27.01.2015 Views

NJB-1440

NJB-1440

NJB-1440

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Rechtspraak<br />

bewijzen dat de door de werkgever meegedeelde<br />

ontslaggrond zich heeft voorgedaan<br />

en is aan te merken als dringende reden (vergelijk<br />

HR 26 januari 2001,<br />

ECLI:NL:HR:2001:AA9664 (Wapenaar vs. Hofman);<br />

HR 24 april 2009,<br />

ECLI:NL:HR:2009:BH0387 (X vs. CP&A)). Ingeval<br />

slechts een gedeelte van het door de<br />

werkgever als dringende reden voor het ontslag<br />

aan de werknemer meegedeelde feitencomplex<br />

komt vast te staan, is het ontslag op<br />

staande voet alleen geldig als het gedeelte<br />

van de feiten dat vaststaat op zichzelf kan<br />

worden beschouwd als een dringende reden,<br />

en voor de werknemer in het licht van de<br />

aanzegging en de overige omstandigheden<br />

van het geval onmiddellijk duidelijk was dat<br />

de werkgever hem ook zou hebben ontslagen<br />

indien deze, anders dan hij blijkens de ontslagaanzegging<br />

meende, daarvoor niet meer<br />

grond zou hebben gehad dan in rechte is<br />

komen vast te staan, althans dat daaromtrent<br />

bij de werknemer, gelet op de omstandigheden<br />

van het geval, in redelijkheid geen<br />

twijfel kan hebben bestaan (vergelijk HR 26<br />

september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2806, NJ<br />

2014/408 (X vs. Meridiaan)). Het hof heeft<br />

geoordeeld dat de door hem vermelde feiten<br />

een dringende reden voor ontslag op staande<br />

voet opleveren. Daarbij heeft het hof echter<br />

geen kenbaar verband gelegd met de ontslaggrond<br />

die door Hyatt in haar ontslagbrief aan<br />

A is medegedeeld. Aldus heeft het hof hetzij<br />

de hiervoor vermelde regels miskend, hetzij<br />

zijn oordeel onvoldoende gemotiveerd.<br />

Volgt vernietiging en terugwijzing, overeenkomstig<br />

de conclusie van de plv. P-G.<br />

De plv. P-G bespreekt onder 10-12 de vereisten<br />

voor rechtsgeldig ontslag op staande voet,<br />

waaronder het fixatiebeginsel.<br />

Hoge Raad (strafkamer)<br />

Deze rubriek wordt verzorgd door prof. mr.<br />

P.H.P.H.M.C. van Kempen, hoogleraar<br />

straf(proces)recht Radboud Universiteit Nijmegen.<br />

2065<br />

4 november 2014, nr. 12/05178<br />

(Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, N. Jörg,<br />

V. van den Brink, E.S.G.N.A.I. van de Griend)<br />

(Na conclusie van A-G mr. E.J. Hofstee,<br />

strekkende tot vernietiging van de bestreden<br />

uitspraak wat betreft de opgelegde<br />

straf, tot vermindering daarvan en tot<br />

verwerping voor het overige; adv. mr. G.<br />

Spong, Amsterdam)<br />

ECLI:NL:HR:2014:3081<br />

Voorbereiding art. 46 Sr en voorbedachte<br />

raad art. 289 Sr: onjuist is de opvatting dat<br />

aan de bewezenverklaring van voorbereiding<br />

van moord dezelfde (motiverings-)<br />

eisen moeten worden gesteld als aan de<br />

bewezenverklaring van (poging tot) moord.<br />

Dat neemt niet weg dat ook voor de voorbereiding<br />

van moord geldt dat aan het<br />

bewijs van het bestemd zijn tot het begaan<br />

van moord bepaaldelijk eisen moeten worden<br />

gesteld en dat de rechter in zijn motivering<br />

van de bewezenverklaring nadere<br />

aandacht moet geven aan de vraag op<br />

grond waarvan uit de bewijsvoering met<br />

voldoende bepaaldheid blijkt dat het misdadige<br />

doel dat de verdachte met zijn voorbereidingshandelingen<br />

en voorbereidingsmiddelen<br />

voor ogen stond, als moord moet<br />

worden aangemerkt. In casu bewijsmotivering<br />

toereikend.<br />

(Sr art. 46, 289)<br />

Inleiding:<br />

Verdachte is veroordeeld, onder meer omdat<br />

hij – kort gezegd – (feit 1) ter voorbereiding<br />

van een misdrijf, waarop naar de wettelijke<br />

omschrijving een gevangenisstraf van acht<br />

jaren of meer is gesteld te weten: moord (art.<br />

289 Sr), opzettelijk voorwerpen voorhanden<br />

heeft gehad, te weten: [F] vuurwapens (te<br />

weten: een pistool Sig p-210 en een (ingekort)<br />

hagelgeweer BRNO) en patroonhouders<br />

en munitie en [H] Diverse andere goederen,<br />

te weten, een kogelwerend vest en een paar<br />

(rubberen) handschoenen en twee, althans<br />

één, portofoon(s) en een (over)jas van de<br />

Koninklijke Marechaussee en een brandweerpet<br />

en een politieriem en een brandweertrui<br />

en een bivakmuts welke voorwerpen, al dan<br />

niet in combinatie met elkaar, kennelijk<br />

bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.<br />

Het hof heeft onder ‘de relatie voorbereidings-handelingen<br />

- specifieke misdrijven’<br />

onder meer het volgende overwogen: ‘Naast<br />

de pyrotechnische mengsels, grondstoffen<br />

voor de springstof TATP en onderdelen voor<br />

geïmproviseerde explosieve voorwerpen, had<br />

verdachte ook twee vuurwapens voorhanden<br />

met daarbij relatief grote hoeveelheden bijpassende<br />

munitie, alsook een kogelwerend<br />

vest en een bivakmuts. Dit samenstel van<br />

stoffen en voorwerpen acht het hof veelzeggend<br />

in het licht van het onherroepelijk<br />

arrest van dit gerechtshof van 20 februari<br />

2002. Daaruit blijkt immers dat verdachte<br />

zich schuldig heeft gemaakt aan twee gewapende<br />

overvallen op grenswisselkantoren,<br />

waarbij verdachte ook explosieven heeft<br />

gebruikt. Bij de tweede overval was hij<br />

gekleed in een kogelwerend vest en heeft hij<br />

zich met behulp van een semi-automatisch<br />

vuurwapen een vluchtweg verschaft. De<br />

kogels zijn daarbij blijkens dit arrest rakelings<br />

langs agenten en omstanders gevlogen.<br />

Door zich te voorzien van vuurwapens (waarvan<br />

één doorgeladen), relatief grote hoeveelheden<br />

munitie en een kogelwerend vest, c.q.<br />

door voorwerpen in zijn kamer aan de Boelstraat<br />

bijeen te brengen, heeft verdachte zich<br />

kennelijk wederom voorbereid op een diefstal<br />

met geweld dan wel afpersing, alsook op<br />

een mogelijk vuurgevecht. Het behoeft geen<br />

betoog dat daarbij doden kunnen vallen.<br />

Door bedoelde voorbereidingen te treffen<br />

heeft verdachte in elk geval ook momenten<br />

van kalm beraad en rustig overleg gehad en<br />

dient het vorenstaande dan ook te worden<br />

gekwalificeerd als voorbereiding van moord.’<br />

Het middel behelst de klacht dat de bewezenverklaring<br />

van feit 1 voor zover inhoudende<br />

dat de verdachte heeft gehandeld ter voorbereiding<br />

van moord, ontoereikend is gemotiveerd.<br />

Hoge Raad, onder meer:<br />

2.4. Met betrekking tot bewezenverklaring<br />

van het misdrijf ‘moord’ heeft de Hoge Raad<br />

in zijn recente rechtspraak het volgende<br />

vooropgesteld. Voor een bewezenverklaring<br />

van het bestanddeel ‘voorbedachte raad’<br />

moet komen vast te staan dat de verdachte<br />

zich gedurende enige tijd heeft kunnen<br />

beraden op het te nemen of het genomen<br />

besluit en dat hij niet heeft gehandeld in<br />

een ogenblikkelijke gemoedsopwelling,<br />

zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te<br />

denken over de betekenis en de gevolgen<br />

van zijn voorgenomen daad en zich daarvan<br />

rekenschap te geven.<br />

Bij de vraag of sprake is van voorbedachte<br />

raad gaat het bij uitstek om een weging en<br />

waardering van de omstandigheden van het<br />

concrete geval door de rechter, waarbij deze<br />

het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen<br />

die voor of tegen het bewezen verklaren<br />

van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling<br />

dat de verdachte voldoende tijd had om<br />

zich te beraden op het te nemen of het genomen<br />

besluit vormt weliswaar een belangrijke<br />

objectieve aanwijzing dat met voorbedachte<br />

raad is gehandeld, maar behoeft de rechter<br />

niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties<br />

een zwaarder gewicht toe te kennen.<br />

Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan<br />

de omstandigheid dat de besluitvorming en<br />

uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden,<br />

dat slechts sprake is van een korte<br />

tijdspanne tussen besluit en uitvoering of<br />

dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens<br />

de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo<br />

kunnen bepaalde omstandigheden (of een<br />

samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk<br />

2872 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 21-11-2014 – AFL. 40

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!