Beelden van natuur - Open Monumentendag Vlaanderen
Beelden van natuur - Open Monumentendag Vlaanderen
Beelden van natuur - Open Monumentendag Vlaanderen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
1<br />
<strong>van</strong> nature... een monument<br />
Het is <strong>natuur</strong>lijk niet meer dan normaal dat de ambachts-<br />
lieden en de kunstenaars in vroegere tijden inspiratie<br />
zochten en vonden in de hen omringende <strong>natuur</strong> om<br />
decoratieve motieven voor de versiering <strong>van</strong> de monumen-<br />
ten te vinden. Een aantal <strong>van</strong> deze motieven werden gekozen<br />
omwille <strong>van</strong> hun symbolische betekenis – daar ging de<br />
<strong>Open</strong> <strong>Monumentendag</strong> 2002 over –, maar soms zijn ze ook<br />
puur decoratief. De kunstenaars en ambachtslui gaan zeer<br />
creatief met deze <strong>natuur</strong>elementen om: ze worden verfraaid<br />
<strong>Beelden</strong> <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Het gebruik <strong>van</strong> <strong>natuur</strong>elementen ter versiering <strong>van</strong> monumenten<br />
<strong>van</strong> de middeleeuwen tot de renaissance<br />
Detail <strong>van</strong> een<br />
kapiteel <strong>van</strong> de<br />
vieringtoren <strong>van</strong> de<br />
Onze-LIeve-Vrouw-<br />
Kathedraal <strong>van</strong><br />
Antwerpen<br />
[foto: afdeling<br />
Monumenten en<br />
Landschappen]<br />
of vereenvoudigd, gestileerd of juist heel realistisch<br />
nagebootst. Vooral de plantenwereld en de oneindige<br />
variëteit <strong>van</strong> bladeren bleken in de loop <strong>van</strong> de eeuwen een<br />
onuitputtelijke inspiratiebron. Het architecturaal erfgoed<br />
is primordiaal in dit verhaal: het is door de gesculpteerde<br />
stenen dat de motieven worden overgedragen. Via de<br />
architectuur komt het rankwerk in de binnendecoratie:<br />
muurschilderingen en boorden <strong>van</strong> wandtapijten, meubels<br />
en schrijnwerk, glasramen en stucwerk.
Romaanse <strong>natuur</strong>fantasieën<br />
De romaanse beeldhouwer kapte eenvoudige bladkapitelen, zoals deze<br />
in de voormalige Gentse Sint-Baafsabdij of in de ziekenzaal <strong>van</strong> het<br />
Sint-Janshospitaal in Brugge. Ze zijn vrij ruw gekapt in de moeilijk<br />
bewerkbare Doornikse blauwe steen. De bladeren zijn geschikt in een<br />
vrij starre strikte compositie, herkenbaar maar toch gestileerd.<br />
In iets zachtere steensoorten gaat het <strong>natuur</strong>lijk een stuk makkelijker<br />
en kan de beeldsnijder ook mooier uitgewerkte exemplaren te voorschijn<br />
halen, zoals de prachtige rankwerk- en bladmotieven die men kan<br />
bewonderen in het stemmige 12de-eeuwse kloosterpand <strong>van</strong> de basiliek<br />
<strong>van</strong> Tongeren. De romaanse fantasiewereld putte overigens niet alleen<br />
uit de werkelijke <strong>natuur</strong>, maar ook uit de <strong>natuur</strong> die aan de andere,<br />
onbekende kant <strong>van</strong> de wereld zou bestaan. Daar hoorden ook veel<br />
fantasieplanten en -dieren en zelfs heel merkwaardige mensenrassen<br />
bij! Hun inspiratie haalden ze daarvoor uit de zogenaamde beestenboeken,<br />
de middeleeuwse bestiaria. Daar vonden de beeldsnijders en de<br />
schilders afbeeldingen en beschrijvingen <strong>van</strong> geneeskrachtige planten<br />
en zeldzame bomen, <strong>van</strong> draken en olifanten, <strong>van</strong> zeemeerminnen en<br />
centauren (half man, half paard), <strong>van</strong> cyclopen (eenogige reuzen) en<br />
2<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Romaanse doopvont <strong>van</strong> Zedelgem<br />
[foto: afdeling Monumenten en<br />
Landschappen]<br />
zeemonsters die leefden op de bodem <strong>van</strong> de oceaan. Ook de mythische<br />
eenhoorn was een geliefd onderwerp bij de beeldsnijders. Dit middeleeuwse<br />
fantasiedier blijft ook nu nog tot onze verbeelding spreken,<br />
want het verschijnt nog in de 20ste eeuw als schilddrager op de zijgevel<br />
<strong>van</strong> de Leuvense Universiteitsbibliotheek <strong>van</strong> 1921. De vruchten <strong>van</strong> deze<br />
rijke fantasie vindt men bijvoorbeeld terug op de romaanse doopvont<br />
<strong>van</strong> de Sint-Laurentiuskerk in Zedelgem, waar tussen de legende <strong>van</strong> de<br />
heilige Nicolaas ook vervaarlijke griffioenen, duivels en basilisken ten<br />
tonele gevoerd worden. De middeleeuwse kunstenaar wilde op die<br />
manier de angsten uitbeelden en het kwade onderdrukken, zoals in<br />
oosterse tempels of op de houten kerken in Noord-Europa vervaarlijke<br />
draken op de daken worden aangebracht om kwade krachten af te<br />
weren.<br />
Het naturalisme <strong>van</strong> de gotiek<br />
In gotische monumenten is de <strong>natuur</strong> alomtegenwoordig. De eenvoudige<br />
bladkapitelen evolueren naar een dubbele rij fraai gesneden blaadjes<br />
zoals in de Sint-Andrieskerk in Antwerpen en de Sint-Rombouts in<br />
Mechelen. In de Sint-Gummaruskerk in Lier zien we uitbundige dubbele<br />
rijen koolbladkapitelen. In de hooggotische architectuur verdwijnen<br />
deze kapitelen stilaan om niets in de weg te plaatsen <strong>van</strong> de verticaliserende<br />
lijnen <strong>van</strong> de bundelpijlers. Bladmotieven nestelen zich nu op<br />
andere plaatsen: de Antwerpse kathedraal heeft in de hoge vieringtoren,<br />
nauwelijks zichtbaar met het blote oog, een collectie gesculpteerde<br />
consoles met diverse goed herkenbare bladeren. De laatgotiek munt uit<br />
in een opvallend realisme, waarbij de <strong>natuur</strong>motieven met een botanische<br />
precisie worden weergegeven! Op de timpanen boven de portalen en<br />
op de bovenlijsten <strong>van</strong> de middeleeuwse retabels verschijnen gekrulde<br />
blaadjes, de zogenaamde hogels. De waterspuiers worden uitgewerkt<br />
als vervaarlijke monsters.<br />
Beeldsnijders in hout en in steen hadden duidelijk dezelfde inspiratiebronnen.<br />
Op de zitterkes <strong>van</strong> de houten koorgestoelten, waarop de vermoeide<br />
monniken konden steunen tijdens de lange gebedsoefeningen,<br />
konden de beeldsnijders hun fantasie de vrije loop laten in het uitbeelden<br />
<strong>van</strong> draken, vleermuizen en allerhande andere monsterdieren, terwijl
het geliefde eikenblad in lange slingers het houtwerk verlevendigt. Hier<br />
wordt de bevreemdende wereld <strong>van</strong> fabeldieren gebruikt als symbool<br />
<strong>van</strong> het kwaad en de duistere krachten in de mens.<br />
Ook ijzersmeden inspireren zich volop op de <strong>natuur</strong>. Het mooiste voorbeeld<br />
<strong>van</strong> middeleeuwse smeedwerk is ongetwijfeld de ijzeren boom,<br />
die nu in de Sint-Gummaruskerk in Lier te zien is: een gepolychromeerd<br />
en verguld meesterwerk <strong>van</strong> technisch vakmanschap. De eikenboom is<br />
heel naturalistisch uitgewerkt en diende als drager voor een<br />
Gummarusbeeldje boven op de kruin. De zogenaamde Metsijsput aan<br />
de kathedraal <strong>van</strong> Antwerpen, die oorspronkelijk op de Grote Markt<br />
opgesteld stond, toont eveneens een geïnspireerd spel <strong>van</strong> ranken en<br />
planten als bekroning <strong>van</strong> de waterput.<br />
3<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Middeleeuwse schilders<br />
Zitterkes <strong>van</strong> het<br />
koorgestoelte in<br />
de Sint-Pieterskerk<br />
<strong>van</strong> Leuven<br />
[foto: afdeling<br />
Monumenten en<br />
Landschappen]<br />
Niet alleen de beeldensnijders gingen aankloppen bij Moeder Natuur:<br />
ook de middeleeuwse schilders lieten zich niet onbetuigd. In de 15de en<br />
16de eeuwen verschijnen op de muren en gewelven mooi uitgewerkte<br />
patronen <strong>van</strong> ineengeslingerde bloemen en planten. Sommige kan men<br />
een symbolische betekenis toedichten, maar de meeste zijn puur decoratief<br />
bedoeld, als omkransing <strong>van</strong> een figuratieve voorstelling, een<br />
heraldisch motief of andere emblemen. In zeer veel kerken zijn voorbeelden<br />
<strong>van</strong> dergelijke plantenschilderingen te vinden. Soms werden ze<br />
in de neogotische periode of later hernomen of bijgeschilderd, maar de<br />
traditie om rond de sluitstenen ranken te schilderen is heel algemeen in<br />
deze periode. Enkele mooie voorbeelden zijn de kooromgang <strong>van</strong> de<br />
Sint-Martinuskerk <strong>van</strong> Aalst met rankwerk en daartussen engelen met<br />
banderollen, de gewelven <strong>van</strong> de Sint-Genovevakerk in Zepperen, en<br />
zovele andere.
Gewelven <strong>van</strong> de kerkgebouwen worden uitgewerkt als aardse sterrenhemels:<br />
blauw met gouden sterren. Ook in meer profane schilderingen<br />
gebruikt men deze <strong>natuur</strong>elementen, bijvoorbeeld in het abdissenverblijf<br />
<strong>van</strong> de abdij <strong>van</strong> Herkenrode, waar het ont<strong>van</strong>gstsalon versierd is met<br />
vaardig gepenseelde rankencomposities. De houten sluitstenen <strong>van</strong> de<br />
grote zaal in het stadhuis <strong>van</strong> Brugge zijn versierd met telkens vier zeer<br />
opvallende vergulde bladeren.<br />
De antikiserende beeldentaal <strong>van</strong> de renaissance<br />
De renaissance introduceert het florale klassieke erfgoed in de vorm<br />
<strong>van</strong> guirlandes, bloemenvazen en friezen met rankwerk. De kunstenaars<br />
in deze streken blijven lang ‘hangen’ in de laatgotische vormentaal.<br />
4<br />
Gewelfschildering met bladmotieven in<br />
de Onze-Lieve-Vrouw-kathedraal <strong>van</strong> Antwerpen<br />
[foto: afdeling Monumenten en Landschappen]<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Gotische zaal <strong>van</strong> het stadhuis te Brugge<br />
[foto: afdeling Monumenten en Landschappen]<br />
Daar komt pas verandering in door de kunstenaars die naar Italië reizen<br />
en er antieke motieven <strong>van</strong> bladwerk gaan kopiëren <strong>van</strong> de talrijke voorbeelden<br />
aldaar: ruïnes <strong>van</strong> architecturen en romeinse sarcofagen.<br />
Hierdoor wordt het al rijke bladrepertorium aangevuld met het<br />
opnieuw verschijnen <strong>van</strong> het acanthusblad, bladeren <strong>van</strong> hop, klimop<br />
en wijnranken, palmetten, hoorns des overvloeds en diermotieven als<br />
dolfijnen en imaginaire wezens. De renaissancistische kunstenaar geeft<br />
deze motieven niet meer naturalistisch weer zoals zijn laatgotische<br />
collega’s, maar verwerkt deze <strong>natuur</strong>elementen tot perfect gestileerde<br />
composities.<br />
Een ander belangrijk element in de verspreiding <strong>van</strong> deze antieke<br />
motieven is de opkomst <strong>van</strong> de drukkunst. Albrecht Dürer bezoekt de<br />
Nederlanden in 1520 en laat er een groot aantal <strong>van</strong> zijn gravures<br />
achter. De eerste graveurs <strong>van</strong> onze streken stellen een uitzonderlijk
5<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Gevel <strong>van</strong> de griffie <strong>van</strong> Brugge<br />
[foto: afdeling Monumenten en<br />
Landschappen]<br />
aanbod voor <strong>van</strong> modellen <strong>van</strong> rankwerk, wat op een grote vraag wijst.<br />
De opvallende en rijk versierde voorgevel <strong>van</strong> de Oude Griffie op de Burg<br />
in Brugge toont de nieuwe beeldentaal in de vorm <strong>van</strong> friezen met<br />
planten, waarin dieren en vogels ingewerkt zijn. Ook de renaissanceschilderingen<br />
in de 16de-eeuwse woonhuizen gebruiken dezelfde taal<br />
en tonen planten- en bloemencomposities in een nieuw Pompejaans<br />
kleurenpalet, zoals op de grote Markt 36 in Antwerpen, waar de eerste<br />
verdieping nog belangrijke fragmenten <strong>van</strong> zo’n renaissancecompositie<br />
bewaart.<br />
De weelderige <strong>natuur</strong> <strong>van</strong> de barok<br />
De kunstenaars uit de barok halen met een nooit geziene exuberantie<br />
alle mogelijke <strong>natuur</strong>elementen naar de kerkgebouwen als versiering <strong>van</strong><br />
zowel de buitengevels als de majestueuze lambriseringen, communiebanken,<br />
biecht- en preekstoelen: uitbundige guirlandes met bloemen<br />
en fruit, friezen met bladmotieven en kleine diertjes, hoorns des<br />
overvloeds, echte en mythische dieren, kleine jachtscènes, wijnranken,<br />
schelpmotieven. De decoratie is minder gestileerd dan in de renaissancecomposities<br />
en keert terug naar een zeker realisme in de voorstellingen.<br />
Deze getrouwheid aan de <strong>natuur</strong> sluit uiteraard de verbeelding niet uit:<br />
elke kunstenaar stelt met deze elementen persoonlijke composities<br />
samen. Het nieuwe contrareformatorische meubilair biedt tal <strong>van</strong><br />
oppervlakken die met barokke overdadigheid kunnen versierd worden.<br />
In <strong>Vlaanderen</strong> zijn tal <strong>van</strong> dergelijke lambriseringen terug te vinden,<br />
bijvoorbeeld in de kerk <strong>van</strong> Kortenbos en in de Sint-Pauluskerk <strong>van</strong><br />
Antwerpen. Rond getorste zuilen slingeren zich elegante ranken met<br />
daarin kleine diertjes verwerkt. De friezen vormen een decoratief<br />
patroon <strong>van</strong> slingerende bladeren. De ‘<strong>natuur</strong>lijke’ beeldentaal <strong>van</strong> de<br />
barokke beeldsnijder is quasi onbeperkt, als een ludieke ode aan de<br />
Schepper <strong>van</strong> al dat aardse schoon.<br />
Marjan Buyle<br />
Afdeling Monumenten en Landschappen
De 17de eeuw<br />
Het ideale Vlaams-barokke interieur wordt vaak op schilderijen voorgesteld.<br />
Het valt op door zijn sterk architecturale karakter: de ordenarchitectuur<br />
die voor exterieurs gold werd gewoon naar het interieur<br />
vertaald, structureerde oppervlakken, omkaderde muuropeningen en<br />
bepaalde de vorm <strong>van</strong> de monumentale schoorstenen. Vloeren en<br />
zolderingen ontsnapten niet aan de geometrie en zelfs losse meubelstukken<br />
waren massieve, gebouwachtige volumes.<br />
Toch was de stijl niet rigide. Waar de interieuronderdelen het toelieten,<br />
kon de rechtlijnigheid worden doorbroken: er werd gespeeld met<br />
klassieke architectuuronderdelen, zuilen werden getorseerd of muteerden<br />
tot allerhande hybride wezens, friezen en frontons barstten uit hun<br />
voegen, schelpmotieven, sterren, rozetten, bloemen- en vruchtenslingers,<br />
heraldische en anderszins symbolische planten en dieren braken als<br />
middeleeuwe drolerieën het klassieke ideaal open.<br />
Met de barok verschijnen de eerste Gesamtkunstwerke, letterlijk totaalkunstwerken,<br />
waarin de verschillende plastische kunstvormen worden<br />
samengesmeed tot een geheel, waarbinnen het niet altijd duidelijk is<br />
waar de ene kunst begint en de andere eindigt. Lieten de materiële en<br />
technische mogelijkheden het toen nog niet toe een gebouw volledig<br />
plastisch te behandelen, omdat veel gemakkelijk te manipuleren en<br />
combineren materialen niet de nodige draagkracht en weersbestendigheid<br />
hadden, werd het barokke ideaal zeker wel al in bepaalde facetten<br />
<strong>van</strong> de interieurkunst bereikt! Dat nog niet de gehele ruimte als<br />
Gesamtkunstwerk werd behandeld, lag ook in de barokke lijn: door<br />
bepaalde onderdelen barokker uit te werken en te laten contrasteren<br />
met een soberder decor, werden brandpunten gecreëerd die de blik<br />
stuurden naar een of andere essentie. Waar de kunsten versmolten<br />
werd architectuur in elk geval minder architecturaal, en gezien een<br />
aantal evoluties in de schilder- en beeldhouwkunst had dit ook een<br />
<strong>natuur</strong>lijker resultaat…<br />
In de 17de-eeuwse schilderkunst ontwikkelden landschappen en stillevens<br />
zich geleidelijk als een autonoom genre. Ook de populaire<br />
voorstellingen <strong>van</strong> historische, mythologische en bijbelse verhalen en<br />
zelfs genretaferelen en (groeps)portretten werden tegen weelderige<br />
6<br />
<strong>van</strong> nature... een monument<br />
<strong>Beelden</strong> <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Het gebruik <strong>van</strong> <strong>natuur</strong>elementen ter versiering <strong>van</strong> monumenten<br />
<strong>van</strong> de 17de tot de 19de eeuw<br />
landschapsachtergronden gesitueerd. Het afgebeelde landschap had<br />
soms betekenis, zoals bij de kasteelheer die met zijn domein op de<br />
achtergrond wordt weergegeven. De (klein)burgerlijkheid vierde tot<br />
slot hoogtij in de door dikke bloemenkransen omgeven portretten en<br />
de optische schilderingen, waarover realistisch weergegeven vliegen en<br />
vlinders lijken te kruipen.<br />
Via schilderijen, al dan niet in collectie, meer nog via trompe-l’oeil-schilderingen<br />
op wanden, zolderingen en gewelven, via stucwerkvoorstellingen<br />
en zelfs al via beschilderde linnen behangsels, werden barokinterieurs<br />
al wat groener (bijv. wand- en plafondschilderingen in kasteel Betho,<br />
Tongeren). Ook de luxueuze wandtapijten droegen hier toe bij: er waren<br />
qua thematiek sowieso parallellen tussen de schilderkunst en de tapijtweefkunst,<br />
maar in de zogenaamde verdures of groenwerk waren<br />
gebladerte, bloemen, vruchten en dieren meer dan louter achtergrond.<br />
En om op deze weg verder te gaan: ook het luxueuze goudleer en de<br />
alomtegenwoordige wandtextielen, bedbehangsels en stoffen meubelbekledingen<br />
konden bedrukt zijn met aan de planten- en dierenwereld<br />
ontleende motieven (bijv. de raadzaal <strong>van</strong> het Brouwershuis in<br />
Antwerpen).<br />
Het barokke idioom omvatte nogal wat diervoorstellingen. Leeuwen,<br />
slangen, paarden, everzwijnen, stieren, olifanten, draken, adelaars en<br />
walvissen konden een symbolische betekenis hebben of een centrale rol<br />
Medaillon ‘Jason verslaat de draak’: detail <strong>van</strong> een<br />
stucwerkplafond <strong>van</strong> Hansche in het kasteel <strong>van</strong><br />
Horst te Holsbeek [foto: © Stefan Dewickere]
spelen in een of ander verhaal, maar zij beantwoordden ook aan de<br />
barokke hang naar de uitdrukking <strong>van</strong> kracht en dynamiek, die op een<br />
emblematischer niveau bijvoorbeeld ook worden gesuggereerd door<br />
populaire figuren als Heracles en de wildeman, als het ware de vleesgeworden<br />
oerkracht. De dynamiek die sowieso in deze figuren en hun<br />
handelingen vervat zit werd extra benadrukt in de vele gestucte<br />
plafonddecoraties, waarin de actie wordt benadrukt) door figuren<br />
quasi driedimensionaal uit de plafondvlakken te laten treden (bijv. de<br />
stucwerkplafonds <strong>van</strong> Hansche in het kasteel <strong>van</strong> Horst, de bibliotheek<br />
<strong>van</strong> de Parkabdij, het Beaulieukasteel te Machelen, het Brouwershuis<br />
te Gent).<br />
Niet alleen dieren maar ook andere <strong>natuur</strong>elementen kunnen een<br />
dergelijke kracht suggereren: wervelende waterstromen en wolkenslierten,<br />
lichtstralen, woekerende planten en zelfs grillige rotspartijen<br />
maken onlosmakelijk deel uit <strong>van</strong> het barokke decor. Klassiek is de<br />
beschildering <strong>van</strong> zolderingen en koepels met een open hemelgewelf,<br />
waarin de wolkenstroom een schare bijbelfiguren naar een focus sleurt.<br />
Misschien wel de meest perfecte voorbeelden <strong>van</strong> barokke<br />
Gesamtkunstwerke zijn de machtige kerkaltaren, koorgestoeltes,<br />
cibories, preek- en biechtstoelen. Dit zijn de symbolische en decoratieve<br />
brandpunten <strong>van</strong> kerkgebouwen, waar<strong>van</strong> de architecturale basisvorm<br />
vaak amper standhoudt onder het <strong>natuur</strong>geweld, dat als gesculpteerd<br />
en geschilderd kader fungeert voor allerhande bijbeltaferelen met wild<br />
gesticulerende engelen, heiligen en consoorten. Een ultieme vormversmelting<br />
is wel eens zichtbaar in de uitwerking <strong>van</strong> preekstoelen, die<br />
soms letterlijk knoestige bomen zijn, bevolkt door allerhande al dan<br />
niet symbolische dieren (bijv. koorgestoelte en hoofdaltaar <strong>van</strong> de premonstratenzer<br />
abdijkerk <strong>van</strong> Averbode, koorgestoelte, hoofdaltaar en<br />
biechtstoelen <strong>van</strong> de premonstratenzer abdijkerk Sint-Cornelius en<br />
Sint-Cyprianus <strong>van</strong> Ninove, preekstoel in de Sint-Baafskathedraal te<br />
Gent, altaren en houtsnijwerk in de basiliek <strong>van</strong> Kortenbos, altaren in de<br />
Sint-Jacobskerk te Antwerpen, interieurs <strong>van</strong> de Sint-Pauluskerk te<br />
Antwerpen en de abdijkerk <strong>van</strong> Grimbergen).<br />
In burgerlijke context wordt dergelijke samenhang misschien wel het<br />
dichtst benaderd in de tuinarchitectuur, en meer bepaald in het<br />
7<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Detail <strong>van</strong> de barokke lambrisering in<br />
de kerk <strong>van</strong> Kortenbos<br />
[foto: afdeling Monumenten<br />
en Landschappen]<br />
grotwerk dat <strong>van</strong>af de 17de eeuw zeer populair werd. Grotwerk – het<br />
afwerken <strong>van</strong> wanden met een rotsachtig oppervlak, waarin wel eens<br />
echte keien, schelpen en mineralen zijn verwerkt – beantwoordt perfect<br />
aan het barokke gevoel voor het onregelmatige en hybride. Het is ook<br />
niet verwonderlijk dat in de barokke imitatiegrotten vaak beelden <strong>van</strong><br />
saters en andere vreemdsoortige wezens voorkomen.
Het gevoel voor het hybride, onregelmatige en eigenaardige, waaraan<br />
de barok zijn stijlnaam dankt (de term barok zou zijn gebaseerd op de<br />
Portugese term barocco, waarmee een onregelmatig gevormde parel<br />
wordt aangeduid), uit zich ook in de rariteitenkabinetten, waarmee de<br />
<strong>natuur</strong> letterlijk in huis werd gehaald. De hang naar het vreemde<br />
was weliswaar niet nieuw, maar in de 17de eeuw kreeg die wel een<br />
wetenschappelijker karakter: slagtanden <strong>van</strong> olifanten, hoorns <strong>van</strong><br />
neushoorns, haaientanden, struisvogeleieren, kokosnoten, levende en<br />
opgezette dieren, mineralen, fossielen, schelpen en insecten werden<br />
gretig verzameld en geëtaleerd in specifiek ontworpen meubels of zelfs<br />
specifiek ingerichte vertrekken – de primitieve musea! – die tot de nok<br />
met allerhande curiositeiten waren gevuld.<br />
Maar het hoefde niet altijd wetenschappelijk te zijn: rariteiten vonden<br />
ook via een andere weg hun plaats in het interieur: hogerop werd al<br />
gesproken over rotswerk, maar daarnaast waren er de struisvogelveren<br />
op de kolommen <strong>van</strong> de hemelbedden <strong>van</strong> belangrijke personen, het<br />
inlegwerk met schildpad en ivoor, de in zilveren monstransen gevatte<br />
slagtanden, ...<br />
De 18de eeuw<br />
Waar de barok ondanks zijn overdaad toch nog een in essentie architecturale<br />
stijl kan worden genoemd, geldt dit zeker niet voor het rococo,<br />
dat als een organische tegenreactie de 18de eeuw inleidde. Het rococo<br />
was een ronde, bijna vegetatieve stijl: rechte hoeken verdwenen of<br />
werden op zijn minst overwoekerd door krulwerk, weelderig gebladerte,<br />
bloemen- en vruchtenkransen, corbeilles (siermotief in de vorm <strong>van</strong> een<br />
bloemkorf), hanenkammen, schelpvormen en de rocailles waaruit de<br />
stijlnaam ontsproot (een rocaille, letterlijk een rotsblok, is een rotsvormig<br />
siermotief). Dit decor werd in een combinatie <strong>van</strong> materialen en<br />
technieken gerealiseerd: <strong>natuur</strong>steen, stucwerk, houtsnijwerk, schilderingen<br />
op muren en doek. Waar bepaalde combinaties technisch<br />
onhaalbaar waren of wanneer een en ander te duur dreigde uit te<br />
vallen, werd gretig gebruik gemaakt <strong>van</strong> trompe-l’oeil-schilderingen,<br />
waarmee dure steen-, hout- en metaalsoorten werden geïmiteerd,<br />
stuc- en beeldhouwwerk en zelfs grotto’s en wandtapijten! Een dergelijke<br />
interfereerbaarheid maakte dat de stijl, ondanks zekere technische<br />
8<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
beperkingen, zeer flexibel en consequent kon worden aangewend (bijv.<br />
de vestibule <strong>van</strong> het hotel <strong>van</strong>den Meersche te Gent).<br />
Het ontgrenzen was een belangrijk facet <strong>van</strong> de 18de-eeuwse woning:<br />
ruimten werden vergroot door middel <strong>van</strong> spiegels en symmetrisch<br />
gepositioneerde deuren. Ook de interactie met de buitenwereld werd<br />
belangrijk: ruimten aan de voorzijde <strong>van</strong> het huis waren architecturaler<br />
<strong>van</strong> decor, deze achteraan <strong>natuur</strong>lijker, en in die zin volgden zij de<br />
gevelhiërarchie. In de ideale tuinaanleg werd rekening gehouden met<br />
de structuur <strong>van</strong> het interieur, het zicht <strong>van</strong> buiten naar binnen en <strong>van</strong><br />
binnen naar buiten bepaalde de functie en aankleding <strong>van</strong> de ruimten.<br />
Een grote interactie tussen de wereld binnen en buiten werd mede<br />
gestuwd door de introductie <strong>van</strong> de nieuwe Franse ramen met grotere<br />
glasvlakken, die het doorkijken vergemakkelijkten. Deurvensters, bordessen<br />
en balkons maakten de overgang tussen binnen en buiten<br />
gemakkelijker. Een dergelijke intense relatie tussen het interieur <strong>van</strong><br />
een gebouw en de buitenwereld bestond daarvoor eigenlijk niet (bijv.<br />
plantaardig uitgewerkte verdeelroeden <strong>van</strong> de ramen aan de tuinzijde<br />
<strong>van</strong> het kasteel Heks, de zoldering <strong>van</strong> de salle à l’italienne in het hotel<br />
d’Hane-Steenhuyse te Gent, raamdoorzichten in het groot salon <strong>van</strong><br />
het kasteel Moregem en in de vestibule <strong>van</strong> kanunnikenhuis VI te<br />
Tongeren).<br />
De 18de-eeuwse iconografie was vaak opvallend mondain: de bouwheer<br />
liet zien dat hij graag <strong>van</strong> het leven genoot en zijn wereld kende.<br />
Vermakelijke genretaferelen, exotische motieven als chinoiserieën,<br />
turquerieën en singerieën vonden – in mindere of meerdere mate interfererend<br />
met het vegetatieve basisschema – een plaats binnen het<br />
rococo-decor. Daar de mondaine 18de-eeuwer ook dweepte met de<br />
geneugten <strong>van</strong> het platteland, ontbraken referenties aan vis<strong>van</strong>gst,<br />
jacht, het oplaten <strong>van</strong> vliegers en luchtballons, kaats- en badmintonspelen<br />
zelden op het appèl. De hang naar het buitenleven bleek ook uit<br />
de zich verder ontwikkelende smaak voor grote landschapsschilderingen,<br />
marines en genretaferelen (de drie vaak in combinatie), die gehele<br />
wanden bedekten (bijv. salon de l’écarté in hotel Falligan te Gent,<br />
chinees salon <strong>van</strong> het hotel Clemmen te Gent).
De grote schilderingen – muurschilderingen, schilderingen op doek –<br />
hadden het illusoire effect dat ze de ruimte die ze decoreerden aanzienlijk<br />
vergrootten. Soms speelden de afbeeldingen in op de structuur <strong>van</strong> de<br />
ruimte en betrof het echte doorzichten, afgebakend met balustrades,<br />
zuilen en dergelijke. De schilderijen werden zo als ramen of deuren, die<br />
al dan niet alterneerden met echte zichten doorheen ramen en deuren,<br />
maar die in elk geval een waardig alternatief vormden voor the real<br />
thing. In andere gevallen waren de schilderingen echte behangsels, die<br />
in een wandkader werden gespannen en letterlijk een andere wereld<br />
vormden. Een repoussoir (een duidelijk weergegeven element op de<br />
voorgrond dat contrasteert met een achtergrond en deze als het ware<br />
verdiept) vormde de grens tussen de echte en de imaginaire wereld<br />
(bijv. marineschilderingen op de wanden <strong>van</strong> het salon aan de straatzijde<br />
<strong>van</strong> kanunnikenhuis II in Tongeren).<br />
Het afwerken <strong>van</strong> ruimten met wandgrote trompe-l’oeil-schilderingen<br />
zou nog tot een eind in de 19de eeuw populair blijven, maar alterneerde<br />
vaak met vertrekken waarin een meer architecturale afwerking<br />
primeerde. Ook in deze laatste kon de <strong>natuur</strong> centraal staan, aangezien<br />
nogal wat 18de-eeuwse kamers – ook deze met de grote schilderingen –<br />
waren aangekleed volgens thematische cycli als de seizoenen, de<br />
werelddelen, de vier elementen en dergelijke. Deze thema’s waren een<br />
andere veruiterlijking <strong>van</strong> het zich uitbreidende universum <strong>van</strong> de<br />
huisbewoner. De cycli konden via de verschillende media worden<br />
uitgebeeld; zij konden realistisch worden voorgesteld, allegorisch of<br />
emblematisch. Klassiek zijn de voorstellingen met vrouwenfiguren en<br />
putti, die handelingen verrichten of attributen dragen die verwijzen<br />
naar abstracte begrippen als water, lente of het continent Azië. De voorstellingen<br />
waren vaak speels en exotisch getint. Zo wordt het continent<br />
Amerika wel eens door een krokodil voorgesteld. Soms lag de symboliek<br />
er niet zo dik op en werd gewerkt met trofeeën of had het frivole vegetatieve<br />
patroon een bijbetekenis. Binnen het scala aan 18de-eeuwse<br />
stijlelementen waren er immers nogal wat vegetatieve motieven<br />
voorhanden (bijv. de vier seizoenen op de zoldering <strong>van</strong> een salon in het<br />
kasteel Trockart te Wellen, de vier elementen in een salon in kasteel<br />
Hasselbroek, de vier werelddelen in de eetkamer <strong>van</strong> hotel de Coninck,<br />
Designmuseum te Gent).<br />
9<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Het bloemige verdween niet geheel uit het neoclassicistische idioom<br />
dat zich geleidelijk begon te ontwikkelen in de latere 18de eeuw. Het<br />
neoclassicisme was een zeer statige, sterk architecturaal getinte stijl,<br />
die in essentie terugging op de zuiver klassieke vormentaal, maar die<br />
ook gevoed werd door een veelheid aan archeologische vondsten,<br />
waardoor de stijl, evenmin als de barok, een rigide gegeven was. De<br />
klassieke Romeinse resten, de opgravingen in Pompeii en de oudheden<br />
in Egypte vormden een belangrijke inspiratiebron: het klassieke idioom<br />
werd aangevuld met stemmige ruïnevoorstellingen, combinaties <strong>van</strong><br />
heraldische dieren, medaillons, bloemen- en lauwerenkransen in<br />
ingenieuze geometrische patronen, sfinxen, papyrusstengels, lotusbloemen<br />
enz. In essentie architecturale onderdelen werden gemakkelijk<br />
gecombineerd met realistische details (bijv. lichtrozet in de vorm <strong>van</strong><br />
een adelaar tegen een achtergrond <strong>van</strong> wolkjes, 2de helft 18de eeuw, in<br />
het kantoor <strong>van</strong> de cel Monumenten en Landschappen Sint-Truiden).<br />
De 19de eeuw<br />
De geleidelijk intensifiërende band tussen het interieur en het exterieur<br />
bereikte in de 19de eeuw een hoogtepunt: met de zogenaamde wintertuinen<br />
kreeg het gebruik <strong>van</strong> broeikassen een sociale dimensie.<br />
Wintertuinen konden als vrijstaande constructies bestaan maar evengoed<br />
aan een belangrijke residentie gekoppeld zijn. Zij boden onderdak<br />
aan allerhande exotische planten en dieren, die met de grote ontdekkingen<br />
en kolonisatie almaar talrijker werden geïmporteerd. Daarnaast<br />
werden zij ook gebruikt voor het wonen en voor het ont<strong>van</strong>gen <strong>van</strong><br />
gasten. Met de wintertuin werd echte <strong>natuur</strong> in huis gehaald en<br />
gecombineerd met imitatie<strong>natuur</strong>, zoals cementgrotten, nagebootste<br />
bamboestengels (bijv. het grotinterieur <strong>van</strong> de wintertuin <strong>van</strong> huis<br />
Petry, Klokkestraat te Bilzen). De banden met het echte exterieur waren<br />
daarentegen vaak minder uitgesproken: 19de-eeuwse interieurs<br />
hebben vaak een erg gesloten en donker karakter, wat niet alleen met<br />
de algemeen zware decoratie samenhangt, maar ook uit de talrijke<br />
glasramen, laag afhangende stores, zware gordijnen en half afgelaten<br />
rolluiken duidelijk blijkt (bijv. de glasramen in de tuindeuren <strong>van</strong><br />
talrijke herenhuizen
Wintertuinen waren vaak schitterende staaltjes <strong>van</strong> het zich gestaag<br />
ontwikkelende ingenieurswerk, dat een enorme impact had op de<br />
19de-eeuwse architectuur, die – afgezien <strong>van</strong> het ruime scala aan neostijlen<br />
– door de ontdekking <strong>van</strong> nieuwe materialen en technieken ook<br />
een revolutionaire dimensie kreeg. Met ijzer, glas en beton konden<br />
verschillende vormen worden gerealiseerd, waar<strong>van</strong> men voorheen<br />
enkel kon dromen. Niet zelden hadden deze vormen een erg <strong>natuur</strong>lijk<br />
karakter: grote waaiervensters, uitgestrekte palmgewelven, koepelconstructies<br />
in kleurig glas.<br />
De Art Nouveau, de parel aan de kroon <strong>van</strong> de 19de-eeuwse ontwikkelingen,<br />
is zelfs letterlijk op motieven als uitvergrote plantenstengels,<br />
pauwenstaarten en libelles gebaseerd. De stijl is hyper-decoratief,<br />
de kenmerken strekken zich uit <strong>van</strong> het kleinste object binnenshuis tot<br />
de constructie als geheel. In zekere zin is de Art Nouveau de ultieme<br />
verwezenlijking <strong>van</strong> het Gesamtkunstideaal, waarbij een huis tot een<br />
organisch geheel werd, geheel ten dienste <strong>van</strong> het comfort <strong>van</strong> de<br />
huiseigenaar (bijv. de wintertuin <strong>van</strong> het Ursulineninstituut te Onze-<br />
Lieve-Vrouw-Waver).<br />
10<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
De Art Nouveau was een teken aan de wand: de invloed <strong>van</strong> de toegepaste<br />
kunsten op de grote kunsten werd naar het einde <strong>van</strong> de<br />
19de eeuw toe uitgesproken, waardoor ook de impact <strong>van</strong> het louter<br />
decoratieve groter werd. Naast de grote oude stijlen, die in al hun pracht<br />
en praal herleefden en duchtig werden gecombineerd, ontstond er een<br />
frivole decoratietraditie, die onder impuls <strong>van</strong> de industriële productie<br />
een wijd verspreidingsgebied kende. Tegenover het industriële bandwerk<br />
garandeerde de neo-ambachtelijke traditie een constante stroom<br />
<strong>van</strong> luxevoorwerpen, die perfect beantwoordde aan de genotzucht <strong>van</strong><br />
de gegoede klasse die ringlanen volbouwde met rijen luxueuze herenhuizen<br />
en kasteeldomeinen een laatste grote bloeiperiode bezorgde.<br />
Een voor die tijd typisch fenomeen zijn de veelvuldig voorkomende<br />
cementtegelvloeren, zowel in openbare gebouwen als in grote privéresidenties<br />
en ook in meer bescheiden woningen. De 19de-eeuwse<br />
tegelvloeren schijnen te refereren aan de middeleeuwse tegelvloertjes<br />
die zichtbaar zijn op de schilderijen <strong>van</strong> de Vlaamse primitieven en die<br />
bedrukt lijken met allerhande patronen. Ook cementtegels konden<br />
sierlijke geometrische, vegetatieve, florale en zelfs dierlijke patronen<br />
Art-nouveaumozaïekvloer<br />
<strong>van</strong> het kasteel<br />
‘Verloren Bos’<br />
te Lokeren<br />
[foto: © Stefan<br />
Dewickere]
dragen (mooie cementtegelvloeren bleven bewaard in het prachtige<br />
neoklassieke kasteel <strong>van</strong> Horne te Vechmaal en in kasteel Gasterbos te<br />
Herk-de-Stad)! Ook de al langer gekende, maar nu op grotere schaal<br />
toegepaste granitovloeren waren erg populair. Zij werden vaak gecombineerd<br />
met mozaïek en getooid met gestileerd stengelwerk .<br />
Een opmerkelijke heropleving in het kader <strong>van</strong> de neostijlen was het<br />
incrustabehang, dat goudleer moest imiteren. In de incrustatraditie<br />
werden drukke decors gecreëerd <strong>van</strong> kleurige bloemen, vruchten en dieren.<br />
Het vroegere goudleer werd daarbij niet altijd zomaar geïmiteerd: soms<br />
werden eigentijdse en zeer modieuze motieven geïntroduceerd!<br />
Enigszins verwijzend naar het incrustabehang is het fijne schilder- en<br />
verguldwerk dat vaak op deurpanelen verscheen en zowel realistisch als<br />
puur geometrisch kon zijn.<br />
Incrustabehang en fijne paneelschilderingen waren voor een beter<br />
gegoede klasse gereserveerd. Daarnaast bestonden er ook eenvoudiger<br />
behangsels, die echter evenzeer met weelderige patronen bedrukt konden<br />
zijn. Het modale 19de-eeuwse interieur bulkte ook <strong>van</strong> de tapijten<br />
en gordijnen, die bij de algemene lijn <strong>van</strong> het decor aansloten.<br />
11<br />
<strong>van</strong> nature... beelden <strong>van</strong> <strong>natuur</strong><br />
Ook het kleurige glasraam, dat in de neoklassieke traditie nogal eens<br />
was verdrongen door het heldere glas, kende in de 19de eeuw een tweede<br />
jeugd. Naast de verhalende glasramen ontwikkelde zich een bijna puur<br />
decoratieve traditie, waarin de <strong>natuur</strong> opnieuw een belangrijke inspiratiebron<br />
vormde. In neogotische (kerk)gebouwen interfereerden bloemige<br />
glasramen met kleurige muurschilderingen, die moesten herinneren<br />
aan de rijke middeleeuwse wanddraperieën met gestileerde vegetatieve<br />
patronen. Ook in herenhuizen werden glasramen frequent aangewend<br />
om het buitenlicht enigszins te filteren en een gesloten, intieme sfeer<br />
te creëren. Niet alleen grote vestibuleramen en koepels werden uitgevoerd<br />
in gekleurd glas maar ook de ramen in belangrijke vertrekken<br />
aan voor- en achterzijde!<br />
Serge Defresne