Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...
Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...
Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
10<br />
▼<br />
ADC Rapport 128 - Enschede, Josink Es - AAO<br />
ca. 30 cm teelaarde, liggen van boven naar beneden een bruinzandig esdek dat in twee of<br />
meerdere fasen is te scheiden. Deze verschillende lagen weerspiegelen verschillende mo-<br />
menten van plaggenophoging. Daaronder ligt een eerste akkerlaag bestaande uit grijs zand,<br />
welke op de hogere delen van de es volledig is opgenomen in het bruine esdek. Aan de<br />
hand van vondsten in put 1 kan deze laag worden gedateerd in de Vroege Middeleeuwen.<br />
De overgang van akkerlagen naar het pleistocene dekzand wordt gevormd door een<br />
bioturbate laag, de zogenaamde mollenlaag.<br />
Op de lagere delen zijn ijzeroerlagen ontstaan als gevolg van natte omstandigheden. Met<br />
name op deze plaatsen waren de vlakken niet goed leesbaar. Dit geldt vooral voor de<br />
beekeerdgronden aan de zuidrand van de Josink Es.<br />
Tijdens het veldwerk is begonnen met werkput 1 op de kleinere, oostelijk gelegen zandrug.<br />
Werkput 1 heeft een afmeting van 100 bij 4 meter en is in twee vlakken aangelegd (afb. 4<br />
kaartbijlage). Het eerste vlakniveau bevond zich in de onderkant van het esdek en leverde<br />
geen enkel spoor op, waardoor dit vlak zonder verdere registratie is verdiept naar vlak 2.<br />
In vlak 2 is een aantal duidelijke sporen aangetroffen. De sporen waren niet eenduidig in<br />
richting of vorm en gaven daarom geen aanleiding tot nader onderzoek. Het gevonden aar-<br />
dewerk is moeilijk dateerbaar, omdat tussen de Late Bronstijd en Late Middeleeuwen met<br />
dezelfde mageringsmateriaal is gewerkt (zie ook hoofdstuk 5).<br />
Een bijzondere vondst in put 1 was een ondiep spoor in het oostprofiel (afb. 5). Het profiel<br />
laat een intacte, goed ontwikkelde veldpodzol zien. Het spoor bevindt zich op de helling van<br />
de dekzandrug waarop de es is aangelegd en bestaat uit voornamelijk zwart humeus, bijna<br />
venig materiaal met wat houtskool. Onder de zwarte band bevindt zich een sterk uit-<br />
geloogde witte band. De kuil of greppel is duidelijk door de E-horizont heen gegraven, wat<br />
duidt op menselijke activiteit. De ingreep heeft een versnelde uitspoeling van organisch<br />
materiaal veroorzaakt, gezien het extreem uitgespoelde, witte zand eronder. De versnelde<br />
uitspoeling en het restje houtskool wijzen er op dat er brand is geweest. Verder zijn er<br />
wat spikkels verbrand bot geconstateerd in het vlak tijdens de aanleg van het profiel.<br />
De botfragmenten zijn niet bewaard gebleven. Zij bevonden zich op de overgang van het<br />
zwart humeuze materiaal naar het witte zand. Er is niet voldoende houtskool aangetroffen<br />
om een monster te nemen. Het feit dat er ondanks een brand weinig houtskool is aange-<br />
troffen kan te maken hebben met de conserveringsomstandigheden in zandgrond of kan<br />
wijzen op een felle, hete brand waarbij alle brandstoffen worden gebruikt. Ook in het<br />
tegenoverliggende westprofiel was het spoor nog iets te zien, in het vlak is echter geen<br />
omlijnd spoor opgemerkt. Het spoor wordt afgedekt door de eerste akkerlaag (grijs), die<br />
vermoedelijk is ontstaan in de Vroege Middeleeuwen, gezien de aanwezigheid van kogelpot<br />
aardewerk (mogelijk Hessen-Schortens) in deze laag. De eerst genoemde aardewerk cate-<br />
gorie kan worden gedateerd vanaf ca. 800 na Chr., de laatst genoemde categorie vanaf ca.<br />
450 na Chr. Dit betekent dat het spoor vroeger ontstaan is, dus vóór 450 na Chr.<br />
Afb. 5 Een deel van het oostprofiel van<br />
put 1.