Rooms-katholieke school Dalfsen bestaat 75 jaar Een ... - Atlantis
Rooms-katholieke school Dalfsen bestaat 75 jaar Een ... - Atlantis
Rooms-katholieke school Dalfsen bestaat 75 jaar Een ... - Atlantis
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Karnen, karntonnen en karnmolens<br />
Ben Kloosterman<br />
In huize Hofwijk aan de Vossersteeg in Ankum, bevindt zich sinds ruim honderd <strong>jaar</strong> een nog vrijwel<br />
complete karnmolen, gebouwd door molenmaker Johannes Woltherus Schiller, de jongste zoon van<br />
molenmaker Heinrich Otto Schiller, waarover we in een vorige ‘Rondom <strong>Dalfsen</strong>’ (nr. 44) een uitvoerige<br />
reportage schreven.<br />
Deze karnmolen zal omstreeks 1885<br />
zijn gebouwd, toen (Jans) Schiller<br />
zich in dat <strong>jaar</strong>, na het overlijden van<br />
zijn vader, uit de molenmakerij van<br />
Schiller terugtrok en zich ging specialiseren<br />
in het maken van (grotere)<br />
karnmolens (rosmolens) voor de boeren.<br />
<strong>Een</strong> en ander was voor de redactie<br />
van ‘Rondom <strong>Dalfsen</strong>’ aanleiding<br />
eens nader in te gaan op de (ros)karnmolens<br />
en de karnmethoden die<br />
daaraan voorafgingen, temeer omdat<br />
het in de bedoeling ligt van de huidige<br />
bewoners van huize Hofwijk de<br />
karnmolen weer in oude luister te<br />
herstellen.<br />
Het karnen, al of niet met behulp van<br />
een karnmolen, was voor onze voorouders<br />
niet nieuw. Toen Jans Schiller<br />
met zijn roskarnmolen kwam, werd<br />
er al decennia lang door de boeren<br />
gekarnd. Het karnen heeft in de<br />
loop der jaren een hele ‘technische’<br />
ontwikkeling doorgemaakt. In 1860<br />
werd er zelfs een uitvoerige verhandeling<br />
aan gewijd in het boek<br />
‘Natuurlijke Historie van Holland’,<br />
van J. le Francq van Berkhey, medisch<br />
Doctor en Praelector in de Natuurlijke<br />
Historie aan ‘s Lands Universiteit<br />
te Leyden, Lid van verscheidene<br />
zoo Uitheemsche als Vaderlandsche<br />
Maatschappijen der Natuur- en<br />
Dichtkunde. De titel van het betreffende<br />
(twaalfde) hoofdstuk<br />
luidde: ‘<strong>Een</strong>e beschrijving van het karnen<br />
van den room tot boter, en van verschillende<br />
karntonnen.’<br />
Begonnen wordt met de vaststelling,<br />
dat ’het karnen van den room de voornaamste<br />
bewerking is, waardoor de boter<br />
wordt voortgebragt, zijnde het door de<br />
kleinzing en klutzing en door de gestadige<br />
roering, welke den room der melk in de<br />
karnton ondergaat, dat het stremmen en<br />
zamenstollen der boterdeelen bewerkt, en<br />
dezelve van de melkdeelen afgescheiden<br />
en tot hare eigenaardige verbinding gebragt<br />
wordt’.<br />
Het karnen lijkt op zich een eenvoudige<br />
bezigheid, maar eigenlijk is het<br />
een zware bewerking en daarom is<br />
het niet zo verwonderlijk, dat er toen<br />
al door ‘werktuigkundigen’ gezocht<br />
werd naar verbeteringen die de bewerking<br />
lichter moesten maken. Ook<br />
de ‘landman’, de karner, dacht in dit<br />
proces mee, waardoor er verscheidene<br />
soorten karntonnen en karnbewerkingen<br />
ontstonden.<br />
Karntonnen<br />
Doctor Le Francq van Berkhey stelde<br />
bij het schrijven van zijn boek vast,<br />
dat ‘de karntonnen, welke door onze<br />
landlieden gebruikt worden, van twee onderscheidene<br />
gedaanten zijn, te weten: de<br />
zoodanige, welke breed aan den bodem<br />
zijn, en naar boven smaller toeloopen, en<br />
deze noemt men de ouderwetsche karnton;<br />
en zulke, welke als een gewone ton<br />
met een buik zijn, dat is, die in het midden<br />
ronder van duigen zijn en wijder uit<br />
loopen dan boven en onder. Even als de<br />
biervaten en oxhoofden, worden deze<br />
soort de tonnekarn genaamd.’<br />
Vervolgens geeft doctor Le Francq<br />
Berkhey een nadere omschrijving:<br />
‘Van beide soorten zijn er van verschillende<br />
grootte, naar mate dat den landman<br />
veel of weinig koeijen heeft, of dat dezelve<br />
zwaarder bewerkt moeten worden. De<br />
grootste zijn die, welke voor de groote<br />
karnmolen, die door het loopen van een<br />
paard wordt omgedraaid, geschikt zijn;<br />
die van eene mindere grootte worden door<br />
middel van een slinger bewerkt; nog kleinere<br />
zijn er, welke door een volwassen<br />
sterk mensch, en de kleinste, welke door<br />
een aankomend meisje of knaapje bewerkt<br />
kunnen worden. Alle dezen hebben bovenop<br />
een houten deksel, roomdeksel genaamd,<br />
in welks middelpunt een rond gat<br />
is, waar de karnstok (ook de roomstok en<br />
ook wel karnpols genaamd) doorloopt.<br />
Onderaan den karnstok is een ronde schijf<br />
vol gaten, welke de druif genaamd, en<br />
waardoor de room gekleinsd wordt.’<br />
Ouderwetse karnton<br />
In figuur 1 is de ouderwetse schuin<br />
oplopende karnton, waarin de room<br />
door een ‘volwassen landman’ gekarnd<br />
wordt, weergegeven. De doorsnee<br />
van de ton was aan de bovenzijde<br />
19 duimen en aan de onderzijde<br />
25 duimen. De middellijn van de<br />
karnschijf was 18 duimen. Men ziet<br />
hier, dat ‘de landman’ (boer) met<br />
beide handen de karnstok vat,<br />
▼<br />
Figuur 1: Ouderwetse karnton.<br />
RONDOM DALFSEN 47 997