27.09.2013 Views

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

Superfamilie Cardioidea Lamarck, 1809 - science . naturalis

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

meer gebruikt voor de aanleg van de<br />

Maasvlakte.<br />

Cerastoderma glaucum (Poiret, 1789) –<br />

Brakwaterkokkel<br />

Cardium edule edule Linné, 1758 (partim) – Van Regteren<br />

Altena, 1937; Cerastoderma lamarcki (Reeve, 1845) auct.<br />

Figuur 7<br />

Lengte 25 mm.<br />

Stevige, dun- tot dikschalige, bolle schelp. De<br />

omtrek is scheefovaal, met de hoge umbo<br />

duidelijk voor het midden. De mate van<br />

ongelijkzijdigheid is variabel. De achter- en<br />

onderrand maken een iets sterker aangeduide<br />

hoek met elkaar dan bij C. edule. Er zijn ca. 22<br />

tot 28 goed ontwikkelde ribben, hoger dan bij<br />

C. edule en breder dan de tussenruimten. Naar<br />

achter toe worden de ribben meestal iets<br />

driehoekig, maar aan de achterzijde zijn de<br />

ribben weinig ontwikkeld. Op de ribben staan<br />

commarginale schubben. Ook bij deze soort<br />

zijn steeds enkele duidelijke groeilijnen<br />

aanwezig. De ligamentdrager beslaat een<br />

derde tot twee derde van het slotgedeelte<br />

achter de top. Aan de binnenzijde lopen de<br />

ribben bij dunschalige exemplaren door tot<br />

onder de top. De binnenrand is gecreneleerd,<br />

aan de achterzijde slechts zwak. Hierdoor<br />

sluiten de kleppen aan de achterzijde niet of<br />

nauwelijks golvend op elkaar.<br />

Vaak zijn de schelpen lastig van die van C.<br />

edule te onderscheiden. Cerastoderma<br />

glaucum heeft een meestal dunschaliger, meer<br />

ongelijkzijdige schelp met smallere, wat hogere<br />

ribben die meestal aan de binnenzijde<br />

zichtbaar zijn. De ribben op de achterzijde zijn<br />

nauwelijks ontwikkeld en de commissuur ter<br />

plaatse is nauwelijks of niet gegolfd.<br />

Bovendien is de ligamentdrager relatief korter.<br />

De identiteit van C. glaucum in West-Europa is<br />

pas onlangs bevestigd aan de hand van<br />

moleculair onderzoek (Nikula & Väinölä, 2003).<br />

Cerastoderma glaucum komt in Nederland<br />

vanaf het Vroeg Pleistoceen voor. De soort<br />

leeft in West- en Zuid-Europa, en komt ook in<br />

zoutwatermeren in de Sahara voor. Hij heeft<br />

een voorkeur voor water met weinig of geen<br />

getijdenbewegingen en kan tegen zowel zeer<br />

hoge als lage zoutgehalten.<br />

Verkleurde en fossiele schelpen zijn geregeld<br />

langs de hele kust te vinden. Uit Zeeland,<br />

vooral het Sloegebied, en van de<br />

Waddeneilanden kennen we ook<br />

gerekristalliseerde, zeer dikschalige schelpen.<br />

† Cerastoderma hostiei Chavan, 1945<br />

Cardium edule edulinum Sowerby, 1821 – Van Regteren<br />

Altena, 1937; Cerastoderma edule belgicum De Malzine,<br />

5<br />

1867 – Janssen, 1975; Cerastoderma edule hostiei<br />

Chavan, 1945 – Janssen & Van der Slik, 1978, Janssen et<br />

al., 1984; (?) Cardium (Acanthocardia) strigilliferum Wood<br />

1853 - Glibert, 1958.<br />

Figuur 8<br />

Lengte 35 mm.<br />

Een stevige, vrij dikschalige schelp, die langer<br />

dan hoog is. De vorm is elliptisch met de umbo<br />

iets tot duidelijk voor het midden. De<br />

onderrand kan in het midden gedeeltelijk recht<br />

zijn. De ca. 24 tot 28 vrij goed ontwikkelde<br />

radiale ribben zijn breder dan hun<br />

tussenruimten. De ribben zijn min of meer<br />

driehoekig. De tussenruimte tussen de twee<br />

ribben die de hoek tussen achter- en<br />

onderrand markeren is minder diep dan die<br />

tussen de andere ribben. Op de ribben staan<br />

aanvankelijk knobbeltjes, waardoor er enige<br />

gelijkenis is met Acanthocardia. Naar de<br />

randen toe komen hier schubben voor in de<br />

plaats, die in de lengterichting van de schelp<br />

met elkaar zijn verbonden. De ligamentdrager<br />

is lang, tot wel driekwart van de lengte van het<br />

slotgedeelte achter de top.<br />

Hoogstwaarschijnlijk is C. hostiei de voorloper<br />

van C. edule en is daar door vroegere auteurs<br />

veelal ook onder geschaard als stratigrafische<br />

ondersoort. De essentiële verschillen met de<br />

recente soort zijn de minder bolle,<br />

langwerpiger schelp, de zeer lange<br />

ligamentdrager en de vorm en de geknobbelde<br />

sculptuur van de ribben.<br />

Cerastoderma hostiei is een pliocene soort, de<br />

vermelding van de oudste schelpen heeft<br />

betrekking op materiaal uit het vroeg-pliocene<br />

Ramsholt Member van de Coralline Crag<br />

Formatie in East Anglia. In België treffen we de<br />

soort aan vanaf de basis van de Zanden van<br />

Oorderen tot aan het einde van het Laat<br />

Plioceen. In Nederland kennen we de soort uit<br />

de Oosterhout Formatie van Langenboom.<br />

Exemplaren uit Langenboom en de Coralline<br />

Crag Formatie zijn over het algemeen iets<br />

hoger dan jongere exemplaren.<br />

De schelpen zijn in het strand- en<br />

zuigermateriaal lastig te vinden tussen de zeer<br />

algemene gewone kokkelschelpen, maar zijn<br />

in ieder geval aangetroffen in de<br />

Westerschelde, in het Sloegebied en op<br />

Walcheren (Domburg).<br />

† Cerastoderma parkinsoni (Sowerby, 1814)<br />

Laevicardium (Dinocardium) parkinsoni (Sowerby, 1814) –<br />

Janssen & Van der Slik, 1978, Janssen et al.,1984.<br />

Figuur 9<br />

Lengte 47 mm.<br />

Een vrij grote, stevige, afgeronde schelp, die<br />

bijna even hoog is als lang, met de umbo iets<br />

voor het midden. De schelp heeft ongeveer 28

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!