27.12.2013 Views

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

892<br />

56STE <strong>ZITTING</strong>. — 3 MAART.<br />

28. Regeling van de dienst en het gebruik van de spoorwegen.<br />

Indien de Centrale AfdeeÜDg niet op haar besluit is<br />

teruggekomen , heb ik de eer voor te stellen bet onderzoek<br />

van het voorstel te verdagen.<br />

Het voorstel van den heor Godefroi wordt, zonder beraadslaging<br />

en zonder hoofdelijke stemming , aangenomen.<br />

Aan de orde is de voortzetting der beraadslaging over<br />

ht't WETS-ONTWERP TOT REGELING VAN DE DIENST EN HET<br />

GEBRUIK DER SPOORWEGES.<br />

Beraadslaging over ART. 3 , luidende :<br />

i) Ondernemers van spoorwegdiensten zijn niet bevoegd<br />

verantwoordelijkheid voor verlies, vertraagde bezorging<br />

van of schade aan koopmanschappen en goederen , noch<br />

den omvang en duur hunner verpligtingen on den bewijslast<br />

door eenig beding van den vrachtbrief, door andere<br />

overeenkomst of bijzondere dienstreglementen uit te sluiten<br />

of to beperken , dan met inachtneming der grenzen door<br />

Ons bij algemeenen maatregel van inwendig bestuur vast<br />

te stellen ",<br />

en het daarop voorgestelde amendement van de heeren<br />

Bredius en Godefroi, strekkende om de woorden: door<br />

eenig beding van den vrachtln-ief en hetgeen verder volgt ,<br />

te vervangen door : n anders dan bij overeenkomst uit te<br />

sluiten of te beperken".<br />

De Voorzitter: Het woord zoude thans zijn aan den<br />

hoer Kutgers van Rozenburg, doch die heer heeft verklaard<br />

daarvan at te zien.<br />

De heer Messchert van Vollenhoven : Ik behoef<br />

niet te zeggen dat ik mij vereenig met het amendement;<br />

dit blijkt reeds genoeg uit hetgeen ik gisteren en eergisteren<br />

do eor gehad heb te zeggen. Da Regering is tegen<br />

du aanneming van het amendement omdat daardoor art. 1<br />

grootelgks van zijn kracht zou beroofd worden. Is dat<br />

waar, dan zou daaruit volgen dat wanneer het amendement<br />

wordt aangenomen art. I zou blijken niet in elk opzigt<br />

deugdelijk te zijn. Het argument komt mij daarom<br />

weinig afdoende voor. Het is hier do groote vraag: wat<br />

is beter, art. 1, nu het is aangenomen, te handhaven,<br />

zonder mogelijkheid van er af te gaan , dan wel in dit artikel<br />

de mogelijkheid te openen om er op wettelijke wijze<br />

van af te wyken ?<br />

Ik wensch er op te wijzen dat het eene groote onbillijkheid<br />

is om aan de ondernemingen van spoorwegdiensten<br />

bijvoorbeeld de bevoegdheid te ontzeggen om beperkte verantwoording<br />

te bedingen wat betreft vervoer van koopmanschappen<br />

en goederen , voor vertraagde bezorging en<br />

schade. Ken enkel voorbeeld. Ik stel dat eensklaps vorst<br />

invalt, en alle vervoer te water onmogelijk wordt, dan ;<br />

weet men bij ondervinding dat de aanvoer op de stations :<br />

van spoorwegen ontzettend groot is, dat een ieder dadelijk<br />

wil geholpen zijn; het is eene onmogelijkheid om zulk een<br />

groot materieel te hebben dat aan alle aanvragen te gelijk<br />

kan worden voldaan. Zelfs bij de gewone dienst is het<br />

niet altijd mogelijk alle eischen te beantwoorden.<br />

Nu worden er vaten jenever aangebragt — ik noem<br />

jenever omdat het gebruik groot en algemeen is — die |<br />

slecht zijn verzorgd, hoepels van de vaten af, of dergelijke;<br />

de Vergadering weet dat het grootste gedeelte van hetgeen<br />

ten vervoer op de spoorwegen wordt aangeboden , niet altijd<br />

met zorg gepakt of voorzien is. De stations- of goederenchef<br />

maakt bezwaar om dat vervoer voor zijne verantwoording<br />

te nemen. De afzender driugi er up aan , men snakt op<br />

de plaats van bestemming naar jenever; de naam der firma,<br />

die de afzending deed, is er bij gemoeid. Nu zal de goederenchef<br />

den jenever medenemen, maar op voorwaarde<br />

dat de helft der schade die bij het vervoer zal kunnen<br />

worden te weeg gebragt , zal gedragen worden door den<br />

afzender. Men wil mogelijke reclames en processen voor- J<br />

komen. Dat is zeer natuurlijk ; dat gebeurt honderdmaal, j<br />

Waarom de bevoegdheid ontzegd om die verantwoordelijkheid<br />

voor schade van de spoorwegmaatschappijen te<br />

beperken ? Met vertraagde bezorging bij digt water is het<br />

even zoo. Ieder wil het eerst geholpen worden.<br />

Maar al ware bet geen onbillijkheid voor de ondernemers<br />

van spoorwegen , het is veel grooter onbillijkheid voor de<br />

industrie en voor den handel.<br />

Het spreekt toch van zelf, dat de handel zich niet gaarne<br />

banden ziet aanleggen , en opmerkelijk is het, dat in den<br />

tegenwoordigen tijd , nu men zoo veel hecht aan de wetenschap<br />

van staathuishoudkunde, de lesson dier wetenschap<br />

in do eenvoudigste zaken zoo erg verwaarloosd worden.<br />

Ik spreek hier niet uit mij zolven. Onder den invloed<br />

van adressen en brochures, aan de Vergadering medegedeeld<br />

, zal de <strong>Kamer</strong>, hoop ik , een verslag hebben opgemerkt<br />

van het hoofdbestuur der bekende vereeniging tot<br />

bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid in Nederland.<br />

In dat stuk kan de <strong>Kamer</strong> zien , welk ongelijk aan<br />

de vrijheid van handel en aan de nijverheid door dit artikel<br />

toegebragt zou worden, een ongelijk, vrij wat grooter dan<br />

de mishandeling van spoorwegondernemingen.<br />

Ik zal de Vergadering niet ophouden mot de voorlezing<br />

van hetgeen in dat verslag op bladzz. 4 en 5 staat, en<br />

alleen het slot vermelden :<br />

n Zonderlinge verwarring van regtsbegrippen in den tegenwoordigen<br />

tijd! Dat in 1829 (het jaar van het besluit omtrent<br />

de vervoermiddelen) de regelen omtrent de aansprakelijkheid<br />

van ondernemers van vervoermiddelen door het<br />

administratief gezag werden vastgesteld , stemde eenigzins<br />

overeen met de begrippen van wetgeving van den toenmaligen<br />

tijd. De constitutionele beginselen van den tegenwoordigen<br />

tijd eischen , dat administratie en wetgeving streng worden<br />

onderscheiden. Men zou dus meonen , dat in 1874 (te meer in<br />

1875) dergelijke bepalingen waarbij contructen-regt, hetzij<br />

imperatief voorgeschreven, hetzij als aanvulling van de overeenkomst<br />

van partijen aangewezen, uitsluitend door hot<br />

wetgevend gezag zoude kunnen worden vastgesteld. Doch<br />

nu doet zich het met der daad zeldzaam verschijnsel voor,<br />

dat, indien art. 3 van hot laatste ontwerp mogt worden<br />

aangenomen , de bepalingen van civielregtelijke aansprakelijkheid,<br />

waar het brievenposterij betrof (bij ons Staatsexploitatie)<br />

de tusschenkotnst des wetgevers verwierven,<br />

terwijl daar, waar het spoorwegen geldt (bij ons particuliere<br />

exploitatie) de eenzijdige handeling van het Staatsgezag<br />

toereikend zal worden geoordeeld! "<br />

Ten slotte, Mjjnheer de Voorzitter, vraag ik: waarom<br />

hier aan maatregelen van het uitvoerend gezag moet overgelaten<br />

worden de bevoegdheden, bij de algemeene wetboeken<br />

gegeven , to beperken ?<br />

Men zegge niet dat in die maatregelen van inwendig<br />

bestuur de maatschappijen zoo hard niet behandold zullen<br />

worden: daaromtrent is niets te voorspellen. Maar wanneer<br />

het blijken mogt dat de in die maatregelen voorgeschreven<br />

bepalingen niet streng genoeg zijn , dan koat het<br />

weinig moeite om bij volgende maatregelen van bestuur<br />

de vorige te verscherpen. Maar. blijkt het tegendeel, dan<br />

bestaat er gecne magt in de wereld die maatregelen vun<br />

inwendig bestuur kan veranderen dan alleen de wet, en<br />

nu weten wij dat wetten in ons land niet bijzonder spoedig<br />

tot stand komen.<br />

Neen , Mjjnheer de Voorzitter, wil men de spoorwegondernemingen<br />

, en de vrye handelsbewoging-, aan zulke<br />

banden leggen, men neme dan de wetgevende magt en<br />

niet de uitvoerende magt te baat.<br />

De heer Smldt: Het artikel, waarover wij thans handelen<br />

, is eene bepaling van groot belang, zoowel voor de<br />

spoorwegmaatschappijen als vooruamolijk voor het publiok.<br />

Gisteren is door den geanhfen snreker uit Haarlem, den<br />

heer Kappeyne, naar het mij voorkomt zeer te regt, bezwaar<br />

gemaakt tegen het Regeringsvoorstel. Met hem neem<br />

ik aan , dat het werkelijk eene legislative fout zou zijn,<br />

wanneer de regeling van burgerlyke of commerciële regten<br />

en verpligtingen, zelfs tot zekere hoogte, werd overgelaten<br />

aan een algemeenen maatregel van inwendig bestuur. Maar<br />

uit het bestaan van een bezwaar tegen het Regerings-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!