17.09.2013 Views

Download complete editie als PDF - Twijfel

Download complete editie als PDF - Twijfel

Download complete editie als PDF - Twijfel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Twijfel</strong><br />

Editie 3<br />

Faculteit der Wijsbegeerte<br />

Erasmus Universiteit Rotterdam<br />

Rotterdam 2012<br />

Drukkerij de Maasstad<br />

{T}<br />

Poëzie<br />

Essay<br />

Hoofd<br />

artikel<br />

Project<br />

Column<br />

jibberish place in hold<br />

1


Inhoud<br />

Anneroos Goosen<br />

Redactioneel<br />

Hoe kan een stad, die zich identificeert met een gevoel<br />

van eenheid, zóveel verschillende sentimenten bergen, en<br />

wat kan een filosoof daarin betekenen?<br />

Hoofdartikel · Marli Huijer<br />

Ritmiek in de stedelijke omgeving<br />

Marli Huijer kijkt van binnenuit én bovenaf naar stedelijke<br />

ritmiek, en concludeert dat ritme en structuur niet<br />

zomaar van boven opgelegde mechanismen zijn.<br />

Column · Gijs van Oenen<br />

Stedelijke <strong>Twijfel</strong><br />

Stedelijke twijfel is inherent aan het stedelijk (be)leven.<br />

Het is een vorm van kunst: confrontaties met het onbekende<br />

of een toev<strong>als</strong>wandeling.<br />

Recensie · Sereh Mandias & Ivan Thung<br />

Utopia; een ontmoeting<br />

Een filosoof en een architect treffen elkaar in de foyer van<br />

het Filmhuis tijdens het Architectuur Film Festival Rotterdam.<br />

Gedicht · Anne Veenstra<br />

De luie gewichtheffer<br />

4.<br />

6.<br />

14.<br />

18.<br />

23.<br />

Essay · Wendy Jansen<br />

Liever Cache<br />

Bernard Cache en Lieven de Cauter: twee manieren om<br />

naar stedelijke ontwikkeling te kijken, en hoe Cache het<br />

architectonisch denken kan openbreken.<br />

Proza · Sanne van Driel, Caroline van Twillert, Marjolein Wegman<br />

‹Melanchotopia›<br />

Drie meisjes kijken met andere ogen naar de stad.<br />

Melanchotopia: de plaats tussen een verloren verleden en<br />

bestemmingsplannen voor de toekomst.<br />

Beeld · Sil Krol<br />

Deterrent<br />

Een galg voorzien van een bolcamera, geplaatst op het<br />

Noordereiland te Rotterdam, juni 2011. Over misdaadpreventie<br />

door de eeuwen heen.<br />

Off-topic · Harrie de Swart<br />

Over de promotie van Marcoen Cabbolet<br />

Op 23 juli 2011 promoveerde Marcoen Cabbolet na veel<br />

controverse in Brussel. Wat was er zo omstreden aan dit<br />

onderzoek? Zijn eerste promotor Harrie de Swart legt uit.<br />

Betoog · Amber Alblas<br />

Ik geloof in de stad<br />

Er is een verband tussen het wonen in de stad en een liberale<br />

visie op religie. Een verhaal vanuit eigen ervaring.<br />

2 {stedelijke} twijfel<br />

inhoud 3<br />

26.<br />

33.<br />

36.<br />

40.<br />

43.


Anneroos Goosen<br />

Redactioneel<br />

*<br />

Een stad kent vele gezichten. Ze kan een immense verzameling<br />

aan mensen zijn, en <strong>complete</strong> eenzaamheid belichamen. Ze<br />

kan haar inwoners meenemen in een stedelijk spel, of <strong>als</strong> een statische<br />

hoeveelheid beton koppig haar wil uitdrukken. Ze bruist,<br />

dwingt, verwelkomt, tekent. Ze is haast niet vast te leggen en laat<br />

zich moeilijk grijpen.<br />

Het is een misverstand te denken dat een stad één identiteit<br />

heeft. Parijs is niet bij uitstek de stad van de romantiek. Dat werd<br />

in 2005 pijnlijk duidelijk toen in Clichy-sous-Bois de dood van<br />

twee jonge immigranten voor grootschalige rellen zorgde. Ook<br />

de mythe van de stad die nooit slaapt is niet onaantastbaar. Toen<br />

orkaan Irene op zondag 28 augustus 2011 over de stad raasde,<br />

leek er een opluchting over haar inwoners heen te gaan: «The<br />

city that never sleeps finally takes a nap.» New York kent een<br />

vierentwintiguurseconomie, net <strong>als</strong> andere metropolen. Maar het<br />

beeld van deze stad <strong>als</strong> unicum in haar eindeloze levenslust, is een<br />

drogbeeld.<br />

Voor schrijvers en filosofen is de stad een onmisbaar werkveld.<br />

Baudelaire zag haar <strong>als</strong> een podium – voor de flanerende<br />

mens, de dwepende schoonheid: de dandy. Voor Rousseau was<br />

de stad de ultieme vijand: de conventies waaraan de mens in het<br />

moderne stadsleven onderworpen was, waren schadelijk voor de<br />

vrijheid en moraal. Voor Socrates was de stad onmisbaar: zijn dialogen,<br />

opgetekend door anderen, vonden plaats op de agora: het<br />

centrum van de gemeenschap, waar de samenleving haar mondig-<br />

heid vond.<br />

Hoe kan een stad, die zich toch identificeert met een gevoel<br />

van eenheid, zóveel verschillende sentimenten bergen? Kijk naar<br />

een stad <strong>als</strong> Rotterdam: de noord- en zuidoever zijn gescheiden,<br />

niet enkel en alleen door de rivier. Je vindt er arbeiderskroegen,<br />

skateparken, hammams, beachclubs, galeries, toko’s en hoerenhuizen.<br />

Het kan niet anders dan dat filosofen zich in deze ‹melting<br />

pot› willen begeven. En zou het ook niet zo moeten zijn?<br />

Ons wordt vaak verweten dat we in een ivoren toren werken;<br />

zittend op de vijfde verdieping van het H-gebouw op Campus<br />

Woudestein kijken wij uit over de skyline van de stad en noemen<br />

wij ons Rotterdammers. Toch gaan we ook de stad in, we doen<br />

er iets mee. Henk Oosterling heeft niet voor niets in 2008 de<br />

Laurenspenning ontvangen. Zijn bijdrage aan de Rotterdamse<br />

debatcultuur gaf een impuls aan sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen.<br />

Marli Huijer is diep in het fenomeen van de vierentwintiguurseconomie<br />

gedoken om de behoefte aan sociale ritmiek<br />

te onderzoeken. In het hoofdartikel van deze <strong>editie</strong> bekijkt<br />

zij stedelijke ritmiek door de ogen van onder anderen Walter<br />

Benjamin en Charlie Chaplin.<br />

Het moge duidelijk zijn: de stad kan veel betekenen voor de<br />

filosofie en, niet minder belangrijk, ook andersom. Daarom staat<br />

de stad <strong>als</strong> filosofisch thema in deze <strong>editie</strong> centraal. De utopie en<br />

het onbestemde plein, de controlerende blik en de wolkenkrabbers.<br />

De stad is er om te bezoeken, behouden, bezetten, beleven.<br />

De stad kan niet zonder twijfel.<br />

*<br />

Anneroos Goosen (1987) is voltijd bachelorstudent.<br />

Het is u wellicht niet ontgaan dat de twijfel van hoofdredacteur<br />

heeft gewisseld. Anneroos Goosen neemt deze taak van Izaak Dekker<br />

over.<br />

4 {stedelijke} twijfel<br />

redactioneel 5


Marli Huijer *<br />

Ritmiek in de stedelijke<br />

omgeving<br />

Hoofd<br />

artikel<br />

Tijdens een verblijf in Moskou in 1927 vraagt de Duitse<br />

filosoof Walter Benjamin aan één van de huisbedienden of hij<br />

om zeven uur gewekt kan worden. De man antwoordt dat <strong>als</strong><br />

ze eraan denken, ze hem zullen wekken. Maar <strong>als</strong> ze er niet aan<br />

denken, dan zullen ze hem niet wekken. Meestal denken ze er<br />

wel aan, en dan wekken ze de mensen. Maar het komt voor dat<br />

ze het vergeten en dan wekken ze niet. Ze zijn het immers niet<br />

verplicht, maar <strong>als</strong> ze er tijdig aan denken dan doen ze het toch.<br />

Hij zal in elk geval een briefje neerleggen. Hoe laat wilde hij ook<br />

al weer gewekt worden?<br />

Moskou heeft geen gevoel voor de waarde van de tijd, concludeert<br />

Benjamin. Niets in deze stad gebeurt zo<strong>als</strong> het is gepland,<br />

of zo<strong>als</strong> je het verwacht. Alles is dag en nacht in beweging: werknemers,<br />

kantoren, winkels en tramhaltes worden steeds weer<br />

verplaatst. Verordeningen worden dagelijks gewijzigd. Winkels<br />

worden restaurants om een paar weken later in kantoren te veranderen.<br />

Moskou getuigt van een verbazingwekkende experimenteer-orde,<br />

verzucht hij. Die orde wordt naar zijn zegge ook wel<br />

‹remonte› genoemd.<br />

Door die permanente vernieuwing zijn de dagen van de Moskouse<br />

burgers tot de rand toe gevuld. Ze rennen van hot naar her,<br />

vergeten vaak waar ze naar onderweg zijn en komen uren te laat<br />

op hun werk. «De werkelijke tijdeenheid noemen ze ‹ssitsjass›,<br />

schrijft Benjamin, «wat zoveel betekent <strong>als</strong> ‹zo meteen.› Je kunt<br />

het al naargelang de omstandigheden tien, twintig, dertig keer<br />

<strong>als</strong> antwoord krijgen en uren, dagen of weken moeten wachten<br />

voordat de belofte wordt uitgevoerd. Het antwoord ‹Nee› krijg<br />

je al helemaal niet gemakkelijk. Tijdscatastrofes, tijdbotsingen<br />

zijn dan ook net zo aan de orde van de dag <strong>als</strong> de ‹remonte.› Ze<br />

maken ieder uur overvol, iedere dag afmattend, ieder leven tot<br />

een ogenblik.»<br />

Een vaste ritmiek is ver te zoeken in het door het bolsjewisme<br />

gedomineerde Moskou. Burgers zijn niet ingebed in collectieve<br />

ritmes, ze weten niet wat hen op welk moment te wachten staat.<br />

Vaste momenten van werk en vrije tijd, van rust en activiteit,<br />

hebben plaatsgemaakt voor een tijdsordening waarin ze op elk<br />

moment moeten kunnen vergaderen en op elk moment bereid<br />

moeten zijn om van baan of woonplaats te veranderen. Tijd voor<br />

een privéleven, of voor het indelen van hun eigen tijd, is er niet;<br />

dit heeft het bolsjewisme afgeschaft.<br />

De ervaring dat de inbedding in collectieve tijdsordeningen<br />

verloren gaat, is niet specifiek voor Moskou, noch voor het bolsjewisme.<br />

Ook in andere grote steden die Benjamin in het interbellum<br />

bezoekt, ziet hij hoe het moderne individu zijn inbedding<br />

in historisch gegroeide, collectieve betekenissamenhangen kwijtraakt.<br />

De massale trek naar de stad, die volgde op de explosieve<br />

bevolkingsgroei aan het einde van de negentiende eeuw, heeft een<br />

individu voortgebracht dat altijd onderweg is en daardoor anoniem<br />

en in tijd ongebonden blijft.<br />

Maar in datzelfde interbellum wordt aan de andere kant van<br />

de Atlantische Oceaan een heel andere tijdsanalyse van het moderne<br />

stedelijke leven gegeven. In zijn film ‹Modern Times› uit<br />

1936 laat Charlie Chaplin zien hoe het monotone tijdsregiem<br />

van de lopende band en de prikklok, de fabrieksarbeider tot een<br />

anoniem, aan de machine onderworpen radertje heeft gemaakt.<br />

Niet het gebrek aan tijdsordening of het gebrek aan collectieve<br />

ritmes staat in de film centraal, maar het teveel aan tijdsordening.<br />

Chaplins film geeft uitdrukking aan een in die tijd breed ervaren<br />

onbehagen over de vervreemdende effecten van de industrialisa-<br />

6 {stedelijke} twijfel<br />

ritmiek in de stedelijke omgeving<br />

7


tie en automatisering. Die hebben niet alleen welvaart gebracht,<br />

maar ook armoede, werkloosheid, uitbuiting van arbeidskracht<br />

en vervreemding. De tijd van de arbeider wordt geregeerd door<br />

de tijdsordening van de industrie, zo<strong>als</strong> Karl Marx al in 1867<br />

in ‹Het Kapitaal› uiteenzette. Waar Benjamin het verlies aan<br />

tijdsafspraken en aan gemeenschappelijke tijdsordeningen <strong>als</strong><br />

oorzaak voor het vollopen van de dagen ziet, vreest Chaplin de<br />

monotonie en vervreemding die door de strakke, kapitalistische<br />

tijdsordening aan de mens wordt opgelegd. Terwijl in Moskou de<br />

inbedding in gezamenlijke ritmes verdwijnt, neemt Chaplin in<br />

New York een door de industrie opgelegd tijdsregiem waar, dat<br />

de mens maakt tot een radertje in een door de klok aangedreven<br />

machinerie.<br />

Ook in onze tijd klaagt menigeen over het tijdsregiem dat<br />

door de klok wordt opgelegd. De klok zou ons opjagen, ons van<br />

onszelf vervreemden. Wie zonder klok weet te leven, zo wordt<br />

beweerd, zou dichter bij zichzelf staan. Maar is dat wel zo? Leven<br />

zonder klok, zonder vaste tijdsafspraken, leidt tot overvolle<br />

dagen, tijdsbotsingen en tijdschaos, zo lezen we bij Benjamin. Is<br />

dat niet even vervreemdend <strong>als</strong> de monotone sleur die de lopende<br />

band oplegt? Laat ik proberen de twee analyses los te laten op het<br />

huidige stedelijke leven in Nederland. Welke tijdsordening heerst<br />

daar? En hoe gewoon of vervreemdend is dit?<br />

Mijn werkwijze is echter anders dan die van Benjamin en<br />

Chaplin. Waar zij de tijdsordening van een stad van binnenuit<br />

proberen te begrijpen, wil ik dat ook van buitenaf doen. Ik<br />

maak daarbij gebruik van een methode die te vinden is in het<br />

boek ‹Élements de rythmanalyse› van de Franse filosoof Henri<br />

Lefebvre (1901-1991). Lefebvre laat in dit postuum uitgegeven<br />

en deels met zijn vrouw Catherine Régulier geschreven werk zien<br />

hoe het alledaagse leven in de stad doorkruist wordt door een<br />

veelheid aan ritmes. Deze ritmes kunnen zowel van binnenuit<br />

en <strong>als</strong> van buitenaf worden bestudeerd. Om dat begrijpelijk te<br />

maken gebruikt Lefebvre de metafoor van een balkon dat uitkijkt<br />

over een kruispunt van wegen. Vanuit zijn raam, dat uitziet<br />

over de Rue Rambuteau in Parijs, neemt Lefebvre waar hoe de<br />

voetgangers op straat worden ondergedompeld in een veelheid<br />

aan hoorbare ritmes: auto’s die rijden of stilstaan, claxons, sirenes,<br />

pratende voetgangers, voetstappen en stoplichten. Hij weet dat<br />

de voetganger die geluiden amper opmerkt. Als de tijdsordening<br />

ritmisch goed in elkaar zit, voegen we ons daar gewoon naar. Dat<br />

voelt eerder natuurlijk dan vervreemdend.<br />

Staande op het balkon hoort Lefebvre dat er meerdere geluiden<br />

te onderscheiden zijn, een veelheid aan stromen en aan<br />

ritmes die op elkaar reageren. Hij neemt waar hoe de voetgangers<br />

die bij het kruispunt staan, stilvallen. Ze luisteren naar het geluid<br />

en de ritmes van de andere verkeersdeelnemers. Terwijl de auto’s<br />

stoppen en het voetgangerslicht op groen springt, berekenen ze<br />

hoeveel tijd ze nodig hebben om de overkant te bereiken. De<br />

massa voetgangers zwijgt, men wil zeker zijn dat er voldoende tijd<br />

is om de afstand te overbruggen, en niet overreden wordt door<br />

«de wilde katten en olifanten», de auto’s, vrachtwagens, bussen<br />

en motoren die klaar staan om gas te geven. Vanaf het balkon gezien<br />

herhaalt dit patroon zich keer op keer – althans zolang zich<br />

geen file vormt. Er is een continue afwisseling van vertraging, stilstand<br />

en weer opgang komen, soms bruut, soms vriendelijk. Horen<br />

en zien zijn in deze scene in harmonie, visuele ritmes vallen<br />

samen met hoorbare ritmes. In deze door Lefebvre beschreven<br />

scene heerst ‹euritmie›: de veelheid aan ritmes gaan goed met<br />

elkaar samen, er zijn geen tijdsbotsingen, en er is geen tijdschaos.<br />

En zolang de verkeersdeelnemer dit ritme <strong>als</strong> een goed ritme ervaart,<br />

zal hij zich ongemerkt door het ritme laten voortbewegen.<br />

Wie van boven naar Nederland kijkt ziet, net <strong>als</strong> Lefebvre,<br />

een veelheid aan stromen en ritmes die vloeiend op elkaar reageren.<br />

De onlangs uitgezonden VPRO-documentaire ‹Nederland<br />

van boven› geeft zo’n blik vanaf het balkon. We zien van boven<br />

dat de gemiddelde Nederlander door de week rond zeven uur<br />

opstaat, naar de wc en onder de douche gaat, ontbijt, reist, rond<br />

8 {stedelijke} twijfel ritmiek in de stedelijke omgeving 9


negen uur op school of werk is, twittert of belt met zijn mobieltje,<br />

werkt, luncht, doorwerkt tot vijf of zes uur, reist, eet, naar<br />

het beeld- of televisiescherm kijkt, plast en naar bed gaat. In het<br />

weekend doet de gemiddelde Nederlander het rustig aan.<br />

Het door de VPRO geschetste beeld komt overeen met de<br />

cijfers uit het in 2010 verschenen rapport ‹Tijd op orde› van het<br />

Sociaal en Cultureel Planbureau: de gemiddelde Nederlander<br />

houdt vast aan een werkweek van negen tot vijf. In het weekend<br />

werkt nog geen vijf procent van de bevolking (met uitzondering<br />

van de zaterdagmiddag waarop twintig procent werkt).<br />

De sociale ritmiek van de gemiddelde Nederlandse man of<br />

vrouw is van bovenaf gezien uitermate voorspelbaar. Voor waterleveranciers,<br />

elektriciteitsbedrijven, verkeersregelaars of de spoorwegen<br />

is dat wel zo gemakkelijk. Zij kunnen tot op de minuut<br />

nauwkeurig voorspellen hoeveel water, stroom, wegaanwijzingen<br />

en treinen nodig zijn om burgers soepel door het dagelijkse leven<br />

te loodsen. Tijdens ‹Boer zoekt vrouw› blijken we massaal de<br />

plas op te houden, om na afloop met miljoenen tegelijk de wc te<br />

bezoeken. Gelukkig is er dan genoeg water.<br />

Ook in het Nederland van nu heerst euritmie, zo zou je, <strong>als</strong><br />

je van boven kijkt, kunnen concluderen. Toch is dat niet helemaal<br />

waar. Wie van binnenuit kijkt, in plaats van van bovenaf,<br />

ziet dat er met name in stedelijke omgevingen in toenemende<br />

mate wordt getornd aan de vaste ritmes die het dagelijkse leven<br />

vormgeven: werknemers krijgen steeds vaker flexibele begin- en<br />

eindtijden aangeboden, met <strong>als</strong> gevolg dat ze vaker tot in de vroege<br />

avond doorwerken. Lunchpauzes worden steeds vaker overgeslagen.<br />

Jonge ouders, die werk en zorg combineren, laten vaste<br />

dagelijkse ritmes los in de verwachtingen dan minder door de<br />

tijd te worden opgejaagd. Crèches spelen daarop in door vroeger<br />

te openen en later te sluiten. Meer en meer scholen verlaten het<br />

traditionele schoolrooster, om volcontinuroosters aan te bieden.<br />

De stedeling kan tot ‘s avonds tien uur in de supermarkt terecht.<br />

Studenten kunnen tot middernacht in universiteitsbibliotheken<br />

studeren. Zzp’ers nemen op elk tijdstip van de dag en de week<br />

opdrachten aan. In de grote steden wordt steeds vaker post op<br />

zondag bezorgd. Uitgaansgelegenheden mogen in de grote steden<br />

zo<strong>als</strong> Amsterdam vaker vierentwintig uur per dag open zijn.<br />

En internet en mobiele telefonie verleiden ons om altijd en overal<br />

bereikbaar te zijn.<br />

Van boven gezien leven we in een monotone negen-tot-vijf<br />

ritmiek die afgewisseld wordt door het weekend; van binnenuit<br />

gezien leven we in een omgeving waarin tijden steeds flexibeler<br />

worden. Vaste, gezamenlijke ritmes wijken in toenemende mate<br />

voor flexibele tijden, waarin elk individu steeds opnieuw kan besluiten<br />

wanneer wat te doen. Zo bezien zijn we onderweg naar<br />

een toekomst waarin alles op elk moment van de dag of week gedaan<br />

kan worden en waarin ieder voor zichzelf kan kiezen wat hij<br />

of zij op welk moment doet of nalaat.<br />

Waar flexibiliteit de overhand krijgt, heerst eerder aritmie<br />

dan euritmie. In politiek-economische termen geformuleerd lijken<br />

we van een door industrie en kapitalisme (en dus kloktijd)<br />

opgelegde sociale ritmiek te bewegen naar een door digitalisering,<br />

sociale media en neokapitalisme teweeggebrachte aritmie.<br />

We worden, om met de Amerikaans-Britse socioloog Richard<br />

Sennett te spreken flexibele mensen: individuen die op elk moment<br />

klaar staan en steeds bereid zijn van baan en woonplaats te<br />

veranderen. Alsof we van de ‹Modern Times› van Chaplin onderweg<br />

zijn naar de tijdschaos die Benjamin in Moskou aantrof.<br />

Maar iets in deze analyse schuurt. Wat mij betreft zit dat in de<br />

manier waarop Marx, Chaplin en vele hedendaagse denkers en<br />

kunstenaars met hen kijken naar de collectieve ritmes die het moderne<br />

stedelijke leven ordenen. Zijn die strakke, soms monotone<br />

ritmes die we zo graag achter ons proberen te laten, inderdaad<br />

opgelegd door de industrie, de klok, het kapitaal en de machine?<br />

Of zijn er heel andere redenen waarom we eraan hechten?<br />

In zijn ‹Essay over de tijd› uit 1982 onderzoekt de Duitse<br />

socioloog Norbert Elias hoe samenlevingen in de loop van de<br />

10 {stedelijke} twijfel ritmiek in de stedelijke omgeving 11


lange menselijke geschiedenis tot gezamenlijke tijdsopvattingen<br />

en tijdsordeningen zijn gekomen. Hij laat zien dat er een veelheid<br />

aan kosmische, religieuze, lichamelijke, sociale en technologische<br />

elementen ten grondslag ligt aan de manier waarop samenlevingen<br />

en individuen met tijd omgaan. Te beginnen met de bewegingen<br />

van de hemellichamen en de daaruit volgende ritmiek van zeeën,<br />

temperaturen, planten, dieren en mensen. Die ritmiek werd in<br />

primitieve samenlevingen gelezen door priesters en vertaald in<br />

voorschriften voor wanneer te zaaien, te oogsten, te feesten, te<br />

rusten of te arbeiden. In later fase werden daar dagindelingen<br />

aan toegevoegd. De uitvinding van de mechanische klok, door<br />

middeleeuwse monniken, zorgde voor een verdere precisering<br />

van tijdsafspraken. De tijdsordeningen die deze meesters van<br />

de ritmiek ontwierpen werden vanaf het einde van achttiende<br />

eeuw overgenomen door wat de Franse filosoof Michel Foucault<br />

disciplinaire instituties noemt: de school, het leger, de gevangenis,<br />

het ziekenhuis en de werkplaats. In die overname zijn de ritmes<br />

nog beter aangepast aan de ritmiek van het menselijk lichaam<br />

en de menselijke geest. Het streven was om lichaam en geest<br />

zo optimaal mogelijk te benutten, zonder deze al te veel uit te<br />

putten.<br />

Elias wijst erop dat we gewoonlijk vergeten dat onze tijdsordening<br />

de uitkomst is van een langdurig sociaalevolutionair proces,<br />

waarin onze voorouders er langzaam maar zeker in slaagden<br />

om zeer verschillende verschijnselen in tijd met elkaar te verbinden.<br />

Zo heeft het meer dan duizend jaar geduurd om een kalender<br />

te ontwikkelen die wereldwijd kon worden gebruikt. Van<br />

generatie op generatie is er geschaafd om tot een indeling van het<br />

jaar te komen waarin natuurlijke, religieuze, sociale, economische<br />

en educatieve elementen goed op elkaar zijn afgestemd. Ook in<br />

de uitvinding van zo iets gewoons <strong>als</strong> een stoplicht zien we een<br />

ingenieus samengaan van ritmes van langzaam en gemotoriseerd<br />

verkeer, van oude en jonge verkeersdeelnemers en van ochtend-<br />

en avondspits. De van negen-tot-vijf ritmiek met het vrije week-<br />

end resulteert daarom niet uit het industriële tijdperk, maar is de<br />

uitkomst van een tienduizenden jaren omvattend proces waarin<br />

kosmische, biologische, natuurlijke, lichamelijke, economische,<br />

arbeidsrechtelijke, sociale, religieuze, politieke, militaire, technologische<br />

en educatieve ritmes samengaan.<br />

Walter Benjamin en Charlie Chaplin schetsen elk op eigen<br />

wijze de risico’s van een te weinig en een te veel aan tijdsordening.<br />

Zonder afspraken of met een eeuwig zo meteen worden onze dagen<br />

overvol. Maar ook een te strakke tijdsordening, waarin het<br />

dagelijkse leven in de monotone pas van de machine loopt, is bijzonder<br />

onaantrekkelijk. In het eerste geval heerst er een aritmische<br />

chaos; in het tweede een aritmische orde – een strakke maat,<br />

maar zonder de variaties die een ritme daarop aanbrengt. In beide<br />

gevallen ontbreekt een goed ritme.<br />

Aandacht voor de ritmische oplossingen die eerdere generaties<br />

hebben gevonden om prettig te (over)leven in een steeds<br />

complexer wordende wereld, kan daarom ook nu helpen om<br />

ontsporingen van de tijdsordening te voorkomen of te verhelpen.<br />

Door van binnenuit en van bovenaf te onderzoeken welke ritmes<br />

het dagelijkse leven in de stad vormgeven, welke goed werken<br />

en welke minder goed, welke ritmes we willen behouden, welke<br />

we willen hernemen of juist kwijt willen en welke nieuwe ritmes<br />

mogelijk zijn, kunnen we tot slimme oplossingen komen voor de<br />

tijdsproblemen waar we tegenwoordig voor staan. Dat vergt niet<br />

alleen gevoel voor de waarde van de tijd, zo<strong>als</strong> Benjamin zei, maar<br />

vooral gevoel voor de waarde van ritme.<br />

* Marli Huijer is bijzonder hoogleraar Filosofie van Cultuur, Politiek<br />

en Religie. Onlangs verscheen haar boek ‹Ritme. Op zoek naar een<br />

terugkerende tijd› (Uitgeverij Klement).<br />

12 {stedelijke} twijfel ritmiek in de stedelijke omgeving 13


Gijs van Oenen<br />

Stedelijke twijfel<br />

*<br />

Column<br />

Als kind heb je geen stedelijke twijfel, wel veel onbekendheid.<br />

Alhoewel ik er woonde, wist ik <strong>als</strong> kind vrijwel niets van de grote<br />

stad Amsterdam. De plekken waar ik mij met grote regelmaat<br />

heen begaf – school, vriendjes, de voetbalclub, het Vondelpark<br />

– wist ik met ogen dicht te vinden; de rest van de stad was mij<br />

duister. Voor een kind in de stad zijn plekken ofwel volkomen<br />

vanzelfsprekend, ofwel volslagen terra incognita – zo<strong>als</strong> nu<br />

bijvoorbeeld mijn derde verdieping voor de buurkinderen van<br />

één hoog. Of, om maar iets te noemen, de zesde verdieping van<br />

Woudestein voor ons bewoners van vier en vijf hoog.<br />

Verhuizen zorgt voor een verstoring van dit schema, maar<br />

niet zozeer voor twijfel. Het is een kwestie van de weg opnieuw<br />

vinden, linksom of rechtsom. <strong>Twijfel</strong> ontstaat pas waar de alledaagsheid<br />

is verstoord. Wat voordien evident was, is dit nu opeens<br />

niet meer. Of beter gezegd: de wereld lijkt niet meer te beantwoorden<br />

aan de verwachtingen die ik er vanzelfsprekend over<br />

koesterde. Kan ik er nog wel wegwijs uit? De etnomethodologen<br />

lieten het bestaan van zulke impliciete verwachtingen over de wereld<br />

zien in hun experimenten met proefpersonen waarin ze bewust<br />

die verwachtingen frustreerden – leuke momenten voor de<br />

verborgen camera. Maar ook de filosoof Wittgenstein doelde op<br />

iets dergelijks met zijn stelling dat «een regel kennen» inhoudt:<br />

weten hoe verder te gaan.<br />

<strong>Twijfel</strong> geldt hierbij dus zowel de route zelf – links, rechts,<br />

rechtdoor – <strong>als</strong> het doel ervan: waarheen, waartoe? Niet dat<br />

ik dan per se verloren ben. Als bijvoorbeeld de pianist Murray<br />

Perahia voor een optreden lang twijfelt welke van de drie<br />

beschikbare vleugels hij zal kiezen, betekent dit niet dat hij<br />

geen idee heeft wat te doen. Het betekent dat hij de omgeving<br />

en de omstandigheden zo goed mogelijk wil doorgronden en<br />

doorvoelen, alvorens te besluiten.<br />

Stedelijke twijfel slaat toe wanneer de orde van de stad<br />

verstoord is geraakt en de omgeving mij hierdoor vreemd<br />

voorkomt. Baudelaire schetste zo’n situatie in ‹Les yeux des<br />

pauvres› uit 1864. Als gevolg van de grootschalige doorbraken<br />

in het oude Parijs door stadsarchitect Baron Haussmann kruisten<br />

brede avenues nu kleine, oude (zij)straatjes. Op de hoeken<br />

verrezen café’s, de Dudoks van weleer, waar welgestelde burgers<br />

onder het gaslicht hun koffie genoten. Voor het raam, beschrijft<br />

Baudelaire, staat een zwerversfamilie, die met grote ogen en hun<br />

neuzen tegen de ruit gedrukt dit schouwspel gadeslaat: wat is<br />

dit voor overvloedig leven? Binnenin kijkt men, op zijn beurt,<br />

met gemengde gevoelens naar buiten: sfeervol, die oude straatjes,<br />

maar willen we die schooiers wel van zo nabij zien? De publieke<br />

sfeer creëert zodoende stedelijke twijfel – en dat hoort bij de stad,<br />

in ieder geval bij de moderne stad, waar je anders dan in een dorp<br />

op straat vooral vreemden tegenkomt.<br />

Een nieuwe vorm van waarnemen ontstaat in en door de stedelijke<br />

twijfel, en daarmee ontstaat ook een nieuwe vorm van kunst<br />

– zo zien we bij Baudelaire, en later ook bij Walter Benjamin, die<br />

<strong>als</strong> geen ander de ervaring van het negentiende-eeuwse Parijs wist<br />

te reconstrueren in ‹Das Passagen-Werk›: de openbare ruimte<br />

<strong>als</strong> maatschappelijk schouwtoneel, de blik van de ontheemde, van<br />

de flaneur. De massa <strong>als</strong> de sluier, waardoorheen de stad aan de<br />

flaneur nu verschijnt <strong>als</strong> fantasmagorie. Haussmann was, met het<br />

doorbreken van de Parijse straten, een creatieve vernietiger, een<br />

‹artiste démolisseur.› Benjamin daarentegen een melancholieke<br />

‹reconstructeur› van objecten, verloren en vertrapt door het verleden,<br />

die door die reconstructie zijn eigen fantasmagorieën van<br />

14 {stedelijke} twijfel<br />

stedelijke twijfel<br />

15


de stad creëerde, schimmen van een stedelijk verleden.<br />

Benjamins werk is een vorm van twijfel over de zegeningen<br />

van de moderniteit, niet alleen ‹Das Passagen-Werk›, maar ook<br />

bijvoorbeeld zijn beroemde kunstwerk-essay. De technische<br />

reproduceerbaarheid van het kunstwerk vernietigt het unieke<br />

eenmalige ervan, het aura zo<strong>als</strong> Benjamin het noemt, maar het<br />

opent tegelijk een geheel nieuw domein van kunstvormen met<br />

revolutionaire potentie. Deze potentie realiseert zich in de twintigste-eeuwse<br />

stad echter vooral door een verder toenemende<br />

rationalisering, een onderwerping aan de functionaliteit van<br />

massavervoer van personen en goederen. In de modernistische<br />

architectuur en stedenbouw – een nieuwe transparante wereld<br />

voor een nieuwe mens – verliest de stad haar mystiek en haar<br />

aura, en daarmee haar twijfel. De rechte lijnen van Haussmann<br />

en de modernisten zorgen uiteindelijk juist weer voor een teveel<br />

aan orde en duidelijkheid.<br />

De situationisten doen halverwege de vorige eeuw pogingen<br />

om de twijfel weer terug te brengen in de stad. Constant ontwerpt<br />

een heel nieuw stadsidee, New Babylon, dat zich letterlijk<br />

en figuurlijk losmaakt van het maaiveld en daarmee van alle bepaaldheid<br />

en rechtlijnigheid. In deze meta-stad kan alles maar<br />

dan ook alles veranderd, aangepast en gereconfigureerd worden –<br />

het kan <strong>als</strong> het ware tot fantasmagorie worden gerestaureerd nog<br />

voordat het verloren is gegaan, nog voordat het zelfs maar goed<br />

en wel is ingewijd. Constants stadsbewoners verkeren in permanente<br />

twijfel over waar ze zijn, waarom en waartoe. Ze staan met<br />

andere woorden onder permanente (zelf )dwang om creatief te<br />

zijn – een nieuw Panopticon, nu niet voor criminelen maar voor<br />

creatieven. Of voor tijden waarin het verschil tussen die twee is<br />

opgeheven.<br />

Een pragmatischer vorm van situationistische twijfel is de<br />

‹dérive›: de toev<strong>als</strong>wandeling, waarin men groepsgewijs door de<br />

stad marcheert en de route volkomen door het toeval laat bepalen,<br />

bijvoorbeeld door rechtsaf te slaan <strong>als</strong> men een vogel ziet of<br />

linksaf wanneer men een vrouw met een rode jas passeert. Men<br />

beoefende dit in Parijs en een enkele keer ook in Amsterdam,<br />

begin jaren zestig nog, met onder anderen Wim T. Schippers<br />

en Willem de Ridder. Ook hier weer een paradoxale werkwijze,<br />

want om twijfel te doen herleven in een gemechaniseerde stad<br />

gaat men de twijfel zelf mechaniseren – een zich onderwerpen<br />

aan een rigide toev<strong>als</strong>mechanisme, zo<strong>als</strong> de draaiende rollen van<br />

een fruitautomaat. De dérive is een vorm van twijfel aan de stedelijke<br />

twijfel, zou je kunnen zeggen.<br />

Stedelijke twijfel, kortom, is een vorm van kunst, een vorm<br />

van ervaring van de openbare ruimte <strong>als</strong> nieuw en onvoorspelbaar,<br />

misschien zelfs <strong>als</strong> betoverend, tegen de draad van het<br />

modernisme en de moderniteit in. Dit wordt steeds lastiger, in<br />

tijden van gps en ‹locative media.› Wat we nodig hebben is het<br />

tegenovergestelde: zoiets <strong>als</strong> ‹dislocative media›, media die je<br />

steeds laten twijfelen aan het stedelijk weefsel waarin je je bevindt.<br />

Meld je bijvoorbeeld aan bij Youarenothere.org, en maak<br />

een wandeling door Bagdad terwijl je in New York City bent, of<br />

door Gaza-stad vanuit Tel Aviv. Of meld je nergens aan, en volg<br />

gewoon die vogel, of die rode jas.<br />

*<br />

Gijs van Oenen (1959) is universitair hoofddocent praktische<br />

filosofie.<br />

16 {stedelijke} twijfel stedelijke twijfel 17


Sereh Mandias & Ivan Thung<br />

Utopia; een ontmoeting<br />

*<br />

«Utopia is not a state, not an artists' colony. It is the dirty secret of all architecture,<br />

even the most debased: deep down all architecture, no matter how<br />

naive and implausible, claims to make the world a better place.»<br />

Rem Koolhaas<br />

Ten tijde van het Architectuur Film Festival Rotterdam treffen<br />

een architect en een filosoof elkaar in de foyer van een filmhuis.<br />

Zij hebben zojuist de films ‹Desert Utopia›, ‹Um lugar ao<br />

Sol› en ‹Utopia London› gezien. De filosoof heeft moeite met<br />

het begrip utopie, dat in de drie films uiteenlopende gedaantes<br />

aanneemt.<br />

Filosoof: Ik ben blij dat ik u hier tref. U bent architect, nietwaar?<br />

Architect: Dat klopt.<br />

Recensie<br />

Filosoof: Misschien kunt u mij dan helpen. Wat is toch de utopie<br />

waar enkele filmtitels naar verwijzen?<br />

Architect: Dat is toch evident! Heeft u niet ook zojuist ‹Desert<br />

Utopia› gezien? Een portret van het stadje Palm Springs, een<br />

oase in het zand van de woestijn van zuid-Californië. In de jaren<br />

vijftig lieten de rijke inwoners er hun huizen ontwerpen door<br />

de architecten van het modernisme. De architecten gingen niet<br />

meer weg en ontwierpen in opdracht van de inwoners de gehele<br />

stad! Van tankstations tot bibliotheken, van woonhuizen tot<br />

winkels. Spierwitte villa's, huizen die om bestaande rotsformaties<br />

heen gebouwd werden, zwembaden waarin je zo de woonkamer<br />

in kon zwemmen. Heeft u ooit zoiets moois gezien?<br />

Filosoof: Mooi is het zeker. Maar ik vraag mij toch af: is dit wel<br />

een utopie? En wiens utopie zou dit dan zijn? Toch vooral die van<br />

de architecten en hun rijke opdrachtgevers? Zou een utopie niet<br />

meer moeten omvatten dan het perspectief van een enkele klasse?<br />

Architect: Misschien heeft u gelijk...<br />

Filosoof: U hebt u laten overrompelen door de prachtige beelden.<br />

Op een grotere schaal houdt dit model geen stand. Niet iedereen<br />

is zo rijk <strong>als</strong> de heren uit Palm Springs. Voor de armen en<br />

de zwakken is in dit systeem geen plaats. Als u het met mij eens<br />

bent dat dit geen utopie is, wat dan wel?<br />

Architect: Laten we onze blik richten op Londen. ‹Utopia<br />

London› toont ons het Londen van na de Tweede Wereldoorlog.<br />

Er was een groot tekort aan woningen. Families van tien mensen<br />

leefden vaak in woningen bedoeld voor maximaal vier personen.<br />

Bovendien waren de woningen vies, donker en eerlijk gezegd vrij<br />

lelijk. Jonge, vooruitstrevende architecten zochten naar een principe,<br />

een leidend principe, dat kon dienen <strong>als</strong> organisatie voor alle<br />

toekomstige woningbouw.<br />

Filosoof: Aha! Een leidend principe!<br />

Architect: En de oplossing, beste vriend, vonden zij in het<br />

scheiden van functies! Wanneer wonen, werken en recreatie van<br />

elkaar gescheiden worden, is het mogelijk de stad volledig efficiënt<br />

te organiseren. Een mens heeft ordening nodig: op deze<br />

18 {stedelijke} twijfel<br />

utopia<br />

19


plek kan hij wonen, hier kan hij zijn auto parkeren, daar kan hij<br />

flaneren. De Britse architecten zagen een schitterende toekomst:<br />

een samenleving met goede woningen, gezondheidszorg en educatie,<br />

ook voor de allerarmsten. De tijd van wanorde was voorbij!<br />

Filosoof: Dat klinkt bijzonder interessant, maar zeg eens, hebben<br />

we niet gezien dat dit niet werkt? Armoede is blijven bestaan<br />

en Londen is nog steeds de stad van hooligans, rellen, geweld en<br />

vandalisme. Wat zegt dit over het plan van uw jonge architecten?<br />

Architect: Goed, het is niet perfect, maar dit ligt niet aan het<br />

plan…<br />

Filosoof: Zeker wel, de Londense utopie is een constructie<br />

gebouwd om één enkel gebrek, dat van de woonruimte. De<br />

inzet lijkt echter groter, namelijk een alomvattend plan dat de<br />

logistieke organisatie van mensen voor de volledige toekomstige<br />

tijd vastlegt. Door middel van sociale woningbouw dachten de<br />

architecten de ideale samenleving tot stand te kunnen brengen.<br />

Er werd gezocht naar een leidend principe, maar gevonden werd<br />

enkel een tijdelijke oplossing. Hebben we niet gezien dat zich<br />

vanzelf nieuwe gebreken aandienden? Gebreken waar het plan<br />

geen rekening mee hield? Die misschien zelfs veroorzaakt werden<br />

door het plan? Het tijdelijke gebrek is een legitimatie voor een<br />

project dat door zijn realisatie tegelijkertijd zijn legitimatie<br />

opheft. De utopie is ongeldig door haar realisatie!<br />

Architect: Maar we hebben toch een leidend beginsel nodig?<br />

Ten minste om te proberen? Of vindt u de wereld die ‹Um lugar<br />

ao Sol› ons toont een betere? Rio de Janeiro is een stad die zich<br />

louter laat vormgeven door vastgoedontwikkelaars. Zij laten zich<br />

leiden door één principe: winst. En omdat winst altijd ergens aan<br />

onttrokken wordt, ontstaat er vanzelf hiërarchie. De wolkenkrabbers<br />

zijn de fysieke manifestatie van deze hiërarchie. De rijken<br />

kijken vanuit hun penthouses neer op de stad, waar de armen<br />

elkaar afslachten. Vuurwerk, noemde één van hen de vuurgevechten<br />

op straat zelfs, en ze vond het prachtig! De mensen moeten<br />

beschermd worden tegen de uitwassen van het kapitalisme, en<br />

wij, architecten, moeten dit op ons nemen!<br />

Filosoof: Uitwassen van het kapitalisme? Creëert het kapitalisme<br />

de vuurgevechten? En gaan de architecten de wereld verbeteren?<br />

De architect, hij wil wereldvrede, en stapelt aldus stenen<br />

op elkaar. Uw project is te groot voor de mogelijkheden van uw<br />

instrument, dat is wat deze films ons hebben getoond. De tragiek<br />

van *<br />

de architect: te streven naar een utopie, in de wetenschap dat<br />

zij nooit bereikt zal worden. Kortom, u jaagt een spook na.<br />

20 {stedelijke} twijfel utopia 21


Architect: Ik jaag liever een spook na, dan dat ik niets najaag.<br />

Filosoof: Maar naar welk leidend principe zoekt u? Wat zijn de<br />

vooronderstellingen voorafgaand aan uw opvattingen van mens<br />

en sociabiliteit die uw utopie onderbouwen? U zegt: de mens<br />

heeft ordening nodig. Moet ik dit opvatten <strong>als</strong> een metafysische<br />

claim? De essentie, daar gaat het bij architecten nooit over!<br />

Architect: En terecht! Wanneer ik mij bezig zou houden met<br />

essenties, zou ik niets gedaan krijgen. Elke streep die ik zet is wel<br />

in conflict met één of andere theorie!<br />

Filosoof: Daar heeft u waarschijnlijk gelijk in. Maar <strong>als</strong> ik een<br />

aanbeveling mag doen, Deleuze heeft gezegd...<br />

Architect: Laat Deleuze hier <strong>als</strong>tublieft buiten! Van hem ben<br />

ik nog nooit wijzer geworden en bovendien heb ik nu geen tijd<br />

meer. Dat is het verschil tussen u en mij, beste filosoof: u kunt<br />

blijven graven, ik moet uiteindelijk bouwen.<br />

*<br />

Sereh Mandias (1987) is bachelorsstudent wijsbegeerte van een<br />

wetenschapsgebied, en architectuur. Ivan Thung (1988) is masterstudent<br />

wijsbegeerte van een wetenschapsgebied, en architectuur.<br />

DE LUIE GEWICHTHEFFER<br />

Hij droeg de volle aarde <strong>als</strong> ballon<br />

Door tijdens de finale een handstand te zetten<br />

Waarmee hij keer op keer een klaterend applaus won<br />

Ik denk aan de luie gewichtheffer<br />

Gebukt onder gewicht van afspraken,<br />

Amfetaminen, duurtrainingsschema’s, krachtpreken,<br />

Omringd door belagers die zich tot vriend verklaren<br />

En zijn armoe jonglerend verspelen<br />

Hoeveel jaren zijn alweer verstreken<br />

Sinds hij vrij en onbekommerd naar de kermis toog<br />

Toen halters, heftrucks, kranen hem gelukkig schenen<br />

Hij met eigen arm de wereld woog<br />

anne veenstra (1956)<br />

deeltijd bachelorstudent<br />

22 {stedelijke} twijfel<br />

gedicht 23


24<br />

{stedelijke} {STEDELIJKE} {stedelijke} twijfel TWIJFEL


Het is de taak van de filosofie om, uitgedaagd door de praktijk,<br />

buiten common-sense opvattingen te treden en zo voorwaarden<br />

voor iets nieuws te verschaffen. Zo ook wanneer de filosofie<br />

zich wendt tot de bouwkunde. Graag laat ik in dit artikel zien<br />

hoe vernieuwend, niet-alledaags denken mogelijk is binnen de<br />

bouwkunde en waar dit toe kan leiden: een dynamisering van de<br />

discipline doordat er op transgressieve wijze iets nieuws tot stand<br />

komt.<br />

Om te schetsen hoe dit eruit kan zien, zal ik eerst ‹De De Cap- CapCapsulaire Beschaving› (2004) van Lieven de Cauter, filosoof en<br />

docent Stedenbouw en Architectuur, bespreken. Hoewel het<br />

werk erg populair is, lijkt De Cauter er niet in geslaagd om de<br />

bouwkunde iets voorbij het alledaagse te tonen. Dit lukt architect<br />

Bernard Cache met het werk ‹Earth Moves: the Furnishing<br />

of Territories› (1995) wel.<br />

De Cauter legt in zijn essaybundel ‹De De Capsulaire Bescha- Bescha-<br />

ving› directe causale relaties tussen een politieke, dominerende<br />

kapitalistische wereldorde en de manier waarop er gebouwd<br />

wordt in de stad. Architectuur en stadsplanning vallen direct<br />

ten prooi aan de uitwassen van het kapitalisme; de bouwkunde<br />

is nodig om dit systeem in stand te houden. Volgens De Cauter<br />

zijn er verschillende momenten te onderscheiden in de ontwikkeling<br />

van het kapitalisme. Momenteel bevinden wij ons in een<br />

tijdperk van transcendentaal kapitalisme, waarin het ogenschijnlijk<br />

absolute karakter ervan domineert: kapitalisme is de «al-<br />

26<br />

{stedelijke} twijfel<br />

Wendy Jansen<br />

Liever Cache<br />

*<br />

Essay<br />

lesomvattende mogelijkheidsvoorwaarde zonder tegenterm.» i<br />

Het kapitalisme zorgt voor het ontstaan van overdekte centra,<br />

oftewel capsules waarin men zich met zijn bezit verbergt. Deze<br />

capsules zijn nodig omdat men bang is dat degenen die zich in de<br />

periferie van het systeem bevinden, de winst die over hun ruggen<br />

is gemaakt, komen opeisen met alle gewelddadige gevolgen van<br />

dien: «Altijd zal er een centrum en een periferie zijn, een binnen<br />

en een buiten.» ii De capsule is een sfeer in de meest ruime<br />

zin: de auto, het vliegveld, het vliegtuig, de iPod, het huis, de<br />

mall; het is de tendens van evacuatie van het publieke domein.<br />

Volgens De Cauter is er sprake van de komst van een ‹capsulaire<br />

beschaving.› Heel kort: capsulaire architectuur is de architectuur<br />

van de nieuwe stad. Het is een architectuur die <strong>als</strong> een ruimtecapsule<br />

functioneert, die er een artificiële ambiance creëert, de<br />

communicatie met buiten minimaliseert en een afgesloten eigen<br />

milieu vormt. Waar Kisho Kurokawa in 1969 nog positief was<br />

over de mobiliteit die capsules met zich mee zouden brengen,<br />

ziet De Cauter het niet meer zitten: «We kunnen tegenover dit<br />

optimisme, tegenover deze bewegingen en hun gedachtegoed alleen<br />

nog maar ambivalent staan.» Door het lineaire verband tussen<br />

‹transcendentaal kapitalisme› en de capsularisering van de<br />

samenleving dat De Cauter hier legt, toont hij een zwartgallige<br />

visie op de toekomst, waaruit geen duidelijk alternatief voor de<br />

urbane bouwkunde geabstraheerd kan worden. De hedendaagse<br />

stad bestaat uit afscherming, veiligheid en controle. De Cauter<br />

geeft grif toe dat hij een doemscenario schetst zonder duidelijk<br />

alternatief: «Is de capsulaire beschaving de zoveelste onheilsprofetie?<br />

In zekere zin wel: je kunt alleen maar hopen dat ze niet<br />

wordt bewaarheid.» iii Het enige wat we kunnen doen is een politiek<br />

voeren waarin voorop staat dat een andere wereld noodzakelijk<br />

is, maar waarvan niet duidelijk is hoe die eruit ziet of wat de<br />

voorwaarden daarvan zijn.<br />

De problemen van de these dat het transcendentaal kapitalisme<br />

onherroepelijk leidt tot de onheilspellende capsulaire beschaving,<br />

liever cache 27


zijn meervoudig. Allereerst de definitie van het kapitalisme die<br />

De Cauter hanteert. Hoewel hij veel postmodernen aanhaalt,<br />

zo<strong>als</strong> Michel Foucault en Gilles Deleuze, lijkt het niet tot hem<br />

door te dringen dat het kapitalisme <strong>als</strong> systeem in dit denken<br />

voornamelijk gezien wordt <strong>als</strong> neiging, en niet zozeer <strong>als</strong> iets met<br />

afgebakende stadia en specifieke kenmerken. Deze neiging zit al<br />

in het primitieve samenkomen van mensen: het genereren van een<br />

surplus en het herinvesteren ervan. Zo bezien bestaat kapitalisme<br />

al duizenden jaren. De Cauter maakt van het kapitalisme een<br />

Groot Verhaal, een nieuwe goddelijke entiteit die vorm uitdrukt<br />

in bijvoorbeeld de bouwkunde. En hoewel volgens De Cauter het<br />

kapitalisme afgebakende stadia kent met een aanwijsbaar begin,<br />

is het maar de vraag of de tijd van het transcendentaal kapitalisme<br />

een stadium is dat nog verlaten kan worden. Het wekt de schijn<br />

van niet. Het probleem met dit soort grootheden kunnen we<br />

uitdrukken <strong>als</strong> het empirisch transcendentaal dubbelwezen<br />

van Foucault: enerzijds is het empirisch (kapitalisme bestaat<br />

echt!) en anderzijds wordt het een transcendentale voorwaarde<br />

waarvan niet uitgelegd hoeft te worden hoe het geproduceerd<br />

wordt <strong>als</strong> bestaand fenomeen. Wat valt er theoretisch te halen<br />

in een alles opslokkende entiteit? Zodoende negeert De Cauter<br />

andere relevante quasi-causale verbanden en verbloemt hij een<br />

gebrek aan verklaringskracht.<br />

De architect en meubelmaker Bernard Cache werkt wel met<br />

deze quasi-causale verbanden. In ‹Earth Moves: the Furnishing<br />

of Territories› stelt Cache dat je <strong>als</strong> architect moet werken met<br />

krachten die voorafgaan aan een bouwproject. Met hem en zijn<br />

leermeester filosoof Deleuze kunnen we zien hoe een dynamisering<br />

van de architectuur en stadsplanning mogelijk is. In tegenstelling<br />

tot De Cauter stelt Cache vast dat architectuur de act van<br />

het classificeren is. Het gaat in de architectuur om het scheppen<br />

van een dynamische ordelijkheid <strong>als</strong> antwoord op de bouwkundige<br />

chaos. Deze chaos kunnen we zien <strong>als</strong> een kluwen van voorwaardelijke<br />

krachten waar de architect mee te maken heeft: ruwe<br />

28 {stedelijke} twijfel<br />

liever cache<br />

29


materialen, politieke belangen, biomassa, talige stromen,<br />

geldstromen, (on)mogelijkheden van bouwmaterialen en technieken,<br />

zwaartekracht, enzovoorts.<br />

Deze stromen zijn onderhevig aan processen van selectie en<br />

variatie: we nemen x wel en y niet. Van alle mogelijke combinaties<br />

van krachten (geld, ruwe materialen, kennis, biomassa) ontstaat<br />

een cluster van combinaties die waarschijnlijker zijn dan andere.<br />

Welke combinatie zich zal actualiseren ligt niet van tevoren vast.<br />

Volgens De Cauter legt het kapitalistisch systeem de krachten<br />

die voorafgaan aan een mogelijke combinatie meer en meer vast.<br />

Door het opslokkende kapitalisme verdwijnt de variatie. Maar<br />

de voorafgaande stromen bestaan enkel uit variatie. Zonder die<br />

stromen kan er niks nieuws gebouwd worden!<br />

De Cauter stelt, vertaald in deleuziaans-cachiaanse termen,<br />

dat kapitalisme een grootheid is die <strong>als</strong> causale machtsfactor in<br />

die stroom een vorm aanbrengt. Maar die stroom van stromen organiseert<br />

zichzelf en heeft genoeg aan zichzelf: de architecturale<br />

kennis in de architect is óók een stroom die zichzelf organiseert.<br />

Als architect probeer je dan ook door dat landschap van mogelijkheden<br />

te manoeuvreren en aan te sturen op de ene dan wel de<br />

andere vorm.<br />

Chaotische krachten worden volgens Cache iedere keer<br />

opnieuw gekaderd in het bouwproces. Kaderen gaat dan ook<br />

om richting geven. Dit impliceert dat er geen absoluut oordeel<br />

wordt gegeven over hoe het eindproduct van het proces eruitziet.<br />

In het kaderen is er een constante poreusheid, een communicatie<br />

met datgene wat niet wordt gekaderd, dat geen richting krijgt.<br />

Cache stelt dat kaderen behoort tot een veld dat vooraf gaat aan<br />

de identitaire wereld waar combinaties van krachten zich reeds<br />

hebben geactualiseerd; de bestaande architectuur. In plaats<br />

van een lineair verband te leggen tussen de uitwassen van het<br />

kapitalisme en haar realisatie in de bouwkunde ziet Cache een<br />

veld van potenties dat voorafgaat aan de actuele stad. In het<br />

kaderen van de chaos met het zich ontvouwende bouwplan, ligt<br />

nog niet besloten hoe een architectonisch ontwerp of stad er<br />

uiteindelijk uit zal zien. Het veld van potenties dat voorafgaat<br />

aan de architectuur en de oneindige oriëntaties die kunnen<br />

worden ingenomen, maken dat het produceren van iets nieuws<br />

bij Cache veel waarschijnlijker is dan bij De Cauter, die slechts<br />

spreekt over een reeds geactualiseerde stand van zaken waarbij<br />

één oorzaak wordt gegeven: het kapitalisme <strong>als</strong> politieke kracht.<br />

Architectuur en het kader gaan volgens Cache over het<br />

interval, een notie overgenomen van Eugène Dupréel. Het interval<br />

is een moment dat altijd een onderdeel is van causaliteitsrelaties.<br />

Tussen oorzaken en gevolgen zit altijd een proces. Een onderdeel<br />

van dit proces noemt Dupréel het interval. Het interval is een<br />

moment van onbepaaldheid, een moment waarin onverwachte<br />

krachten werkzaam kunnen worden: er is met het interval een<br />

mogelijkheid tot een onverwachte gebeurtenis. Dit is het concept<br />

waar wat Cache betreft architectuur over gaat: «Architecture<br />

would be the art of introducing interv<strong>als</strong> in a territory in order to<br />

construct frames of probability.» iv De architect zou niet moeten<br />

werken met een rigide blauwdruk (een representatie) van het te<br />

onderwerpen landschap, maar zou de nerven ervan moeten volgen<br />

en zo bouwkundig moeten aansturen op het onwaarschijnlijke,<br />

het nieuwe, het onherkenbare. Het interval moet <strong>als</strong> niets anders<br />

worden gezien dan <strong>als</strong> (on)waarschijnlijkheid. Architectuur<br />

<strong>als</strong> stroom van kennis produceert derhalve een richting in het<br />

interval, waardoor de waarschijnlijkheid richting krijgt. Door<br />

het kaderen worden bepaalde gebeurtenissen waarschijnlijker<br />

dan andere, al is een onverwacht moment nooit uit te sluiten,<br />

zo stelt Cache. Met het interval wil Cache uitdrukken dat een<br />

oorzaak nooit een direct gevolg heeft: altijd zit er een min of<br />

meer chaotisch moment van onbepaaldheid tussen. Het beeld<br />

dat door de architectuur wordt geconstrueerd is nooit een<br />

statisch gegeven, een werkelijke representatie van wat het zal<br />

worden. Cache stelt dat in het identitaire en representationele<br />

denken geen plaats is voor het interval omdat er sprake is van een<br />

30 {stedelijke} twijfel<br />

liever cache 31


directheid die nooit onderbroken wordt. Voor hem produceert<br />

de architectuur beelden die geenszins verwijzen naar een<br />

welbepaalde oorsprong of toekomst. Zodoende gaan beelden<br />

veel meer over een onbepaald verschillen dat voorafgaat aan het<br />

identitaire. Hiermee verzet Cache zich sterk tegen de opvatting<br />

van het landschap <strong>als</strong> statische identiteit. v<br />

Langzaam schetst zich het alternatief. In plaats van op zo'n<br />

manier naar de stad kijken dat zij opgebouwd lijkt uit een verzameling<br />

van capsules waarin alles en iedereen wordt gehomogeniseerd,<br />

kan de bouwkunde zich ook wenden tot een architectonisch<br />

denken waarin wordt gewerkt met een meervoudigheid<br />

aan krachten en er altijd een immanente chaos door alle bouwprojecten<br />

heen woekert. Met Cache gaat het niet langer om bouwen<br />

op de grond of denken over materialen, maar op immanente<br />

wijze werken met krachten die het landschap biedt. Zowel Cache<br />

<strong>als</strong> De Cauter geven een visie op de totstandkoming van de stad<br />

en waardoor zij wordt wat zij is. De Cauter toont ons een statische<br />

visie waarbij het één onvermijdelijk leidt tot het ander – een<br />

rigide en homogeniserende manier van denken waartegen hijzelf<br />

ironisch genoeg tracht te rebelleren. Cache schetst de voorwaarden<br />

voor de creatie van iets nieuws, en hierin zien we de invloed<br />

van het deleuziaanse denken sterk naar voren komen. Hierdoor<br />

kan de bouwkundige dynamischer te werk gaan. De uitwassen<br />

van het kapitalisme, <strong>als</strong> het al bestaat <strong>als</strong> welonderscheiden organisme,<br />

zijn ook hier belangrijk, maar de kluwen van krachten<br />

die hiernaast ook werkzaam zijn, maken dat er altijd een onverwachte<br />

gebeurtenis kan plaatsvinden. Cache creëert met zijn architecturale<br />

visie nieuwe voorwaarden en een nieuwe manier van<br />

spreken, waarmee gedacht, geschreven en gebouwd kan worden.<br />

Zo heeft hij de architect daadwerkelijk iets te bieden.<br />

* Wendy Jansen (1987) is voltijd masterstudent.<br />

i. Cauter, L de (2004) De Capsulaire Beschaving: Over de stad in het<br />

tijdperk van de angst, NAi Uitgevers: Rotterdam, 41.<br />

ii. Cauter, De Capsulaire Beschaving, 42.<br />

iii. Idem, 73.<br />

iv. Cache, B (1995) Earth Moves: the Furnishing of Territories, Massachusetts<br />

Institute of Technology: Cambridge, Massachusetts, 22.<br />

v.<br />

Cache, Earth Moves, 15.<br />

32 {stedelijke} twijfel liever cache 33


Proza<br />

‹Melanchotopia› i<br />

Sanne van Driel, Caroline van Twillert & Marjolein Wegman *<br />

Het is een stralende, strakblauwe oktoberdag. Op de hoek<br />

van de Witte de Withstraat, voor het oude politiebureau, staan<br />

drie meisjes. Zij dragen koptelefoons en kijken aandachtig luisterend<br />

door de tientallen ramen van het gebouw naar binnen. Er<br />

is niets te zien, enkel hun eigen reflectie. Voorbijgangers kijken<br />

verwonderd van het gebouw naar de meisjes.<br />

Ook de Operator ziet hen, op één van de vijfendertig schermen<br />

op zijn bureau. Anders dan de voorbijgangers, weten de<br />

meisjes dat hij kijkt. Zij horen door hun koptelefoon wat zich<br />

in het gebouw afspeelt. Veertig uur per week houdt de Operator<br />

de hoek, de straat en de voorbijgangers met zijn blik gevangen.<br />

Getrainde ogen onderscheiden abnormaliteiten razendsnel van<br />

de dagelijkse sleur. Zij verspringen alleen naar de afwijkingen<br />

op de schermen: zij die te lang blijven staan, zij die te snel lopen<br />

of te langzaam, de vreemdeling, de wildplasser, de dakloze, de<br />

hangjongeren, de vandaal en de roekeloze - 24/7, met vierhonderdtwintig<br />

camera's.<br />

De ironie van de woorden op de gevel wordt hen duidelijk:<br />

«De politiegalerie» – deze galerie is niet bedoeld voor bezoekers;<br />

binnen wordt niet gekeken met een kunstzinnige blik. In<br />

deze galerie staan de stadsbewoners zelf tentoon en worden hun<br />

bewegingen gevolgd door controlerende ogen.<br />

Bewust van de blik die hen in de maat doet lopen, vervolgen<br />

de meisjes hun weg. Vandaag bekijken zij de stad, waar zij al jarenlang<br />

hun dagelijkse paden volgen, met andere ogen. Zij dragen<br />

de kaart van de stad ‹Melanchotopia› bij zich. Melanchotopia is<br />

geen andere stad, maar een andere dimensie, een andere blik. Wat<br />

voor blik is dit? Een druilerige, melancholische blik die slechts<br />

ziet wat niet meer is? Of een zonnige, hoopvolle blik gericht op<br />

de toekomst?<br />

De meisjes dwalen tussen de melancholie van de gebombardeerde<br />

stad en de utopie van de maakbare stad. De stad die de<br />

historische karakteristieken in het hart van haar straatleven verloor,<br />

en waar nu met grote slagen nieuwe harten bonken. In de<br />

schaduw van de bouwprojecten vinden zij onbestemde hoeken<br />

en pleinen. De toren van de Laurenskerk, het enige resterende<br />

middeleeuwse gebouw in de binnenstad, markeert geen bonkend<br />

hart van het stadse leven, maar eerder een lege ruimte tussen<br />

grote winkelstraten. Hier staat Erasmus onverstoord te lezen,<br />

maar buiten hem weet niemand goed hoe zich te gedragen op dit<br />

plein. Het openluchttheater wekt de indruk dat er iets te gebeuren<br />

staat; het publiek druppelt langzaam binnen en wacht af wat<br />

komen gaat. Als er niets gebeurt, zoeken zij hun toevlucht in de<br />

kerk, de fitness- of de jazzclub of gaan ze weer op in de stroom van<br />

winkelend publiek. ii<br />

De meisjes dwalen rond. Hebben zij een bestemming nodig?<br />

Melanchotopia: de plaats tussen een verloren verleden en bestemmingsplannen<br />

voor de toekomst. Een onbestemde plaats die niet<br />

staat aangegeven op de kaart maar wel degelijk bij de stad hoort.<br />

Een onbestemde plaats die niet leeg is: ze wordt bevolkt door<br />

onbestemde lieden, waarvoor in de plannen geen plaats, geen bestemming<br />

is. Het verloren hart dat de bouwprojecten bespookt.<br />

Maar laat dit verloren hart geen uitdrukking zijn van een<br />

verlangen naar terugkeer van een ideaal verleden in de toekomst.<br />

Laat Melanchotopia niet de plaats zijn van onverwerkte, in zichzelf<br />

gekeerde rouw, maar laat het de plaats zijn waar de blik geopend<br />

wordt voor het onbestemde.<br />

Op de muren van de voetgangerstunnel van het Centraal Station<br />

worden de gebeurtenissen die zich in Rotterdam afspelen<br />

34 {stedelijke} twijfel<br />

melanchotopia 35


uitgedrukt in één zin: «As long as it lasts.» iii De melancholie<br />

van de oude tunnel gaat over in de utopische belofte van het bijna<br />

volmaakte futuristische station, die lonkt <strong>als</strong> zij uit de tunnel komen.<br />

De meisjes blijven voorlopig echter hier, in het onbestemde.<br />

* Sanne van Driel (1986) is voltijd masterstudent. Caroline van<br />

Twillert (1987) is voltijd masterstudent. Marjolein Wegman (1982) is<br />

voltijd masterstudent.<br />

i. Drie meisjes deden op zaterdag 14 oktober de kunst- en audiotour<br />

door het epicentrum van de tentoonstelling ‹Melanchotopia› van<br />

Witte de With die tot 31 december 2011 te bezichtigen was.<br />

ii. De kunstenaar Murray Gaylard noemt het Grote Kerkplein een<br />

niemandsland, een schizofrene plaats die de vraag oproept naar de<br />

functie van de publieke ruimte en hoe die kan worden ingericht om<br />

mensen te bewegen daarin te participeren.<br />

iii. De New Yorkse kunstenaar Lawrence Weiner, (1942) bracht deze<br />

tekst in 1993 aan op de Euromast en verplaatste zijn interventie voor<br />

Melanchotopia naar de tunnel van het Centraal Station.<br />

36 {stedelijke} twijfel<br />

De Galg<br />

Een galg voorzien van bolcamera,<br />

geplaatst op het Noordereiland te<br />

Rotterdam, juni 2011. Over misdaad-<br />

preventie door de eeuwen heen<br />

Tekst · Sil Krol<br />

Foto’s · Sil Krol<br />

*<br />

Poëzie<br />

Essay<br />

Hoofd<br />

artikel<br />

Project<br />

Column<br />

jibberish place in hold


* Sil Krol (1986) studeerde fine arts aan het Sandberg Instituut<br />

38 {stedelijke} twijfel<br />

‹Deterrent›<br />

Denkend aan middeleeuwse straffen zien velen de meest gruwelijke<br />

taferelen voor zich: afgehakte hoofden en ledematen, geradbraakte<br />

lichamen en gillende misdadigers die worden ondergedompeld in<br />

ketels met kokend pek. Deze executies waren openbaar en hadden<br />

duidelijk een afschrikwekkende functie. Na de executie werd het lijk<br />

op een kar naar het galgenveld buiten de stadspoorten gebracht en<br />

daar ter lering opgehangen, net zo lang tot het was ontbonden of kaal<br />

gepikt door vogels. Het galgenveld bevond zich op een goed zichtbare<br />

plek langs een doorgaande weg, op een heuvel of aan een rivier.<br />

Woeste gronden waren het vaak, door God verlaten gebieden waar<br />

misdadigers en heidenen thuishoorden.<br />

Ook Rotterdam heeft een dergelijk galgenveld gekend. Gelegen<br />

op een zandplaat in de Maas, waar nu het Noordereiland ligt, stonden<br />

de hoge galgen tentoongesteld. Als markante waarschuwingsbakens<br />

waren ze duidelijk zichtbaar vanaf de stadskade aan de overkant<br />

en ook het binnenvarende scheepsverkeer werd geconfronteerd<br />

met het geldende gezag.<br />

Misdaadpreventie heeft vandaag de dag totaal andere<br />

verschijningsvormen aangenomen, met name in de openbare ruimte.<br />

De verschillende aspecten van waarschuwing en controle lijken<br />

onafscheidbaar en manifesteren zich in de vorm van cameratoezicht.<br />

De constante mogelijkheid van observatie werkt preventief.<br />

‹Deterrent›, dat werd geplaatst <strong>als</strong> een tijdelijk kunstwerk op het<br />

Noordereiland, vormde een versmelting van de historie, symboliek<br />

en perceptie van publieke misdaadpreventie.


Harrie de Swart<br />

Over de promotie van<br />

Marcoen Cabbolet<br />

*<br />

Op 23 September 2011 is aan de Vrije Universiteit Brussel bij<br />

het Centrum voor Logica en Wetenschapsfilosofie (clwf) van<br />

de faculteit Wijsbegeerte Marcoen Cabbolet met grote onderscheiding<br />

gepromoveerd op een proefschrift getiteld ‹Elementary<br />

Process Theory; axiomatic introduction and applications.›<br />

Dit is opmerkelijk, omdat de verdediging van vrijwel hetzelfde<br />

proefschrift in 2008 door de Technische Universiteit Eindhoven<br />

(tue) enkele dagen voor de afgesproken promotiedatum werd<br />

geannuleerd, hoewel de door diezelfde tue ingestelde promotiecommissie<br />

– met daarin onder anderen ondergetekende <strong>als</strong> eerste<br />

promotor, een wiskundige van de tue <strong>als</strong> tweede promotor en<br />

een theoretisch fysicus uit Wenen <strong>als</strong> derde promotor – unaniem<br />

een positief advies had afgegeven.<br />

In het proefschrift ontwikkelt de promovendus een logisch<br />

formalisme, Set Matrix Theorie (smt) genoemd, waarin hij een<br />

generalisatie van de verzamelingenleer formuleert. De generalisatie<br />

bestaat hierin dat je naast verzamelingen ook matrices<br />

(getallenschema’s) <strong>als</strong> primitieve objecten erkent. Volgens zeven<br />

elementaire principes, geformuleerd in dit logisch formalisme en<br />

tezamen de Elementaire Proces Theorie (ept) genoemd, kunnen<br />

antimateriedeeltjes met een positieve rustmassa (deeltjes die kunnen<br />

stilstaan ten opzichte van een waarnemer) onder invloed van<br />

zwaartekracht van de aarde af bewegen.<br />

Wat ging er mis in Eindhoven? Kort voor de beoogde promotiedatum<br />

stond er in het Eindhovens universiteitsblad Cursor<br />

40 {stedelijke} {STEDELIJKE} twijfel TWIJFEL over de promotie van marcoen cabbolet<br />

Off-topic<br />

41


een korte samenvatting van de promotie. Hierin stond te lezen<br />

dat de gepresenteerde fysische theorie zich niet verdraagt met de<br />

standaard fysische theorieën zo<strong>als</strong> kwantummechanica en relativiteitstheorie,<br />

omdat volgens deze theorieën antimaterie door de<br />

zwaartekracht wordt aangetrokken. Het doel van dit proefschrift<br />

is juist een fysische theorie te ontwikkelen die kan verklaren dat<br />

antimaterie door de zwaartekracht wordt afgestoten. Weliswaar<br />

is dit experimenteel nooit aangetoond, maar hetzelfde geldt voor<br />

aantrekking van antimaterie. Interessant in dit verband is dat bij<br />

cern (Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire) experimenten<br />

worden voorbereid die uitsluitsel over aantrekking of<br />

afstoting van antimaterie moeten geven. Als die experimenten op<br />

aantrekking van antimaterie wijzen, kan de theorie van de promovendus<br />

worden verworpen en is zijn proefschrift slechts een<br />

interessant gedachte-experiment geweest. Als de experimenten<br />

echter wijzen op afstoting van antimaterie, dan zou de promovendus<br />

gezien kunnen worden <strong>als</strong> een nieuwe Einstein.<br />

«Geschrokken» van het artikel in Cursor heeft de decaan<br />

in Eindhoven, volkomen buiten het eigen promotiereglement<br />

om, meerdere collega's uit eigen kring (waaronder een vroegere<br />

klasgenoot en Nobelprijswinnaar) gevraagd of zij naar het proefschrift<br />

wilden kijken. Binnen enkele uren wisten zij te vertellen<br />

dat ze van het manuscript «geen brood konden bakken» en dat<br />

de tue het proefschrift beter niet kon accepteren. i Het unaniem<br />

positieve besluit van de promotiecommissie, die door de tue<br />

zelf is ingesteld, werd hiermee volledig genegeerd, waarmee de<br />

indruk werd gewekt dat deze commissie haar werk niet goed gedaan<br />

had. De vier geraadpleegde referenten hebben echter nagelaten<br />

te bekijken waarom de theorie van Cabbolet afwijkt van het<br />

dominante paradigma. Zij hebben slechts geconcludeerd dat het<br />

in twijfel trekken van een wereldwijd aanvaarde theorie duidt op<br />

incompetentie van de auteur.<br />

Na het afwijzen van het proefschrift in Eindhoven is de promovendus<br />

naar de Vrije Universiteit Brussel gegaan, waar het<br />

proefschrift wél werd geaccepteerd. Het verschil met de Eindhovense<br />

versie van het proefschrift is dat de Brusselse versie een uitgebreid<br />

hoofdstuk bevat over hoe de ept is ontwikkeld; voorheen<br />

was dit alleen summier aangegeven. Deze wijzigingen veranderen<br />

echter niets aan de voornaamste onderzoeksresultaten.<br />

Erkenning voor de kwaliteit van zijn werk had de promovendus<br />

overigens al eerder gekregen. In 2010 werd de inhoud van<br />

zijn proefschrift in het toonaangevende tijdschrift Annalen der<br />

Physik gepubliceerd. ii Saillant detail: ook Einsteins relativiteitstheorie<br />

werd indertijd in dit tijdschrift gepubliceerd.<br />

Terugkijkend is het proefschrift door vele mensen niet serieus<br />

beoordeeld. Sommigen meenden dat het geen fysica was, wat<br />

juist is <strong>als</strong> je fysica identificeert met kwantummechanica of relativiteitsleer.<br />

Sommigen zeiden dat het geen wiskundeproefschrift<br />

was, wat ook juist is. Anderen zeiden dat het geen logicaproefschrift<br />

was, ook al juist. En weer anderen stelden dat het geen filosofisch<br />

proefschrift was, ook juist <strong>als</strong> je met filosofie de continentale<br />

filosofie bedoelt. Als je een filosofische faculteit echter opvat<br />

<strong>als</strong> een centrale interfaculteit, dat wil zeggen, een faculteit tussen<br />

en in contact met de andere faculteiten, dan past het proefschrift<br />

uitstekend binnen een filosofische faculteit.<br />

Hoe dan ook, de promovendus heeft overduidelijk aangetoond<br />

dat hij in staat is om zelfstandig (heel) origineel onderzoek<br />

te doen en dat is het criterium voor het verlenen van het doctoraat.<br />

In dit geval heeft hij zelfs op deskundige wijze vele disciplines<br />

gecombineerd: logica, fysica, wiskunde en filosofie. Hiermee<br />

heeft hij een bijzondere prestatie verricht. Het is in- en intriest<br />

dat iemand zoveel weerstand ondervindt omdat zijn manuscript<br />

niet monodisciplinair is.<br />

* Harrie de Swart (1944) is hoogleraar Logica.<br />

i. De Vree, J (2008) «Promotie Eindhoven definitief van de baan. Gewogen en te<br />

licht bevonden», Noorderlicht.<br />

ii.<br />

Cabbolet, M. (2010) «Elementary Process Theory: a formal axiomatic system<br />

with a potential application as a foundational framework for physics supporting<br />

gravitational repulsion of matter and antimatter», Annalen der Physik,<br />

522 (10), 699–738.<br />

42 {stedelijke} twijfel over de promotie van marcoen cabbolet 43


Amber Alblas<br />

Ik geloof in de stad<br />

*<br />

Betoog<br />

Ik geloof in de stad, een hemel door mensen geschapen<br />

op aarde, en ik geloof in zijn makers, zijn uitvinders, zijn<br />

welriekende, op elkaar gestapelde, elkaar omverduwende of<br />

elkaar vervloekende bewoners. «City of God/City of Man»,<br />

een onderscheid dat Augustinus maakte maar dat in onze<br />

hedendaagse paradijsjes bewoond door neergedaalde goden aan<br />

relevantie lijkt te hebben verloren. Ik doel op de twee mogelijke<br />

interpretaties van mijn titel: ik geloof, in de stad of ik geloof in<br />

de stad. Naar de aard van mijn eigenlijke intentie zal ik het hier<br />

niet hebben over geloven in de stad <strong>als</strong> utopie, maar over wat het<br />

volgens (maar vooral voor) mij betekent om aan God te geloven<br />

en in de stad te wonen.<br />

De stad, of eerder het stadsleven, drukt overduidelijk een<br />

stempel op het religieuze (be)leven van een persoon. Dit weet<br />

ik uit nabijgelegen bron: de eigen ervaring. Ik ben protestants<br />

opgevoed in het dorpje ’s-Gravendeel en ben daarna naar Rotterdam<br />

verhuisd. Vanzelfsprekend is de invloed van filosofie<br />

op mijn geloof ook niet gering, maar de verandering van dorp<br />

naar stad wil ik zeker niet onderschatten. Het heilige vuur van<br />

de overtuiging wordt er dikwijls door getemperd. Mijn opa en<br />

oma bijvoorbeeld, hebben vier kinderen die allemaal getrouwd<br />

zijn en kinderen hebben. Het spreekt misschien weinig tot de<br />

verbeelding dat de twee kinderen die naar de stad zijn vertrokken<br />

nauwelijks nog praktiserend geloven en de twee die in het dorp<br />

zijn gebleven (waaronder mijn vader) nog wekelijks in dezelfde<br />

kerk <strong>als</strong> van kindsbeen af te vinden zijn.<br />

Maar de waarheid is niet zo rechtlijnig. Religie in institutionele<br />

vorm heeft ook in de stad gloriedagen gekend, in Rotterdam<br />

bijvoorbeeld tot aan en vooral tijdens de Tweede Wereldoorlog,<br />

en in andere steden is dit nog altijd het geval. Laat ons ook vooral<br />

niet in de fout vervallen religie tot slechts christendom te reduceren.<br />

De joodse gemeenschap lijkt, ongeacht en onafhankelijk van<br />

de stad, onveranderlijk overeind te blijven en ook de moslimgemeenschap<br />

houdt zich tot op de dag van vandaag opvallend goed<br />

staande, ook in Rotterdam. Voor het Nederlandse protestantisme<br />

geldt dat het zich tegelijkertijd en in wederzijdse beïnvloeding<br />

met de cultuur ontwikkeld heeft: wij zijn, zo<strong>als</strong> dat heet, opvallend<br />

liberaal. Ook het Nederlands katholicisme, dat zich heeft<br />

afgescheiden van rooms-katholicisme, wordt gekenmerkt door<br />

een relativerende visie. Wie een mis in de kerk bij Blaak bezoekt<br />

kan daar zien hoe de priester met drie welgemeende kussen het<br />

daar wekelijks aanwezige homokoppel begroet. Het is er een rare<br />

mix van traditie, het vieren van de pracht van de oude gewoonte,<br />

van de muziek en het gebouw, van zelfspot en plechtigheid. De<br />

ene week was er nog een islamitische schrijver die met proza de<br />

preek verving, de week daarop werd de oppervlakkigheid van<br />

deze vrijheid pijnlijk zichtbaar. Er zat een mysterieuze man naast<br />

een jonge blonde vrouw, hij zong vanachter zijn donkere, dichte,<br />

baard. Plotseling stond hij op en verstoorde hij met zijn woorden<br />

de spreekwoordelijke orde. De microfoon werd uitgezet,<br />

want zijn boodschap, dat Allah en God dezelfde waren en dat wij<br />

onze krachten zouden moeten verenigen, wilde men niet horen,<br />

of toch vooral niet ongevraagd. De man droop uiteindelijk af.<br />

Ik durfde hem niet achterna te lopen. Zo<strong>als</strong> niemand daar iets<br />

durfde. Niemand zag de angst in zijn ogen of hoorde de heilige<br />

ernst in de adem van zijn stem, of wellicht werden we door onze<br />

eigen angst bedrogen.<br />

Dus goed, ik wil graag liberaal zijn, tolerant jegens de andersgelovige<br />

en met hem of haar in dialoog treden. Dit wil ik typeren<br />

44 {stedelijke} twijfel<br />

ik geloof in de stad 45


<strong>als</strong> het positieve effect van het getemperd heilig vuur, wat in het<br />

geval van dialoog tot horizonsverbreding kan leiden. Maar <strong>als</strong>,<br />

aan de andere kant, liberaal betekent geen enkele positie meer in<br />

kunnen nemen, teren op een zekerheid uit het verleden maar daar<br />

geen zekerheid, alleen een vaag soort schoonheid uit halen, prefereer<br />

ik dan nog liberaal te zijn? Wat wil dit liberale ideaal van<br />

menselijke vrijheid eigenlijk zeggen? Als het is de vrijheid om alles<br />

en dus ook de ander in twijfel te trekken, dan overtreedt dit voor<br />

mij de grens van de menselijkheid.<br />

De lijn tussen geloven en niet geloven, schijnt mij tegenwoordig<br />

toe, is fijn en bovendien niet zo helder en welonderscheiden<br />

<strong>als</strong> gelovigen en ongelovigen denken. Ik sprak laatst met een bevriende<br />

architect die beroepshalve weleens kerken bezoekt. Hij<br />

vertelde me dat hij hier zeker wel iets bij ervoer, een soort waarheidservaring<br />

die hij echter niet los van het verleden kon zien, <strong>als</strong><br />

twee werelden die hij niet samen kon ervaren. Er was geen enkel<br />

verschil voor mij in wat hij zei en mijn persoonlijke ervaring, terwijl<br />

hij zich voor de buitenwereld atheïst noemt en ik mijzelf, om<br />

het belang van de positie, christelijk.<br />

Maar hoe christelijk ben je <strong>als</strong> je, bijvoorbeeld, het bestaan<br />

van de hemel sterk betwijfelt (om van de hel nog maar te zwijgen),<br />

Maria vereren aan de psychische nood van een volk aan een<br />

moederfiguur toeschrijft, en niet zeker bent of God ook buiten<br />

de taal waarin we over hem spreken echt bestaat? Als je in je hart<br />

ja knikt met Hume die zegt dat alle religies eigenlijk secundaire<br />

verschijnselen zijn van twee primaire menselijke eigenschappen:<br />

angst en hoop? Maar wanneer en zodra je bidt, wel de woorden<br />

gebruikt die het christendom je daarvoor heeft geleerd, en met<br />

James zegt dat het geloof geen andere rechtvaardiging behoeft<br />

dan de wil om te geloven? Je kan tenslotte, en tot de jongste dag,<br />

alles wel betwijfelen. Maar misschien is dit een zwaktebod. Wellicht<br />

ook het zwaktebod dat de stad me geleerd heeft en de reden<br />

dat voor mij naastenliefde ook betekent geld doen in de moskeespaarpot<br />

op de toonbank bij de Turkse slager. Het zou mooi<br />

46 {stedelijke} twijfel<br />

zijn <strong>als</strong> mijn niet zo overtuigd zijn me kon leren een positie in<br />

te nemen in de stad, juist omdat een stad in de enge zin van het<br />

woord geen gemeenschap is.<br />

*<br />

Amber Alblas (1989) is alumnus en Masterstudent aan de Universiteit<br />

van Tilburg.<br />

ik geloof in de stad 47


Redactie<br />

Hoofdredacteur: Anneroos Goosen<br />

Adjunct-hoofdredacteur: Amber Alblas<br />

Redacteur: Sanne van Driel<br />

Redacteur: Sereh Mandias<br />

Redacteur: Ivan Thung<br />

Redacteur: Caroline van Twillert<br />

Redacteur: Marjolein Wegman<br />

Eindredacteur: Martijn Samson<br />

Vormgever: Sereh Mandias<br />

Vormgever: Ivan Thung<br />

Rentmeester: Thijs Heijmeskamp<br />

Illustratoren<br />

Marcel de Geus, omslag.<br />

Katinka Poel, pp. 17, 20.<br />

Georg Bohle, pp. 24-25.<br />

Wessel Dekker, p. 29 (2007).<br />

Sil Krol, pp. 39-40.<br />

Commissie van redactie<br />

Robin van den Akker<br />

Umeu Bartelds<br />

Wiep van Bunge<br />

Izaak Dekker<br />

Henri Krop<br />

Ceciel Meiborg<br />

Henk Oosterling<br />

Maureen Sie<br />

Jack Vromen<br />

Hogere machten der <strong>Twijfel</strong><br />

Voorzitter: Wiep van Bunge<br />

Penningmeester: Willy Ophelders<br />

Financieel gesteund door<br />

Faculteit Wijsbegeerte<br />

Trustfonds<br />

Vrienden der <strong>Twijfel</strong><br />

Huib van der Windt<br />

Contact<br />

www.twijfel.nu<br />

redactie@twijfel.nu<br />

48 {stedelijke} twijfel<br />

Colofon

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!