27.12.2013 Views

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

Vel 240. 801 Tweede Kamer. 568t0 ZITTING.

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

<strong>Vel</strong> 241. 895 <strong>Tweede</strong> <strong>Kamer</strong>.<br />

56STE <strong>ZITTING</strong>. — 8 MAART.<br />

2S. Regeling van de dienst en kei gebruik rau de spoorwegen.<br />

My dunkt, dut do Minister van Justitie een te goed<br />

jurist is, om dat niet toe te geven. Het wordt altoos beding<br />

gevoegd hij het hoofdcontract, en dus var. het contract van<br />

MTvot'i'. waarvan de vrachtbrief alleen hot bewijsmiddel is.<br />

Wat echter is het groote bezwaar ? Men heeft oorspronkelijk<br />

in de wet willen opnemon do bepalingen van art. 428<br />

en volgende van het Duitsche handelswetboek; want,<br />

terwijl de een met veel grond beweert: men k.in niet aan<br />

de spoorwegmaatschappijen de mogelijkheid laten om het<br />

publiek te overrompelen , — het publiek dat haast heeft, on<br />

niet weet wat het toekent, — komt men van den anderen<br />

kant, zoodra men dn zaak grondiger onderzoekt, tot het<br />

resultaat dat het eenvoudig nietig verklaren van alle<br />

dergelijke overeenkomsten eene onmogelijkheid is.<br />

Daartoe kwamen dan ook de stellers van het Duitsche<br />

handelswetboek, en bepaalden daarin dat dergelijke overeenkomsten<br />

alleen kunnen aangegaan worden in do gevallen<br />

in dat wetboek omschreven. Die gevallen nu zijn in<br />

dat wetboek in het brcede en met vele onderscheidingen<br />

aangegeven, en bij het eerste ontwerp heeft men ook hier<br />

getracht die Duitsche bepalingen in deze wet over te nemen.<br />

Daartegen is de <strong>Kamer</strong> opgekomen.<br />

Nu maakt men gebruik van de bepalingen van art. 90<br />

vun het Wetboek van Koophandel, om te zeggen: welnu,<br />

wat moeijalijk gaat by wet, doen wij maar bij Koninklijk<br />

besluit. Het doel was dus goen ander dan om, zoodra<br />

dit wets-ontwerp aangenomen zou z'y'n, bij algemeenen<br />

maatregel van inwendig bestuur bepalingen vast te stellen,<br />

zoo als men vindt in artt 423 en volgendo van het Duitsche<br />

handelswetboek.<br />

Naar mijn inzien is dit echter onaannemelijk; want dan<br />

draagt men een Koninklijk besluit op het regelen van burgerljjk<br />

en handelsregt. Dit kan men niet ontkennen. De<br />

Regering zal niet kunnen loochenen dat, wanneer zij zich<br />

dien algemeenen maatregel van inwendig bestuur denkt,<br />

de inhoud daarvan zal zijn geheel golijkslachtig met de<br />

bepalingen van het Duitsche handelswetboek. Evenzeer als<br />

men echter in Duitschland begrepen heeft dat die bepalingen<br />

behooron in het wetboek, en niet in Koninklijke verordeningen,<br />

even zeeren misschien nog meer is dit hier waar. Het voorstel<br />

van de Regering zou ons eenvoudig daartoe brengen, dat<br />

wy , de wetgevende magt, do bevoegdheid haar constitutioneel<br />

uitsluitend gegeven, zonden overdrogen aan de Kroon alleen.<br />

En dat constitutioneel bezwaar wordt door de wijziging<br />

der Uegering niet weggenomen.<br />

Wanneer men wil regelen in welke gevallen de overeenkomsten<br />

hier bedoeld, nietig zijn, dan moet men dut<br />

doen door aanvulling van het Wetboek van Koophandel.<br />

Die materie behoo.t niet in dit wets-ontwerp te huis.<br />

Ik maak er deze Regering geen verwijt van, want het<br />

is de oorspronkelijke fout van het ontwerp geweest, dat<br />

men hier in het voorbijgaan wil regelen wat niet in het<br />

kader van dit ontwerp past.<br />

Dit is duidelijk wanneer men bedenkt dat art. 8, dat zuiver<br />

eivielregtel\jke bepalingen omtrent de al of niet geldigheid<br />

eener overeenkomst bevat, toch behoort tot de zoodanige<br />

waarop ik meen dat het 2de lid van nrt. 53 der wet van toepassing<br />

is, zoodat wannoer eone spoorwegmaatschappij<br />

oene dergelijke overeenkomst had aangegnan en wilde doen<br />

gelden , de ondernemers eene boete van f 100 tot f 5000<br />

zouden beloopen. Handelen in strijd met art. 8 zou zyn<br />

overtreding , en men geraakt dus door den weg op te gnan<br />

waarheen dit wets-ontwerp ons brengt, tot volslagen regtsverwarring.<br />

Wy" geven uan den Kouing wat aan don<br />

wetgever behoort en maken een louter burgerlijk contract<br />

tot overtreding.<br />

Wanneer er groote noodzakelijkheid bestond om eene<br />

bepaling omtrent dit punt op te nemen , zou ik aan het<br />

amendement vnn den geachten spreker uit Assen de voorkeur<br />

geven boven dut van de heeren Bredius en Godefroi,<br />

want het laatste doet eigenlijk de wet iets zeggen wat van<br />

zelf spreekt.<br />

Indien het amendement van de heeren Bredius en (iodefroi<br />

mogt aangenomen wordon, zullen wij in art. 3 eeniondig<br />

uitspreken wat reeds jurisprudentie is.<br />

Door aanneming van het amendement van den geachten<br />

afgevaardigde uit Assen zullen wij daarentegen eene bepaling<br />

maken, waardoor voor de spoorwegmaatschappijen<br />

overrompeling van het publiek belet wordt.<br />

Maar alies bijeen genomen zou ik de voorkeur geven<br />

aan eene verwerping van het artikel on zou ik wenschen<br />

dat de Regering later deze materie aanvulde in het Wetboek<br />

van Koophandel.<br />

De discussie over dit artikel toont wel dat het, alvorens<br />

dit onderwerp te regelen, noodig is dat men oeno enquête<br />

houdt en feiten vcrzamele. Wij toch rodeneren gewoonlijk<br />

alleen uit oigon ondervinding en hebben op het oog het<br />

vervoer van passagiers en 't verzonden van kleine pakjes.<br />

Maar men bodenke dat dit artikel voor het groote vervoer<br />

van hoog belang is on dat die vrijheid van den handel om<br />

metde ondernemers te contracteren moet gehandhaafd worden,<br />

omdat het mogelijk is dat men zich zelven zal willen assureren<br />

of zgne goederen langs andere wegen of tegen mindere<br />

prijzen wenscht te laten vervoeren. Wanneer men das de<br />

zaak enkel naar eigen ondervinding beoordeelt, loopt men<br />

gevaar te ver te gaan. Van do andere zijdo behoort de wet<br />

tegen overrompeling te waken. Men vuile dus het Wetboek<br />

vnn Koophandel aan. Waar de wetgever verklaart: ik moet<br />

regelen, en tevens zegt: ik kan niet regelen en zal het dus<br />

het uitvoerend gezag tuten doen door algemeenen maatregel<br />

van inwendig bestuur, daar kan ik mij wegens het constitutioneel<br />

bezwaar niet met het artikel vereenigen , en wierd<br />

het aangenomen, dnn zou ik daarom tegen de wet moeten<br />

stemmen.<br />

De heer Godefroi: Wij hebben nog 71 artikelen to<br />

behandelen; het is dus pligt, zoo kort mogelijk te zijn.<br />

Ik treed daarom niet op nieuw in eeno breede bestrijding<br />

van dit artikel.<br />

Ik blijf beweren dat de regoling dio art. 8 aan hot uitvoerend<br />

gezag voorbehoudt, een onderwerp geldt, welks<br />

regeling uitsluitend behoort tot het gebied van do wetgevende<br />

magt. Geen beter bewijs is daarvoor te leveren dan<br />

raadpleging van de artikelen 30—30 van het oorspronkelijke<br />

wets-ontwerp. Daar vindt men die regels, die de<br />

Regering zal willen opnemen in een algemeenen maatregel<br />

van inwendig bestuur. Wanneer men die artikelen van<br />

het oorspronkelijk wets-ontwerp naauwkeurig nagaat, men<br />

zal zien, dut zij bijna alle afwijken van het Wetboek van<br />

Koophandel. Zij tcgagtn dat Wetboek. En nu vraag ik ,<br />

hoe bij mogelijkheid wijziging eener wet, een legaal karakter<br />

kan hebben, als zy plaats heeft bij een maatregel van<br />

inwendig bestuur? Ik spreek van de legaliteit, niet van de<br />

utiliteit ; maar ook deze pleit tegen regeling door het uitvoerend<br />

gezag. Het is niet wonschelijk dergelijke belangrijke<br />

regelen over te laten aan de veranderlijke inzigten der Regeringen.<br />

Maar het geldt een onderwerp dat niet aan de wetgevendo<br />

magt mag onttrokken worden , het geldt een belangrijk<br />

onderdeel van hot handelsregt. Onze wetboeken zijn het<br />

werk der wet, en ik blijf mij verzetten tegen aanvulling<br />

of wijziging der wet bij maatregel van inwendig bestuur.<br />

Wat het amendement betreft , de Minister van Justitie<br />

zeide, dat het denkbeeld van art. 8 is , dat dienstreglementen<br />

niet moeten hebben het karakter van overeenkomsten. Maar .<br />

het is juist ook hot denkbeeld van het amendement, dat<br />

spoorwegondernomers van het gemeene regt, hetgeen tot<br />

nog loe voor hen geldt, niet anders mogen afwijken dan<br />

bij overeenkomst. En vraagt men mij : wat is hier overeenkomst,<br />

dan verwys ik naar art 135ti Burgerlijk Wetboek,<br />

en versta ik ook hieronder overeenkomst is zoodanige<br />

handeling die met toestemming vun degenen die zich verbinden,<br />

totstandkomt. Of nu, waar geschil over goederenvervoer<br />

langs spuorwogen ontstaat, dergelijke handeling<br />

plaats had , de regter zal hel beslissen ; dat is eene quaêatiu<br />

f'acti. Zoo kan ik mij voorstellen dat toestemming bestaat,<br />

zonder schriftelijke overeenkomst. alloen op grond van bet<br />

dienstreglemeut oi van bepalingen van tariven. Als het<br />

blijkt, dat degenen, die goederen willen laten vervoeren,<br />

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!