27.09.2013 Views

Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius

Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius

Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

6. Op den dool (Jos De Jongh)<br />

Vrijdag, dag des vloeks! God schiep u voor de smart ...Vrijdag, 10 Mei van het jaar 1940! Vader komt<br />

uit de kerk waar hij een lijkdienst bijwoonde. Ik was bezig in den hof te werken. Komt vader bij mij en<br />

zegt: "Houd maar op, want ge zult moeten vertrekken." "Ik vertrekken!... waarheen?" Vader antwoordt:<br />

"Ga eens de straat op en lees de plakbrieven die zoo juist zijn uitgehangen, ge wordt opgeroepen en<br />

als verzamelplaats wordt de stad Eekloo aangeduid". Ik ga buiten: de straat gelijkt meer en meer een<br />

mierennest. De gedane oproep, zwart op geel, maar door niemand onderteekend, geldt voor mannen<br />

van 16 tot 35 jaar. Natuurlijk was dit onheilspellend nieuws overal dadelijk gekend; het volk stroomde<br />

toe. Er werd van alles gepraat, iedereen voelde dat wij tusschen twee vuren stonden, maar goede<br />

raad bleef uit. Plicht! Vaderlandsliefde! Zeker, maar er was nog zooveel anders. Wat er van weze: de<br />

eenen zouden gaan, anderen veegden er radikaal hun botten aan. Ik zelf en drij van mijn kameraden<br />

spraken af om 's namiddags samen te vertrekken. Per fiets reden wij tot Ravels. Hier is de brug reeds<br />

door onze soldaten opgeblazen en worden we per bootje overgezet. Te voet trekken we door<br />

Turnhout. Hier vielen reeds enkele Duitsche bommen, waardoor een paar opgeroepenen getroffen<br />

werden. Denzelfden avond konden we nog per tram in Antwerpen komen. De moffen hadden al<br />

spoedig lont geroken en bombardeerden reeds meermaals de tram, zoodat die reis niet zonder gevaar<br />

was. Wanneer we in de stad aankwamen, was het reeds duister. Er werd geen licht gemaakt; op<br />

verschillende plaatsen zagen we de Sinjoren bezig hun vitrienen te beplakken met reepen papier. Dat<br />

waren dus de eerste voorzorgen.<br />

In de groote statie een krioelende menigte. Toch gelukte het ons nog een trein te bemachtigen om<br />

door te reizen naar Brussel, kwestie van jong en vlug te zijn en geen gevaar te mijden. In Brussel nog<br />

eens hetzelfde: de statie opgepropt met vluchtelingen, soldaten en jongelingen. Angstige gezichten!<br />

Onzekere toekomst! Weeral maar vlug in een anderen trein gewipt en ... naar Gent. Daar<br />

aangekomen volgen we een stroom van volk en wij verdwijnen in den tunnel van de statie. Deze<br />

ondergrond gaat voor dezen nacht en God weet voor hoeveel andere nachten dienen als schuilplaats<br />

en rustplaats voor duizende opgejaagden, kinderen en zuigelingen inbegrepen. Pakken, waarin het<br />

onmisbare dat zij konden meesleuren, lagen er met honderden tegen den grond; als geïmproviseerde<br />

bedden deden zij dienst. Echter geen lawaai, alles stil: onzeker over hetgeen ging gebeuren. Om half<br />

vier in den morgen staan we met ons vier paraat en vertrekken we naar Eekloo, zoogezegd onze<br />

bestemming. We waren van de eersten. We begeven ons naar het stadhuis. Aan de deur loopen we<br />

op een paar wakkere politiemannen, die geen beetje groen lachen als we hun ons wedervaren<br />

mededeelen. Zij wisten van boe noch ba! We trekken dan maar gauw zelf ons plan: stappen een hotel<br />

binnen. Waarom niet? Wij aten er onzen boterham. Gelukkig had moeder ons niet met ledige handen<br />

van huis laten gaan. Na ons smakelijk ontbijt zouden wij maar spoedig een kaartje naar huis schrijven.<br />

Dat kaartje, of liever die kaartjes kwamen twee maanden nadien in de heimat. Stilaan kwam er meer<br />

en meer van dat jong volk aan. We volgen een zekere groep die een klooster binnentrekken. We<br />

stappen mee binnen. Het was een groot gebouw, een internaat, bestuurd door Zusters van<br />

O.L.Vrouw. Hier was plaats genoeg, althans voorloopig, en het overige was er naar gelang. We blijven<br />

hier drij dagen en hebben er niets tekort. Ondertusschen is de stad en ook het klooster volgeloopen.<br />

De Duitschers zijn ook van de partij en het luchtalarm laat zich gedurig hooren. Op een gegeven<br />

oogenblik komt Moeder Overste ons het signaal geven om te vertrekken. Naar 't schijnt had zij orders<br />

ontvangen van 't stadhuis. Als tweede verzamelplaats werd de Fransche stad Rouaan ons<br />

aangewezen.<br />

Even als zooveel anderen gehoorzamen we aan dit bevel. Op weg zien we al dadelijk den toestand in:<br />

onafzienbare slierten vluchtelingen op de wegen. We voegen er ons tusschen en geraken tot<br />

Oedelem op 8 kilometer van Brugge. Daar vernachten we in een schuur waar we tot ons genoegen de<br />

fijn besneden taal van Arendonk hooren uitgalmen. 's Morgens trekken we voort naar Brugge. Hier<br />

hoopten we een trein te vinden die ons naar Frankrijk zou voeren. Nagenoeg den heelen dag bleven<br />

wij staan uitkijken. Dan kwam 't bericht: vandaag geen enkele trein! In de stad vernamen we dat er<br />

voor ons zou gezorgd worden onder het Belfort. Inderdaad: er werd ons daar koffie en brood<br />

opgediend. Op het bureel voor Inlichtingen wist men ons te vertellen dat er een tram ging vertrekken<br />

naar Diksmuide. Daarvan geprofiteerd en 't duurde niet zoo lang of we krijgen den IJzertoren in 't zicht.<br />

Pas hebben we den voet aan wal en we hooren dat we aanstonds verder kunnen tot Oostvleteren.<br />

Inderdaad: een tram brengt ons tot daar en hier komen we terecht in handen van de gendarmen. Met<br />

ons komen hier ook de "zangers" van Arendonk toe. Gauw een beetje kennis gemaakt en voortaan<br />

zijn wij gezworen kameraden.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!