Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Poppels Oorlogsboek - Nicolaus Poppelius
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
16. Het witte huis (Jos Van Beurden-Vrysen)<br />
Bezie eens de landkaart van België, en boven in het uiterste hoekje van het Noorden, juist op de<br />
grens België-Holland, daar vindt ge een plaatske met den naam: Nieuwkerk. En het is juist daar dat<br />
het Witte Huis, met de ankers 1657 staat. Wanneer men op de groote baan Turnhout-Tilburg is, 2<br />
kilometer ten Noorden van Poppel, is er een baan op de linkerzijde, die naar het gehucht Maerle loopt;<br />
wanneer ge Maerle ten einde zijt, dan komt ge op een zandweg, die kronkelend door bosschen,<br />
moeras en vage gronden loopt, tot gij komt aan een prachtige dreef van oude knoestige eiken, de<br />
Donderdreef, zij leidt u naar het Witte Huis. Komt men van Holland, dus van Goirle, dan is er op de<br />
rechterzijde, op ongeveer 1 kilometer van de Belgische grens, een weg die naar het bekende Hotel De<br />
Golf loopt, en zoo verder, langs de bosschen tot gij opnieuw komt aan het Witte Huis. Over het Witte<br />
Huis heeft ieder, tijdens den oorlog, over hooren spreken; maar het gaat hier niet over het Witte Huis<br />
in Amerika, waar President Roosevelt zijn besprekingen hield, maar wel over een ver afgelegen,<br />
eenvoudige, witte hoeve, waar eenieder, oud of jong, rijk of arm, zijn toevlucht nam.<br />
Om te beginnen met ons verhaal: het was 10 Mei 1940, een schoone Lentemorgen, toen plots de<br />
inwoners van Nieuwkerk door een hevig geronk van vliegtuigen verrast werden; zij dachten<br />
hoegenaamd niet aan oorlog maar oordeelden dat het slechts oefeningen waren, toen op zeker<br />
oogenblik een hevig gevecht ontstond tusschen de vliegers wat voor gevolg had dat een regen van<br />
brandbommen viel. Ook vielen er eenige groote bommen die gelukkiglijk geen noemenswaardige<br />
schade aanrichtten. Dadelijk kwamen er, van links en rechts, menschen en zoo werd er vernomen dat<br />
Duitschland den oorlog aan België kwam te verklaren. Met die zoogezegde vliegoefening wisten ze<br />
wat er te doen stond en begonnen zij dadelijk schuilkelders te graven, waarin ze dan, met vele<br />
geburen te samen, hun veiligheid zochten, totdat na eenige dagen de moffen op Nieuwkerk kwamen<br />
binnengestormd, waarvan ieder, en niet zonder reden, een duivelschen schrik van had. Het duurde<br />
maar enkele dagen of daar ging de grenswacht der moffen, die dag en nacht, zou gaan langs<br />
Nieuwkerk, heen en weer, op en af, om alle onveiligheid te beletten. Niettegenstaande de strengste<br />
kontrole en de bedreigingen van de zwaarste straffen, wisten de menschen toch hulp te verleenen aan<br />
ontsnapte vliegeniers, aan krijgsgevangenen, aan vluchtende Joden en onderduikers. Ook Belgische<br />
en Hollandsche priesters of burgers, die niet meer de grens over konden, kwamen in het Witte huis,<br />
daar hun leed vertellen en den noodigen uitleg vragen om de reis verder te kunnen doorzetten. Zoo<br />
waren er tijden dat er geen dag of nacht voorbijging of er werd bij het Witte huis, in stilte, aangeklopt.<br />
Zoo kwamen die arme krijgsgevangenen, die gestuurd werden van uit Hengelo en omstreken, langs<br />
die bosschen, moerassen en kronkelende wegen, met een bang hart, bij dat Witte Huis aangeklopt.<br />
De meesten waren voorzien van een kleine landkaart, die onderweg gegeven was om de reis te<br />
vergemakkelijken. Als zij dan bij J. binnen waren, moest iemand van het huisgezin de wacht houden<br />
rond het huis om te voorkomen dat de moffen onverwachts zouden binnen komen; kwam er dan een<br />
mof te dicht dan riep hij, die buiten op wacht stond, hard tegen den hond en binnen begreep men<br />
aanstonds dit sein. Op zekeren keer waren er een Fransche officier en twee soldaten, die juist droge<br />
kleederen hadden aangetrokken en de voeten hadden verzorgd daar ze op Nieuwkerk drie uren<br />
gedoold hadden, daar alle wegen en sporen waren dichtgesneeuwd. Ze waren smakelijk aan 't eten<br />
en zoo wat aan 't vertellen van de reis, toen plots buiten op den hond werd geroepen... In een wip<br />
waren ze den stal in, langswaar ze naar boven konden het hooi in. Ge hoeft niet te vragen wat<br />
kloppingen die harten deden! Dus de tafel stond klaar voor drie man, en terwijl die arme stumpers<br />
wegsprongen, gingen ze gauw zelf met gedrijen uit 't huisgezin aan tafel zitten, net alsof er niets<br />
gebeurd was. Ze zaten nog maar juist of de deur vloog open en twee moffen kwamen<br />
binnengesprongen, met hun geweer schietens gereed en met barsche stem vroegen ze of er geen<br />
smokkelaars binnengekomen waren. Zeer verschrikt doch wetend hun plan te trekken, werd aan de<br />
moffen geantwoord: "Ons jongens zijn juist binnengekomen van Poppel en ge ziet wel dat als ze<br />
honger krijgen zij dan op huis aanwillen, want ze lusten het hier allemaal goed". En de moffen, met<br />
hun slim verstand geloofden dit, trokken de deur toe en waren de gaten uit. Zoo gauw men dan goed<br />
wist dat alles veilig was, werden eten en deksel naar boven gebracht alwaar zij den nacht konden<br />
doorbrengen. 's Morgens, te 5.30 uur werden zij gewekt het was bijna niet te doen daar ze zoo vast<br />
sliepen. Die sukkelaars hadden drij dagen en drij nachten geen rust meer gehad. Als ze dan beneden<br />
waren, deden zij hun baard af, waschten zich en dronken koffie; dan werd er buiten nog eens goed<br />
uitgezien of alles veilig was en dan werden zij weggebracht tot op den rechten weg naar Poppel, waar<br />
ze dan met tram of autobus verder konden. Zoo gebeurde het wel eens dat de eenen nog maar amper<br />
weg waren of er waren er nieuwe. Op zekeren keer kwamen er vier en binnen drie uren waren er<br />
negen. Wat toeval! Er kwamen daar in 't Witte huis krijgsgevangenen binnen, die elkander in twee jaar