27.09.2013 Views

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

iets duidelijker voor het midden van de schelp,<br />

terwijl de achterzijde minder scherp is<br />

afgeknot. Mogelijk kan P. pinnulatum nog<br />

worden aangetroffen in het strandmateriaal.<br />

Parvicardium scabrum is gevonden in mariene<br />

afzettingen uit het Vroeg zowel als Laat<br />

Plioceen van het Noordzeebekken. Uit de<br />

Deense Eemien-afzettingen wordt de soort<br />

eveneens genoemd. Strandenmateriaal zal<br />

daarom mogelijk voornamelijk van pleistocene<br />

herkomst zijn.<br />

De soort komt levend voor vanaf Noorwegen<br />

tot Marokko en in de Middellandse Zee op<br />

bodems van modderig zand, grind,<br />

schelpengruis en steen, vanaf ca. 9 m tot op<br />

aanzienlijke diepte.<br />

In Nederland zijn fossiele kleppen gevonden in<br />

materiaal uit de Westerschelde, het<br />

Sloegebied en van Walcheren. Een afgesleten<br />

klep van Terschelling (De Bruyne & De Boer,<br />

2008: 233) en ander door hun genoemd<br />

materiaal van de Waddeneilanden behoren<br />

mogelijk ook tot P. scabrum.<br />

(†) Serripes groenlandicus (Mohr, 1786)<br />

Figuur 19<br />

Lengte 70 mm.<br />

Een dunschalige, brede, driehoekige tot ovale<br />

schelp, met de umbo iets voor het midden. Op<br />

het middendeel van de schelp zijn – althans bij<br />

volwassen schelpen – geen ribben te zien. Op<br />

de groeilijnen en met strijklicht is aan voor- en<br />

achterzijde meestal wel een fijne<br />

ribbensculptuur zichtbaar. Opvallend is, dat de<br />

binnenrand niet gecreneleerd is. De<br />

voetretractor- en voetelevatorindruksels<br />

(gelegen resp. boven het voorste<br />

spierindruksel en onder de umbo) zijn zeer<br />

kenmerkend en steken in het strandmateriaal<br />

scherp af. Eerstgenoemde bestaat uit<br />

meerdere indrukseltjes. Door het<br />

verweringspatroon worden de<br />

groeionderbrekingen prominenter; het verloop<br />

ervan vertoont een typerend, enigszins<br />

gekarteld patroon. De ligamentdrager is erg<br />

lang, waardoor fragmenten goed te<br />

onderscheiden zijn van die van Laevicardium<br />

decorticatum. Bij laatstgenoemde soort is de<br />

ribbensculptuur ook steeds op het middendeel<br />

van de schelp te zien en is de binnenrand<br />

gecreneleerd. Dit geldt ook voor Ciliatocardium<br />

ciliatum, die qua bouw van het slot en in het<br />

Nederlandse materiaal er ook qua<br />

conservering sterk op lijkt. Bij C. ciliatum is het<br />

aantal ribben duidelijk lager.<br />

Volgens Kafanov (2003) komen in de Noord-<br />

Atlantische Oceaan twee ondersoorten van S.<br />

groenlandicus voor: S. g. groenlandicus en S.<br />

10<br />

g. fabricii (Deshayes, 1854). Eerstgenoemde<br />

heeft een arctische verspreiding,<br />

laatstgenoemde komt in een smalle zone voor<br />

in Zuidoost-Canada, Zuid-Groenland, Zuid-<br />

IJsland tot Noord-Noorwegen en heeft een<br />

meer subarctische verspreiding. Het is goed<br />

voorstelbaar dat (een deel van) het<br />

Nederlandse materiaal betrekking heeft op<br />

fabricii. Wegens het ontbreken van goed<br />

geconserveerd en gaaf volwassen materiaal<br />

valt hierover vooralsnog geen uitsluitsel te<br />

geven.<br />

Uit boringen is een afwijkende, breed ovaalronde<br />

vorm bekend van een vroeg-pleistocene<br />

ouderdom. Deze zeer juveniele kleppen<br />

hebben wat meer (ca. 42 tot 45) en duidelijker<br />

ontwikkelde ribben, die ook zichtbaar zijn op<br />

het midden van de schelp, en die aan de<br />

achterzijde enigszins geknobbeld zijn. De voor<br />

Serripes kenmerkende voetretractorindruksels<br />

zijn duidelijk waarneembaar. Nader onderzoek<br />

is nodig om vast te stellen of we hier met een<br />

aparte (onder)soort van doen hebben.<br />

Serripes groenlandicus s.l. is bekend vanaf het<br />

Vroeg Mioceen van Kamchatka (Kafanov,<br />

2003). In het Noordzeebekken wordt de soort<br />

aangetroffen vanaf het Pleistoceen (Red Crag<br />

van Bawdsey en Sutton). In Nederland noemt<br />

Spaink (1975) deze soort typerend voor de<br />

vroeg-pleistocene molluskenzone MOL.B, die<br />

ook wordt aangeduid als “molluskenzone van<br />

Serripes groenlandicus en Yoldia lanceolata”.<br />

Serripes groenlandicus heeft een wereldwijde<br />

arctische en hoogboreale verspreiding en leeft<br />

vanaf het litoraal tot op 80 m diepte.<br />

Deze soort is aangetroffen op de stranden van<br />

Zeeuwsch-Vlaanderen, maar voornamelijk die<br />

van Walcheren en Noord-Beveland en vrijwel<br />

uitsluitend in de vorm van fragmenten. Een<br />

klepje afkomstig uit de Westerschelde (fig.<br />

19b,c), geklopt uit een groter slakkenhuis,<br />

komt met een uit boringen bekende,<br />

afwijkende vorm overeen.<br />

† Orthocardium subporulosum (d´Orbigny,<br />

1850)<br />

Vepricardium porulosum (Solander, 1766) - Janssen,<br />

1975; Vepricardium subporulosum (d´Orbigny, 1850) –<br />

Janssen & Van der Slik, 1978, Janssen et al, 1984.<br />

Figuur 20<br />

Lengte 27 mm.<br />

Bij deze tamelijk stevige, bolle, geschouderde<br />

schelp liggen de voorste en achterste dorsale<br />

rand in elkaars verlengde. De schelp heeft 40<br />

tot 44 vlakke radiale ribben die aan de<br />

zijkanten gekield zijn. Hierdoor zijn de<br />

tussenruimten, hoewel ondiep, toch duidelijk<br />

afgegrensd ten opzichte van de ribben. Bij<br />

goed geconserveerde schelpen staat er op de

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!