06.08.2014 Views

Blue Tomato: nieuwe ontwikkelingen in het bestuurders ... - Stibbe

Blue Tomato: nieuwe ontwikkelingen in het bestuurders ... - Stibbe

Blue Tomato: nieuwe ontwikkelingen in het bestuurders ... - Stibbe

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Maandblad<br />

voor<br />

Vermogensrecht<br />

<strong>Tomato</strong>: <strong>nieuwe</strong> <strong>ontwikkel<strong>in</strong>gen</strong><br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> <strong>bestuurders</strong>aansprakelijkheidsrecht<br />

HR 30 november 2007, RvdW 2007, 1027<br />

(<strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong>)<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Naar vaste rechtspraak over art. 2:248 lid 2 BW staat bij een<br />

schend<strong>in</strong>g van de boekhoud- of publicatieplicht vast dat er<br />

‘ook voor <strong>het</strong> overige’ kennelijk onbehoorlijk is bestuurd. 1<br />

Om <strong>het</strong> wettelijke vermoeden te ontzenuwen dat dit kennelijk<br />

onbehoorlijke bestuur een belangrijke oorzaak was van<br />

<strong>het</strong> faillissement, mag de bestuurder volstaan met <strong>het</strong> aannemelijk<br />

maken van een andere belangrijke oorzaak, zo<br />

volgt uit de arresten Vlimeta en Van Schilt. 2 Uit <strong>het</strong> arrest<br />

<strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong>, dat hierna wordt besproken, blijkt dat daarmee<br />

de kous nog niet af is. 3 Verwijt de curator de bestuurder<br />

dat die oorzaak is <strong>in</strong>getreden door diens handelen of nalaten,<br />

dan is <strong>het</strong> aan de bestuurder om aannemelijk te maken<br />

dat dát handelen of nalaten niet kwalificeert als kennelijk<br />

onbehoorlijk bestuur. Deze en andere opmerkelijke overweg<strong>in</strong>gen<br />

uit <strong>het</strong> arrest komen hierna aan de orde.<br />

1. HR 20 mei 1988, NJ 1989, 676 (Koster/Van Nie q.q.); HR 23 november<br />

2001, NJ 2002, 95 (Vlimeta).<br />

2. Zie noot 1 en HR 20 oktober 2006, NJ 2007, 20 (Van Schilt/ Jansen<br />

q.q.).<br />

3. HR 30 november 2007, RvdW 2007, 1027 (Messbauer/Jansen q.q.).<br />

De casus<br />

<strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> B.V. dreef een breifabriek <strong>in</strong> Roosendaal. In<br />

februari 1998 g<strong>in</strong>g de fabriek <strong>in</strong> vlammen op. Alle omzetgenererende<br />

activiteiten van de vennootschap vielen daarmee<br />

weg. Dit hád niet <strong>het</strong> e<strong>in</strong>de van de ondernem<strong>in</strong>g hoeven<br />

te betekenen: een goede brandverzeker<strong>in</strong>g dekt immers de<br />

schade. De brandverzekeraar van <strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> weigerde<br />

echter uit te keren, omdat de fabriek geen <strong>in</strong>braakalarm had.<br />

De polisvoorwaarden schreven de aanwezigheid van een<br />

dergelijk alarm voor. Op advies van haar advocaat berustte<br />

<strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> <strong>in</strong> de dekk<strong>in</strong>gsweiger<strong>in</strong>g. Een jaar na de brand<br />

viel <strong>het</strong> doek: <strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> g<strong>in</strong>g failliet.<br />

Mr. Jansen, de curator van <strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong>, sprak de enige<br />

bestuurder en (<strong>in</strong>direct) enig aandeelhouder aan uit hoofde<br />

van <strong>bestuurders</strong>aansprakelijkheid. De curator deed een<br />

beroep op art. 2:248 lid 2 BW, omdat de jaarreken<strong>in</strong>gen van<br />

de vennootschap niet tijdig waren gedeponeerd. Gezien <strong>het</strong><br />

systeem van art. 2:248 lid 2 BW stond met de schend<strong>in</strong>g van<br />

de publicatieplicht onbehoorlijk bestuur ook voor <strong>het</strong> overige<br />

onweerlegbaar vast, en werd dit vermoed een belangrijke<br />

oorzaak van <strong>het</strong> faillissement te zijn geweest.<br />

Dat zijn bestuur onbehoorlijk was geweest, kon de<br />

bestuurder dus niet aanvechten. Het oorzakelijk verband<br />

met <strong>het</strong> faillissement bestreed hij echter: volgens de<br />

bestuurder lag de belangrijkste oorzaak van <strong>het</strong> faillissement<br />

<strong>in</strong> de brand en <strong>het</strong> achterwege blijven van een uitker<strong>in</strong>g<br />

door de verzekeraar. De curator reageerde daarop<br />

met de stell<strong>in</strong>g dat de dekk<strong>in</strong>gsweiger<strong>in</strong>g aan de bestuurder<br />

te wijten was, omdat die er niet voor had gezorgd dat aan de<br />

polisvoorwaarden was voldaan en zich niet had verzet tegen<br />

de dekk<strong>in</strong>gsweiger<strong>in</strong>g. Vaststond dat de bestuurder wist dat<br />

de alarm<strong>in</strong>stallatie enige tijd voor de brand was verwijderd.<br />

Het Hof oordeelde dat <strong>het</strong> verzuim om te zorgen voor<br />

een verzeker<strong>in</strong>g die <strong>in</strong> <strong>het</strong> onderhavige geval tot dekk<strong>in</strong>g<br />

zou leiden, was toe te rekenen aan de bestuurder, en dat <strong>het</strong><br />

achterwege blijven van de uitker<strong>in</strong>g daarom niet gold als<br />

een van buiten komende oorzaak van <strong>het</strong> faillissement. De<br />

bestuurder werd aansprakelijk gehouden voor <strong>het</strong> volledige<br />

faillissementstekort.<br />

In cassatie stelt A-G Timmerman dat <strong>het</strong> hof een maatstaf<br />

heeft gehanteerd die de wet niet kent: voor <strong>het</strong> weerleggen<br />

van <strong>het</strong> bewijsvermoeden van art. 2:248 lid 2 BW is niet<br />

noodzakelijk dat de bestuurder een ‘van buiten komende’<br />

oorzaak aannemelijk maakt die hem niet is toe te rekenen.<br />

Noodzakelijk is dat de bestuurder een belangrijke oorzaak<br />

van <strong>het</strong> faillissement aannemelijk maakt die niet is te wijten<br />

aan zijn eigen kennelijk onbehoorlijke bestuur. In <strong>het</strong> arrest<br />

Panmo 4 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat pas sprake is<br />

van kennelijk onbehoorlijk bestuur als de bestuurder heeft<br />

gehandeld zoals geen redelijk denkend bestuurder <strong>in</strong> gelijke<br />

omstandigheden zou doen. De enkele nalatigheid van de<br />

bestuurder van <strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> hoeft dus nog geen onbehoorlijk<br />

bestuur op te leveren. Niet helemaal duidelijk is hoe volgens<br />

Timmerman de stelplicht en bewijslast vervolgens<br />

moeten worden verdeeld. Hij stelt aanvankelijk dat <strong>in</strong>dien<br />

de bestuurder aannemelijk maakt dat de brand een belangrijke<br />

oorzaak was, de bal vervolgens bij de curator ligt: die<br />

moet op de voet van lid 1 aannemelijk maken dat de dekk<strong>in</strong>gsweiger<strong>in</strong>g<br />

aan kennelijk onbehoorlijk bestuur te wijten<br />

is. 5 In <strong>het</strong> kader van <strong>het</strong> hier gevoerde partijdebat – waar<strong>in</strong><br />

niet zozeer de brand als wel <strong>het</strong> verzuim van de bestuurder<br />

om de dekk<strong>in</strong>gsweiger<strong>in</strong>g te voorkomen als oorzaak werd<br />

aangewezen – suggereert Timmerman echter dat de bestuurder<br />

aannemelijk moet maken dat zijn mogelijke nalatigheid<br />

geen onbehoorlijk bestuur oplevert. 6<br />

De Hoge Raad kiest voor <strong>het</strong> laatste en beschrijft stapsgewijs<br />

bij wie welke stelplicht ligt <strong>in</strong> een geval als <strong>het</strong><br />

onderhavige:<br />

‘Een redelijke uitleg van art. 2:248 lid 2 BW brengt mee<br />

dat voor <strong>het</strong> ontzenuwen van <strong>het</strong> daar<strong>in</strong> neergelegde vermoeden<br />

volstaat dat de aangesproken bestuurder aannemelijk<br />

maakt dat andere feiten of omstandigheden dan<br />

zijn onbehoorlijke taakvervull<strong>in</strong>g een belangrijke oorzaak<br />

van <strong>het</strong> faillissement zijn geweest (HR 20 oktober<br />

2006, NJ 2007, 2). Stelt de bestuurder daartoe een van<br />

buiten komende oorzaak, zoals <strong>in</strong> dit geval de weiger<strong>in</strong>g<br />

4. HR 8 juni 2001, NJ 2001, 454.<br />

5. Conclusie A-G, par. 2.3.<br />

6. Conclusie A-G, par. 3.3.<br />

28 MvV februari 2008, nr. 2


Maandblad<br />

voor<br />

Vermogensrecht<br />

van de brandverzekeraar de schade van <strong>het</strong> bedrijf als<br />

gevolg van brand te vergoeden, en wordt de bestuurder<br />

door de curator verweten dat hij heeft nagelaten <strong>het</strong> <strong>in</strong>treden<br />

van die oorzaak te voorkomen, dan zal de bestuurder<br />

(tevens) feiten en omstandigheden moeten stellen en<br />

zonodig aannemelijk maken waaruit blijkt dat dit nalaten<br />

geen onbehoorlijke taakvervull<strong>in</strong>g oplevert. Als hij daar<strong>in</strong><br />

slaagt, ligt <strong>het</strong> op de weg van de curator op de voet van <strong>het</strong><br />

eerste lid van art. 2:248 BW aannemelijk te maken dat<br />

nochtans de kennelijk onbehoorlijke taakvervull<strong>in</strong>g mede<br />

een belangrijke oorzaak van <strong>het</strong> faillissement is geweest.<br />

Omdat <strong>het</strong> Hof niet was <strong>in</strong>gegaan op de feiten en omstandigheden<br />

waarmee de bestuurder had getracht aannemelijk te<br />

maken dat zijn eventuele onzorgvuldigheid geen onbehoorlijk<br />

bestuur was, slaagt <strong>het</strong> middel.<br />

Commentaar<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Met dit arrest verruimt de Hoge Raad de mogelijkheid van<br />

een debat over de wijze waarop de bestuurder feitelijk zijn<br />

taak heeft vervuld en kleedt hij de stelplicht en bewijslast bij<br />

<strong>bestuurders</strong>aansprakelijkheid verder <strong>in</strong>. De overweg<strong>in</strong>gen<br />

vormen een verfijn<strong>in</strong>g van de regel uit <strong>het</strong> arrest Van Schilt<br />

uit oktober 2006, waar<strong>in</strong> dezelfde curator Jansen <strong>in</strong> een<br />

ander faillissement de bestuurder van Van Schilt B.V. aansprak.<br />

In <strong>het</strong> arrest Van Schilt bevestigde de Hoge Raad dat<br />

voor <strong>het</strong> ontzenuwen van <strong>het</strong> bewijsvermoeden van art. 2:248<br />

lid 2 BW niet noodzakelijk is dat de bestuurder aannemelijk<br />

maakt dat zijn onbehoorlijk bestuur niet een belangrijke oorzaak<br />

was van <strong>het</strong> faillissement. Voldoende is dat hij aannemelijk<br />

maakt dat <strong>het</strong> faillissement een andere belangrijke<br />

oorzaak had dan zijn onbehoorlijk bestuur. De curator krijgt<br />

<strong>in</strong> dat geval wel een tweede kans: die mag alsnog op de voet<br />

van lid 1 aannemelijk maken dat <strong>het</strong> onbehoorlijke bestuur<br />

ook een belangrijke oorzaak was van <strong>het</strong> faillissement.<br />

Onderhavig arrest <strong>in</strong>troduceert een tussenstap: wanneer<br />

de bestuurder eenmaal een andere belangrijke oorzaak aannemelijk<br />

heeft gemaakt, maar de curator de bestuurder verwijten<br />

maakt over <strong>het</strong> <strong>in</strong>treden van die oorzaak, dan is <strong>het</strong> aan<br />

de bestuurder om voldoende feiten en omstandigheden te<br />

stellen en zonodig aannemelijk te maken dat zijn handelen<br />

of nalaten geen onbehoorlijke taakvervull<strong>in</strong>g oplevert. Pas<br />

wanneer hij ook daar<strong>in</strong> is geslaagd, is de curator weer aan zet.<br />

Het arrest is om meerdere redenen opmerkelijk:<br />

– Hoewel met de schend<strong>in</strong>g van de publicatie- of<br />

boekhoudplicht onbehoorlijk bestuur al over de hele<br />

l<strong>in</strong>ie vast staat (‘ook voor <strong>het</strong> overige’, zie noot 1),<br />

kunnen sommige handel<strong>in</strong>gen van de bestuurder<br />

kennelijk alsnog op hun merites worden beoordeeld.<br />

– Daarbij wordt een soort aanvullend bewijsvermoeden<br />

geïntroduceerd.<br />

– Uit <strong>het</strong> arrest kan worden afgeleid dat de bestuurder<br />

niet per se een van buiten komende oorzaak aan<br />

hoeft te voeren om <strong>het</strong> vermoeden van art. 2:248 lid<br />

2 BW te ontzenuwen.<br />

Beoordel<strong>in</strong>g van handelen bestuurder<br />

Met de schend<strong>in</strong>g van de publicatieplicht staat onbehoorlijke<br />

bestuur ‘ook voor <strong>het</strong> overige’ onherroepelijk vast, zo<br />

volgt uit eerdere arresten van de Hoge Raad. In de zaak <strong>Blue</strong><br />

<strong>Tomato</strong> krijgt de bestuurder echter de kans om aannemelijk<br />

te maken dat sommige van zijn bestuursdaden, nota bene<br />

díe daden die <strong>in</strong>direct tot <strong>het</strong> faillissement hebben geleid,<br />

niet kwalificeren als onbehoorlijk bestuur. Indien de<br />

bestuurder die kans krijgt <strong>in</strong> <strong>het</strong> kader van de weerlegg<strong>in</strong>g<br />

van <strong>het</strong> causaliteitsvermoeden van lid 2, rijst wel de vraag<br />

welke betekenis de woorden ‘ook voor <strong>het</strong> overige’ eigenlijk<br />

hebben.<br />

Ten aanzien van welke bestuursdaden de bestuurder<br />

deze kans krijgt, blijft vooralsnog ongewis. Stel: de bestuurder<br />

slaagt er<strong>in</strong> om aannemelijk te maken dat zijn nalatigheid<br />

ten aanzien van <strong>het</strong> <strong>in</strong>treden van de externe oorzaak geen<br />

onbehoorlijk bestuur was. De curator zal vervolgens op de<br />

voet van lid 1 betogen dat <strong>het</strong> kennelijk onbehoorlijke<br />

bestuur dat voor <strong>het</strong> overige vaststaat, ook een belangrijke<br />

oorzaak was. De curator ontkomt er daarbij niet aan om <strong>in</strong> te<br />

gaan op de wijze waarop de bestuurder <strong>in</strong> concreto heeft<br />

bestuurd. Hij zal andere bestuursdaden moeten aanvoeren<br />

dan <strong>het</strong> enkele verzuim van de publicatieplicht. Het arrest<br />

<strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> werpt de vraag op of de bestuurder ten aanzien<br />

van die andere daden ook aannemelijk mag proberen te<br />

maken dat zij geen onbehoorlijk bestuur opleveren. Zo ver<br />

lijkt de Hoge Raad niet te willen gaan: de curator mag op de<br />

voet van lid 1 aannemelijk maken dat ‘de’ kennelijk onbehoorlijke<br />

taakvervull<strong>in</strong>g ook een belangrijke oorzaak is. Dit<br />

zou impliceren dat de onbehoorlijkheid van de overige taakvervull<strong>in</strong>g<br />

niet ter discussie kan worden gesteld en dat<br />

alleen de vraag naar <strong>het</strong> causaal verband tussen die overige<br />

bestuursdaden en <strong>het</strong> faillissement nog aan de orde is. Wanneer<br />

die overige bestuursdaden op zich (dus buiten de<br />

schend<strong>in</strong>g van de publicatieplicht) niet kennelijk onbehoorlijk<br />

zijn, kan men zich echter afvragen wat de rechtvaardig<strong>in</strong>g<br />

is voor <strong>het</strong> onderscheid met de causaliteitsdiscussie op<br />

de voet van lid 2. In beide gevallen gaat <strong>het</strong> uite<strong>in</strong>delijk<br />

immers om een belangrijke oorzaak van <strong>het</strong> faillissement<br />

die kan worden teruggevoerd op een niet kennelijk onbehoorlijk<br />

handelen of nalaten van de bestuurder.<br />

‘Bewijsvermoeden’<br />

In <strong>het</strong> arrest <strong>Blue</strong> <strong>Tomato</strong> wordt op basis van <strong>het</strong> enkele<br />

verwijt van de curator de nalatigheid van de bestuurder vermoed<br />

een onbehoorlijke taakvervull<strong>in</strong>g <strong>in</strong> te houden, en is<br />

<strong>het</strong> aan de bestuurder om dat vermoeden te ontzenuwen. Dit<br />

kan moeilijk anders worden gekwalificeerd dan als een<br />

soort bewijsvermoeden. Merkwaardig genoeg vereist de<br />

Hoge Raad niet dat de curator stelt dat <strong>het</strong> nalaten van de<br />

bestuurder kennelijk onbehoorlijk was. Uit de woorden van<br />

de Hoge Raad lijkt bovendien te volgen dat de curator niet<br />

eens hoeft aan te tonen dat de gedrag<strong>in</strong>gen van de bestuurder<br />

nalatig waren. Het enkele verwijt van nalatigheid triggert<br />

<strong>het</strong> bewijsvermoeden dat de nalatigheid kwalificeert<br />

als onbehoorlijk bestuur. Uiteraard staat <strong>het</strong> de bestuurder<br />

vrij om <strong>het</strong> verweer te voeren dat er van nalatigheid geen<br />

MvV februari 2008, nr. 2<br />

29


Maandblad<br />

voor<br />

Vermogensrecht<br />

sprake was. Overigens zal <strong>het</strong> bewijsvermoeden ook gelden<br />

<strong>in</strong>dien de curator de bestuurder verwijt actief te hebben bijgedragen<br />

aan <strong>het</strong> <strong>in</strong>treden van de oorzaak.<br />

Onduidelijk is overigens waar de Hoge Raad <strong>het</strong> ‘aanvullende<br />

bewijsvermoeden’ op baseert. Werd de besliss<strong>in</strong>g<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> arrest Van Schilt expliciet gegrond op de redelijkheid<br />

(‘een redelijke uitleg brengt mee’), de <strong>in</strong>troductie van <strong>het</strong><br />

onderhavige ‘bewijsvermoeden’ wordt door de Hoge Raad<br />

verder niet gemotiveerd. De regel die de Hoge Raad hier<br />

geeft, is echter wel te begrijpen. Het is niet onredelijk om<br />

van de bestuurder die aannemelijk moet maken dat <strong>het</strong> faillissement<br />

een andere belangrijke oorzaak had dan zijn<br />

onbehoorlijk bestuur, ook te eisen dat hij aannemelijk<br />

maakt dat zijn aandeel <strong>in</strong> die oorzaak geen onbehoorlijk<br />

bestuur was.<br />

Type oorzaak<br />

Het hof had <strong>in</strong> deze zaak geoordeeld dat de bestuurder een<br />

‘van buiten komende’ oorzaak aannemelijk moest maken<br />

om aan aansprakelijkheid te ontkomen. Dat criterium wordt<br />

<strong>in</strong> lagere rechtspraak vaak gehanteerd. Uit <strong>het</strong> arrest <strong>Blue</strong><br />

<strong>Tomato</strong> kan echter worden afgeleid dat niet noodzakelijkerwijs<br />

een externe oorzaak hoeft te worden aangevoerd. Met<br />

de formuler<strong>in</strong>g ‘Stelt de bestuurder daartoe een van buiten<br />

komende oorzaak’laat de Hoge Raad de mogelijkheid open<br />

dat de bestuurder <strong>het</strong> vermoeden van art. 2:248 lid 2 BW<br />

ontzenuwt met een <strong>in</strong>terne oorzaak. Het enkele feit dat kennelijk<br />

onbehoorlijk bestuur ‘ook voor <strong>het</strong> overige’vaststaat,<br />

staat er blijkbaar niet aan <strong>in</strong> de weg dat de bestuurder een<br />

<strong>in</strong>terne oorzaak aanvoert die zijns <strong>in</strong>ziens niet is terug te<br />

voeren op diens onbehoorlijke bestuur. Bij ‘<strong>in</strong>terne’ oorzaken<br />

kan men denken aan <strong>het</strong> weglopen van cruciale werknemers<br />

of productiefouten met catastrofale gevolgen.<br />

Overigens is de grens tussen <strong>in</strong>terne en externe oorzaken<br />

niet altijd duidelijk te trekken.<br />

De regel dat de bestuurder aannemelijk mag maken dat<br />

zijn aandeel <strong>in</strong> de andere belangrijke oorzaak van <strong>het</strong> faillissement<br />

niet kwalificeert als onbehoorlijk bestuur, is door de<br />

Hoge Raad van toepass<strong>in</strong>g verklaard op <strong>het</strong> geval waar<strong>in</strong> de<br />

bestuurder een externe oorzaak aanvoert en de curator hem<br />

<strong>het</strong> <strong>in</strong>treden van die externe oorzaak verwijt. Wij zouden<br />

willen bepleiten dat deze regel ook toepass<strong>in</strong>g zou moeten<br />

v<strong>in</strong>den wanneer de bestuurder een <strong>in</strong>terne oorzaak aanvoert<br />

en de curator hem verwijten maakt over <strong>het</strong> <strong>in</strong>treden daarvan.<br />

Uite<strong>in</strong>delijk draait <strong>het</strong> om de vraag hoe de bestuurder<br />

daadwerkelijk zijn taak heeft vervuld.<br />

Mr. B.M. Katan,<br />

mr. M.H.J. van Maanen,<br />

beiden advocaat bij <strong>Stibbe</strong> te Amsterdam<br />

Het loyaliteitsdividend van<br />

DSM en de onmiddellijke<br />

voorzien<strong>in</strong>gen van de<br />

ondernem<strong>in</strong>gskamer<br />

HR 14 december 2007, RvdW 2008, 1<br />

(DSM)<br />

‘En hoe zou de Hoge Raad erover denken? Helaas zullen<br />

wij dat nimmer weten, omdat DSM heeft afgezien van cassatie<br />

om snel de aandeelhouders niet langer <strong>in</strong> <strong>het</strong> onzekere<br />

te laten.’ 1<br />

Inleid<strong>in</strong>g<br />

Dankzij een vorder<strong>in</strong>g tot cassatie <strong>in</strong> <strong>het</strong> belang der wet van<br />

A-G Timmerman heeft de Hoge Raad zich alsnog over de<br />

rechtsgeldigheid van <strong>het</strong> door DSM beoogde loyaliteitsdividend<br />

kunnen uitlaten. De DSM-beschikk<strong>in</strong>g is de laatste<br />

<strong>in</strong> een serie van belangrijke enquêterechtelijke besliss<strong>in</strong>gen<br />

<strong>in</strong> <strong>het</strong> vorige jaar. Voor ik <strong>in</strong>ga op de DSM-beschikk<strong>in</strong>g<br />

blik ik kort terug.<br />

2007 was voor <strong>het</strong> ondernem<strong>in</strong>gsrecht een enerverend<br />

jaar. De aanwezigheid van buitenlandse hedge funds <strong>in</strong> <strong>het</strong><br />

Nederlandse economische landschap is <strong>in</strong> ieder geval voor<br />

de ontwikkel<strong>in</strong>g van <strong>het</strong> vennootschapsrecht vruchtbaar<br />

gebleken.<br />

Het jaar was nog nauwelijks begonnen of de ondernem<strong>in</strong>gskamer<br />

wist op effectieve wijze een ruzie tussen enige<br />

hedge funds en <strong>het</strong> bestuur van Stork te beslechten. 2 Met<br />

een beschikk<strong>in</strong>g die evenwel ook vragen heeft doen oproepen.<br />

3 Zo is niet geheel duidelijk hoe <strong>het</strong> oordeel van de<br />

ondernem<strong>in</strong>gskamer – dat <strong>het</strong> bestuur van Stork geen<br />

bescherm<strong>in</strong>gsprefs had mogen uitgeven – zich verhoudt tot<br />

de RNA-beschikk<strong>in</strong>g van de Hoge Raad. 4<br />

Ook DSM had een conflict met buitenlandse <strong>in</strong>vesteerders<br />

(en de VEB). 5 Op 28 maart 2007 verbood de ondernem<strong>in</strong>gskamer<br />

DSM om een voorstel tot <strong>in</strong>voer<strong>in</strong>g van een<br />

loyaliteitsdividend <strong>in</strong> stemm<strong>in</strong>g te brengen op de algemene<br />

vergader<strong>in</strong>g van aandeelhouders. 6 DSM stelde geen cassatieberoep<br />

<strong>in</strong>, waarna de zaak ten e<strong>in</strong>de leek.<br />

In april ontbrandde de overnamestrijd rond ABN<br />

AMRO. Met de ABN AMRO-beschikk<strong>in</strong>g bevestigde de<br />

ondernem<strong>in</strong>gskamer haar reputatie als een rechtscollege dat<br />

niet terugde<strong>in</strong>st voor <strong>het</strong> nemen van gedurfde besliss<strong>in</strong>gen.<br />

1. W.J. Slagter, ‘Loyale aandeelhouders en hedgefunds’, <strong>in</strong>: Lustrumbundel<br />

2007, Verenig<strong>in</strong>g voor Effectenrecht, Deventer: Kluwer 2007,<br />

p. 331.<br />

2. Hof Amsterdam (OK) 17 januari 2007, JOR 2007, 42 m.nt. Blanco<br />

Fernández.<br />

3. Zie bijv. J.M. de Jongh, ‘Gij zult splitsen! Instructies van aandeelhouders<br />

<strong>in</strong> beursvennootschappen’, Ondernem<strong>in</strong>gsrecht 2007 (2), p. 42.<br />

4. HR18 april 2003, NJ 2003, 286 m.nt. Ma (RNA/Westfield).<br />

5. O.a. met Frankl<strong>in</strong> Mutuals Advisers, een ‘mutual fund’, oorspronkelijk<br />

belegg<strong>in</strong>gsfondsen met een langetermijnstrategie.<br />

6. Hof Amsterdam (OK) 28 maart 2007, JOR 2007, 118 m.nt. Br<strong>in</strong>k.<br />

30 MvV februari 2008, nr. 2

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!