eigen werkomgeving ook gelegenheid is<br />

voor dit soort gesprekken. Het onderzoek heeft zich nu beperkt tot in totaal ongeveer<br />

70 docenten en 4 schoolleiders van scholen voor voortgezet onderwijs met hetzelfde<br />

bestuur. Door deze relatief kleine aantallen zijn we genoodzaakt de bevindingen<br />

enigszins te relativeren. Voor de generaliseerbaarheid van de resultaten is opschaling<br />

noodzakelijk. Er zouden niet alleen meer docenten en schoolleiders betrokken kunnen<br />

worden, maar ook docenten en schoolleiders van andere onderwijssectoren,<br />

zoals het primair en hoger onderwijs, en van andere schoolbesturen.<br />

5.7 Slotbeschouwing<br />

Competenties dienen te worden gerelativeerd: een goede docent heeft meer nodig<br />

dan een set technisch-instrumentele competenties. Overtuigingen en disposities<br />

hebben, net als competenties, invloed op het onderwijs dat docenten aanbieden. In<br />

de lerarenopleiding en bij functioneringsgesprekken is nu vaak maar weinig (of<br />

geen) aandacht voor overtuigingen en disposities van (aanstaande) docenten, terwijl<br />

deze toch worden gezien als van groot belang voor goed onderwijs. Zelfbewustwording<br />

van de eigen overtuigingen en disposities kan een docent helpen om kritisch te<br />

kijken naar de invloed hiervan op zijn onderwijs en om gefundeerde beslissingen te<br />

nemen over wat werkt in bepaalde situaties.<br />

52


6 Implicaties voor de praktijk<br />

6.1 Professionalisering van docenten<br />

Inzicht in de overtuigingen en disposities van docenten zou, als aanvulling op competenties,<br />

volgens ons zinvol zijn om het functioneren van docenten (in opleiding)<br />

beter te kunnen begeleiden en beoordelen. Aan overtuigingen en disposities wordt<br />

nu nog vrijwel geen specifieke aandacht geschonken. Vanwege hun belang voor<br />

goed onderwijs verdienen ze echter een structurele positie in de opleiding van docenten<br />

en bij sollicitatie- en functioneringsgesprekken op scholen. Rest de vraag op<br />

welke manier de ontwikkeling van overtuigingen en disposities van docenten systematisch<br />

kan worden begeleid en geëvalueerd.<br />

Om deze vraag te beantwoorden hebben we, gebaseerd op de bevindingen in dit<br />

onderzoek en gesprekken met schoolleiders van OMO-scholen, een conceptkijkkader<br />

ontworpen waarmee docenten (in opleiding) inzicht kunnen verschaffen in<br />

hun eigen overtuigingen en disposities (zie bijlage 4).<br />

6.2 Het kijkkader<br />

Het kijkkader, een zelfevaluatietool, heeft als hoofddoel om docenten, schoolleiders<br />

en lerarenopleiders op een andere manier naar het beroep van docent voortgezet<br />

onderwijs te laten kijken. Het kijkkader bevat drie onderdelen waarop de docent<br />

zichzelf kan beoordelen: overtuigingen, disposities en competenties. Daarna wordt<br />

de docent gevraagd zijn eigen ‘professionele identiteit’ te schetsen door zijn scores<br />

op de drie verschillende onderdelen te analyseren. Er is ook ruimte gereserveerd om<br />

verbeterpunten te formuleren. Het kijkkader heeft een ontwikkelingsgerichte benadering.<br />

We veronderstellen dat of disposities ook daadwerkelijk worden vertoond<br />

afhankelijk is van de vraag of de docent in gelegenheid wordt gesteld om dat te doen<br />

(door de school) en de motivatie en de competenties bezit om dat te doen. Het laatste<br />

blok met vragen verwijst naar dit uitgangspunt. We denken dat dit kijkkader goed<br />

gebruikt kan worden als startpunt voor functionerings-/ontwikkelingsgesprekken.<br />

OMO legt bij het professionaliseren en beoordelen van docenten vijf accenten, de<br />

zogenaamde ‘5 V’s’: vrolijk zijn, verrassend zijn, verrijkend zijn, vakmanschap<br />

53


hebben en verantwoordelijk zijn. Deze accenten vertonen overlap met disposities,<br />

maar ook met competenties. Het ‘vrolijk zijn’ heeft raakvlakken met zowel de positieve<br />

als toegewijde dispositie. ‘Verrassend en verrijkend zijn’ kunnen beide beschouwd<br />

worden als een aspect van de innovatieve dispositie. ‘Vakmanschap hebben’<br />

heeft een duidelijke relatie met de vakinhoudelijke en –didactische competentie,<br />

maar ook met de toegewijde dispositie. Tot slot kan ‘verantwoordelijk zijn’<br />

direct worden gekoppeld aan de verantwoordelijke dispositie. In het kijkkader zijn<br />

de disposities en competenties, die een duidelijke relatie hebben met één van de 5<br />

V’s van OMO, met een sterretje (*) gemarkeerd. Natuurlijk kunnen indien gewenst<br />

ook andere accenten worden gelegd.<br />

54


Literatuur<br />

Akkerman, S. F. , Meijer, P. C. (2010). A dialogical approach to conceptualizing<br />

teacher identity. Teaching and Teacher Education. doi:10. 1016/j. tate. 2010.<br />

08. 013.<br />

Bateson, G. (1979). Mind and Nature. Toronto: Bantam.<br />

Beijaard, D. (2009). Leraar worden en leraar blijven. Intreerede. Eindhoven:<br />

TU/e.<br />

Beijaard, D. , Meijer, P. C. , & Verloop, N. (2004). Reconsidering research on<br />

teachers’ professional identity. Teaching and Teacher Education. 20, 107-128.<br />

Burke, P. J. & Stets, J. E. (2009). Identity theory. Oxford, NY: Oxford University<br />

Press.<br />

Diez, E. (2007). Looking back and moving forward: Three tensions in the teacher<br />

dispositions discourse. Journal of Teacher Education. 58, 388-396.<br />

Goleman, D. (1995). Emotional intelligence. New York: Bantam Books.<br />

Hamachek, D. (1999). Effective teachers: What they know, how they do it, and the<br />

importance of self-knowledge. In: R. L. Lipka & T. M. Brinthaupt (Eds. ), The<br />

role of self in teacher development. Albany, NY: State University of New York<br />

Press.<br />

Hargreaves, A. (2000). Mixed emotions: teacher's perception of their interaction<br />

with students. Teaching and Teacher Education. 16, 811-826.<br />

Johnson, L. E. , & Reiman, A. J. (2007). Beginning teacher disposition: Examining<br />

the moral/ethical domain. Teaching and Teacher Education. 23, 676-687.<br />

Katz, L. (1993). Dispositions as educational goals. ERIC Digest. ERIC Document<br />

Reproduction Service.<br />

Katz, L. G. & Raths, J. D. (1985). Dispositions as goals for teaching education.<br />

Teaching and Teacher Education. 1, 301-307.<br />

Korthagen, F. , & Lagerwerf B. (2008). Leren van binnenuit. Onderwijsontwikkeling<br />

in een nieuwe tijd. Soest: Uitgeverij Nelissen.<br />

Korthagen, F. A. J. (2004). In search of the essence of a good teacher: towards a<br />

more holistic approach in teacher education. Teaching and Teacher Education.<br />

20, 77-97.<br />

Mansfield University. (2008). Teacher Education Dispositions. Verkregen van:<br />

http://mansfield.edu/edspeced/media/files/TeacherEducationDispositionsfinal208.pdf.<br />

55


Meijer, P. C. , Korthagen, F. A. J. & Vasalos, A. . (2009). Supporting presence in<br />

teacher education: The connection between the personal and professional aspects<br />

of teaching. Teaching and Teacher Education. 25, 297-308.<br />

New Mexico State University (2007). Teacher Candidate Dispositions. Verkregen<br />

van: http://education.nmsu.edu/otcp/documents/disposition_form_faculty.pdf.<br />

Palmer, P. J. (1998). The courage to teach. San Fransisco: Jossey-Bass.<br />

Raths, J. (2001). Teachers’ beliefs and teaching beliefs. Early Childhood Research<br />

and Practice. 3.<br />

Richhart, R. (2001). From IQ to IC: A dispositional view of intelligence. Roeper<br />

Review. 23, 143-150.<br />

Rosenthal, R. & Jacobson, L. (1992). Pygmalion in the classroom. New York:<br />

Irvington.<br />

SBL. (2006). Bekwaamheidseisen VO en BVE. Verkregen van:<br />

http://www.onderwijscooperatie.nl/onderwijscooperatiebekwaamheid.html?onco&artikelen&<br />

45.<br />

Sennett, R. (2007). De cultuur van het nieuwe kapitalisme. Amsterdam: Meulenhof.<br />

Sockett, H. (2006). Character, Rules, and Relations. In: Sockett, H. (Ed. ).<br />

Teacher Dispositions. Building a teacher education framework of moral standards.<br />

New York: AACTE Publications.<br />

Stooksberry, L. M. , Schussler, D. L. & Bercaw, L. A. (2009). Conceptualizing<br />

dispositions: intellectual, cultural, and moral domains of teaching. Teachers and<br />

Teaching. 15, 719-736.<br />

TDA. (2007). Professional Standards for Teachers. Why sit still in your career?<br />

London: Training and Development Agency for Schools. Verkregen van:<br />

http://www.tda.gov.uk/teacher/developing-career/professional-standardsguidance/~/media/resources/teacher/professional-standards/standards_a4.pdf.<br />

Thornton, H. (2006). Dispositions in action: do dispositions make a difference in<br />

practice? Teacher Education Quarterly. 33, 53-68.<br />

Van de Berg, D en Vandenberge, R. (red. , 2009). Onderwijsinnovatie: geen verzegelde<br />

lippen meer. Antwerpen/Apeldoorn: Garant.<br />

Vries, Y. de (2004). Onderwijsconcepten en professionele ontwikkeling van leraren<br />

vanuit praktijktheoretisch perspectief. Proefschrift. Wageningen: Wageningen<br />

Universiteit.<br />

56


Bijlage 1 Gespreksprotocol<br />

Onderzoeksvragen:<br />

1. Welke overtuigingen en disposities zijn (het meest) van belang bij onderwijzen?<br />

2. Hoe verhouden deze overtuigingen en disposities zich tot SBL-competenties en<br />

tot elkaar?<br />

Duur: ca 120 minuten<br />

Benodigd materiaal: voice-recorder, fotocamera, videocamera, stiften/pennen, postits,<br />

kaartjes met competenties, kaartjes met overtuigingen, kaartjes met disposities,<br />

koffie&thee (catering).<br />

Opzet<br />

0-20 min: welkom/koffie&thee<br />

toelichting onderzoek (evt presentatie kick-off laten zien) kennismaking<br />

(voorstelrondje): naam, geslacht, leeftijd, ervaring, school,<br />

vakgebied noteren<br />

20-60 min: A: aanvullen en kiezen van overtuigingen en disposities<br />

a) wat kenmerkt volgens u een goede docent? (individuele brainstorm)<br />

b) welke overtuigingen en disposities zijn volgens jullie van belang<br />

bij het onderwijzen en waarom? (kaartjes kiezen)<br />

c) welke overtuigingen en disposities ontbreken nog? (kaartjes<br />

maken)<br />

30 min: discussie/overleg in groep<br />

10 min: nabespreken/argumenteren<br />

60-80 min: B: ranken van overtuigingen en disposities<br />

a) welke disposities zijn volgens jullie het meest van belang en<br />

waarom? (kaartjes in volgorde van belangrijkheid leggen:<br />

mindmap/card-sorting)<br />

b) waar positioneer je een goede docent op de vier typen van<br />

overtuigingen (doel, inhoud, rol docent, rol leerling)?<br />

10 min: discussie/overleg in groep<br />

10 min: nabespreken/argumenteren<br />

57


80-110 min: C: verbinden van overtuigingen en disposities<br />

a) hoe verhouden overtuigingen en disposities zich tot de SBLcompetenties<br />

en tot elkaar (mindmap maken met kaartjes)?<br />

20 min: discussie/overleg in groep<br />

10 min: nabespreken/argumenteren<br />

110-120 min: evaluatie/afsluiting:<br />

Wat is voor u de belangrijkste competentie, dispositie of overtuiging<br />

die een goede docent moet hebben? Waarom?<br />

vervolg: verslaglegging gesprek<br />

58


Bijlage 2 Kaartjes groepsgesprek<br />

Disposities<br />

Een goede docent heeft…<br />

een onderzoekende dispositie<br />

Hij onderzoekt of zijn<br />

onderwijsaanpak effectief<br />

is.<br />

een positieve dispositie<br />

Hij heeft hoge verwachtingen<br />

van de leerprestaties<br />

van zijn leerlingen.<br />

een integere dispositie<br />

Hij is eerlijk en consistent,<br />

bij het toepassen van<br />

regels en het beoordelen<br />

van leerlingen.<br />

een leergierige dispositie<br />

Hij is actief in het verwerven<br />

van nieuwe kennis<br />

over onderwijs.<br />

een toegankelijke dispositie<br />

Hij is toegankelijk voor<br />

leerlingen en collega’s en<br />

staat open voor feedback.<br />

een verantwoordelijke<br />

dispositie<br />

Hij legt verantwoording<br />

af over zijn onderwijsaanpak.<br />

een innovatieve dispositie<br />

Hij probeert nieuwe dingen<br />

uit in zijn klas.<br />

een toegewijde dispositie<br />

Hij toont enthousiasme<br />

voor zijn vak.<br />

een zorgzame dispositie<br />

Hij heeft belangstelling<br />

voor de emoties van zijn<br />

leerlingen.<br />

59


een begeleidende dispositie<br />

Hij geeft richting aan het<br />

leerproces van zijn leerlingen.<br />

Overtuigingen<br />

Een goede docent vindt dat…<br />

het doel van onderwijs<br />

persoonsvorming, persoonlijke<br />

ontwikkeling<br />

van leerlingen en produceren<br />

van persoonlijke<br />

kennis is.<br />

de leerlingen de rol hebben<br />

om actief keuzes te<br />

maken uit het vormingsaanbod<br />

en zin te geven<br />

aan de daarin besloten<br />

kennis voor de eigen<br />

persoonlijkheid.<br />

60<br />

een communicatieve<br />

dispositie<br />

Hij communiceert (in 2<br />

richtingen) effectief met<br />

leerlingen, collega’s en<br />

ouders.<br />

de inhoud van onderwijs<br />

een breed en veelzijdig<br />

vormingsaanbod, afhankelijk<br />

van behoefte van<br />

leerlingen, moet zijn.<br />

het doel van onderwijs<br />

verwerven van maatschappelijke<br />

kwalificaties<br />

en competenties en het<br />

reproduceren van bestaande<br />

kennis en vaardigheden<br />

is.<br />

Een respectvolle dispositie<br />

Hij gaat respectvol om<br />

met alle leerlingen, collega’s<br />

en ouders.<br />

de docent de rol heeft<br />

om het vormingsaanbod<br />

in de school te brengen,<br />

het leerproces van leerlingen<br />

te volgen en te<br />

begeleiden.<br />

de inhoud van onderwijs<br />

afgeleide, wetenschappelijke<br />

kennis (objectief<br />

en abstract) moet<br />

zijn.


de docent de rol heeft<br />

om kennis over te dragen,<br />

gerichte instructie te geven<br />

en doelen te bewaken.<br />

Competenties<br />

Een goede docent is…<br />

is interpersoonlijk competent<br />

Hij kan op een goede,<br />

professionele manier met<br />

leerlingen omgaan.<br />

is organisatorisch competent<br />

Hij kan zorgen voor een<br />

overzichtelijke, ordelijke<br />

en taakgerichte sfeer in<br />

zijn groep of klas.<br />

de leerlingen de rol hebben<br />

om te luisteren, passief<br />

informatie te verwerven<br />

en de externe zingeving<br />

te accepteren.<br />

is pedagogisch competent<br />

Hij kan de leerlingen in<br />

een veilige werkomgeving<br />

houvast en structuur bieden<br />

om zich sociaalemotioneel<br />

en moreel te<br />

kunnen ontwikkelen.<br />

is competent in het samenwerken<br />

met collega's<br />

Hij kan een professionele<br />

bijdrage leveren een goed<br />

pedagogisch en didactisch<br />

klimaat op de school, aan<br />

een goede onderlinge<br />

samenwerking en aan een<br />

goede schoolorganisatie.<br />

is vakinhoudelijk en<br />

didactisch competent<br />

Hij kan de leerlingen<br />

helpen zich de culturele<br />

bagage eigen te maken<br />

die iedereen nodig heeft<br />

in de hedendaagse samenleving.<br />

is competent in het samenwerken<br />

met de<br />

omgeving van de school<br />

Hij kan op een professionele<br />

manier communiceren<br />

met ouders en andere<br />

betrokkenen bij de vorming<br />

en opleiding van<br />

zijn leerlingen.<br />

61


is competent in reflectie<br />

en ontwikkeling<br />

Hij kan op een professionele<br />

manier over zijn<br />

bekwaamheid en beroepsopvattingen<br />

nadenken. Hij<br />

kan zijn <strong>professionaliteit</strong><br />

ontwikkelen en bij de tijd<br />

houden.<br />

62


Bijlage 3 Vragenlijst<br />

Inleiding onderzoeksproject<br />

Het strategische beleid van Ons Middelbaar Onderwijs richt zich op het versterken van de<br />

positie van de docent door naast het verbeteren van de arbeidsvoorwaarden ook te focussen op<br />

kwaliteitsverhoging en het stimuleren van verdere professionalisering van docenten (zoals<br />

vastgelegd ‘Koers 2016’ ). Koers 2016 beoogt onder meer moreel-ethische aspecten van het<br />

beroep van docent te beïnvloeden, bijvoorbeeld door de introductie van beroepswaarden (de 5<br />

V’s).<br />

In het onderwijs wordt steeds meer belang gehecht aan de persoon achter de docent, dat wil<br />

zeggen aan persoonsgebonden kenmerken naast en in samenhang met competenties. Juist die<br />

persoonsgebonden kenmerken zouden sturend moeten zijn voor de professionele ontwikke-<br />

ling. We spreken dan eigenlijk van professionele identiteitsontwikkeling: de wijze waarop<br />

iemand zichzelf ziet als docent en wat iemand vanuit zijn eigen overtuigingen belangrijk vindt<br />

voor de uitoefening van het beroep. Er is behoefte aan een ontwikkeling van ‘managen van<br />

processen’ naar ‘managen van de ontwikkeling van professionals’, zoals uit Koers 2016 blijkt.<br />

Er is echter nog weinig bekend over de persoonsgebonden kenmerken van docenten die een<br />

belangrijke meerwaarde hebben voor het functioneren van docenten. Dit onderzoeksproject<br />

tracht een antwoord te vinden op de volgende vragen:<br />

1) Hoe hangen competenties, disposities en overtuigingen van docenten samen?<br />

2) Op welke wijze kunnen ‘good practices’ worden geselecteerd en beschreven, waarin sprake<br />

is van voor het onderwijs relevante disposities en overtuigingen?<br />

Toelichting vragenlijst<br />

Deze vragenlijst bestaat uit vier delen. In deel 1 wordt naar een aantal achtergrondgegevens<br />

van u gevraagd. Deel 2 gaat over uw overtuigingen (of onderwijsopvattingen), die voor het<br />

onderwijzen van belang worden geacht. In deel 3 wordt u bevraagd over uw persoonlijke<br />

disposities en in deel 4 komen de competenties aan bod. De meeste vragen zijn snel te beant-<br />

woorden door het aankruisen van één van de keuzevakjes. Vraag 2 in deel 3 vraagt echter wat<br />

meer van uw tijd. Dit is dan ook belangrijk deel van deze vragenlijst. Desgewenst kunt u eerst<br />

de vraag doorlezen, het een paar dagen laten bezinken, en op een later tijdstip invullen. Alle<br />

gegevens zullen anoniem verwerkt worden en zullen naderhand niet terug te leiden zijn op<br />

individuele personen. U kunt de ingevulde vragenlijst digitaal retourneren aan:<br />

e.rohaan@tue.nl. Mocht u de vragenlijst liever uitprinten en met de hand invullen, dan kunt u<br />

de ingevulde vragenlijst opsturen naar: Technische Universiteit Eindhoven, Eindhoven School<br />

of Education, tav Ellen Rohaan, Postbus 513, 5600 MB Eindhoven.<br />

63


Deel 1: Achtergrondgegevens<br />

1 Wat is uw geslacht? man<br />

vrouw<br />

2 Wat is uw geboortejaar?<br />

3 Wat is uw hoogst genoten opleiding? basisonderwijs<br />

voortgezet onderwijs<br />

MBO<br />

HBO (B./Ing.)<br />

WO (M./Drs./Ir.)<br />

Gepromoveerd (Dr.)<br />

5 Welke onderwijsbevoegdheid heeft u?<br />

(meerdere antwoorden mogelijk)<br />

4 Hoeveel jaar bent u al werkzaam als<br />

docent?<br />

5 Aan welk onderwijsniveau geeft u momenteel<br />

het meeste les?<br />

6 In welk vakgebied geeft u momenteel het<br />

meeste les?<br />

64<br />

1 e graads<br />

2 e graads<br />

basisonderwijs<br />

geen<br />

anders, nl:<br />

ja(a)r(en)<br />

VMBO<br />

HAVO<br />

VWO/Gymnasium<br />

anders, nl:<br />

Nederlands<br />

Engels<br />

Duits<br />

Frans<br />

klassieke talen<br />

wiskunde<br />

economie<br />

aardrijkskunde<br />

geschiedenis<br />

natuurkunde<br />

scheikunde<br />

biologie<br />

techniek<br />

maatschappijleer<br />

lichamelijke opvoeding<br />

handvaardigheid


7 In welke mate bent u het eens met onderstaande<br />

stellingen?<br />

a. Mijn collega’s vinden mij een goede<br />

docent.<br />

b. Mijn leerlingen vinden mij een goede<br />

docent.<br />

tekenen<br />

muziek<br />

dans/drama<br />

levensbeschouwing/godsdienst<br />

verzorging<br />

anders, nl:<br />

helemaal<br />

niet<br />

in<br />

kleine<br />

mate<br />

8 Welke docentrol past het beste bij u? didacticus<br />

pedagoog<br />

vakdeskundige<br />

groepsdynamicus<br />

in<br />

grote<br />

mate<br />

volledig<br />

Deel 2: Overtuigingen<br />

Hieronder zijn steeds 2 overtuigingen (onderwijsopvattingen) geformuleerd betreffende<br />

vier aspecten van het onderwijs (1: rol van leerlingen, 2: inhoud van onderwijs,<br />

3: rol van docent en 4: doel van onderwijs). Kruis bij elk aspect het vakje dat<br />

overeenkomt met uw positie ten opzichte van de 2 overtuigingen.<br />

1 de leerlingen<br />

hebben de rol om<br />

actief keuzes te<br />

maken uit het<br />

onderwijsaanbod<br />

en zin te geven<br />

aan de daarin<br />

besloten kennis<br />

voor de eigen<br />

persoonlijkheid.<br />

de leerlingen<br />

hebben de rol om<br />

te luisteren, passief<br />

informatie te<br />

verwerven en de<br />

externe zingeving<br />

van onderwijs te<br />

accepteren.<br />

65


2 de inhoud<br />

van onderwijs<br />

moet bij voorkeur<br />

een breed en<br />

veelzijdig aanbod,<br />

afhankelijk<br />

van behoefte van<br />

leerlingen, zijn.<br />

3 de docent<br />

heeft de rol om<br />

het onderwijsaanbod<br />

in de<br />

school te brengen,<br />

het leerproces<br />

van leerlingen<br />

te volgen<br />

en te begeleiden.<br />

4 het doel van<br />

onderwijs is<br />

persoonsvorming,<br />

persoonlijke<br />

ontwikkeling van<br />

leerlingen en<br />

produceren van<br />

persoonlijke<br />

kennis.<br />

66<br />

de inhoud van<br />

onderwijs moet<br />

bij voorkeur afgeleide,wetenschappelijkekennis<br />

(objectief en<br />

abstract) zijn.<br />

de docent<br />

heeft de rol om<br />

kennis over te<br />

dragen, gerichte<br />

instructie te geven<br />

en doelen te bewaken.<br />

het doel van<br />

onderwijs is verwerven<br />

van maatschappelijkekwalificaties<br />

en competenties<br />

en het<br />

reproduceren van<br />

bestaande kennis<br />

en vaardigheden.<br />

Deel 3: Disposities<br />

Een dispositie kan omschreven worden als ‘de tendens in een verzameling van geobserveerde<br />

gedragingen’, kortweg ‘een gedragspatroon’. Als een docent een bepaalde<br />

dispositie heeft, betekent dit hij bepaald gedrag regelmatig vertoond.<br />

Kruis van onderstaande disposities 3 disposities aan die het beste bij u als docent<br />

passen.<br />

Dispositie Voorbeeld van gedrag<br />

1 onderzoekende dispositie onderzoeken of onderwijsaanpak effectief is<br />

leergierige dispositie actief verwerven van nieuwe kennis over<br />

onderwijs<br />

innovatieve dispositie nieuwe dingen uitproberen in de klas


positieve dispositie het beste uit iedere leerling halen<br />

toegankelijke dispositie toegankelijk zijn voor leerlingen en collega’s<br />

en openstaan voor feedback<br />

toegewijde dispositie enthousiasme tonen voor het vak<br />

integere dispositie eerlijk en consistent zijn bij het toepassen<br />

van regels en het beoordelen van leerlingen<br />

verantwoordelijke dispositie verantwoordelijkheid nemen voor onderwijsaanpak<br />

en leeropbrengsten bij leerlingen<br />

zorgzame dispositie empathie tonen voor de emoties van leerlingen<br />

begeleidende dispositie richting geven aan het leerproces van leerlingen<br />

communicatieve dispositie effectief communiceren (in 2 richtingen) met<br />

leerlingen, collega’s en ouders<br />

respectvolle dispositie respectvol omgaan met alle leerlingen, collega’s<br />

en ouders<br />

relationele dispositie een goede relatie met leerlingen, ouders en<br />

collega’s onderhouden<br />

opvoedkundige dispositie<br />

gericht zijn op persoonlijkheidsontwikkeling<br />

van leerlingen<br />

grenzen stellende dispositie duidelijke grenzen aangeven naar leerlingen<br />

toe waardoor een veilig speelveld ontstaat<br />

vertrouwelijke dispositie vertrouwenwekkend zijn richting leerlingen<br />

collegiale dispositie bereid zijn om collega’s te helpen<br />

Beschrijf hieronder bij elk van de gekozen disposities een situatie uit uw eigen onderwijspraktijk<br />

waarin u het bijpassende gedrag vertoonde. Mocht u zich geen concrete<br />

situatie kunnen herinneren, beschrijft u dan hoe de disposities tot uiting zouden<br />

kunnen komen in uw eigen onderwijspraktijk.<br />

2 Dispositie:<br />

Beschrijving praktijksituatie:<br />

Dispositie:<br />

Beschrijving praktijksituatie:<br />

Dispositie:<br />

Beschrijving praktijksituatie:<br />

67


Deel 4: Competenties<br />

1 Een goede leraar is interpersoonlijk competent. Hij kan op een goede, professionele<br />

manier met leerlingen omgaan.<br />

2 Een goede leraar is pedagogisch competent. Hij kan de leerlingen in een veilige<br />

werkomgeving houvast en structuur bieden om zich sociaal-emotioneel en moreel te<br />

kunnen ontwikkelen.<br />

3 Een goede leraar is vakinhoudelijk en didactisch competent. Hij kan de leerlingen<br />

helpen zich de culturele bagage eigen te maken die iedereen nodig heeft in de hedendaagse<br />

samenleving.<br />

4 Een goede leraar is organisatorisch competent. Hij kan zorgen voor een overzichtelijke,<br />

ordelijke en taakgerichte sfeer in zijn groep of klas.<br />

5 Een goede leraar is competent in het samenwerken met collega's. Hij kan een professionele<br />

bijdrage leveren een goed pedagogisch en didactisch klimaat op de<br />

school, aan een goede onderlinge samenwerking en aan een goede schoolorganisatie.<br />

6 Een goede leraar is competent in het samenwerken met de omgeving van de<br />

school. Hij kan op een professionele manier communiceren met ouders en andere<br />

betrokkenen bij de vorming en opleiding van zijn leerlingen.<br />

7 Een goede leraar is competent in reflectie en ontwikkeling. Hij kan op een professionele<br />

manier over zijn bekwaamheid en beroepsopvattingen nadenken. Hij kan<br />

zijn <strong>professionaliteit</strong> ontwikkelen en bij de tijd houden.<br />

Kruis bij de 3 door u gekozen disposities en situatiebeschrijvingen (zie deel 3) aan<br />

welke SBL-competentie(s) u daarbij nodig heeft gehad. Licht uw keuze toe in de<br />

rechterkolom.<br />

Dispositie Competenties Toelichting<br />

68<br />

interpersoonlijk<br />

pedagogisch


vakinhoudelijk & didactisch<br />

organisatorisch<br />

samenwerken met collega’s<br />

samenwerken met omgeving<br />

reflectie en ontwikkeling<br />

interpersoonlijk<br />

pedagogisch<br />

vakinhoudelijk & didactisch<br />

organisatorisch<br />

samenwerken met collega’s<br />

samenwerken met omgeving<br />

reflectie en ontwikkeling<br />

interpersoonlijk<br />

pedagogisch<br />

vakinhoudelijk & didactisch<br />

organisatorisch<br />

samenwerken met collega’s<br />

samenwerken met omgeving<br />

reflectie en ontwikkeling<br />

Mocht u nog vragen en/of opmerkingen hebben, dan kunt u de ruimte hieronder<br />

daarvoor benutten.<br />

69


Bijlage 4 ZelfEvaluatieTool<br />

ZelfEvaluatieTool voor docenten VO<br />

Overtuigingen, Disposities en Competenties<br />

persoonlijkheid<br />

professionele identiteit van de docent<br />

overtuigingen<br />

disposities<br />

competenties<br />

professionele<br />

omgeving<br />

Toelichting<br />

Deze ZelfEvaluatieTool voor docenten in het VO bevat drie onderdelen waarop u uzelf kunt<br />

beoordelen: overtuigingen, disposities en competenties. Deze drie componenten vormen de<br />

‘professionele identiteit’ van een docent en worden beïnvloed door enerzijds persoonlijkheidskenmerken<br />

en anderzijds de professionele omgeving (zie figuur hierboven). Na de drie<br />

scoreformulieren kunt u uw eigen professionele identiteit schetsen door uw scores op de drie<br />

verschillende onderdelen te analyseren. Er is ook ruimte gereserveerd om verbeterpunten te<br />

formuleren. Deze tool heeft een ontwikkelingsgerichte benadering. We veronderstellen dat<br />

disposities alleen kunnen worden vertoond als u in gelegenheid wordt gesteld om dat te doen<br />

(door de school) en u de motivatie en de competenties bezit om dat te doen. Het laatste blok<br />

met vragen verwijst naar dit uitgangspunt.<br />

OMO legt bij het professionaliseren en beoordelen van docenten vijf accenten, de zogenaamde<br />

5 V’s: vrolijk zijn, verrassend zijn, verrijkend zijn, vakmanschap hebben en verantwoordelijk<br />

zijn. Deze accenten vertonen overlap met disposities en competenties. In deze tool zijn de<br />

disposities en competenties, die een duidelijke relatie hebben met één van de 5 V’s van OMO,<br />

met een sterretje (*) gemarkeerd.<br />

71


Overtuigingen (onderwijsopvattingen)<br />

Hieronder zijn steeds 2 overtuigingen (onderwijsopvattingen) geformuleerd betreffende<br />

vier aspecten van het onderwijs (1: rol van leerlingen, 2: inhoud van onderwijs,<br />

3: rol van docent en 4: doel van onderwijs). Kruis bij elk aspect het vakje dat<br />

overeenkomt met uw positie ten opzichte van de 2 overtuigingen.<br />

72<br />

Leerling/vraaggericht Docent/aanbodgericht<br />

1 ☐de leerlingen<br />

hebben de rol om<br />

actief keuzes te<br />

maken uit het onderwijsaanbod<br />

en<br />

zin te geven aan de<br />

daarin besloten<br />

kennis voor de<br />

eigen persoonlijk-<br />

heid.<br />

2 ☐de inhoud van<br />

onderwijs moet bij<br />

voorkeur een breed<br />

en veelzijdig aanbod,<br />

afhankelijk<br />

van behoefte van<br />

leerlingen, zijn.<br />

3 ☐de docent heeft<br />

de rol om het onderwijsaanbod<br />

in de<br />

school te brengen,<br />

het leerproces van<br />

leerlingen te volgen<br />

en te begeleiden.<br />

4 ☐het doel van<br />

onderwijs is persoonsvorming,<br />

persoonlijke ontwikkeling<br />

van leerlingen<br />

en produceren<br />

van persoonlijke<br />

kennis.<br />

☐ ☐ ☐de leerlingen<br />

hebben de rol om te<br />

luisteren, passief<br />

informatie te verwerven<br />

en de externe<br />

zingeving van onderwijs<br />

te accepteren.<br />

☐ ☐ ☐de inhoud van<br />

onderwijs moet bij<br />

voorkeur afgeleide,<br />

wetenschappelijke<br />

kennis (objectief en<br />

abstract) zijn.<br />

☐ ☐ ☐de docent heeft de<br />

rol om kennis over te<br />

dragen, gerichte<br />

instructie te geven en<br />

doelen te bewaken.<br />

☐<br />

5 Mijn opvatting over goed onderwijs:<br />

☐ ☐het doel van onderwijs<br />

is verwerven<br />

van maatschappelijke<br />

kwalificaties en<br />

competenties en het<br />

reproduceren van<br />

bestaande kennis en<br />

vaardigheden.


Disposities (gedragspatronen)<br />

Een dispositie kan omschreven worden als ‘de tendens in een verzameling van geobserveerde<br />

gedragingen’, kortweg ‘een gedragspatroon’. Als een docent een bepaalde<br />

dispositie heeft, betekent dit dat hij bepaald gedrag regelmatig vertoond. Geef<br />

van onderstaande disposities aan in hoeverre u deze tot uiting brengt in uw onderwijspraktijk.<br />

nr categorie dispositie omschrijving -- - + +<br />

1 Interpersoonlijk<br />

Begeleidend Ik bied de leerlingen hulp<br />

op maat bij hun leerproces.<br />

Ik bespreek problemen<br />

met de leerstof. Ik<br />

zorg dat leerlingen hun<br />

diploma/competentieeisen<br />

halen. Ik maak de<br />

leerlingen bewust van hun<br />

eigen leerproces.<br />

2* Positief Ik wil het beste uit iedere<br />

leerling halen. Ik heb<br />

vertrouwen in iedere leerling<br />

en maak aan iedere<br />

leerling dit vertrouwen<br />

kenbaar. Ik geef complimenten<br />

en persoonlijke,<br />

positieve feedback aan<br />

leerlingen. Ik daag leerlingen<br />

uit door nethaalbare<br />

doelen te stellen,<br />

zodat ze succeservaringen<br />

kunnen opdoen. Ik richt<br />

mij op de sterke punten<br />

van leerlingen. Ik stuur de<br />

ontwikkeling van leerlingen<br />

door het maken van<br />

positieve afspraken. Ik<br />

houd rekening met ver-<br />

3 Opvoedkundig <br />

schillen tussen leerlingen.<br />

Ik stimuleer leerlingen bij<br />

het vormen van een eigen<br />

persoonlijkheid. Ik creëer<br />

een veilig gevoel bij leerlingen<br />

en ben een luiste-<br />

rend oor voor hen.<br />

4 Toegankelijk Ik ben een luisterend oor<br />

en ben bereikbaar voor<br />

+<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

73


leerlingen, ouders en collega’s.<br />

Ik ga in gesprek<br />

met leerlingen en collega’s<br />

over problemen en<br />

leuke dingen. Ik stel mij<br />

open/kwetsbaar op. Ik<br />

vraag actief om feedback<br />

op mijn onderwijs aan<br />

leerlingen en collega’s. Ik<br />

creëer een ontspannen/open<br />

sfeer in de klas.<br />

5 Vertrouwelijk Leerlingen kunnen bij mij<br />

hun verhaal kwijt. Ik sta<br />

open voor hun persoonlijke<br />

problemen. Ik stel<br />

mijzelf open en kwetsbaar<br />

6 Collegiaal Ik ben bereikbaar voor<br />

mijn collega’s. Ik neem<br />

werkzaamheden van collega’s<br />

over en praat met ze<br />

over het werk. Ik help<br />

collega’s met nieuwe<br />

74<br />

op.<br />

media/ict.<br />

7 Relationeel Ik sta open staan voor<br />

communicatie. Ik ben<br />

constructief in mijn feedback.<br />

Ik heb een goede<br />

band met leerlingen. Ik<br />

neem deel aan buitenschoolse<br />

activiteiten met<br />

leerlingen. Ik geef leerlingen<br />

de ruimte om zichzelf<br />

te zijn. Ik heb een<br />

korte lijn met ouders.<br />

8 Zorgzaam Ik toon empathie aan leerlingen<br />

en heb begrip voor<br />

de situatie van leerlingen.<br />

Ik neem de problemen van<br />

leerlingen serieus. Ik<br />

veroordeel het gedrag en<br />

niet de persoon. Ik houd<br />

rekening met thuissituatie<br />

9* Vakinhoudelijk<br />

en di-<br />

van leerlingen.<br />

Toegewijd Ik straal enthousiasme uit<br />

en heb een zichtbare toe-<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐


dactisch wijding voor mijn vak. Ik<br />

ben graag bezig met mijn<br />

vak. Ik neem extra taken<br />

op mij (bijv. buitenschoolse<br />

activiteiten begeleiden)<br />

en toon een grote<br />

inzet voor mijn werk. Ik<br />

voeg eigen interesses toe<br />

aan mijn lessen, maar sluit<br />

ook aan bij belevingswe-<br />

10 Onderzoekend<br />

11<br />

*<br />

reld leerlingen.<br />

Ik heb een onderzoekende<br />

houding. Ik stel mezelf<br />

doelen en evalueer de<br />

resultaten van leerlingen<br />

en de werkvormen/didactische<br />

methoden<br />

die ik gebruik om mijn<br />

eigen onderwijspraktijk te<br />

verbeteren. Ik voer zelf<br />

een (onderwijskundig/vakdidactisch)onderzoek<br />

uit en/of participeer<br />

in een onderzoeksproject.<br />

Innovatief Ik probeer voortdurend<br />

mijn onderwijs te verbeteren.<br />

Ik test graag nieuwe<br />

methodes uit. Ik maak<br />

gebruik van nieuwe media<br />

in mijn lessen. Ik experimenteer<br />

met nieuwe<br />

(werk)vormen en pas<br />

nieuwe kennis toe in mijn<br />

onderwijspraktijk. Ik<br />

neem deel aan onderwijsexperimenten(onder-<br />

zoekspilots).<br />

12 Leergierig Ik lees vakpublicaties en<br />

wetenschappelijke literatuur<br />

en volg de actualiteit.<br />

Ik stel mezelf op de hoogte<br />

van de nieuwste ontwikkelingen/inzichten<br />

mbt<br />

het onderwijs en blijf<br />

mezelf informeren over<br />

mijn eigen vakgebied. Ik<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

75


13 Ethisch<br />

/moreel<br />

76<br />

Grenzenstellend<br />

voer gesprekken met collega’s<br />

over nieuw verworven<br />

kennis, vorm een<br />

eigen mening en pas<br />

nieuwe kennis toe in eigen<br />

onderwijspraktijk.<br />

Ik hanteer duidelijke regels/afspraken<br />

over wat<br />

wel en niet kan in de klas.<br />

Ik spreek leerlingen aan<br />

op ongewenst gedrag.<br />

Mijn leerlingen weten wat<br />

ze aan me hebben. Ik<br />

handhaaf de orde en bied<br />

leerlingen structuur en<br />

duidelijkheid.<br />

14 Integer Ik maak duidelijke afspraken<br />

over regels met leerlingen<br />

en houd mij zelf<br />

ook aan deze afspraken.<br />

Ik ben eerlijk en consistent<br />

in het hanteren van regels.<br />

Ik behandel iedere leerling<br />

gelijkwaardig. Ik luister<br />

bij een conflict tussen<br />

leerlingen naar beide kanten<br />

van het verhaal. Ik<br />

beoordeel leerlingenwerk<br />

zo neutraal (onbevooroordeeld)<br />

mogelijk.<br />

15 Respectvol Ik laat de leerlingen en<br />

16 Verantwoordelijk<br />

collega’s in hun waarde.<br />

Ik voel mij verantwoordelijk<br />

voor de leeropbrengsten<br />

van mijn leerlingen<br />

en laat zien dat ik doe wat<br />

nodig is voor leerlingen.<br />

Ik evalueer mijn eigen<br />

handelen als docent.<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

☐ ☐ ☐ ☐


Competenties (bekwaamheden)<br />

Nr Bekwaamheid Omschrijving -- - + ++<br />

1* Vakinhoudelijk<br />

bekwaam<br />

Vakinhoudelijk bekwaam wil zeggen<br />

dat de leraar de inhoud van zijn<br />

onderwijs meester is. Hij overziet<br />

wat zijn<br />

leerlingen moeten leren en hoe zij<br />

die leerstof ervaren. Hij kan verbanden<br />

leggen met het dagelijks<br />

leven, met<br />

werk en met wetenschap. Die inhoud<br />

kan hij zo onderwijzen, dat<br />

leerlingen het daadwerkelijk kunnen<br />

leren.<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

2* Vakdidactisch<br />

bekwaam<br />

Vakdidactische bekwaamheid houdt<br />

in dat de leraar de vakinhoud leerbaar<br />

kan maken door die te vertalen<br />

naar leerstof in een lessenprogramma.<br />

Hij kan dat programma praktisch<br />

uitvoeren, evalueren en bijstellen.<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

3 Pedagogisch<br />

bekwaam<br />

Pedagogische bekwaamheid houdt<br />

in dat de leraar een veilig, ondersteunend<br />

en stimulerend leerklimaat<br />

voor zijn<br />

leerlingen kan realiseren. Binnen<br />

dit kader kan hij bijdragen aan hun<br />

sociaal-emotionele en morele ontwikkeling.<br />

☐ ☐ ☐ ☐<br />

77


Mijn professionele identiteit<br />

Overtuigingen Rol leerlingen:<br />

Zeer leerlinggericht<br />

Beetje leerlinggericht<br />

Beetje docentgericht<br />

Zeer docentgericht<br />

Inhoud onderwijs:<br />

Zeer leerlinggericht<br />

Beetje leerlinggericht<br />

Beetje docentgericht<br />

Zeer docentgericht<br />

Rol docent:<br />

Zeer leerlinggericht<br />

Beetje leerlinggericht<br />

Beetje docentgericht<br />

Zeer docentgericht<br />

Doel onderwijs:<br />

Zeer leerlinggericht<br />

Beetje leerlinggericht<br />

Beetje docentgericht<br />

Zeer docentgericht<br />

Disposities Mijn 2 sterkste disposities:<br />

Competenties<br />

Mijn verbeterpunten<br />

Overtuigingen<br />

Disposities<br />

Competenties<br />

78<br />

Mijn 2 zwakste disposities:<br />

Vakinhoudelijk:<br />

Vakdidactisch:<br />

Pedagogisch:<br />

Gedrag = gelegenheid x motivatie x capaciteit<br />

Gelegenheid Biedt de school u de gelegenheid om uw functioneren als<br />

docent te verbeteren?<br />

Motivatie Bent u gemotiveerd om uw functioneren als docent te verbeteren?<br />

Capaciteit Beschikt u over de juiste competenties om uw functioneren<br />

als docent te verbeteren?


<strong>Persoonlijke</strong> <strong>professionaliteit</strong><br />

Onderwijzen is meer dan een verzameling technisch-instrumentele<br />

handelingen. Al zijn bepaalde competenties onontbeerlijk voor het bekwaam<br />

kunnen uitoefenen van het beroep, een goede docent heeft<br />

meer nodig dan de juiste kennis en vaardigheden. Het Noord-Brabantse<br />

schoolbestuur Ons Middelbaar Onderwijs (OMO) erkent deze zienswijze<br />

en hecht in haar strategisch beleid ‘Koers 2016’ een groot belang<br />

aan de docent als persoon. OMO ziet persoonlijke ontwikkeling dan<br />

ook als cruciaal onderdeel van de professionele ontwikkeling van de<br />

docent. Dit onderzoek tracht een gefundeerde bijdrage te leveren aan<br />

de wetenschappelijk onderbouwing van deze visie.<br />

Uit wetenschappelijk literatuur kunnen we opmaken dat docenten<br />

vanuit geïnternaliseerde overtuigingen werken en bepaalde disposities,<br />

tendensen in geobserveerde gedragingen, vertonen, die het onderwijzen<br />

beïnvloeden. Naast een literatuurverkenning zijn gegevens in het veld<br />

verzameld door middel van groepsgesprekken met schoolleiders en<br />

docenten en een vragenlijst voor docenten. Op basis van de resultaten<br />

kunnen we concluderen dat goede docenten, volgens docenten zelf,<br />

ook ‘als persoon’ hun beroep goed moeten kunnen uitoefenen. Het<br />

draait daarbij voornamelijk om interpersoonlijke disposities. Wat betreft<br />

overtuigingen van een docent wordt een meer leerling- en vraag gerichte<br />

kijk op onderwijs vaker geassocieerd met een goede docent dan een<br />

meer docent- en aanbodgerichte opvatting. Tevens is in het kader van<br />

dit onderzoek een kijkkader, in de vorm van een zelfevaluatietool voor<br />

docenten, ontwikkeld. Dit (concept-)instrument helpt docenten inzicht<br />

te verschaffen in hun eigen overtuigingen, disposities en competenties<br />

en vanuit dit perspectief hun beroep te benaderen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!