Piet Ekel - Voetspoor
Piet Ekel - Voetspoor
Piet Ekel - Voetspoor
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Naam: <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong><br />
Leeftijd: 83<br />
Was: radioman, acteur<br />
Swiebertje is terug. Op tv en dvd. Thuis in Soest geniet <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong>, alias Malle <strong>Piet</strong>je, met volle teugen<br />
van de revival. Hij was vijftig jaar omroepman, variété-artiest, stemmetjesmaker en wat al niet meer,<br />
maar vergaarde roem in een rommelwinkeltje op tv. Erg, die eeuwige associatie? ,,Nee, ik ben juist<br />
trots.’’<br />
<strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong><br />
Koffie met koekjens<br />
Ik had een oom die altijd zei wat ie deed. Daarmee wilde hij gezelligheid suggereren. ‘Nu ga ik m’n<br />
pantoffels aantrekken’. ‘Nu doe ik het raam een stukkie dicht.’ Verder had ik een wat onhandige, zeg<br />
maar schutterige grootvader.<br />
Die twee samen is Malle <strong>Piet</strong>je.<br />
Ik heb zijn karakter zelf mogen ontwikkelen, inclusief stem en taalgebruik. Zitteplaats; hangemat;<br />
meneer de borgemeester; mot je een sigaar-etje?<br />
Ik kreeg de vrije hand. Swiebertje liep in 1968 op zijn laatste benen, maar door de komst van <strong>Piet</strong> van<br />
Dijk, ‘koopman in antiek’, zag de schrijver John uit den Bogaard plotseling nieuwe perspectieven.<br />
Swieb had er een vriend bij, een tweede ik. Daarmee kon Uit den Bogaard weer vooruit. Nog zeven<br />
jaar, weten we nu.<br />
Ik vind het helemaal niet erg altijd weer geassocieerd te worden met <strong>Piet</strong>je. Ik ben er juist trots op. Dat<br />
pak hangt hier nog steeds in de kast en als ik rotaryclubs of bejaardenhuizen bezoek, praat ik<br />
honderduit over Malle <strong>Piet</strong>je.<br />
Na de pauze gaat het over die goeie ouwe radio.<br />
Uit de verkochte videobanden en dvd’s blijkt dat Swiebertje dertig jaar na de laatste uitzending nog<br />
altijd scoort. Wat heet. De teller staat op 800.000 en we gaan naar het miljoen, is de verwachting. Een<br />
onwaarschijnlijk aantal. Ook deze generatie zit in de kerstvakantie naar verwachting aan de buis<br />
gekluisterd bij de herhalingen.<br />
Dit soort tv wordt niet meer gemaakt, terwijl hele families kennelijk zwelgen in trage nostalgie.<br />
Swiebertje speelt zich af tussen twee wereldoorlogen in dat kneuterige Oudhollandse milieu waar we<br />
niet meer bij kunnen komen: landelijke rust, koffie met koekjes, de sfeer van kattenkwaad, feodale<br />
verhoudingen. Het is culturele geschiedschrijving.<br />
Gaandeweg ontdekte de NCRV dat Swiebertje ook volwassenen aansprak. Hij verhuisde van<br />
woensdagmiddag naar zaterdagmiddag, en uiteindelijk naar de vroege zaterdagavond. Swiebertje<br />
groeide uit tot familieprogramma.<br />
In 1972 keken zes miljoen mensen naar Swiebertje, kinderen onder de twaalf niet meegerekend. In<br />
2001, bij de viering van vijftig jaar Nederlandse televisie, werd Swiebertje uitgeroepen tot het<br />
populairste tv-programma ooit.<br />
Moet ik me dan beklagen over selectieve aandacht?<br />
Ik heb aan meer dan duizend hoorspelen meegewerkt. Ik heb grammofoonplaten gemaakt en<br />
nasynchronisaties gedaan voor Disney-films als Sneeuwwitje, Pinokkio, Bambi, Assepoester en<br />
Tarzan. Ik was regisseur, producer, toneelspeler, imitator, maar Malle <strong>Piet</strong>je was de rol van mijn leven.<br />
Ik kan daar best mee leven.<br />
Zoals ik ook kon leven met het einde in 1975. Over tot de orde van de dag. Basta. Als ‘bovenzuils’<br />
freelancer was ik niet anders gewend.<br />
Ik heb me nooit vereenzelvigd met <strong>Piet</strong>je.<br />
Lou Geels wel met Bromsnor. Als we in Driebergen de Rijksdienst voor het Wegverkeer passeerden,<br />
riep Lou steevast wijzend: ‘Daar wonen mijn collega’s.’ Op de parkeerplaats in Hilversum wees hij in<br />
veldwachtersuniform gasten waar ze hun auto kwijt konden.<br />
Lou wás Bromsnor.<br />
Hij vond het afschuwelijk toen Doderer in 1975 zijn biezen pakte. Hij stortte in. ‘Wat moet ik nou?’<br />
jammerde hij de hele tijd. In 1979 is Lou Geels gestorven na een longoperatie. Op het ziekbed werd<br />
hij nog geridderd. Na zijn overlijden moest zijn vrouw de onderscheiding weer inleveren. Zo gaat dat.
Joop Doderer leed onder wat later ‘het Swiebertje-effect’ is gaan heten. Hij speelde Swiebertje al sinds<br />
1961 en vond dat hij meer in zijn mars had, wat natuurlijk zo was. Iedereen zag in hem alleen nog de<br />
komiek. Hij heeft toen voor het serieuze toneel in Engeland gekozen. Een waagstuk, ik geloof ook niet<br />
dat het een daverend succes is geworden, maar aan Swiebertje kwam zo wel een eind.<br />
Swieb was naar Canada vertrokken.<br />
Verder gaan zónder Doderer had geen zin. De dramaturg Wim Hazeu dacht nog aan de Avonturen<br />
van Malle <strong>Piet</strong>je, maar dat heb ik geweigerd. Vele jaren later opperde Doderer een comeback. Dat<br />
vonden Riek Schagen, Saartje dus, en ik niks. Lou Geels was dood, de oude John uit den Boogaard<br />
was al lang uitgeschreven. Het zou een flauw aftreksel worden.<br />
De kracht van Swiebertje was de eenvoud. Helder, overzichtelijk, herkenbare rolverdeling. Swiebertje<br />
het volwassen kind, <strong>Piet</strong>je zijn tweede ik, Bromsnor corrigeert, Saar bemoedert, de burgemeester<br />
staat boven de partijen.<br />
De spanning kwam voort uit het gedrag van de gast, elke aflevering gespeeld door een andere acteur.<br />
De indringer zette het suffige dorp op zijn kop, maar op het laatst kwam alles weer op zijn pootjes<br />
terecht. ‘Wat een dag, wat een dag’, werd dan gezegd. Eind goed, al goed.<br />
Het viel nog niet mee acteurs voor een gastrol te strikken. Sommigen durfden het met Doderer niet<br />
aan. Doderer maakte willens en wetens kortsluiting met zijn omgeving. De enige die in het donker de<br />
weg wist, was hij zelf. Hij was de grootmeester van de slapstick. Zeer visueel ingesteld.<br />
Doderer en ik klikten wel als acteurs. We maakten er nooit een wedstrijd van. Nooit. We versterkten<br />
elkaar. Als ik mijn tekst kwijt was, och, ik kan verbaal improviseren. Doderer niet. Hij compenseerde<br />
dat op zijn manier. Met visuele improvisatie. Tegen een deur aan knallen, scheve bekken trekken. Of<br />
hij viel volkomen uit zijn rol en zei ‘bah’ als het ‘hmmm, lekker’ moest zijn.. Dan moest jij iets bedenken<br />
om de situatie te redden.<br />
Het was een machtig spel. Een spel van jolijt. Voor één aflevering waren we een week in de weer.<br />
De ontroering op 25 april 1975 was enorm. Bij ons, acteurs, en bij kijkers. In de bossen van<br />
Hollandsche Rading namen Saar, Brom en ik afscheid van Swieb. Hij verdween op dat eindeloze<br />
rechte bospad in de mist. De emoties waren die keer niet gespeeld. Die waren echt.<br />
Op de avond van die laatste uitzending kreeg ik huilende kinderen aan de telefoon. Thuis! Wonderlijk<br />
hoe ze aan je nummer komen. Wie wist nou waar <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong> woonde?<br />
Het geeft maar aan hoe populair we waren. Ik was als radioman weinig buitengaats gewend, maar<br />
sinds Malle <strong>Piet</strong>je liep ik alle schapenscheerdersfeesten, kermissen, markten en braderieën af.<br />
De belangstelling beperkte zich niet tot die van kinderen. Welnee. Bij de opening van een<br />
winkelcentrum in Veenendaal was ik de hoek nog niet om of mijn bakfiets was al leeggeplunderd. Alle<br />
fluitjes en toetertjes weg, nog voordat het feest begonnen was. En dat waren echt niet allemaal<br />
kinderen, hoor. Zegt die organisator nog: ‘Meneer Van Dijk, uw komst heeft aan al onze<br />
verwachtingen beantwoord.’<br />
Je bent een verklede kerel, maar jong en oud vergeten dat als je daar zo staat. Ze willen je aanraken.<br />
Ik kreeg ook vaak een kistje sigaren. Jawel, de koopman <strong>Piet</strong> van Dijk rookte sigaren, maar <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong><br />
niet. Mensen maken geen onderscheid.<br />
Dat is wel het enge van televisie. Televisie buitelt over je heen. Het heeft onze rust verstoord en onze<br />
fantasie op stal gezet. Ken je dat verhaal van die dominee? Die zegt tegen een kennis: ‘Vanavond ben<br />
ik op tv.’ Een dag later vraagt de dominee: ‘En?’ Zegt die kennis: ‘Ja, ja, ik heb je gezien.’ ‘Weet je nog<br />
wat ik gezegd heb?’ ‘Nee, dat niet.’<br />
In de crisisjaren heb ik het wonder radio mogen beleven. Mijn vader was beroepsmilitair op vliegveld<br />
Soesterberg, maar in de vier jaar dat hij op wachtgeld stond begon hij een radiozaak. Hij maakte zelf<br />
radio’s. Dan moest er thuis geluisterd worden. De deur ging op slot, visite werd geweerd.<br />
Ik was een aandachtig luisteraar en heb toen een fonetisch geheugen opgebouwd. Ik deed eens pater<br />
De Greve na, waarop mijn vader zei: ‘Zet die vent nou maar uit’. Hij dacht dat de radio nog aanstond.<br />
Vanaf dat moment heb ik van imiteren een sport gemaakt.<br />
Imiteren is verbale muziek. Een kunstje. Geen kunst, nee, dat niet. Het is ook de bevestiging van een<br />
minderwaardigheidsgevoel. Je verschuilt je achter de populariteit van een ander. Na mijn dertigste ben<br />
ik het meer los gaan laten. Ik trad uit mijn cocon, ik begon me op andere terreinen te ontplooien. Ik<br />
nam zang- en toneellessen, maar altijd heb ik plezier gehad in ‘stemmetjes maken’.<br />
Cruys Voorbergh, de beroemde toneelregisseur en alleskunner, zei ooit: ‘<strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong> gaat meer<br />
verdienen met nee zeggen dan met ja’. Hij had me gevraagd voor de stem van Donald Duck. Dat kon<br />
ik niet, dat wist ik gewoon. Ik heb hem Wim Wama aanbevolen. Die blies z’n wangen op en wérd<br />
Donald Duck. Die tip heeft Cruys enorm op prijs gesteld. Je moet je beperkingen kennen. Dan ken je<br />
ook je kracht.
Op mijn 80e durfde ik de nasynchronisatie bij de film Tarzan nog wel aan. Als professor Archimede Q<br />
Porter, vader van Jane. Nasynchroniseren is geen sinecure, zeker niet in tekenfilms. Je moet je<br />
inleven in het personage, in de sfeer en de omstandigheden.<br />
Op zeker moment hoort Porter dat Jane en Tarzan gaan trouwen. Ga er maar aan staan als Porter: blij<br />
dat je dochter trouwt, verdrietig omdat ze dus niet mee teruggaat naar huis en achterblijft in de jungle.<br />
Twee tegenstrijdige emoties die wel moeten dóórklinken.<br />
Ik ben 83. Afgezien van ouderdomssuiker ben ik nog lenig van geest en body, maar me verkleden als<br />
Malle <strong>Piet</strong>je doe ik niet meer. Dat pak gaat volgend jaar naar het Omroepmuseum. Ik krijg daar een<br />
vitrine. Ik heb vijftig jaar voor de omroep gewerkt, maar voor veel mensen ben ik Malle <strong>Piet</strong>je.<br />
Een dame uit Soest werd in 1968 gevraagd of ze wist wat <strong>Piet</strong> <strong>Ekel</strong> tegenwoordig deed. ‘<strong>Ekel</strong> is niet<br />
meer bij de radio. Die is een antiekwinkeltje op de televisie begonnen.’ Eind jaren zeventig was ik in<br />
Medemblik. Ik bezocht een bejaardenhuis. Zegt de oudste bewoonster, 104 jaar: ‘Nu de serie is<br />
gestopt, heb je misschien tijd om je winkeltje eens op te ruimen’.<br />
Feit en fictie liepen gewoon door elkaar heen. Dat is toch kostelijk?<br />
Vorige week belde Riek Schagen. Die is 91, maar dat zou je niet zeggen. Ze vertelde me dat de<br />
NCRV deze kerstvakantie opnieuw Swiebertjes gaat uitzenden. Daar krijgen we nog ‘herhalingsgeld’<br />
voor ook. Dat vind ik nou een mooi gebaar van de NCRV, want de rechten zijn we al lang kwijt. Dat<br />
stond in de kleine lettertjes van ons contract. Na tien jaar konden we geen aanspraak meer maken op<br />
royalty’s.<br />
Van die 800.000 verkochte videobanden en dvd’s kregen we van de uitgever een bonus. Dat was nog<br />
een verrassinkje. Och. Het ging me niet om de knikkers, het ging me om het spel. Ik heb ervan<br />
genoten. Dat valt niet in geld uit te drukken.<br />
24 december 2004