NJB-1440
NJB-1440
NJB-1440
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Rechtspraak<br />
H gehuurde bedrijfsruimte. Bij de beoordeling<br />
van deze klacht wordt het volgende vooropgesteld.<br />
Volgens art. 40 Ow vormt de schadeloosstelling<br />
bij onteigening een volledige<br />
vergoeding voor alle schade die de onteigende<br />
rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies<br />
van zijn zaak lijdt. Art. 40 is van overeenkomstige<br />
toepassing op rechten die door de<br />
onteigening geheel of gedeeltelijk vervallen.<br />
Een huurrecht van bedrijfsruimte vervalt<br />
door inschrijving van het onteigeningsvonnis<br />
(art. 59 lid 3 Ow). Art. 42 lid 1 Ow bepaalt<br />
onder meer dat bij de onteigening van verhuurde<br />
bedrijfsruimte als omschreven in art.<br />
7:309 lid 5 BW, door de onteigenende partij<br />
aan de huurder een schadeloosstelling wordt<br />
betaald, en dat bij de begroting daarvan rekening<br />
wordt gehouden met de kans dat de<br />
huurverhouding bij het verstrijken van de<br />
geldigheidsduur van de overeenkomst zou<br />
hebben voortgeduurd. Art. 42 lid 1 Ow strekt<br />
blijkens de parlementaire geschiedenis ertoe<br />
dat de schadeloosstelling van de huurder van<br />
bedrijfsruimte een volledige vergoeding van<br />
diens bedrijfsschade omvat. Gezien het voorgaande<br />
komt aan de huurder van onteigende<br />
bedrijfsruimte volledige vergoeding toe voor<br />
de schade die hij in de zin van de art. 40, 41<br />
en 42 lid 1 Ow rechtstreeks en noodzakelijk<br />
lijdt door het verlies van het huurrecht. Ten<br />
behoeve van de begroting van de aan H toekomende<br />
schadeloosstelling heeft de rechtbank<br />
terecht aansluiting gezocht bij de rechtspraak<br />
van de Hoge Raad waarin is beslist<br />
dat indien een eigenaar op de onteigende<br />
zaak een bedrijf heeft uitgeoefend in het verband<br />
van een vennootschap onder firma of<br />
maatschap, of in een niet juridisch vormgegeven<br />
familieverband, en op hem een verplichting<br />
rust om de hem toe te kennen vergoeding<br />
ter zake van inkomensschade in dat<br />
verband in te brengen, de volledige bedrijfsschade<br />
van dat verband moet worden aangemerkt<br />
als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg<br />
van de onteigening in de zin van art. 40 Ow<br />
(HR 22 maart 1972, ECLI:NL:HR:1972:AB5578,<br />
NJ 1972/294 (Overijssel vs. Vosman); HR 6<br />
juni 1973, ECLI:NL:HR:1973:AB7224, NJ<br />
1974/140 (Gelderland vs. Lamers); HR 27 september<br />
2013, ECLI:NL:HR:2013:CA1731, NJ<br />
2014/100 (De Haas vs. Lansingerland)). In het<br />
licht van hetgeen hiervoor is overwogen,<br />
heeft te gelden dat ook indien een huurder<br />
in het verband van een vennootschap onder<br />
firma of maatschap, of in een niet juridisch<br />
vormgegeven familieverband, een bedrijf<br />
uitoefent in of op een onroerende zaak die<br />
wordt onteigend, en op de huurder een verplichting<br />
rust om de hem toe te kennen vergoeding<br />
ter zake van inkomensschade in dat<br />
verband in te brengen, de volledige bedrijfsschade<br />
van dat verband moet worden aangemerkt<br />
als rechtstreeks en noodzakelijk gevolg<br />
van de onteigening in de zin van art. 40 Ow.<br />
Op het vorenstaande stuit de klacht af.<br />
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclusie<br />
van de A-G.<br />
De A-G bespreekt onder 4.3 de rechtspraak<br />
over onteigeningsvergoedingen voor eigenaars<br />
die een bedrijf uitoefenen in maatschapsverband,<br />
VOF-verband of familieverband.<br />
Onder 4.5 citeert hij uit de<br />
wetsgeschiedenis van art. 42 lid 1 Ow (onteigening<br />
van verhuurde bedrijfsruimte).<br />
2064<br />
7 november 2014, nr. 13/04452<br />
(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T.<br />
Heisterkamp, G. de Groot, M.V. Polak; plv.<br />
P-G C.L. de Vries Lentsch-Kostense)<br />
ECLI:NL:HR:2014:3126<br />
Aruba. Ontslag op staande voet. Dringende<br />
reden. Fixatiebeginsel. Een hotelmedewerker<br />
wordt op staande voet ontslagen. De<br />
ontslagbrief vermeldt als ontslaggrond dat<br />
de medewerker een vrouwelijke collega<br />
heeft geschopt die op de grond lag. Het hof<br />
acht het ontslag geldig op de grond dat de<br />
medewerker op het punt stond de collega te<br />
schoppen. HR: Vooropstelling: zie hoofdtekst.<br />
Het hof heeft geoordeeld dat de door<br />
hem vermelde feiten een dringende reden<br />
opleveren. Daarbij heeft het hof geen kenbaar<br />
verband gelegd met de ontslaggrond<br />
in de ontslagbrief. Aldus heeft het hof hetzij<br />
de regels miskend, hetzij zijn oordeel<br />
onvoldoende gemotiveerd.<br />
(BW Aruba art. 7A:1615o lid 1; BW art. 7:677<br />
lid 1)<br />
A, adv. mr. S. Kousedghi, vs. Hyatt, niet<br />
verschenen.<br />
Feiten en procesverloop<br />
Vanaf 1992 is A in dienst van Hyatt werkzaam<br />
geweest in een hotel op Aruba. In 2010<br />
heeft Hyatt A op staande voet ontslagen in<br />
verband met een incident in het hotel. De<br />
ontslagbrief vermeldt als ‘actions’ die ‘both<br />
individually and jointly’ voor Hyatt grond<br />
voor het ontslag op staande voet zijn: ‘(…)<br />
you pushed a female colleague after which<br />
she fell and you kicked her while she was<br />
lying on the floor. According to the statement<br />
of one of your colleagues, he had to<br />
intervene to make you stop kicking the female<br />
colleague while she was on the floor. Several<br />
employees witnessed that the nose of the<br />
female employee colleague was bleeding’, en<br />
voegt hieraan toe ‘(...) we established that you<br />
were the one attacking the female employee<br />
by pushing her and kicking her while she<br />
was on the floor, which aggressive behavior is<br />
unacceptable’.<br />
In dit geding heeft A nietigverklaring van<br />
het ontslag en loondoorbetaling gevorderd.<br />
Het gerecht heeft de vorderingen toegewezen.<br />
Het hof heeft de vorderingen alsnog<br />
afgewezen. Het hof heeft hiertoe overwogen:<br />
‘Met voldoende zekerheid staat vast dat in<br />
het “backstation” van het restaurant waarop<br />
zicht was vanuit het gedeelte waartoe de gasten<br />
toegang hebben, een handgemeen plaatsvond<br />
tussen A en B met wie A een affectieve<br />
relatie heeft gehad en met wie hij een kind<br />
heeft, dat B hierbij een bloedneus heeft opgelopen,<br />
dat B is komen te vallen, en dat A op<br />
het punt stond te schoppen maar daarvan<br />
door een collega is weerhouden. Het Hof acht<br />
hierin (...) een dringende reden voor ontslag<br />
op staande voet aanwezig. De Arubaanse<br />
hotels geven extra aandacht aan behoorlijk<br />
optreden van hun personeel (...) en stellen<br />
zware sancties op onbehoorlijk gedrag, hetgeen<br />
aan dit personeel ook bekend is. In de<br />
jurisprudentie van het GEA en het Hof wordt<br />
hiermee rekening gehouden. Het toerisme is<br />
nu eenmaal cruciaal voor de economie van<br />
Aruba. Het is van algemeen belang dat de<br />
goede naam van Aruba (“one happy island”)<br />
bij de overwegend Amerikaanse toerist niet<br />
wordt aangetast.’<br />
Hoge Raad<br />
Onderdeel 10 is gericht tegen het oordeel<br />
van het hof dat een dringende reden voor<br />
ontslag op staande voet aanwezig is. Het oordeel<br />
miskent het beginsel dat de ontslagmededeling<br />
de ontslaggrond fixeert, aldus het<br />
onderdeel. Bij de beoordeling van deze klacht<br />
wordt het volgende vooropgesteld. Bij opzegging<br />
van een arbeidsovereenkomst om een<br />
dringende reden dient naar het recht van<br />
Aruba de reden onverwijld aan de wederpartij<br />
te worden meegedeeld (art. 7A:1615o lid 1<br />
BWA). De strekking hiervan is dezelfde als die<br />
van de gelijksoortige eis van art. 7:677 lid 1<br />
BW, te weten dat voor de wederpartij onmiddellijk<br />
duidelijk behoort te zijn welke eigenschappen<br />
of gedragingen de ander hebben<br />
genoopt tot het beëindigen van de dienstbetrekking.<br />
De wederpartij moet zich immers<br />
na de mededeling kunnen beraden of hij de<br />
opgegeven reden(en) als juist erkent en als<br />
dringend aanvaardt (Vergelijk HR 23 april<br />
1993, ECLI:NL:HR:1993:ZC0939, NJ 1993/504<br />
(Bakermans vs. Straalservice); HR 26 april<br />
1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2052, NJ 1996/609<br />
(Bol vs. Kuiper q.q.)). De werkgever die een<br />
werknemer aldus heeft ontslagen, dient in<br />
geval van betwisting van de dringende reden<br />
door de werknemer, te stellen en zo nodig te<br />
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 21-11-2014 – AFL. 40 2871