Piet Ekel - Voetspoor
Piet Ekel - Voetspoor
Piet Ekel - Voetspoor
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Joop Doderer leed onder wat later ‘het Swiebertje-effect’ is gaan heten. Hij speelde Swiebertje al sinds<br />
1961 en vond dat hij meer in zijn mars had, wat natuurlijk zo was. Iedereen zag in hem alleen nog de<br />
komiek. Hij heeft toen voor het serieuze toneel in Engeland gekozen. Een waagstuk, ik geloof ook niet<br />
dat het een daverend succes is geworden, maar aan Swiebertje kwam zo wel een eind.<br />
Swieb was naar Canada vertrokken.<br />
Verder gaan zónder Doderer had geen zin. De dramaturg Wim Hazeu dacht nog aan de Avonturen<br />
van Malle <strong>Piet</strong>je, maar dat heb ik geweigerd. Vele jaren later opperde Doderer een comeback. Dat<br />
vonden Riek Schagen, Saartje dus, en ik niks. Lou Geels was dood, de oude John uit den Boogaard<br />
was al lang uitgeschreven. Het zou een flauw aftreksel worden.<br />
De kracht van Swiebertje was de eenvoud. Helder, overzichtelijk, herkenbare rolverdeling. Swiebertje<br />
het volwassen kind, <strong>Piet</strong>je zijn tweede ik, Bromsnor corrigeert, Saar bemoedert, de burgemeester<br />
staat boven de partijen.<br />
De spanning kwam voort uit het gedrag van de gast, elke aflevering gespeeld door een andere acteur.<br />
De indringer zette het suffige dorp op zijn kop, maar op het laatst kwam alles weer op zijn pootjes<br />
terecht. ‘Wat een dag, wat een dag’, werd dan gezegd. Eind goed, al goed.<br />
Het viel nog niet mee acteurs voor een gastrol te strikken. Sommigen durfden het met Doderer niet<br />
aan. Doderer maakte willens en wetens kortsluiting met zijn omgeving. De enige die in het donker de<br />
weg wist, was hij zelf. Hij was de grootmeester van de slapstick. Zeer visueel ingesteld.<br />
Doderer en ik klikten wel als acteurs. We maakten er nooit een wedstrijd van. Nooit. We versterkten<br />
elkaar. Als ik mijn tekst kwijt was, och, ik kan verbaal improviseren. Doderer niet. Hij compenseerde<br />
dat op zijn manier. Met visuele improvisatie. Tegen een deur aan knallen, scheve bekken trekken. Of<br />
hij viel volkomen uit zijn rol en zei ‘bah’ als het ‘hmmm, lekker’ moest zijn.. Dan moest jij iets bedenken<br />
om de situatie te redden.<br />
Het was een machtig spel. Een spel van jolijt. Voor één aflevering waren we een week in de weer.<br />
De ontroering op 25 april 1975 was enorm. Bij ons, acteurs, en bij kijkers. In de bossen van<br />
Hollandsche Rading namen Saar, Brom en ik afscheid van Swieb. Hij verdween op dat eindeloze<br />
rechte bospad in de mist. De emoties waren die keer niet gespeeld. Die waren echt.<br />
Op de avond van die laatste uitzending kreeg ik huilende kinderen aan de telefoon. Thuis! Wonderlijk<br />
hoe ze aan je nummer komen. Wie wist nou waar <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong> woonde?<br />
Het geeft maar aan hoe populair we waren. Ik was als radioman weinig buitengaats gewend, maar<br />
sinds Malle <strong>Piet</strong>je liep ik alle schapenscheerdersfeesten, kermissen, markten en braderieën af.<br />
De belangstelling beperkte zich niet tot die van kinderen. Welnee. Bij de opening van een<br />
winkelcentrum in Veenendaal was ik de hoek nog niet om of mijn bakfiets was al leeggeplunderd. Alle<br />
fluitjes en toetertjes weg, nog voordat het feest begonnen was. En dat waren echt niet allemaal<br />
kinderen, hoor. Zegt die organisator nog: ‘Meneer Van Dijk, uw komst heeft aan al onze<br />
verwachtingen beantwoord.’<br />
Je bent een verklede kerel, maar jong en oud vergeten dat als je daar zo staat. Ze willen je aanraken.<br />
Ik kreeg ook vaak een kistje sigaren. Jawel, de koopman <strong>Piet</strong> van Dijk rookte sigaren, maar <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong><br />
niet. Mensen maken geen onderscheid.<br />
Dat is wel het enge van televisie. Televisie buitelt over je heen. Het heeft onze rust verstoord en onze<br />
fantasie op stal gezet. Ken je dat verhaal van die dominee? Die zegt tegen een kennis: ‘Vanavond ben<br />
ik op tv.’ Een dag later vraagt de dominee: ‘En?’ Zegt die kennis: ‘Ja, ja, ik heb je gezien.’ ‘Weet je nog<br />
wat ik gezegd heb?’ ‘Nee, dat niet.’<br />
In de crisisjaren heb ik het wonder radio mogen beleven. Mijn vader was beroepsmilitair op vliegveld<br />
Soesterberg, maar in de vier jaar dat hij op wachtgeld stond begon hij een radiozaak. Hij maakte zelf<br />
radio’s. Dan moest er thuis geluisterd worden. De deur ging op slot, visite werd geweerd.<br />
Ik was een aandachtig luisteraar en heb toen een fonetisch geheugen opgebouwd. Ik deed eens pater<br />
De Greve na, waarop mijn vader zei: ‘Zet die vent nou maar uit’. Hij dacht dat de radio nog aanstond.<br />
Vanaf dat moment heb ik van imiteren een sport gemaakt.<br />
Imiteren is verbale muziek. Een kunstje. Geen kunst, nee, dat niet. Het is ook de bevestiging van een<br />
minderwaardigheidsgevoel. Je verschuilt je achter de populariteit van een ander. Na mijn dertigste ben<br />
ik het meer los gaan laten. Ik trad uit mijn cocon, ik begon me op andere terreinen te ontplooien. Ik<br />
nam zang- en toneellessen, maar altijd heb ik plezier gehad in ‘stemmetjes maken’.<br />
Cruys Voorbergh, de beroemde toneelregisseur en alleskunner, zei ooit: ‘<strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong> gaat meer<br />
verdienen met nee zeggen dan met ja’. Hij had me gevraagd voor de stem van Donald Duck. Dat kon<br />
ik niet, dat wist ik gewoon. Ik heb hem Wim Wama aanbevolen. Die blies z’n wangen op en wérd<br />
Donald Duck. Die tip heeft Cruys enorm op prijs gesteld. Je moet je beperkingen kennen. Dan ken je<br />
ook je kracht.