06.08.2014 Views

Ten onrechte niet deelnemen aan een ... - Stibbe

Ten onrechte niet deelnemen aan een ... - Stibbe

Ten onrechte niet deelnemen aan een ... - Stibbe

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

v a k a r t i k e l<br />

<strong>Ten</strong> <strong>onrechte</strong> <strong>niet</strong> <strong>deelnemen</strong><br />

<strong>aan</strong> <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

en <strong>niet</strong> toepassen van<br />

<strong>een</strong> cao<br />

nr. 11 2010<br />

6<br />

Indien <strong>een</strong> werkgever onder de werkingssfeer van <strong>een</strong> verplichtgesteld<br />

bedrijfstakpensioenfonds valt, is hij verplicht om deel te nemen<br />

in dat bedrijfstakpensioenfonds. Doorg<strong>aan</strong>s is de werkgever tegelijkertijd<br />

verplicht om <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao op zijn<br />

werknemers toe te passen en bijdragen te leveren <strong>aan</strong> in de sector<br />

Mr. V. Gerlach CPL<br />

Vincent Gerlach is advocaat bij <strong>Stibbe</strong> te<br />

Amsterdam. Dit artikel is <strong>een</strong> bewerking van het<br />

afstudeerwerkstuk van de auteur voor de Leergang<br />

Pensioenrecht <strong>aan</strong> de Vrije Universiteit Amsterdam. 1<br />

middels cao verplichtgestelde sociale fondsen. In de praktijk gebeurt<br />

dat echter <strong>niet</strong> altijd.<br />

Indien <strong>een</strong> werkgever onder de werkingssfeer van <strong>een</strong> verplichtgesteld<br />

bedrijfstakpensioenfonds valt, is hij op grond van de Wet<br />

verplichte deelneming in <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds 2000<br />

(hierna: Wet Bpf ) verplicht om deel te nemen in dat bedrijfstakpensioenfonds.<br />

Doorg<strong>aan</strong>s is de werkgever tegelijkertijd verplicht<br />

om <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao op grond van<br />

de Wet op het algem<strong>een</strong> verbindend en het onverbindend verklaren<br />

van bepalingen van collectieve arbeidsover<strong>een</strong>komsten<br />

(hierna: Wet AVV) op zijn werknemers toe te passen en bijdragen<br />

te leveren <strong>aan</strong> in de sector middels cao verplichtgestelde<br />

sociale fondsen, zoals opleidingsfondsen of VUT-fondsen. De<br />

praktijk is echter weerbarstig, want naar <strong>aan</strong>leiding van bijvoorbeeld<br />

klachten van vakbonden of <strong>een</strong> <strong>aan</strong>maning van <strong>een</strong><br />

bedrijfstakpensioenfonds blijkt nogal <strong>een</strong>s dat <strong>een</strong> werkgever<br />

(bewust of onbewust) <strong>niet</strong> <strong>aan</strong> deze verplichtingen voldoet,<br />

waardoor er <strong>aan</strong>zienlijke <strong>aan</strong>sprakelijkheden voor het verleden<br />

en verplichtingen voor de toekomst kunnen ontst<strong>aan</strong>.<br />

Meestal is <strong>een</strong> werkgever die ten <strong>onrechte</strong> <strong>niet</strong> deelneemt <strong>aan</strong><br />

<strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds en/of <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao <strong>niet</strong> toepast, zich hier <strong>niet</strong> van bewust. Het<br />

bewust ontduiken van bedrijfstakpensioenfondsen en algem<strong>een</strong><br />

verbindend verklaarde cao’s komt echter ook veelvuldig<br />

voor. Met name de taxibranche is hierom berucht, daar ontwijkt<br />

circa 60% van de werkgevers de cao. 2 Dit leidde recentelijk ook<br />

tot Kamervragen. 3 Uiteraard leidt zowel bewuste als onbewuste<br />

ontduiking tot concurrentievervalsing binnen de bedrijfstak,<br />

hetg<strong>een</strong> de uitzondering voor cao’s en bedrijfstakpensioenen in<br />

art. 16 Mededingingswet ondermijnt. 4<br />

In dit artikel onderzoek ik hoe de toepasselijkheid van <strong>een</strong> werkingssfeer<br />

kan worden vastgesteld, wat de inhoud is van de uit<br />

de verplichtstelling/algem<strong>een</strong> verbindend verklaring voortvloeiende<br />

<strong>aan</strong>sprakelijkheden voor het verleden en of deze <strong>aan</strong>sprakelijkheden<br />

kunnen worden beperkt. Tevens besteed ik<br />

P&P011.indd 6<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

kort <strong>aan</strong>dacht <strong>aan</strong> de wijze waarop <strong>een</strong> werkgever om kan g<strong>aan</strong><br />

met zijn toekomstige verplichtingen op grond van de verplichtstelling<br />

of de algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao.<br />

Werkingssfeer en uitleg<br />

Voor beantwoording van de vraag<br />

of deelname in <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

en <strong>aan</strong> algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao’s verplicht<br />

is, zijn de werkingssfeerbepalingen<br />

in het verplichtstellingsbesluit en in<br />

de cao het beginpunt. Zowel op<br />

grond van het Toetsingskader Wet<br />

Bpf als het Toetsingskader AVV<br />

moet de bedrijfstakomschrijving in<br />

de werkingssfeerbepaling nauwkeurig en duidelijk zijn. 5<br />

Veelal wordt in <strong>een</strong> werkingssfeerbepaling <strong>aan</strong>gehaakt op het<br />

‘uitsluitend of in hoofdzaak’ verrichten van <strong>een</strong> bepaalde activiteit.<br />

6 Wanneer dat het geval is, is <strong>niet</strong> altijd duidelijk; 50%<br />

plus één zal meestal bedoeld zijn, maar als percentage van<br />

wat? Soms wordt <strong>aan</strong>gehaakt bij het <strong>aan</strong>tal arbeidsuren dat<br />

behoort bij <strong>een</strong> bepaalde activiteit 7 , maar als <strong>een</strong> dergelijke<br />

maatstaf ontbreekt, is <strong>niet</strong> helder of zaken als winst, <strong>aan</strong>tallen<br />

werknemers 8 , omzet 9 of loonsom doorslaggevend zijn. 10 In<br />

dat geval zullen al deze omstandigheden in onderling verband<br />

de doorslag moeten geven.<br />

Los van het feit dat de werkingssfeerbepaling nooit verder zal<br />

kunnen reiken dan de werkingssfeer van de Wet CAO/Wet<br />

AVV en de Wet Bpf én g<strong>een</strong> ongerechtvaardigd onderscheid<br />

zal mogen maken 11 , dient de werkingssfeerbepaling te worden<br />

uitgelegd <strong>aan</strong> de hand van de cao-norm. Dat wil zeggen: ook bij<br />

werkingssfeerbepalingen dienen de bewoordingen te worden<br />

uitgelegd in het licht van de gehele tekst van het document,<br />

waarbij acht kan worden geslagen op de elders in het document<br />

gebruikte formuleringen en op de <strong>aan</strong>nemelijkheid van de<br />

rechtsgevolgen die tekstinterpretaties zouden kunnen hebben.<br />

12 Dat is vaak <strong>niet</strong> <strong>een</strong>voudig, <strong>aan</strong>gezien werkingssfeerbepalingen<br />

taalkundig grenzen <strong>aan</strong> het onleesbare. Dit wordt<br />

veroorzaakt doordat de werkingssfeerbepaling als gezegd <strong>aan</strong><br />

de ene kant zo specifiek mogelijk dient te zijn, maar de sociale<br />

partners tegelijkertijd ook trachten om zo veel mogelijk werkgevers<br />

binnen de sector te laten vallen om ‘witte vlekken’ te<br />

voorkomen.<br />

~<br />

Werkingssfeerbepalingen<br />

grenzen taalkundig <strong>aan</strong> het<br />

onleesbare<br />

~<br />

algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao hoeft <strong>niet</strong> altijd gelijkluidend<br />

te zijn <strong>aan</strong> die van het verplichtstellingsbesluit. 15<br />

De jurisprudentie laat zien dat de uitleg<br />

van werkingssfeerbepalingen sterk<br />

afhangt van de feitelijke aard van de<br />

werkzaamheden in de onderneming<br />

en de tekst van de cao/het verplichtstellingsbesluit.<br />

Hierdoor is het lastig<br />

om met toepassing van de cao-norm<br />

op werkingssfeerbepalingen specifieke<br />

<strong>aan</strong>knopingspunten voor de praktijk<br />

te ontdekken. Voor zover dit toch<br />

mogelijk is, leid ik uit de literatuur en<br />

de rechtspraak de volgende <strong>aan</strong>knopingspunten<br />

af:<br />

• Meer dan bij andere cao-bepalingen wordt vanwege de aard<br />

van de werkingssfeerbepaling meer belang gehecht <strong>aan</strong> de<br />

taalkundige uitleg, zo concludeerde ook Jaspers. 16 Bij de<br />

grammaticale uitleg wordt door de rechter soms letterlijk de<br />

‘Van Dale’ ter hand genomen, maar wordt ook <strong>aan</strong>gehaakt bij<br />

feiten van algemene bekendheid bij de uitleg van wat bepaalde<br />

werkzaamheden inhouden of de betekenis van begrippen in<br />

het spraakgebruik. 17<br />

• Niet doorslaggevend, maar wel <strong>een</strong> <strong>aan</strong>knopingspunt, is tot<br />

welke bedrijfstak de onderneming wordt geschaard door de<br />

Belastingdienst of UWV. 18 In het verleden heeft de Hoge<br />

Raad voor de uitleg van begrippen in de werkingssfeerbepaling<br />

<strong>aan</strong>gehaakt bij de instellingsbesluiten van bedrijfsschappen.<br />

19<br />

• Niet van belang is op welke wijze de werkgever zijn eigen<br />

activiteiten omschrijft of beschouwt of hoe de statutaire<br />

doelomschrijving van de onderneming luidt; van belang is de<br />

feitelijke gang van zaken in de onderneming. 20<br />

• Het argument dat het <strong>een</strong> on<strong>aan</strong>nemelijk rechtsgevolg is dat<br />

met <strong>een</strong> bepaalde uitleg <strong>een</strong> te grote groep werkgevers onder<br />

de werkingssfeer valt, zal slechts opg<strong>aan</strong> als dit blijkt uit de<br />

cao/het verplichtstellingsbesluit. 21<br />

• Als <strong>een</strong> bepaalde uitleg van de werkingssfeerbepaling ertoe<br />

zou leiden dat de werkingssfeer op <strong>een</strong>voudige wijze zou kunnen<br />

worden ontg<strong>aan</strong>, ligt deze uitleg <strong>niet</strong> voor de hand. 22<br />

• Een zeker onderzoek door het bedrijfstakpensioenfonds of<br />

de werkgever onder de reikwijdte valt, mag worden verwacht<br />

indien <strong>een</strong> discussie ontstaat over uitleg van de werkingssfeer.<br />

23<br />

nr. 11 2010<br />

7<br />

Over de uitleg van werkingssfeerbepalingen is veel jurisprudentie<br />

gewezen. 13 De jurisprudentie over de werkingssfeer van verplichtstellingsbesluiten<br />

ligt daarbij in het verlengde van de<br />

jurisprudentie over de werkingssfeer van algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao’s. Soms kunnen bewoordingen in <strong>een</strong> cao op<br />

andere plekken dan in de werkingssfeerbepaling ook <strong>een</strong> <strong>aan</strong>wijzing<br />

bieden voor de uitleg van de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit.<br />

14 Echter, de werkingssfeer van <strong>een</strong><br />

Hoewel ik dit <strong>niet</strong> uit de jurisprudentie heb kunnen afleiden,<br />

lijkt mij vanuit het oogpunt van consistentie ook van belang<br />

welke cao’s/pensioenregelingen door directe concurrenten worden<br />

toegepast (is daar tot handhaving overgeg<strong>aan</strong>?) en ten slotte<br />

of <strong>een</strong> werkgever ‘vrijwillig’ <strong>een</strong> cao heeft geïncorporeerd in zijn<br />

arbeidsover<strong>een</strong>komsten, maar tegelijkertijd <strong>niet</strong> deelneemt in<br />

het bedrijfstakpensioenfonds. Het omgekeerde (‘vrijwillige’<br />

deelneming in bedrijfstakpensioenfonds, maar g<strong>een</strong> toepassing<br />

P&P011.indd 7<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

nr. 11 2010<br />

8<br />

van de cao) ligt ex art. 121 PW <strong>niet</strong> echt voor de hand, maar is<br />

wel denkbaar, bijvoorbeeld op grond van art. 121 sub b PW, te<br />

weten <strong>een</strong> groepsverhouding met <strong>een</strong> andere werkgever die<br />

onder de werkingssfeer valt.<br />

Conclusie: de omschrijving van de werkingssfeer is doorslaggevend<br />

voor toepasselijkheid van de cao of deelname <strong>aan</strong><br />

het bedrijfstakpensioenfonds, maar de uitleg van die<br />

omschrijving kan in de praktijk problematisch zijn. Dat is<br />

met name het geval indien de cao of het verplichtstellingsbesluit<br />

g<strong>een</strong> concrete handvatten biedt, hetg<strong>een</strong> de rechtszekerheid<br />

<strong>niet</strong> ten goede komt.<br />

Vanaf welk moment<br />

Naast gebondenheid <strong>aan</strong> <strong>een</strong> cao en <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

door lidmaatschap van de werkgever van de werkgeversorganisatie<br />

(art. 9 lid 1 Wet CAO en art. 23 lid 2 PW) kan <strong>een</strong><br />

drietal situaties worden onderscheiden bij de vraag vanaf welk<br />

moment <strong>een</strong> werkgever onder <strong>een</strong> werkingssfeerbepaling kan<br />

vallen:<br />

• vanaf incorporatie van de onderneming;<br />

• vanaf de verplichtstelling van het bedrijfstakpensioenfonds<br />

en/of de algem<strong>een</strong> verbindende verklaring van de cao; of<br />

• door <strong>een</strong> wijziging van de aard van de onderneming.<br />

Bij de laatstgenoemde situatie moet <strong>niet</strong> all<strong>een</strong> gedacht worden<br />

<strong>aan</strong> <strong>een</strong> wijziging van producten die worden verkocht of<br />

gefabriceerd, maar ook <strong>aan</strong> <strong>een</strong> overgang van onderneming ex<br />

art. 7:662 e.v. BW, <strong>een</strong> reorganisatie of het overschrijden van<br />

<strong>een</strong> urennorm in <strong>een</strong> werkingssfeerbepaling. Er zijn dus allerlei<br />

wijzigingen die er op <strong>een</strong> bepaald moment of g<strong>aan</strong>deweg in<br />

resulteren dat <strong>een</strong> werkgever onder de werkingssfeer van <strong>een</strong><br />

cao of verplichtstellingsbesluit valt. 24 In bepaalde gevallen is<br />

<strong>een</strong> dergelijk omslagmoment relatief <strong>een</strong>voudig <strong>aan</strong> te wijzen,<br />

bijvoorbeeld het moment van splitsing van <strong>een</strong> onderneming.<br />

Vaak is het echter lastiger, bijvoorbeeld indien <strong>een</strong> nevenactiviteit<br />

van <strong>een</strong> werkgever g<strong>aan</strong>deweg in omvang toeneemt.<br />

Aansprakelijkheden voor verleden en toekomst<br />

Indien op <strong>een</strong> bepaald moment komt vast te st<strong>aan</strong> dat <strong>een</strong> werkgever<br />

onder <strong>een</strong> werkingssfeerbepaling valt, is het voor de<br />

potentiële <strong>aan</strong>sprakelijkheden van belang om vast te stellen wat<br />

de feitelijke situatie bij de werkgever op dat moment is. De situatie<br />

die het meest voorkomt, is die van <strong>een</strong> werkgever met <strong>een</strong><br />

verzekerde pensioenregeling en g<strong>een</strong> cao. Maar ook is de situatie<br />

mogelijk dat <strong>een</strong> werkgever g<strong>een</strong> pensioenregeling heeft, of <strong>een</strong><br />

ondernemingspensioenfonds met <strong>een</strong> ondernemings-cao. 25<br />

Het is zelfs mogelijk dat de werkgever deelneemt in <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

en <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao<br />

toepast, maar naar later blijkt ten <strong>onrechte</strong>. 26<br />

Wat de gevolgen betreft van het van toepassing blijken van <strong>een</strong><br />

werkingssfeerbepaling in <strong>een</strong> verplichtstellingsbesluit of algem<strong>een</strong><br />

verbindend verklaarde cao, moet onderscheid worden<br />

gemaakt tussen verleden en toekomst. Voor het verleden is het<br />

<strong>een</strong> kwestie van reparatie/compensatie, voor de toekomst zal<br />

het om nakoming g<strong>aan</strong>. Wijzigingen van arbeidsvoorwaarden<br />

en het vragen van vrijstellingen voor de toekomst vallen buiten<br />

de reikwijdte van dit artikel. Wat de arbeidsvoorwaarden<br />

betreft volsta ik hier met de opmerking dat de doorwerking van<br />

dwingendrechtelijke bepalingen <strong>een</strong> valide grond zal bieden<br />

voor wijziging. Het is dan slechts de vraag of in het kader van<br />

deze wijziging <strong>aan</strong>vullende voorzieningen moeten worden<br />

getroffen (zoals compensatie-/overgangsregelingen), of<br />

afspraken uit het verleden die uitstijgen boven cao- of bedrijfstakpensioenfondsniveau<br />

worden gerespecteerd, of dat afspraken<br />

uit het verleden volledig terzijde worden geschoven. Wat<br />

vrijstelling betreft bieden art. 2 Wet AVV en het Toetsingskader<br />

AVV <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal mogelijkheden voor de algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao en bieden art. 13 Wet Bpf en het<br />

Vrijstellingsbesluit Wet Bpf <strong>een</strong> <strong>aan</strong>tal mogelijkheden voor<br />

het verplichte bedrijfstakpensioenfonds. 27<br />

De mogelijke <strong>aan</strong>sprakelijkheden voor het verleden zijn hoe<br />

dan ook verstrekkend. Zowel ten opzichte van arbeidsvoorwaarden-cao’s<br />

als sociale fondsen en bedrijfstakpensioenfondsen<br />

kunnen zich verschillende complicaties voordoen.<br />

Arbeidsvoorwaarden-cao’s<br />

Verplichtingen uit arbeidsvoorwaarden-cao’s kunnen worden<br />

gehandhaafd door de individuele werknemers en de caopartijen.<br />

28 Om de hoogte van de <strong>aan</strong>sprakelijkheden vast te<br />

stellen, zal <strong>een</strong> vergelijking moeten worden gemaakt tussen alle<br />

arbeidsvoorwaarden van de algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde<br />

cao en de arbeidsvoorwaarden die de werknemers feitelijk hadden.<br />

Immers, als uitgangspunt is ieder beding dat strijdig is met<br />

<strong>een</strong> cao, <strong>niet</strong>ig (art. 12 Wet CAO). 29 Heeft <strong>een</strong> werknemer bijvoorbeeld<br />

recht op het wettelijke fulltime-minimum van<br />

20 vakantiedagen en biedt de algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde<br />

cao 25 vakantiedagen, dan zullen alle werknemers (en ex-werknemers)<br />

voor de periodes dat de cao algem<strong>een</strong> verbindend is<br />

verklaard, moeten worden gecompenseerd voor het gebrek <strong>aan</strong><br />

deze vijf dagen. Echter, indien de werknemer recht had op<br />

30 vakantiedagen en de algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao<br />

<strong>een</strong> minimum-cao is die recht biedt op 25 vakantiedagen, dan<br />

behoudt de werknemer gewoon zijn recht op deze 30 dagen. 30<br />

Het hele beloningsgebouw van <strong>een</strong> onderneming wordt hiermee<br />

uiteraard ondergraven. All<strong>een</strong> bij <strong>een</strong> standaard-cao zal dit<br />

anders zijn en zouden er theoretisch zelfs terugbetalingsverplichtingen<br />

voor de werknemer kunnen ontst<strong>aan</strong> indien hem<br />

meer is toegekend dan de standaard-cao toestaat – hoewel<br />

terugvordering in deze omstandigheden in strijd lijkt met het<br />

goed werkgeverschap (art 7:611 BW).<br />

Opgemerkt dient te worden dat bij achterstallige beloning,<br />

zoals <strong>niet</strong>-betaald overwerk, rekening zal moeten worden<br />

gehouden met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW en de<br />

wettelijke rente ex art. 6:119 BW.<br />

P&P011.indd 8<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

Sociale fondsen<br />

Betalingsverplichtingen van de werkgever tegenover door cao<br />

verplichtgestelde sociale fondsen kunnen worden gehandhaafd<br />

door de cao-partijen of door de fondsen zelf. Individuele<br />

werknemers kunnen immers normaliter de handhaving<br />

van dergelijke diagonale cao-bepalingen <strong>niet</strong> verzekeren. 31<br />

Indien de werkgever zijn verplichting tot betaling <strong>niet</strong><br />

nakomt, kan de werknemer ook zelf premieafdracht <strong>aan</strong> het<br />

fonds vorderen. 32 De <strong>aan</strong>sprakelijkheid van de werkgever zal<br />

in beginsel beperkt zijn tot zijn bijdrageverplichting uit het<br />

verleden (met wettelijke rente). Meestal is dit <strong>een</strong> bepaald<br />

percentage van de loonkosten van de onderneming. Wel zal<br />

hier, maar dat geldt ook voor andere cao’s, rekening moeten<br />

worden gehouden met de bijzondere schadevergoeding voor<br />

reputatieschade op grond van art. 15 en 16 Wet CAO wegens<br />

cao-schending, die naast de schade die de werknemers hebben<br />

geleden, kan worden gevorderd. Sommige cao’s, zoals in<br />

de taxibranche, bevatten ook zelf boetes.<br />

Kan de <strong>aan</strong>sprakelijkheid nog verder reiken dan dit? Hoewel<br />

pensioen als zodanig volgens het Toetsingskader AVV<br />

<strong>niet</strong> algem<strong>een</strong> verbindend kan worden<br />

verklaard 33 , kan dat bij andere<br />

verzekeringen wel. Zo kennen de<br />

cao’s in de Metaal en Technische<br />

Bedrijfstakken bijvoorbeeld <strong>een</strong> cao<br />

Aanvullend Invaliditeitspensioen. 34<br />

Kan de werkgever succesvol <strong>aan</strong>sprakelijk<br />

worden gesteld voor uitkeringen<br />

<strong>aan</strong> de werknemer indien<br />

het <strong>niet</strong>-verzekerde risico zich verwezenlijkt?<br />

Deze vraag dient bevestigend<br />

te worden beantwoord: op<br />

grond van wanprestatie (<strong>niet</strong> nakomen<br />

van <strong>een</strong> verplichting uit de<br />

arbeidsover<strong>een</strong>komst), dan wel onrechtmatige daad (schending<br />

van verplichtingen op grond van de Wet CAO/Wet<br />

AVV). 35<br />

Vraag is echter waarom <strong>een</strong> werknemer daarvoor de werkgever<br />

en <strong>niet</strong> direct het fonds zou <strong>aan</strong>spreken. Voor bedrijfstakpensioenfondsen<br />

geldt immers het beginsel van ‘g<strong>een</strong> premie,<br />

wel recht’. 36 Naar mijn mening gaat dit beginsel ook op voor op<br />

grond van algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao’s verplichtgestelde<br />

fondsen, gelet op het feit dat het hier <strong>een</strong> wettelijk verplichte<br />

toepassing van <strong>een</strong> cao betreft. Ik zie g<strong>een</strong><br />

rechtvaardiging waarom in dat opzicht <strong>een</strong> onderscheid zou<br />

moeten worden gemaakt met <strong>een</strong> verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds.<br />

37 Dat betekent dat de werknemer zich ook<br />

tot de verzekeraar zal kunnen wenden voor <strong>een</strong> uitkering.<br />

Dezelfde redenering gaat op voor uitkeringen van bijvoorbeeld<br />

<strong>een</strong> via cao verplichtgesteld VUT-fonds. 38 De verzekeraar/het<br />

fonds zal dan vervolgens ongetwijfeld de premies<br />

trachten te verhalen op de werkgever.<br />

~<br />

De werknemer kan ook<br />

zelf premieafdracht <strong>aan</strong><br />

het fonds vorderen<br />

~<br />

Bedrijfstakpensioenfondsen<br />

Voldoening van de betalingsverplichtingen van de werkgever<br />

<strong>aan</strong> het bedrijfstakpensioenfonds zal meestal door het fonds<br />

zelf worden gevorderd, maar kan bijvoorbeeld ook plaatsvinden<br />

door de uitvoeringsorganisatie van het fonds. De (ex-)werknemers<br />

zullen zich rechtstreeks tot het bedrijfstakpensioenfonds<br />

kunnen wenden vanwege het hiervoor al genoemde ‘g<strong>een</strong> premie,<br />

wel recht’-beginsel onder de Wet Bpf. 39 All<strong>een</strong> <strong>een</strong> ‘boos<br />

opzet’-situatie (het bewust ontduiken van de Wet Bpf door<br />

werkgever én werknemer) zou dit anders maken. 40 Net als bij de<br />

socialefondsenproblematiek zoals hiervoor beschreven, zou de<br />

werknemer zich ook tot de werkgever kunnen wenden. De<br />

Memorie van Toelichting van de PW stelt dat de werknemer<br />

nakoming of schadevergoeding kan vorderen op grond van<br />

wanprestatie of onrechtmatige daad; dit laatste omdat er sprake<br />

is van <strong>een</strong> nalaten in strijd met artikel 24 PW (premiebetaling). 41<br />

De wettelijke plicht zal hier <strong>niet</strong> all<strong>een</strong> best<strong>aan</strong> uit de plicht tot<br />

premiebetaling ex art. 24 PW, maar ook uit de plicht tot het<br />

naleven van de statuten en reglementen ex art. 4 Wet Bpf. De<br />

<strong>aan</strong>sprakelijkheid van de werkgever zal primair best<strong>aan</strong> uit <strong>niet</strong>betaalde<br />

premies over het verleden<br />

(met wettelijke rente), althans <strong>een</strong><br />

schadevergoeding hiervoor. 42 De verplichting<br />

tot premiebetaling <strong>aan</strong> het<br />

bedrijfstakpensioenfonds ligt zowel<br />

voor de werkgevers- als (<strong>een</strong> eventuele)<br />

werknemerspremie bij de werkgever.<br />

Aangezien de werkgever in de<br />

situatie die hier <strong>aan</strong> de orde is in het<br />

verleden g<strong>een</strong> werknemerspremie<br />

voor de bedrijfstakpensioenregeling<br />

zal zijn over<strong>een</strong>gekomen, zal hij de<br />

volledige premie dienen te bekostigen.<br />

Ook verdient opmerking dat<br />

uitvoeringsreglementen van bedrijfstakpensioenfondsen boetes<br />

kunnen bevatten, zoals in de horeca.<br />

Als zodanig maakt het voor de <strong>aan</strong>sprakelijkheid <strong>niet</strong> uit of de<br />

werkgever al in <strong>een</strong> pensioenregeling voor zijn werknemers had<br />

voorzien. Het maakt zelfs <strong>niet</strong> uit of <strong>een</strong> werknemer <strong>een</strong><br />

afstandsverklaring had getekend, <strong>aan</strong>gezien het hier <strong>een</strong> wettelijk<br />

verplichte deelname betreft. Dat <strong>een</strong> mogelijke ‘dubbele’<br />

pensioenopbouw fiscaal wellicht tot bovenmatigheid van het<br />

pensioen zou kunnen leiden, is als zodanig civielrechtelijk in<br />

beginsel <strong>niet</strong> relevant.<br />

Door de betalingsachterstand van de werkgever kan ook de<br />

bestuurder hoofdelijk <strong>aan</strong>sprakelijk zijn voor de premies ex art.<br />

23 Wet Bpf. 43 Dit ligt voor de hand in geval van faillissement<br />

van de werkgever, maar is zeker <strong>niet</strong> tot deze situatie beperkt.<br />

Informatieverplichtingen<br />

Uiteraard zal de ontdekking dat er in het verleden had moe-<br />

nr. 11 2010<br />

9<br />

P&P011.indd 9<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

nr. 11 2010<br />

10<br />

ten worden deelgenomen <strong>aan</strong> <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

en/of <strong>een</strong> cao had moeten worden toegepast, <strong>een</strong> schending<br />

van allerlei informatieverplichtingen van de werkgever<br />

inhouden. Hierbij kan worden gedacht <strong>aan</strong> art. 7 PW (informatie<br />

en <strong>aan</strong>bod pensioenover<strong>een</strong>komst), art. 21 PW jo. art.<br />

2 Besluit PW (startbrief ), art. 9 Wvps (informatie voor pensioenverevening)<br />

en art. 7:655 lid 1 sub j (informatie over<br />

pensioenregeling) en sub l (informatie over cao) BW. De<br />

vraag is of de schending van deze informatieverplichtingen<br />

verderg<strong>aan</strong>de consequenties heeft dan de hiervoor besproken<br />

<strong>aan</strong>sprakelijkheden. Dit is zeker mogelijk. Onder meer in het<br />

kader van art. 7 PW is in de parlementaire geschiedenis overwogen<br />

dat <strong>een</strong> werkgever <strong>aan</strong>sprakelijk is voor de schade die<br />

uit <strong>een</strong> dergelijk verzuim voortvloeit, bijvoorbeeld omdat de<br />

werknemer zelf <strong>een</strong> (achteraf ) overbodige privéverzekering<br />

sluit. 44 Daarbij kan worden gedacht <strong>aan</strong> overbodig gebleken<br />

lijfrentes of <strong>een</strong> vrijwillige voortzetting ex art. 54 PW. Bij<br />

schade vanwege onjuiste voorlichting over de cao kan naast<br />

onnodig gebleken arbeidsongeschiktheidsverzekeringen ook<br />

worden gedacht <strong>aan</strong> onnodig door de werknemer ingekochte<br />

extra vakantiedagen.<br />

Ook boetes door de toezichthouder zijn mogelijk voor de overtreding<br />

van bijvoorbeeld de informatieverplichting van art. 21<br />

PW, maar oplegging hiervan ligt mijns inziens wegens <strong>een</strong><br />

gebrek <strong>aan</strong> opportuniteit <strong>niet</strong> snel voor de hand.<br />

Beperking van de <strong>aan</strong>sprakelijkheid<br />

De mogelijkheden om <strong>aan</strong>sprakelijkheden te beperken zijn <strong>niet</strong><br />

ruim, maar wel <strong>aan</strong>wezig.<br />

Betwisten toepasselijkheid<br />

Als eerste stap zal <strong>een</strong> werkgever normaliter de toepasselijkheid<br />

van de uitleg van de werkingssfeer betwisten. Het is <strong>niet</strong><br />

ongebruikelijk dat <strong>een</strong> cao <strong>een</strong> artikel bevat over <strong>een</strong> zogeheten<br />

‘werkingssfeercommissie’; dit is <strong>een</strong> sectororg<strong>aan</strong> dat bevoegd<br />

is te oordelen over de werkingssfeer van de cao en daarmee vaak<br />

ook over de werkingssfeer van het verplichtstellingsbesluit.<br />

Hoewel deze commissie <strong>niet</strong> wettelijk verankerd is, biedt deze<br />

route <strong>een</strong> vrij informele en laagdrempelige manier om te kunnen<br />

vaststellen dat <strong>een</strong> werkingssfeer wel of <strong>niet</strong> van toepassing<br />

is. Dikwijls oordelen deze commissies ook over dispensatiemogelijkheden<br />

in de cao zelf; <strong>een</strong> dergelijk dispensatieverzoek<br />

zou door de werkgever ook met terugwerkende kracht kunnen<br />

worden ged<strong>aan</strong>. 45<br />

Mocht deze eerste stap <strong>niet</strong> het gewenste resultaat opleveren,<br />

dan is de volgende stap <strong>een</strong> gerechtelijke procedure. 46 Zowel in<br />

het verzet tegen toepassing van cao’s als tegen deelneming <strong>aan</strong><br />

<strong>een</strong> pensioenregeling krachtens de Wet Bpf is de kant<strong>onrechte</strong>r<br />

bevoegd ex art. 93 <strong>aan</strong>hef en onder c Rv, art. 216 PW en art.<br />

25 Wet Bpf. 47 Onjuist is de veelvoorkomende gedachte dat hier<br />

de bestuursrechter bevoegd zou zijn, omdat <strong>een</strong> werkingssfeercommissie<br />

haar oordeel <strong>aan</strong>merkt als <strong>een</strong> ‘besluit’: het is<br />

immers g<strong>een</strong> rechtshandeling van publiekrechtelijke aard als<br />

bedoeld in art. 1:3 Awb. 48 Een vrijstellingsverzoek is weer wél<br />

<strong>een</strong> publiekrechtelijk besluit waartegen <strong>een</strong> bestuursrechtelijke<br />

procedure openstaat. Een bezwaarschrift tegen deelneming<br />

moet volgens vaste rechtspraak daarom worden <strong>aan</strong>gemerkt<br />

als <strong>een</strong> dergelijk verzoek tot vrijstelling. 49 De bepalingen van<br />

<strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao en <strong>een</strong> verplichtstellingsbesluit<br />

zijn overigens recht in de zin van art. 99 Wet RO,<br />

waardoor indien nodig de werkingssfeer tot in cassatie kan<br />

worden getoetst. 50<br />

Verjaring<br />

Een volgende beperking van de <strong>aan</strong>sprakelijkheid levert het<br />

argument van verjaring op. Langemeijer concludeert dat voor<br />

premievorderingen van het bedrijfstakpensioenfonds (en mij<br />

lijkt ook voor de sociale fondsen) de verjaringstermijn van vijf<br />

jaar (na het moment van opeisbaarheid) van art. 3:308 BW<br />

voor de hand ligt. Echter, ook verdedigbaar is te betogen dat de<br />

verjaringstermijn van art. 3:310 of 3:311 BW van toepassing is<br />

(vijf jaar na de bekendheid met het feit of twintig jaar na ontst<strong>aan</strong><br />

van de schade). 51 Voor vorderingen van de werknemer<br />

met betrekking tot premiebetalingen op basis van nakoming,<br />

wanprestatie of onrechtmatige daad geldt mijns inziens hetzelfde,<br />

waarbij op basis van art. 2 lid 2 sub a PW (deelneming<br />

in bedrijfstakpensioenfonds is <strong>een</strong> pensioenover<strong>een</strong>komst)<br />

ook de verjaringstermijn van art. 3:307 BW (vijf jaar na opeisbaarheid)<br />

zou kunnen spelen. Veel zal afhangen van het petitum<br />

van de vordering van de werknemer. Uit het<br />

arrest-Timmermans/Bouwbedrijf Gebr. Van Bergen is in<br />

ieder geval op te maken dat de Hoge Raad vindt dat de korte<br />

verjaringstermijn van vijf jaar <strong>niet</strong> strookt met het vertrouwen<br />

dat de werknemer mag hebben in zijn werkgever met betrekking<br />

tot premiebetaling. 52 Op basis van dit arrest is mijns<br />

inziens het uitgangspunt dat <strong>een</strong> premievordering of schadevergoeding<br />

twintig jaar terug kan g<strong>aan</strong>. 53<br />

Wat de verjaring van vorderingen uit <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend<br />

verklaarde cao betreft hangt het, naast de verjaringsgronden van<br />

Boek 3 BW, af van specifieke, soms kortere verjaringstermijnen<br />

in het arbeidsrecht. 54 Daarbij kan worden gedacht <strong>aan</strong> de verjaringstermijn<br />

voor de <strong>niet</strong>ige inhouding van <strong>een</strong> pensioenpremie<br />

(zes m<strong>aan</strong>den, art. 7:631 lid 8 BW) en voor het toekennen van<br />

vakantie (vijf jaar, art. 7:642 BW).<br />

Strijd met de redelijkheid en billijkheid<br />

Een beroep op beperking van de <strong>aan</strong>sprakelijkheid door middel<br />

van <strong>een</strong> beroep op de maatstaven van de redelijkheid en billijkheid<br />

ex art. 6:248 lid 2 BW lijkt op het eerste gezicht weinig<br />

kansrijk, maar de praktijk laat zien dat dit <strong>niet</strong> onmogelijk is.<br />

Indien reeds in <strong>een</strong> ver verleden geprocedeerd is over de werkingssfeer<br />

en daarbij vast is komen te st<strong>aan</strong> dat deze <strong>niet</strong> van<br />

toepassing was, kan het – indien komt vast te st<strong>aan</strong> dat de werkgever<br />

nu wel onder de werkingssfeer valt – naar maatstaven van<br />

redelijkheid en billijkheid on<strong>aan</strong>vaardbaar zijn om vorderingen<br />

P&P011.indd 10<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

daterend van voor de dagvaarding in de nieuwe procedure toe te<br />

wijzen. 55 Ook inadequate informatievoorziening door het<br />

bedrijfstakpensioenfonds kan ervoor zorgen dat het naar maatstaven<br />

van redelijkheid en billijkheid on<strong>aan</strong>vaardbaar is dat premies<br />

worden verhaald. 56<br />

Door de werknemer ‘gewekt vertrouwen’<br />

doordat hij zich <strong>niet</strong> verzette<br />

tegen <strong>niet</strong>-toepassing van de<br />

algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao<br />

en daarmee dus ook <strong>een</strong> beroep op<br />

de maatstaven van redelijkheid en<br />

billijkheid, is in de ogen van de Hoge<br />

Raad g<strong>een</strong> valide argument. 57<br />

Tot slot kan het op de plank laten<br />

liggen van premieverhaal door <strong>een</strong><br />

bedrijfstakpensioenfonds (ondanks<br />

kennis van wanbetaling) tot op<br />

zekere hoogte tegen het fonds worden<br />

gebruikt; het fonds heeft immers<br />

<strong>een</strong> inspanningsverplichting om bij kennis hiervan tot verhaal<br />

over te g<strong>aan</strong>. 58 Een werknemer zal in <strong>een</strong> dergelijk geval door de<br />

rechter in bescherming worden genomen, gelet op het beschermende<br />

karakter van het arbeids- en pensioenrecht voor de<br />

werknemer.<br />

Waardeoverdracht<br />

Zoals hiervoor besproken is civielrechtelijk het uitgangspunt<br />

dat de (ex-)werknemers recht hebben op <strong>een</strong> dubbele pensioenover<strong>een</strong>komst<br />

indien op enig moment <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfondsregeling<br />

in het verleden van toepassing blijkt en de<br />

werkgever al <strong>een</strong> eigen pensioenregeling had. Toch is naar<br />

mijn mening <strong>een</strong> daadwerkelijk beroep hierop door werknemers<br />

in strijd met het goed werknemerschap ex art. 7:611 BW<br />

(en met de nawerking daarvan voor ex-werknemers 59 ). Dubbele<br />

opbouw acht ik onder deze omstandigheden <strong>niet</strong> te<br />

rechtvaardigen; de pensioenopbouw zal beperkt moeten zijn<br />

tot het bedrijfstakpensioenfonds. Dit zal mijns inziens all<strong>een</strong><br />

anders liggen indien blijkt dat de werkgever zonder medeweten<br />

van de werknemers bewust het bedrijfstakpensioenfonds<br />

heeft ontdoken.<br />

Het bedrijfstakpensioenfonds hoeft zich van <strong>een</strong> dubbele<br />

opbouw bij de werknemer <strong>niet</strong>s <strong>aan</strong> te trekken. De meest <strong>een</strong>voudige<br />

oplossing voor de werkgever is daarom om <strong>een</strong> vrijstelling<br />

van het bedrijfstakpensioenfonds te vragen met<br />

terugwerkende kracht. 60 Maar wat als <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

hiertoe <strong>niet</strong> bereid is (art. 6 Vrijstellingsbesluit<br />

bevat immers g<strong>een</strong> verplichting) 61 , of de werkgever <strong>niet</strong> bereid<br />

is tot het betalen van het verzekeringstechnisch nadeel (art. 7<br />

lid 4 Vrijstellingsbesluit Wet Bpf ) of het actuarieel en financieel<br />

gelijkwaardig maken van zijn eigen regeling (art. 7 lid 5<br />

Vrijstellingsbesluit Wet Bpf )? Het is dan verdedigbaar dat de<br />

~<br />

Het op de plank laten liggen<br />

van premieverhaal door <strong>een</strong><br />

Bpf kan tegen het fonds worden<br />

gebruikt<br />

~<br />

werkgever zijn pensioenpremieplicht uit het verleden voor <strong>een</strong><br />

groot deel kan compenseren door middel van <strong>een</strong> waardeoverdracht<br />

van de huidige pensioenuitvoerder naar het bedrijfstakpensioenfonds.<br />

Een dergelijke waardeoverdracht ten<br />

behoeve van opbouw met terugwerkende kracht van andere<br />

pensioen<strong>aan</strong>spraken is mogelijk onder de PW, <strong>aan</strong>gezien<br />

immers art. 1 PW waardeoverdracht<br />

onder meer definieert als ‘iedere handeling<br />

waarbij de waarde van opgebouwde<br />

pensioen<strong>aan</strong>spraken of<br />

pensioenrechten wordt <strong>aan</strong>gewend<br />

ten behoeve van andere pensioen<strong>aan</strong>spraken<br />

of pensioenrechten bij (…)<br />

<strong>een</strong> andere pensioenuitvoerder’.<br />

Indien de opbouw bij het bedrijfstakpensioenfonds<br />

gunstiger zou zijn<br />

geweest, zal de waardeoverdracht<br />

uiteraard <strong>niet</strong> voldoende zijn voor de<br />

werkgever om zijn volledige premieplicht<br />

te compenseren.<br />

Artikel 83 PW, dat waardeoverdracht mogelijk maakt bij<br />

beëindiging van de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst (zie daarover<br />

nader hierna), bevat echter g<strong>een</strong> verplichting voor de huidige<br />

pensioenuitvoerder om mee te werken <strong>aan</strong> <strong>een</strong> collectieve<br />

waardeoverdracht. Er vanuit g<strong>aan</strong>de dat de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst<br />

<strong>niet</strong>s stelt over waardeoverdracht in <strong>een</strong> dergelijk<br />

geval, kan de <strong>aan</strong>vullende werking van de redelijkheid en billijkheid<br />

(art. 6:2 lid 1 BW en 6:248 lid 1 BW) mijns inziens <strong>een</strong><br />

grondslag vormen om de huidige pensioenuitvoerder toch tot<br />

waardeoverdracht te dwingen. 62 Verzet door deelnemers,<br />

gewezen deelnemers, gewezen partners of pensioengerechtigden<br />

ex art. 83 lid 2 sub a PW acht ik als gezegd in strijd met het<br />

goed (ex-)werknemerschap. Natuurlijk kunnen zij gerechtvaardigde<br />

bezwaren hebben om in verzet te g<strong>aan</strong> (onder meer<br />

vanwege de mogelijkheid tot korting bij <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds),<br />

maar deze wegen mijns inziens <strong>niet</strong> op tegen het<br />

financiële belang van de werkgever om zijn premieplicht uit het<br />

verleden te kunnen voldoen.<br />

Hoewel <strong>een</strong> dwaling omtrent het recht in het algem<strong>een</strong> <strong>niet</strong><br />

snel wordt <strong>aan</strong>gekomen, zou de werkgever zich ten opzichte<br />

van de huidige pensioenuitvoerder ook met terugwerkende<br />

kracht kunnen beroepen op dwaling ten <strong>aan</strong>zien van de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst.<br />

63 Bovendien heeft de huidige pensioenuitvoerder<br />

<strong>een</strong> onrechtmatige daad gepleegd door te<br />

profiteren van de wanprestatie van de pensioenover<strong>een</strong>komst<br />

tussen werkgever en werknemer. 64 Immers, er bestond ex artikel<br />

2 lid 2 sub a PW <strong>een</strong> pensioenover<strong>een</strong>komst tussen werkgever<br />

en werknemer over de deelneming in <strong>een</strong><br />

bedrijfstakpensioenfonds, welke over<strong>een</strong>komst <strong>niet</strong> is nagekomen.<br />

De huidige pensioenuitvoerder maakte vervolgens<br />

winst op <strong>een</strong> uitvoeringsover<strong>een</strong>komst met de werkgever,<br />

welke over<strong>een</strong>komst slechts kon best<strong>aan</strong> door deze wanpres-<br />

nr. 11 2010<br />

11<br />

P&P011.indd 11<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

nr. 11 2010<br />

12<br />

tatie. Daarbij verdient opmerking dat het enkele handelen met<br />

iemand, terwijl men weet dat deze door dat handelen <strong>een</strong> door<br />

hem met <strong>een</strong> derde gesloten over<strong>een</strong>komst schendt, op zichzelf<br />

<strong>niet</strong> onrechtmatig is. Van onrechtmatigheid is volgens de<br />

Hoge Raad sprake indien de <strong>aan</strong>gesproken partij weet of<br />

behoort te weten dat zijn wederpartij wanprestatie pleegt<br />

jegens <strong>een</strong> derde en er sprake is van bijkomende omstandigheden.<br />

65 Overigens gelden volgens de Hoge Raad dezelfde<br />

normen indien de wederpartij <strong>een</strong> verplichting uit de wet<br />

schendt; voor zover de grondslag <strong>niet</strong> door art. 2 lid 2 sub a<br />

PW kan worden gevormd, kan de grondslag dus ook het verplichte<br />

karakter van de Wet Bpf zijn. Het is duidelijk dat <strong>een</strong><br />

pensioenuitvoerder als professioneel dienstverlener kennis<br />

dient te hebben van verplichtstellingsbesluiten en daarmee<br />

voldoet <strong>aan</strong> het ‘behoren te weten’-criterium. De bijkomende<br />

omstandigheden zijn gelegen in het<br />

feit dat de consequentie van het <strong>niet</strong><br />

in acht nemen van <strong>een</strong> verplichtstellingsbesluit<br />

<strong>niet</strong> kan zijn dat <strong>een</strong><br />

werknemer achteraf dubbel pensioen<br />

heeft opgebouwd.<br />

Daarbij komt ook dat financiële<br />

ondernemingen (waaronder verzekeraars)<br />

bij pensioenadvisering<br />

dienen te voldoen <strong>aan</strong> de<br />

zorgvuldigheidsvereisten van art.<br />

4:23 Wet op het financieel toezicht.<br />

Volgens de Leidraad tweedepijler<br />

pensioenadvisering van de AFM behoort daartoe tevens de verplichting<br />

om de <strong>aan</strong>wezigheid van <strong>een</strong> cao en/of bedrijfstakpensioenfonds<br />

te inventariseren. 66 Opvallend daarbij is dat in<br />

<strong>een</strong> onderzoek uit maart 2010 de AFM concludeert dat in<br />

circa 75% van de onderzochte dossiers <strong>niet</strong> of onvoldoende is<br />

nageg<strong>aan</strong> of <strong>een</strong> cao en/of bedrijfstakpensioenfonds verplicht<br />

was, en in 75% van de dossiers waarin dit het geval was, de<br />

AFM sterke <strong>aan</strong>knopingspunten had dat er <strong>een</strong> pensioenverzekering<br />

was gesloten, terwijl de betreffende werkgevers onder<br />

<strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds vielen. 67<br />

Op basis van dwaling zou de huidige pensioenuitvoerder kunnen<br />

worden gedwongen tot waardeoverdracht (art. 6:230 lid 2<br />

BW) of terugbetaling van de premies uit hoofde van onverschuldigde<br />

betaling (met de ver<strong>niet</strong>iging van de over<strong>een</strong>komst<br />

is immers de rechtsgrond van de betaling vervallen) 68 , of tot <strong>een</strong><br />

schadevergoeding wegens <strong>een</strong> onrechtmatige daad ter hoogte<br />

van de betaalde premies. Ook <strong>een</strong> door de werkgever ingeschakelde<br />

financiële onderneming anders dan de verzekeraar, of <strong>een</strong><br />

actuaris, zou kunnen worden <strong>aan</strong>gesproken tot schadevergoeding,<br />

indien hij het risico <strong>niet</strong> had gesignaleerd.<br />

~<br />

De consequentie kan <strong>niet</strong><br />

zijn dat <strong>een</strong> werknemer<br />

achteraf dubbel pensioen<br />

heeft opgebouwd<br />

~<br />

Terzijde: <strong>een</strong> beroep op dwaling door de werkgever jegens de<br />

werknemer zal vanwege het genoemde beschermende karakter<br />

van het arbeids- en pensioenrecht voor de werknemer waarschijnlijk<br />

<strong>een</strong> uiterst beperkte slagingskans hebben. Voor zover<br />

<strong>een</strong> beroep op dwaling zal worden gehonoreerd, zal die voor<br />

rekening komen van de werkgever (art. 6:228 lid 2 BW). Hier<br />

zal daarom slechts wat de cao betreft in beperkte mate <strong>een</strong><br />

beroep kunnen worden ged<strong>aan</strong> op pakketvergelijking op grond<br />

van het Teunissen/Welter-arrest. 69<br />

Einde uitvoeringsover<strong>een</strong>komst en lidmaatschap<br />

werkgeversvereniging<br />

Hoewel dit artikel met name ziet op de beperking van <strong>aan</strong>sprakelijkheden<br />

uit het verleden, is <strong>een</strong> interessante vraag of<br />

de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst met de huidige pensioenuitvoerder<br />

automatisch eindigt op het moment dat komt vast te<br />

st<strong>aan</strong> dat de werkgever valt onder <strong>een</strong> werkingssfeerbepaling.<br />

Het antwoord daarop is in beginsel nee, tenzij dit blijkt uit de<br />

uitvoeringsover<strong>een</strong>komst zelf. Dikwijls<br />

bevat deze <strong>een</strong> betalingsvoorbehoud<br />

ex art. 12 PW, waardoor <strong>een</strong><br />

werkgever zijn betalingsverplichtingen<br />

kan beëindigen indien <strong>een</strong> verplichtstelling<br />

van kracht wordt.<br />

Indien <strong>een</strong> dergelijk voorbehoud<br />

ontbreekt, zal de mogelijkheid van<br />

beëindiging afhankelijk zijn van de<br />

andere opzegmogelijkheden die de<br />

uitvoeringsover<strong>een</strong>komst biedt.<br />

Aangezien de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst<br />

<strong>een</strong> verzekeringsover<strong>een</strong>komst<br />

is in de zin van titel 7.17 BW,<br />

dienen deze opzegmogelijkheden in over<strong>een</strong>stemming te zijn<br />

met art. 7:940 en 7:943 BW. 70 <strong>Ten</strong>zij tussen partijen is afgeweken,<br />

kan iedere over<strong>een</strong>komst twee m<strong>aan</strong>den vóór elke<br />

vijfjaarsperiode worden opgezegd. Aangezien het dus mogelijk<br />

is dat de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst met de huidige pensioenuitvoerder<br />

nog jaren kan doorlopen ná het moment dat<br />

komt vast te st<strong>aan</strong> dat <strong>een</strong> verplichtstelling van kracht is, kan<br />

dit tot de merkwaardige situatie leiden dat <strong>een</strong> werkgever nog<br />

jarenlang premie dient af te dragen <strong>aan</strong> de huidige pensioenuitvoerder,<br />

terwijl hij tegelijkertijd premie dient af te dragen<br />

<strong>aan</strong> het bedrijfstakpensioenfonds.<br />

De conclusie ligt voor de hand dat het ontbreken van de<br />

mogelijkheid tot beëindiging van de uitvoeringsover<strong>een</strong>komst<br />

in <strong>een</strong> dergelijk geval kan worden omzeild met <strong>een</strong><br />

beroep op de <strong>aan</strong>vullende werking van de redelijkheid en<br />

billijkheid van art. 6:248 lid 1 BW, dan wel op <strong>een</strong> onvoorziene<br />

omstandigheid ex 6:258 BW, dan wel met <strong>een</strong> beroep<br />

op dwaling. Enige compensatie voor de huidige pensioenuitvoerder<br />

in het geval van voortijdige beëindiging lijkt mij <strong>niet</strong><br />

<strong>aan</strong> de orde indien de werkgever in het verleden onder <strong>een</strong><br />

werkingssfeer viel; de huidige pensioenuitvoerder heeft dan<br />

immers <strong>een</strong> over<strong>een</strong>komst gesloten terwijl hij had behoren te<br />

weten dat de werkgever verplicht was deel te nemen in <strong>een</strong><br />

bedrijfstakpensioenfonds.<br />

P&P011.indd 12<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

Het beëindigen van het lidmaatschap van <strong>een</strong> werkgeversvereniging,<br />

teneinde op deze grond de toepasselijkheid van <strong>een</strong><br />

‘verkeerde’ cao naast <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao<br />

te kunnen beëindigen, is op grond van art. 10 Wet CAO<br />

mogelijk, zij het dat na beëindiging van het lidmaatschap de<br />

gebondenheid voortduurt totdat de cao wordt gewijzigd<br />

ofwel verlengd. De Wet Bpf en de PW kennen deze vertraagde<br />

werking ten opzichte van <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

<strong>niet</strong>.<br />

Conclusie<br />

Om vast te stellen of <strong>een</strong> werkingssfeer van <strong>een</strong> cao of verplichtstellingsbesluit<br />

van toepassing is, zal deze conform de cao-uitlegnorm<br />

moeten worden uitgelegd. Zowel bij het doorg<strong>aan</strong>s<br />

gebruikte ‘uitsluitend of in hoofdzaak’-criterium als bij de<br />

bewoording van de bepaling zelf kunnen uitlegkwesties ontst<strong>aan</strong>.<br />

Voor wat ‘uitsluitend of in hoofdzaak’ is, biedt het document<br />

zelf soms <strong>een</strong> duidelijk handvat, maar als dat <strong>niet</strong> het geval<br />

is, zullen alle feiten en omstandigheden van het geval tezamen<br />

deze duidelijkheid moeten geven. Voor de bewoordingen van<br />

de bepaling zelf is grammaticale uitlegging het belangrijkste<br />

<strong>aan</strong>knopingspunt.<br />

Als is vastgesteld dat <strong>een</strong> werkgever valt onder de werkingssfeer,<br />

is de volgende vraag vanaf welk moment dat is. Soms is<br />

dat moment relatief <strong>een</strong>voudig <strong>aan</strong> te wijzen, maar vaak is dat<br />

lastig (bijvoorbeeld vanwege <strong>een</strong> geleidelijk verandering van<br />

de aard van de onderneming). Daarna kan worden vastgesteld<br />

wat de <strong>aan</strong>sprakelijkheden zijn. Die variëren van bedingen die<br />

in strijd zijn met <strong>een</strong> algem<strong>een</strong> verbindend verklaarde cao, tot<br />

<strong>niet</strong> <strong>aan</strong> door middel van cao verplichtgestelde sociale fondsen<br />

betaalde bijdragen, en van <strong>niet</strong> <strong>aan</strong> bedrijfstakpensioenfondsen<br />

betaalde pensioenpremies, tot schade voorvloeiende uit<br />

onjuiste voorlichting door de werkgever <strong>aan</strong> de werknemer.<br />

Om de schade voor het verleden te beperken, zal de werkgever<br />

als eerste stap de toepasselijkheid van de werkingssfeer willen<br />

betwisten. Mocht dit <strong>niet</strong> succesvol zijn, dan biedt <strong>een</strong> belangrijke<br />

beperkingsmogelijkheid voor zowel pensioen als andere<br />

arbeidsvoorwaarden het argument van verjaring. Tot slot kan<br />

<strong>een</strong> beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en<br />

billijkheid en de mogelijkheden van <strong>een</strong> vrijstelling met terugwerkende<br />

kracht, waardeoverdracht, terugbetaling of schadevergoeding<br />

de schade beperken. Is het voor het verleden <strong>een</strong><br />

kwestie van compensatie, voor de toekomst is het <strong>een</strong> kwestie<br />

van nakomen: om de gevolgen daarvan te beperken, zal moeten<br />

worden overgeg<strong>aan</strong> tot <strong>een</strong> wijziging van arbeidsvoorwaarden,<br />

moeten vrijstellingsverzoeken worden overwogen en zullen<br />

eventuele uitvoeringsover<strong>een</strong>komsten en lidmaatschappen<br />

moeten worden beëindigd.<br />

Noten<br />

1. De auteur dankt mw. mr. H.J. Maks, senior professional support<br />

lawyer bij <strong>Stibbe</strong> te Amsterdam, voor haar kritische lezing van dit<br />

artikel.<br />

2. www.sociaalfondstaxi.nl/sociaal-fonds-taxi/jaarverslag (geraadpleegd<br />

28 september 2010). Ook kan als voorbeeld worden gedacht<br />

<strong>aan</strong> het arrest HR 13 juli 2007, PJ 2007/104 (Thuiszorg Rotterdam/<br />

PGGM). In deze zaak werkte <strong>een</strong> directeur bewust op basis van<br />

<strong>een</strong> managementover<strong>een</strong>komst zodat hij <strong>niet</strong> onder de werkingssfeer<br />

van het bedrijfstakpensioenfonds viel.<br />

3. Aanhangsel Handelingen II 2009/10, nrs. 3178 en 3180.<br />

4. De mogelijke bestuurs- en strafrechtelijke gevolgen van bewuste<br />

ontduiking laat ik in dit artikel onbesproken.<br />

5. Zie ook E.M.F. Schols-van Oppen, Inleiding pensioenrecht, Alphen<br />

a/d Rijn: Kluwer 2010, p. 134.<br />

6. Niet de aard van de arbeid is <strong>een</strong> beslissend criterium, maar het<br />

criterium genoemd in de werkingssfeer, aldus HR 6 januari 1995,<br />

JAR 1995/34. Wat er dient te worden verst<strong>aan</strong> onder de begrippen<br />

‘onderneming’ en ‘bedrijfstak’ wordt uitgelegd in: E. Lutjens, De<br />

Wet Bpf, 50 jaar verplichte bedrijfspensioenfondsen, Deventer:<br />

Kluwer 1999, p. 97-99.<br />

7. Bijvoorbeeld Ktr. Arnhem 28 september 2009, LJN BK3281 (uitzending<br />

naar meerdere branches).<br />

8. Ktr. Den Haag 8 februari 1960, NJ 1961, 122; Hof Den Bosch<br />

12 mei 2009, LJN BJ0902; Hof Den Haag 18 augustus 2009,<br />

LJN BK1474.<br />

9. Ktr. Dordrecht 22 juli 2010, LJN BN2116.<br />

10. A.Ph.C.M. Jaspers, ‘De Gordi<strong>aan</strong>se knoop van samenlopende<br />

CAO’s’, SR 2005, 71, p. 364; E. Lutjens (red.), Verplichte bedrijfstakpensioenfondsen,<br />

Amsterdam: Stichting Wetenschappelijk<br />

Onderzoek Pensioenrecht 2001, p. 43.<br />

11. Het gaat hier bijvoorbeeld om onderscheid tussen parttimers en<br />

fulltimers of onderscheid tussen mannen en vrouwen. Over de reikwijdte<br />

en discriminerende werkingssfeerbepalingen zie M. Ruiter,<br />

‘De internationale reikwijdte van de Wet Bpf 2000’, PM 2010, nr. 2,<br />

p. 19-20.<br />

12. O.a. HR 17 september 1993, NJ 1994, 173, m.nt. PAS onder<br />

NJ 1994, 174; HR 31 mei 2002, NJ 2003, 110, m.nt. G.J.J. Heerma<br />

van Voss onder NJ 2003, 111; HR 20 februari 2004, PJ 2004/43.<br />

13. Zo constateerde ook P.M. Tulfer, Pensioenen, fondsen en verzekeraars,<br />

Deventer; Kluwer: 1997, p. 485, met jurisprudentieverwijzingen.<br />

14. Het verplichtstellingsbesluit gaat <strong>niet</strong> veel verder dan de omschrijving<br />

van de werkingssfeer en is dus veel beperkter dan de cao.<br />

15. De werkingssfeer kan enger óf ruimer zijn. Bijvoorbeeld in de<br />

Metaal en Techniek: Rb Zutphen 7 februari 2002, JAR 2002/80; Rb<br />

Rotterdam 10 januari 2005, LJN AS4574. Zie ook: E. Lutjens,<br />

‘Pensioenvoorziening bij CAO’, SR 2004, 53.<br />

16. A.Ph.C.M. Jaspers, ‘De Gordi<strong>aan</strong>se knoop van samenlopende<br />

CAO’s’, SR 2005, 71, p. 365.<br />

17.HR 29 april 1977, NJ 1977, 459; HR 18 juni 1985, NJ 1986, 141; HR<br />

3 mei 1996, JAR 1996/129; HR 19 december 1997, Rvdw 1998/9c;<br />

Ktr. Amsterdam 16 november 2001, JAR 2002/104; Ktr Rotterdam<br />

6 april 2004, PJ 2004/97, HR 20 mei 2005, JAR 2005/154; Ktr.<br />

Enschede 6 december 2005, 20 juni 2006 en 2 januari 2007,<br />

PJ 2008/16; HR 9 december 2005, JAR 2006/17; Hof Den Haag<br />

3 november 2006, PJ 2008/24; Hof Leeuwarden 8 juni 2010,<br />

LJN BM8244.<br />

18. Ktr. Amsterdam 22 juli 2009, PJ 2009/148; Hof Den Haag 18 augustus<br />

2009, PJ 2010/3.<br />

19. HR 23 december 1988, RvdW 1989/11. Mijns inziens kunnen statutaire<br />

omschrijvingen van werkgevers-/brancheorganisaties ook <strong>een</strong><br />

<strong>aan</strong>wijzing opleveren voor uitleg.<br />

20. Ktr. Rotterdam 15 november 1990, Prg. 1990/3374; Ktr. Amsterdam<br />

28 november 2008, JAR 2009/23.<br />

21. HR 9 december 2005, JAR 2006/17; vgl. Ktr. Winschoten 30 januari<br />

2007, PJ 2007/67.<br />

22. HR 10 januari 1986, NJ 1986, 476; HR 21 december 2001,<br />

JAR 2002/20; HR 20 mei 2005, JAR 2005/154.<br />

23. Rb. Rotterdam 23 november 2007, LJN BB9124. Idem: E. Lutjens<br />

(red.), Verplichte bedrijfstakpensioenfondsen, Amsterdam: Stichting<br />

Wetenschappelijk Onderzoek Pensioenrecht 2001, p. 42.<br />

24. W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, Deventer:<br />

nr. 11 2010<br />

13<br />

P&P011.indd 13<br />

11/3/10 3:53 PM


v a k a r t i k e l<br />

nr. 11 2010<br />

14<br />

Kluwer 2004, p. 152-154; E. Lutjens en W.A. van Zelst,<br />

Pensioenproblematiek bij overgang van ondernemingen, Zwolle:<br />

W.E.J. Tj<strong>een</strong>k Willink 1991, p. 27; H. de Graaf, ‘Verplichte deelneming<br />

in <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds als gevolg van herstructureringen’,<br />

Juridisch up to Date 2009, nr. 5. p. 16-19.<br />

25. Voor de uitleg van <strong>een</strong> uitsluiting van de werkingssfeer naar <strong>aan</strong>leiding<br />

van <strong>een</strong> vordering van <strong>een</strong> VUT-fonds jegens <strong>een</strong> onderneming<br />

met <strong>een</strong> ondernemings-cao: zie HR 19 december 2008,<br />

NJ 2009, 27.<br />

26. De problematiek van botsende werkingssfeerbepalingen laat ik hier<br />

buiten beschouwing. Zie hierover bijvoorbeeld A.Ph.C.M. Jaspers,<br />

‘De Gordi<strong>aan</strong>se knoop van samenlopende CAO’s’, SR 2005, 71, p.<br />

362-375, Zie ook M.M. Olbers, ‘De toepasselijke CAO in de samengestelde<br />

en de gaparallelliseerde onderneming’, SMA 1985, p. 652-<br />

653, en E. Lutjens (red.), Verplichte bedrijfstakpensioenfondsen,<br />

Amsterdam: Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Pensioenrecht<br />

2001, p. 16. Voor <strong>een</strong> voorbeeld van <strong>een</strong> vrijstellingsverzoek<br />

wegens de toepasselijkheid van twee verplichtstellingsbesluiten,<br />

zie Rb. Rotterdam 24 september 2003, LJN AL8213, CBB<br />

11 november 2004, LJN AR5680 en CBB 28 oktober 2008,<br />

LJN BG3941.<br />

27. Uitgebreid: M. Douven, ‘Wet Bpf, Ondernemings-CAO en vrijstelling’,<br />

P&P 2003, nr. 11. Bovendien kan bij <strong>een</strong> vrijstellingsverzoek<br />

tevens <strong>aan</strong> de orde komen of de werkingssfeer van toepassing is,<br />

o.a. Rb Rotterdam 30 juni 2005, LJN AT8725 en CBB 16 december<br />

2004, LJN AR8323.<br />

28. Ook van andere horizontale cao-bepalingen, zoals afwijkingen van<br />

de ketenregeling van art. 7:668a BW, kan handhaving worden<br />

gevorderd. W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht,<br />

Deventer: Kluwer 2004, p. 119.<br />

29. HR 14 januari 2000, JAR 2000/43; HR 24 april 2009, JAR 2009/130.<br />

30. W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, Deventer: Kluwer<br />

2004, p. 162.<br />

31. W.J.P.M. Fase en J. van Drongelen, CAO-recht, Deventer: Kluwer<br />

2004, p. 122-123.<br />

32. Bijv. Rb. Den Haag 23 februari 2009, LJN BH5036, waarin de exwerknemer<br />

<strong>niet</strong>-afgedragen premies op grond van de cao-verzekering<br />

en het verplichtstellingsbesluit van zijn ex-werkgever vorderde.<br />

33. E. Lutjens, ‘Pensioenvoorziening bij CAO’, SR 2004, 53, p. 266.<br />

34. Een WIA-bodem en WGA-hiaat verzekering, ondergebracht bij <strong>een</strong><br />

daarvoor opgezette verzekeraar.<br />

35. Hof Den Haag 27 juli 2010, LJN BN4193.<br />

36. Kamerstukken I 2006/07, 30 413, nr. C, p. 14.<br />

37. Uitgebreid over de parallel met beroepspensioenfondsen: M.<br />

Boumans, ‘Premieverzuim bij beroepspensioenfondsen’, TPV 2010,<br />

nr. 2, p. 21-27.<br />

38. Vgl. Rb. Amsterdam 23 juli 1997, JAR 1997/181: ‘Dat [stichting VUT]<br />

<strong>niet</strong> de beschikking heeft gekregen over de volledige premies ten<br />

behoeve van of door [werknemer] in de loop der tijd voor vervroegde<br />

uittreding betaald kan daar<strong>aan</strong> in de rechtsverhouding tussen<br />

[werknemer] en [stichting VUT] <strong>niet</strong> afdoen.’<br />

39. E. Lutjens (red.), Pensioenwet, analyse en commentaar,<br />

Deventer: Kluwer 2008, p. 358-359; R.A.C.M. Langemeijer,<br />

Pensioenover<strong>een</strong>komstenrecht, Den Haag: Boom Juridische<br />

Uitgevers 2008, p. 28; H. Tachikirt en K.Y. Lau, ‘Pensioenpremies<br />

<strong>niet</strong> betaald, toch pensioen?’, PM 2010/4, p. 24-29.<br />

40. Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 63.<br />

41. Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 193.<br />

42. HR 9 juli 2004, PJ 2005/1.<br />

43. E. Lutjens, De Wet Bpf, 50 jaar verplichte bedrijfspensioenfondsen,<br />

Deventer: Kluwer 1999, p. 106.<br />

44. Kamerstukken II 2005/06, 30 413, nr. 3, p. 181.<br />

45. Bijvoorbeeld de Technische Groothandel CAO biedt dispensatie <strong>aan</strong><br />

startende ondernemingen. Het Toetsingskader AVV zelf lijkt g<strong>een</strong><br />

ruimte te bieden om op grond van art. 2 Wet AVV <strong>een</strong> vrijstelling<br />

met terugwerkende kracht te vragen.<br />

46. Zie over bewijslastverdeling in <strong>een</strong> dergelijke procedure o.a. HR 23<br />

april 1993, JAR 1993/122; Ktr. Gouda 25 juli 1996, JAR 1996/186.<br />

47. Ook in het verzet tegen <strong>een</strong> dwangbevel is de kant<strong>onrechte</strong>r<br />

bevoegd, zie art. 21 lid 5 Wet Bpf. Als voorbeeld naar <strong>aan</strong>leiding<br />

van <strong>een</strong> werkingssfeergeschil Ktr. Haarlem 7 mei 2008,<br />

LJN BD1570.<br />

48. Waarbij dan zou worden <strong>aan</strong>gehaakt bij art. 26 Wet Bpf. Rb.<br />

Rotterdam 5 september 2003, PJ 2003/137; Rb. Rotterdam<br />

1 december 2003, LJN AO0904; Rb. Rotterdam 27 februari 2004,<br />

PJ 2004/95 en 96; Rb. Rotterdam 14 januari 2005, LJN AS8824; Rb.<br />

Rotterdam 3 mei 2007, PJ 2007/93. Onjuist is dus de constatering<br />

in van I.H. Vermeeren-Keijzers en M. Maric, ‘Verplichte deelneming<br />

in <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds’, ArbeidsRecht 2002, 14, dat ook<br />

de bestuursrechtelijke rechtsgang open staat.<br />

49. Art. 13 Bpf. RvS 9 januari 2002, PJ 2002/44; CBB 13 juni 2006,<br />

PJ 2007/51; Rb. Rotterdam 22 februari 2007, PJ 2007/91; CBB<br />

9 april 2009, PJ 2009/102.<br />

50. HR 16 oktober 1987, NJ 1988, 117; HR 19 april 2006, NJ 1996, 500.<br />

51. E. Lutjens (red.), Pensioenwet, analyse en commentaar, Deventer:<br />

Kluwer 2008, p. 360. Mijns inziens wordt ten <strong>onrechte</strong> in dit verband<br />

art. 3:307 BW <strong>aan</strong>gehaald door E. Lutjens, De Wet Bpf, 50<br />

jaar verplichte bedrijfspensioenfondsen, Deventer: Kluwer 1999,<br />

p. 86.<br />

52. HR 10 september 1993, NJ 1993, 736.<br />

53. Anders: K. Borchert-Vriend, ‘Aansluiting met terugwerkende kracht<br />

bij verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds’, P&P 2010, nr. 7, p. 16;<br />

Ktr. Maastricht 26 mei 2010, LJN BN7900.<br />

54. Uitgebreid: P.W.H.M Willems, ‘Termijnen in het arbeidsrecht: <strong>een</strong><br />

overzicht’, ArbeidsRecht 2010, 18. Zie als voorbeeld over de vraag<br />

welke verjaringstermijn van toepassing is HR 6 februari 1998, NJ<br />

1998, 351.<br />

55. Hof Den Haag 3 november 2006, PJ 2008/24.<br />

56. Hof Amsterdam 28 oktober 2008, PJ 2009/34. Vgl. ook Ktr. Utrecht<br />

2 december 2009, LJN BK4680 (beweerdelijk onzorgvuldig onderzoek).<br />

57. HR 6 januari 1995, NJ 1995, 549. Recenter: Hof Den Bosch<br />

9 december 2003, JAR 2004/98 en Hof Amsterdam 16 juni 2009,<br />

Nieuwsbericht OpMaat Arbeidsrecht 2009/243.<br />

58. Vgl. Hof Den Bosch 26 oktober 2004, PJ 2009/81.<br />

59. Ktr. Arnhem 9 juli 2007, PJ 2008/72.<br />

60. Sommige bedrijfstakpensioenfondsen zijn ook bereid (onverplicht)<br />

om <strong>aan</strong>sluiting van de werkgever in te laten g<strong>aan</strong> in het jaar van<br />

benadering van de werkgever en voor het verleden <strong>een</strong> wederzijdse<br />

vrijwaring af te spreken: K. Borchert-Vriend, ‘Aansluiting met terugwerkende<br />

kracht bij verplichtgesteld bedrijfstakpensioenfonds’,<br />

P&P 2010, nr. 7, p. 17-18.<br />

61. Tegen dit besluit staat nog wel <strong>een</strong> bestuursrechtelijke procedure<br />

open, zoals eerder genoemd.<br />

62. Vgl. Rb. Zutphen 2 augustus 2006, PJ 2006/113. Het werd daadwerkelijk<br />

gevorderd in <strong>een</strong> procedure tussen <strong>een</strong> bedrijfstakpensioenfonds<br />

en <strong>een</strong> werkgever, maar daar werd het afgewezen omdat<br />

de verzekeraar g<strong>een</strong> partij was bij de procedure, Rb. Haarlem 18 juli<br />

2007, LJN BB0177, ro. 17.<br />

63. Asser-Hartkamp & Sieburgh 2009 (6-III), nr. 246.<br />

64. Asser-Hartkamp 2004 (4-II), nr. 383a; zie tevens uitgebreid J.H.<br />

Bennaars, ‘De nieuwe werkgever: lachende derde of toch <strong>niet</strong>’,<br />

ArbeidsRecht 2007, 51.<br />

65. HR 26 januari 2007, NJ 2007, 78.<br />

66. AFM, Leidraad tweedepijler pensioen, http://www.afm.nl/~/media/<br />

Files/wetten-regels/leidraad/pensioenadvisering/leidraad_kwaliteit_<br />

pensioenadvisering_2.ashx. (geraadpleegd 28 september 2010).<br />

67. AFM, Rapport kwaliteit advies tweedepijler pensioen, maart 2010.<br />

68. Voor de betalingscomplicaties vgl Rb. Zutphen 14 november 2007,<br />

PJ 2008/26. Zie Hof Den Haag 27 juli 2010, LJN BN2733 met<br />

betrekking tot de wettelijke rente over dergelijke terugbetalingen.<br />

69. HR 24 april 2009, JAR 2009/130. Uitgebreid: M. de Birk, ‘Artikel 12<br />

Wet CAO: pakketvergelijking en partiële <strong>niet</strong>igheid’, ArbeidsRecht<br />

2009, 51.<br />

70. E. Lutjens en S.H. Kuiper, ‘Pensioenwet en privaatrecht’, NTBR<br />

2008/2, p. 85.<br />

P&P011.indd 14<br />

11/3/10 3:53 PM

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!