30.09.2013 Views

Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...

Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...

Bijlage 2 Archeologische onderzoeken - ruimtelijkeplannen ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

16<br />

▼<br />

ADC Rapport 128 - Enschede, Josink Es - AAO<br />

5 Aardewerkonderzoek - S.B.C. Bloo en S. Ostkamp<br />

5.1 Inleiding<br />

De keramiek die tijdens het onderzoek werd aangetroffen, bestaat voor het overgrote deel<br />

uit lokaal vervaardigd aardewerk. Van zowel het Prehistorische als van het Middeleeuwse<br />

handgemaakte aardewerk werd de gebruikte klei veelal gemagerd met steengruis. 6 Rand-<br />

scherven met een karakteristiek ‘kogelpot-profiel’ (te dateren in de Middeleeuwen) zijn qua<br />

baksel zeer verwant aan scherven met daarop een onmiskenbare Kalenderberg decoratie<br />

(te dateren in de Prehistorie). Hierdoor is het moeilijk om voor de onversierde wand-<br />

scherven op grond van hun baksel een duidelijk onderscheid te maken. Kleine detail-<br />

verschillen zoals de dikte van een scherf of de compactheid en hardheid van het baksel la-<br />

ten evenwel een globale scheiding van het materiaal toe. De aard van het onderzoek liet<br />

echter geen uitgebreid vergelijk van de verschillende baksels toe. Derhalve is er voor ge-<br />

kozen om het vermoedelijk Prehistorische aardewerk in de determinatietabel (onder het<br />

kopje magering/baksel) te classificeren als steengruis (magering), terwijl het vermoedelijk<br />

Middeleeuwse materiaal werd beschreven als kogelpot (baksel). In verband met de geringe<br />

hoeveelheid van het materiaal en de gesignaleerde onduidelijkheid met betrekking tot de<br />

determinaties ervan, is er van afgezien het materiaal statistisch te bewerken.<br />

Al het materiaal is ingevoerd in een database. Hierin zijn de kwantitatieve en kwalitatieve<br />

kenmerken vermeld als aantal en gewicht, baksel/magering, bakkleur, diameter, pot-<br />

geleding, rand- en bodemtype, wandafwerking, versiering, verwering en een opmerkingen<br />

veld.<br />

Het doel is om aan de hand van het materiaal (voor zover mogelijk) een periodesering van<br />

de bewoning binnen het onderzochte areaal te kunnen bepalen.<br />

5.2 Prehistorisch aardewerk<br />

De klei waaruit het Prehistorisch aardewerk werd vervaardigd, is meestal verschraald<br />

met steengruis. Een enkele keer is aan het steengruis ook potgruis toegevoegd, ook com-<br />

binaties met glimmers en zand komen voor. Enkele fragmenten hebben een magering die<br />

uitsluitend bestaat uit zand, potgruis of organisch materiaal.<br />

Bij een paar fragmenten is, vermoedelijk op schouderhoogte, een knik in de wand zichtbaar<br />

waaruit afgeleid kan worden dat ze niet van een eenledige pot afkomstig zijn. Hieruit volgt<br />

dus dat er ook twee- of drieledige potten gebruikt moeten zijn. Er zijn geen complete pro-<br />

fielen van potten aangetroffen. Van één grote randscherf is af te leiden dat de pot waartoe<br />

deze ooit behoorde een drieledig profiel heeft gehad.<br />

In totaal zijn er 22 randscherven gevonden. De helft heeft een ronde top, een kleiner deel<br />

heeft een vlakke top terwijl een kleine groep fragmenten een naar binnen afgeschuinde top<br />

heeft. Van enkele bodemfragmenten bleef de vlakke bodem bewaard.<br />

De wanden van het aardewerk zijn op verschillende wijze afgewerkt. Veertien fragmenten<br />

zijn besmeten, een techniek waarbij een kleipapje op de wand werd aangebracht. Een aan-<br />

tal van deze fragmenten is onmiskenbaar afkomstig van het buikdeel van potten. Naast<br />

besmeten aardewerk komt aardewerk voor dat gepolijst is (16 fragmenten). Deze techniek<br />

is zowel op de binnenzijde als de buitenzijde van potten toegepast. De overige scherven<br />

hebben een niet bewerkt oppervlak.<br />

Het aardewerk vertoont een lichte variatie in kleur. Het merendeel is aan de buitenzijde<br />

beige terwijl het op de breuk en aan de binnenzijde grijs tot zwart is. Ook zijn er scherven<br />

die compleet grijs gekleurd zijn. Het aardewerk zal in open vuren zijn gebakken. Hierdoor<br />

kon de temperatuur en het bakmilieu moeilijk gecontroleerd worden, met als gevolg dat er<br />

zelden sprake was van een compleet oxiderend milieu (en dus een compleet lichte kleur<br />

van het aardewerk). Een deel van het aardewerk is gebakken in een reducerend milieu.<br />

Versiering<br />

Twaalf fragmenten zijn versierd. Er is één fragment met Wikkeldraad versiering. Een an-<br />

dere decoratiewijze is het, juist onder de rand, doorboren van de wand. Een fragment dat<br />

op deze wijze versierd werd, heeft een ronde top en is gemagerd met zand. Op twee an-<br />

dere wandfragmenten zijn met een stokje krassen gemaakt. De fragmenten zijn te klein om<br />

het motief dat de krassen vormden te reconstrueren. De overige versieringen werden met<br />

de vingers aangebracht. Driemaal zijn vingertop- of nagelindrukken op de rand aangebracht<br />

(afb. 11C). Een versiering die eenmaal voorkomt, bestaat uit gepaarde indrukken welke<br />

ontstond door met twee vingers de klei op te knijpen. Wanneer op deze wijze een richel<br />

wordt gevormd, spreken we van nagelrichels (afb. 11B). Dergelijke richels zijn meestal in<br />

een duidelijk patroon geplaatst. We spreken in dat geval van Kalenderberg versiering.<br />

Ondanks de geringe grootte van de fragmenten is van twee scherven duidelijk dat ze op 6. Vergelijk Verhoeven 1998, 231-233.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!