22.09.2013 Views

CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM

CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM

CLOPPENBÜRG -AMSTERDAM

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

UEBEL & LECHLEITER<br />

Piano's en Vleugels.<br />

Van ouds bekend<br />

wereldberoemd fabricaat<br />

IEDER,<br />

dia het heeft gebracht<br />

tot een<br />

CADILLAC<br />

V63<br />

behoeft het op automobielgebied<br />

niet verder<br />

te zoeken<br />

K.LPNDEwEER, UTRECHT<br />

UILTJE<br />

HMÜÉiil<br />

cigaretten<br />

in bijzonder goede Kwaliteit weder •orRrijgbanr<br />

2 - 2 1<br />

/» en 3 cent<br />

Neemt proef!! Neemt proef!!<br />

aw Snel en zeker werkend tegen<br />

Pneumatiek<br />

Hoofd* eo<br />

Zenuwpijn<br />

Verkoudheid<br />

Griep<br />

Influenza<br />

Togal-tabl. bij *He Apoth. en Drog. verkrijgb.<br />

ONDERLINGE LEVENSVERZEKERING<br />

van „EIGEN HULP" van 1878<br />

MEEST BEKENDE ZUIVER ONDERLINGE MAATSCHAPPIJ<br />

Vraagt TARIEVEN en VERSLAG<br />

aan het Bijkantoor <strong>AMSTERDAM</strong><br />

KEIZERSGRACHT 628 — TEL. 37367<br />

W<br />

AFTERNOON TEA<br />

ADRES*<br />

VERANDERINGEN<br />

gelieve men uiterlijk<br />

WOENSDAG<br />

op te geven en daarbij<br />

ook het oude adres<br />

te vermelden<br />

De Administratie:<br />

VAN EEGHENSTR. 189<br />

<strong>AMSTERDAM</strong> » TELEF. 25243 WüllE&MEESTMHS<br />

'VVVVVVVVVWVArvVVVVV^<br />

<strong>CLOPPENBÜRG</strong> - <strong>AMSTERDAM</strong><br />

Ei<br />

OVERHEMDEN<br />

NAAR MAAT<br />

Fr. SINEMUS<br />

20 Ltldschestraat 22 - Amsterdam<br />

Een betrouwbaar adres<br />

voor levensmiddelen van<br />

prima kwaliteit en<br />

zuivere hoedanigheid is de<br />

Coüperatleve Verbruiksvereeniglng<br />

„EIGEN HULP"<br />

Frans van Mierisstraat 119<br />

Van Baerlestraat 23-25<br />

Jan Luijkenstraat 104-108<br />

P. C. Hooftstraat 55<br />

Amstelveensehe weg 92<br />

Kantoor:<br />

Jan Luijkenstraat 108<br />

Telefoon 20430<br />

KOOPT BIJ ONZE<br />

ADVERTEERDERS


Detiollandsche Sociëteit<br />

1807<br />

te Amsterdam<br />

Het<br />

Aanvangsvorm LEVENSLANGE en GEMENGDE venekering<br />

voor personen beneden 40 jaar, die aanvankelijk geen liooge premie<br />

kunnen betalen JFl.100.. premie 's jaars Fl.10000._bg overlijden.<br />

Nederlandsche Hand el-Maatschappij<br />

Gestort Kapitaal . .<br />

Statutaire Reserve . .<br />

Buitengewone Reserve<br />

f 80,000,000.—<br />

f 20,045,032.—<br />

f 22,660,000.—<br />

Hoofdkantoor: <strong>AMSTERDAM</strong>. Agentschappen te ROTTERDAM en 's-GRAVENHACE<br />

.IN- en VERKOOP van WISSELS en TELEGRAFISCHE TRANSFERTEN. - 1NCAS-<br />

SEERINGEN en FINANCIEERINGEN. — SCHRIFTELIJKE en TELEGRAFISCHE<br />

CREDIETEN. — REISCREDIETBRIEVEN. — DEPOSITO'S — REKENINGEN­<br />

COURANT. - ADMINISTRATIE van EFFECTEN en alle andere BANKZAKEN.<br />

Vestigingen in NEDERLANDSCH-IND1Ë,<br />

STRAITS-SETTLEMENTS, BRITSCH-INDIË, CHINA en JAPAN.<br />

DISCONTO EN EFFECTENBANK<br />

<strong>AMSTERDAM</strong> ROTTERDAM 's-GRAVENHAGE<br />

DEPOSITO RENTE<br />

1 dag opzegging . .<br />

37,<br />

• •••«"•»- was. . . . . •> l f<br />

3 maanden M • • • • 5 n<br />

Andere termijnen, ALSMEDE DEPOSITO'S IN VREEMDE<br />

VALUTA'S op nader overeen te komen voorwaarden<br />

AGENTSCHAP DER<br />

BARMER BANK-VEREIN, Hinsberg, Fischer & Comp. Barman.<br />

VON DER HEYDT-KERSTEN & SÖHNE, Elberfeld. —<br />

BUS­<br />

GROENTEN<br />

SIN G E R-M A A TSC H AP P IJ<br />

HOOFDKANTOOR VOOR NEDERLAND:<br />

KALVERSTRAAT 60/62, <strong>AMSTERDAM</strong><br />

TELEFOON 46545 - 32892<br />

IN NEDERLAND IIO EIGEN WINKELS<br />

Uil<br />

TAFEL- |<br />

ZUREN<br />

| WOUTERLOOD JS? LEIDEN |<br />

mm 11 ft» 11 mm 11 •• 11 mm 11 mm 11 mm 11 mm 11 •aiiMiiaviiaJ<br />

TAMARINDE-BONBONS<br />

zijn een aangenaam, onschadelijk Purgeermiddel.<br />

Dames! WEET U! dat de<br />

Stoomwasscherij „Ora et Labora"<br />

Hoenderparkweg 84, Apeldoorn<br />

Telefoon Interc. 817 J& Opgericht 1907<br />

door haar cliëntèle de FAMILIE-WASSCHERIJ wordt genoemd, want<br />

vanaf de oprichting wordt door één lid steeds geheele families<br />

gerecommandeerd.<br />

. . . Dat Mevrouw ANNA VAN GOGH—KAÜLBACH deze<br />

wasscherij heeft bezocht en er een allergunstigst artikel overheeft<br />

geschreven in „DE DAMESKRONIEK" van 23 December 1922.<br />

. . . Dat de wasschen aan deze wasscherij niet door elkaar, maar<br />

elk afzonderlijk worden gewasschen en behandeld.<br />

. . . Dat de prijzen voor wasschen boven de 50 stuks zijn, groot<br />

en klein dooreen:<br />

Gewasschen en gemangeld 5 ets. per stuk<br />

Ook gestreken 8 „ „ „<br />

Ook klein gevouwen . . . 9 „ „ „<br />

Zak- en vingerdoekjes 2, 272 en 3 ct. p. st.<br />

. . . Dat de wasschen te Amsterdam door haar agent, op gezette<br />

dagen, met eigen auto worden gehaald en met 8 a 10 dagen weer retour zijn.<br />

Verzending door geheel Nederland. Aanbevelend,<br />

D. W. LANKWARDEN.<br />

Agent voor Amsterdam:<br />

A. WAGENVOORT, Kerkstraat 179 - Tel. 33532<br />

tttKiKiHwtiMniniiffnraiiuypftKVWHil<br />

Wie zingt daar?<br />

de "New Edison"<br />

Kunstzaal Edison.<br />

DEN HAAG, L. Poten 15<br />

ROTTERDAM, W. de Witbstr. 88<br />

Wm H. Müller & Co's<br />

BATAVIER LIJN<br />

ROTTERDAM-LONDEN<br />

via Gravesend<br />

ZOMERDIENST<br />

van 1 JUNI tot 30 SEPTEMBER<br />

Dagelijks (uitgezonderd 's Zondags)<br />

van Rotterdam 7 uur namiddag<br />

Aank. Londen (Victoria Stat.) 10.10 v.m.<br />

Goedkoopste en gemakkelijkste route voor een<br />

bezoek aan de Tentoonstelling te Wembley<br />

PASS AGEPRIJZEN<br />

(met inbegrip van spoorbiljet):<br />

le Klasse 124.—<br />

2e Klasse f 18.—<br />

le Klasse Week-End Retours f 36.—<br />

Belangrijke redactie voor gezelschappen<br />

Inlichtingen:<br />

Wm H. MULLER & Co's PASSAGE-BUREAU, Coolsingel 105, ROTTERDAM


HOOFDREDACTIE:<br />

J. TAL, Utrecht — Mr. IZAK PRINS,<br />

Amsterdam<br />

SECRETARIAAT DER REDACTIE:<br />

Sarphatistraat 52, Amsterdam<br />

Telefoon 51390<br />

DIRECTIE EN ADMINISTRATIE:<br />

Van Eeghenstraat 189, Amsterdam<br />

Telefoon 25243<br />

ABONNEMENT:<br />

ƒ 3 per halfjaar bij vooruitbetaling verhoogd<br />

met 20 ets. incasso<br />

Voor het buitenland ƒ 5 per half jaar<br />

ADRES VOOR ABONNEMENTEN<br />

EN ADVERTENTIËN<br />

UITSLUITEND:<br />

Van Eeghenstraat 189, Amsterdam<br />

Telefoon 25243<br />

LOSSE NUMMERS a 15 ets.<br />

VERKRIJGBAAR AAN DE KIOSKEN<br />

TE <strong>AMSTERDAM</strong><br />

INHOUDSOPGAVE:<br />

De inhoud van de Sidro dezer week:<br />

(Numeri 22 : 2—25 : 9).<br />

L. Wagenaar: De Verlosser.<br />

E. Asscher Ezn.: Een beroemd historicus.<br />

S. Seeligmann: Iets over de eerste Asjkenasim te<br />

Amsterdam.<br />

Siegfried van Praag: Joodsche dichters en de oorlog.<br />

Mr. D. S. Jessurun Cardozo: De bescherming van<br />

het Kascheroet door het Nederlandsch Strafrecht.<br />

Contrastjes.<br />

«KAT»*<br />

L. Pinkhof : Zeventien Tammoez.<br />

Hollandsch Joodsche adel.<br />

Vonken en flitsen.<br />

WESJINNANÏOM LEWOONEEGOO.<br />

Veilig. (Vervolg). -<br />

De domme Prinses en de wijze Rabbi.<br />

DE INHOUD<br />

VAN DE SIDRO<br />

DEZER WEEK: p^.<br />

(NUMERI 22 : 2—25 : 9.)<br />

Een afdeeling van enkel geschiedenis ; en<br />

daarin uiterst merkwaardig, dat bijna al<br />

het verhaalde zich buiten Israëls legerplaats<br />

en zonder, dat het er deel aan. neemt,<br />

afspeelt.<br />

De Arnon is een van het Oosten komende<br />

zijrivier, die in de Doode Zee uitmondt;<br />

aan haar Oostkust; zoo ongeveer op het<br />

midden daarvan. Ten Zuiden van den<br />

Arnon ligt het gebied van Moab; ten<br />

Noorden dat van Ammon. Toen nu Israël<br />

de landien van Siechon en Og, die daaraan<br />

grensden, veroverd had en daarbij langs<br />

den Oostgrens van Moab getrokken was,<br />

werd Moab bevreesd. Er zit iets vreemds<br />

aan dat volk! En Moab gaat overleg<br />

plegen met Midjan, een in de nabijheid<br />

wonenden volksstam (niet die van het<br />

Sinaj-schiereiland waarschijnlijk). En zijn<br />

koning Balak zendt boden naar Bilngom,<br />

een in Mesopotamië wonend man, half<br />

laag^heidensch waarzegger, half rein-Goddelijk<br />

profeet. En hij verzoekt hem, te<br />

3


258 DE VRIJDAG A V O N D<br />

Wales SUNRISE Anthraciet<br />

S U N R I S E beteekent<br />

Garantie voor Kwaliteit<br />

Onze prijzen zijn de voordeeligste.<br />

Sedert Maart leveren wij onze Wales<br />

SUNRISE Anthraciet onder de merken<br />

ZONNE-NOOTJES I, II en III, steenvrij.<br />

Met ZONNE-NOOTJES bespaart U op<br />

Hollandsche en Belgische anthraciet van<br />

15 tot 25 procent.<br />

Op het gebied van Centrale Verwarming<br />

zijn wij specialiteiten.<br />

BESTELKANTOOR<br />

H. S. COiN, Swaminerdamstraat 17.<br />

SUNRISE KOLEN MAATSCHAPPIJ<br />

Telefoon 35216 - 45211 — 45036 — 27588<br />

(Het laatste nummer na zes uur 's avonds)<br />

blijven, terwijl hij zich de eenzaamheid<br />

in begeven wil, in de hoop, dat dan Gods<br />

profetische geest op hem zal dalen. En<br />

God spreekt ook in werkelijkheid tot hem<br />

en zegt: „Keer naar Balak terug en spreek<br />

zóó!" En Bilngom gaat terug en in profetische<br />

bezieling spreekt hij het op grootsche<br />

wijze uit: „Dit volk, dat een geheel op<br />

zichzelf staand volk is, kan ik niet verwenschen!"<br />

— En als Balak hem verontwaardigd<br />

toevoegt: Ge zegent mijn<br />

vijanden! — antwoordt Bilngom hem:<br />

'k Heb 't u vooruit gezegd : ik kan alleen<br />

zeggen, wat God mij in den mond legt.<br />

Ze gaan naar een andere plaats en offeren<br />

daar weer. Daar herhaalt zich hetgeen de<br />

eerste keer geschied is. In nog bezielder<br />

woorden spreekt Bilngom van God en<br />

Israël. En als Balak zijn verwijt herhaalt,<br />

herhaalt Bilngom zijn antwoord.<br />

Ze gaan naar een derde hoogte en daar<br />

gebeurt hetzelfde ten derden male. En in<br />

nog bezielder woorden en nog hoogere<br />

profetische vervoering zingt hij en jubelt hij<br />

van zijn profetengave, van Israëls zedelijke<br />

grootheid en — in sterke Oostersche beelden<br />

— van de overwinning- van Gods<br />

Victoria-Water<br />

Oberlahnstein,<br />

heeft in den loop der jaren hier te lande zulk een burgerrecht<br />

verkregen, dat men gerust van „de Nederlandsche<br />

tafeldrank" kan spreken.<br />

Voor huishoudelijk gebruik bijzonder aanbevolen in<br />

heele Literschroefflesschen, inhoudsprijs 32 cent.<br />

Majesteitsgedaohte door Israëls leven en<br />

sluit hij met een zegen. Balak is nog heviger<br />

verontwaardigd — van zijn standpunt volkomen<br />

terecht —: „En ga nu maar naar<br />

huis!" ; en Bilngom heeft steeds weer hetzelfde<br />

antwoord. Voor hij echter heengaat,<br />

spreekt hij nog. eerst zijn zienerswoord<br />

betreffende Israël en de verschillende<br />

volkeren, die in 't rond wonen.<br />

Het zwaarste misdrijf, dat Israël begaan<br />

kan, begaat het; zooals uit verschillende<br />

later komende mededeelingen blijkt, door<br />

de vrouwen van Moab, die dit op raad van<br />

Bilngom deden, er toe verleid: ontucht;<br />

met de vrouwen van Moab. En het verbindt<br />

d e tweede misdaad er aan: afgoderij.<br />

Mozes tracht er op strenge wijze tegen<br />

op te treden. Doch als hij openlijk een der<br />

stamvorsten zich aan de misdaad ziet gaan<br />

schuldig maken, staat hij, moedeloos, met<br />

de „oudsten" van het volk, aan den ingang<br />

van het Heiligdom te weenen. Maar<br />

dan grijpt Pienechos, de zoon van Aharons<br />

zoon Eleazar, een speer en doorboort den<br />

schuldigen stamvorst en zijn gezellin, een<br />

Midjanitische prinses. — De als tuchtiging<br />

Gods uitgebroken sterfte, die 24.000 man<br />

getroffen had, hield tengevolge van deze<br />

openlijke straf- en verzoeningsdaad op.<br />

DE VERLOSSER<br />

door L. IVagenaar, Amsterdam<br />

Het is een bekend verschijnsel, dat juist<br />

de meest algemeen gebruikelijke Bijbelsche<br />

of Joodsohe uitdrukkingen meermalen foutief<br />

opgevat worden. Het veelvuldige gebruik<br />

is oorzaak, dat ze in de eenmaal ingeslopen<br />

opvatting, zonder verder onderzoek,<br />

van mond tot mond gaan.<br />

Vraagt men iemand: wie is de Verlosser,<br />

bedoeld in SjSfU fVïS W2) (Jes. 59. 10)?<br />

dan luidt het antwoord: natuurlijk de<br />

ITi/'Q. En toch is dit antwoord absoluut<br />

foutief.<br />

Taalkundig reeds beteekent SNiJ niet<br />

„de Verlosser", „maar een verlosser".<br />

En bovendien is het denkbeeld van een<br />

persoon, die optreedt, om Israël te verlossen,<br />

of om Israëls ballingen te hereenigen<br />

en terug te voeren, indengeheelen<br />

B ij bel volslagen onbekend.<br />

Er is maar één enkele Verlosser van<br />

Israël uit zijne ballingschap, en dat is de<br />

Godheid zelve. Wij wagen het niet, alle<br />

Bijbelplaatsen te citeeren, waar dit duidelijk<br />

blijkt. Het aantal is zoo groot, dat men<br />

gerustelijk mag verklaren : wie maar eenigszins<br />

in den Bijbel bedreven is, zal onmiddellijk<br />

erkennen: God alleen is de S^iJ<br />

btnp*, de Sant?» »rnj yapp.<br />

Ook onze oudste geleerden, die de gebeden<br />

vervaardigden, hebben streng aan deze<br />

opvatting vastgehouden. Alles, wat op<br />

Israëls herstel betrekking heeft, de her-<br />

eeniging der ballingen, de herbaren zegen<br />

op Israëls land, de herbouw van Jeruzalem,<br />

het herstel van de goddelijke rechtspraak,<br />

de wederverheffing van het Davidische<br />

regeeringsstaimhuis —- het wordt alles zonder<br />

uitzondering in onze gebeden van de<br />

Godheid zelve verwacht.<br />

Wanneer dus Ssij p*vb frOT de eenige<br />

Bijbelplaats is, waar de Godheid niet duidelijk<br />

en opzettelijk als Israëls Verlosser<br />

genoemd wordt, dan kan toch de s t r e kk<br />

i n g dezer woorden niet in strijd zijn<br />

met de voorstelling, die daaromtrent overal<br />

in de heilige Schrift heerscht. Onder „een<br />

verlosser" is hier dus ongetwijfeld bedoeld<br />

óf de Godheid zelve, óf in elk geval eene<br />

menschelijke macht, van wie zich deze bij<br />

het verlossingwerk zal bedienen; maar<br />

niet , ,d e bepaalde verlosser onder de menschen",<br />

en zeer zeker in het allerminst niet<br />

de |T£J>D.<br />

Om de draagwijdte van dit laatste te begrijpen,<br />

vestige men eerst zijn oog op de<br />

wijze, waarop ons vers in Paulus' brief aan<br />

de Romeinen (11, 26) geciteerd wordt.<br />

Daar luidt het n.1. „gelijk geschreven is:<br />

de Verlosser zal uit Sion komen en zal de<br />

goddeloosheid afwenden van Jacob".<br />

Totaal foutief. Ji'S/ beteekent niet „uit<br />

Sion", maar „naar Sion", en ^tJ'Sl<br />

niet „en zal afwenden", maar „en tot<br />

hen, die zich van zonde bekeerd hebben".<br />

Bevreemdend is deze verregaande<br />

afwijking van den grondtekst geenszins.<br />

In de Paulinische geschriften is immers<br />

regelmatig de Septuaginta-vertaling gevolgd,<br />

ook daar, waar de bewoordingen<br />

van den grondtekst aan de bewijsvoering<br />

alle kracht en geldigheid zouden ontnemen.<br />

Blijkbaar m o e s t de schrijver uit onkunde<br />

in het Hebreeuwsch zich van de vertaling<br />

bedienen. Dat die schrijver dan bezwaarlijk<br />

Paulus kan geweest zijn, die van zich<br />

zelven getuigt, dat hij — in de beroemde<br />

rabbijnsche school van R. Gamliël gevormd<br />

(Hand. 22, 3) — reeds vroeg zijne tijdgenooten<br />

in de kennis van het Jodendom<br />

overtroffen had (Gal. 1, 14), het is een<br />

bewijs te meer tegen de echtheid der<br />

Paulinische brieven, waarin de objectieve<br />

wetenschap reeds lang niet meer gelooft.<br />

In ons geval echter is de afwijking van<br />

den grondtekst van geheel bijzonder gewicht.<br />

Immers, grondtekst en vertaling<br />

teekenen hier in lijnrechte tegenstelling<br />

de Joodsche en de Christelijke opvatting<br />

van den messiaanschen tijd. Wie den Bijbel<br />

met objectieven blik leest, zal overal dien<br />

tijd voorgesteld vinden als dien der eindelijke<br />

volmaking van Israël, ja van de geheele<br />

menschheid, in algemeene Godserkenning,<br />

gerechtigheid, liefde en vrede.<br />

Deze volmaking brengt de ontwikkelingshistorie<br />

der menschheid „op het einde<br />

der dagen" onder den invloed van haren<br />

goddelijken Leider, die reeds aan Zijne<br />

profeten de intrede van zulken tijd geopenbaard<br />

heeft. En als product, als


uitvloeisel dier volmaking- die van<br />

Tsion uitgaat, bestijgt dan een afstammeling<br />

van den Davidischen stam den<br />

ouden troon, om als dienaar van Gods<br />

woord in godsvrucht, wijsheid, strenge<br />

rechtvaardigheia en teedre menschenliefde<br />

te regeeren. Deze toekomstige vorst is dus<br />

niet de verlosser, ook niet de brenger<br />

der volmaking, maar slechts haar drager,<br />

nadat zij door den goddelijken Verlosser<br />

zeiven aan het menschdom geschonken is.<br />

En vraagt men: langs welken weg moet<br />

die verlossing intreden ? dan luidt het eenvoudige<br />

antwoord overal in den Bijbel:<br />

door volmaakte bekeering van alle ondeugden,<br />

die de oorzaken waren van de ballingschap<br />

met al hare ellende. Dus: eerst<br />

inkeer, berouw, vergiffenis, dan ten<br />

gevolge daarvan verlossing, herstel,<br />

zedelijke volmaking, wederverheffing van<br />

Jeruzalem, en ten slotte optreden van den<br />

vorst uit het Davidische stamhuis. Het<br />

zoude ons te ver voeren, wilden wij alle<br />

Bijbelplaatsen citeeren, waar deze orde<br />

van ontwikkeling blijkt of in duidelijke<br />

bewoordingen is te boek gesteld. Maar laat<br />

ons wel wijzen op de achtereenvolgende<br />

lofzeggingen van ons hoofdgebed, de<br />

ni'&y njiOiJ' (meer bepaaldelijk de<br />

13 middelste lofzeggingen, die de eigenlijke<br />

gebeden inhouden). In die reeks, met<br />

^P^J? 1H nOV flK aan het slot staat<br />

de gemelde orde zonneklaar geteekend.<br />

Ook de omstandigheid, dat in dit gebed<br />

de toekomstige vorst uit Davids huis niet<br />

met den naam van fTSTC bestempeld<br />

wordt, komt geheel overeen met den Bijbel,<br />

waarin deze naam nergens als de speciale<br />

aanduiding van bedoelden vorst voorkomt.<br />

rPÜ-'O is in den Bijbel ieder persoon, die<br />

• T<br />

gewijd (letterlijk: gezalfd) is voor eene<br />

hoogere bestemming, als Saul, David,<br />

Cyrus, de hoogepriester onder Israël, ja<br />

Israël zelf (Ps. 105, 15), maar nergens<br />

speciaal „de Messias", en allerminst in<br />

de beteekenis van „verlosser".<br />

Wanneer men dus later den vorst, die in den<br />

tijd der volmaking ter troone stijgt, n^'ö<br />

noemde, dan kon dit zonder bezwaar geschieden,<br />

mits men daarbij bedenke :<br />

10. dit dit predicaat als een van algemeenen<br />

aard en geenszins als een soort van<br />

eigennaam op te vatten zij ;<br />

20. dat voor het oude Jodendom de<br />

intrede van den Messiaanschen t ij d het<br />

eigenlijke object van Israëls toekomstgeloof<br />

blijft, terwijl het optreden van bedoelden<br />

vorst, eerst als daaruit voortvloeiende en<br />

daaraan ondergeschikt moet gedacht<br />

worden.<br />

Lijnrecht nu tegenover deze oud-testamentische<br />

opvatting staat die van het Christendom,<br />

dat zijnen Messias juist in eene<br />

zondige menschheid laat optreden, om<br />

haar door zijnen zoendood van schuld te<br />

verlossen.<br />

Dat nu deze laatste opvatting in den<br />

Bijbel, althans bij eene gezonde, nuchtere<br />

DE VRIJDAGAVOND 259<br />

opvatting van den tekst, niet kan teruggevonden<br />

worden, behoeft na het voorafgaande<br />

geen betoog. En zoo kan dus ook<br />

ons vers niets anders beteekenen dan dat<br />

tot Tsion de verlossing (n.1. uit Gods<br />

hand) komt, wanneer alles onder Jacob<br />

eerst van zijne zonde zal bekeerd zijn.<br />

Maar de foutieve vertaling, die „de verlosser"<br />

uit Sion laat komen en „de goddeloosheden<br />

afwenden van Jacob" is de<br />

alleszins zeer bedenkelijke steun voor de<br />

niet-Joodsche opvatting van het Messianisme.<br />

EEN BEROEMD<br />

HISTORICUS<br />

door E. Asscher Ezn.,<br />

Amsterdam Dr. Heinrich (Hirsch) Graetz,<br />

geboren 31 Uciober 1817, le<br />

Xions ia de provincie Posen ;<br />

overleden 7 September 1891, le<br />

München.<br />

Tot de Joodsohe geleerden, die door hun<br />

arbeid een grooten invloed op het Joodsche<br />

geestesleven van hun tijd hebben geoefend,<br />

moet in de eerste plaats gerekend worden<br />

Graetz, de beroemde geschiedschrijver<br />

van ons volk. Zonder aarzeling kan worden<br />

beweerd, dat zijn elf-deelig geschiedwerk<br />

zeer veel heeft bijgedragen tot de verheffing<br />

van het zelfbewustzijn van het Joodsche<br />

volk in de laatste 40 jaar. Men behoeft<br />

slechts een wijle in zijn geschiedwerk te<br />

hebben gelezen, om tot de overtuiging te<br />

komen, dat hier een man van bizondere<br />

gaven aan het woord is, een persoonlijkheid<br />

van den eersten rang. Graetz is een<br />

man van temperament, in zijn sympathiën<br />

en antiparhiën is hij hevig; hij kan hartstochtelijk<br />

Liefhebben, maar ook hartstochtelijk<br />

haten. Zijn stijl is overal levendig<br />

en boeit in hooge mate door de overgave,<br />

waarmee hij de historie van zijn volk doorvoeld<br />

heeft. Zijn groote geleerdheid en<br />

enorme belezenheid in de geheele Joodsche<br />

litteratuur stelt hem in staat den polsslag<br />

der tijden te voelen, in zijn fantasie dan<br />

eens middeleeuwer te zijn, dan weer terugte<br />

kunnen leven in de oertijden, het leven<br />

in de Joodsche leerscholen van Palestina<br />

en Babylonië mede te maken, als banneling<br />

mee uit Spanje te trekken, en het<br />

geestelijke leven van de Amsterdamsche<br />

Joodsche gemeente in de 17e eeuw kleur<br />

te geven. Zóó kan slechts iemand schrijven,<br />

die zich zijn afkomst en waarde als Jood<br />

ten volle bewust is en die heel duidelijk de<br />

ononderbroken keten gevoelt, welke hem<br />

met het Joodsche verleden en de Joodsche<br />

toekomst verbindt.<br />

Ga zijn leven van af zijn prilste jeugd na,<br />

en ge merkt met welk een geniale geest<br />

gij te doen hebt! Een jongen, die er van<br />

af zijn barmitswo een dagboek op nahoudt<br />

en die dit dagboek getrouwelijk bijhoudt!<br />

Wij hebben zoo gelegenheid, de intimiteit<br />

van een jong leven, zijn Sturm- und Drangperiode,<br />

een uitnemend kuituurbeeld van<br />

1 Arnhemsche Hypotheekbank 1<br />

!; 6%, 5 1<br />

/2% en 5% pandbrieven j<br />

i! a resp. 100,%, 981/2 % en 96%. j<br />

OIR.: Hr.SJ.VANZIJST, Mr. J.F.VERSTEEVEN j<br />

zijn tijd zich voor onze oogen te zien ontwikkelen.<br />

Wat verslond hij al niet in zijn<br />

jeugd aan wetenschap in zijn eenzame<br />

jaren, vóór hij de leerling van Rabbiner<br />

Hirsch mocht zijn ! Autodidact in Grieksch,<br />

Latijn, Fransen en Engelsch, in philosophie<br />

en natuurwetenscnappen, kalenderberekening<br />

en kosmographie, werd hem<br />

dit alles ten slotte te machtig, duizelde het<br />

hem voor al dit weten, wist hij niet meer,<br />

waaraan zich te houden en wat te gelooven.<br />

Geloovig van aard was hij in zijn jeugd<br />

zeker, idealistisch evenzeer. Het waren de<br />

„Neunzehn Brief e über Judentum" van<br />

Samson Raphaël Hirsch, die hem weer<br />

stuur en steun gaven, en die het verlangen<br />

in hem deden geboren worden, den anonymen<br />

schrijver van dit baanbrekend geschrift<br />

van nabij te leeren kennen.<br />

Schrijven kan hij, pittig en raak, en in<br />

menig, soms anonym stuk partij kiezen in<br />

brandende vraagstukken, of „kille"-aangelegenheden<br />

van zijn tijd. Schrijven beter<br />

dan spreken; de gedachte reeds, aan het<br />

optreden in het openbaar, als prediker,<br />

maakt hem zenuwachtig en onzeker. Als<br />

hij als jong candidaat-rabbijn ergens in<br />

Oost-Pruisen op Kol Nidré-avond een<br />

preek moet houden, en, na enkele zinnen<br />

gestameld te hebben, den preekstoel moet<br />

verlaten, dan is in dit opzicht zijn lot<br />

beslist; prediker wordt hij niet, geen<br />

rabbijn, maar leeraar en bovenal geschiedschrijver.<br />

Waar veel licht is, is ook veel schaduw!<br />

Het is daarom ook niet te verwonderen,<br />

dat Graetz' werk geen onverdeelden bijval<br />

heeft gevonden en merkwaardiger wijze<br />

kwam de bestrijding van de twee uiterste<br />

richtingen in het Jodendom: van zijn<br />

oud-leermeester Rabbiner Hirsch en van<br />

Dr. Abraham Geiger, den voorvechter van<br />

de Reform. Deze laatste beschuldigt hem<br />

boudweg van plagiaat. Wat het echter beteekent<br />

een Joodsche geschiedenis in


260<br />

samenhang met de Algemeene Geschiedenis<br />

te schrijven, (zooals tot nu toe op deze<br />

wijze niemand had gedaan), kan men dan<br />

alleen begrijpen, als men bedenkt, hoeveel<br />

wetenschap en voorstudie daarvoor noodig<br />

is, buiten het geheel bebeerschen van het<br />

speciale thema. De geschiedschrijver van<br />

het Joodsohe volk moet niet alleen de<br />

Joodsche en Algemeene Geschiedenis kennen,<br />

maar ook een menigte vreemde talen<br />

en litteraturen. Graetz beheersohte de<br />

moderne talen volkomen, sprak vloeiend<br />

Fransch en Engelsch, kende daarbij de<br />

Joodsche litteratuur — en dat wil wat<br />

zeggen — door en door, kon de oudste<br />

bronnen in het Latijn, Grieksch en<br />

Arabisch volgen. Slechts door zijn kennis<br />

van het Spaansch was hij bij machte een<br />

zoo meesterlijk beeld van het Spaansche<br />

tijdvak te ontwikkelen en het woeden der<br />

Inquisitie te onthullen. Hij was een geboren<br />

vorsohar, met het instinct van den<br />

jager; wat anderen niet konden vinden,<br />

hij ontdekte het door zijn scherpzinnig<br />

combinatie-vermogen. In de noten achter<br />

de eigenlijke tekst, legt hij als het ware<br />

rekening en verantwoording af over datgene,<br />

wat hij als eindconclusie van zijn<br />

onderzoek had neergeschreven. Deze noten<br />

worden door den geleerden David Kauffmann<br />

vergeleken bij de kelders van een<br />

circulatiebank, waarin het kostbare edele<br />

metaal in rijke baarvoorraad opgestapeld<br />

ligt, om de m omloop zijnde schuldbekentenissen<br />

en wissels op ieder oogenblik van<br />

den dag tot de volle waarde te kunnen<br />

honoreeren.<br />

Door zijn positie als docent aan het<br />

Rabbiner-Seminar te Breslau, was hij in<br />

staat al zijn vrijen tijd aan zijn lievelingsstudies<br />

te wijden. En dat waren er heel<br />

wat meer dan de bestudeering van problemen<br />

der Joodsche Geschiedenis alleen.<br />

Vooral op het gebied der Bijbel-exegese<br />

heeft hij zich bewogen en daaronder ook<br />

veel gepubliceerd, dat van traditioneel-<br />

Joodsch standpunt onhoudbaar is. Zijn<br />

zoon schat het aantal boekdeelen, die de<br />

onuitgegeven werken van zijn vader zouden<br />

kunnen bevatten, zeker wel op een achttal.<br />

Ons bestek laat niet toe op zijn standaardwerk<br />

diep in te gaan ; op twee feiten moge<br />

hier intusschen de aandaoht worden gevestigd<br />

: i. op zijn volkomen negeeren van<br />

de Joodsche mystiek, van af de Kabbala<br />

tot de nieuw-Ohassidische beweging en 2.<br />

op zijn eenzijdige en onvolkomen weergave<br />

van de geschiedenis van het Oost-<br />

Europeesche Jodendom. Geboortig op een<br />

grensgebied tusschen Oost en West,<br />

scheen hij uit zijn jeugd zoowel tegenover<br />

het Oost-Jodendom als het Pruisendom<br />

een bepaalde niet-vriendelijke gemoedsgesteldheid<br />

te hebben overgehouden en<br />

DE VR IJ D A G A V O N D<br />

liet hij zich door een sterke vooringenomenheid<br />

leiden. Dat hij het sociaal-economisch<br />

standpunt verwaarloost, kan men<br />

hem, den geschiedschrijver uit de school<br />

van Ranke, eigenlijk niet euvel duiden.<br />

Het eerste, door Graetz, in 1853 vervaardigde<br />

deel van zijn grootsch geschiedwerk,<br />

was naar huidige telling het vierde deel:<br />

,,van den ondergang van den Joodschen<br />

Staat tot de afsluiting van den Talmoed".<br />

Het was aan scherpe critiek onderhevig;<br />

de traditioneelen konden zich met zijn opvatting<br />

over het ontstaan van den Talmoed<br />

en de historische ontwikkeling hiervan<br />

niet vereenigen; anderen vonden weer,<br />

dat hij den Talmoed had overschat, omdat,<br />

naar hun meening, dit werk tot de versteening<br />

van het Joodsche volk had<br />

bijgedragen.<br />

Het laatst schreef hij het eerste deel: de<br />

HEINRICH GRAETZ,<br />

de grootste Joodsche geschiedschrijver<br />

oer-geschiedenis van ons volk. Dat voltooide<br />

hij in 1876, nadat hij in 1872 een reis naar<br />

Palestina had ondernomen, om zich een<br />

juiste voorstelling van de geographische<br />

gesteldheid van het land te maken. Hij<br />

wilde in contact komen met de natuur van<br />

het land, die toch dezelfde was gebleven<br />

als in de dagen onzer Aartsvaders, van<br />

David en Jesaja, van Ezra en de Maccabeeën.<br />

,,De bergkegels, de zee, de in het<br />

voorjaar wild stroomende Jordaan, de<br />

sneeuwtoppen van Hermon en Libanon,<br />

de tropische gloed aan de Doode Zee, de<br />

lieflijke dalen aan de Jordaan-bronnen en<br />

aan den voet van den Hermon, de heldere<br />

spiegel van het Meer van Tiberias, met<br />

zijn heete bronnen, de wonderbaarlijke<br />

doorzichtigheid van de lucht... alles, alles<br />

nog als voor duizenden van jaren".<br />

Zoo was zijn stijl levendig, oorspronkelijk


en meeslepend, maar dikwijls ook<br />

rhetorisch-overdreven. Voor Graetz had<br />

het Joodsche volk niet alleen een verleden<br />

en heden, maar ook een toekomst. Hij<br />

geloofde aan de leefkracht, in de toekomst<br />

van zijn volk. Zijn werk werd daardoor<br />

geen oudheidkundige encyclopaedie, geen<br />

begraafplaats, waar hij doodgraverswerk<br />

had te verrichten, (zooals Meisl het uitdrukt),<br />

maar hij schreef met iedere zenuw<br />

een stuk levend Jodendom. Door en door<br />

Joodsch is zijn geschiedenis. Hij begreep<br />

dit zelf en liet dit dan ook uitkomen in zijn<br />

scherp antwoord aan Zunz, toen deze<br />

eenigszins ironisch opmerkte: „Alwéér<br />

een geschiedenis der Joden". — „Zeker,<br />

maar dit keer een Jóódsche Geschiedenis !"<br />

IETS OVER DE<br />

EERSTE ASJKENASIM<br />

TE <strong>AMSTERDAM</strong><br />

door S. Seeligmann, Amsterdam<br />

Over de eerste Niet-Sephardische Joden te<br />

Amsterdam, vóór ze zich, zooals Dr. Sluys<br />

aantoonde, op 15 April 1640 tot een gemeente<br />

vereenigden, hebben we zoo weinig<br />

gegevens, dat elke mededeeling over hen<br />

van waarde is. Op een dergelijk bericht,<br />

dat onopgemerkt is gebleven, zij hier de<br />

aandacht gevestigd.<br />

Importeurs voor:<br />

Nederland, België en<br />

Duitschland<br />

E. DENIS & Co.<br />

Afdeeling<br />

Sigaretten-Import.<br />

<strong>AMSTERDAM</strong>, ROKIN 53.<br />

Telefoon No. 49060.<br />

Merk Salam . . . . 41/2 cent<br />

„ Amoun . . . 5 „<br />

„ Mabrouk. . . 6 „<br />

„ Melek. . . . 6 „<br />

„ Kismet . . . 8 „<br />

„ Schah. . . . 8<br />

„ Amir . . . . 10 „<br />

„ Aiglon. . . . 12}£ „<br />

DE VR IJ D A G A V O N D 261<br />

In het werk „Tib Gitin" (Zolkiew, 1822)<br />

van R. Ephraïm Salmon Margolius worden<br />

de voorschriften omtrent het schrijven van<br />

een scheidbrief (Get) uitvoerig behandeld<br />

en vooral over de juiste schrijfwijze van<br />

eigennamen gesproken. De schrijver had<br />

andere werken over hetzelfde onderwerp<br />

in handschrift voor zich, waaruit hij letterlijk<br />

citeert. In het tweede deel (fol. 24b)<br />

waar hij over de plaatsnamen spreekt,<br />

noemt hij „Amsterdam, genaamd<br />

Amsteiredam, de stad aan 't IJ<br />

en Am stel", zooals ook nu nog in<br />

Joodsche acten te schrijven gebruikelijk<br />

is. Terloops de opmerking, dat deze formuleering<br />

in een bijeenkomst der Rabbijnen<br />

en geleerden der Hoogduitsche,<br />

Poolsche en Portugeesche Gemeente op<br />

Zondag, io( ?) Eloel 5421 (4 September<br />

1661) officieel is vastgesteld, zooals Rabbi<br />

Moses Riwkes, toen vluchteling uit Wilna<br />

te Amsterdam, in zijn commentaar Beër<br />

Hagolah (Eben Haëzer § 154 slot) mededeelt.<br />

In zijn commentaar citeert R. Ephraïm<br />

Margolius een handschrift van Rabbi<br />

Abraham b. Jechiel Kats Rapoport, —<br />

met den bijnaam Sjrenzel, auteur der<br />

Responsenverzameling , Eissan Haësraehi,<br />

Opperrabbijn van Lemberg (overl. 1651) —,<br />

die in Nisan 5399 —April 1639 uit Amsterdam<br />

schrijft, voor een sedert jaren door<br />

haar man verlaten vrouw te Lemberg een<br />

SPAARBANK VOOR DE<br />

STAD A M S T E R D A M<br />

Opgericht in 1848-Hoofdbureau: Singel 544 E46<br />

Geopend iederen werkdag van<br />

's morgens half 10 tot 's avonds half 9<br />

BIJBUREAUX:<br />

Bloemgracht 33, Haarlemmerplein 4,<br />

Bilderdijkstraat 194, Ceintuurbaan 131,<br />

„Zeemanshuis", Kadijksplein,<br />

le van Swindenstraat 19,<br />

Brederodestraat 103,<br />

Adm. de Ruijterweg 154,<br />

Krugerplein 22.<br />

Geopend iederen werkdag, des morgens<br />

van half 10 tot half 1 en des avonds van<br />

half 7 tot half 9.<br />

Nachtegaalstraat 105a<br />

(Spreeuwenparkschool)<br />

Geopend: Maandag-, Woensdag, en<br />

Zaterdagavond, van half 7 tot half 9.<br />

Uitsluitend voor spaarders zijn in onze<br />

brand* en inbraakvrije Kluis i/h Hoofdbureau<br />

Loketten te huur voor 3 gld.<br />

per jaar of 50 ct. per maand<br />

SPAARBUSJES kosteloos in bruikleen<br />

Vraagt inlichtingen<br />

Vraagt prijs<br />

Wink el rollen<br />

(apparaat)<br />

en Pakpapier<br />

NYCAMA<br />

Singel 140 - Amsterdam<br />

STEENHOUWERIJ D. WEEGEWIJS<br />

RAPENBURG 14, <strong>AMSTERDAM</strong>, TELEF. 42662<br />

= MARMERWERKEN=<br />

scheidbrief ter overhandiging te hebben<br />

ontvangen, waarin verscheiden afwijkingen<br />

waren, die er niet in behoorden ; maar toch<br />

had hij den Get erkend en door R. Josua<br />

b. Joseph, die kort te voren Opperrabbijn<br />

van Lemberg-Buiten was benoemd, laten<br />

overhandigen, omdat de man was een<br />

TIKD pim '*m '* hyhy\ yi B»N<br />

dus een nietswaardig man, die oneindig<br />

ver vertoefde — zoo beschouwde men toen •<br />

Amsterdam van uit Lemberg — en er dus<br />

vrees bestond, dat de vrouw ten eeuwige<br />

dage verlaten zoude blijven, zonder te<br />

kunnen hertrouwen.<br />

Hieruit blijkt, dat er toen reeds een Beth-<br />

Din te Amsterdam was, dat den Get gaf.<br />

Jammer, dat ons de schrijver niet mededeelt,<br />

hoe de brief toen van Amsterdam<br />

naar Lemberg was gebracht.<br />

Wie een eens gegeven woord niet houdt,<br />

is als iemand, die afgoden dient.<br />

Sanhedrin 92a.<br />

Wie zich het goed van een Heiden onrechtmatig<br />

toeëigent, handelt slechter, als<br />

degene, die dit doet tegenover een Jood,<br />

omdat de daaraan verbonden ontwijding<br />

van den goddelijken Naam zijn schuld<br />

vergroot.<br />

Tosefta Baba kamma 10, 15.<br />

IRADE<br />

THEODORUS<br />

NIEMEIJER LTD<br />

Geeft verfijnd rookgenot<br />

aan alle sportbeoefenaars<br />

tueqens hare voortreffelijke<br />

eiqenscbappen.die gepaard<br />

gaan aan een mafigen<br />

prijs n.l.:<br />

22'/z ct per Vz ons pakje<br />

50 ct .. Xons blik.<br />

Inzending dezer<br />

aduerierrtie merUiu<br />

naam en dien van Uiv<br />

Luinkelier beneuens<br />

20 ch in posrzegeb,<br />

bezorgt U franco een<br />

proe|pakje<br />

rer kennismaking<br />

GRONINGEN<br />

(HOLLAND)<br />

Koopt bij onze Adverteerders en noemt<br />

„De Vrijdagavond" bij Uw bestellingen


262 DE VRIJDAGAVOND<br />

MEDEDEELING VAN DE<br />

ADMINISTRATIE<br />

Voor advertenties en abonnementen ge­<br />

lieve men uitsluitend op te bellen No. 2 5243<br />

Het kopje koffie van tante Reggie<br />

door M. G.<br />

Dit is geen wetenschappelijke verhandeling<br />

en ook geen romantisch verhaal, maar een<br />

eenvoudige en ware geschiedenis, al neemt<br />

ook de Redactie er geen verantwoordelijkheid<br />

voor op zich.<br />

Tante Reggie is eigenlijk onze oud- en suikertante<br />

en daarom bezoeken wij haar geregeld.<br />

Wij, dat zijn mijn ouders, die in dit verhaal<br />

geen rol spelen, mijn broer Ben en ik.<br />

Zij is een oude lieve gezellige vrouw en ik<br />

herinner mij haar niet anders dan met glanzend<br />

zilverwit haar onder een kanten mutsje<br />

in een grooten leunstoel voor een ronde tafel<br />

met een zilver servies en sleeds omringd met<br />

de pikante geur van goede koffie.<br />

Zoo kende ik haar als kind, zoo ken ik haar<br />

nog. Tante Reggie en koffie vormen eigenlijk<br />

één begrip, ze zijn onafscheidelijk, behalve<br />

dan dien korten tijd, waarvan ik ga vertellen.<br />

Toen we nog kleine kinderen waren mochten<br />

wc eiken Sjabbos-middag aan de hand van<br />

vader en moeder op visite en onze eerste gang<br />

was naar tante Reggie en het was ons liefste<br />

bezoek, want behalve van de gemoedelijke en<br />

gulle ontvangst genoten wij er steeds van een<br />

heerlijk stuk eigen gebakken boterkoek, die<br />

tante presenteerde uit de groote zilveren<br />

trommel en waarvan zij zelf zoo knusjes kon<br />

meesnoepen bij het onbegrijpelijk groote aanlal<br />

kopjes koffie, die zij dadelijks naar binnen<br />

werkte. No'g weet ik.hoe ik soms, stil in een<br />

heekje gezeten, met verwondering mij afvroeg<br />

of die groote, dikbuikige kan dan nooit ledig<br />

werd. Het was als een zich zelf opgelegde<br />

taak. dat vullen — het een na het andere, —<br />

van haar kopje, waarvan zij het bruine vocht<br />

zorgvuldig dekte met een zwaar vettig geelblank<br />

melkvel, waarna het met kleine kokette<br />

teugjes geledigd werd. En elke week weer<br />

was bet voor mij een belangrijk vraagstuk,<br />

hoe vele er dien middag weder uit de groote<br />

kan in dien kleinen mond zouden verdwijnen.<br />

Vandaar dat ik, waar ik in de wereld ooit<br />

koffiegeuren opsnoof, steeds het gezellige<br />

beeld voor mij zag van tante Reggie voor haar<br />

koffieblad. — Wij werden ouder en lang niet<br />

meer eiken Sjabbos bezochten wij haar, al<br />

wipten wij vaak nog naar binnen om ons zoet<br />

rantsoentje in ontvangst te nemen. Toch gingen<br />

weken, soms maanden voorbij zonder dat<br />

wij bij haar kwamen. Tot opeens het bericht<br />

kwam: ..Tante Reggie is ziek".<br />

Ze sukkelde aan de maag. ,,'n Wonder", zei<br />

vader „een maag is geen koffieketel", ,,'n<br />

Kunststuk", zei moeder. „Ik heb het haar<br />

altijd wel voorspeld".<br />

Maar toch gingen wij allen, als van ouds den<br />

volgenden Sjabbos weer op visite: Vader en<br />

Moeder, Ben, die nu studeerde in de medicijnen<br />

en ik. Ach, dat verschil! Tante was<br />

dezelfde. Het haar even zilverig glanzend in<br />

haar stoel aan de ronde tafel. Maar het blad<br />

was verdwenen en een groote flesch met<br />

kleffig rood vocht stond op de plaats van de<br />

groote kan. En het was alsof daarmede de<br />

gemoedelijke sfeer Verdwenen was en de<br />

gezelligheid gebannen. Met loome handen en<br />

ongewoon gebaar mengde ze de wee-zoete<br />

drank in onze glazen en zelf... dronk ze<br />

niets. En dan begon ze haar klaaglied.—Vele,<br />

vele jaren had ze haar troost gevonden in<br />

haar koffie-uur; het had haar op de been gehouden<br />

in de droevigste omstandigheden van<br />

haar leven en haar genot verhoogd in vroolijke<br />

oogenblikken. Als een dronkaard aan<br />

zijn borrel was zij er aan verslaafd geweest<br />

en nu had de dokter het haar verboden. En<br />

naar een anderen dokter was zij gegaan, niet<br />

kunnende gelooven in dien ramp en die had<br />

liet verbod herhaald, strenger nog en gebiedender,<br />

ja zelfs de professor had kort en goed<br />

gezegd dat het vergif was en zij zeker zou<br />

sterven als zij ooit weder één kopje koffie<br />

drinken zou. — Hoe was het Godsmogelijk, dat<br />

kostelijke heerlijke vocht en haar blikken<br />

dwaalden naar den kamerhoek waar, op het<br />

buffet, eenzaam en verlaten, de groote mooie<br />

kan te prijken stond. Het was een trieste middag.<br />

Zonder troost moesten wij henen gaan.<br />

En nog vele middagen na dien 'bezochten wij<br />

haar, maar wat vroeger een ontspanning<br />

was, werd nu een corvée. Tante ging achteruit.<br />

O, haar kwaal verergerde niet. De pijnen<br />

waren verminderd, voelde ze bijna niet meer,<br />

en de dokter was zeer tevreden, maar als een<br />

vervloeking klonk het haar steeds bij zijn afscheid<br />

in de ooren: „denk er om, vooral geen<br />

drop koffie". — Dan boog ze het hoofd en berustte,<br />

want leven wilde ze, al was, zoo zij<br />

beweerde: „de gijn er voor haar af'.<br />

Ben liep college in Utrecht en op zekeren Vrijdagavond<br />

bij de thee, vroeg hij me den volgenden<br />

dag mee te gaan naar'tante Beggie.<br />

Hij had iets voor haar meegebracht. Hij deed<br />

buitengewoon geheimzinnig, zooals het een<br />

aanstaand semi-arts past en wij konden niets<br />

uit hem krijgen. Gewichtig zei hij slechts:<br />

„ga maar mee, dan zal je hooren en zien".<br />

Zoo gingen we dan samen den volgenden dag<br />

weer op ziekenbezoek. Tante ontving ons lusteloozer<br />

dan ooit. Haar oolijke glanzende<br />

oogen stonden dof en ze was sterk vermagerd.<br />

Ben had al doctorale allures. Hij<br />

informeerde vakkundig naar de verschijnselen.<br />

Veel succes had hij niet. „Blijf me van<br />

me lijf met al jullie geleerdheid", zei tante<br />

Beggie,,,daar is maar één drankje, één lekker<br />

bruin drankje, dat mij beter kan maken". Ben<br />

lachte. Maar tante werd kwaad: „Lach niet,<br />

pettig", zei ze „ik weet het beter dan de heele<br />

academie".<br />

Toen haalde Ben een boekje te voorschijn,<br />

een dun grijs boekje en begon te lezen :<br />

„Van medische zijde is in binnen- en buitenlandsche<br />

vaktijdschriften reeds zooveel geschreven<br />

over de schadelijkheid van koffie en<br />

de nadeelige gevolgen, welke speciaal hart- en<br />

zenuwlijders door het gebruik van caffeïne^<br />

bevattende dranken (in het bizonder koffie en<br />

thee) ondervinden, dat een nauwkeurig onderzoek<br />

omtrent de bestanddeelen der koffie,<br />

welke de nadeelige gevolgen veroorzaken, in<br />

het algemeen belang geacht mag worden".<br />

Tante luisterde nauwelijks, doch Ben las verder<br />

blad na blad over de vergiftige bestanddeelen,<br />

de caffeïne, over de werking daarvan,<br />

vol vreemde en geleerde woorden en ik dacht<br />

al dat tante ingedut was, toen ik haar plotseling<br />

zag opveeren.<br />

Ben las:. . . „Wie echter uit ervaring weet,<br />

dat caffeïnehoudende koffie hem congesties<br />

bezorgt, hartkloppingen veroorzaakt, den<br />

slaap rooft, die zal in caffeïnevrije koffie oen<br />

waardevol surrogaat vinden, dat hem de algeheeile<br />

symboliek van het gemoedelijke koffieuur<br />

laat, hem den vollen goeden smaak van<br />

den origineelen drank verschaft, zopder hem<br />

in eenig opzicht te schaden".<br />

Ben had met duidelijke stem deze woorden<br />

langzaam gelezen en met verwonderlijke vlugheid<br />

was tante Reggie opgesprongen en op<br />

hem toegekomen, had het boekje uit zijn handen<br />

gegrist en schreeuwde: „Wie heeft d i e<br />

narrisjkat verteld?"<br />

En Ben, zeer gewichtig, sprak: „Tante, dat<br />

heeft Professor Storm van Leeuwen geschreven,<br />

waarachtig niet de eerste de beste". —<br />

Toen was zij toch perplex.<br />

„Bennie, jongen, is dat waar, een professor?<br />

een echte professor? Sjonge, sjonge, maar<br />

zijn die andere: doctoren dan zulke gamauriem?<br />

Toe jongen lees nog eens verder". En<br />

Ben las van de onderzoekingen en de proeven<br />

en van de eindelijke resultaten in den vorm<br />

van het product dat door de H. A. G. Maatschappij<br />

in den handel wordt gebracht. De<br />

geheele studie van Prof. Storm van Leeuwen<br />

moest tante hooren en de beoordeelingen, die<br />

de grootste bladen over de H. A. G. koffie<br />

hadden geschreven.<br />

Zij verviel van de eene verbazing in de<br />

andere. Daar stond het toch duidelijk : „De<br />

zieken en anderen, aan wie de gewone koffie<br />

moet worden verboden, behoeven zich het<br />

genot dan toch niet meer te ontzeggen, door de<br />

koffie „H. A. G." te gebruiken".<br />

Hoe was het toch mogelijk, wat een knappe<br />

man en wat een gesjiewes. En zoodra het<br />

„nacht" was liet zij kilo's „H. A. G." komen<br />

en ze is er mee gegaan naar den huisdokter<br />

en den professor en beiden hebben haar het<br />

gebruik van H. A. G. koffie toegestaan, zij<br />

het dan ook in minder groote hoeveelheden<br />

dan zij vroeger gebruikte.<br />

Het boekje van Storm van Leeuwen liet zij in<br />

juchtleder binden, goud op sneê. Ben is haar<br />

verklaarde lieveling. Haar koffieuurtje is in<br />

eere hersteld en vraagt men haar of er nu<br />

geen groot verschil is in den smaak van<br />

gewone en H. A. G. koffie, dan zweert zij bij<br />

hoog en laag dat er niet zoo'n pietsie verschil<br />

is, niet in den geur en niet in den smaak. En<br />

waar dit gezegd wordt door zulk een experte,<br />

behoeft aan de waarheid niet getwijfeld te<br />

worden.<br />

Amsterdam, Juni 1924.<br />

!<br />

i<br />

I<br />

i<br />

In Badstoel<br />

of Hangmat<br />

leest<br />

Y<br />

„De Vrijdagavond"<br />

IwilMllaWIIMMlIHnin<br />

I VEREENIGDE OCTROOIBUREAUX I ^AZAÖTVA^C^<br />

EN DEP0NEE<br />

I le v. d. Boschstraat 1 - Den Haag, Telefoon B 2080, B 2081, B 2082 I « EN<br />

N ^ N<br />

ELSMERKEN<br />

"^PM wÊ. IN ALLE LANDEN<br />

„i<br />

I<br />

i<br />

!<br />

i<br />

i


JOODSCHE<br />

DICHTERS<br />

EN DE OORLOG<br />

URIEL BIRNBAUM'S<br />

„IN GOTTES KRIEG"<br />

(R. LÜW1T, WIEN 1921)<br />

door Siegfried van Praag,<br />

Amsterdam<br />

Birnbaum's boek behoort tot de volledigste<br />

literaire documenten, die ons over den<br />

oorlog inlichten.<br />

Een heel jonge man, bijna een kind nog<br />

was de schrijver, toen de oorlog uitbrak.<br />

Zijn sonnettenboek is de chronologisch<br />

geordende geschiedenis, van wat hij zag,<br />

en wat hij dacht en wat hij gevoelde van af<br />

den aanvang tot het naspel van dezen<br />

wreeden oorlog. Gedurende dien tijd, ziet<br />

men den jongen tot man worden, enUriel's<br />

gedachten worden rijper van gedichtenreeks<br />

tot gedichtenreeks. Uriel Birnbaum<br />

is Oostenrijker en hij koestert groote liefde<br />

voor zijn vaderland en den ouden keizer.<br />

Hij gelooft, dat Oostenrijk voor een rechtvaardige<br />

zaak vecht. Zijn 'boek noemt hij<br />

„In Gottes Krieg" om dezelfde banale<br />

reden, waarom ieder oorlogvoerend diplomaat<br />

uitschreeuwde, dat het mét en voor<br />

God was, dat zijn land vocht en dat de<br />

tegenstander onwelgevallig was in God's<br />

oogen. Doch er was nog een hoogere reden!<br />

Hij zag in dien oorlog een noodzakelijke<br />

straf, door God opgelegd aan heel het<br />

menschdom. Men handelde welgevallig in<br />

God's oogen, door zich niet tegen het<br />

noodzakelijke strafgericht te verzetten,<br />

doch zich zelf reeds op de pijnbank neer<br />

te leggen.<br />

Naast den jongen Oostenrijkschen patriot<br />

is Uriel, de vrome Joodsche jongen, die<br />

met zorg opgevoed is. Zijn vroomheid is<br />

een reine kindervroomheid, hem door z'n<br />

moeder geleerd. Soms echter verheft zij zich<br />

mijlen ver boven zichzelve, en wordt tot<br />

profetie. Ook wel ontstaan spontaan kervingen,<br />

scheuringen in dit zuivere land,<br />

waardoor de twijfel zijn bliksemschichten<br />

slaat... Zoo is soms Uriel Birnbaum<br />

de ideale gestalte van een profetenknaap,<br />

en hij deed mij dikwijls denken<br />

aan het koningskind, gesproten uit het<br />

huis David's, zooals een Westersche fantasie<br />

zich dat dacht; ik meen Eliacin uit Racine's<br />

„Athalie", het bevallige kind, dat reeds<br />

de waardigheid van den gezalfde in zich<br />

voelt. Dit is niet verwonderlijk, daar Uriel<br />

Birnbaum typisch verfijnd-Westersche<br />

vormen, gedachten en gevoelens heeft,<br />

soms weggeslingerd door Joodsche impulsen<br />

—. Pa.s later groeit in dit boek uit het<br />

vrome Joodsche kind, met zijn Oosten-<br />

DE VRIJDAGAVOND 263<br />

URIEL BIRNBAUM<br />

(Zelfportret, penteekening)<br />

URIEL BIRNBAUM, litterair-en teekenkunstenaar, werd<br />

13 November 1894 als jongste zoon van den bekenden<br />

Agoedistischen schrijver en volksleider Dr. Nathan<br />

Birnbaum (Mathias Acher) geboren. Onder invloed<br />

van het spotblad: „Der Simplizissimus" teekent hij<br />

reeds met zijn elfde, onder dien van Edgar Allan Poe<br />

schreef hij zijn eerst litterair proza op zijn dertiende<br />

jaar. Met 16 jaar reeds onberispelijke sonnetten. In<br />

1911—'14 te Berlijn studeerend, 1916 frontsoldaat,<br />

September 1917 gewond: linker voet geamputeerd,<br />

1918 na November revolutie conservatief schrijft hij de<br />

brochure: Glaubige Kunst. Boeken: In Gottes Krieg<br />

(1921), Weltuntergang (1921), Das Buck Jona (1921),<br />

Der Kaiser und der Architekt (1924), Seelen-Spiegel<br />

(1924) enz., de laatste grootsch aangelegd grafisch<br />

werk bevattend.<br />

rijksch patriotisme, de bewust nationaalwillende<br />

en voelende Jood (een pogrom in<br />

Lemberg openbaart hem zijn echte volk),<br />

en aleindelijk de mensch-broeder van alle<br />

menschen, die spreekt met God, van aangezicht<br />

tot aangezicht.<br />

Birnbaum gelooft vast onder den directen<br />

blik van God te leven, en zijn sonnetten<br />

veronderstellen God als toehoorder.<br />

Lyrisch, poëzie van het gevoel, zijn deze<br />

sonnetten allen ; sommigen echter behandelen<br />

wederwaardigheden, anderen een<br />

zuiveren gevoelstoestand. Nu lijkt het mij,<br />

dat Birnbaum het mooist weet te dichten,<br />

als hij half beschrijvend is of als hij zich<br />

profeet voelt en gebeurtenissen kondigt of<br />

beschouwt, zegent of vloekt in het licht<br />

van God. Het minst schijnt een zuiver<br />

persoonlijk gevoel — zijn menschelijk ik •—<br />

hem tot het hooge gedicht te voeren. Zijn<br />

liefdeslyriek is tamelijk zwak, zoo ook zijn<br />

oden aan vrienden en geëerden.<br />

E Y O G H U R T VAN O U D - B U S S E M<br />

Het „historische" in dit dicht-boek is<br />

hoogst belangwekkend en waardevol.<br />

Birnbaum vertelt ons den oorlog in al zijn<br />

belangrijke phasen en met opmerkelijke,<br />

instinctieve juistheid weet hij dat te belichten,<br />

dat belangrijk is en dat weg te<br />

laten, dat overbodig is.<br />

Uriel begint te zingen over het uitbreken<br />

van den oorlog en vertelt, hoe hij zich<br />

kromt onder die tijding, wijl het was<br />

„alsof God in wolk gehuld, voorbij trok<br />

om Zijn wil te zeggen".<br />

Uriel doorvoelt het groote leed, doch aarzelt<br />

de wapenen op te nemen. Sonnetten<br />

van zelfverachting, omdat hij dicht, daar<br />

waar anderen bloeden, volgen nu. Eindelijk,<br />

na al die „Unschlüssigkeit" komt<br />

het besluit en Uriel laat zich aanmonsteren<br />

als vrijwilliger. Hij zweert den eed van<br />

trouw:<br />

„Hut ab! — Zwei Finger über Raum und<br />

„Zeit: Wir schwören einen feierlichen<br />

„Eid..." Doch voordat hij in dienst treedt,<br />

is er nog een wachtenstijd vol verleiding,<br />

om toch te blijven en niet weg te gaan, een<br />

tijd, waarin het rustige leven zich eens<br />

zoo mooi aan hem voordoet. In den vorm<br />

van een vrouw stelt hij zich dien tijd voor.<br />

Doch hij weet zich ten slotte los te rukken<br />

en snelt naar de kazerne, het huis van den<br />

plicht, en daar ziet hij het grove uiterlijk<br />

van wat hem ridderlijk heldendom leek —<br />

„Aus kleiner Weite in die grosze Enge".<br />

Doch hij vermant zich en wil God' s dienaar<br />

blijven. Niet door vrijheid kan hij dat zijn,<br />

doch door gebondenheid. Nu komt de<br />

dagelijksche nuchterheid van het kazerneleven.<br />

Hoort!<br />

„Ach es ist leicht zu reden und zu lachen,<br />

Wenn's Abend ist und wenn man schlafen<br />

geht,<br />

Doch schwerer als der Tod ist das<br />

Erwachen,<br />

Wenn mitleidsloseir Tag im Fenster steht".<br />

Hij ondergaat alle ellenden, die de beschaafde<br />

mensch, in de kazerneatmosfeer<br />

te aanvaarden heeft, nog vermenigvuldigd,<br />

wijl hij dichter is, en zijn ziel dus als<br />

vergrooter, vermenigvuldiger en combinator<br />

van werkelijkheid dienst doet. Doch<br />

hij berust. De gedachte, dat hij God dient,<br />

houdt hem staande. „Dein Sklaventum<br />

ist Gottes Schöpfungsplan". Dan komt het<br />

afscheid — pijnlijk en somber —•. Het<br />

leven tooit zich wonderschoon. Zon-lachende<br />

straten ! Vrouwen! Wijn! En .voor hem<br />

de oneindige vlakte, bewaakt door den<br />

engel der doods. Dan de afmarsch en Uriel<br />

is in 't veld. Een aangrijpend sonnet<br />

spreekt over de reis van Uriel's compagnie<br />

naar 't veld. Heel werkelijk wordt het ons<br />

verteld:<br />

BLIJI-T JONG. FILIAAL KERKSTRAAT i87. TELEF. 493


264 DE VRIJDAGAVOND<br />

HA-KLOOSTERHUIS<br />

„Grüngoldener Landschaften vorübertaumeln<br />

—<br />

Wir lassen, enge aneinandergedrückt,<br />

Aus unserem Viehwaggon die Füsze<br />

baumeln,<br />

Von Glut und Dunst des Mittags wie<br />

erstickt".<br />

Een vriend van Uriel sterft. Hartelijke<br />

sonnetten, die weinig artistieke waarde<br />

bezitten en Uriel's vriendensmart niet te<br />

benaderen weten, vo'gen. Dan komen<br />

de hooge Joodsche feestdagen. Rosch<br />

Haschono 1916 en Jom Kippur, die Uriel op<br />

't veld vieren moet —. Ook deze sonnetten<br />

spreken niet sterk tot den lezer, zoo ook<br />

niet de gedichten, die Uriel den dan gestorven<br />

keizer Frans-Jozef wijdt, voor wien<br />

hij diepen eerbied koesterde. In liefde en<br />

eerbied zit altijd iets edels ; toch irriteert<br />

de overmatige toon van bewondering voor<br />

den vorst mij soms in dien dienaar van<br />

God:<br />

,,Um Deinet-Deinet Willen unabwendlich<br />

Dem Tod entgegen — Denn so ist es klar<br />

Von Gott gewollt — und nichts daran ist<br />

schandlich.<br />

Denn Du bist Kaiser, stolz und unverstandlich.<br />

Bei Deinem Tod verstanden wir es endüch".<br />

Nadat hij getrokken is van 't Oosten naar<br />

het Zuiderfront krijgt hij verlof, begrijpt<br />

het leven achter het front niet meer en<br />

verlangt terug naar zijn krijgsmakkers. Nu<br />

maakt hij den ,,slag" mede. Eerst ziet hij<br />

het stalen geweld nog niet van dichtbij,<br />

hoort slechts ver af het gillen der oorlogstuigen,<br />

niet sterker van toon, dan<br />

miauwende katten in de verte, dooh weldra<br />

vallen er dooden ; als bij tooverslag stort<br />

nu hier, dan daar een makker neer, totdat<br />

eindelijk Uriel tot het hart van het ge-<br />

<strong>AMSTERDAM</strong><br />

toch meent hij<br />

arbeiden : ,, Doch<br />

vecht doordringt en<br />

gewoon raakt aan het<br />

helsche hazardspel van<br />

leven en dood, die<br />

dobbelen midden in 't<br />

menschenbloed. En als<br />

hij even rust heeft,<br />

leert hij genieten van<br />

het oogenblik — ,,Wie<br />

jeden Tag so viele<br />

Kameraden — Noch<br />

leben wir! Und wozu<br />

weiter f ragen ?" •—<br />

Nu doorleeft Uriel één<br />

van zijn diepste momenten,<br />

het leven splijt<br />

voor hem en hij ziet<br />

den tegenkant van wat<br />

hem goed scheen. Hij<br />

wordt man, voor wien<br />

de eenvoudigheid niet<br />

iets gegevens meer beteekent,<br />

doch iets, dat<br />

verkregen moet worden.<br />

Hij is moordenaar. Hij<br />

heeft zich bezoedeld<br />

met menschenbloed. En<br />

onder Godesdwang te<br />

was ist Zwane, wenn<br />

Dich nichts zwingen kann".<br />

N/een, hij kan zijn geweten niet meer<br />

sussen. Wat baat het, of hij meende goed<br />

te doen.<br />

,,Der Gott, - zu Dem auch deine Seele<br />

betet'',<br />

Er wagt die Tat: Die Gründe wagt er<br />

nicht.<br />

(E.rkenntnis).<br />

Nu komt de fatale wending in Uriel's lot.<br />

Beide voeten worden hem afgeschoten,<br />

tafereel voor tafereel dicht de moedige<br />

jongen zijn ellende. Hoe hij terneer ligt<br />

en weggedragen wordt door den jager<br />

Jozef Hutter, die" onder zijn reddingswerk<br />

doodgeschoten wordt. Als een dier kruipt<br />

hij weg:<br />

„Stahl! Stem! Glut! Quaka! Höhnisoh<br />

einstürzt der Turm,<br />

Ich krieche blind :. Ein Tier, — ein Aas —<br />

ein Wurm".<br />

Zoo wordt hij naar het hospitaal gebracht<br />

en lijdt er pijn, aan ziel en lijf. Zijn geheeje<br />

lijfelijke smart vertelt ons Uriel, in<br />

nauwgezette sombere verzen. En eindelijk<br />

wordt het kind bij zijn moeder gebracht<br />

en komt tot rust: „Ich bin am Leben und<br />

ich bin bei Dir". Vandaar wordt de ongelukkige<br />

naar een stadsgasthuis getransporteerd<br />

en het leven schijnt hem ondanks<br />

alles toch weer goed, want in de zachte<br />

oogen van de pleegzuster Rosa Grieb<br />

vindt hij troost voor zijn gebrekkigheid.<br />

Ik zeide reeds, dat ondanks de liefhebbende<br />

goede bedoelingen, die Uriel heeft<br />

trachten te uiten in zijn talrijke sonnetten,<br />

de liefde-zuster gewijd, deze gedichten<br />

Uriel's gevoel in ons niet weten te herscheppen.<br />

Als de „Seuehe", de ziekteplaag over het<br />

volk komt, splijt Uriel's dichtergeest als<br />

een rustende vulkaan, die herleeft, en in<br />

onbedwingbare kracht stijgt werkelijk de<br />

oud-Joodsche profetengeest uit dien jongen,<br />

en verzen als natuurverschijnselen<br />

ontrollen dit zwakke menschenwerkt>ui2.<br />

Men leze met eerbied zijn: ,,Der wahre<br />

Gott" —• en over de tijden heen is men<br />

weer teruggekeerd in de profetenscholen<br />

van Judea.<br />

,,Will euoh das Wort nicht von der bleichen<br />

Lippe,<br />

Stört dieser nackte Name euer Fest ?<br />

Wie ihr's auch nennt, ob Pneumonie, ob<br />

Grippe,<br />

Ist's Gottes alte graus/e Magd: Die Pest".


Hier is Uriel geheel de Joodsche profeet<br />

geworden, die het ongeluk koppelt aan de<br />

zonde der menschen, en oorlog en pest<br />

roept hij aan als straffen in Godes hand :<br />

Nur Angst und Staunen über Gottes<br />

Wahlen,<br />

So holt der Herr, mein Gott, sich seine<br />

Seelen".<br />

iat«bap«<br />

peniRe tëfoonöerbeben ;,.ïBacbt"<br />

turf 1924 j ;<br />

IS SM \ ^XTnu? h°'04<br />

>0 |u« j \ 10.01<br />

21 |Wf | | 10.—<br />

>2 |ttlt j j 0.50<br />

!3 Sm | | 0.58<br />

:4 3UH j | 0.57<br />

,= én»<br />

5 u u<br />

•<br />

;<br />

3Beötn van ben ! a c,* 9 , 5 6<br />

! ra» te 8 uur j<br />

J ,<br />

5«<br />

Die heele reeks, „die Seuche", is het<br />

hoogtepunt van Birnbaum's visie, hier<br />

spreekt de Joodsche volwassen man en<br />

zingt niet meer inniggevoelig, de fijnbeschaafde<br />

Weensche jongen.<br />

Nu komen nog de twee ziels-teleurstellingen,<br />

de genadeslagen, toegebracht aan<br />

zijn jong heldendom. In Oostenrijk is<br />

revolutie, men vloekt oorlog, strijd, keizer<br />

en soldatendom, alles waaraan Uriel geloofde<br />

en waarvoor hij zijn bloed gaf. Nooit<br />

DE VR IJ DAGAVOND 265<br />

begrijpt hij zijn volk en zijn wil, zooals<br />

hij den mensch begreep. Ondemocratisch,<br />

èn van overtuiging, èn van geaardheid<br />

is hij:<br />

„Verweht mir meinem Traum von Opferglücke<br />

—.<br />

O, meine Seele, wie ertragst es Du?"<br />

De vertrouwende, geloovige jongen ziet<br />

in zichzelf voor het eerst het bleeke moede<br />

plantje opgroeien, dat „a quoi bon",<br />

, ,wozu'' genoemd wordt en dat den mensch<br />

dikwijls nooit 'meer verlaat. Waartoe de<br />

revolutie ; doch ook, waarvoor zijn vechten,<br />

zijn verminking, zijn keizervereering,<br />

zijn vertrouwen in Oostenrijk's rechtvaardige<br />

zaak ? Oostenrijk ligt in scherven. Men<br />

spot met den keizer en zijn geuniformde<br />

makkers. ,,Hier liegen wir für nichts und<br />

wieder nichts". Als eindelijk de vrede<br />

komt, de vrede in nederlaag, waarvoor<br />

Uriel werkelijk niet gevochten had, is zijn<br />

eerste beweging er één van afkeer wegens<br />

de onderwerping, zijn tweede van geluk, en,<br />

als levensdrank, maakt hij zich gezond aan<br />

dit woord vrede: „Frieden" ist Frieden,<br />

sei er wie er sei".<br />

Doch dan komt de tweede noodlottige<br />

desillusie. In Lemberg breekt een pogrom<br />

uit en men vergrijpt zich aan Uriel's eigen<br />

volk. Uriel, die wel steeds belijder was van<br />

den Joodschen godsdienst, voelt nu eerst<br />

zijn saamhoorigheidsgevoel met zijn broeder-Joden,<br />

groeien tot de natuurlijke stamgenooten-band,<br />

en als zoon van het Joodsche<br />

volk plaatst hij zich met zijn sonnetten<br />

tegenover hen, die zijn broeders<br />

slachten ; en zijn Joodsche broeders vraagt<br />

hij vergeving, wijl hij vroeger met zijn<br />

volk niet medegeleefd heeft:<br />

„Wenn ioh je stolz von Euch mich abgewendet<br />

lm Dünkel meiner Selbstgerechtigkeit!<br />

Verzeihet mir im Lichte nach dem Leid —.<br />

Verzeihet mir aus Eurer Herrlichkeit".<br />

Zijn verdere gedichten zijn gewijd aan volk<br />

en God. Hij gelooft in Israël's uitverkorenheid<br />

; leed-beladen, eeuwig levend, moet<br />

het volk tot aan het einde der tijden voorttrekken,<br />

op zoek naar recht en rechtbrengend:<br />

,,Durch Tod zum Leben-Durch der<br />

Welt Gegröhl zum Frieden Gottes... Höre<br />

Israël...!"<br />

Nu vloekt hij Polen, dat de meeste zonden<br />

wegens de zijnen begaan heeft, en roept<br />

God tegen het booze land op.<br />

Ten slotte komen eenige sonnetten niet<br />

van berusting, doch van geloof en van<br />

tevredenheid met een door God bestierde<br />

wereld.<br />

Uriel Birnbaum gelooft vast, dat alles er<br />

is om het aleindelijk paradijs, en ziet ook<br />

God's werk in menschenleed, in mensch enboosheid<br />

en voosheid ; ook dit dient om den<br />

aleindelijken geluksmensch te scheppen, die<br />

op een blijde aarde leven zal. Ook hier<br />

weer denkt Birnbaum in den geest der<br />

Joodsche profetie : Noodzakelijkheid, doch<br />

tijdelijkheid van het onontwijkbare leed,<br />

waaruit de zonnemorgen geboren moet<br />

worden:<br />

„LInd aus dem Staub der toten Völker<br />

bricht<br />

Die Herrlichkeit des Herrn der Ewigkeiten.<br />

Das weisze Lichtschwert seines Prunkes<br />

sticht<br />

Durch Staub und Nebel der Vergangenheiten<br />

Ins Herz der Gegenwart — ins Herz der<br />

Zeiten<br />

Die von der Schneide tropfend niedergleiten<br />

..."<br />

Birnbaum is zeker geen volleerd dichter.<br />

Hij is, technisch gesproken, een geniale<br />

dichtersleerling. Sommige sonnetten zijn<br />

onhandig opgebouwd, terwijl de gave van<br />

den musicalen zin hem ten eenen male ontbreekt<br />

Zijn sonnetten wemelen van woorden,<br />

die er zijn om het aantal lettergrepen<br />

volledig te maken. Ook heeft hij het —<br />

in enkele gevallen prijzenswaardig — procédé<br />

tot vervelens toe gebruikt om hetzelfde<br />

woord, vooral hetzelfde slotwoord<br />

te herhalen en dusdanig den indruk te versterken.<br />

Soms wordt het belachelijk:<br />

,, Steht Gottes Engel:,, Seit bereit, bereit!''<br />

Was bringt das Jahr ?" Leid, Leid, Leid,<br />

Leid, Leid, Leid".<br />

Hoe denkt Uriel het zich dat een dergelijk<br />

sonnet gezegd kan worden ?<br />

Wat Uriel musicaal tekort schiet, wint hij<br />

„picturaal" terug. Birnbaum weet goed<br />

en treffend, waar en herscheppend, te<br />

beschrijven.<br />

Zoo is zijn dichtboek zoo'n schilderachtige<br />

beschrijving en typeering van kazerne en<br />

slagveld, hospitaal en huis geworden. Uriel<br />

bezit in groote mate de hoedanigheid ons<br />

belang te laten stellen in wat er rond om<br />

hem gebeurt, en weet ons dicht bij zich te<br />

brengen, geheel met hem medelevend.<br />

Zonder in „intimiteiten" te vervallen, is<br />

deze bundel één van de intiemste boeken,<br />

die ons in het oorlogsgebeuren betrekken.<br />

In gewone woorden legt Birnbaum een<br />

aangrijpend pathos, zijn werkelijkheid is<br />

niet opgesierd, noch opzettelijk verdonkerd<br />

en bebloed, doch machtig en algeheel<br />

eerlijk.<br />

Het profetische in zijn gedichten is ook<br />

volkomen eerlijk en in het geheel niet gemaakt<br />

; iets, dat een groote zeldzaamheid<br />

is, daar profetie in gedichten van dezen<br />

tijd meestal een kunstmatig eigen-fabricaat<br />

des dichters is. Dat dit bij Uriel niet<br />

het geval is, wordt eenvoudig daardoor bewezen,<br />

dat zijn profetische sonnetten indruk<br />

op ons maken en ons beangstigen en ons<br />

noch doen glimlachen, noch doen tegenpruttelen.<br />

Een kleine profeet, doch een<br />

echte profeet, die de Godsstem hoorde,


266 DE VR IJ D A G A V O N D<br />

^llllllllllllillllllllllilli<br />

KAS-VEREENIGING - <strong>AMSTERDAM</strong><br />

SPUISTRAAT 172 OPGERICHT 1865<br />

KASSIERSZAKEN<br />

CHEQUES, REKENING-COURANT,<br />

DISCONTO'S, COUPONS, ADMINI­<br />

STRATIE VAN VERMOGENS, BEWA­<br />

RING VAN FONDSEN, SAFE DEPOSIT<br />

INCASSO'S DEPOSITO'S<br />

DE BESCHERMING<br />

VAN<br />

HET KASCHEROET<br />

DOOR HET<br />

NEDERLANDSCH<br />

STRAFRECHT<br />

door Mr. D. S. yessurun Cardozo,<br />

Amsterdam<br />

In de praktijk van het Joodsche leven<br />

nemen de zgn. spijswetten ook thans nog<br />

een zeer belangrijke plaats in. Zelfs onder<br />

hen, die niet tot de Traditioneelen mogen<br />

gerekend worden, ja, het met de heiligheid<br />

van den Sabbath niet al te nauw<br />

nemen, telt men vele Joden, die speciaal<br />

gesteld zijn op „ritueel" eten.<br />

De motieven, die tot dezen wensch van<br />

„ritueel" voedsel leiden, mogen niet altijd<br />

dezelfde noch even verheven zijn, het is<br />

een feit, dat een belangrijk deel van het<br />

Joodsche pulbliek slechts die consumptieartikelen<br />

wil accepteeren, waarvan de<br />

grondstoffen, bereiding en behandeling<br />

volkomen beantwoorden aan de daaraan<br />

door onzen Godsdienst-codex gestelde<br />

eischen.<br />

Vooral in de laatste jaren is de vraag van<br />

het Kascheroet van meer algemeen<br />

Joodsch belang. De ontwikkeling van het<br />

maatschappelijk-economische leven heeft<br />

hier niet geringen invloed uitgeoefend.<br />

In vroegere dagen werd het leven in huis<br />

geleefd. De vlijtige huismoeder bakte zelf<br />

haar brood en bereidde zelf vrijwel alle<br />

gebruiksmiddelen, waarom haar huisgezin<br />

vroeg. De Joodsche huisvrouw zorgde er<br />

voor, dat de spijzen in alle opzichten beantwoordden<br />

aan de daarvoor gestelde<br />

eischen. Zoo was het Kascheroet een<br />

zaak van meer internen aard, beperkt binnen<br />

de.muren van het Joodsche huis.<br />

In den tegenwoordigen tijd kent men<br />

deze huisproductie alleen als uitzondering.<br />

Het systeem der voortbrenging heeft zich<br />

langzamerhand ontwikkeld tot een stelsel<br />

van uiterst verfijnde specialisatie, welke<br />

ook op het gebied van de verbruiksartikelen<br />

valt op te merken. De huismoeder<br />

heeft het thans in zooverre gemakkelijk,<br />

dat productie-ondernemingen haar zeer<br />

veel werk uit de hand nemen door een<br />

belangrijk gedeelte te produceeren van wat<br />

haar huisgezin consumeert. Hiermede is<br />

echter tevens de bereiding van. de van<br />

anderen betrokken artikelen aan haar oog<br />

onttrokken.<br />

Zoo is dus noodig geworden een steeds<br />

meer uitgebreide rabbinale controle, welke<br />

het Kascheroet van de door beroepsmenschen<br />

vervaardigde en behandelde<br />

consumptie-artikelen moet verzekeren..<br />

Nu is het mijn bedoeling niet — zooals<br />

wellicht ten onrechte zou kunnen worden<br />

ondersteld —•, om met het „hoofd" van<br />

dit artikel blikken van wantrouwen te<br />

richten naar en afkeuring uit te spreken<br />

over het beleid der Nederlandsche Rabbinaten<br />

in zake het Kascheroet. Integendeel<br />

wil ik in dit verband met nadruk vermelden,<br />

dat het Rabbinaat in Nederland<br />

steeds getoond heeft en nog toont op<br />

nauwgezette en doortastende wijze werkzaam<br />

te zijn op dit zoo moeilijke terrein.<br />

Het Rabbinaat is echter een geestelijke of<br />

liever kerkelijke instelling, die thans geheel<br />

buiten het staatsrechtelijk organisme<br />

in Nederland staat. Kerk en Staat zijn gescheiden.<br />

Het Rabbinaat mist daarom<br />

iedere staatsrechtelijke macht, die misschien<br />

door hem gewenscht wordt, om de<br />

naleving van zijn voorschriften te kunnen<br />

handhaven.<br />

De beteekenis van dit gemis aan staatsrechtelijke<br />

machtsmiddelen wordt ons zeer<br />

duidelijk, wanneer wij de rabbinale controle<br />

vergelijken met de regeling van een<br />

analoge controle uitgaande van Rijk,<br />

Provincie of Gemeente. Als voorbeelden<br />

zou ik willen nemen de Vlleeschkeuringswet,<br />

de Warenwet en de Boterwet. Deze<br />

wetten trachten hoofdzakelijk het belang<br />

van de volksgezondheid te dienen door de<br />

instelling van een goed georganiseerde<br />

controle op de herkomst, samenstelling,<br />

qualiteit en bereiding van eet- en drinkwaren.<br />

Terwijl het rabbinale toezicht er dus is<br />

in het ideëel-godsdienstig belang van het<br />

Kascheroet, zijn genoemde keuringsdiensten<br />

er voornamelijk in het stoffelijke<br />

belang van de volksgezondheid, maar toch<br />

loopen beide regelingen (Rabbinale en<br />

Staatsrechtelijke) parallel en vorderen<br />

beide, dat bepaalde waren voldoen aan bepaalde<br />

eischen van herkomst, samenstelling,<br />

enz.<br />

Zoo is het mogelijk, dat deze beide regelingen<br />

met elkaar conourreeren, wanneer<br />

door éénzelfde handeling of reeks van<br />

handelingen tegelijkertijd inbreuk wordt<br />

gemaakt op de bepalingen van een der genoemde<br />

Staatswetten en op die van het<br />

Kascheroet.<br />

De volgende voorbeelden zullen dit toelichten.<br />

Een winkelier verkoopt als boter onder<br />

Rijkscontrole en tevens onder rabbinaal<br />

toezicht een mengsel, waarin, behalve vetbestanddeelen<br />

afkomstig van melk, ook<br />

bestanddeelen van sdhapenvet aanwezig<br />

zijn.<br />

Een slager verkoopt als vleesch onder<br />

rabbinaal toezicht vleesch, dat zoowel door<br />

Rijk als Rabbinaat is afgekeurd.<br />

Een banketbakker verkoopt als gebak<br />

onder rabbinaal toezicht waren, waarvan<br />

de samenstelling niet beantwoordt aan de<br />

eischen van de Warenwet noch aan die van<br />

het Kascheroet.<br />

In al deze gevallen heeft de burgerlijke<br />

overheid krachtige middelen tot haar beschikking,<br />

die tevens preventief werken.<br />

De overtreder wordt bedreigd met boete<br />

of hechtenis en de waren, met betrekking<br />

tot welke de overtreding is begaan, worden,<br />

verbeurd verklaard.<br />

Het Rabbinaat echter staat in genoemde<br />

gevallen tegenover overtreders, die tijdens<br />

de overtreding niet onder rabbinaal toezicht<br />

stonden en dus niet in het bezit waren van<br />

een rabbinaal brevet, geheel machteloos.<br />

Bezat de overtreder echter een rabbinaal<br />

brevet, maar heeft hij desonkdanks toch<br />

ongeoorloofde waren verkocht, djan zal<br />

het Rabbinaat hem in den vervolge geen<br />

vertrouwen meer schenken en het eens<br />

verstrekte brevet weder intrekken. Bovendien<br />

volgt dan meestal publicatie in de<br />

Joodsche Pers. Meer vermag het Rabbinaat<br />

niet.<br />

Men heeft inderdaad dan ook ingezien,<br />

dat de sterke arm van het Rabbinaat dikwijls<br />

te kort is. De handhaving van het<br />

Kascheroet vereischt een sanctie, die


krachtiger is, dan welke het Rabbinaat<br />

kan geven.<br />

In de Staat New-Vork zijn n.1. in 1917 en<br />

1922 wetten afgekondigd, krachtens welke<br />

het strafbaar is zoowel uitdrukkelijk als<br />

stilzwijgend iemand in den waan te brengen<br />

of te laten, dat het vleesch of de vleeschproducten,<br />

welke men hem verkoopt,<br />

„kosher" zijn. Vleeschwarenf abrikanten<br />

en handelaars, die zich door deze wetten<br />

benadeeld achtten, hebben een poging<br />

gedaan om deze wetten als in strijd met de<br />

Grondwet nietig te doen verklaren, doch<br />

de Rechter heeft uitgemaakt, dat genoemde<br />

wetten wel degelijk constitutioneel zijn.<br />

Deze Amerikaansche wetten zijn zeker toe<br />

te juichen en laten zich ook aanzien als de<br />

basis van een meer uitgebreide wetgeving<br />

omtrent het Kascheroet. Het systeem<br />

van wetgeving leent zich echter in Amerika<br />

veel beter dan in Nederland voor een dergelijke<br />

wettelijke regeling, en hoe welkom<br />

deze ook in ons land zou zijn, ik geloof<br />

niet, dat wij op een zoodanige directe inmenging<br />

mogen hopen.<br />

Daarom is het mijn voornemen om eens<br />

na te gaan of het mogelijk is met het<br />

thans in Nederland geldende recht te<br />

komen —• hetzij direct of indirect — tot de<br />

bescherming van het Kascheroet.<br />

Hiervoor is het noodig de handeling,<br />

waardoor inbreuk wordt gemaakt op het<br />

Kascheroet te systematiseeren en te<br />

onderzoeken welk juridisch karakter deze<br />

draagt. Voor het strafrecht moet men<br />

weten, of de handeling past in eenige<br />

delictsomschrijving, die de Strafwet bevat.<br />

Voor het civiele recht moet onderzocht<br />

worden of de handeling van invloed is op<br />

de rechtsverhouding tusschen de eventueele<br />

contractanten öf dat door deze handeling<br />

een rechtsband wordt gelegd, die te voren<br />

niet bestond.<br />

Het bestek van deze beschouwing laat niet<br />

toe om alle denkbare vormen, waarin een<br />

inbreuk op het Kascheroet zich kan<br />

voordoen aan een juridisch onderzoek te<br />

onderwerpen. Wij zullen ons daarom beperken<br />

tot den meest eenvoudigen en meest<br />

voorkomenden vorm en wel op het gebied<br />

van het Strafrecht.<br />

Winkelier A. verkoopt aan B. als ,,onder<br />

rabbinaal toezicht" vervaardigde boter,<br />

of gebak, welk artikel dit in werkelijkheid<br />

niet is en derhalve ongeoorloofd is voor<br />

Joodsch gebruik.<br />

Deze handeling kwetst, geheel afgescheiden<br />

van de vraag" van het Kascheroet,<br />

ons rechtsbewustzijn. Ieder gevoelt deze<br />

handeling als „bedrog".<br />

Wanneer wij nu in ons Nederlandsch Wetboek<br />

van Strafrecht dén titel nalezen,<br />

welke handelt over bedrog (Titel 25,<br />

Boek 2). dan treft ons ongetwijfeld hetgeen<br />

artikel 329 sub 2° bepaalt:<br />

„Met gevangenisstraf van ten hoogste een<br />

„jaar wordt gestraft de verkooper die den<br />

„kooper bedriegt:<br />

„ten opzichte van den aard, de<br />

, ,h o e d a n ig h e i d of de hoeveelheid van<br />

DE VRIJDAG AVOND 267<br />

„het geleverde, door het aanwenden van<br />

„listige kunstgrepen".<br />

De woorden „ten opzichte van den aard,<br />

hoedanigheid... van het geleverde''<br />

nopen ons tot de volgende vraag:<br />

Is „het al of niet onder rabbinaal toezicht<br />

vervaardigd zijn, het al of niet voor Joodsch<br />

gebruik geoorloofd zijn" op zichzelf te beschouwen<br />

als den a a r d -of de h o e d a n i gh<br />

e i d van eenig artikel ?<br />

Wat de hoedanigheid betreft, zal<br />

het antwoord op deze vraag ontkennend<br />

zijn. De hoedanigheid is de essentieele<br />

eigenschap van een zaak. De zaak zelf is<br />

de bron van de hoedanigheid ; deze wordt<br />

niet van buiten af bepaald. De hoedanigheid<br />

i|s de objectieve gesteldheid van een<br />

zaak, de wijze, waarop deze zich naar<br />

buiten openbaart. Twee banketbakkers<br />

kunnen van dezelfde grondstoffen<br />

dezelfde artikelen produceeren, terwijl<br />

men van den een, die onder rabbinaal<br />

toezicht staat wèl, van den ander, die dit<br />

toezicht mist, niet mag gebruiken. Bovendien<br />

doet het aan de hoedanigheid van een<br />

product niets af, wanneer dit met ongeoorloofde<br />

hulpmiddelen (b.v. vaatwerk) is<br />

behandeld.<br />

Anders is het gesteld met het begrip<br />

aard. De aard wordt niet voldoende bepaald<br />

door de enkele objectieve gesteldheid<br />

van de zaak zelve. Van buiten komende<br />

factoren zullen vaak een woordje meespreken.<br />

Zoo hebben wij in ons geval niet met<br />

de hoedanigheid, maar met den aard der<br />

spijs te doen. Voor den godsdien stigen<br />

Jood verandert door de rabbinale goedkeuring<br />

de spijs van aard, of liever hierdoor<br />

verkrijgt deze eerst den aard, het<br />

karakter van „spijs", daar de niet-rabbinaal<br />

goedgekeurde dit karakter voor hem<br />

mist, immers het is hem verboden het als<br />

zoodanig, als spijs, te gebruiken.<br />

Deze interpretatie van art. 329 sub 2 0<br />

W.<br />

v. S. kan van groote beteekenis zijn voor<br />

de bescherming van het Kascheroet. Met<br />

genoemde bepaling is het althans mogelijk<br />

00 te treden tegen bedriegeliike handelingen,<br />

die het Kascheroet bedreigen. Ze<br />

richt zich direct tegen de bedrijvers<br />

daarvan.<br />

Het gevolg van dit strafbare bedrog is<br />

vooreerst, dat het Joodsch-orthodoxe publiek<br />

wordt benadeeld in zijn ideëel-godsdienstige<br />

belangen. Maar er ziin nog<br />

andere gevolgen aan verbonden, die van<br />

even groot belang zijn voor het orthodox-<br />

Toodsche leven.<br />

Meestal zal het strafbare bedrog, dat inbreuk<br />

maakt op het Kascheroet, verder<br />

reiken dan het belang van het koopend<br />

oubliek en zal de bedriegende verkooper<br />

behalve den kooper tevens zijn concurrent,<br />

die soortgelijke artikelen verkoopt, doch<br />

welke inderdaad onder rabbinaal toezicht<br />

zijn, ben.adeelen. De verkooper pleegt dan<br />

oneerliike concurrentie. Een<br />

voorbeeld is gemakkelijk te vinden. Twee<br />

winkeliers A. en B. wonende in eikaars<br />

nabijheid, verkoopen beide boter. A. heeft<br />

boter, bereid „onder rabbinaal toezicht",<br />

Leven sverzekering^Maatschappij<br />

ARNHEM<br />

GUNSTIGE POLISVOORWAARDEN<br />

CONCURREERENDE TARIEVEN<br />

Hoofdkantoor Velperplein 1 te Arnhem<br />

Bijkantoor te Amsterdam, Rokin 9<br />

N.V. de Haarl. Hypotheekbank<br />

5'/ 2 en 5 pCts. PANDBRIEVEN<br />

tegen Amsterdamschen Beurskoers.<br />

Verkrijgbaar bij alle Bankiers<br />

en Commissionnairs in Effecten.<br />

PAVILJOEN VONDELPARK<br />

II 1 huls voor de uitgaande<br />

I l d wereld van Amsterdam<br />

AFTERNOON TEA<br />

Dinner and Supper - DANCING<br />

J. ZOMERDIJK BUSSINK<br />

ROOKT SPATRAM<br />

B. niet. Nu bootst B. de gewaarmerkte<br />

rabbinale verpakking bedriegelijk na en<br />

verkoopt zijn boter aldus goedkooper dan<br />

A. aan het publiek, dat rabbinale boter<br />

vraagt. Door de bedriegelijke handelingen<br />

van B. wordt A. in zijn bedrijf ernstig benadeeld.<br />

Aldus zien wij, dat niet orthodoxe<br />

winkeliers het instituut van het Kascheroet<br />

misbruikend zich ten koste van godsdienstige<br />

collega's kunnen verrijken.<br />

Tegen dergelijke praktijken kan worden<br />

opgetreden met de bepaling van art. 328<br />

bis W. V/ S., die aldus luidt:<br />

„Hij, die, om het handels- of bedrijfsdebiet<br />

van zich zeiven of van een ander<br />

te vestigen, te behouden of uit te breiden,<br />

eenige bedriegelijke handeling pleegt tot


268 DE VR IJ D A G A V O N D<br />

III fl Schrijfmachinehandel<br />

(alle merken)<br />

K Copieer-lnrichting<br />

II 3 1 (Spoed-inrichting)<br />

9 | | § y,Reparatie-Inrichting<br />

= _ = Linten - Carbon<br />

Wolvenstraat 2-4 (b/d Heerengr. 300) A'dam.<br />

ÜMF* Telefoon 33400<br />

^mmm—mm Om Jm Koopman «wana<br />

De 'sGravenhaagsclie<br />

Hypotheekbank,<br />

Nieuwe Uitleg 21<br />

's QRAVENHAQE<br />

geeft uit:<br />

5°/ 0en 5y 2°/ 0 Pandbrieven<br />

tegen beurskoers.<br />

CROKC LAAN "«EESF*<br />

Onder Ritueel toezicht<br />

misleiding van het publiek of van een bepaald<br />

persoon, wordt, indien daaruit eenig<br />

nadeel voor concurrenten van hem of van<br />

dien ander kan ontstaan, als schuldig aan<br />

oneerlijke mededinging, gestraft met gevangenisstraf<br />

van ten hoogste een jaar, of<br />

geldboete van ten hoogste negenhonderd<br />

gulden".<br />

Ter illustratie is het interessant kennis te<br />

nemen van een analoog geval van oneerlijke<br />

concurrentie, berecht door de Arrondissements<br />

Rechtbank te Winschoten (2<br />

December 1921, — zie Weekblad van het<br />

Recht 10813).<br />

In een plaatsje in de provincie Groningen<br />

is een melkinrichting. Het is een naamlooze<br />

vennootsohap met een directeur aan het<br />

hoofd. Deze directeur bad zich op een<br />

goeden dag voor den Strafrechter te verantwoorden<br />

wegens overtreding van art.<br />

328 bis W. v. S., de bepaling omtrent<br />

oneerlijke concurrentie.<br />

De bedoelde melkinrichting deed op minder<br />

reëele manier zaken.. Zij verkocht n.1.<br />

de in haar onderneming vervaardigde<br />

boter, verpakt in cartonnen doozen, waarop<br />

o.a. gedrukt stonden de woorden ,,onder<br />

Rijkscontrole". Die boter miste echter<br />

deze controle, want de melkinrichting was<br />

niet aangesloten bij een Rijksboter-contröle-station.<br />

Het gevolg is geweest, dat<br />

het publiek in de veronderstelling verkeerde,<br />

dat de boter wèl onder Rijkscontrole<br />

stond en deze boter als zoodanig<br />

kocht. Hierdoor meenden verschillende<br />

concurreerende boterfabrikanten uit de<br />

omgeving benadeeld te zijn en beklaagden<br />

zich bij de Justitie over de oneerlijke wijze,<br />

waarop de bewuste melkinrichting zaken<br />

deed.<br />

De Officier van Justitie vond deze aanklacht<br />

gegrond en stelde een strafvervolging<br />

in tegen den directeur der onderneming.<br />

De Rechtbank te Winschoten oordeelde,<br />

dat de gepleegde handelingen<br />

inderdaad opleverden het misdrijf van<br />

oneerlijke concurrentie en legde een flinke<br />

boete op.<br />

Voor deze beslissing gold bij de Rechtbank<br />

te Winschoten de overweging, dat de beklaagde<br />

bedriegelijke handelingen had gepleegd<br />

tot misleiding van het publiek, om<br />

zich ten koste van concurrenten te bevoordeelen.<br />

En wanneer aan den Strafrechter<br />

het geVal zou worden voorgelegd van de<br />

twee winkeliers A. en B. van het hierboven<br />

gegeven voorbeeld, dan zou de zelfde overweging<br />

moeten gelden.<br />

In het laatste voorbeeld gaat de inbreuk<br />

op het Kascheroet gepaaird met het misdrijf<br />

van oneerlijke concurrentie. De strafbepaling<br />

van art. 328 bis bestrijdt deze<br />

oneerlijke mededinging, doch kan tevens<br />

indirect, zonder dat de wetgever zulks<br />

bedoeld heeft, het Kascheroet beschermen.<br />

Eenzelfde indirecte bescherming kan<br />

komen van art 3 30 W. v. S.:<br />

,,Hij die eet- of drinkwaren of geneesmiddelen<br />

verkoopt, te koop aanbiedt of<br />

aflevert, wetende, dat zij vervalscht zijn<br />

en die vervalsdhing verzwijgende, wordt<br />

gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste<br />

drie jaren".<br />

Als een winkelier als onder rabbinaal toezicht<br />

verkoopt boter, waarin vetbestanddeelen,<br />

afkomstig van schapen-vet, gemengd<br />

zijn, maakt hij zich schuldig aan<br />

vervalsching en overtreedt genoemd artikel.<br />

Hier gaat de inbreuk op het Kascheroet<br />

gepaard met het misdrijf van verva'sching.<br />

Ook van de bepalingen van de Boter-,<br />

Waren- en Vleeschkeuringswet kan een<br />

zijdélingsche bescherming van het Kascheroet<br />

uitgaan, wanneer de inbreuk daarop<br />

tevens een overtreding van een dezer wetten<br />

niet zich mede 'brengt.<br />

Hét voornaamste van de strafwet-artikelen<br />

zien wij echter in de bepaling van art. 329<br />

sub 2 0<br />

. Dit artikel kan een directe beveiliging<br />

van het Kascheroet brengen, zoo<br />

de Strafrechter de boven-ontwikkelde<br />

interpretatie van de woorden ,,ten opzichte<br />

van dien aard van het geleverde" wil<br />

aanvaarden.<br />

De handhaving van de besproken strafbepalingen<br />

ligt feitelijk in de hand van de<br />

belanghebbende orthodoxie zelf.. Zoodra<br />

haar een inbreuk op het Kascheroet bekend<br />

is, welke als materieele handeling<br />

tevens strafbaar is volgens Nederlandsch<br />

reoht, zal zij tegen den dader een strafvervolging<br />

kunnen aanhangig maken, door<br />

den Officier van Justitie van het geval in<br />

kennis te stellen. Het Rabbinaat kan<br />

bovendien met zijn bestaande organisatie<br />

nuttige opsporingsdiensten verrichten.<br />

Uit het voorgaande blijkt, dat het mogelijk<br />

is, om met behulp van het Nederlandsche<br />

strafrecht, zooals dit thans geldt, het<br />

mstituut van het Kascheroet in belangrijke<br />

mate te beschermen. Ik wil dadelijk<br />

hieraan toevoegen, dat de door mij aangegeven<br />

weg niet de meest ideale is, welke<br />

men in deze materie zou wenschen te<br />

bewandelen. Een afzonderlijke regeling,<br />

waarbij inbreuken op het Kascheroet<br />

ten nadeele van derden zouden worden<br />

strafbaar gesteld, zooals in den Staat.<br />

New-Vork, zal ongetwijfeld meer gewenscht<br />

zijn, doch in deze richting verwachtingen<br />

te koesteren is m.i. een ijdele hoop.<br />

De mogelijkheid om ons Kascheroet te<br />

beschermen bestaat. Het ligt aan ons, om<br />

die mogelijkheid te realiseeren. En wanneer<br />

de eerste schreden op den boven aangewezen<br />

weg met succes zijn gezet, dan zal<br />

er ongetwijfeld ook een preventieve werking<br />

van uitgaan, die mede ten goede zal<br />

komen aan het goede vertrouwen van het<br />

Joodsche puibliek in de waarborgen van<br />

het Kascheroet in Nederland.<br />

CONTRASTJES<br />

Vrijdagmiddag op Scheveningen.<br />

We staan in een winkel nog een paar inkoopen<br />

te doen voor Sjabbos ; wat fruit<br />

en dergelijke. Een echtpaar komt binnen<br />

met hetzelfde doel. Het koopt eveneens<br />

verschillende Sjabbos-ingredienten.<br />

De man ziet flessoben met allerlei ingemaakt<br />

goed — uitjes, augurkjes, ananas<br />

enz. — in de étalage staan. Vraagt naar<br />

den prijs van verschillende dier flesschen.<br />

En legt op een heel groote met uitjes beslag,<br />

waarvan de prijs niet gering is.<br />

,,Man", hoor ik z'n vrouw zacht zeggen,<br />

„we hebben al zoo'n boel dingen gekocht.<br />

. ."<br />

„Nou ja", antwoordt hij glimlachend met<br />

een schouderophalen en een hoofdbeweging<br />

schuin naar voren, „nou ja, we zijn<br />

op Scheveningen!"<br />

We gaan kart na elkaar den winkel uit en<br />

volgen denzelfden wèg. Na een paar stappen<br />

worden we staande gehouden door


een ouden, gebogen man, wien men den<br />

levensloop der ellende van het gezicht kan<br />

aflezen. Hij durft niet goed ronduit te<br />

vragen. Hij heeft geloofsgenooten in ons<br />

herkend en stamelt verlegen een paar<br />

woorden van zorgen en Sjabbos-maken...<br />

Terwijl ik nog met hem bezig ben, hoor<br />

ik de mannelijke helft van het intusschen<br />

naderbij gekomen echtpaar zeggen: ,,Dat<br />

,,is nou al de tweede vandaag! Je kunt wel<br />

,,aan de gang blijven op die manier! Laten<br />

„we nou maar gauw doorloopen..."<br />

En ze liepen gauw door.<br />

Een week later stonden we in denzelfden<br />

winkel en kochten er weer allerlei. En er<br />

kwam een echtpaar binnen ; een ander dan<br />

verleden week.<br />

Toen er allerlei gekocht was, begon de<br />

winkelier zijn flesschen met ingemaakt<br />

goed te laten zien en aan te prijzen. Dit<br />

kostte zoo veel, dat zoo veel en dat maar<br />

zoo weinig.<br />

„Nee, 't is nu mooi geweest", zei meneer<br />

lachend, „we hebben nu genoeg. Zonder<br />

dat je 't wilt, geef je toch al zooveel geld<br />

uit".<br />

Hij behoefde z'n vrouw niet te raadplegen.<br />

Ze begrepen elkaar ook zonder overleg.<br />

We kwamen over een nietsje aan 't praten<br />

en gingen samen weg. Een eind verder<br />

herhaalde zich het tooneeltje van de vorige<br />

week. Een andere oude man, die geloofsgenooten<br />

in ons herkend had, misschien<br />

wat minder oud, maar wat meer gebogen,<br />

sprak een paar woorden tot ons.<br />

„Nou, als dat een sjwindlar is, dan ben ik<br />

een matzelkleis", zei m'n nieuwe kennis<br />

tot mij en gaf den man wat. Toen liep hij<br />

haastig door, gevolgd door zijn vrouw.<br />

De arme vrager nam mijn kleinegave aan,<br />

zonder het eigenlijk te weten, want hij<br />

stond mijn vriend-sinds-een-paar-minuten<br />

met verbaasde oogen na te staren.<br />

We hadden hem spoedig ingehaald,<br />

'k Dacht aan het gebeurde van verleden<br />

week en zei met een beetje scherts:<br />

„Is dat de eerste vandaag ?"<br />

„Neen", zei hij eenvoudig, ,,'t is al de<br />

„derde. Maar nou ja — laat-ie nebbesj<br />

„ook een beetje Sjabbos kunnen maken ..."<br />

De bekende Wurtenbergsche financier<br />

Jud Süsz Oppenheimer (in Stuttgart in<br />

1738 opgehangen) heeft in Amsterdam zijn<br />

opleiding genoten.<br />

In de Universiteitsbibliotheek te Leiden<br />

zijn kostbare Bijbel-manuscripten.<br />

D E V R I J D A G A V O N D 269<br />

ZEVENTIEN<br />

TAMMOEZ<br />

door L. Pinkhof, Helder<br />

(Aan vele Joodsche werkgevers hier te lande)<br />

Het laatste dierenoffer is gebracht:<br />

een ram, door priesters. — N u menschen ...<br />

De vijand, die m blindheid van zijn macht,<br />

met wreede bondgenoot: de hongersnood<br />

en pest,<br />

Jeruzalem verkracht .<br />

neeft onder doodelijke pijnen, —<br />

onteert den Tempel, Zions rest.<br />

... Hoe durft de zon nog schijnen,<br />

terwijl de walm van menschenoifers stijgt<br />

ten tlemel, en emdelooze Goloes dreigt'.<br />

Wil God dien spot ?<br />

Tiberius Alexander gaf .<br />

het voorbeeld nier te lande.<br />

Hoevelen slaan ook nier nun volk met<br />

eigen handen ?<br />

Zij staan hun broeders naar het leven.<br />

Zij willen kracht en stut verbreken.<br />

Zij dwingen mede-Joden op te geven<br />

den Sabbath, — al, wat God gebood.<br />

Hun ploeg wordt door h u n Tempelstee<br />

gedreven,<br />

als eindend overwmningsteeken<br />

van Jood op Jood.<br />

HOLLANDSCH<br />

JOODSCHE ADEL<br />

De adel der familie Van Lidt de Jeude<br />

neemt in 1450 een aanvang. Deze familie<br />

is Protestant. Der Salvador's stamreeks<br />

klimt op tot in 1651. Zij zijn thans deels<br />

Joodsch, deels Protestantsch. De Jonkheeren<br />

Lopes Suasso zijn öf Joden öf<br />

Roomsch-Katholieken, en hunne erkende<br />

adelsbrieven dateeren van het jaar 1676.<br />

De adelstitel der familie Teixeira de Matros<br />

is tot het jaar 1624 te herleiden. Haar leden<br />

zijn thans over de twee Christelijke Kerkgenootschappen<br />

verdeeld. Alleen deze vier<br />

adellijke geslachten — de drie laatste van<br />

Spaansch-Joodschen bloede — behooren<br />

tot den Adel van het Koninkrijk der<br />

Nederlanden. Zij allen voeren den titel<br />

van Jonkheer en de dames dien van Freule.<br />

De beroemde Italiaansche schilder Raphaël<br />

(1483—1520) heeft den Joodschen musicus<br />

Jacopo Sansecondo in zijn Apollo van den<br />

Parnassus geschilderd, en een andere Joodsche<br />

musicien Giovanni Maria de Medicis,<br />

heeft voor Sebastiano delPiombo's (1485—<br />

1547) „Vioolspeler" model gestaan.<br />

Zoogende moeders en minnen<br />

bereiden zichzelf en het kind<br />

slapelooze nachten door de op­<br />

wekkende werking der koffie; zij<br />

schaden de zenuwen van het kind<br />

reeds op dezen jeugdigen leeftijd.<br />

De caffeïnvrije koffie „Hag" heeft<br />

deze nadeelen niet; derhalve<br />

bevelen de doktoren haar den<br />

kraamvrouwen aan.<br />

HET MEEST<br />

VOLMAAKTE<br />

HOLLANDSCHE<br />

RIJWIEL<br />

FABRIKAAT DER<br />

N.V.<br />

RIJWIELINDUSTRIE<br />

F.GJ.v. WERVEN<br />

MEPPEL<br />

Door hef geheele land<br />

verkrijgbaar bij den<br />

solieden rijwielhandel<br />

c.<br />

VONKEN EN FLITSEN<br />

Goedheid is tot vleesch geworden vroom­<br />

heid.<br />

Het is noodig, dat kinderen begrijpen, wat<br />

hun ter hunne verstandsontwikkeling onderwezen<br />

wordt. Het is niet noodig, dat<br />

kinderen begrijpen, wat hun ter hunne<br />

gemoedsvorming wordt ingeprent.


270 DE VRIJDAGAVOND


VEILIG<br />

(Vervolg)<br />

Jacob werd zwakker. En het gezicht van<br />

den dokter werd onverholener ernstig. En<br />

Jacob voelde zelf heel goed, dat het niet<br />

lang meer zou duren.<br />

En toen werd de zorg al sterker en sterker<br />

voor zijn Ester, en voor hun kinderen,<br />

Jozef en Lea; hoe zouden die zich<br />

kunnen redden ? had-ie die achthonderd<br />

gulden maar terug!<br />

Hij had toch de schuldbekentenis!<br />

Jawel! Maar het jaar was nog niet om. En<br />

als hij er dan eens niet meer was —• dan<br />

liep het mis! Daar kende hij Sams ruwheid<br />

voor en Esters schuchterheid! Dan<br />

zouden de achthonderd gulden verloren<br />

zijn.<br />

En hij dacht en dacht!<br />

Wat zou hij doen? Naar den „meester"<br />

gaan en hem alles vertellen en hem de<br />

schuldbekentenis toevertrouwen! Dat zou<br />

gaan!<br />

Maar neen! dat zou niet gaan. De<br />

„meester" was al een oude man, die met<br />

flink meer was, noch van lichaam noch<br />

van geest. Een geschiedenis, zooals Jacob<br />

voorzag, dat den man zou overkomen, zou<br />

hem zeker heel erg aanpakken. Het was<br />

al een oud man, die bovendien — naar<br />

men zei de —• een kwaal had neen!<br />

dat ging niet.<br />

Hij kan wat anders doen: naar de Parnoosiem<br />

gaan en hun de schuldbekentenis<br />

toevertrouwen. Maar — — dat was ook<br />

niets! Twee van de drie waren goeie,<br />

brave menschen, die de zaken van de<br />

Kille best behartigden ; maar die voor zoo<br />

iets nu eenmaal niet geschikt waren, zoo<br />

iets niet durfden aanpakken. En de derde<br />

was ongelukkigerwijs iemand, die zelf een<br />

oneerlijkheidsvlek op zijn leven had ; naar<br />

men zeide, tenminste! hij was Parnes en<br />

bleef het en niemand kwam daartegen op,<br />

omdat niemand het rechte van de zaak<br />

wist en men den man niet openlijk beschaamd<br />

wilde maken. Hij deed zijn<br />

Parnas-plicht goed ; dus men zweeg. Maar<br />

juist bij hèm kon Jacob Sanders het allerminst<br />

met zijn belangen komen !<br />

Wat dan ? wat dan ?<br />

Hij kan naar'een notaris gaan — maar dat<br />

wilde hij ook niet. Een zaak tegen zijn<br />

eigen broer! Bovendien zou 't een chillelhasjem<br />

zijn. Dan moest hij de schuldbekentenis<br />

laten registreeren — en zou dat<br />

gaan met een verklaring, die op zoo'n<br />

vodje papier was geschreven ? Och, dat<br />

zou allemaal narigheid geven van verklaringen,<br />

waar hij Sam misschien nog eens<br />

bij zou moeten halen en waar dan een heele<br />

boel misère van kwam — neen ! dat ook<br />

niet.<br />

Maar wat dan ?<br />

En hij peinsde peinsde .<br />

En intusschen werd hij steeds zwakker!<br />

II.<br />

Op een Sabbosmiddag was Jacob Sanders<br />

gestorven.<br />

Hij had den dag zelf nog langzaam door<br />

de kamers gewandeld ; en voelde zich na<br />

den middag doodop. Zijn Ester had, toen<br />

zij hem al meer en meer öp zag raken en<br />

zijn gezicht al bleeker zag worden, een<br />

gevoel van doodelijken angst gekregen.<br />

Ze had haar jongen de Parnoosiem laten<br />

roepen ; en deze waren niet meer weggegaan.<br />

En langzaam, heel langzaam was<br />

Jaoob Sanders ingeslapen. Nog een paar<br />

malen had hij, roerloos liggende, zijn<br />

vrouw en zijn kinderen beurtelings aangekeken<br />

en toegeglimlacht — zijn ademhaling<br />

was langzamerhand zachter en<br />

minder geworden — en ten slotte stond<br />

het geheel stil!<br />

Ester was bij het bed in elkaar gezakt;<br />

en de twee kinderen, Jozef en Lea, stonden<br />

stil te huilen.<br />

Het duurde lang voor Ester zich weer<br />

' „goed korf houden", zooals we het noemen.<br />

Ze zat weer op haar stoel. Maar ze<br />

staarde wezenloos voor zich uit en al, wat<br />

er rondom gebeurde, ging langs haar<br />

heen.<br />

Alles had zijn gewoon verloop. En er<br />

gebeurde voorloopig niets bijzonders.<br />

Sam had z'n wensch te kennen gegeven,<br />

bij Ester „Sjiwwe te zitten". Ester had<br />

er geen bezwaar tegen. En als ze het wel<br />

had gehad, zou ze toch niet hebben durven<br />

weigeren. En zoo kwam Sam dadelijk na<br />

de „lewaje" mee naar het huisje van<br />

Ester en zette zich bij haar en haar beide<br />

kinderen op den grond.<br />

Een van de buurvrouwen hield hun gezelschap<br />

; deed in het huishouden, wat het<br />

allernoodigste was, en zat bij hen, als<br />

er geen menachammiem waren. Maar<br />

's avonds moest ze natuurlijk naar haar<br />

eigen gezin en dan waren ze alleen.<br />

Den tweeden dag van de Sjiwwo, toen de<br />

buurvrouw weg was, bleef Sam nog. Hij<br />

stond eens op en ging weer zitten. En hij<br />

stond weer op en stapte langzaam naar<br />

het kleine schrijftafeltje in den hoek bij<br />

het raam en maakte resoluut de laden<br />

open. Ester had een gevoel van verzet.<br />

Maar ze durfde niets zeggen. Haar gewone<br />

schuchterheid belette haar weer, te doen<br />

of te zeggen, wat ze eigenlijk voelde, dat<br />

noodig was!<br />

En de kinderen — die durfden zeker niets<br />

te doen; als moeder zoo stil bleef zitten!<br />

Sam maakte de laden open ; en keek er<br />

eens inï Toen schoof hij ze weer dicht. Hij<br />

wandelde een beetje door de kamer heen<br />

en kwam weer bij het schrijftafeltje terug.<br />

Hij maakte weer een der laden open en<br />

nam er de papieren uit, die er in lagen.<br />

Hij bladerde ze door en keek ze aandachtig<br />

aan. Toen de volgende lade. En toen de<br />

anderen.<br />

Gedurende de heele „Sjiwwo" handelde<br />

hij als een uitterst vroom, godsdienstig<br />

man. Hij keek wrevelig op z'n horloge als<br />

er tegen den tijd van Mincho-„ooren" nog<br />

geen Minjan was; hij pruttelde dan zoo<br />

iets van „te laat ooren". Hij lette er angstvallig<br />

op, dat de ruim twaalfjarige Jozef<br />

het Kaddisj goed zeide en elk woord duidelijk<br />

uitsprak. Hij liet zich precies door<br />

den ouden onderwijzer inlichten over alle<br />

mogelijke voorschriften betreffende het<br />

Aweiloes.<br />

Hij had ook met Jozef over zijn ,, Barmitswo"<br />

gesproken. Over een maand of vier zou<br />

Jozef Bar-miitswo worden. Er werd over<br />

geredeneerd, of Jozef zou „laaienen" of<br />

niet. Er werd gesproken over zijn Tallies,<br />

dat hij zou krijgen; over zijn Tefillien;<br />

over een stel Choemosjiem. En er werd<br />

uitgemaakt, dat hij het Tallies en de<br />

Tefilien en de Choemosjiem van zijn<br />

vader zou krijgen.<br />

Sam interesseerde zich met meer dan gewone<br />

vroomheid voor dit alles. Hij keek<br />

de Choemosjiem na. Hij spreidde het<br />

Tallies uit en vouwde het weer op. Hij<br />

haalde de Tefillien uit het Tefillienzakje<br />

en bekeek ze; toen stak hij zijn hand weer<br />

in het zakje en haalde er wat uit.<br />

„Kijk, je man oolewe sjolem heeft er toch<br />

„goed voor gezorgd. Hij heeft hier een<br />

„papiertje in gelegd, waar-ie op geschreden<br />

heeft: „eerst laten nazien!" Denk<br />

„er vooral aan! Hij heeft zeker geweten,<br />

, ,dat ze posel waren! Hij heeft'' — en<br />

Sam draaide een der Tefillien om, waar<br />

het naaisel wat los zat — „misschien zelf<br />

„geprobeerd ze na te zien — nou ja! dat<br />

„moetynatuurlijk een Soufer doen! Denk<br />

„er vooral aan! anders legt Jozef nog<br />

„posele Tefillien aan!" en hij deed ze<br />

weer in het zakje, schoof het papiertje er<br />

weer in en legde ze weg; zonder er- op<br />

gelet te hebben, dat Ester hem daarbij<br />

nadenkend had aangekeken, alsof ze over<br />

iets dacht, dat ze maar niet begreep.<br />

Maar Sam kwam iederen keer weer naar<br />

•den schrijftafel. Hij had alle laden al opengehad<br />

en alle papieren doorgekeken. Hij<br />

had in alle schrijfboeken gebladerd. Ester<br />

kon niet zeggen, dat hij alles wilde weten.


272 D E V R 1J D A G A V O N D<br />

Want hij las geen een bladzijde in een<br />

boek en hij las geen een papier! Hij keek<br />

het even aan en legde het weer neer. En<br />

in de boeken bladerde hij maar.<br />

Hij werd wat bewegelijker, wat gejaagder<br />

op den duur. Dat viel Ester wel op ; maar<br />

ze zei niets.<br />

III.<br />

Toen de Sjiwwo afgeloopen was, na het<br />

Minjan van den laatsten ochtend, ging<br />

Sam naar huis. Ester had den indruk gehad,<br />

dat hij moeite moest doen, om niet<br />

telkens wrevelig te worden. Maar dat kon,<br />

dacht ze, wel verbeelding zijn.<br />

En nu gingen langzamerhand de dagen<br />

gewoon eentonig voorbij. Ze trachtte wat<br />

zaken te doen ; het lukte eens wel, het<br />

lukte eens niet. Ze had groote zorgen!<br />

En ze dacht na — er moest toch geld zijn!<br />

Haar man had een vijftienhonderd gulden<br />

bij elkaar gespaard. Dat had hij haar gezegd.<br />

En ze vond wel wat geld. Ze vond<br />

ook een spaarbankboekje. Maar het was<br />

alles tezamen veel minder! Het was een<br />

zevenhonderd gulden. Dat was wel wat —<br />

maar zoo weinig!<br />

Een paar weken na het eindigen van de<br />

Sjiwwo kwam de oudste dier Parnoosiem<br />

bij haar met een ,,Goeie Besoere" •— zooals<br />

hij zei!<br />

Juffrouw Sanders, ik geloof, dat ik geen<br />

,complimenten behoef te maken! ik zal<br />

,u maar dadelijk zeggen, waarvoor ik<br />

,koim. Sjaje Meijer wil met zijn zaak op-<br />

,houden. Hij is er te oud voor, vindt-ie ;<br />

,z'n vrouw kan al lang niet meer voort;<br />

,z'n kinderen zijn naar de stad gaan<br />

, wonen. En nu wil hij den winkel verkoo-<br />

,pen. De zaak gaat goed. Veel verstand<br />

,van wat u verkoopt, behoeft u er niet<br />

,voor te hebben. Het is eenvoudig een<br />

.winkel van koffie, thee, suiker en wat<br />

,kruidenierswaren, zooals u weet. Wat<br />

,dunkt u er van ?"<br />

Ja, ik weet niet", zei Ester, ,,of het wat<br />

,voor me is. Misschien wel. Maar ik moet<br />

,er e's over denken".<br />

,De zaak is goed beklant", zei de Parnes<br />

weer. „Iedereen koopt er, want wat Meijer<br />

, verkoopt, is goed goed. Rommel wil-die<br />

,niet hebben. Hij zegt altijd, dat-ie liever<br />

,e's wat verliest, dan zijn klandizie slechte<br />

,waar in de handen stoppen. En de mentenen<br />

weten dat; en daarom koopen ze<br />

,bij hem".<br />

Ja", zei Ester, „maar dan moet men<br />

,dat toch kunnen zien. 'k Kan wel een<br />

.beetje zien, of suiker slecht of goed is;<br />

,maar ik heb er niet genoeg verstand van,<br />

,om er in te handelen".<br />

,Nou, dat leert u gauw genoeg. Meijer<br />

,wil u natuurlijk precies zeggen, van wie<br />

,hij alles betrekt; en hij wil u van alles<br />

,op de hoogte brengen. Het is niet zoo<br />

.moeilijk. Denkt u er e's over!"<br />

,Jia, ik moet er goed over denken. M'n<br />

Jacob kan ik niet om raad Vragen, 'k Zal<br />

,e's zien. -— Ja! en dan komt er nog wat<br />

,bij! Wat vraagt Meijer er voor?"<br />

,Nou", zeide Parnes, ,,'k weet het niet<br />

„precies. Maar hij wil er graag van af. Hij<br />

„heeft wat opgespaard. Veel hebben ze<br />

„niet noodig. Hij zal wel bij een van zijn<br />

„kinderen gaan. En zóó 'n groote zaak<br />

„is 't ook niet. Hij zal een twaalf- of<br />

„dertienhonderd gulden er voor vragen.<br />

„Misschien zal-ie 't voor duizend gulden<br />

„doen. Dat weet ik niet. Maar veel meer<br />

„zal 't wel niet zijn!"<br />

Ester zat te peinzen. Duizend gulden —•<br />

twaalfhonderd gulden — dertienhonderd<br />

gulden — ging 't door haar hoofd! Ja,<br />

als dat geld er maar was, waarvan ze<br />

dacht — neen, zeker wist, dat Jacob het<br />

bijeengespaard had. Maar hoe zat het<br />

daarmee ?<br />

„Ja, 'k moet er nog eens over denken",<br />

zei ze langzaam. „Ik weet ook op het<br />

oogenblik niet, of :ik geld genoeg heb, om<br />

, ,die zaak te koopen... ik weet het<br />

„met...<br />

(Slot volgt).<br />

PENTATEUCH EN CHOMMESJ<br />

De naam, dien de Christenen gev/oonlijk<br />

aan de Touroh geven, Pentateuch, komt<br />

uit het Grieksch. Reeds meer dan 2000<br />

jaar geleden immers werd Tenag (de<br />

Bijbel) in het Grieksch vertaald. En daar<br />

de Touroh reeds van ouds in vijf boeken<br />

verdeeld is, noemde men haar: het werk<br />

in 5 deelen. Dat het Grieksche „penta"<br />

vijf beteekent, zie je ook in het vreemde<br />

woord voor vijfhoek; dat is immers<br />

pentagram.<br />

De naam „Chommesj", die wij er in de<br />

spreektaal aan geven, beteekent eigenlijk :<br />

een vijfde. Het is immers het Hebreeuwsche<br />

£J>Oin- En wilden we precies zijn,<br />

dan moesten we, als we niet één deel van<br />

de 5 boeken bedoelen, maar alle bij elkaar,<br />

van min *£J>Din ilfc'On spreken. (Dat<br />

beteekent: vijf vijfde deelen van de Touroh).<br />

DE DOMME PRINSES<br />

EN DE WIJZE RABBI<br />

Eeuwen geleden leefde in Rome Rabbi<br />

Josuah. Hij was een afzichtelijk leelijk<br />

mensch. Zijn gezicht was zóó zwart, dat de<br />

menschen, die hem niet kenden, dachten<br />

dat hij een smid was en alle kinderen<br />

waren bang voor hem.<br />

Maar door zijn groote wijsheid had hij<br />

zoowel de liefde van het volk, als de gunst<br />

van Keizer Trajanus gewonnen. Dagelijks<br />

moest hij aan 't hof verschijnen, waar hij<br />

steeds door iedereen met den meesten eerbied<br />

ontvangen werd.<br />

Door iedereen, behalve door een der Prinsessen,<br />

die hem altijd weer om zijn leelijkheid<br />

bespotte.<br />

Op een dag, toen hij weer in het paleis<br />

vertoefde, vroeg zij hem : „Hoe is het toch<br />

mogelijk, dat zulk een leelijk vat gevuld<br />

is met zooveel heerlijke wijsheid?"<br />

De Rabbi, gewend aan haar plagerijen,<br />

was in 't geheel niet beleedigd door deze<br />

vraag en hij sprak tot de Prinses: „In welk<br />

soort vaten bewaart uw vader zijn wijn ?"<br />

„Natuurlijk in aarden vaten, waarin<br />

anders?" antwoordde zij verbaasd.<br />

„Och", zei de Rabbi, „wat vreemd. Iedere<br />

burgerman bewaart zijn wijn in aarden<br />

vaten. De wijn van den Keizer moest<br />

toch in veel kostbaarder vaten bewaard<br />

worden!''<br />

De domme Prinses, die de bedoeling van<br />

den Rebbe in 't geheel niet begreep, dacht,<br />

dat hij dit ernstig meende, en zij vond,<br />

dat de Rebbe werkelijk gelijk had.<br />

Zij beval, dat een gedeelte van den wijn<br />

uit de aarden, kruiken in gouden en zilveren<br />

vaten overgestort moest worden.<br />

Na korten tijd, echter, bemerkte zij, dat<br />

deze wijn verzuurd en ondrinkbaar geworden<br />

was.<br />

Zoodra zij den Rebbe weer eens ontmoette,<br />

verweet zij hem: „Wat hebt gij mij een<br />

slechten raad gegeven, Rabbi Josuah! De<br />

wijn, die ik in kostbare vaten heb laten<br />

overgieten is zuur geworden en verschaald<br />

!''<br />

Lachend antwoordde de Rabbi: „Zijt gij<br />

er nu dan misschien van overtuigd, dat<br />

goede wijn het best bewaard blijft in gewone<br />

aarden vaten ? Zoo gaat het ook met<br />

de wijsheid!"<br />

Hoewel de Prinses nu de bedoeling van<br />

den Rabbi begreep, was zij het toch nog<br />

niet geheel met hem eens.<br />

„Ik ken toch vele menschen, die schoon<br />

en wijs tegelijk zijn!" zei ze.<br />

Dit kon de Rabbi niet tegenspreken. „Dat<br />

is zoo", zei hij, „maar, hoogstwaarschijnlijk,<br />

zouden die menschen nog veel wijzer<br />

geweest zijn, indien zij minder schoon<br />

waren. Want schoonheid gaat dikwijls met<br />

ijdelheid gepaard, en ijdelheid was altijd<br />

een groot struikelblok voor wijsheid en zal<br />

dat ook altijd blijven".<br />

Na dit gesprek waagde de Prinses het niet<br />

meer, den wijzen Rabbi om zijn leelijkheid<br />

te bespotten.<br />

Smaakvol gekleed gaan doet goed gehumeurd zijn.<br />

Een goed humeur bevordert een goede gezondheid.<br />

ONS<br />

„DAN"<br />

ABONNEMENT<br />

VOOR MAATKLEEDING:<br />

2 KOSTUUMS<br />

1 DEM1SAISON<br />

1 PANTALON<br />

IN RUIME KEUZE<br />

MODERNE STOFFEN<br />

PER MAAND<br />

fl. 22.50<br />

IS DE MEEST PRACTISCHE WIJZE OM<br />

GOED EN GOEDKOOP GEKLEED TE GAAN<br />

NAGAZIJN „NEDERLAND"<br />

KATTENBURG & Co.<br />

DAN 4, HOEK NIEUWENDIJK<br />

VEREENIGDE DRUKKERIJEN — <strong>AMSTERDAM</strong>


ELECTRISCH THEELICHTJE<br />

past in alle bestaande spiritus- of petroleum-theelichtjes<br />

PRIJS SLECHTS FL. 4.50 Vernikkelde uitvoering. Compleet met snoer en stekker<br />

Vraagt Uw Installateur het „ETAFEM THEELICHTJE". — Waar niet verkrijgbaar wendt U tot<br />

ETAFEM, Konijnenstraat 11, Amsterdam. Telef. 34093<br />

N.V. VEREENIGDE DRUKKERIJEN<br />

ROELOFFZEN-HUBNER & VAN SANTEN EN BEBR. BINQER<br />

<strong>AMSTERDAM</strong><br />

BOEK-, STEEN- EN DIEPDRUKW ER KEN<br />

CLICHÉFABRIEK 0/ 0 NAAM CLICHÉ-INDUSTRIE „PAX"<br />

PLAAT- EN ETS DRUKKERIJ<br />

„PARAGON" ADMINISTR.-SYSTEEM<br />

ONTBIEDT ONZEN VERTEGENWOORDIGER<br />

TELEFOON» No. 40181-40308-40483 - TEL.-ADR.i „VEEDEE"<br />

In het volgend nummer verschijnen o. m. bijdragen van<br />

S. KALFF:<br />

Joden in Suriname.<br />

E. SMALHOUT:<br />

E. M. Lilien, (bij zijn vijftigsten verjaardag).<br />

STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ „ZEELAND"<br />

TE VLISSINQEN.<br />

Dagelijksche Sneldienst (ook des zondags)<br />

HOLLAND—ENGELAND.<br />

SPECIALE TARIEVEN voor LEDEN v. d. A. N. W. B.,<br />

K. N. A. C. en K. N. M. V., welke met hun Auto, Motorrijwiel<br />

of Rijwiel Engeland willen bezoeken.<br />

Bestelt Uw kamers te Folkestone tijdig.<br />

Nadere inlichtingen bij het Secretariaat der betreffende<br />

Vereenigingen, alsmede bij de Stoomvaart-Maatschappij<br />

„ZEELAND" te Vlissingen.<br />

BEGINT of EINDIGT Uw reisje met een bezoek aan<br />

het SCHÖONE EILAND WALCHEREN.<br />

GRAND HOTEL BRITANNIA te Vlissingen,<br />

in exploitatie bij de Stoomvaart-Maatschappij „ZEELAND".<br />

Abonneert U thans<br />

ingaande 1 Augustus en U ontvangt<br />

GRATIS<br />

1°. De in Juli nog verschijnende Nummers<br />

2°. Het Pesachnummer<br />

3°. Het Pinksternummer<br />

Met als losse bijlagen:<br />

Twee Kunst-Litho's van DAVID BLANES<br />

Jj Onderstaande bestelkaart invullen en verzenden<br />

Aan de Administratie van<br />

BESTELKAART<br />

DE VRIJDAGAVOND<br />

Van Eeghenstraat 189,<br />

<strong>AMSTERDAM</strong>.


N. F. VAN GELDER &<br />

<strong>AMSTERDAM</strong>.<br />

HOOFDMAGAZIJNEN: Prins Hendrikkade 25—27. Tel. 42997.<br />

FILIALE: Van Baerlestraat 40. Tel. 20668.<br />

ENGELSCHE EETSERVIEZEN<br />

65 deelig in prijzen vanaf f 67.75<br />

Koopt bij die firma's die ons<br />

blad met hare advertenties<br />

steunen<br />

Noemt „De Vrijdagavond" bij<br />

— Uw bestellingen —<br />

Administratie van DE VRIJDAGAVOND,<br />

Van Eeghenstraat 189, Amsterdam.<br />

Ondergeteekende abonneert zich hiermede tot weder*<br />

opzegging op DE VRIJDAGAVOND, tegen f 3.- per<br />

half jaar, ') (20 ct. Incasso).<br />

Naam:<br />

Straat en Huisnummer:<br />

Woonplaats:<br />

Datum:<br />

(s.v.p. duidelijk invullen.)<br />

J<br />

) O ver het abonnementsgeld tot 1 April 1925 ad f 4.—<br />

gelieve U te disponeeren met 20 ct. incasso<br />

zend ik U heden postwissel.<br />

(Handteekening):<br />

ROOKT<br />

LOUIS<br />

Rechte Lijn . .<br />

Othello<br />

Louis de Vries<br />

Narcis<br />

Lehmann. . . .<br />

Chetto<br />

Pancras Duif .<br />

FABRIKANTEN:<br />

EINDHOVEN -<br />

SERIEMERK<br />

DE VRIES<br />

6 f- an$ Vorstenlanden &<br />

ICIll Sumatra<br />

8 cent Sumatra<br />

10 cent Vorstenlanden<br />

10 Cent Sumatra<br />

12 cent Sumatra<br />

15 cent Sumatra geringd<br />

20 cent Sumatra geringd<br />

LEENDERS & REYNEN<br />

TELEF. INTERC. 732<br />

VERTEGENWOORDIGERS D. HA RTL O O PER<br />

Amstelstraat 6 — <strong>AMSTERDAM</strong> — Telefoon 48233<br />

Het eenige in Nederland verschijnende tijdschrift voor en<br />

van den jongen Jood is<br />

„TIKVATH ISRAËL"<br />

Maandblad voor de Joodsche Jeugd in Nederland.<br />

Interesseert Gij U voor het leven der Joodsche jongeren?<br />

Wilt Gij weten water omgaat in de Joodsche Jeugd van heden?<br />

Abonneert U dan op ons tijdschrift!<br />

Gij bewijst er U zelf en ons een dienst mee<br />

Vraagt nog heden een gratis proefnummer<br />

Redactie: Pletterijstraat 127, 's-Gravenhage<br />

Administratie: Egelantierstraat 75 „<br />

ABONNEMENTSPRIJS DRIE GULDEN PER JAAR<br />

Vraag onze<br />

advertentie-<br />

VAN EEGHENSTRAAT 189<br />

TEL. 25243

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!