10.07.2015 Views

Verweerschrift Reconstructie Salland-Twente. - Provincie Overijssel

Verweerschrift Reconstructie Salland-Twente. - Provincie Overijssel

Verweerschrift Reconstructie Salland-Twente. - Provincie Overijssel

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

www.prv-overijssel.nlProvinciale Staten van <strong>Overijssel</strong>Postadres<strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong>Postbus 100788000 GB ZwolleTelefoon 038 425 25 25Telefax 038 425 48 60Uw kenmerk Uw brief Ons kenmerk DatumPS/2005/476 05 04 05 LNL/2005/1085 10 06 2005Bijlagen Doorkiesnummer Inlichtingen bij1 425 17 02 hr. L. MenkveldOnderwerp<strong>Verweerschrift</strong> <strong>Reconstructie</strong> <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>.Hierbij bieden wij u ter informatie het verweerschrift reconstructie aan. Dit verweerschrift hebben wijop 31 mei 2005 vastgesteld en vervolgens toegezonden aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van deRaad van State.De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft aan de Stichting AdviseringBestuursrechtspraak (StAB) verzocht om een advies over de tegen het reconstructieplan ingediendeberoepen. Deze stichting heeft op ambtelijk niveau met de <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> over hetreconstructieplan en de daartegen ingebrachte beroepen informatie ingewonnen. In de komendemaanden zullen medewerkers van de stichting al de appellanten bezoeken. Uiterlijk eind augustus 2005zal de stichting aan de Raad van State het advies uitbrengen.Gedeputeerde Staten van <strong>Overijssel</strong>,namens dezen,mw. drs. E.M. Blaauwteamleider Projecten landelijk gebiedBij correspondentie graag ons kenmerk vermelden. RABO Zwolle 3973.41.121Tijdens de renovatie van het provinciehuis is een deel van de organisatie gehuisvest opkantoorlocatie Rechterland 1 te Zwolle. Zie voor meer informatie www.prv-overijssel.nl/adres.BezoekadresLuttenbergstraat 2 ZwolleRechterland 1 Zwolle


www.prv-overijssel.nlRaad van StateVoorzitter van de afdeling Bestuursrechtspraakt.a.v. de heer mr. L. KnulstPostbus 200192500 AE ‘s-GRAVENHAGEPostadres<strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong>Postbus 100788000 GB ZwolleTelefoon 038 425 25 25Telefax 038 425 48 60Uw kenmerk Uw brief Ons kenmerk Datum200408033/1 31 03 05 LNL/2005/1543 31 05 2005Bijlagen Doorkiesnummer Inlichtingen bijdiv. 425 17 02 hr. L. MenkveldOnderwerp<strong>Verweerschrift</strong> beroepen <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>, <strong>Overijssel</strong>.1. InleidingBij brief van 31 maart 2005, kenmerk 200408033/1/R2, heeft u Provinciale Staten van <strong>Overijssel</strong>gevraagd een verweerschrift aan u te zenden over de tegen het besluit tot vaststelling van het<strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong> ingediende beroepen. Als gevolg van het bepaalde in artikel 158 vande <strong>Provincie</strong>wet hebben Provinciale Staten het voeren van verweer aan ons opgedragen. Hierbij doen wiju het verweerschrift toekomen.Voordat wij op de verschillende beroepen zullen ingaan, geven wij onder nummer:2. een overzicht van de wijze van totstandkoming van het plan;3. een beschouwing over de MER;4. een omschrijving van de belangrijkste onderdelen van het plan;5. de relatie met het WAV-plan en de uitspraak van de Raad van State daarover;6. een verhandeling over de schadeaspecten van het reconstructieplan;7. een toelichting op de financiele middelen voor bedrijfsverplaatsingenOnder nummer 8 hebben wij:8. een verweer per ingebracht beroep opgesteld;9. conclusies.Wij hebben over dit verweerschrift overlegd met het ministerie van Landbouw, Natuur enVoedselkwaliteit (LNV), het Ministerie van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM)en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (V en W).In totaal heeft u ons 49 beroepschriften gezonden. De meeste daarvan hebben betrekking op de in het<strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong> (hierna: reconstructieplan) opgenomen zonering. Een aantalberoepsgronden met betrekking tot deze zonering komt in veel beroepschriften terug. In paragraaf 7gaan wij per appellant in op zijn beroep.Bij correspondentie graag ons kenmerk vermelden. RABO Zwolle 3973.41.121Tijdens de renovatie van het provinciehuis is een deel van de organisatie gehuisvest opkantoorlocatie Rechterland 1 te Zwolle. Zie voor meer informatie www.prv-overijssel.nl/adres.BezoekadresLuttenbergstraat 2 ZwolleRechterland 1 Zwolle


2Alle appellanten hebben een reactie op het ontwerp van het reconstructieplan ingediend. Zij verwijzen inhun beroepschriften daar veelvuldig naar.In de Reactienota <strong>Reconstructie</strong> hebben wij al ons standpunt over deze beroepen gegeven. In ditverweerschrift zullen wij daar regelmatig naar verwijzen en aangeven waar het betreffende beroep in denota is terug te vinden.Wij verzoeken u het in de reactienota door ons ingenomen standpunt als onderdeel van ons verweer tebeschouwen. Voor zover onderdelen van de bedenkingen nog expliciet in het beroepschrift aan de ordeworden gesteld verwijzen wij specifiek naar de pagina’s van de reactienota waar ons standpunt daaroveris opgenomen.2. Wijze van totstandkoming van het planHet reconstructieplan is door Provinciale Staten van <strong>Overijssel</strong> vastgesteld op 15 september 2004.Het plan is goedgekeurd door het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, het Ministerievan Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieu en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat op2 november 2004. Vervolgens heeft het plan vanaf 4 november tot en met 15 december 2004 ter inzagegelegen.Het reconstructieplan is voorbereid door de <strong>Reconstructie</strong>commissie <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong> en in een eerderstadium door de streekcommissies <strong>Salland</strong>, Noordoost-<strong>Twente</strong> en Zuidwest-<strong>Twente</strong> die daartoedeelplannen hebben opgesteld. Deze deelplannen hebben geen formele status, maar vormen wel hetvertrekpunt voor het reconstructieplan. Ook zijn de deelplannen uitvoerig besproken met deverschillende belangengroepen en gemeenten binnen het reconstructiegebied.Het reconstructieplan is in belangrijke mate gebouwd op de gebiedsspecifieke informatie en opvattingenuit de drie deelgebieden. Voor zover eenheid in beleid voor het hele <strong>Overijssel</strong>se reconstructiegebied datnodig maakte, zijn wij daarvan soms afgeweken.3. MilieueffectrapportageDe <strong>Reconstructie</strong>wet bepaalt dat de vaststelling van een reconstructieplan door Provinciale Staten eenbesluit is waarvoor een Milieueffectrapportage (MER) moet worden uitgevoerd. Wij hebben een MERvoor het reconstructiegebied opgesteld en dat ook voorgelegd aan de commissie MER. (Deel II,Milieueffectrapport, november 2003). Het MER heeft tegelijkertijd met het ontwerp van hetreconstructieplan ter inzage gelegen.De commissie MER heeft op 25 mei 2004 het toetsingsadvies aan ons toegezonden. Zij heeft daarbijaangegeven het Milieueffectrapport aanvaardbaar te achten.4. Belangrijkste onderdelen van het plan4.1 Juridisch relevante planonderdelenOnderstaand volgt een beschrijving van de juridisch relevante onderdelen van het reconstructieplan.Het is goed daarbij voor ogen te houden dat het plan slechts op enkele onderdelen directe werking heeft.Het plan heeft echter in veel sterkere mate een indirecte werking. De indirecte werking moet zo wordenuitgelegd dat het reconstructieplan aangeeft op welke wijze de gemeentelijke bestemmingsplannen voorhet buitengebied moeten worden aangepast om te voldoen aan de doelstellingen van hetreconstructieplan.De provincie stimuleert de gemeenten om de noodzakelijke planaanpassingen zo spoedig mogelijk terealiseren. Daartoe zijn de volgende maatregelen getroffen:• ondersteuning van gemeenten voor het aanpassen van de bestemmingsplannen;• ondersteuning van gemeenten door menskracht in te zetten;• het beschikbaar stellen van informatie voor het aanpassen van de bestemmingsplannen;• gezamenlijke uitwerking van in het reconstructieplan aangegeven nieuwe beleidsthema’s.Voor het beleid in de drie te onderscheiden reconstructiezoneringen verwijzen wij in de eerste plaatsnaar hoofdstuk 5 van het plan. Het wettelijke kader en de bestuurlijke en juridische randvoorwaardenvan het reconstructieplan zijn in hoofdstuk 6, de paragrafen 6.1 en 6.2, weergegeven.


3In het reconstructiegebied worden extensiverings-, verwevings- en landbouwontwikkelingsgebieden(-zones) onderscheiden. Opname daarvan in het plan is verplicht op grond van artikel 11 van de<strong>Reconstructie</strong>wet concentratiegebieden.De zonering is aangegeven op de bij het <strong>Reconstructie</strong>plan behorende zoneringskaart. Alleen deze kaart,(kaart 1, schaal 1: 50.000) is bepalend voor de bestuurlijke en juridische doorwerking naar andereplannen en besluiten.In hoofdstuk 5 van het reconstructieplan en in paragraaf 4.2 van dit verweerschrift is in gegaan op deuitgangspunten die aan de zonering ten grondslag hebben gelegen en de uitwerkingen daarvan.Artikel 1 van de <strong>Reconstructie</strong>wet geeft de definities van de begrippen extensiveringsgebieden,verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden. Deze definities laten echter een zekereinterpretatieruimte open voor wat betreft de begrippen ”intensieve veehouderij”, “uitbreiding”,“nieuwvestiging” en “ hervestiging”. Binnen de ruimte die de <strong>Reconstructie</strong>wet biedt, zijn ten behoevevan een eenduidige interpretatie van deze begrippen definities opgenomen in het <strong>Reconstructie</strong>plan.In hoofdstuk 5 is tevens aandacht besteed aan een aantal bijzondere gevallen zoals de (gedetailleerde)weergave van het beleid ten aanzien van de intensieve veehouderij in de diverse zones en de aanwijzingvan sterlocaties voor de intensieve veehouderij. Verder is in het <strong>Reconstructie</strong>plan gebruikt gemaakt vande mogelijkheid van artikel 27 van de <strong>Reconstructie</strong>wet om voorbereidingsbesluiten op te nemen. Ziedaarvoor onderstaand paragraaf 4.1.1 en hoofdstuk 6.2. van het plan.4.1.1. Extensiveringsgebieden met voorbereidingsbesluitenDe hoofdlijn in de extensiveringsgebieden is:- het bevorderen van de ontwikkeling van landschaps- en natuurwaarden, de realisatievan milieudoelen, en – waar mogelijk – van recreatief medegebruik;- de intensieve veehouderij beëindigen en/of verplaatsen.De voorbereidingsbesluiten die zijn genomen in het extensiveringsgebied, zie bijlagen 4 en 5 van deToelichting op het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>, zijn de enige onderdelen van hetreconstructieplan die regulerend van aard zijn (directe werking). Alle andere onderdelen hebben eenstimulerend karakter (indirecte werking).Voor wat betreft de zonering hebben de meeste beroepen betrekking op de aanwijzing vanlandbouwbedrijven met intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden. In deze gebieden isnieuwvestiging en uitbreiding van deze bedrijven niet toegestaan. Dit vloeit rechtstreeks voort uit dedefinities opgenomen in artikel 1 van de <strong>Reconstructie</strong>wet.Van belang is ook dat het begrip “uitbreiding” dat – zoals hierboven al aangegeven – in de<strong>Reconstructie</strong>wet niet nader is gedefinieerd. In het reconstructieplan is dit begrip gedefinieerd als eenvergroting van de aanwezige agrarische bebouwing al of niet gepaard gaand met een verruiming van hetbouwblok. Consequentie hiervan is dat bestaande bebouwing voor de intensieve veehouderij binnen hetbouwblok in extensiveringsgebied in gebruik mag blijven, maar dus niet mag worden uitgebreid.4.1.2. VerwevingsgebiedenDe hoofdlijn in het verwevingsgebied is:- het mogelijk maken en handhaven van veel functies naast elkaar en in combinatiemet elkaar; ruimte bieden aan meerdere functies (wonen, recreatie, economie, natuur, landschapenzovoort);- de landbouw, waaronder de intensieve veehouderij, ruimte bieden;- extra kansen bieden door de ontwikkeling van sterlocaties.4.1.3. LandbouwontwikkelingsgebiedenLandbouwontwikkelingsgebieden zijn zoekgebieden voor de inplaatsing van (nieuwe) intensieveveehouderijbedrijven. Hoofdlijn van beleid in deze gebieden is:- de intensieve veehouderij een duurzaam perspectief op bedrijfsontwikkeling geven,uiteraard binnen de geldende wettelijke randvoorwaarden;- uitbreiding van andere functies, zoals (verspreide) woningen en recreatie entoerisme, die de ontwikkeling van de intensieve veehouderij beperkingen kunnen opleggen zoveel mogelijk tegengaan;


4- ruimte bieden voor de uitbreiding van bestaande intensieve veehouderijbedrijven ennieuwvestiging van intensieve veehouderij toestaan (initiatieven daartoe zullen zoveel mogelijk inde vorm van clusters worden gerealiseerd);- de ontwikkeling van andere landbouwfuncties ruimte bieden en waar mogelijkstimuleren.4.2 De reconstructiezonering 14.2.1 AlgemeenArtikel 11, lid 4, sub b van de <strong>Reconstructie</strong>wet schrijft voor dat in het reconstructiegebiedlandbouwontwikkelings-, verwevings-, en extensiveringsgebieden zo nauwkeurig mogelijk wordenaangegeven.Bij de ontwikkeling van een systeem voor de reconstructiezonering in 2001 is zoveel mogelijk aansluitinggezocht bij de zonering van het op 13 december 2000 door Provinciale Staten van <strong>Overijssel</strong>vastgestelde Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000 + 2 . Belangrijke reden daarvoor was dat het doel van dezoneringen van het streekplan en van het reconstructieplan in belangrijke mate overeenkomt. Het zijnbeide sturingsinstrumenten voor de ontwikkeling van de landbouw, natuur en landschap, bodem, wateren lucht, cultureel erfgoed et cetera.In de streekplanzonering staan de ontwikkelings(on)mogelijkheden van de landbouw (grondgebondenen intensief) ten opzichte van de in een gebied aanwezige waarden centraal. In de reconstructiezoneringis dat ook het geval waar het de ontwikkelings(on)mogelijkheden van de intensieve veehouderij betreft.De reconstructiezonering is dus geen sturingsinstrument voor de ontwikkeling van de grondgebondenlandbouw 3 .Een belangrijk verschilpunt tussen beide zoneringen is dat in de streekplanzoneringen geen rekening isgehouden met milieuregelgeving en nieuwe bijzondere natuurregelingen zoals ammoniak, stank,grondwaterbescherming, IPPC, MER, Vogel- en Habitatrichtlijn en de Natuurbeschermingswet.Bij de reconstructiezonering is daar, voorzover mogelijk, wel rekening mee gehouden 4 . Verder is bij dereconstructiezonering ook rekening gehouden met het landschap voor wat betreft deontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij. Dit blijkt ook uit een vergelijking van defunctiekaart (plankaart 2) van het streekplan en de reconstructiezoneringskaart.De omvang van de streekplanzones I en II die primair gericht zijn op de ontwikkelingsmogelijkhedenvan de landbouw is aanmerkelijk groter dan de omvang van het landbouwontwikkelingsgebied in hetreconstructieplan. Dit suggereert dat het streekplan aanmerkelijk meer ontwikkelingskansen voor delandbouw i.c. de intensieve veehouderij zou bieden. Feitelijk is dat echter niet het geval vanwege demilieuregelgeving en bijzondere natuurregelingen die vooral aan de (verdere) ontwikkeling vanintensieve veehouderij beperkingen opleggen. Men zou nog kunnen zeggen dat binnen destreekplanzonering ten aanzien van deze aspecten nog een nadere afweging gemaakt moet worden bijhet beoordelen van de aanvragen om een bouw- en/of milieuvergunning. Bij het ontwerpen van dereconstructiezonering is deze afweging naar voren gehaald waardoor een reëler beeld van de(on)mogelijkheden wordt gecreëerd.4.2.2 Ontwikkeling van de reconstructiezoneringIn de ontwikkeling van het systeem van de reconstructiezonering kunnen 3 belangrijke stappen wordenonderscheiden.Onder 4.2.1 is er al op gewezen dat het sturingskarakter van de streekplan- en reconstructiezoneringbelangrijke overeenkomsten heeft (stap 1). In stap 2 is de inhoudsomschrijving van destreekplanzonering geconfronteerd met de in artikel 1 van de <strong>Reconstructie</strong>wet gegeveninhoudsomschrijving van het landbouwontwikkelings- ,verwevings en extensiveringsgebied.1 In het reconstructieplan is geen systematische beschrijving van de ontwikkeling van het zoneringsysteemopgenomen. Hier wordt nader op ingegaan. Zie ook paragraaf 5.3.2. van het reconstructieplan.2Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+, paragraaf 4.2.2. en verder.3 Voor de definitie van het begrip “intensieve veehouderij” zie par. 5.4. van het reconstructieplan.4 <strong>Reconstructie</strong>plan paragraaf 4.2.1. ‘De milieuknoop aangepakt: ontvlechten van intensieve veehouderij enandere functies.


5Daaruit is geconcludeerd dat de inhoud van streekplanzone I in belangrijke mate overeenkomt met deinhoudsomschrijving van het landbouwontwikkelingsgebied, streekplanzone III met hetverwevingsgebied en streekplanzone IV met het extensiveringsgebied.Ten aanzien van streekplanzone II is aangegeven of, gelet op de aard en kwaliteiten van de verschillendegebieden binnen deze zone, deze in de reconstructiezonering onder het landbouwontwikkelings- ofverwevingsgebied zou moeten worden gebracht. In schema:StreekplanZone IZone IIZone IIIZone IV<strong>Reconstructie</strong>planLandbouwontwikkelingsgebiedLandbouwontwikkelings- of VerwevingsgebiedVerwevingsgebiedExtensiveringsgebied4.2.3 Nadere uitwerking van het systeemHet aldus ontwikkelde, nog grofmatige systeem is vervolgens op grond van bestaand provinciaalstreekplanbeleid, reconstructieopgaven en milieu-, natuur- en landschapscriteria nader gepreciseerd(stap 3). Voorbeelden daarvan zijn voor natuur (4.3), landschap (4.4), milieu (4.5), water (4.6), relatie stad- platteland (4.7) en recreatie en toerisme (4.8) in de volgende paragrafen beschreven.4.3 Natuur4.3.1. Realisering van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS)Een van de reconstructiedoelen is de realisering van de PEHS. De buitenbegrenzing daarvan is aangegevenop de natuurbeleidskaart behorend bij het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000 +.Het streekplan geeft aan dat binnen de PEHS grootschalige nieuwe ontwikkelingen en de vestiging vannieuwe landbouwbedrijven in principe worden tegengegaan. Daaronder vallen ook de grote, op de groeigerichte intensieve veehouderijbedrijven. Daarom is de PEHS buiten de 250 meter rond de voor verzuringgevoelige gebieden voorzover die niet als extensiveringsgebied zijn aangemerkt, als verwevingsgebiedaangegeven.In de extensiverings- en verwevingsgebieden is de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijbedrijvenuitgesloten.4.4 Landschap4.4.1 Karakteristieke waardevolle landschappenIn het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+ (kaart 8) worden besloten kleinschalige en open grootschaligelandschappen onderscheiden. De open grootschalige landschappen vallen niet onder een reconstructiezoneomdat ze te weinig specifiek zijn voor een sturingsfunctie ten aanzien van de intensieve veehouderij.Voor deze gebieden blijft het streekplanbeleid gehandhaafd.Het beleid voor de besloten kleinschalige landschappen is het streekplanbeleid gericht op het behoud,herstel en aanleg van beplantingselementen en het behoud van het reliëf die de kleinschaligheid bepalen.De vestiging van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven in deze gebieden is ongewenst. Daarom zijn ze alsverwevingsgebied aangemerkt.4.4.2 Historische landschappenIn het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+ (kaart 12) wordt dit landschapstype onderscheiden in waardevolleoudere en jongere landschappen. Voor het reconstructiebeleid zijn daarvan vooral de historisch waardevolleoude zandlandschappen van belang. De kenmerkende elementen (kleinschaligheid) moeten wordenbehouden en versterkt. Daarin past geen nieuwvestiging van (grootschalige) intensieveveehouderijbedrijven. Deze gebieden vallen daarom onder het verwevingsgebied.4.5 Milieu4.5.1 AmmoniakAlle voor verzuring gevoelige gebieden in de PEHS en in streekplanzone IV zijn als Extensiveringsgebiedaangewezen. De zone van 250 meter rond de grotere (groter dan 10 hectare) voor verzuring gevoeligegebieden binnen de PEHS is eveneens als extensiveringsgebied aangegeven, mits het daarbij gaat om zeerkwetsbare natuurdoeltypen en vogel- en habitatrichtlijngebieden en natuurbeschermingsgebieden.


6In dit gebied is de vestiging van nieuwe intensieve veehouderijbedrijven uitgesloten en de uitbreiding vanbestaande intensieve bedrijven beperkt.Een ander hiermee verband houdend aspect is dat de landbouwontwikkelingsgebieden op ten minste1.000 meter van deze voor verzuring gevoelige gebieden zijn gelegd. Buiten deze zone hebben grootschaligebedrijven meer mogelijkheden om zich grootschalig te ontwikkelen dan binnen deze zone. Het gebied tussenhet extensiverings- en landbouwontwikkelingsgebied is aangewezen als verwevingsgebied.Op grond van deze nadere uitwerking kunnen daarom ook streekplanzones I onder het verwevingsgebiedvallen 5 .4.5.2 StankzoneringEr is geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een extensiveringszone met aandacht voor wonen aan tewijzen. De stankregelgeving wordt als voldoende sturend ervaren. Verder zijn er geen aaneengesloten gebiedenaan te wijzen waar zich ernstig stankhinder voordoet. Wel is een zone van 250 meter rond kernenaangehouden. Om te voorkomen dat binnen deze afstand nieuwe, niet intensieve bedrijven zullen wordengevestigd, is dit gebied niet als landbouwontwikkelingsgebied aangemerkt.4.6 Water4.6.1 AlgemeenVoor de nadere uitwerking van de reconstructiezonering is door de reconstructiecommissie en de stuurgroepWaterbeheer 21 e eeuw binnen de provincie een aantal basisprincipes afgesproken zoals:- de veerkracht van het watersysteem niet aantasten;- geen functies toestaan die de waterkwaliteit aantasten;- voorkomen dat schadelijke stoffen naar het oppervlaktewater afstromen;- stand-still ten aanzien van nieuwe lozingen op water met het streefbeeld belevings- enkwaliteitswater;- kwaliteits- en kwantiteitsproblemen mogen niet worden afgewenteld.Deze principes zijn ook opgenomen in de watertoets, en in provinciale en landelijke beleidsnota’s. Bij deuitwerking van de reconstructiezonering is hiermee rekening gehouden.4.6.2 Stroomgebieden met het streefbeeld waterKwaliteitswater geldt voor een beperkt aantal watersystemen en richt zich vooral op de natte natuurwaardenbinnen de PEHS. Voor het behoud en de ontwikkeling van de aquatische natuurwaarden worden extra eisenaan de waterkwaliteit en -kwantiteit gesteld. De doelstelling is een zo natuurlijk mogelijkwaterhuishoudkundig systeem.In het provinciaal waterhuishoudingsplan is het Dinkeldal aangewezen als een gebied met een verwevenheidvan functies waarbij de natuur centraal staat. Daarom zijn alle gebieden met het streefbeeld kwaliteitswater inhet stroomgebied van de Dinkel als verwevingsgebied aangemerkt.4.6.3 Wateraandachtsgebieden landbouwHet waterhuishoudkundige systeem in deze gebieden is vooral gericht op het voorkomen van droogteschadein de (grondgebonden) landbouw. Deze gebieden kunnen in alle zones voorkomen en zijn niet sturend vooreen bepaalde zonering.4.6.4 Zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebiedenBepaalde grondwaterbeschermingsgebieden zijn zeer gevoelig voor de uitspoeling van nitraat. Deze gebiedenzijn als zeer kwetsbaar aangemerkt.Het beleid in deze gebieden is erop gericht dat de intensiteit van de (ook grondgebonden) landbouw nietverder zal toenemen en wordt gestreefd naar extensievere en milieuvriendelijkere vormen van grondgebruik.Verder wordt ernaar gestreefd om de bestaande intensieve agrarische bedrijven, vooral de bedrijven die dichtbij de winputten liggen en een knelpunt voor de waterwinning kunnen vormen, uit het gebied te plaatsen.Daarom zijn deze gebieden in elk geval als Verwevingsgebied aangemerkt en, als uitplaatsing van bestaandeintensieve veehouderijbedrijven gewenst is, als Extensiveringsgebied.


74.7 Relatie stad – plattelandRond steden en (grotere) plattelandskernen zijn of kunnen gebieden worden aangewezen die gericht zijn opde verweving van functies zoals de “groene longen” van Almelo, de invulling van het gebied in ”De DriehoekAlmelo – Borne – Bornerbroek” 7 en Landstad Deventer. Deze gebieden zijn ook als verwevingsgebiedaangegeven.4.8 Recreatie en toerismeVeel toeristische ondernemers zijn sterk gericht op verbetering van de kwaliteit van hun bedrijf. Dit gaat alsregel gepaard met de behoefte aan extra ruimte voor bijvoorbeeld verbetering van de landschappelijkeinpassing of verbetering van het economisch draagvlak door verruiming van het aantal standplaatsen. Bij denadere uitwerking van de zonering is hiermee rekening gehouden in die zin dat deze gebieden buiten hetlandbouwontwikkelingsgebied zijn gehouden en binnen het verwevings- of extensiveringsgebied vallen.Een nieuw kampeerbedrijf binnen het landbouwontwikkelingsgebied zou de zoekruimte voor de inplaatsingvan (nieuwe) intensieve bedr ijven al te zeer kunnen belemmeren.4.9 Hoe is de aanvullende zonering van 250 meter rondom voor verzuring gevoelig gebied in depraktijk tot stand gekomen?Hieronder is aangegeven hoe de ruimtelijke zonering van 250 meter rond voor verzuring gevoelig gebiedis toegepast in de praktijk. Verschillende ingediende beroepen gaan in op de afstanden tot voor verzuringgevoelig gebied en stellen vragen hoe is omgegaan met “randgevallen” .Als uitgangspunt voor de zoneringsgrenzen is ervan uitgegaan dat deze in principe duidelijk in “hetveld” te herkennen moeten zijn. Daarnaast is aangesloten bij de systematiek zoals die in de Wav wordtgehanteerd. Deze paragraaf gaat niet nader in op de inhoudelijke criteria van het voor verzuring gevoeliggebied en criteria voor de aanvullende 250-meter zonering.De voor verzuring gevoelige gebieden binnen de PEHS en de (daar vaak mee samenvallende)streekplanzone IV gebieden zijn op kaart weer te geven. Rondom een aantal van de gebieden isaanvullend zo nauwkeurig mogelijk een zone van 250 meter bepaald. De criteria hiervoor zijnweergegeven op bladzijden 103 en 104 van het reconstructieplan.Uit de nauwkeurig aangegeven zone van 250 meter blijkt dat de grens daarvan dwars door agrarischepercelen en gebouwen lopen en niet altijd voor een ieder duidelijk herkenbaar zijn. Daarom is ook hiervoor grenzen gekozen die duidelijk in het veld herkenbaar zijn. Dit heeft geleid tot een keuze waarin deafbakening van het bouwblok centraal staat. Feitelijk zijn er twee mogelijkheden die zijn weergegeven.


8bouwblok< 250 meter tot voor verzuring gevoelig gebied=> Het gehele bouwblok is als extensiveringsgebied aangewezen.bouwblokextensiveringsgebiedrand extensiveringsgebied< 250 meter tot voor verzuring gevoelig gebied


92. De afstand van het voor verzuring gevoelig gebied tot het dierenverblijf is groter dan250 meter.bouwblok< 250 meter tot voor verzuring gevoelig gebied=> Het hele bouwblok is als verwevingsgebied aangewezen.verwevingsgebiedbouwblokextensiveringsgebied< 250 meter tot voor verzuring gevoelig gebiedOpmerkingIn mogelijkheid 2 vergt het gedeelte van het bouwblok dat binnen de 250 meter zone van voor verzuringgevoelig gebied kan vallen extra aandacht. Een aanvraag van een milieuvergunning binnen de 250 meterzone kan niet worden gehonoreerd. Hiervoor gelden de wettelijke toegestane afstand van 250 meter totvoor verzuring gevoelig gebied en de emissieplafonds zoals aangeduid in de Wav. Bij aanvraag van eenbouwvergunning binnen de 250 meter zone wordt teruggevallen in mogelijkheid 1. Het verlenen van debouwvergunning is daarmee uitgesloten.


10Praktische toepassingOm deze werkwijze toe te passen, is gestart met de digitalisering van de bouwblokken, zoals aangeduidop de bestemmingsplankaart. Gezien de grote verschillen in systematiek van de <strong>Overijssel</strong>sebestemmingsplannen en de verschillende bepalingen die de voorschriften van deze plannen bevatten,bleek digitaliseren ondoenlijk. Daarom is naar een andere manier gezocht om de bouwblokken in beeldte brengen. Dit heeft geresulteerd in een werkwijze waarin de begrenzing van de bouwblokken op dedigitale topografische kaart als uitgangspunt is gehanteerd. Deze begrenzing komt grotendeels overeenmet de begrenzing zoals weergegeven in het bestemmingsplan. Wij sluiten niet uit dat zich kleineverschillen kunnen voordoen en wij vragen de gemeenten ook nadrukkelijke aandacht hiervoor bij deactualisering van de bestemmingsplannen.4.10 Toelichting op kaartenbijlage 1 en kaartenbijlage 2Kaartenbijlage 1 bevat voor elk van de appellanten binnen het extensiveringsgebied een kaart met:- de ligging van het erf van de appellant met een cirkel met een straal van 250 meter daaromheen;- de ligging van de voor verzuring gevoelige gebieden,- de gebieden die vallen onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet,- de ligging van de speciale beschermingszones van de Vogel- en Habitatrichtlijn;- de ligging van het extensiveringsgebied, het landbouwontwikkelingsgebied, hetverwevingsgebied, stedelijk gebied en overige functies.Kaartenbijlage 2 bevat voor enkele appellanten nog aanvullende kaarten.Op de kaarten in bijlage 1 is op basis van adresgegevens in het midden van het erf een stip geplaatst.Daarbij is geen rekening gehouden met de ligging van de dierenverblijven. Met dit als middelpunt is eencirkel getrokken met een straal van 250 meter.De afstand van het voor verzuring gevoelig gebied tot de dierenverblijven is maatgevend voor deaanvullende 250-meter zonering. Voor een toelichting op de 250-meter zonering wordt verwezen naar debetreffende paragraaf in de inleiding. De bedoeling van deze kaarten is het geven van inzicht in delocatie van het erf en inzicht in de afstand van het erf tot het voor verzuring gevoelig gebied.Deze kaarten zijn vervolgens handmatig gecorrigeerd voor de afstand van het verzuring gevoelig gebiedtot het dierenverblijf. Deze kaarten zijn niet opgenomen in de bijlage. De kaarten maken voor de meesteappellanten duidelijk of ze terecht in extensiveringsgebied zijn opgenomen of dat er hierover mogelijktwijfel bestaat. Bij twijfel zijn aanvullende kaarten gemaakt. Deze zijn opgenomen in bijlage 2.4.11 Het Coördinatiepunt Intensieve VeehouderijHet reconstructieplan heeft gevolgen voor de intensieve veehouderij in reconstructiegebieden. Zo wordtde ontwikkeling van de intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden beperkt en zoveel mogelijkafgebouwd. Ondernemers met een intensief bedrijf of een gemengd bedrijf met een intensieveveehouderijtak en toch willen groeien kunnen begeleiding krijgen bij:• bedrijfsverplaatsing (bijvoorbeeld naar landbouwontwikkelingsgebieden in het reconstructiegebied ofnaar een bestaande (ster)locatie in het verwevingsgebied. Bedrijfsomvorming (het genereren vaninkomsten uit andere activiteiten, bijvoorbeeld toerisme, natuurbeheer of zorg, om het verlies vaninkomsten uit de intensieve tak te compenseren);• bedrijfsbeëindiging (het beëindigen van de intensieve bedrijfsvoering).


11Verplaatsingsregeling (korte samenvatting)Wie komt in aanmerking: bedrijven met intensieve veehouderij die in het extensiveringsgebied vande reconstructie liggen.Voorwaarde bedrijfsomvang: Gespecialiseerde bedrijven hebben een omvang van minimaal70 nge. Gemengde bedrijven hebben ook een omvang van minimaal 70 nge, terwijl de intensieve takminimaal 40 nge groot is. De peildatum is 4 november 2004.Waarheen verplaatsen: de bedrijven verplaatsen naar een duurzame locatie in eenlandbouwontwikkelingsgebied binnen het reconstructiegebied of naar een duurzame locatie ergensanders in Nederland.Wat wordt er geboden:? advies en begeleiding bij het uitwerken van plannen voor de verplaatsing;? een financiële vergoeding voor de gebouwen, de grond en het erf, een vergoeding voor desloopkosten en een bijdrage in de verplaatsingskosten (onder voorwaarde van Brusselsegoedkeuring).Tegenprestatie :De intensieve veehouderij wordt op de locatie geheel beëindigd. De gebouwen voor de intensieveveehouderij worden gesloopt. De vergunningen worden ingetrokken en de bestemming wordt zoveranderd dat het gebruik voor intensieve veehouderij wordt uitgesloten.Gronden die begrensd zijn als reservaatgebied of natuurontwikkelingsproject worden te koopaangeboden aan Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL), tenzij de eigenaar zelf een overeenkomstvoor deelname aan de Subsidieregeling Natuurbeheer heeft afgesloten.Financiële informatie over de verplaatsingsregeling IV. op hoofdlijnen- vergoeding voor de gebouwen 100% van de gecorrigeerde vervangingswaarde- vergoeding voor grond en erf op basis van de waarde van agrarische cultuurgrond- vergoeding voor de sloopkosten € 25,-- per m 2- bijdrage in de verplaatsingskosten € 500,-- per nge, met een maximum van € 10.000,--.Onder voorbehoud van Brusselse goedkeuring.5. Relatie van <strong>Reconstructie</strong>plan met het WAV-plan en de uitspraak van deafdeling bestuursrechtspraak van de Raad van StateOp 16 maart 2005 heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ons besluit van 3februari 2004 vernietigd. Met dit besluit hadden wij op grond van artikel 2, tweede lid van de Wetammoniak en veehouderij (Wav) willen vaststellen welke gebieden behorende tot de ProvincialeEcologische Hoofdstructuur (PEHS) als kwetsbaar hebben te gelden in de zin van de Wav.Op dit moment is er geen sprake meer van een besluit als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Wav.Er wordt gewerkt aan een nieuw besluit. Het feit dat alle gebieden binnen de PEHS die als voorverzuring gevoelige gebieden golden onder de Interimwet ammoniak en veehouderij (Iav), nu op grondvan de Wav en de Iav kwetsbaar zijn, heeft op dit moment gevolgen voor de ontwikkeling van bestaandeen nieuwe veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden en dan met name watbetreft de beperkingen die voortvloeien uit de Wav zelf.Een en ander heeft nadrukkelijk geen gevolgen voor de in het reconstructieplan aangewezenextensiveringsgebieden, nu wordt voldaan aan de vereisten die daaraan worden gesteld in de<strong>Reconstructie</strong>wet zelf. Op grond van de bijlage als bedoeld in artikel 9 van de <strong>Reconstructie</strong>wet, sluit deligging van extensiveringsgebieden in een reconstructieplan aan bij de zeer kwetsbare bos- ennatuurgebieden.Onder waardevolle en kwetsbare gebieden worden verstaan:- “prioritaire milieubeschermingsgebieden, bedoeld in het provinciale milieubeleidsplan”;- “waardevolle cultuurlandschappen, bedoeld in deel 4 van het Structuurschema Groene Ruimte”;- “open ruimten waarvoor een (rijks) restrictief beleid geldt, bedoeld in deel 4 van de vierde notaruimtelijke ordening”;


12- “verdroogde gebieden”;- “strategische groenprojecten, bedoeld in deel 4 van het Structuurschema Groene Ruimte”;- “de ecologische hoofdstructuur”.Onder bestaande bos- en natuurgebieden wordt verstaan:- “bossen, natuurterreinen en landschapselementen die voor de toepassing van de Interimwetammoniak en veehouderij worden aangemerkt als voor verzuring gevoelig gebied”De gebieden zoals aangewezen in het PEHS omvatten alle gebieden die op grond van de<strong>Reconstructie</strong>wet in ieder geval dienen te worden aangewezen als extensiveringsgebieden in hetreconstructieplan. Het is ook niet zo dat er geen PEHS meer zou bestaan als gevolg van de uitspraak vande afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De PEHS is immers vastgelegd op denatuurbeleidskaart, behorende bij de strategische plannen en vervolgens vastgesteld en bekendgemaaktin het Streekplan 2000+ (zie ook kaart die behoort bij besluit van Provinciale Staten van 13 december2000, nummer 44, (Streekplan, Waterhuishoudingsplan, Milieubeleidsplan, <strong>Overijssel</strong> 2000+), en isdoor genoemde uitspraak niet geraakt.Tot slot merken wij nog op dat wij op 10 mei 2005 het ontwerpbesluit op grond van artikel 2, lid 2 vande Wet (Wav) hebben vastgesteld. Dit besluit betreft de concretisering van de PEHS, overeenkomstig debegrenzing van de Natuurbeleidskaart, die behoort bij de hiervoor genoemde strategische plannen.Deze concretisering betreft enkel een precisering van de PEHS volgens en met toepassing van de Wav enheeft dan ook geen andere gevolgen.6. SchadeEr is een Schadevergoedingsconvenant <strong>Reconstructie</strong> en de beleidsregel Schadeprocedures<strong>Reconstructie</strong>wet in voorbereiding en zijn inmiddels uitgebreid besproken in het Interprovinciaaljuristenoverleg <strong>Reconstructie</strong> en in het Managementoverleg <strong>Reconstructie</strong> (MOR; betreft overleg tussenRijk en provincies). Het convenant en de beleidsregel zijn eveneens uitvoerig ambtelijk voorgesprokenmet de Ministeries van LNV en VROM.Wij hebben inmiddels ingestemd met de stukken en vervolgens Provinciale Staten geïnformeerd over dete volgen wijze van vaststelling van het Schadevergoedingsconvenant <strong>Reconstructie</strong>.De volgende punten zijn van belang voor de besluitvorming over de schade in het kader vanreconstructie in <strong>Overijssel</strong>.Wij hebben ingestemd met het Schadevergoedingsconvenant <strong>Reconstructie</strong>, zoals is opgesteld door devijf reconstructieprovincies en waarin de procedure is opgenomen hoe het Rijk en dereconstructieprovincies om zullen gaan met schadeclaims. Wij zullen de beleidsregel Schadeprocedures<strong>Reconstructie</strong>wet concentratiegebieden waarin is opgenomen hoe concrete verzoeken zullen wordenbehandeld, vaststellen en deze als beleidsregel publiceren als de besluitvorming ook in de andereprovincies heeft plaatsgevonden. Het gaat dan zowel in het Schadevergoedingsconvenant <strong>Reconstructie</strong>als in de beleidsregel schadeprocedures om onze besluiten. Vaststelling door Provinciale Staten is nietaan de orde.Beide documenten moeten maximaal ter kennisneming worden voorgelegd aan Provinciale Staten.Het is niet de bedoeling, dat er inhoudelijk over gediscussieerd wordt. Er is geen samenloop tussenartikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en artikel 30 van de <strong>Reconstructie</strong>wet. Het is dan ookniet nodig over de stukken te communiceren met gemeenten als het gaat om het aanwijzen van eenschadevergoedingsdeskundige. Wij vinden het wel noodzakelijk nog de nodige voorlichting te geven voorhet geval schadeclaims bij gemeenten worden ingediend en hoe zij vervolgens daarmee moeten omgaan.Zolang de beleidsregel Schadeprocedure nog niet in werking is getreden en er nog geenschadevergoedingsadviseur is benoemd zal er geïmproviseerd moeten worden. Wij zullen daarom deprocedurele aspecten van de beleidsregel alvast anticiperend toepassen en op ad hoc basis eendeskundige in te huren.


137. Financiële middelen voor bedrijfsverplaatsingenEen aantal appellanten geeft aan dat het reconstructieplan onvoldoende duidelijkheid geeft over demogelijkheden voor verplaatsing van intensieve veehouderijen uit de extensiveringsgebieden.Daarbij gaat het voornamelijk om de financiering ervan. Onze reactie hierop is de volgende.Zowel de aangegeven totale kosten, het aantal verplaatsingen als de verdeling over de partijen moetworden beschouwd als een globale raming. Verplaatsing zal immers volledig op vrijwillige basis moetenplaatsvinden. De eigen bijdrage van een bedrijf dat wil verplaatsen is niet vooraf bepaald.Duidelijk is echter wel dat er een substantiële eigen bijdrage van een bedrijf wordt verwacht, omdatverplaatsing naar een duurzame locatie in landbouwontwikkelingsgebied ook voor het betreffendebedrijf aanzienlijke voordelen met zich mee zal brengen. extensiveringsgebieden zijn immers aangewezenals er sprake is van een stapeling van waarden ter plaatse waardoor een intensieve veehouderij veelal inde praktijk los van het reconstructieplan ook al op grond van andere wetgeving en ruimtelijke plannennauwelijks uitbreidingsmogelijkheden heeft of aan de andere kant wordt belemmerd. Het volledig doorde overheid te betalen van een verplaatsing zal bovendien al snel in strijd komen met Europese regelsaangaande ongeoorloofde overheidssteun. Het is billijk dat de ondernemer in ieder geval zelf betaaltvoor verbeteringen ten opzichte van zijn huidige locatie (bijvoorbeeld grotere omvang en modernerestallen).Benadrukt moet worden dat er geen sprake is van compensatie maar van subsidiëring ofprivaatrechtelijke afspraken (koop). Het reconstructieplan neemt immers de intensieve veehouderijen inextensiveringsgebieden geen rechten af. In het bestemmingsplan vastgelegde bouwkavels worden doorhet reconstructieplan gerespecteerd. De <strong>Reconstructie</strong>wet geeft een wettelijke grondslag (enverplichting) voor de aanwijzing van de extensiveringsgebieden. Uit de wet vloeit dus rechtstreeks voortdat uitbreiding van intensieve veehouderijen ter plaatse niet is toegestaan.Ten aanzien van de financiële bijdragen aan verplaatsingen van intensieve veehouderijen uitextensiveringsgebieden zullen wij een kader uitwerken voor subsidieverlening en/of opkoop. Het isuiteindelijk aan de individuele bedrijven om te besluiten hiervan al dan niet gebruik te maken.8. Verweer per ingebracht beroep1A. C.G.-Bakker-Hänisch ten Cate, Warmtinklaan 4, Ambt Delden, Hof van <strong>Twente</strong>1BD. H. Bakker, Warmtinklaan 4, Ambt Delden, Hof van <strong>Twente</strong>BeroepsgrondenDe twee beroepen van hetzelfde bedrijf worden hieronder samen behandeld (1A en 1BD).De heer Bakker exploiteert op het perceel Warmtinklaan 4 een grondgebonden zoogkoeienbedrijf.Mevrouw C.G.Bakker-Hänisch ten Cate is de eigenaresse van het Landgoed “Het Warmtink”.Het zoogkoeienbedrijf ligt op een landgoed en ten behoeve van het zoogkoeienbedrijf is ruim 100hectare beschikbaar. Binnen de inrichting zijn circa 121 zoogkoeien, 80 kalveren, 40 stuks vrouwelijkjongvee en 45 vleesstieren gehuisvest. Het bedrijf is erkend als scharrelbedrijf.1. Het beroep betreft de plaatsing van het gehele bouwblok in extensiveringsgebied. Appellantenverzoeken het reconstructieplan voor wat betreft de plaatsing van het bouwblok inextensiveringsgebied te wijzigen in verwevingsgebied c.q. te vernietigen. Het gehele bouwblok van hetzoogkoeienbedrijf is in het extensiveringsgebied geplaatst. Hierdoor zijn alle gebouwde aanpassingenin het bedrijf onmogelijk. De oorzaak van deze plaatsing is de 250 meter zone rond een voorverzuring gevoelig gebied. Een relatief heel klein gedeelte van het erf en een deel van de veestal valtbinnen de 250-meter zone. Dit hoort volgens appellanten geen aanleiding te zijn ook de rest van heterf in het extensiveringsgebied te plaatsen. De wijze van begrenzing en situering is volgens de heerBakker onzorgvuldig tot stand gekomen en onvoldoende onderbouwd. Als een gedeelte van hetterrein was aangemerkt als verwevingsgebied, was het mogelijk geweest een gering bedrijfsgedeelteuit de extensiveringsgebied te verplaatsen/ te beëindigen. De uitleg dat zonering moet gelden voorhet hele bouwperceel is onduidelijk en onzorgvuldig omschreven.2. Het beroep betreft de kwalificering tot intensieve veehouderij. Het bedrijf wordt gerekend tot deintensieve veehouderij, omdat er circa 40 stieren worden afgemest. De Wav bepaalt dat stierenmesten als intensieve veehouderij geldt. Het betreffen stieren die na het spenen afzonderlijk wordengehuisvest en afgemest tot een leeftijd van ruim 2 jaar. Er worden geen dieren jongvee of stieren vanelders aangevoerd.


14Ook is er minder dan 250 m 2 stalruimte aanwezig. Het gehele zoogdierenbedrijf (inclusief stieren)komt in aanmerking voor extensiveringspremie. De aanwijzing als intensief bedrijf is ongewenst. Inhet ontwerp-reconstructieplan was de locatie nog niet aangemerkt als intensieve veehouderij. Hetbedrijf is volgens appellanten vergelijkbaar met een biologisch bedrijf voor wat betreft de manier vanhet houden van vee. Een intensief bedrijf is niet grondgebonden en dat behoort de maatstaf te zijn.Het landbouwbedrijf is grondgebonden. In het extensiveringsgebied geldt een beperking van hetaantal stuks melkvee, zodat twee (of vier) kleinere melkveebedrijven met elk 110 melkkoeien zijntoegestaan, maar een bedrijf met een even groot grondoppervlak als de 2 of 4 tezamen tot ditzelfdeaantal is beperkt. De uitstoot van ammoniak van 2 bedrijven met 110 dieren elk is allicht groter dandie van één bedrijf met 150 stuks. Daarnaast wordt binnen het bedrijf de bemestingsnorm die geldtvoor biologische bedrijven van 170 kg/stikstof per jaar niet overschreden. Dit aspect kan dan ookgeen reden zijn om het bedrijf als intensieve veehouderij aan te wijzen. Het gaat om een erkendscharrelbedrijf. De site van Ministerie van LNV geeft aan dat “er binnen de veehouderij de laatstejaren een sterke groei is van niet intensieve veehouderijsystemen, de zogenaamde scharrelbedrijven”.Het reconstructieplan onderkent het belang van landgoederen. Het landgoed is financieel afhankelijkvan de opbrengsten van de landbouw en van de opbrengsten van de in erfpacht uitgegevenvoormalige boerderijen. Daarnaast is de grondgebonden veehouderij noodzakelijk bij onderhoud enverzorging van het landschap. Het voortbestaan van een landgoed als “Het Warmtink” met eenduurzaam landbouwbedrijf, beantwoordt volledig aan de huidige maatschappelijke wensen op hetgebied van diervriendelijkheid en grondgebruik en past volledig in de doelstellingen die hetreconstructieplan bevordert. Te weten: verduurzaming van de landbouw en speciale aandacht voorlandbouw op landgoederen (bladzijde 95 van de toelichting). Verplaatsing van het bedrijf isonmogelijk.Verweerad 1 Het reconstructieplan onderkent het belang van landgoederen en wij realiseren ons datlandbouw een belangrijke economische pijler onder de exploitatie van het landgoed is. De wijzewaarop landbouw in het Landgoed “Het Warmtink” bijdraagt aan het onderhoud en verzorgingvan het landschap juichen wij toe. In de wet- en regelgeving (Wav) en in het reconstructieplan zijnechter definities gehanteerd die consequenties hebben voor het bedrijf. In het beroep wordtaangegeven dat het feit dat een relatief heel klein gedeelte van het erf en een deel van de veestalbinnen de 250-meter zone vallen geen aanleiding behoort te zijn om de rest van het erf binnenhet extensiveringsgebied te plaatsen. In de inleiding is toegelicht hoe de zonering tot stand isgekomen en welke criteria hierbij een rol hebben gespeeld. Bij het aanwijzen van deextensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Alleen rond de gebieden met hogenatuurwaarden, kwetsbaar voor stikstofdepositie en waar meerdere beleidsaspecten een rol spelen,hebben wij een zone van 250 meter aangewezen waar de intensieve veehouderij op termijn moetbeëindigen. In de inleiding is schematisch aangegeven hoe met de afstand van 250 meter tot voorverzuring gevoelig gebied is omgegaan. Voor de consequenties van de reparatiewetgeving Wav voorde voor verzuring gevoelige gebieden wordt verwezen naar de inleiding. Omdat de afstand van hetvoor verzuring gevoelig gebied tot het dichtstbijzijnde dierenverblijf (de potstal) minder is dan250 meter, is het hele bouwblok in het extensiveringsgebied geplaatst. In de milieuvergunningvoor de inrichting op Warmtinklaan 4 (13 november 1996) staat aangegeven dat de afstand van deinrichting tot het dichtstbijzijnde voor verzuring gevoelig gebied ten noordoosten van deinrichting 280 meter bedraagt. Wij hebben de afstanden van het voor verzuring gevoelig gebied tothet dichtstbijzijnde dierenverblijf nader onderzocht. Dit onderzoek heeft geleid tot kaartenbijlage2. Vanuit twee punten van het extensiveringsgebied is de afstand tot het bedrijf in beeld gebracht.Hieruit blijkt dat de 250-meter zone door de potstal loopt. Het is gezien de gehanteerde definitiesniet mogelijk de zonering aan te passen. Naar aanleiding van de uitvoering van hetreconstructieplan zullen de gemeenten de bestemmingsplannen actualiseren. In dezeactualiseringsronde kan het bouwblok mogelijk gescheiden worden. Hierdoor kan het mogelijkzijn dat het bouwblok (met de inrichting(en) die op grotere afstand dan 250 meter van hetverzuringsgevoelige gebied ligt, binnen het verwevingsgebied wordt gezoneerd. Het bouwblok metde inrichting die binnen de zone van 250 meter ligt, blijft gezoneerd als extensiveringsgebied.Hierbij wijzen wij erop nadrukkelijk rekening te houden met ammoniakplafond zoals aangeduidin de Wav. Wij vinden het als provincie van belang dat het Landgoed “Het Warmtink” voort blijftbestaan en zullen ons inzetten om middels maatwerk tot een voor alle partijen aanvaardbareoplossing te komen.


15ad 2 Ten aanzien van de definiëring van intensieve veehouderij. De <strong>Reconstructie</strong>wet geeft geendefinitie van intensieve veehouderij. De definitie is afgeleid van de Wet ammoniak en veehouderij(Wav). De biologische veehouderij wordt genoemd als een van de uitzonderingen.Scharrelbedrijven worden niet genoemd als een van de uitzonderingen en zijn ook geen biologischbedrijven. In het reconstructieplan is aangesloten bij de Wav, omdat wij in het reconstructieplan inbelangrijke mate rekening houden met de consequenties van de ammoniakregelgeving.De reconstructiewetzonering stelt ruimtelijke eisen aan de intensieve veehouderij. Het maakt nietuit of die op een gemengd bedrijf of als specialistisch bedrijf aanwezig is. De definitie bevat eenruimtelijke component van 250 m 2 . Aangegeven is dat op het bedrijf minder dan 250 m 2stalruimte aanwezig is. Uit onderzoek (uit het digitale bestand top 10 vector en bestudering vande luchtfoto) blijkt dat de lengte van de potstal circa 73 meter bedraagt en de breedte van depotstal circa 25 meter bedraagt. Daarmee is het oppervlak circa 1800 m 2 . Het beroep is voorzienvan een bijlage die is opgesteld door de “Vrienden Nederlandse Landgoederen”. Hierin is eenfoto opgenomen van de desbetreffende potstal. Hieruit concluderen wij dat een aanzienlijkgedeelte van de potstal, minimaal een kwart van het oppervlak, bezet is met vee. Daarmee is hetoppervlak vee in de potstal groter dan 450 m 2 .Gezien de definities van intensieve veehouderij is het niet mogelijk om op grond van deruimtelijke component van 250 m 2 aangemerkt te worden als niet intensieve veehouderij.Aangegeven is dat de mate waarin een bedrijf grondgebonden is de maatstaf dient te zijn voor dedefiniëring van intensieve veehouderij. In het reconstructieplan is geen definitie voorgrondgebonden veehouderij opgenomen. Dit heeft te maken met de omschrijving van het begrip,vooral de vraag welke grond bij het bedrijf hoort, erg ingewikkeld zou worden. Omdat daarnaastde meerwaarde van een dergelijke definitie voor het plan gering is, hebben wij ervan af gezien.Een mogelijkheid die voor appellant bestaat om zijn bedrijf niet als intensief aangemerkt tehouden, is de bedrijfsvorm te wijzigen tot biologisch bedrijf.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1B. GLTO namens D.J. Abbink, Lichtenbergseweg 2, 7462 PT RijssenBeroepsgrondenAppellant wil zijn bedrijf met 700 vleeskalveren verplaatsen naar zijn tweede bedrijfslocatie aan de OudeDeventerweg 47A te Holten, waar nu 750 vleeskalveren worden gehouden. Appellant beoogt met hetberoepschrift de verplaatsing mogelijk te maken en de locatie Holten verder uit te breiden.Ammoniakemissie is daarbij geen beperkende factor, ten aanzien van het aspect geur is uitbreiding totmeer dan 2000 vleeskalveren ter plaatse mogelijk. Appellant verzoekt de begrenzing van hetlandbouwontwikkelingsgebied aan te passen zodat de locatie de Oude Deventerweg 47a daarbinnen valt.Dit kan volgens hem zonder de natuurdoelen geweld aan te doen. Appellant bestrijdt de redenering vande provincie dat in dit geval niet aan de criteria voor landbouwontwikkelingsgebied voldaan wordt.De PEHS ligt op grote afstand en het eerste kwetsbare gebied ligt op 1800 meter afstand van hetbedrijf.Appellant merkt op dat in soortgelijke situaties de zonering wel is aangepast ten opzichte van hetontwerpbesluit, dit zou zijn aangegeven door medewerkers van de provincie <strong>Overijssel</strong>.VerweerTen aanzien van de onderbouwing van de begrenzing van de zonering van het landbouwontwikkelingsenverwevingsgebied bij de locatie de Oude Deventerweg 47a te Holten merken wij op dat hierbij debegrenzing van het grondwaterbeschermingsgebied Espelose Broek bepalend is geweest. Het bedrijf vanappellant is binnen dit grondwaterbeschermingsgebied gelegen. De functie van dat gebied staat niet terdiscussie. Een van de uitgangspunten voor aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebied is datgrondwaterbeschermingsgebieden daarvoor niet in aanmerking komen.Er is sprake van de wens tot verplaatsing van een productie-eenheid intensieve veehouderij naar eenbedrijfslocatie die is aan te merken als een bestaand bouwblok voor intensieve veehouderij. Ook binnenverwevingsgebied is uitbreiding van een bestaand intensief veehouderijbedrijf toegestaan tot een omvangdie door de geldende milieuregelgeving wordt bepaald.


16Het reconstructieplan biedt beleidsmatig de ruimte om het bouwblok te laten groeien tot een omvangvan 1.5 hectare. Hierbinnen is genoeg ruimte om 2000 vleesvarkens te huisvesten. De situering in dezonering verwevingsgebied is geen beperkende factor voor de gewenste omvang van het bedrijf vanappellant. De aanpassing van de zonering is derhalve naar ons oordeel niet relevant Tevens biedt hetreconstructieplan de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de status van sterlocatie. Voor hetbedrijf van appellant te Holten geldt dat deze hiervoor in aanmerking kan komen. Er moet dan welaangetoond worden dat dit tot een aantoonbare verbetering van de grondwaterkwaliteit leidt (stapvooruit principe uit het Streekplan 2000+). Zie verder het reconstructieplan bladzijde 114 en verder.In het reconstructieplan zijn instrumenten opgenomen die gewenste bedrijfsverplaatsingen kunnenondersteunen, die ook in dit geval van concentratie op één locatie benut zouden kunnen worden.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1G. DAS rechtsbijstand namens Maatschap G.J. en G.J.H. Wassink, Ypeloweg 23, 7468 RAEnterBeroepsgrondenAppellanten hebben een varkenshouderij, rundveehouderij en akkerbouwbedrijf binnenverwevingsgebied. Het gaat daarbij om 600 vermeerderingszeugen, 2200 gespeende biggen, 180opfokzeugen, 5 dekberen, 1100 vleesvarkens en 20 stuks roodvleesrundvee en 28 hectare cultuurgrond,bestaande uit akkerland en gras. Zij zijn van mening dat de zonering een zodanige beperking van debedrijfsvoering betekent, dat de continuïteit van de huidige bedrijfsuitoefening en noodzakelijkeuitbreiding ernstig in gevaar komen. Een bouwblok van 1.5 hectare is volgens appellanten te beperktvoor de noodzakelijke bedrijfsuitbreiding. Ook een aanduiding als sterlocatie biedt onvoldoendezekerheid. Het aantal te vergeven sterlocaties zal onvoldoende zijn. De begrenzing van de zonering is opwillekeurige en onzorgvuldige wijze tot stand gekomen. Het gehele bedrijf voldoet aan de normen voorlandbouwontwikkelingsgebied, ook als niet volledig aan de afstandsnormen wordt voldaan.Er is geen of onvoldoende rekening gehouden met individuele bedrijfsbelangen, onderzoek naar degroeimogelijkheden voor elk individueel bedrijf ontbreekt (onzorgvuldig en niet deugdelijkgemotiveerd). Het reconstructieplan biedt onvoldoende financiële waarborgen voor schadevergoeding enverplaatsing van vier bedrijven (niet zorgvuldig en geen rechtszekerheid).De begrenzing van het plan is in strijd met artikel 4 en artikel 5 van de <strong>Reconstructie</strong>wet (doelen enverbeteringen worden niet gediend).VerweerBepalend voor de zonering is hier geweest de aanduiding van het gebied als karakteristiek waardevolbesloten landschap. Verdergaande grootschalige ontwikkeling en concentratie van intensieve veehouderijvinden wij in gebieden met deze landschappelijke kwaliteiten niet gewenst. De begrenzing van dezonering is op een zorgvuldige wijze tot stand gekomen (zie hiervoor bij zonering algemeen).De ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor en ruimtelijke effecten van de intensieve veehouderijzijn daarvoor in beschouwing genomen.De huidige bedrijfsuitoefening en noodzakelijke uitbreidingen worden los van het reconstructieplan ookbeïnvloed door autonome ontwikkelingen in wetgeving, landbouwbeleid en de markt.Het instrument sterlocaties biedt aan bedrijven juist meer zekerheid voor ontwikkelingsmogelijkhedendan nu gebruikelijk is in de ruimtelijke plannen (zie hiervoor bij sterlocaties algemeen). Er is geenquotum voor sterlocaties, elk bedrijf dat voldoet aan de criteria komt daarvoor in aanmerking.Voor wat betreft de schadebeperkende regelingen verwijzen wij u naar punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 in hetvorenstaande.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


171H. Maatschap Olink, Keizerweg 28, EnschedeBeroepsgrondenAppellant heeft bedenkingen over de afstand vanaf het zuurtegevoelig gebied tot de bedrijfsgebouwen.Volgens appellant wijken deze in werkelijkheid af van de afstand (250 meter) op kaarten.1. De 250 meter grens wordt niet overal gelijk gehandhaafd en is in strijd met recht op gelijkebehandeling. In de Wet ammoniak en veehouderij gaat men bij een zuurtegevoelig gebied uit vanhet aantal hectares (10 ha.) en niet van de kwaliteit. In het reconstructieplan gaat men te weiniguit van de kwaliteit van het gebied in de 250 meter zone. Het zuurtegevoelig gebied is kwalitatiefniet van dien aard dat dit extra bescherming nodig heeft.2. De beoordelingscriteria voor extensiveringsgebied van de Boekelerhoek zijn naar de mening vanappellant onterecht. Wat betreft de kwaliteitswateren zijn meerdere beekbodems vervuild, klasse 2en 3. In het nieuwe natuurgebiedsplan is aangegeven dat “nieuwe natuur” geen belemmering magvormen voor de veehouderij en eventuele uitbreiding of ontwikkeling ervan.3. De definitie van intensieve veehouderij wordt in twijfel getrokken ten aanzien van deuitzonderingen. Dit geldt onder andere voor melkrundvee, waar ook een maximaal plafond van110 melkkoeien en 77 stuks jongvee wordt gezien. Dit betekent dat het bedrijf gezien demilieuvergunning (aantallen) niet mag uitbreiden.4. Appellant is voornemens alle negatieve gevolgen van het reconstructieplan voor zijn bedrijf op deprovincie te verhalen.Verweer1. In de inleiding is toegelicht hoe de zonering tot stand is gekomen en de criteria die hierbij een rolhebben gespeeld. Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werkgegaan. Uit nader onderzoek blijkt dat het gehele bouwblok inclusief dierinrichtingen van deKeizerweg 28 binnen een afstand van 250 meter van voor verzuring gevoelig gebied vallen. Voorde consequenties van de reparatiewetgeving Wav voor de voor verzuring gevoelige gebieden wordtverwezen naar de inleiding.2. Aangegeven wordt dat de afstand (250 meter) op de kaarten niet overal gelijk wordt gehanteerden in strijd is met recht op gelijke behandeling. Daarnaast wordt aangegeven dat hetreconstructieplan te weinig uitgaat van de kwaliteit van het gebied in de 250 meterzone.De inleiding gaat nader in op de wijze waarop de extensiveringsgebieden tot stand zijn gekomen.Rondom het voor verzuring gevoelig gebied is aanvullend een zone van 250 meter geprojecteerd.Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Alleen rondde gebieden met hoge natuurwaarden, die kwetsbaar zijn voor stikstofdepositie en waar meerderebeleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van 250 meter aangewezen waar deintensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. Wanneer een dierenverblijf op minder dan250 meter van voor verzuring gevoelig gebied ligt, is het bouwblok waarin de inrichting ligt,geheel tot het extensiveringsgebied gerekend (zie schema in de inleiding). Hierdoor is de250-meter zone soms wat ruimer. Appellant geeft aan dat in de Wav bij een zuurtegevoelig gebiedwordt uitgegaan van het aantal hectares (10 ha) en niet van de kwaliteit. Wij hebben in onzebesluitvorming een onderscheid gemaakt in gebieden groter en kleiner dan 10 ha. Een dergelijkomvangscriterium volgt niet uit de <strong>Reconstructie</strong>wet. Wanneer een gebied als kwetsbaar moetworden aangemerkt vloeit voort uit artikel 1 van de Wav.3. Op basis van drie criteria is de Boekelerhoek aangewezen als voor verzuring gevoelig gebied. In deBoekelerhoek worden:• de kritische depositiewaarden overschreden (zie de criteria op bladzijden 103 en 104 van hetreconstructieplan);• is sprake van “nieuwe natuur” in het kader van het natuurgebiedsplan;• is sprake van kwaliteitswateren.Appellant geeft aan dat wat betreft de kwaliteitswateren (ad 3) meerdere beekbodems vervuildzijn, klasse 2 en 3. Voor de ligging van waterlopen en kwaliteitswater wordt verwezen naar figuurT.11 van de Toelichting op het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>. Deze kaart is overgenomenvan het Streekplan 2000+. Op de integratiekaart van het streekplan is het gebied waarbinnen uwbouwblok valt, aangeduid als wateraandachtsgebied: kwaliteitswater.Dit is vastgesteld provinciaal beleid.


18Daarnaast wordt aangegeven dat het nieuwe natuurgebiedsplan aangeeft dat “nieuwe natuur ”(ad 2) geen belemmering mag vormen voor de veehouderij of de uitbreiding daarvan. Met dezezinsnede wordt gedoeld op het gegeven dat de ontwikkeling van “nieuwe natuur” op vrijwilligebasis moet gebeur en en dat hiervoor niet wordt onteigend. De overschrijding van de kritischedepositiewaarden is voldoende voor de aanwijzing als voor verzuring gevoelig gebied. De<strong>Reconstructie</strong>wet geeft geen definitie van intensieve veehouderij. De definitie in hetreconstructieplan is afgeleid van de Wav: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met ten minste250 m 2 dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geenmelkrundvee (1), schapen, paarden of dieren “biologisch” (2) worden gehouden en waar geendieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. In hetreconstructieplan is aangesloten bij de Wav, omdat in het ontwerp-reconstructieplan inbelangrijke mate rekening is gehouden met de consequenties van de ammoniakregelgeving. Dereconstructiewetzonering stelt ruimtelijke eisen aan de intensieve veehouderij. Het maakt niet uitof die op een gemengd bedrijf of als specialistisch bedrijf aanwezig is. Het emissieplafond isgeregeld via de Wav.4 Ten aanzien van de schadevergoedingsregeling wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeengesteld is onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 hiervoor.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1I. Maatschap Egberink, Elfterheurneweg 4, De LutteBeroepsgrondenAppellant verzoekt om het reconstructieplan te vernietigen voor wat betreft de situering van hetagrarisch bouwperceel binnen het extensiveringsgebied van het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>.1. Appellant stelt dat voor de bepaling van het extensiveringsgebied ten onrechte is uitgegaan van deuitloper van het voor verzuring gevoelig gebied. De uitloper is kleiner dan 5 hectare en voldoetniet aan de definitie van een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in bijlage 1 en 2 van deUitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij. De uitloper ligt op een afstand van circa 250meter tot de meest nabij bijgelegen stal van het bedrijf. Appellant verwijst naar uitspraak E03.97.0669 (d.d. 3 november 1998, gemeente Voorst). Het bedrijf ligt niet in streekplanzone IV.2. Appellant stelt dat de Stuwwal Oldenzaal-Zuid tot Enschede niet nabij het bedrijf is gelegen. Inde nabije omgeving van het bedrijf is volgens hem geen sprake van “gestapelde problematiek”.Deze gestapelde problematiek kan geen reden voor vaststelling 250-meter zone rond het voorverzuring gevoelige gebied. De situering van het bedrijf in het extensiveringsgebied leidt voor hetbedrijf tot aanvullende beperkingen. In het reconstructieplan wordt als criterium voor deaanvullende250-meter zonering gehanteerd dat de gebieden zeer kwetsbare natuurdoeltypen bevatten. In dedirecte nabijheid van het bedrijf zijn geen zeer kwetsbare gebieden gelegen. Binnen 250 meter vanhet bedrijf ligt geen vogelrichtlijn-, geen habitatrichtlijn- en geen natuurbeschermingsgebied.3. Indien de juiste zonering is vastgesteld, blijkt dat slechts een heel beperkt deel van het bouwblokwordt doorsneden. Appellant kan zich niet verenigen met de situering van het gehele bouwblokbinnen extensiveringsgebied.4. Het bedrijf heeft de potentie om verder te ontwikkelen zonder natuur en milieu extra te belasten.Het reconstructieplan bevat onvoldoende flankerend beleid. Er wordt geen duidelijke oplossinggeboden om een bedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.Appellant verzoekt het besluit om het bedrijf te situeren binnen extensiveringsgebied tevernietigen.Verweer1. De uitloper van verzuringsgevoelig gebied is kleiner dan 5 hectare en voldoet volgens appellantniet aan de definitie van een voor verzuring gevoelig gebied als bedoeld in bijlage 1 en 2 van deUitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij. De uitloper is onderdeel van een groter (voorverzuring gevoelig) gebied. Dit hele gebied is voor verzuring gevoelig. De voor verzuring gevoeligegebieden binnen de PEHS zijn als uitgangspunt genomen voor de zonering. Hierbij is ookgekeken naar de gemeentelijke ammoniakreductieplannen en de actuele situatie onmiddellijk


19voorafgaand aan het vervallen van de Interwet Ammoniak en Veehouderij (artikel 2, 1e lidonder a). De bedoelde houtwal is in dit plan opgenomen en als zodanig aangewezen als een voorverzuring gevoelig gebied. De uitspraak E 03.97.0669 (d.d. 3 november 1998, gemeente Voorst),waarin de afdeling Bestuursrechtspraak onder meer aangeeft dat een houtwal niet een zodanigeomvang heeft dat deze twee gebieden verbindt tot één bos, is daardoor niet relevant. In hoofdstuk6 van dit verweerschrift wordt nader ingegaan op de relatie met de uitspraak van de Raad vanState over het Wav-plan.2. In de inleiding staan de criteria aangegeven voor de zonering van het extensiveringsgebied. Bij hetaanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Alleen rond degebieden met hoge natuurwaarden en gebieden die kwetsbaar zijn voor stikstofdepositie en waarmeerdere beleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van 250 meter aangewezen waar deintensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. Bij de bepaling van gestapelde problematiek isuitgegaan van aanwezigheid van “nieuwe natuur” zoals genoemd in de natuurgebiedsplannen,gebieden met kwaliteitswateren, zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden, robuusteverbindingszones, geurzones en mogelijkheden voor recreatief gebruik. In de reactienota op debezwaren tegen het ontwerp van het reconstructieplan is op pagina 114 een tabel opgenomen,waarin per gebied de redenen voor gestapelde problematiek zijn weergegeven. Deze tabel is totstand gekomen in overleg met Land- en Tuinbouw Organisatie (LTO) en natuur- enmilieuorganisaties. Bij de totstandkoming van de tabel en de zonering van hetextensiveringsgebied heeft een weging op bedrijfs- en gebiedsniveau plaatsgehad.Reclamant geeft aan dat de Stuwwal Oldenzaal-Zuid tot Enschede niet nabij het bedrijf isgelegen. De stuwwal Oldenzaal-Zuid tot Enschede is als naamgeving voor een gebied gehanteerdwaarbinnen het bedrijf valt. Dit gebied ligt zowel ten noorden als ten zuiden van de N1.3. In de inleiding is schematisch aangegeven hoe met de afstand van 250 meter tot voor verzuringgevoelig gebied is omgegaan. Wij hebben de afstand van het bedrijf tot het voor verzuring gevoeliggebied onderzocht. De resultaten van dit onderzoek zijn opgenomen in de kaartenbijlage 2.Hieruit blijkt dat de 250-meter zone een aantal bedrijfsgebouwen doorkruist. Omdat de afstandvan het voor verzuring gevoelig gebied tot het dichtstbijzijnde dierenverblijf minder is dan 250meter, is het hele bouwblok in het extensiveringsgebied opgenomen. Het is gezien de gehanteerdedefinities niet mogelijk de zonering aan te passen.4. Reclamant geeft aan dat er geen duidelijke oplossing wordt geboden om een bedrijf te kunnenbehouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd. De ligging in een specialebeschermingszone van de habitatrichtlijn op minder dan 300 meter van het bedrijf, beperkt deduurzame toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden ervan. Bij een eventuele uitbreiding van deveestapel is het noodzakelijk aan te tonen dat er geen nadelige effecten optreden op denatuurwaarden in het habitatrichtlijngebied. Hiervoor is onderzoek nodig, zoals de habitattoets,de IPPC-toets (voor bedrijven groter dan 2000 mestvarkens en 750 zeugen) en in sommigegevallen wordt daarnaast gevraagd om een Omgevingstoets. Voor eventuele beëindiging van deintensieve veehouderij (wat op vrijwillige basis zal moeten plaatsvinden) zijn in het plan driemaatregelen opgenomen:1. verplaatsing van grotere bedrijven;2. (op termijn) beëindiging of overgaan op andere, wel binnen het gebied passende activiteiten;3. sloop van vrijkomende stallen, met inzet van het rood-voor-rood instrumentarium.Voorts verwijzen wij naar het Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij, die ondergebracht is bijLTO-Oost in Deventer en Arnhem. Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkhedentot verplaatsing en als het tot verplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing.De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteel bezig met de afronding van de provincialeverplaatsingsregeling. Voor een aantal onderdelen dient Brussel duidelijkheid te geven. Naarverwachting komt op korte termijn duidelijkheid hierover. Het coördinatiepunt is op de hoogtevan de meest recente stand van zaken.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


201J. B. Broenink, Haarstraat 18, WeerseloBeroepsgronden1. Appellant stelt dat zijn bedrijf in het extensiveringgebied is geplaatst vanwege de ligging van hetbedrijf binnen een zone van 250 meter valt rondom het voor verzuring gevoelig gebied“Lemselermaten”. Appellant begrijpt deze plaatsing niet en kan die niet aanvaarden omdat bijbesluit van 23 februari 1999 van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Weerselo, aanhem een milieuvergunning is verleend waarbij is vastgesteld, dat het bedrijf zich op een afstandvan 260 meter bevindt van een voor verzuring gevoelig gebied.2. Voorts stelt appellant dat de <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> ter plaatse een onderzoek heeft ingesteld envervolgens heeft geconstateerd dat de gehanteerde afstand feitelijk niet klopt. Appellant wijstdaarnaast op een aantasting van het vertrouwensbeginsel. Hij verzoekt om het besluit tevernietigen en het bedrijf onder het verwevingsgebied te laten vallen.Verweer1. In de inleiding staan de criteria aangegeven voor de zonering van het extensiveringsgebied.Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Alleen rondde gebieden met hoge natuurwaarden en gebieden die kwetsbaar zijn voor stikstofdepositie enwaar meerdere beleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van 250 meter aangewezenwaar de intensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. In de inleiding is schematischaangegeven hoe met de afstand van 250 meter tot voor verzuring gevoelig gebied is omgegaan. Inde milieuvergunning is aangegeven, dat het bedrijf zich op een afstand van 260 meter bevindt vaneen voor verzuring gevoelig gebied. Uit nader onderzoek blijkt, dat de afstand van verzuringgevoelig gebied tot de inrichting minder is dan 250 meter. Dit onderzoek treft u aan in dekaartenbijlage 2. Voor de consequenties van de reparatiewetgeving Wav voor de voor verzuringgevoelige gebieden wordt verwezen naar de inleiding. Omdat de afstand van het voor verzuringgevoelig gebied tot het dichtstbijzijnde dierenverblijf minder is dan 250 meter, is uw helebouwblok in het extensiveringsgebied geplaatst. Het is gezien de gehanteerde definities nietmogelijk de zonering aan te passen. Daarnaast wijzen wij u op de mogelijke beperkingen die deligging van uw bedrijf zeer nabij habitatrichtlijngebied met zich meebrengt. Bij eventueleuitbreiding van de veestapel is het noodzakelijk aan te tonen dat er geen nadelige effectenoptreden op de natuurwaarden in het habitatrichtlijngebied. Hiervoor is onderzoek nodig, zoalsde habitattoets, de IPPC-toets (voor bedrijven groter dan 2000 mestvarkens en 750 zeugen) en insommige gevallen wordt daarnaast gevraagd om een Omgevingstoets.2. Er is geen formeel onderzoek ingesteld door de <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> ten aanzien van de afstandvan het bouwblok tot voor verzuring gevoelig gebied. Op verzoek van de maatschap heeft eenprovinciaal ambtenaar een bezoek afgelegd om nog eens de problematiek nader te bezien en uit teleggen wat het reconstructieplan voor het bedrijf betekent. Er is geen sprake van een aantastingvan het vertrouwensbeginsel.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1K. Maatschap G.B.M. & A.M. Lansink-Bossink, Oppersveldweg 8, AgeloBeroepsgronden1. Het bedrijf van de maatschap heeft een omvang van circa 600 zeugen, circa 150 opfokzeugen,20 paarden en circa 33,0 hectare cultuurgrond. De beoogde bedrijfsopvolger is 22 jaar en wil overenkele jaren toetreden tot de maatschap. Het bedrijf ligt in extensiveringsgebied. Hierdoor isverdere ontwikkeling van het bedrijf niet meer mogelijk. Voor een dergelijk bedrijf is de liggingzeer belangrijk. De ziektedruk is gering doordat er bijna geen bedrijven in dit gebied zijn.Het beperken van deze risico’s kan geen reden zijn om het gebied aan te wijzen alsextensiveringsgebied.2. Biologische intensieve veehouderijen mogen in de extensiveringsgebieden wel door ontwikkelen,ondanks dat de natuurbelasting (ammoniakuitstoot) van deze vorm van veehouderij veel hoger is.Dit lijkt appellant in strijd met het gelijkheidsbeginsel.


213. Het is volgens appellant niet noodzakelijk om dit gebied aan te wijzen als extensiveringsgebied.Beschermde vogel- en habitatrichtlijngebieden liggen op meer dan 1,5 kilometer afstand.Het gebied kenmerkt zich niet als robuuste natuur. De uitloper langs het zandpad bestaathoofdzakelijk uit naaldhout, waarvan is (door minister van Geel) aangegeven dat deze niet meerals kwetsbaar hoeft te worden aangemerkt. De houtsingel op 150 meter wordt gebruikt door eenhondenvereniging en is dus geen echte natuur. Appellant verzoekt om te wachten op devaststelling van de kwetsbare gebieden, totdat deze in het kader van de Wav definitief wordenvastgesteld.4. De afstand tot een categorie IV woning is circa 300 meter. Dit geeft geen belemmering voor deontwikkeling van het bedrijf. Het bedrijf heeft aanvragen om milieu- en bouwvergunningingediend en heeft verzocht om het reconstructieplan en het op zijn bedrijf gelegdevoorbereidingsbesluit te schorsen totdat onherroepelijk is beslist op de aanvragen.5. Tevens wijst appellant op de onduidelijkheden ten aanzien van financiële middelen om bedrijvente verplaatsen en de werkelijke kosten van uitplaatsing.6. Tot slot wijst appellant op onduidelijkheden ten aanzien van schaderegelingen.Verweer1. Voor een toelichting op de zonering van de extensiveringsgebieden, zie paragraaf 4.2 van ditverweerschrift. Voor de consequenties van de reparatiewetgeving Wav voor de voor verzuringgevoelige gebieden wordt verwezen naar hoofdstuk 6. Wij zijn ons ervan bewust dat deontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij in extensiveringsgebieden wordenbeperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging en uitbreiding (behoudens enkele uitzonderingen)toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog wel bedrijfswijziging mogelijk. Demogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door de Wet ammoniak en veehouderij.Ook al kan het bedrijf de emissie verder reduceren, dan zal slechts nog steeds een beperkteuitbreiding kunnen plaatsvinden.Verder zal het bedrijf de behaalde emissiedoeleinden tenietdoen door meer dieren te gaanhouden. De totale ammoniakemissie vermindert dan niet. De ammoniakdepositie op denabijgelegen natuurgebieden is in alle gevallen te hoog. Wij kiezen ervoor om de intensieveveehouderij in extensiveringgebieden op termijn te laten beëindigen. Voor eventuele beëindigingvan de intensieve veehouderij (hetgeen op vrijwillige basis zal moeten plaatsvinden) zijn in hetplan drie maatregelen opgenomen:1. verplaatsing van grotere bedrijven;2. (op termijn) beëindiging of overgaan op andere, wel binnen het gebied passendeactiviteiten;3. sloop van vrijkomende stallen, met inzet van het rood-voor-rood instrumentarium.Voorts verwijzen wij naar het Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij, die ondergebracht is bijLTO-Oost in Deventer en Arnhem. Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkhedentot verplaatsing en als het tot verplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing.De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteel bezig met de afronding van de provincialeverplaatsingsregeling. Voor een aantal onderdelen dient Brussel duidelijkheid te geven. Naarverwachting komt op korte termijn duidelijkheid hierover. Het coördinatiepunt is op de hoogtevan de meest recente stand van zaken.2. Appellant geeft aan dat biologische intensieve veehouderijen in de extensiveringsgebieden weldoor mogen ontwikkelen, ondanks dat de natuurbelasting (ammoniakuitstoot) van deze vorm vanveehouderij veel hoger is. De <strong>Reconstructie</strong>wet geeft geen definitie van intensieve veehouderij.De definitie die wij hanteren in het reconstructieplan is afgeleid van de Wav. De biologischeveehouderij wordt genoemd als een van de uitzonderingen. In het reconstructieplan isaangesloten bij de Wav omdat wij in het reconstructieplan in belangrijke mate rekening houdenmet de consequenties van de ammoniakregelgeving. De reconstructiewetzonering stelt ruimtelijkeeisen aan de intensieve veehouderij. Het maakt niet uit of die op een gemengd bedrijf of alsspecialistisch bedrijf aanwezig is. De definitie bevat een ruimtelijke component van 250 m 2 .3. Uw constatering is juist dat beschermde vogel- en habitatrichtlijngebieden op meer dan1,5 kilometer afstand liggen. Bij het aanwijzen van de Extensiveringsgebieden zijn wij zeerselectief te werk gegaan. Zie de inleiding (paragraaf 4) voor een beschrijving hoe deze gebiedenzijn aangewezen.


22Alleen rond gebieden met hoge natuurwaarden en gebieden die kwetsbaar zijn voorstikstofdepositie en waar meerdere beleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van250 meter aangewezen waar de intensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. Bij debepaling van gestapelde problematiek is uitgegaan van de aanwezigheid van “nieuwe natuur”,zoals genoemd in de natuurgebiedsplannen, gebieden met kwaliteitswateren, zeer kwetsbaregrondwater- beschermingsgebieden, robuuste verbindingszones, geurzones en mogelijkheden voorrecreatief gebruik. In de reactienota op de bezwaren tegen het ontwerp van het reconstructieplanis op pagina 114 een tabel opgenomen, waarin per gebied de redenen voor gestapeldeproblematiek zijn weergegeven. Hieruit blijkt dat het voor verzuring gevoelige gebied (Reutum)met een zone van 250 meter is aangewezen op grond van “nieuwe natuur ” uit denatuurgebiedsplannen en kwaliteitswateren. Voor de consequenties van de reparatiewetgeving Wavvoor de voor verzuring gevoelige gebieden wordt verwezen naar de inleiding.Dit rechtvaardigt de zonering binnen extensiveringsgebied. Gezien de ligging van uw bedrijf in deomgeving van vogel- en habitatrichtlijn dient u voorts rekening te houden met mogelijkebeperkingen vanuit het habitatrichtlijngebied.4 Appellant verzoekt te wachten op de vaststelling van de kwetsbare gebieden, totdat deze in hetkader van de Wav definitief worden vastgesteld. Wat een kwetsbaar gebied is volgt uit artikel 1 vande Wav. Wij concretiseren de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS) voorzover nodigom kwetsbare gebieden te kunnen bepalen. Voor de consequenties van de reparatiewetgeving Wavvoor de voor verzuring gevoelige gebieden wordt verwezen naar hoofdstuk 6 van ditverweerschrift. Het bedrijf heeft een aanvraag voor een milieu- en bouwvergunning ingediend enverzoekt om het reconstructieplan en voorbereidingsbesluit te schorsen totdat onherroepelijk isbeslist op de aanvragen. Ten aanzien van de aanvraag van de milieuvergunning heeft hetreconstructieplan geen werking. Het voorbereidingsbesluit werkt alleen door op de mogelijkheidom bouwvergunning te kunnen verlenen. De reconstructiezonering is de ruimtelijke vertaling vanhet beleid ten aanzien van de intensieve veehouderij. Dat betekent dat als er milieuruimte is inovereenstemming met de Wav, de milieuvergunning verleend kan worden. De consequenties vande aanvraag van een bouwvergunning voor bedrijven in extensiveringsgebied met eenvoorbereidingsbesluit zijn aangegeven in het reconstructieplan op pagina 127. Volledigheidhalveworden deze hierna aangegeven:- De bouwaanvraag past in het reconstructieplan en in het bestemmingsplan: debouwvergunning moet worden verleend;- De bouwaanvraag past niet in het reconstructieplan, maar wel in het bestemmingsplan: alsin het reconstructieplan voor (het gebied van) de bouwlocatie een voorbereidingsbesluit isopgenomen moet de aanvraag om de bouwvergunning worden aangehouden tot hetbestemmingsplan in overeenstemming is gebracht met het reconstructieplan, vervolgenswordt de vergunning geweigerd;- De bouwaanvraag past in het reconstructieplan maar niet in het bestemmingsplan: in hetreconstructieplan is een voorbereidingsbesluit opgenomen voor (het gebied van) debouwlocatie. De bouwvergunning moet worden verleend (artikel 27, lid 3 van de<strong>Reconstructie</strong>wet) tenzij er andere buiten het reconstructieplan gelegen argumenten zijnom de afgifte te weigeren;- De bouwaanvraag past noch in het reconstructieplan, noch in een bestemmingsplan: eenkansloze aanvraag.5. Tevens wordt gewezen op de onduidelijkheden ten aanzien van financiële middelen om bedrijvente verplaatsen. Het gaat daarbij om de werkelijke kosten van uitplaatsing. Voor meer duidelijkheidhierover verwijzen wij naar het Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij, dat ondergebracht is bijLTO-Oost in Deventer en Arnhem. Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkhedentot verplaatsing en als het tot verplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing.De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteel bezig met de afronding van de provincialeverplaatsingsregeling. Voor een aantal onderdelen dient Brussel duidelijkheid te geven.Naar verwachting komt op korte termijn duidelijkheid hierover. Het coördinatiepunt is op dehoogte van de meest recente stand van zaken.6. Ten aanzien van de schadevergoedingsregeling wordt kortheidshalve verwezen naar hetgeengesteld is onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 hiervoor.


23Voor de volledigheid merken wij nog op dat op 3 mei 2005 bij de Raad van State een verzoek omschorsing van het reconstructieplan van de maatschap Lansink-Bossink heeft gespeeld. De uitspraak isons op het moment van verzending van het verweerschrift nog niet bekend.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1L. Landbouwbedrijf Hemel B.V. Welmerweg 4 in HaaksbergenBeroepsgrondenAppellant is van oordeel dat nu zijn bedrijf in een extensiveringsgebied valt, er een waardedaling van hetbedrijf optreedt, het bedrijf onverkoopbaar wordt en feitelijk “op slot zit” . Appellant is van oordeel dat ergeen afdoende financiële compensatie wordt geboden.VerweerVoor de verschillende schadebeperkende maatregelen verwijzen wij naar hetgeen hiervoor onder punt4.11, 4.12, 4.13 en 5 is opgenomen. Niet alleen is het flankerende beleid concreet genoeg, ook demogelijkheid voor vergoeding van schade, zo die er al mocht zijn, zijn meer dan voldoende.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1M. Van Rooijen Landbouw B.V. Rijssenseweg 52 in EnterBeroepsgronden1. Appellant was en blijft van mening dat de argumentatie om het bedrijf (gesloten varkensbedrijf)onder het extensiveringsgebied te laten vallen, pertinent onjuist is. Er is een voorbereidingsbesluitgelegd. Het bezwaarschrift tegen het ontwerp van het reconstructieplan dient als herhaald eningelast te worden beschouwd. Appellant wil graag ter plaatse zijn agrarische bedrijf blijvenuitoefenen en wonen. De bedrijfsontwikkeling wordt door de plaatsing in extensiveringsgebiedvrijwel onmogelijk gemaakt. Het bedrijf ligt op de kruising van twee drukke verkeerswegen en dedirecte omgeving leent zich op geen enkele wijze voor natuurontwikkeling.2. Appellant dient de (oude) kraamstal binnen afzienbare tijd te vervangen door een huisvesting meteen hogere status qua dierenwelzijn.3. Verder is appellant van mening dat de plaatsing van zijn bedrijf in het extensiveringsgebiedonredelijk is, zolang er onvoldoende flankerend beleid bestaat en voldoende flankerendemaatregelen worden genomen (onder andere verplaatsen, stoppen via vergoeding ofoverschakelen op een andere activiteit). Appellant verzoekt het bestaande besluit te vernietigen.Verweer1. Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Zie deinleiding voor een beschrijving hoe deze gebieden zijn aangewezen. Alleen rond de gebieden methoge natuurwaarden en gebieden die kwetsbaar voor stikstofdepositie zijn en waar meerderebeleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van 250 meter aangewezen waar deintensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. Bij de bepaling van gestapelde problematiek isuitgegaan van aanwezigheid van “nieuwe natuur” zoals genoemd in de natuurgebiedsplannen,gebieden met kwaliteitswateren, zeer kwetsbare grondwaterbeschermingsgebieden, robuusteverbindingszones, geurzones en mogelijkheden voor recreatief gebruik. Uw bedrijf valt binnen de250-meter zone van het voor verzuring gevoelig gebied “Hollands Schwartzwald”. Voor deconsequenties van de reparatiewetgeving Wav voor de voor verzuring gevoelige gebieden wordtverwezen naar de inleiding. Uw bedrijf ligt in de oksel van de Enterstraat en de N347.De Enterstraat vormt de scheiding van het natuurgebied de Rijssenseberg en landbouwgrondendie daar ten noorden van liggen. Volgens de functiekaart van het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+ ligtuw bedrijf in zone landelijk gebied 1, waarin de de belangrijkste functie de landbouw is.


24Volgens de integratiekaart ruimte, water en milieu ligt uw bedrijf binnen de PEHS, dat bruto isbegrensd. Natuurontwikkeling ten noorden van de Enterstraat ter plaatse van het bedrijf lijktbeleidsmatig niet een ontwikkelingsrichting die binnen het huidige provinciale beleid wordtnagestreefd. Uw bedrijf veroorzaakt uitstoot van nutriënten vanuit de roosters van de inrichting.Deze kunnen neerslaan in het natuurgebied “Hollands Schwartzwald” en negatieve effectenveroorzaken op voor verzuring gevoelig gebied.2. U geeft aan vanuit dierenwelzijn de kraamstal te willen vervangen door een huisvesting met eenhogere status qua dierenwelzijn. Het reconstructieplan geeft de ruimte om uit oogpunt vandierenwelzijn een beperkte uitbreiding van het staloppervlak (tijdelijk) te realiseren. Daarbij wordtuitgegaan van de aanwezige (vergunde) veestapel. Een verruiming van de aantallen nge behoortniet tot de mogelijkheden.3. Ten aanzien van de flankerende maatregelen merken wij het volgende op. Voor eventuelebeëindiging van de intensieve veehouderij (wat op vrijwillige basis gebeurt) zijn in het plan driemaatregelen opgenomen:1. verplaatsing van grotere bedrijven;2. (op termijn) beëindiging of overgaan op andere, wel binnen het gebied passendeactiviteiten;3. sloop van vrijkomende stallen, met inzet van het rood-voor-rood instrumentarium.Voorts verwijzen wij naar het Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij, dat ondergebracht is bijLTO-Oost in Deventer en Arnhem. Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkheden totverplaatsing en als het tot verplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing. De <strong>Provincie</strong><strong>Overijssel</strong> is momenteel bezig met de afronding van de provinciale verplaatsingsregeling. Voor een aantalonderdelen dient Brussel duidelijkheid te geven. Naar verwachting komt op korte termijn duidelijkheidhierover. Het coördinatiepunt is op de hoogte van de meest recente stand van zaken.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1N.1 Zeugenbedrijf Horsthuis, Haarstraat 47, 7596 LM Rossum, en anderenBeroepsgrondenZeugenbedrijf Horsthuis, Haarstraat 47, 7596 LM RossumHet bedrijf heeft momenteel 450 fokzeugen en wil dat aantal in de komende jaren uitbreiden.Een andere mogelijkheid is het bestaande bedrijf met 2500 vleesvarkens uit te breiden zodat eengesloten bedrijf ontstaat. Het bedrijf ligt in het verwevingsgebied.Om in de toekomst niet belemmerd te worden in de grootte van de huiskavel en om voldoendeuitbreidingsmogelijkheden te hebben moet dit worden gewijzigd in landbouwontwikkelingsgebied.Gezien de ligging van het bedrijf en de mogelijke clustering met de bedrijven van Wanink en Ter Doest,kan daartegen volgens appellant geen bezwaar bestaan.1N.2 Zeugen- vleesvarkensbedrijf Wanink, Haarstraat 41a, RossumDit bedrijf, waarop momenteel 200 zeugen en 1.300 vleesvarkens worden gehouden, ligt eveneens in hetverwevingsgebied. Het bedrijf wil in de komende jaren zijn veestapel uitbreiden. Om in de toekomst nietbelemmerd te worden in de grootte van de huiskavel en om voldoende uitbreidingsmogelijkheden tehebben moet ook voor dit bedrijf het verwevingsgebied worden gewijzigd in landbouwontwikkelingsgebied.Gezien de ligging van het bedrijf en de mogelijke clustering met de bedrijven van Horsthuis enTer Doest, moet de zonering aangepast worden. Daar kan volgens appellant geen enkel bezwaar tegenbestaan.1N.3 Vleesvarkensbedrijf ter Doest, Glipsdijk 5, 7595 MB WeerseloHet bedrijf ligt in het extensiveringsgebied. Gezien de toekomstplannen kan deze zonering zo nietblijven gehandhaafd. Op 2 locaties worden 2000 vleesvarkens gehouden. Op dit moment beschikt hetbedrijf nog over een vergunning voor een nieuw te bouwen stal. Vanwege de huidige ligging van hetbedrijf en met het oog op toekomstige ontwikkelingen bestaan er bij de provincie en de gemeentenplannen om dit bedrijf te verplaatsen naar de Haarstraat. Daar zal het worden gesitueerd tussen dehiervoor genoemde bedrijven van Horsthuis en Wanink in Rossum.Om deze clustering mogelijk te maken moet dit gebied als landbouwontwikkelingsgebied wordenaangewezen, mede omdat daarmee belemmeringen voor de groei van de intensieve veehouderij wordenweggenomen.


25Overigens heeft appellant ook geen bezwaar tegen de aanduiding verwevingsgebied van de beoogdetoekomstige locatie.Mocht de clustering niet doorgaan, dan wil het bedrijf dat de zonering aan de Glipsdijk 5 veranderdwordt.Verweer• Appellanten genoemd onder 1N.1 en 1N.2 willen hun bedrijven op de bestaande locatieuitbreiden.Het plan biedt, ook zonder wijziging van het verwevings- in landbouwontwikkelingsgebied,daarvoor voldoende mogelijkheden. Onder 4.2 is aangegeven hoe de reconstructiezonering totstand is gekomen. Daarbij is ook aangegeven dat bepaalde bedrijven in het verwevingsgebied, mitsaan de daarvoor geldende voorwaarden is voldaan, zich als sterlocatie verder kunnen ontwikkelen.Het is dus niet noodzakelijk dat een bedrijf dat zich in de toekomst verder wil ontwikkelendaarvoor noodzakelijkerwijs in het landbouwontwikkelingsgebied moet liggen.• Appellant 1N.3 geeft aan verplaatst te willen worden naar een locatie tussen de vestigingen vanappellanten 1N.1 en 1N.2. Uit het reconstructieplan blijkt dat nieuwvestiging van intensieveveehouderij mogelijk is indien er samenwerking tussen bedrijven bevorderd wordt en er zich geenredelijk belang tegen verzet. Door de clustering lijkt aan deze voorwaarde voldaan te kunnenworden. Het sluit in ieder geval aan bij de doelstellingen van het reconstructieplan. De nieuwelocatie moet wel meegenomen worden in het verzoek om aangewezen te worden als sterlocatie.Daar het bedrijf momenteel gelegen is in het extensiveringsgebied komt het voor verplaatsing inaanmerking.Overigens hebben wij al besloten onze medewerking aan deze bedrijfsverplaatsing te geven.In april hebben wij hiertoe een voorstel bij appellant ingediend om deel te nemen aan hetlandelijke experiment Verplaatsing Intensieve Veehouderijbedrijven. Het bod loopt vooruit op deVerplaatsingsregeling Intensieve Veehouderij. Dit betekent dat voor het bedrijf van appellant 1N.3een vergoeding voor de bedrijfsgebouwen van 100% van de gecorrigeerde vervangingswaarde zalworden geboden. Daarnaast zal aan appellant een vergoeding voor de sloopkosten wordengeboden, zoals vastgelegd met het Rijk in de “Bestuursovereenkomst inzake de uitvoering van het<strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong> voor de jaren 2005 en 2006”. Appellant dient zorg te dragenvoor de sloop van de stallen waarna DLG een “lege” locatie koopt.De voor de vaststelling van het reconstructieplan verleende bouwvergunning kan wordeningetrokken.• Het bedrijf aan de Glipsdijk 5 ligt in het extensiveringsgebied. In paragraaf 4.2 van ditverweerschrift is aangegeven welke argumentatie aan de zoneringskeuze ten grondslag heeftgelegen. Kortheidshalve verwijzen wij daarnaar. Overigens geeft appellant aan te beschikken overeen bouwvergunning voor een nieuw te bouwen stal. Wegens de verplichte coördinatie met deWoningwet blijkt dat hij tevens een milieuvergunning moet hebben voor het gebruik hiervan.Daar de vergunning verleend is voor de inwerkingtreding van het reconstructieplan, is hetvoorbereidingsbesluit hier niet op van toepassing. Appellant kan op de locatie zijn bedrijf volgensde bepalingen uit de vergunningen realiseren. Mocht de verplaatsing onverhoopt niet doorgaan,dan kan appellant op grond van al verworven rechten uitbreiden.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1O. Maatschap Brummelhuis Bekkenhaarszijweg 1a en 3 , 7645 AK Hoge HexelBeroepsgrondenDeze appellant heeft een zeugenvermeerderingsbedrijf binnen verwevingsgebied en maakt bezwaar tegende motivering van de zonering ter plaatse. Er is naar zijn mening teveel waarde toegekend aan deverblijfsrecreatieve functie van het gebied. De leefbaarheid van het platteland is niet meegewogen en denatuur- en landschapswaarden zijn onjuist gewaardeerd. Appellant ziet een onjuist verband gelegdtussen de natuur- en landschapswaarden en de natte omstandigheden in het gebied. De westelijke kantvan de Bekkenhaarszijweg (locatie maatschap) is droog en daardoor qua grondslag en gebruikuitstekend geschikt om intensieve veehouderij te bedrijven. De oostzijde van de weg is nat. Er is nietzorgvuldig genoeg gekeken in het gebied. Appellant wil dat gebied waarin het bedrijf ligt aangewezenwordt als landbouwontwikkelingsgebied


26VerweerBinnen het verwevingsgebied heeft juist een arbeids- en kennisintensief bedrijf als dat van appellantenvoldoende fysieke groeimogelijkheden tot een omvang die door de geldende milieuregelgeving wordtbepaald. Het reconstructieplan biedt beleidsmatig de ruimte om in het verwevingsgebied het bouwblokte laten groeien tot een omvang van 1.5 hectare.Voor de begrenzing van een landbouwontwikkelingsgebied van enige omvang met voldoendevestigingsmogelijkheden dienen ook de aangrenzende gronden in beschouwing genomen te worden.Voor het bedrijf van appellant met de daarop aanwezige houtwallen, het natte gebied ten oosten van deBekkenhaarszijweg (natuur- en landschapswaarden) en de aanwezigheid van de camping(verblijfsrecreatie) betekent dat een inplaatsing in het verwevingsgebied heeft plaatsgevonden.Overigens biedt het reconstructieplan de mogelijkheid om in aanmerking te komen voor de status vansterlocatie. Voor het bedrijf van appellant geldt dat deze hiervoor in aanmerking kan komen als dezevoldoet aan de voorwaarden zoals ze vermeld zijn op bladzijde 114 en verder van het reconstructieplan.Uit de reactienota blijkt dat het gebied ten oosten van de Bekkenhaarszijweg niet geschikt is voorintensieve veehouderij. Voor het overige is er verder niets gezegd over het bestaande bouwblok vanappellant. Gezien de afstand hiervan op de camping en op de begrenzing tot aan de PEHS, van voorverzuring gevoelige gebieden en van vogelrichtlijn-, habitatrichtlijn- en natuurbeschermingsgebieden,lijken er geen belemmeringen te zijn om in aanmerking te komen voor aanwijzing als sterlocatie.Dit moet uit het bedrijfsontwikkelingsplan en een plan voor een goede landschappelijke inpassingblijken.De aanwijzing van het gebied als verwevingsgebied doet recht aan de verscheidenheid aan functiesdaarin en geeft daarmee ruimte voor de leefbaarheid. Bovendien is er feitelijk ten oosten van de weg nietof nauwelijks ruimte voor nieuwvestiging van grootschalige intensieve veehouderijbedrijven. Enerzijdsdoordat een deel van het gebied een lage ligging kent en gevoelig is voor wateroverlast, anderzijds doorde aanwezigheid van een verblijfsrecreatieve functie ten noorden van het gebied dat in beschouwing isgenomen bij beantwoording van de vraag of het gebied in aanmerking kan komen alslandbouwontwikkelingsgebied.De teksten uit de reactienota die door appellant worden aangehaald hebben, om reden zoals hiervooraangegeven, betrekking op een groter gebied dan alleen de directe nabijheid van het bedrijf vanappellant.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1P. Veehouderijbedrijf Maatschap van der Kolk, Heerdinksschotweg 8 in WierdenBeroepsgrondenAppellant heeft bezwaar tegen het hanteren van de 250-meter zone buiten kwetsbare gebieden en beziteen rundveehouderijbedrijf met melkkoeien en jongvee. Het is een grondgebonden veehouderij en geenintensieve veehouderij. Het bedrijf ligt op afstand van 130 meter van het Wierdenseveld, een voorverzuring gevoelig gebied. Ruim 2/3 deel van het bedrijf (inclusief bouwblok) van appellant is gelegen inextensiveringsgebied. Het beroep van appellant betreft het knippen in de bestemming van het huiskavel.VerweerU bent niet aangemerkt als intensieve veehouderij. Het reconstructieplan legt alleen beperkingen op tenaanzien van intensieve veehouderijbedrijven. Het reconstructieplan legt u daarmee geen aanvullendebeperkingen op. De bestemming van uw perceel wordt niet gewijzigd, het blijft agrarisch, alleen deontwikkeling van intensieve veehouderij is op uw grondgebied binnen het extensiveringsgebied nietmogelijk.Voor de aanwijzing van de extensiveringsgebieden verwijzen wij naar de inleiding hiervoor. Alleen rondde gebieden met hoge natuurwaarden, kwetsbaar voor stikstofdepositie, hebben wij een zone van250 meter aangewezen waar de intensieve veehouderij op termijn moet beëindigen.


27Bij de bepaling van gestapelde problematiek is uitgegaan van aanwezigheid van “nieuwe natuur ” zoalsgenoemd in de natuurgebiedsplannen, gebieden met kwaliteitswateren, zeer kwetsbaregrondwaterbeschermings-gebieden, robuuste verbindingszones, geurzones en gebieden metmogelijkheden voor recreatief gebruik.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1Q. Maatschap Protzmann, Heihuizerweg 14, HoltenBeroepsgrondenAppellant is van oordeel dat de ligging van zijn kalvermesterijbedrijf in een extensiveringsgebied, hetbedrijf op slot zet. Appellant wenst de plaatsing van zijn bedrijf in een verwevingsgebied.VerweerWij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij inExtensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding, behoudensenkele uitzonderingen toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog wel bedrijfswijzigingmogelijk. De mogelijkheden voor nieuwe activiteiten als intensieve veehouderij zijn al beperkt door deWav. Zoals wij hiervoor in de inleiding al uiteen hebben gezet, kiezen wij ervoor om de intensieveveehouderij in extensiveringgebieden op termijn te laten beëindigen. De ligging van een gebied, dat isaangewezen als vogel- en habitatrichtlijn op korte afstand van het bedrijf, geeft daarnaast beperkingenvoor de duurzame ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1R. D. en G.W. ten Dam, Valeweg 3, 7451 KK te HoltenBeroepsgrondenAppellant heeft een agrarisch bedrijf in de gemeente Rijssen - Holten. Het beroep richt zich tegen hetvoorbereidingsbesluit zoals dat onder nummer 135 is vermeld in bijlage 4 van de toelichting op hetreconstructieplan. Appellant merkt op dat de gemeente Rijssen–Holten bij besluit van 1 oktober 2003onder nummer WM 03/27 aan het bedrijf een milieuvergunning heeft verleend voor het houden vanmelkrundvee. Volgens deze vergunning mogen geen intensieve diertakken worden gehouden.Appellant verzoekt daarom om verwijdering uit de lijst van voorbereidingsbesluiten.VerweerDe gemeente heeft aan het bedrijf van appellant op 6 januari 2004 een vergunning verleend voor eenmelkrundveehouderij. Op het bedrijf is wel een varkensschuur aanwezig en er worden momenteel ooknog varkens gehouden. De omvang van dit bedrijfsgebouw is circa 170 m 2 . Met dezebedrijfsvloeroppervlakte valt het bedrijf niet binnen de definitie van “intensieve veehouderij” alsaangegeven in het reconstructieplan.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep gegrond te verklaren.1TElderink, (gevestigd te Losser en Enschede)BeroepsgrondenAppellant heeft in zowel Losser als Enschede een intensieve veehouderijbedrijf. Het bedrijf in Losser ligtin verwevingsgebied tegen de dorpsrand en heeft geen ontwikkelingsmogelijkheden. In Enschede ligt hetbedrijf binnen stedelijk gebied en ook hier heeft het geen ontwikkelingsmogelijkheden.1. In de plantekst staat dat de mogelijkheid van nieuwvestiging van intensieve veehouderijbedrijvenis uitgesloten, maar volgens appellant moet dat op grond van gedane toezeggingen dat nogsteeds tot de mogelijkheden behoren.


282. Het verwevingsgebied kan een bedreiging gaan vormen voor de ontwikkeling van agrarischebedrijven. Het verwevingsgebied biedt mogelijkheden voor het ontwikkelen van niet-agrarischefuncties. Als aan een bedrijf geen sterlocatie is toegekend kunnen er andere functies in denabijheid ontstaan, maar het bestaand ruimtelijk beleid staat niet-agrarische functies niet toe.3. Om in aanmerking voor een sterlocatie te komen moet de ondernemer zelf de kosten van eenuitvoerig bedrijfsplan dragen. Dat leidt tot een verzwaring van de administratieve lasten voorondernemers, wat haaks staat op het beleid van de landelijke overheid om deze te verminderen.4. Om rechtsbescherming te krijgen is een sterlocatie een must. De normering om daarvoor inaanmerking te komen is echter zo hoog dat een ondernemer wordt gedwongen naar een grootaantal dieren uit te breiden.5. In het reconstructieplan is niet vastgelegd of een sterlocatie blijft rusten op het bedrijf of datdeze van rechtswege vervalt indien niet meer aan de normering wordt voldaan. De normeringstaat slechts voor enkele jaren vast. Een ondernemer verkeert derhalve in onzekerheid inzake deduur en de status van de sterlocatie.6. In het reconstructieplan is geen reservering opgenomen om schade als gevolg van hetreconstructieplan te vergoeden.Verweerad 1.ad 2.ad 3.In het reconstructieplan is in paragraaf 4.2.1. aangegeven waar de intensieve veehouderij zichverder kan ontwikkelen en waar niet. Deze “ruimtepomp” is het “sturingsmodel” voor deontwikkeling van de intensieve veehouderij. Bij de ontwikkeling van de reconstructiezonering ishiermee ook rekening gehouden. Samengevat komt het erop neer dat er ten aanzien van deintensieve veehouderij een afwaartse beweging is van het extensiveringsgebied naar hetlandbouwontwikkelingsgebied. In het verwevingsgebied is aan bestaande intensieve bedrijven ofgrondgebonden bedrijven met intensieve veehouderij (gemengde bedrijven) ook nog demogelijkheid geboden om uit te breiden. De bestaande rechten blijven daartoe gehandhaafd.Daarnaast is er de mogelijkheid voor de gemeenten om sterlocaties aan te wijzen. Maar nieuweontwikkelingen ten aanzien van de intensieve veehouderij in dit gebied zijn uitgesloten.Binnen de reconstructiecommissie is gesproken over het aanwijzen van eenlandbouwontwikkelingsgebied ten zuidwesten van Losser. Door de commissie is op 2 oktober2003 besloten dat het gebied om verschillende redenen niet geschikt is alslandbouwontwikkelingsgebied. Vervolgens is het gebied aangeduid als verwevingsgebied.De aanvraag van de heer Elderink voor de vestiging van een varkensbedrijf in dit gebied was albesproken met de gemeente en ook bekend bij de reconstructiecommissie. Geconcludeerd werddan ook dat er concreet sprake was van gewekte verwachtingen. Daarom heeft dereconstructiecommissie in de vergadering van 2 oktober 2003 expliciet aangegeven dat deomzetting van landbouwontwikkelingsgebied naar verwevingsgebied de vestiging van eenvarkensbedrijf (van de heer Elderink) in het desbetreffende gebied niet mag belemmeren. Eentekst met deze strekking had in het reconstructieplan opgenomen moeten worden. Ditonderdeel van het beroepschrift komt naar ons oordeel voor gegrondverklaring in aanmerking.Geldende bestemmingsplannen kunnen nieuwe ontwikkelingen en uitbreiding van bestaandefuncties, die een ontwikkeling van de intensieve veehouderij in de weg kunnen staan, mogelijkmaken. In het reconstructieplan hebben wij op twee manieren aangegeven hoe dezemogelijkheden zijn uit te sluiten. Namelijk met de aanwijzing van landbouwontwikkelingsgebieden(paragraaf 5.6.1.) en sterlocaties (paragraaf 5.6.3.). In deze gevallen wordt in hetreconstructieplan prioriteit gegeven aan de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieveveehouderij. (Het plan doet geen uitspraken over de grondgebonden landbouw).Met dit systeem vinden wij de belangen van de intensieve veehouderij, zeker ook op de langeretermijn, beter gewaarborgd dan in het huidige systeem.Het opstellen van een bedrijfsontwikkelingsplan en een plan voor een goede landschappelijkeinpassing (ruimtelijke kwaliteit) is verplicht bij de aanvraag sterlocatie. Hetbedrijfsontwikkelingsplan heeft onder andere betrekking op de financiële haalbaarheid,duurzaamheid en continuïteit van de gewenste uitbreiding. Met de aanwijzing van sterlocatieworden ontwikkelingen die de voorgenomen groei van het bedrijf kunnen belemmerenuitgesloten.Het landschapsplan is verplicht om inzichtelijk te maken of de gewenste uitbreiding ookrealiseerbaar is (voor de landschappelijke inpassing is ruimte vereist). Het is aan de ondernemerom te beslissen of hij in aanmerking wil komen voor de aanwijzing als sterlocatie. De kostenvoor het opstellen van deze onderzoeken zijn derhalve voor rekening van de ondernemer.


29ad 4.Ad 5Ad 6.Voor veel bedrijven geldt dat ze eventuele ontwikkelingen binnen het bouwblok van 1,5 hakunnen realiseren. Enige voorwaarde is dat er al intensieve veehouderij aanwezig is en erminimaal 250 m 2 bebouwde oppervlakte met intensieve veehouderij is. In dat geval blijft ook naaanpassing van het bestemmingsplan aan het reconstructieplan uitbreiding van de intensieveveehouderij mogelijk tot de aangegeven oppervlakte van maximaal 1,5 ha, mits er ook uitmilieuoogpunt voldoende ruimte is.De bedoeling van sterlocaties is dat dit bedrijven zijn die toekomstgericht willen gaanuitbreiden. Vaak zal het bestaande bouwblok voldoende zijn om het bedrijf te kunnenontwikkelen. In elk geval zal uit de aanvraag moeten blijken tot welke omvang het bedrijf wiluitbreiden. Vervolgens moet worden nagegaan of daarvoor op de gekozen locatie wel voldoendemogelijkheden zijn.Het reconstructieplan geeft aan dat bedrijven met intensieve veehouderij hervestigings- enuitbreidingsmogelijkheden houden. Het bouwblok zal daarbij maximaal 1,5 hectare groot zijn,tenzij het om een sterlocatie gaat. Dit moet dan wel in het bestemmingsplan aangegeven zijn.Indien er in de directe omgeving ontwikkelingen plaatsvinden die de groei van een intensieveveehouder beperken, dan is ter overweging aan de gemeente om te kijken welke ontwikkeling devoorkeur krijgt.Een sterlocatie wordt toegekend aan een agrarisch bouwperceel. Als daar een bedrijf is gevestigddat, zoals hiervoor is aangegeven, uit wil breiden kan dat bouwperceel als sterlocatie wordenaangewezen. Als een bedrijf al de omvang van een sterlocatie heeft of groter is dan 175 nge maargeen concrete uitbreidingsplannen heeft, zal ook geen sterlocatie kunnen worden aangewezen.Sterlocaties strekken er immers toe om ruimte voor toekomstige ontwikkelingen te reserveren.Maar als die er niet zijn, heeft zodanige aanwijzing ook geen zin.Uit het reconstructieplan (bladzijde 116) blijkt dat de status voor sterlocatie vervalt als erbinnen 4 jaar geen begin is gemaakt met de realisatie van het bedrijfsplan. Verder blijkt dat erbinnen 12 jaar doorgroei naar 175 nge voor intensieve veehouderij en 145 nge intensieveveehouderij op gemengd bedrijf gerealiseerd moet zijn.Voor eventuele beëindiging van de intensieve veehouderij en vergoeding van schade verwijzenwij u naar hetgeen onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 is opgenomen.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroepsonderdeel genoemdonder 1 gegrond en voor het overige het beroep ongegrond te verklaren.1U. Burgemeester en Wethouders van DeventerBeroepsgrondenDeze appellant maakt bezwaar tegen de begrenzing van het landbouwontwikkelingsgebied ter plaatsevan de bedrijven van appellanten genoemd onder 1Y. De betrokken bedrijven dienen volgens appellantbinnen landbouwontwikkelingsgebied gesitueerd te worden. Daarbij wordt aangevoerd dat deoverweging van Provinciale Staten om in vijf gevallen waarbij niet is voldaan aan de afstandsmaat van1000 meter de ontwerp-zonering als landbouwontwikkelingsgebied niet aan te passen. Daarmee is ervolgens appellant sprake van willekeur en ongelijke beoordeling en benadeling van de betrokkenbedrijven.VerweerAanvullend op het bij 1Y gevoerde verweer, menen wij dat de beslissing van Provinciale Staten voor devijf bedrijven ertoe kan leiden dat de werkelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor die bedrijven binnenhet landbouwontwikkelingsgebied niet overeenkomt met de beleidsruimte die binnen hetlandbouwontwikkelingsgebied wordt geboden. De werkelijke ontwikkelingsmogelijkheden worden doorde milieuwetgeving en geldende afstandsnormen bepaald. De aanduiding als landbouwontwikkelingsgebiedbetekent dat in dat gebied zoekruimte is gegeven voor het agrarische bedrijfsleven. Vestiging zalechter niet overal mogelijk zijn. Dat geldt namelijk ook voor intensieve veehouderijbedrijven die in eenlandbouwontwikkelingsgebied gesitueerd zijn, maar op korte afstand te maken hebben met bestaandeburgerwoningen. Dus ook binnen een landbouwontwikkelingsgebied kunnen beperkende factorengelden die bepalend zijn voor de werkelijke ontwikkelingsruimte.Dat Provinciale Staten voor het overige niet aan de zonering van landbouwontwikkelingsgebieden heeftgetornd, voorkomt dat er meer situaties zijn ontstaan (bijvoorbeeld voor de onderhavige bedrijven) waarde schijnbare ontwikkelingsmogelijkheden (door aanduiding als landbouwontwikkelingsgebied) nietovereenkomt met de werkelijke ontwikkelingsmogelijkheden.


30Met andere woorden er is vastgehouden aan de vastgestelde criteria voor de begrenzing vanlandbouwontwikkelingsgebieden. In de vijf gevallen waarin dat niet is gebeurd zijn de feitelijkeomstandigheden bepalend voor de ontwikkelingsruimte en niet alleen de ligging in eenlandbouwontwikkelingsgebied. Er is in die gevallen sprake van een mogelijk voordeel. Dat betekent nietdat de onderhavige bedrijven worden benadeeld. Het inwilligen van de wens van appellant zou pas echtleiden tot willekeur en ongelijke situaties.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1.V de heer G.H.J. Jagers op Akkerhuis, Molenbeekweg 14, 7597 NZ SaasveldBeroepsgrondenHet beroepschrift van de heer Jagers op Akkerhuis bevat samengevat de volgende onderdelen.1. Appellant heeft bezwaar ingediend tegen de indeling van zijn bedrijfsgronden in hetverwevingsgebied. Naar aanleiding van zijn bezwaar tegen het ontwerp van het reconstructieplan iszijn bouwblok alsnog aangeduid als landbouwontwikkelingsgebied. Zijn overige gronden zijn echterals verwevingsgebied aangeduid gebleven. Appellant geeft aan dat bij kavels aan de overzijde van deMolenbeek deze wel geheel aangewezen zijn als landbouwontwikkelingsgebied. Appellant wil datzijn gehele kavel aangewezen wordt als landbouwontwikkelingsgebied.2. Voorts heeft appellant bezwaar tegen het al in uitvoering nemen van de realisatie van “DeDoorbraak”. Appelant geeft aan dat in het reconstructieplan is aangegeven dat voor het gedeeltevan “De Doorbraak” dat buiten het landinrichtingsplan is gelegen een aparte planuitwerking dientte komen. Deze behoeft de goedkeuring van Provinciale Staten. Dit is geen wettelijke verplichting,maar door het niet goedkeuren door Provinciale Staten wordt de rechtspositie van appellantaangetast.3. In het reconstructieplan ontbreekt, volgens appellant, rechtszekerheid aangaande een mogelijkeherverkaveling, die op grond van artikel 18, lid 1 <strong>Reconstructie</strong>wet, kan worden opgelegd.Zijn vraag is of een eventueel opgelegde herverkaveling zal plaatsvinden onder werking van hetreconstructieplan of onder de werking van de Landinrichtingswet.VerweerAd 1Ad 2Ad 3Wij hebben naar aanleiding van het bezwaar van appellant de ligging van zijn bouwblok in hetverwevingsgebied omgezet naar ligging in het landbouwontwikkelingsgebied. Daarbij hebben wijook nog de gehele strook langs de Molenbeekweg in zuidwestelijk richting aangemerkt alslandbouwontwikkelingsgebied om voldoende ruimte te bieden voor uitbreiding van hetbouwblok. De overige bedrijfsgronden hebben wij als verwevingsgebied gehandhaafd.Deze systematiek hebben wij ook elders in het reconstructieplangebied toegepast. Naar onsoordeel heeft appellant met de omzetting van verwevingsgebied naarlandbouwontwikkelingsgebied van zijn bouwblok en de in zuidwestelijke richting aangrenzendegronden voldoende ruimte gekregen om zijn bedrijf zonodig uit te breiden.In het reconstructieplan is op bladzijde 146 en verder aangegeven dat een aantalplanuitwerkingen is geselecteerd die in de periode 2004 tot 2007 gemaakt kunnen worden.In artikel 18 van de <strong>Reconstructie</strong>wet wordt aangegeven dat in het reconstructieplan kanworden bepaald dat, indien het belang van de reconstructie dit vordert, het reconstructieplankan worden uitgewerkt met inachtneming van in het plan vervatte regels. Hieruit volgt dat als ergeen beperkingen zijn ten aanzien van het belang van de reconstructie, planuitwerkingen nietverplicht zijn. “De Doorbraak” is al opgenomen in het vigerende streekplan. Verder zijnbezwaren en bedenkingen mogelijk tegen het waterhuishoudkundig plan van het waterschap ende bestemmingsplannen. De rechtspositie van appellant wordt derhalve niet aangetast. Voor onsverdere standpunt over dit onderdeel van het beroep verwijzen wij naar bijlage 3 van hetberoepschrift van de heer Jagers.De artikelen 49 tot en met 91 en 97 van de <strong>Reconstructie</strong>wet zijn nog niet inwerking getreden. Het plan “Enter”, oorspronkelijk een landinrichtingsplan, zal verder onder dewerking van de <strong>Reconstructie</strong>wet worden geplaatst. “De Doorbraak” zit voor het gebied tenwesten van het <strong>Overijssel</strong>s kanaal in het Uitwerkingsplan “Enter”. Voor het gebied ten oostenvan het kanaal wordt “De Doorbraak” geregeld in bestemmingsplannen. Appellant heeft metbetrekking tot “De Doorbraak” beroep ingesteld tegen het bestemmingsplan “De Doorbraak”


31van de gemeente Tubbergen. Wij hebben op dit moment nog geen besluit genomen over degoedkeuring van dit plan.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1W. Adure advocaten, namens A.P.M. Reuver Oude Postweg 9, 7561 SH DeurningenBeroepsgrondenDe noodzaak van het reconstructieplan is achterhaald door de gewijzigde feiten en omstandigheden ophet platteland. De aanwijzing van extensiveringsgebied rondom de Oude Postweg gaat volgens appellantop onacceptabele wijze ten koste van de uitbreidingsmogelijkheden van zijn melkveehouderijbedrijf.Een ingezette uitbreiding naar 150-200 stuks melkvee en een bedrijfsovername door de zoon vanappellant is niet haalbaar. Appellant meent dat sprake is van rechtsongelijkheid numelkveehouderijbedrijven niet in de gelegenheid worden gesteld om verplaatst te worden.VerweerLos van de wettelijke plicht tot het opstellen van een <strong>Reconstructie</strong>plan is de noodzaak van het<strong>Reconstructie</strong>plan zeker niet achterhaald. Het <strong>Reconstructie</strong>plan maakt het mogelijk in te spelen op dezich snel wijzigende omstandigheden in het landelijk gebied. Zoals uit het algemene deel van ditverweerschrift blijkt bevat het plan daartoe een aantal instrumenten. Eén van die instrumenten isspecifiek bedoeld om de uit de intensieve veehouderij voortkomende problemen mede op te lossen,namelijk door verplaatsing van bedrijven uit extensiveringsgebieden. Dit is een specifiek instrument datniet van toepassing is op andersoortige agrarische bedrijven.Het bedrijf van appellant is gelegen in verwevingsgebied op korte afstand van extensiveringsgebieden.Bepalend voor de begrenzing zijn de hier aanwezige voor verzuring gevoelige gebieden. Uit dieaanwijzing volgen ook beperkingen voor de ammoniakdepositie en daarmee de toegestane veestapel vanagrarische bedrijven die binnen de invloedssfeer liggen. De beperkingen die worden gesteld volgen dusniet uit de zonering van het reconstructieplan, maar uit autonome regelgeving. Een vernietiging van hetbesluit tot vaststelling of goedkeuring van het reconstructieplan neemt de oorzaak van de bezwaren vanappellant ook niet weg. Ten aanzien van bestaande bedrijven hebben wij in het reconstructieplan opbladzijde 113 aangegeven dat bestaande bedrijven met intensieve veehouderij hervestigings- enuitbreidingsmogelijkheden dienen te houden. De gemeente krijgt hier een belangrijke rol bij.De gemeenten kunnen met de betrokken ondernemers bezien of er alternatieven zijn voor eenuitbreiding of hervestiging op een andere, daarvoor meer geschikte, locatie.Ook uit het geldende ruimtelijk beleid, zoals verwoord in het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+, volgt datuitbreiding van landbouwbedrijven in zone III mogelijk is, voorzover niet strijdig met de hoofdkoers. Dehoofdkoers in zone III is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur, bos en landschap, behoud vancultureel erfgoed, en recreatief medegebruik. Het bedrijf van appellant ligt in zone III en binnen dePEHS. De door appellant gewenste uitbreiding van zijn bedrijf is niet passend in het geldende beleidvan het Streekplan 2000+ en het reconstructieplan.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1X. Maatschap Broeze, Bruine Hoopsweg 5, Hoge Hexel, WierdenBeroepsgrondenHet bedrijf van appellant produceert geen mest maar poot-, fabrieks- en consumptie aardappelen.Het bedrijf ligt in verwevingsgebied.Appellant richt zich tegen het feit dat er in het reconstructieplan vanuit wordt gegaan dat het Wierdenseveld al is aangewezen als habitatrichtlijngebied terwijl dit nog niet het geval is (uitsluitend aangemeld).


32Het bedrijf ligt 800 meter ten oosten van Wierdense veld. Het Wierdense veld is aangewezen vanwegehoogveen en de afstand van hoogveen tot het bedrijf bedraagt 3,3 kilometer (bijlage 8). Verder wordtaangegeven dat de provincie ook opmerkingen had over de aanmelding van dit habitatgebied.Appellant wil gesitueerd worden in landbouwontwikkelingsgebied om de mogelijkheid van uitbreidingopen te houden.VerweerHet feit dat de habitatgebieden alleen nog maar zijn aangemeld betekent niet dat deze gebieden geenbescherming genieten. Gebieden die zijn aangemeld, maar nog niet zijn aangewezen genieten een zekere“voorbescherming”. Deze bescherming houdt in dat lidstaten zich dienen te onthouden van activiteitendie het definitief aanwijzen van de gebieden ernstig in gevaar kunnen brengen. Dit vloeit voort uit dehabitatrichtlijn zelf. Dit betekent dat in het reconstructieplan terecht rekening is gehouden met dehabitatrichtlijn.Het Wierdense veld is niet alleen aangewezen voor hoogveen, maar ook voor andere soorten vegetaties(Noord-Atlantische vochtige heide met Dophei (Erica Tetralix), droge Europese heide, aangetasthoogveen waar natuurlijke regeneratie nog mogelijk is en veenbossen: Berkenbos met Veenmos).Wij hebben een zienswijze gegeven op de aanmelding van de habitatgebieden, maar de bevoegdheid omde gebieden aan te melden berust bij het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en nietbij de provincie.Het gebied waarin het bedrijf van appellant ligt is aangewezen als bufferzone van 1000 meter rondomeen voor verzuring gevoelig gebied. In het reconstructieplan staat dat deze zone niet alslandbouwontwikkelingsgebied wordt aangewezen (5.3.2 van het reconstructieplan en 3.6.2 van dereactienota). De achterliggende reden is dat bedrijven in landbouwontwikkelingsgebied voldoendemogelijkheden voor ontwikkeling moeten hebben. Gelet hierop is het gebied aangewezen alsverwevingsgebied.Het staat appellant vrij een aanvraag voor aanwijzing als sterlocatie te doen. Appellant voert aan datsprake is van rechtsongelijkheid omdat de zonering niet voor het bedrijventerrein geldt. De indeling inextensiveringsgebied, verwevingsgebieden en landbouwontwikkelingsgebieden is gebeurd op grond vande <strong>Reconstructie</strong>wet. In het algemene deel van het verweerschrift wordt ingegaan op de zonering.De <strong>Reconstructie</strong>wet strekt zich niet uit tot bedrijventerreinen. Er is dus geen sprake vanrechtsongelijkheid.Overigens heeft de zonering geen gevolgen voor de huidige bedrijfsvoering.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1Y. Beltman Lettele b.v. Harmelinksdijk 6, 7434 RL Lettele en Bloemenkamp VOFBathmenseweg 46, 7434 PZ LetteleBeroepsgrondenAppellanten zijn van mening dat hun bedrijven in landbouwontwikkelingsgebied dienen te liggen.Zij menen op grond van de variatie in afstand tussen landbouwontwikkelingsgebied en extensiveringsgebiedop de zoneringskaart van het reconstructieplan, dat er sprake is van willekeur bij het begrenzenvan de zonering. Het waardevolle gedeelte van een bosgebied is verder verwijderd dan 1.000 meter vanhun bedrijven. Als bijlage is een lijst bijgevoegd met door appellanten gemeten afstanden tussenlandbouwontwikkelingsgebied en extensiveringsgebied.VerweerAnders dan appellanten menen is er niet steeds een rechtstreeks verband te leggen tussen delandbouwontwikkelingsgebieden en extensiveringsgebieden wat betreft de onderling aan te houdenafstand. De begrenzing van een extensiveringsgebied is niet altijd gelijk aan de begrenzing van een voorverzuring gevoelig gebied. Er zijn meer factoren bepalend voor de aanwijzing van eenlandbouwontwikkelingsgebied. Hiervoor verwijzen wij naar het algemene deel van dit verweerschrift.Daaruit mag blijken dat een zorgvuldige werkwijze is gevolgd.


33Het is dus mogelijk dat de begrenzing van het extensiveringsgebied ruimer is dan de begrenzing van eenvoor verzuring gevoelig gebied. Voor het bepalen van de 1.000 meter zone dient uitgegaan te worden vande laatstgenoemde begrenzing.Wij hebben overigens de bijlage bij het beroepschrift appellanten nader bekeken. Ten aanzien van dedaarin genoemde afstanden tussen Landbouwontwikkelingsgebieden en extensiveringsgebieden valt hetvolgende op te merken. Voor een groot deel van de genoemde situaties geldt dat de 250-meter zonebinnen het extensiveringsgebied door appellanten is meegenomen. Dat is onjuist, want er moet wordenuitgegaan van de rand van het voor verzuring gevoelige gebied. Ook merken wij nog op dat vanwege degewenste duidelijkheid wij zo veel mogelijk aansluiting hebben gezocht met in het gebied herkenbaregrenzen. Dat heeft met zich meegebracht dat op onderdelen van het plan geringe overschrijdingen vande aan te houden afstanden is opgetreden. Wij gaan ervan uit dat bij de verdere verwerking van hetreconstructieplan in de gemeentelijke bestemmingsplannen deze geringe overschrijdingen wordengecorrigeerd.Zie verder onder 1U.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1Z. T. Nijenhuis, Helhuizenweg 10 te Haarle, gemeente HellendoornBeroepsgrondenHet bedrijf van appellant is aangemerkt als intensieve veehouderij, zoals gedefinieerd in hetreconstructieplan, gelegen in een extensiveringsgebied. Hierdoor is appellant rechtstreeks in zijn belanggetroffen. Naar de mening van appellant hadden Provinciale Staten van <strong>Overijssel</strong> niet in redelijkheid totvaststelling van het reconstructieplan kunnen komen, omdat appellant plannen had om devleesvarkenstak van het bedrijf uit te breiden, terwijl de van toepassing zijnde regels zich daartegen nietverzetten.Appellant heeft daartoe in 2003 bij het gemeentebestuur van Hellendoorn een aanvraag ingediend voorhet uitbreiden van de varkenstak van 1.124 naar 2.924 vleesvarkens. Door de gemeente is verzocht omeen onderzoeksrapport over de stankemissie vanwege de nabije ligging (100 meter) van de <strong>Salland</strong>seHeuvelrug (voorgedragen als speciale beschermingszone vogel- en habitatrichtlijn). Dit rapport zoumoeten worden aangevuld binnen 8 maanden na 4 september 2004. Bij besluit van 25 mei 2004 is deaanvraag als onvolledig aangemerkt en de aanvraag buiten behandeling te laten.VerweerWij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij inextensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding, behoudensenkele uitzonderingen, toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog wel bedrijfswijzigingmogelijk. De mogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door de Wav.Ook al kan het bedrijf de emissie verder reduceren, dan zal dat nog steeds een beperkte uitbreidingkunnen zijn. Wij kiezen ervoor om de intensieve veehouderij in extensiveringgebieden op termijn te latenbeëindigen. De ligging van voor verzuring gevoelig gebied binnen de speciale beschermingszone van devogel- en habitatrichtlijn op korte afstand van het bedrijf geeft daarnaast beperkingen voor de duurzameontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf van appellant. Voor eventuele beëindiging van de intensieveveehouderij verwijzen wij u nog naar het hiervoor uiteen gezette onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5.Het reconstructieplan is vastgesteld op 15 september 2004. De milieuvergunningen die op 15 septembergelden blijven gehandhaafd. Ook de aanvragen voor milieuvergunningen die zijn ingediend maar op15 september nog niet zijn afgehandeld, vallen binnen de reikwijdte van het reconstructieplan. Wat deaanvraag voor een milieuvergunning betreft welke bij besluit van 25 mei 2004 als onvolledig aangemerkten buiten behandeling gelaten kan nog worden opgemerkt dat deze buiten het aan de orde zijnde besluitvalt.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


341AA.Mevrouw M.J. Gerwers-Groener, Damweg 19 te TilligteBeroepsgrondenAppellante is van oordeel dat haar bedrijf, gelegen in het extensiveringsgebied, te lijden heeft onder dieplaatsing. Zij heeft een intensief agrarisch bedrijf, dat is voorzien van een voorbereidingsbesluit, en drijftdaarnaast ter plaatse een mini-camping.VerweerHet opgelegde voorbereidingsbesluit houdt in dat de intensieve veehouderij tak van het agrarischebedrijf niet verder kan uitbreiden. Voor het overige heeft het besluit geen gevolgen.Voor eventuele beëindiging van de intensieve veehouderij en schade verwijzen wij u nog naar hethiervoor uiteen gezette onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AB.Maatschap Versteeg, Oelersteeg 24, 7554 RG te HengeloBeroepsgrondenAppellant heeft een agrarisch bedrijf in de gemeente Hengelo en handhaaft de bezwaren als genoemd inde bedenkingen van 24 januari 2004. Deze kwamen op het volgende neer.1. Appellant heeft bezwaar tegen het feit dat het bedrijf wordt bestempeld alsintensief veehouderijbedrijf. De maatschap heeft circa 60 stuks melkvee en de beschikking over40 hectare grond. Op het bedrijf zijn volgens appellant geen andere diersoorten aanwezig.2. Appellant wil de vrijheid behouden om met de huidige bedrijfsvoering het bedrijf te vergrotentot 110 stuks melkvee en 77 stuks jongvee, zijnde de norm van de Algemene Maatregel VanBestuur.3. De doorwerking van het reconstructieplan in de planologische besluitvorming maakt hetnoodzakelijk dat een hardheidsclausule of ontheffingsmogelijkheid wordt opgenomen. Appellantmerkt in dit verband op dat een goede schadevergoedingsregeling ontbreekt.VerweerAd 1ad 2ad 3In het reconstructieplan is het bedrijf van de maatschap Versteeg gelegen in eenextensiveringsgebied. Het bedrijf is in bijlage 4 van de toelichting (de lijst vanvoorbereidingsbesluiten) aangemerkt als intensieve veehouderij. Bij besluit van 25 januari 2005,kenmerk 72305 is voor de melkrundveehouderij een vergunning verleend voor het houden van110 melk- of kalfkoeien en 77 stuks vrouwelijk jongvee. Volgens de aanvraag voor demilieuvergunning bestaat de veebezetting uit 50 melkkoeien, 40 stuks vrouwelijk jongvee en34 vleesstieren. De laatste categorie valt onder intensieve veehouderij. In het reconstructieplanis een definitie opgenomen voor intensieve veehouderij, waarbij de grens is gelegd bij eenbedrijfsoppervlakte van 250 m 2 en meer. Op het bedrijf worden geen meststieren meergehouden. Ook is er geen afzonderlijke huisvesting voor intensieve veehouderij. Het bedrijf valtdan ook niet onder de definitie. Het beroep is op dit onderdeel gegrond te achten.De bestaande milieuregelgeving biedt, binnen de daarvoor gestelde criteria, het bedrijf demogelijkheid om uit te groeien tot de ruimte als aangegeven in de vergunning van 25 januari2005 (110 stuks melk- of kalfkoeien en 77 stuks vrouwelijk jongvee).Omdat het reconstructieplan geen rechtstreekse gevolgen heeft voor de melkveehouderijen ishet niet noodzakelijk om voor de planologische doorwerking een aanvullende regeling op tenemen. Ten aanzien van de schadevergoedingsregeling wordt kortheidshalve verwezen naarhetgeen gesteld is onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 hiervoor.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep voor zover het betrefthet genoemde onder 1 gegrond en voor het overige ongegrond te verklaren.


351AC.heer E.J. Evers, Pausweg 7 te Hezingen, gemeente TubbergenBeroepsgronden1. Het bedrijf en de direct daaromheen gelegen gronden zijn volgens appellant ten onrechteaangewezen als extensiveringsgebied. De bedrijfsgebouwen liggen niet in een voor verzuring gevoeliggebied binnen de PEHS of in een zone van 250 meter daaromheen. Het natuurgebied dat op 206meter van de bedrijfsgebouwen ligt, is niet aangewezen als voor verzuring gevoelig gebied binnen dePEHS. Bovendien is er in het gebied waarin het bedrijf ligt geen sprake van gestapelde problematiek.Ook is het besluit om het bedrijf en de daarbij gelegen gronden als extensiveringsgebied aan tewijzen, volgens appellant, niet gemotiveerd. Het bedrijf dient volgens appellant daarom als liggend inverwevingsgebied te worden aangewezen.2. Appellant vindt de aanwijzing van het bedrijf in het extensiveringsgebied leiden tot vergaandebeperkingen die niet door de reconstructiedoelen kunnen worden gerechtvaardigd.3. Ook acht appellant het reconstructieplan onjuist met betrekking tot rundveehouderijen.Deze bedrijven hebben een aanzienlijke ammoniakuitstoot en die worden in het extensiveringsgebiedongemoeid gelaten, terwijl voor intensieve veehouderijen zoals die van appellant, iedere uitbreiding ofwijziging onmogelijk wordt gemaakt. Daarnaast geeft appellant aan dat de besmettingsdruk van hetbedrijf bijzonder laag is omdat het bedrijf van appellant in een straal van 3 kilometer rond de locatiehet enige bedrijf is. In landbouwontwikkelingsgebieden kan een dergelijke situatie waarschijnlijk nietworden bereikt. Het flankerend beleid uit het reconstructieplan biedt onvoldoende mogelijkhedenom elders eenzelfde situatie te bereiken, gezien de unieke situatie met betrekking tot debesmettingsdruk.VerweerAd 1Ad 2Uit nader onderzoek blijkt dat het bouwblok van de Pausweg 7 valt binnen een zone van250 meter rondom een tweetal voor verzuring gevoelige gebieden die allebei kleiner zijn dan 10hectare. Wij zijn van mening dat onze beantwoording zoals opgenomen in de reactienota op hetontwerp van het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong> de juiste is.Volledigheidshalve wordt die beantwoording hier nogmaals weergegeven. Beide gebieden makendeel uit van het Habitatrichtlijngebied Springendal en het dal van de Mosbeek. Het ligt dan ookvoor de hand dat de onderhavige gebieden worden aangewezen als kwetsbaar. Vanwege debeschermde status in het kader van de habitatrichtlijn beschouwen wij deze gebieden alskwetsbaar in het kader van de reconstructie. Bij gestapelde problematiek wordt een 250-meterzone rondom een voor verzuring gevoelig gebied aangewezen als extensiveringsgebied.De redenen hiervoor zijn terug te vinden in de tabel in paragraaf 3.6.3 van de reactienota op hetontwerp van het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>. Door de gestapelde problematiek kan hetgebied niet als verwevingsgebied of landbouwontwikkelingsgebied aangemerkt worden.Gezien de ligging van het bedrijf in de omgeving van vogel- en habitatrichtlijn kan het bedrijfverder in de ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.Appellant geeft aan dat de aanwijzing als intensief bedrijf in extensiveringsgebied leidt totvergaande beperkingen die niet door de reconstructiedoelen kunnen worden gerechtvaardigd.Dit mede gezien de unieke situatie van het bedrijf met betrekking tot de besmettingsdruk.Wij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij inextensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding,behoudens enkele uitzonderingen, toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog welbedrijfswijziging mogelijk. De mogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door deWav. Appellant geeft nog aan dat rundveehouderijen ook een aanzienlijke ammoniakuitstoothebben en die worden in het extensiveringsgebied ongemoeid gelaten. De <strong>Reconstructie</strong>wetgeeft geen definitie van intensieve veehouderij. De definitie intensieve veehouderij is door onsafgeleid van de Wav en behelst het volgende: een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m 2 dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geenmelkrundvee (1), schapen, paarden of dieren “biologisch” (2) worden gehouden en waar geendieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. In het<strong>Reconstructie</strong>plan is aangesloten bij de Wav, omdat wij in het ontwerp van het reconstructieplanin belangrijke mate rekening hebben gehouden met de consequenties van deammoniakregelgeving.


36Ad 3De reconstructiewetzonering stelt ruimtelijke eisen aan de intensieve veehouderij. Het maaktniet uit of die op een gemengd bedrijf of als specialistisch bedrijf aanwezig is.In Landbouwontwikkelingsgebieden zullen nieuwe bedrijven op nieuwe locaties gesitueerdworden met in achtneming van voldoende onderlinge afstand waardoor er een lagebesmettingsdruk zal zijn.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AD.Maatschap Stoelhorst- Van den Enk, Prinsendijk 8 in DiepenheimBeroepsgrondenHet bedrijf van appellanten is aangemerkt als verwevingsgebied, terwijl op grond van de criteria uit hetreconstructieplan volgens hen het bedrijf zou moeten worden aangewezen als extensiveringsgebied.De bedrijfsgebouwen liggen op een afstand van slechts 15 meter van het bosgebied behorend totlandgoed Nijenhuis, dat als kwetsbaar gebied is aangewezen. Voorts is er sprake van gestapelde waardenop grond waarvan de 250 meter zone dient te worden gehanteerd.VerweerWij merken naar aanleiding van dit beroepschrift het volgende op. Wij verwijzen in de eerste plaats naarde tabel, met de bijbehorende toelichting uit paragraaf 3.6.3 van de Reactienota van juni 2004. Voortswijzen wij erop dat de stelling van appellant dat het bedrijf van zijn cliënt in een 250 meterzone ligt, nietjuist is. In dat verband verwijzen wij naar de reconstructieplankaart, alsmede naar de kaart met deuitvergroting daarvan onder nummer 1AD. Uit deze kaarten blijkt dat het bedrijf direct grenst aan hetvoor verzuring gevoelige gebied dat tevens extensiveringsgebied is. Er is rondom het voor verzuringgevoelige gebied geen 250-meter zone gelegd, omdat de natuur beperkt gevoelig is voor verzuring en erook geen sprake is van habitat- of natuurbeschermingsgebied. In vergelijkbare situaties is net zogehandeld.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AE.de heer G.J.Wevers en mevrouw G.B. Wevers- Runneboom, Bovenbergweg 5 Markelo,gemeente Hof van <strong>Twente</strong>Beroepsgronden1. Appellanten menen dat het pluimveebedrijf is aangemerkt als een intensieve veehouderij, gelegen inhet extensiveringsgebied. Het gaat om een basisfokkerij voor vleeskuikens en grootouderdieren inopfok. Concrete plannen voor uitbreiding van de pluimveestapel zijn op dit moment niet aanwezig.2. Wel zijn er concrete plannen voor aanpassing van het bedrijf en uitbreiding van de bebouwing.Deze zijn nodig om de bedrijfsvoering voort te kunnen zetten. Gezien de bijzondere aard enopzet van het bedrijf wordt het bedrijf ernstig benadeeld. Appellanten zijn van oordeel datonvoldoende aandacht is besteed aan deze bijzondere aard en opzet en dat in redelijkheid nietovergegaan kon worden tot vaststelling van het reconstructieplan, zodat het besluit op deze grondenmoet worden vernietigd.Verweer1. Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer zorgvuldig te werk gegaan. Zie deinleiding van het verweerschrift voor een beschrijving van de wijze waarop deze gebieden zijnaangewezen. Wij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieveveehouderij in extensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging,uitbreiding, behoudens enkele uitzonderingen toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nogwel bedrijfswijziging mogelijk. De mogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door deWav. Ook al kan het bedrijf de emissie verder reduceren, dan zal dat nog steeds een beperkteuitbreiding kunnen zijn. De duurzame ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf van appellantenworden mogelijk beperkt door de ligging van voor verzuring gevoelig habitatrichtlijngebied in de


37omgeving van hun bedrijf. Wij hebben inmiddels met appellanten gesprekken gevoerd over demogelijkheden voor verplaatsing.


38Momenteel werken wij aan de afronding van de provinciale verplaatsingsregeling. Brussel dient nogduidelijkheid te geven over een aantal onderdelen uit deze regeling. Het ziet er naar uit dat hetbedrijf past in hoofdlijnen van deze regeling. Wij onderzoeken of maatwerk mogelijk is om te komentot een oplossing voor het bedrijf.2. Het reconstructieplan geeft slechts de ruimte in extensiveringsgebied om uit oogpunt vandierenwelzijn een beperkte uitbreiding van het staloppervlak (tijdelijk) te realiseren. Daarbij wordtuitgegaan van de aanwezige (vergunde) veestapel. Een verruiming van de aantallen nge behoort niettot de mogelijkheden. Nu het bedrijf van appellanten terecht in een Extensiveringsgebied ligt, is deuitbreiding niet mogelijk.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AG. Den Hollander advocatenNamens:• Maatschap Tettero, Gorsveldweg 20, 7497 NN te Bentelo• Maatschap Sonder-Lubberink, Entersestraat 47, 7627 LT te Bornerbroek• Maatschap Schröder-Ikink, Langemaatsweg 2, 7678 SR te Geesteren• Maatschap Jannink-Schabbink, Hedeveldseweg 19, 7626 ND te Hertme• De heer Oude Lansink, Witteveenseweg 9, 7678 RE te Geesteren• Maatschap Meijer, Lodiek Landen 1, 7626 NA te Hertme• De heer F.H.A. Jannink, Witteveenweg 10, 7481 RC te Buurse• Maatschap Schuttenbeld, Zomerdijk 2, 7627 LC te Bornerbroek• Maatschap Dreierink, Workerlanden 22, 7627 LJ te Bornerbroek• Maatschap Timmerhuis-Krabben, Keursweg 2, 7627 LE te Bornerbroek• Maatschap Willink, Workerlanden 2, 7627 LJ te BornerbroekBeroepsgronden1. Bestaande bebouwing belemmert ontwikkeling van de intensieve veehouderij. Bij vrijkomendeagrarische bebouwing dient deze primair te worden benut voor (her)vestiging van intensieveveehouderij. Het reconstructieplan is volgens appellanten op dit punt te vrijblijvend.2. Bestreden wordt door appellanten dat aan agrarische bedrijven in verwevingsgebieden niet hetprimaat dient te worden gegeven. Uitgangspunt dient te zijn dat buitengebied agrarisch wordtgebruikt. Een te grote aantasting van vestigingsmogelijkheden zal desastreus uitwerken.3. Appellanten weigeren te aanvaarden dat de streefbeeldkaart slechts een mogelijkeontwikkelingsrichting aangeeft voor recreatie en natuur. In de reactienota wordt gesproken overhet gezocht hebben naar een potentieel gebied waar een economische impuls mogelijk is. Vaststaat daarmee dat de locatiekeuze wel degelijk bepaald is en dat daarvan niet meer zal wordenafgeweken.4. Het beleid inzake sterlocaties schiet volgens appellanten tekort. Zo zal bij gemengdebedrijfsvoering de intensieve tak zich niet of onvoldoende kunnen ontwikkelen wanneer vooreen agrarisch bedrijf wordt uitgegaan van een omvang van 175 nge. Deze omvang dient zowelvoor de intensieve als extensieve tak afzonderlijk te gelden.5. Appellanten zijn van oordeel dat voor sterlocaties in het reconstructieplan geen concrete criteriahadden mogen ontbreken. Nu wordt het volledig overgelaten aan de goede wil van gemeenten.Het is de vraag of er sprake is van eenduidig beleid. Sterlocaties hadden volgens appellanten inieder geval als een uitwerkingsplicht in het reconstructieplan moeten staan. In dat geval staat deverzoeker sterker bij een aanvraag om toekenning ervan.6. De oppervlakte van agrarische bedrijven wordt volgens appellanten bepaald voor zowelgebouwen als bouwwerken geen gebouwen zijnde. Sleufsilo’s dienen voor wat betreft desituering binnen het bouwblok buiten beschouwing te worden gelaten.7. In het verwevingsgebied gelden volgens appellanten beperkingen voor agrarische bedrijven,maar niet voor niet-agrarische bedrijvigheid. Dit wordt door appellanten als bedreigendbeschouwd. Ook de aanwijz ing van locaties voor natuur en recreatie dient bescherming teworden geboden. Een voorbeeld hiervan is “De Doorbraak”. Door de ontwikkeling hiervan alswaterbeheerssysteem in combinatie met natuurontwikkeling worden de aan het tracé grenzendebedrijven in hun ontwikkeling geschaad.8. Volgens appellanten hadden in het reconstructieplan duidelijkere keuzes gemaakt moetenworden. Waar natuurontwikkeling wordt beoogd, had het daarmee strijdige gebruik dienen teworden beëindigd.


39Dit betekent verplaatsing van bedrijven naar andere locaties binnen het verwevingsgebied oflandbouwontwikkelingsgebied.9. Appellanten vinden dat in extensiveringsgebied aan bedrijven geen enkele ontwikkeling meerwordt geboden.10. Appellant Jannink wil een afdoende regeling ter compensatie van het beleid.11. Appellanten vrezen dat het budget voor de reconstructie tekort schiet. Het grootste deel van hetbudget gaat naar natuurontwikkeling. Gezien het budget zullen de voor de agrarische bedrijvennoodzakelijk te nemen maatregelen niet of in volstrekt onvoldoende mate worden genomen.12. Appellanten geven aan dat zij hadden kunnen instemmen met het reconstructieplan indien metagrarische belangen in voldoende mate rekening zou zijn gehouden. Veelal wordt op grove wijzeinbreuk gemaakt op gevestigde belangen.Verweer1./2. Uit zowel het reconstructieplan als de reactienota daarop (zie bladzijde 30), blijkt dat hetlandbouwontwikkelingsgebied een zoekgebied is voor vestiging van nieuwe intensieveveehouderijbedrijven. Voor de vestiging zijn eisen opgenomen ten aanzien van een ruimtelijke enmilieuhygiënisch verantwoorde inpassing van een nieuw bedrijf. Er is geen belemmeringaangegeven van de onderlinge afstanden tussen bedrijven. Dat betekent overigens niet dat nietruimtelijk gestuurd kan worden op de locatie van hervestiging.Per geval moet gekeken worden welke mogelijkheden er zijn voor vrijkomende agrarischebebouwing in landbouwontwikkelingsgebied. Het gebruik als intensieve veehouderij is eenmogelijkheid, maar is niet het uitgangspunt. Het initiatief voor gebruik van de regeling ligt bij deeigenaar van het betreffende bedrijf. In het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+ is dit opgenomen.Zo mag de nieuwe functie de ruimtelijke kwaliteit niet aantasten en niet te veel verkeeraantrekken. Ook mag het milieu niet extra worden belast. De nieuwe functie moet in principebinnen de bestaande bebouwing worden gerealiseerd.3. Onder verwevingsgebied wordt in artikel 1 van de <strong>Reconstructie</strong>wet verstaan: “ruimtelijkbegrensd gedeelte van een reconstructiegebied gericht op verweving van landbouw, wonen ennatuur, waar hervestiging of uitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is mits deruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zich daar niet tegen verzetten”. Uit deze definitieblijkt dat het primaat ligt bij landbouw, wonen en natuur. De ontwikkeling van recreatie binnenhet gebied is dus mogelijk, maar mag geen belemmering vormen op al gevestigde veehouderijen.De afstand tot de veehouderij is daarbij niet van belang. Per geval zal door de gemeentenbeoordeeld worden of recreatieve ontwikkelingen tot de mogelijkheid behoren.Zoals in de reactienota is aangegeven op bladzijden 156 en 157, heeft de streefbeeldkaart slechtseen indicatieve betekenis. Er kunnen geen juridisch afdwingbare rechten aan worden ontleend.Evenmin vloeien er juridisch afdwingbare verplichtingen uit voort. In afzonderlijke(bestemmingsplan)procedures zal over ieder initiatief beslist worden.4./5. Uit de definities van bladzijde 106 van het reconstructieplan blijkt dat een sterlocatie eenbestaand agrarisch bouwblok binnen het verwevingsgebied moet zijn waar een perspectiefvolbedrijf met uitsluitend intensieve veehouderij is gevestigd. Dit bedrijf moet over voldoendeomgevingsruimte beschikken om door te kunnen groeien tot 175 nge of een perspectiefvolgemengd bedrijf zijn dat kan doorgroeien tot minimaal 175 nge waarbij de intensieve tak totminimaal 140 NGE kan groeien. Hieruit blijk dat zowel voor intensieve veehouderijen als voorgemengde bedrijven het hele bedrijf tot minimaal 175 nge door moet groeien.In het reconstructieplan is aangegeven aan welke voorwaarden een sterlocatie moet voldoen(bladzijden 114 tot en met 118). Het verlenen van de status sterlocatie wordt aan de gemeenteovergelaten, omdat de gemeente kan toetsen aan haar eigen ruimtelijk beleid uit hetbestemmingsplan. Een uitwerkingsplicht sluit hier niet bij aan, omdat de locaties dan aangeduidzouden moeten zijn in het reconstructieplan. Daarmee zouden initiatieven van andereagrarische ondernemers in het verwevingsgebied niet meer mogelijk zijn. Overigens is er welzorggedragen voor een eenduidig beleid. Dat is verwoord in de criteria voor de aanwijzing vansterlocaties op bladzijde 117 van het plan. Indien een bedrijf aan de voorwaarden voldoet enpast binnen het planologische beleid van de gemeente, zal de aanvraag gehonoreerd worden.6. De bouwblokken worden in een bestemmingsplan vastgelegd. In het reconstructieplan is alsalgemene definitie gehanteerd (bladzijde 106) het deel van het bestemmingsplan voor devestiging van landbouwbedrijf met toebehoren zoals een bedrijfswoning, erf, beplanting enz.Binnen dit deel moeten alle bouwwerken gerealiseerd worden. De meeste bestemmingsplannenbuitengebied kennen de bepaling dat buiten het bouwblok geen bouwwerken meer mogelijk zijn(op enkele uitzonderingen na). Om te beoordelen of het mogelijk is silo’s en dergelijke buitenhet bouwblok te plaatsen, moet dus naar het geldende bestemmingsplan worden gekeken.


407. Door appellanten wordt aangegeven dat er specifiek voor het verwevingsgebied beperkingenvoor agrarische bedrijven gelden en niet voor de niet-agrarische bedrijven. Het is juist dat in hetreconstructieplan geen beperkingen zijn opgenomen voor de niet-agrarische bedrijven.Ook worden verder bestaande rechten van alle bedrijven in het gebied gehandhaafd.Nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied kunnen zich alleen voordoen indien deze geengevolgen hebben voor de bestaande bedrijven. Uitgangspunt daarbij is steeds de bestaandebedrijfssituatie. Dit geldt ook voor de bedrijven die gelegen zijn aan “De Doorbraak”. Indien derealisatie van een project gevolgen heeft voor bestaande bedrijven kunnen zij in aanmerkingkomen voor schadevergoeding.8. In het reconstructieplan is bewust gekozen voor de zonering. Het verwevingsgebied is eengevarieerd gebied. De bestaande natuur hierbinnen wordt gehandhaafd en intensieveveehouderijbedrijven binnen 250 meter van voor verzuring gevoelige gebieden worden optermijn beëindigd in het geval dat deze in het extensiveringsgebied liggen. Op de locaties waarhet primaat bij de natuur ligt, is het gebied aangewezen als extensiveringsgebied.9. Door appellanten wordt aangegeven dat veehouderijbedrijven binnen extensiveringsgebiedengeen enkele ontwikkeling meer geboden wordt. Uit het reconstructieplan (bladzijde 118) blijktdat dit alleen betrekking heeft op intensieve veehouderijbedrijven. Andere agrarische bedrijven,zoals grondgebonden veehouderijen, die een belangrijke rol spelen in het beheer en onderhoudvan het gebied, dienen wel voldoende perspectief te houden. Voor de bedr ijven die op termijnbeëindigd worden en waarvan de intensieve tak wordt afgestoten of die verplaatst worden, zijnfinanciële middelen ter beschikkingen gesteld. Ook het Rood-voor-Rood beleid kan hier vantoepassing zijn.10./11. Er is door het Rijk geld beschikbaar gesteld. Verder is momenteel een schaderegeling inontwikkeling. Individuele bedrijven kunnen bij een onafhankelijke schadecommissie een claimneerleggen. De provincie staat garant dat alle toegewezen gevallen betaald worden. Zie verder deparagrafen 6 en 7 van dit verweerschrift.12. Het doel van het reconstructieplan is het bevorderen van een goede ruimtelijke structuur vanhet concentratiegebied, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap,recreatie, toerisme, water, milieu, infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed woon-,werk- en leefklimaat en van de economische structuur. Door een intensief beleid te voeren tenaanzien van de locaties van intensieve veehouderij wordt er meer ruimte gecreëerd voor deandere doelen. In sommige gevallen is dat de ontwikkeling van natuur, in andere gevallen deontwikkeling van grondgebonden veehouderijbedrijven. Hierbij staat onder andere deverbetering van de kwaliteit van natuur, landschap, milieu en water centraal.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1 AH. De heer B.J. Droste, Oosteriksweg 20, 7663 TA ManderBeroepsgrondenHet beroep richt zich voornamelijk tegen plaatsing in een extensiveringsgebied.1a Het bedrijf van appellant ligt niet in een voor verzuring gevoelig gebied (zoals bedoeld in debijlagen 1 en 2 van de uitvoeringsregeling ammoniak en veehouderij), maar op 70 meter van eenvoor verzuring gevoelig gebied. Het gebied is in het Wav-besluit niet aangemerkt als kwetsbaargebied. Volgens appellant had de provincie geen gebieden mogen aanwijzen. Daardoor is volgensappellant de basis voor de zonering niet deugdelijk.1b Appellant vindt het onduidelijk waar criteria van toepassing zijn en of de in hetreconstructieplan genoemde criteria voor het extensiveringsgebied allemaal van toepassing zijn.Volgens appellant is er sprake van willekeur en onzorgvuldige voorbereiding.1c Volgens het plan is in het gebied “de Mosbeek” sprake van gestapelde problematiek. In deomgeving van het bedrijf is echter geen sprake van gestapelde problematiek.2 Het is voor appellant onduidelijk waarom de geurzone één van de criteria is bij de aanwijzingvan extensiveringsgebieden.3 De mogelijkheid om bedrijfsgebouwen uit te breiden wordt volgens appellant beperkt terwijl ergeen oplossing wordt geboden. Het reconstructieplan biedt onvoldoende oplossingen en deoplossingen die er zijn (Rood-voor-Rood en de Regeling Vrijkomende AgrarischeBedrijfsgebouwen) hebben uitsluitend betrekking op ondernemers die willen stoppen ofomschakelen naar andere bedrijfstak.


41Verweer1a. Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer selectief te werk gegaan. Alleen rondde gebieden met hoge natuurwaarden en kwetsbaar voor stikstofdepositie hebben wij een zone vanmaximaal 250 meter aangewezen waar de intensieve veehouderij op termijn moet eindigen.Het bedrijf ligt in een 250 meter zone waar sprake is van gestapelde problematiek.Bij het aanwijzen van het extensiveringsgebied hebben de voor verzuring gevoelige gebieden binnende PEHS als basis gediend. Het antwoord op de vraag of een gebied als kwetsbaar moet wordenaangemerkt volgt uit de Wav. De basis voor de zonering is duidelijk en deugdelijk gemotiveerd.1b Bij gestapelde problematiek hoeven niet alle genoemde criteria van toepassing te zijn. In deReactienota Nota van het ontwerp-reconstructieplan is een tabel opgenomen met daarin (bladzijde114) per gebied aangegeven welke criteria van toepassing zijn. Er is per gebied uitgebreid bekekenwelke van de genoemde criteria van toepassing waren voordat tot aanwijzing alsextensiveringsgebied is overgegaan. Gelet hierop is het besluit voldoende zorgvuldig voorbereid enis geen sprake van willekeur bij het aanwijzen van gebieden.1c Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden is gekeken of binnen een zone van 250 meterrondom een voor verzuring gevoelig gebied sprake is van gestapelde problematiek. Het bedrijf ligtin een zone van 250 meter.2. De wet stankemissie veehouderijen in landbouwontwikkelings- en verwevingsgebieden schrijft deminimale afstand voor tussen veehouderijbedrijven en voor stank gevoelige objecten.Gemeenten moeten deze wet toepassen bij de vergunningverlening op grond van de WetMilieubeheer. Deze wet geldt voor alle bedrijven in het reconstructiegebied. Omdat deze wetbelemmeringen op kan leveren voor bedrijven, is hiermee in het reconstructieplan rekeninggehouden.3. Voor eventuele beëindiging van de intensieve veehouderij (wat op vrijwillige basis gebeurt) zijn inhet plan een aantal maatregelen opgenomen, zie daarvoor punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 hiervoor.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1 AI. H.F.B. Haarman, H.F. Haarman, M.J. Haarman-Bloemen p/a Posteweg 56 De LutteBeroepsgronden1. Het melkveebedrijf met ontwikkelingsmogelijkheden bestaat uit circa 100 melkkoeien met110 stuks jongvee en daarnaast een vleesveetak en 50-60 hectare cultuurgrond waarvan hetmerendeel in eigendom. Het bedrijf valt in het extensiveringsgebied waardoor verdere uitgroeibeperkt is. Hierdoor wordt het bedrijf ernstig gedupeerd. Appellanten vragen daarom omplaatsing in verwevingsgebied, met mogelijkheden voor een sterlocatie.2. Daarnaast vragen zij om schadevergoeding.VerweerWij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij inextensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding, behoudensenkele uitzonderingen, toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog wel bedrijfswijzigingmogelijk. De mogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door de Wav. Ook al kan hetbedrijf de emissie verder reduceren, dan zal dat nog steeds een beperkte uitbreiding kunnen zijn.Voor eventuele beëindiging van de intensieve veehouderij en vergoeding van schade verwijzen wij u naarhetgeen onder punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5 is opgenomen.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


421 AJ. Pasman, B.E. Teesinklandenweg 25 EnschedeBeroepsgronden1. Appellant kan zich niet verenigen met de situering van zijn melkveebedrijf in hetextensiveringsgebied. De afstand van 250 meter tot een voor verzuring gevoelig gebied is hiervoorbepalend. Naar het oordeel van appellant is komen vast te staan dat de voor zijn bedrijf vantoepassing zijnde norm voldoet aan de 250-meter zone. Deze vaststelling wordt ontleend aan deverlening van de milieuvergunning uit 1993.2. De normering en zonering zoals deze op de reconstructiekaart is aangegeven is volgens appellantstrijdig met de regelgeving Wav. Voor zijn bedrijf wenst appellant verplaatsing van hetextensiveringsgebied naar verwevingsgebied.Verweer1. Het reconstructieplan legt alleen beperkingen op ten aanzien van intensieve veehouderij en niet aanmelkveebedrijven. Het reconstructieplan legt appellant daarmee geen aanvullende beperkingen op.2. In de inleiding is de totstandkoming van de reconstructiezonering uiteengezet. De normering van dereconstructie is gebaseerd op de Wav en bouwt hierop voort. Van een strijdigheid met de regelgevingWav is daarom geen sprake.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AK. Meijer en anderen, WGMDoor Meijer en 11 andere agrariërs is beroep tegen het reconstructieplan ingesteld. Dit beroep luidt perappellant als volgt.1AK.1 W.G.M. Meijer, Hoffmansweg 12, 7671 SM VriezenveenBeroepsgronden1. Volgens appellant heeft zijn bedrijf een milieuvergunning voor 4200 nertsen (fokteven) en is hetgelegen in het extensiveringsgebied en is daarmee een intensief veehouderijbedrijf. Het bedrijf ligtbinnen de PEHS, maar is niet gelegen binnen de zone IV van het Streekplan 2000+ en niet binnen250 meter van de habitatrichtlijn-, vogelrichtlijn- of natuurbeschermingsgebieden. Dit betreft hetnatuurgebied Engertsdijkvenen (is op meer dan 250 meter gelegen). Het bedrijf dient volgensappellant te worden gesitueerd in het verwevingsgebied.2. Appellant vindt verplaatsing wel bespreekbaar, maar hij weet niet of hij hiervoor in aanmerking komten of dat financieel haalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderendbedrijf te kunnen behouden. Hieraan worden nu beperkingen opgelegd.3. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.1AK.2 G.M.E. Leurink, Wolfkaterweg 21, Hengelo (O)Beroepsgronden1. Appellant deelt mee dat zijn bedrijf 400 vleesvarkens bevat en is daarmee gekwalificeerd als eenintensieve veehouderij. Het bedrijf ligt in het extensiveringsgebied. Het bedrijf is volgens appellantgoed renderend. Verplaatsing is wel bespreekbaar, maar gezien de grootte van het bedrijf zal hetdaarvoor waarschijnlijk niet in aanmerking komen. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden omeen goed renderend bedrijf te kunnen behouden. Volgens appellant worden door hetreconstructieplan beperkingen aan zijn bedrijf opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.


431AK.3 H.P.M. Extercatte, Flierveldsweg 26, Hengelo (o)Beroepsgronden1. Volgens appellant heeft zijn bedrijf vergunning voor het houden van 19.000 leghennen. Het bedrijfligt in extensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf ligt binnen dePEHS, maar niet binnen de Landelijk gebied IV-gebieden van het Streekplan 2000+ en niet binnen250 meter van de habitatrichtlijn-, vogelrichtlijn- of natuurbeschermingsgebieden. Dit betreft hetnatuurgebied Vorgelsveld.2. Het bedrijf is goed renderend. Verplaatsing is wel bespreekbaar, maar appellant weet niet of hijhiervoor in aanmerking komt en of dat financieel haalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossinggeboden om een goed renderend bedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen wordenopgelegd.3. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn in strijd met het gelijkheids- enevenredigheidsbeginsel.1AK.4 B.A. Lansink, Deldenerdijk 61, 7554 RD Hengelo(o)Beroepsgronden1. Appellant heeft een bedrijf met milieuvergunning voor het houden van 300 fokzeugen. Het bedrijfligt in het extensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf is goedrenderend. Verplaatsing is wel bespreekbaar, maar appellant weet niet of hij hiervoor in aanmerkingkomt en of dat financieel haalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goedrenderend bedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn in strijd met het gelijkheids- enevenredigheidsbeginsel.1AK.5 A.A.M. Damveld, Kolenbranderweg 99, 7482 SE HaaksbergenBeroepsgronden1. Appellant heeft een gemengd bedrijf met melkkoeien en vleesvarkens. Het bedrijf ligt inextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf is goed renderend.De gelden die worden vrijgemaakt voor een eventuele omschakeling van gemengde bedrijven(omgerekend circa € 100.000,-- per bedrijf) zijn veel te weinig. Er wordt volgens appellant geenduidelijke oplossing geboden om een goed renderend bedrijf te kunnen behouden, terwijl er welbeperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn in strijd met het gelijkheids- enevenredigheidsbeginsel. Appellant verzoekt het voorbereidingsbesluit te vernietigen.1.AK.6 A.G.J. Exterkate. Gorsveldweg 26, 7497 NN BenteloBeroepsgronden1. Appellant heeft een bedrijf voor het houden van bijna 2000 vleesvarkens. Het bedrijf ligt inextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf is goed renderend.Verplaatsing is wel bespreekbaar, maar appellant weet niet of hij hiervoor in aanmerking komt en ofdat financieel haalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderend bedrijfte kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.


441AK.7 Maatschap L.T.M. Weersink en P.M. Weersink-Mensen, Broekdijk 55, 7664 VDManderveenBeroepsgronden1. Appellant heeft een milieuvergunning voor het houden van 550 fokzeugen. Het bedrijf ligt in hetextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf is goed renderend.Het bedrijf ligt binnen de PEHS, maar niet binnen zone landelijk gebied IV en niet binnen250 meter van de habitatrichtlijn-, vogelrichtlijn- of natuurbeschermingsgebieden. Het bedrijf dientvolgens appellant te worden gesitueerd in verwevingsgebied.2. Verplaatsing is wel bespreekbaar, maar onbekend is of appellant hiervoor in aanmerking komt en ofdat financieel haalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderend bedrijfte kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.3. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.1AK.8 Maatschap G.H.J. Asbreuk en M.G.A. Asbreuk-Ebbers, Veldsnijderweg 6, HaaksbergenBeroepsgronden1. Appellant heeft een gemengd bedrijf met melkkoeien en vleesvarkens. Het bedrijf ligt inextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf is goed renderend.De gelden die worden vrijgemaakt voor een eventuele omschakeling van gemengde bedrijven(omgerekend circa € 100.000,-- per bedrijf) zijn te mager om akkoord te gaan met de geschetstebeperkingen. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderend bedrijf te kunnenbehouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.1AK.9 A.H.G. Heijmerink, Rotersweg 20, 7554 RA HengeloBeroepsgronden1. Appellant heeft een bedrijf met 800 vleesvarkens. Het bedrijf ligt in het extensiveringsgebied en isgekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedr ijf is goed renderend. Verplaatsing is welbespreekbaar, maar appellant weet niet of hij hiervoor in aanmerking komt en of dat financieelhaalbaar is. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderend bedrijf te kunnenbehouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.1AK.10 M.E.C. Exterkate, Slaghekkenweg 17, 7497 NA BenteloBeroepsgronden1. Appellant heeft een gemengd bedrijf met melkkoeien en vleesvarkens. Het bedrijf ligt in hetextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Het bedrijf ligt binnen de PEHS,maar niet binnen de zone landelijk gebied IV en niet binnen 250 meter van de habitatrichtlijn-,vogelrichtlijn- of natuurbeschermingsgebieden. Het bedrijf dient volgens appellant te wordengesitueerd in het verwevingsgebied. Het bedrijf is goed renderend. De gelden die worden vrijgemaaktvoor een eventuele omschakeling van gemengde bedrijven (omgerekend circa € 100.000,-- perbedrijf) zijn veel te weinig. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goed renderendbedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.


451AK.11H.M.M. Grashof, Oude Enschedeseweg 56, 7481 PL HaaksbergenBeroepsgronden1. Appellant heeft een milieuvergunning voor het houden van bijna 200 fokzeugen. Zijn bedrijf ligt inhet extensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. Verplaatsing is welbespreekbaar, maar appellant weet niet of hij hiervoor in aanmerking komt en of dat financieelhaalbaar is. Het bedr ijf is goed renderend. Er wordt geen duidelijke oplossing geboden om een goedrenderend bedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingen worden opgelegd.2. De zonering is volgens appellant in strijd met het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.1AK.12Maatschap J.G.M. van der Aa, M.J. van der Aa- Oude Nijhuis en A.J.I-1.Van der Aa, Stroothuizerweg 41, 7588 PD LosserBeroepsgronden1. Appellant heeft een gemengd bedrijf met melkkoeien en vleesvarkens. Het bedrijf ligt in hetextensiveringsgebied en is gekwalificeerd als intensieve veehouderij. De gelden die wordenvrijgemaakt voor een eventuele omschakeling van gemengde bedrijven (omgerekend circa€ 100.000,-- per bedrijf) zijn veel te weinig. Het bedrijf is goed renderend. Er wordt geen duidelijkeoplossing geboden om een goed renderend bedrijf te kunnen behouden, terwijl er wel beperkingenworden opgelegd.2. De zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit zijn volgens appellant in strijd methet gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel.Verweer1. Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden zijn wij zeer zorgvuldig te werk gegaan.Zie de inleiding van het verweerschrift voor een beschrijving hoe deze gebieden zijn aangewezen.Alleen rond de gebieden met hoge natuurwaarden, kwetsbaar voor stikstofdepositie en waarmeerdere beleidsaspecten een rol spelen, hebben wij een zone van 250 meter aangewezen waar deintensieve veehouderij op termijn moet beëindigen. Bij de bepaling van gestapelde problematiek isuitgegaan van aanwezigheid van nieuwe natuur , zoals genoemd in de natuurgebiedsplannen,gebieden met kwaliteitswateren, zeer kwetsbare grondwater-beschermingsgebieden, robuusteverbindingszones, geurzones en mogelijkheden voor recreatief gebruik.Wij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij in deextensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding,behoudens enkele uitzonderingen toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog welbedrijfswijziging mogelijk.Ten aanzien van de mogelijkheden voor een eventuele verplaatsing verwijzen wij naar hetCoördinatiepunt Intensieve Veehouderij, die ondergebracht is bij LTO-Oost in Deventer en Arnhem.Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkheden tot verplaatsing en als het totverplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing. De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteelbezig met de afronding van de provinciale verplaatsingsregeling. Voor een aantal onderdelen dientBrussel duidelijkheid te geven. Naar verwachting komt op korte termijn duidelijkheid hierover.Het coördinatiepunt is op de hoogte van de meest recente stand van zaken en kan ook adviseren overde eventuele inzet van Rood-voor-Rood beleid ten behoeve van een verplaatsing van het bedrijf, danwel een omschakeling.Voor de verplaatsingsmogelijkheden en de schade verwijzen wij nog naar punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5hiervoor. Overigens geldt dat de milieuregelgeving appellanten reguleert in hun huidigebedrijfsvoering en niet het reconstructieplan.2. Appellanten geven aan dat de zonering en het daaruit voortvloeiende voorbereidingsbesluit in strijdzijn met het gelijkheids- en evenredigheidsbeginsel. In het vorenstaande is aangegeven dat wij bij dezonering van de extensiveringsgebieden zeer zorgvuldig te werk zijn gegaan. De criteria die zijntoegepast bij de zonering alsmede de definities die zijn gehanteerd zijn neergelegd in hetreconstructieplan en voorts nader toegelicht in de reactienota op het ontwerp van hetreconstructieplan. In de inleiding is aangegeven hoe de zonering tot stand is gekomen.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


461 AL. G.J.Prins, M. Meijerink; Koolzaad 6 BorneBeroepsgronden1. Appellanten maken bezwaar tegen de situering van het bedrijf in het extensiveringsgebied.Hierdoor komt het bedrijf volgens appellanten op slot te zitten.2. De belangen van natuur en landschap zijn van dien aard dat er een verwachtingspatroon wordtgeschapen dat te veel is gericht op recreatie en toerisme.Verweer1. Wij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij in deExtensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding,behoudens enkele uitzonderingen toe te staan. Binnen deze bestaande oppervlakte is nog welbedrijfswijziging mogelijk. De mogelijkheden voor intensieve veehouderij zijn al beperkt door de Wav.Ten aanzien van de mogelijkheden voor een eventuele verplaatsing verwijzen wij naar hetCoördinatiepunt Intensieve Veehouderij, die ondergebracht is bij LTO-Oost in Deventer en Arnhem.Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkheden tot verplaatsing en als het totverplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing. De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteelbezig met de afronding van de provinciale verplaatsingsregeling. Voor een aantal onderdelen dientBrussel duidelijkheid te geven. Naar verwachting komt op korte termijn duidelijkheid hierover.Het coördinatiepunt is op de hoogte van de meest recente stand van zaken en kan ook adviseren overde eventuele inzet van Rood-voor-Rood beleid ten behoeve van een verplaatsing van het bedrijf, danwel een omschakeling.2. Voor een toelichting op de doelen van het reconstructieplan wordt verwezen naar de inleiding:doelstellingen reconstructie. Een van de belangrijkste pijlers in het landelijke gebied is deontwikkeling van recreatie en toerisme. Naar onze mening is deze aandacht voor recreatie van belangom de economische structuur te versterken. Daartoe willen wij de toegankelijkheid enaantrekkelijkheid van het landelijke gebied voor extensieve vormen van recreatie vergoten, ondermeer in samenhang met groenblauwe dooradering. Daarnaast willen wij met de reconstructie kansenbieden voor (verdere) ontwikkeling van duurzame intensieve veehouderijbedrijven, met name inlandbouwontwikkelingsgebied en op sterlocaties in verwevingsgebied. Alleen rond de gebieden methoge natuurwaarden, kwetsbaar voor stikstofdepositie, hebben wij een zone van 250 meteraangewezen.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AM.Maatschap G.J.B.E en M.T.M Kok, Stempelsdijk 5 en 7, 7597 LC SaasveldBeroepsgrondenAppellanten willen hun bedrijf aangemerkt zien als Landbouwontwikkelingsgebied met een bouwblokvan minstens 2 hectare en de toezegging dat hen geen beperkingen worden opgelegd. Zij stellen dat hetreconstructieplan de bedrijfsvoering belemmert en als dit zou blijken stellen ze de provincie <strong>Overijssel</strong>en de Nederlandse Staat aansprakelijk voor alle schades en kosten. Aan sterlocaties worden teveel eisengesteld. Uit het gegeven dat varkenshouders en rundveehouders ongelijk worden behandeld, leiden zij afdat er sprake is van rechtsongelijkheid.VerweerOok uit het geldende ruimtelijk beleid, zoals verwoord in het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+, volgt datuitbreiding van landbouwbedrijven in zone III mogelijk is voorzover niet strijdig met de hoofdkoers.De hoofdkoers in zone III is gericht op behoud en ontwikkeling van natuur, bos en landschap, behoudvan cultureel erfgoed, en recreatief medegebruik. Het bedrijf van appellant ligt in zone III en binnen deProvinciale Ecologische Hoofdstructuur. Met de door appellant gewenste uitbreiding van zijn bedrijfgaat hij voorbij aan geldend beleid.Het bedrijf heeft nu eenmaal te maken met beperkingen ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden,zodat geen toezeggingen gedaan kunnen worden.


47Van extra beperkingen voor de bedrijfsvoering als gevolg van het <strong>Reconstructie</strong>plan en schade is geensprake.De ligging in zone III van het geldende streekplan, de PEHS en karakteristiek waardevol beslotenlandschap zijn alle aanduidingen die de aanwijzing als landbouwontwikkelingsgebied van het gebiedwaarin het bedrijf van appellant ligt onmogelijk maakt. Het gebied is daarom aangewezen alsverwevingsgebied.In het licht van de natuur- en landschapswaarden binnen verwevingsgebieden in het algemeen, en hetbetrokken gebeid in het bijzonder, is het gewenst eisen te stellen aan de aanwijzing van een bedrijf alssterlocatie. Daar het bedrijf van appellant gelegen is binnen de PEHS komt het bedrijf niet inaanmerking voor aanwijzing als sterlocatie. Ten aanzien van bestaande bedrijven hebben wij in hetreconstructieplan op bladzijde 113 aangegeven dat bestaande bedrijven met intensieve veehouderij hunhervestigings- en uitbreidingsmogelijkheden dienen te houden. De gemeente krijgt hier een belangrijkerol bij. De gemeenten kunnen met de betrokken ondernemers bezien of er alternatieven zijn voor eenuitbreiding of hervestiging op een andere, meer geschikte locatie.Met betrekking tot de vermeende ongelijke behandeling betreft tussen varkenshouders enrundveehouders als het gaat om het beleid over sterlocaties, zien wij die ongelijkheid niet. Elk bedrijf inhet Verwevingsgebied kan aan de betreffende gemeente verzoeken aangemerkt te worden als sterlocatie.Die aanmerking staat voor een ieder open. Het is overigens niet aan ons, maar aan de gemeente zelf omdie kwalificatie af te geven.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AN.Tijs/Reimert, Heetenseweg 9a, HeetenBeroepsgronden1. De zone van 1.000 meter rondom de voor verzuring gevoelige gebieden op grond van de Wav leverteen belemmering op voor de bedrijfsvoering.2. Het plan stelt bestaande bedrijven in de PEHS achter, ondanks eerder gedane toezeggingen.Er wordt geen duidelijkheid gegeven over het begrip sterlocatie. Dit ontbreekt vooral in verband.metde begrenzing van de PEHS, de afstand tot voor verzuring gevoelige gebieden ennatuurgebiedsplannen. Appellant geeft aan dat uitvoering van het natuurgebiedsplan slechts op basisvan vrijwilligheid plaats kan vinden. Het beroep richt zich verder tegen het feit dat een perceel bos alsvoor verzuring gevoelig gebied is aangemerkt.Verweerad 1ad 2Appellant geeft niet nader aan om welke belemmeringen het gaat. Het bedrijf ligt inverwevingsgebied. Uitgangspunt in verwevingsgebied is dat hervestiging of uitbreiding van deintensieve veehouderij mogelijk is mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van het gebied zichdaartegen niet verzetten (zie paragraven 5.5. en 5.6.2. van het reconstructieplan). Bij herzieningvan de milieuvergunningen zullen de gemeenten samen met de ondernemer bezien of eralternatieven zijn voor uitbreiding of hervestiging.Uit het streekplan blijkt dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn binnende PEHS. In het reconstructieplan is bepaald dat het groeien van bedrijven met intensieveveehouderij tot een bouwblok van maximaal 1,5 ha mogelijk is (zie § 5.6.2 en § 5.6.3 van hetreconstructieplan). Sterlocaties worden als grootschalige nieuwe ontwikkelingen gezien en zijnderhalve niet mogelijk binnen de PEHS. Wanneer bedrijven net op de grens liggen dienen degemeenten afhankelijk van de concrete situatie te beoordelen of een sterlocatie mogelijk is.Uitvoering van natuurgebiedsplannen hebben een ander doel en deelname is op vrijwillige basis.Bij het aanwijzen van de extensiveringsgebieden is gekeken naar de voor verzuring gevoeligegebieden zoals die zijn begrensd en vastgesteld door de gemeenteraden. Het gebied waarin hetbedrijf ligt is aangewezen als bufferzone van 1.000 meter rondom een voor verzuring gevoeliggebied en is daarom aangemerkt als verwevingsgebied. De achterliggende reden is datlandbouwbedrijven binnen deze zone onvoldoende ontwikkelingsmogelijkheden hebben.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


481AO. Verenigde Agrariërs Saasveld-OostMaatschap Munsterhuis, Holscherdijk 3, 7597 KA SaasveldMaatschap H.F.M. & M.H.G. Munsterhuis, Voortsweg 4, 7597 KC SaasveldH.J.A. Hesselink, Holscherdijk 2, 7597 KA SaasveldG.J.A. Munsterhuis, Voortsweg 3, 7597 KA SaasveldB.J.P. Meekenkamp, Holscherdijk 8, 7597 KA SaasveldJ.H.M. Vaanholt, Langedijk 10a, 7597 LM SaasveldBeroepsgronden1. Er is sprake van rechtsongelijkheid omdat bedrijven binnen de PEHS niet voor een sterlocatie inaanmerking komen. Verder is sprake van willekeur bij het bepalen of een bedrijf wel of niet binnen dePEHS valt, omdat de PEHS niet op bedrijfsniveau is vastgesteld. In het streekplan is aangegeven datde PEHS geen schaduwwerking mag hebben. Het reconstructieplan zet bedrijven op slot waarvanhet bouwblok is volgebouwd.2. De bedrijven liggen op korte afstand van kwetsbare gebieden op grond van de Wav.Dit levert in het kader van de Wet Milieubeheer geen belemmeringen op voor ontwikkeling. DeTweede Kamer heeft nog geen besluit genomen over de ontwikkeling van het ammoniakbeleid.3. De niet-agrarische functies kunnen een bedreiging vormen voor debedrijfsontwikkeling.4. Indien men in aanmerking wil komen voor een sterlocatie, dan dient dit onderbouwd te worden meteen uitgebreid bedrijfsplan waarvan de ondernemer zelf de kosten draagt. Dit staat haaks op landelijkproject om de administratieve lasten te verminderen.5. In het kader van de rechtszekerheid dient er een reservering opgenomen te worden voor schade, dievoortvloeit uit reconstructieplan.Verweer1. Uit het streekplan volgt dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingen mogelijk zijn binnen dePEHS (bladzijde 77 streekplan). In het reconstructieplan is bepaald dat binnen verwevingsgebied hetgroeien van bedrijven met intensieve veehouderij tot een bouwblok van maximaal 1,5 ha mogelijk is(zie paragrafen 5.6.2 en 5.6.3 van het reconstructieplan). Sterlocaties worden als grootschaligenieuwe ontwikkelingen gezien. Er is dus geen sprake van rechtsongelijkheid door sterlocaties niet toete staan binnen de PEHS. Wanneer bedrijven net op de grens van de PEHS liggen dienen degemeenten afhankelijk van de concrete situatie te beoordelen of een sterlocatie mogelijk is.2. De belemmeringen waar appellanten op doelen vloeien voort uit de Wav en niet uit hetreconstructieplan. In artikel 3 van de Wav staat dat het bevoegd gezag bij beslissingen inzake devergunning voor de oprichting of verandering van een veehouderij de bepalingen uit de Wav toe moetpassen.De opmerking dat een gewijzigde Wav in voorbereiding is, is juist. Het duurt echter nog wel enige tijdvoordat bekend is wat de wijzigingen zijn en wanneer de wijziging gereed is. Zodra duidelijk is hoehet nieuwe rijksbeleid eruit gaat zien, zullen wij het reconstructieplan – indien nodig - aanpassen.3. In het landbouwontwikkelingsgebied wordt prioriteit aan de landbouw gegeven. Wij vinden het nietaanvaardbaar om daarnaast ook in verwevingsgebied prioriteit aan de landbouw te geven.Ook andere functies in het buitengebied moeten zich op daarvoor geschikte plaatsen kunnenontwikkelen. Het is niet mogelijk en ook niet denkbaar om voor mogelijke functies een uitputtend engedetailleerd afwegingskader te geven. Het bestemmingsplan en niet het reconstructieplan isdaarvoor het juiste kader.4. Evenals voor bouwvergunningen en milieuvergunningen geldt, is ook voor een aanwijzing alssterlocatie bepaald dat de ondernemer voor zijn kosten plannen op dient te stellen. Wij zijn vanoordeel dat die kosten ook bij de ondernemer gelaten mogen worden.5. Voor eventuele mogelijkheden en verhaal van schade verwijzen wij naar punt 4.11, 4.12, 4.13 en 5hiervoor.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


491AP.Maatschap Haarman, Doorninkweg 20 WesepeBeroepsgronden1. Appellant geeft aan dat wij onvoldoende op de zienswijze zijn ingegaan. Zijn bedrijf bevindt zichbinnen 250-meter zone van voor verzuring gevoelig gebied. Ten gevolge van de Wav wordt het bedrijfbeperkt in de uitbreidingsmogelijkheden. Het bouwblok ligt aan de rand van de 250 meter zone.Uitbreiding van het bouwblok zou buiten de 250-meter zone plaats kunnen vinden, zodat deintensieve varkenshouderij buiten de 250-meter zone komt te liggen. Het huidige bouwblok van circa1 hectare is al benut. Appellant wil een groter bouwblok verkrijgen door middel van de aanwijzing alssterlocatie.2. Indien een sterlocatie niet mogelijk is wil appellant weten welke maatregelen getroffen worden omontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve varkenshouderij te bevorderen.Verweer1. Wij zijn in onze reactienota uitvoerig ingegaan op de door appellant ingebrachte zienswijze.Zoals appellant al aangeeft vloeien de belemmeringen voort uit de Wav en niet uit hetreconstructieplan. Op grond van het reconstructieplan mogen geen sterlocaties worden aangewezenbinnen 250 meter van voor verzuring gevoelige gebieden binnen de PEHS overeenkomstig de Wav.2. Zoals in het reconstructieplan aangegeven, is uitgangspunt in verwevingsgebied dat hervestiging ofuitbreiding van de intensieve veehouderij mogelijk is, mits de ruimtelijke kwaliteit of functies van hetgebied zich daartegen niet verzetten. Bij herziening van de milieuvergunningen zullen de gemeentensamen met de ondernemer bezien of er alternatieven zijn voor uitbreiding of hervestiging.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AQ.SUR namens F.J. Kleis, Coevorderweg 24, 7737 PG StegerenBeroepsgrondenAppellant heeft een pluimveebedrijf binnen een verwevingsgebied en is aan drie zijden omgeven dooreen extensiveringsgebied. Uitbreidingsmogelijkheden zijn er niet. Om in aanmerking te komen voorverplaatsing bepleit appellant een situering van zijn bedrijf binnen een extensiveringsgebied.Het reconstructieplan betekent slechts een verdere beperking voor zijn bedrijf terwijl eenhardheidsclausule, ontheffingsmogelijkheid en schadevergoedingsregeling in het plan ontbreken.VerweerHet bedrijf van appellant ligt binnen de PEHS en in zone III van het Streekplan <strong>Overijssel</strong> 2000+.Het bedrijf heeft ook volgens het geldend ruimtelijk beleid en de geldende milieuregelgeving te makenmet beperkingen ten aanzien van de uitbreidingsmogelijkheden. Weliswaar ligt het bedrijf directgrenzend aan voor verzuring gevoelig gebied, het bouwblok zelf is uiteraard niet als zodanig aangewezen.Het komt dus niet rechtstreeks in aanmerking als extensiveringsgebied. Bepalend voor de aanwijzing alsExtensiveringsgebied is in die gevallen de zogenaamde gestapelde problematiek binnen de 250-meterzones rond voor verzuring gevoelige gebieden. In dit geval is geen sprake van gestapelde problematiek,zodat het bedrijf terecht binnen het verwevingsgebied is geplaatst.De financiële middelen die beschikbaar zijn voor verplaatsing zijn beperkt. Daarom zijn ernoodgedwongen prioriteiten gesteld, in die zin dat de middelen worden ingezet voor verplaatsing vanbedrijven waar wel sprake is van gestapelde problematiek. Daarmee worden dan meerdere doelenbereikt. Helaas betekent dat voor appellant dat zijn bedrijf niet in aanmerking komt voor deverplaatsingsregeling.Wellicht biedt het instrument Rood-voor-Rood mogelijkheden voor het genereren van financiëlemiddelen die een verplaatsing kunnen ondersteunen. Provinciale staten hebben daarvoor op 16 maart2005 een partiële herziening van het streekplan vastgesteld.Voor verplaatsing van een intensief bedrijf mag maximaal 1 extra bouwkavel worden toegekend tenopzichte van de bouwkavel(s) die nodig zijn voor de bekostiging van de sloop van de stallen en 30% vande gecorrigeerde vervangingswaarde van de bedrijfsgebouwen. Mocht appellant van deze regelinggebruik willen maken dan zijn wij op zijn initiatief zeker bereid om de mogelijkheden daarvoor met hemte verkennen.


50Resumerend kan gesteld worden dat het reconstructieplan geen extra beperkingen met zich meebrengtvoor het bedrijf van appellant.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AR.H.J.M. Nijland, Vliegveldstraat 4A, 7561 AT te DeurningenBeroepsgrondenNamens appellant is beroep ingesteld door mr ing. A.J.G. Nijland van het bureau Nijexplo DeurningenBV, Het Bentman 4, 7582 DK te Losser. Het beroep richt zich tegen de aanduiding van het bedrijf vanH.J.M. Nijland op de zoneringskaart van het reconstructieplan. Het agrarisch bouwblok van appellant isaangeduid als “bestaand stedelijk gebied” in plaats van het omliggende verwevingsgebied. In het kadervan de voorbereidingsprocedure is dit bezwaar ook naar voren gebracht. Gedeputeerde Staten hebbendestijds in hun beantwoording aangegeven dat de plankaart zal worden aangepast.Deze wijziging is volgens appellant niet doorgevoerd.VerweerDe opmerkingen van de heer Nijland zijn juist. Bij de vaststelling van het plan isverzuimd deze omissie op de plankaart te corrigeren.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep gegrond te verklaren.1AT.De heer en mevrouw Weersink, Hooidijk 60, 7662 PB te HezingenBeroepsgrondenKort samengevat worden de volgende gronden naar voren gebracht.1. Appellanten zijn van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met hun belangen. Ze zijnvan mening dat het besluit in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur tot stand isgekomen.Het bedrijf is ten onrechte aangemerkt als een intensieve veehouderij en daarmee ten onrechteonder nummer 148 opgenomen in bijlage 4 van de toelichting op het reconstructieplan.2. Als gevolg van de ontwikkelingen en kijkend naar de wetsgeschiedenis is de noodzaak van hetreconstructieplan volgens appellanten achterhaald. Met name ook doordat de rosékalverhouderijniet in het plan is genoemd.3. De noodzaak om een reconstructieplan op te stellen is, ook als gevolg van de ontwikkelingen diezich de laatste jaren in de agrarische sector hebben voorgedaan, volgens appellantenachterhaald.4. De definitie voor intensieve veehouderij volgens het reconstructieplan sluit wel melkveehouderijuit, maar houdt geen rekening met de rosé-kalverhouderij. De keuze voor de definitie vindenappellanten onvoldoende onderbouwd.5. Appellanten zijn van mening dat de planmakers geen goed beeld hebben van de rosékalverhouderij,waarbij de dieren grotendeels gevoerd worden met zelf verbouwd ruwvoer.Zij zijn van mening dat een dergelijke bedrijf goed is te vergelijken met een melkveehouderij.Appellanten merken op dat bij de besluitvorming daarmee onvoldoende rekening is gehouden.6. Appellanten merken op dat bij de inspraakreactie onvoldoende is ingegaan op de door hengestelde vragen. Zij zijn van mening dat er bij hun bedrijf geen sprake is van veterinaire risico’s.Het dichtstbijzijnde bedrijf is gelegen op een afstand van ruim 1.000 meter. De bedrijfsgebouwenzijn niet storend in het landschap. Volgens appellanten is er geen sprake vanzogenaamde gestapelde problematiek. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat juist deammoniakuitstoot van hun bedrijf negatieve effecten heeft voor de kwetsbare natuur. Er komenbinnen de sector voldoende technische mogelijkheden beschikbaar om de ammoniakemissie endepositie te kunnen reduceren.7. Appellanten zijn van oordeel dat het reconstructieplan onvoldoende maatwerk biedt. Zij merkenop dat in het plan geen ruimte wordt geboden op individueel bedrijfsniveau.8. Appellanten merken op dat de gevolgen van het reconstructieplan groot zijn. Wellicht dat zij hunbedrijf moeten verplaatsen. Zij vragen zich af of het plan met deze vergaande gevolgen niet instrijd is met het Europese recht, in het bijzonder met artikel 1, Eerste Protocol bij het Verdragtot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.


51Verweer1. De <strong>Reconstructie</strong>wet geeft geen definitie van intensieve veehouderij. De definitie intensieveveehouderij zoals opgenomen in het reconstructieplan is afgeleid van de Wav en behelst hetvolgende: een agrarisch bedr ijf of een deel daarvan met ten minste 250 m 2 dat wordt gebruikt voorveehouderij volgens de Wet Milieubeheer en waar geen melkrundvee (1), schapen, paarden ofdieren “biologisch” (2) worden gehouden en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of inhoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer. In het reconstructieplan is aangesloten bij de Wav, omdatin het plan in belangrijke mate rekening wordt gehouden met de consequenties van de ammoniakregelgeving.Op basis van voornoemde definitie valt het bedrijf van appellanten onder de definitie“intensieve veehouderij”.2,3 Het reconstructieplan richt zich niet alleen op de intensieve veehouderijbedrijven maar op hetgehele betrokken buitengebied. In artikel 4 van de <strong>Reconstructie</strong>wet is een en ander explicietweergegeven. De noodzaak voor het opstellen van het reconstructieplan is dan ook niet achterhaald,maar een verplichting die voortvloeit uit de wet.4,5 De definitie voor intensieve veehouderijbedrijven als opgenomen in het reconstructieplanricht zich, bij uitsluiting van een aantal categorieën, op de overige vormen van veehouderij, zelfsal betreft het een onderdeel van de bedrijfsvoering. (Bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan250 m 2 ) De rosé-kalverhouderij van appellanten met een omvang van 1.240 mestvarkeneenhedenvalt daar zeker onder.6. Het verbeteren van de veterinaire veiligheid is slechts één van de doelstellingen van het plan.Volgens de definitie voor het extensiveringsgebied ligt het primaat bij wonen of natuur, waaruitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk isof in het kader van reconstructie onmogelijk wordt gemaakt.7. Bij de verdere uitwerking van het reconstructieplan zal in voorkomende gevallen wel degelijk opbedrijfsniveau naar oplossingen worden gezocht. Ook wijzen wij in dit verband op de noodzakelijkeaanpassing van het bestemminsgplan buitengebied. Wij stimuleren de betrokken gemeenten zospoedig mogelijk hun bestemminsgplan in overeenstemming te brengen met de doelen van hetreconstructieplan. Ook kan nog nadere detaillering plaatsvinden bij planuitwerkingen op grond vande <strong>Reconstructie</strong>wet.8. Bij bedrijfsverplaatsingen zal op bedrijfsniveau overleg plaatsvinden. Het vertrekpunt is daarbij dateen en ander op vrijwillige basis geschiedt. Het plan is ook niet in strijd met het Europese recht ofartikel 1 van het Eerste Protocol. De beperkingen die worden opgelegd met het plan moeten hetalgemeen belang dienen.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1AV.G.J. Lubbersen, Rutgersweg 4, 7451LD te HoltenBeroepsgrondenAppellant heeft een agrarisch bedrijf dat in het reconstructieplan gelegen is in het extensiveringsgebied.Volgens appellant is het bedrijf ten onrechte opgenomen in bijlage 4 van de toelichting op hetreconstructieplan. In deze bijlage zijn de bedrijven opgenomen waarvoor een voorbereidingsbesluit isgenomen. In het reconstructieplan is een definitie opgenomen voor “intensieve veehouderij”, waarbijgesproken wordt over 250 m 2 bedr ijfsvloeroppervlak voor de intensieve veehouderijtak van een agarischbedrijf.Binnen het bedrijf van appellant wordt alleen melkrundvee gehouden. De vergunning op basis van deWet Milieubeheer staat ook alleen het houden van melkrundvee toe. Het bedrijf had voorheen eenvarkenstak, maar deze is afgestoten en de vergunning van het bedrijf is daarop aangepast.Het gaat volgens appellant niet om een intensieve veehouderij. Het bedrijf is volgens hem dan ook tenonrechte opgenomen in het adressenbestand als genoemd in bijlage 4 van de toelichting op hetbestemmingsplan en de kaart die als bijlage 5 bij het reconstructieplan is gevoegd.


52VerweerHet bedrijf heeft een milieuvergunning van 4 januari 2002 voor het houden van 115 melkkoeien en60 stuks jongvee. De intensieve bedrijfstak is afgestoten. Ook is de voormalige varkensstal verbouwd tenbehoeve van een werktuigenberging. Het bedrijf valt dan ook niet onder de definitie van “intensieveveehouderij”.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep gegrond te verklaren.1 AX. H.A. Lammertink, Rijssenseweg 12, Ambt Delden, Hof van <strong>Twente</strong>BeroepsgrondenHet bedrijf van appellant is een geitenhouderij met 630 melkgeiten en 350 opfokgeiten. Het bedrijf isgelegen in extensiveringsgebied.1. Appellant acht het tegenover hem en zijn bedrijf onrechtmatig dat het naastgelegen multifunctioneelbosje is aangemerkt als gelegen binnen de PEHS, waardoor het bedrijf in extensiveringsgebied valt.De grondslag voor aanwijzing van dit bosje binnen de PEHS (Wav-besluit) ligt nog niet vast.Het bos kan niet als binnen PEHS of kwetsbaar gebied aangemerkt worden, omdat in het bos van10 hectare een camping /conferentieoord van circa 7 hectare is opgenomen. Dit is conform hetbestemmingsplan.2. Het verplaatsen van het bedrijf moet volgens appellant door de provincie gefaciliteerd worden.Verweerad 1ad 2Als basis voor de aanwijzing van bedrijven in extensiveringsgebieden is genomen de voorverzuring gevoelige gebieden binnen de PEHS en de (daarmee vaak samenvallendestreekplanzone IV-gebieden). Het bedrijf van Lammertink ligt in een zone van 250 meter waarinsprake is van gestapelde problematiek (zie de tabel op bladzijde 114 van de reactienota),waardoor het gebied is aangewezen als extensiveringsgebied. Appellant geeft aan dat het bos nietals kwetsbaar aangemerkt kan worden. Wat een kwetsbaar gebied is volgt uit de Wav.Voor de eventuele beëindiging van de intensieve veehouderij (wat op vrijwillige basis gebeurt)en vergoeding van eventuele schade zijn in het plan drie maatregelen opgenomen. Zie daarvoorde paragrafen 4.11, 4.12, 4.13 en 5.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1BA.AdviSe Consultancy, de heer Visser, Simonsstraat 9 te HengeloBeroepsgrondenAppellant treedt op namens de Vereniging Milieudefensie te Amsterdam.1. Appellant is van mening dat op grond van afspraken tussen de Nederlandse regering en deEuropese Commissie er geen uitbreiding van de veestapel meer mogelijk is, behoudens een aantalpilot projecten. In dat verband wijst appellant er op dat in het reconstructieplan is opgenomen datuitbreiding in landbouwontwikkelingsgebieden mogelijk zou zijn.2. Op pagina 111 van het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong> <strong>Twente</strong> is, onder het kopje “Voor verzuringgebieden”, de indruk gewekt dat de IPPC-richtlijn (Integrated Pollution Prevention and Control)nog geen vastgesteld kader zou zijn waaraan uitbreiding getoetst dient te worden. De tekst in het<strong>Reconstructie</strong>plan is volgens appellant onjuist.3. Bij de grondwaterbeschermingsgebieden is volgens appellant geen rekening gehouden met denitraatvervuiling door stikstofneerslag en ammoniak.4. Appellant is van mening dat het recreatiegebied met vakantiewoningen op de Herikerberg bij Gooronverenigbaar is met de natuur- en waterwinfunctie van het gebied.5. Voorts merkt appellant op dat voor alle landbouwontwikkelingsgebieden geldt dat een zorgvuldigebelangenafweging ontbreekt.6. Appellant merkt op dat in <strong>Overijssel</strong> sterlocaties zijn aangewezen waar de intensieve veehouderijvoorrang krijgt. Die sterlocaties moeten getoetst worden aan de verwevingsgebieden.


53VerweerWij merken in de eerste plaats op dat er geen machtiging is overgelegd.1. Appellant heeft de bedoelde afspraak meegezonden, althans de brief waarin een en ander zou staan.Los van het feit dat de <strong>Reconstructie</strong>wet niet voorziet in het verwerken van afspraken tussen deregering en de Europese Commissie, geldt dat die afspraak is gemaakt tijdens de beroepsfase.De afspraak behoeft als zodanig ook niet te worden opgenomen in reconstructieplannen, nu dieplannen slechts ruimtelijke kaders vormen voor gemeenten en hun bestemmingsplannen.De aanwijzing van gebieden in de reconstructieplannen geven als zodanig ook geen definitiefoordeel over de vraag of een uitbreiding toegestaan is. Uiteraard wordt in dat kader vervolgensgetoetst aan de toepasselijke regelgeving zoals de Wav, de IPPC-richtlijn et cetera.2. Op pagina 111 van het reconstructieplan is slechts aangegeven dat niet uitgesloten is datuitbreiding alsnog beoordeeld moet worden in het kader van de IPPC. Evenals niet uitgesloten isdat uitbreiding nog dient te worden getoetst aan de Wav en andere regelgeving. Overigens wordtverderop in het reconstructieplan gewoon melding gemaakt van toetsing aan de IPPC, maar datterzijde.3. De <strong>Reconstructie</strong>wet voorziet niet in aanwijzing van grondwaterbeschermingsgebieden. Uiteraard iszoals ook mag blijken uit het plan en de toelichting daarop niet alleen rekening gehouden met deWav, ook de in werking zijnde inr ichtingen worden getoetst aan de geldende regelgeving.Dat laatste is echter aan het bevoegde gezag in het kader van de milieuvergunningverlening ofwijziging daarvan.4. Het recreatiegebied op de Herikerberg is niet iets dat het <strong>Reconstructie</strong>plan mogelijk maakt. Het isin eerste instantie de gemeente die bepaald of en zo ja, in welke vorm de recreatieve ontwikkelingenop de Herikerberg invulling zullen krijgen. Vervolgens dient het plan dan ook nog voor goedkeuringaan ons te worden voorgelegd De aanduiding van het gebied met het hoofdaccent recreatie entoerisme op de streefbeeldkaart (zie figuur 9 op bladzijde 42 van het <strong>Reconstructie</strong>plan <strong>Salland</strong>-<strong>Twente</strong>) heeft geen enkele juridische betekenis.5. Voor wijze waarop de landbouwontwikkelingsgebieden zijn geselecteerd verwijzen wij naar deparagraaf 4 van het verweerschrift.6. Appellant beoogt aan te geven dat de sterlocaties van te voren kenbaar zijn. Wij wijzen eruitdrukkelijk op dat daarvan geen sprake is. De gebieden waarin het plan de vestiging vansterlokaties als mogelijkheid noemt zijn de verwevingsgebieden..Het plan maakt de directe vestigingechter niet mogelijk. Op aanvraag van geïnteresseerden maakt de gemeente, na verdergaandeafweging, de vestiging van een sterlocatie mogelijk door de wijziging van het bestemmingsplan ofeen met een daarbij vergelijkbare procedure. Wij zien niet in op welke gronden dat onjuist zou zijn.Zie voor het beleidskader en de afweging van belangen ook nog paragraaf 5.6.3 van hetreconstructieplan zelf.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1 BB. J.H.M. Harink, Sluitersdijk 24, HengeloBeroepsgrondenHet bedrijf (gemengd veehouderijbedrijf) ligt in het extensiveringsgebied en dat brengt volgensappellant behoorlijk wat beperkingen met zich mee. Appellant wijst in dat verband ook op de jongeleeftijd van hemzelf en de jonge opvolger van 20 jaar. Het bedrijf ligt op 100 meter van kwetsbaar gebiedvolgens de kaart kwetsbare gebieden Wav. Zowel uit bedrijfseconomisch oogpunt als uit oogpunt van hetondernemersgevoel is verdere ontwikkeling in de melkveehouderij niet aan de orde. Dit houdt in datmet name de vleeskalverhouderij zal moeten groeien.Voorts wordt er volgens appellant onvoldoende maatwerk gegeven om voor het probleem van het bedrijfeen oplossing te bieden. Volgens het reconstructieplan zal er iets met het bedrijf moeten gebeuren, maarwat dat concreet inhoudt is niet duidelijk. Voor appellant is stoppen of omschakeling niet aan de orde.Verder is appellant verknocht aan de omgeving, zodat er geen behoefte is aan verplaatsing. Dit wordtmede ingegeven door het magere bedrag dat hiervoor beschikbaar is. Appellant vindt dat het bedrijfgeen probleem veroorzaakt dat zou moeten worden opgelost door het reconstructiebeleid. Dereconstructie moet daarom volgens appellant dan ook geen problemen voor het bedrijf creëren door hetbedrijf planologisch op slot te zetten.


54VerweerWij zijn ons ervan bewust dat de ontwikkelingsmogelijkheden van de intensieve veehouderij inextensiveringsgebieden worden beperkt door geen nieuwvestiging, hervestiging, uitbreiding, behoudensenkele uitzonderingen, toe te staan. Binnen de bestaande oppervlakte is op de percelen met intensieveveehouderijbedrijven nog wel bedrijfswijziging mogelijk. Appellant geeft aan dat binnen demilieuvergunning nog een flinke uitbreiding mogelijk is. Het bedrijf ligt op zeer korte afstand van hetvoor verzuring gevoelige gebied dat is ingeklemd tussen de Deldenerdijk en de Sluitersdijk. Dit gebiedvalt tevens onder de bescherming van de Natuurbeschermingswet. Buiten de ruimte die zijn vergunningbiedt, zien wij voor het bedrijf van appellant de volgende mogelijkheden:• een eventuele verplaatsing, waarvan appellant al heeft aangegeven dat hij daar geen behoefte aanheeft;• overgaan op andere, wel binnen het gebied passende activiteiten;• of sloop van vrijkomende stallen, met inzet van het Rood-voor-Rood instrumentarium.Voorts verwijzen wij naar het Coördinatiepunt Intensieve Veehouderij, die ondergebracht is bij LTO-Oost in Deventer en Arnhem. Het coördinatiepunt geeft informatie over de mogelijkheden totverplaatsing en als het tot verplaatsing komt, begeleiden zij het proces van verplaatsing.De <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> is momenteel bezig met de afronding van de provinciale verplaatsingsregeling.Voor een aantal onderdelen dient Brussel duidelijkheid te geven. Naar verwachting komt op kortetermijn duidelijkheid hierover. Het coördinatiepunt is op de hoogte van de meest recente stand vanzaken en kan ook adviseren over de eventuele inzet van Rood-voor-Rood beleid ten behoeve van eenverplaatsing van het bedrijf, dan wel een omschakeling.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1BC.J.G.M. Eeltink, Hagenweg 1 te Ambt DeldenBeroepsgrondenDoor appellant wordt aangegeven dat het reconstructieplan onvoldoende maatwerk biedt om degewenste bedrijfsontwikkeling te kunnen realiseren. Ook wijst hij er op dat hij bij Provinciale Staten eenzienswijze tegen het ontwerp van het reconstructieplan heeft ingediend, die niet tot aanpassing van hetplan heeft geleid. Het bedrijf heeft 240 zeugen, 1.300 vleesvarkens en 160 rosékalveren.1. Appellant heeft een bedrijf dat ligt op 300 meter van kwetsbaar gebied (Wav).Die omstandigheid houdt de verdere bedrijfsontwikkeling niet tegen. Wel ondervindt appellantbelemmeringen door de IPPC. Appellant heeft een milieuvergunning aangevraagd vooruitbreiding tot 360 zeugen, 3280 vleesvarkens en 320 rosévarkens. De gemeente heeft deaanvraag niet in behandeling genomen vanwege strijdigheid met IPPC. De uitbreiding vanammoniakemissie zou leiden tot een toename van verontreiniging. Dit is in strijd met dedoelstellingen van de IPPC. De gemeente heeft wel aangegeven mee te willen werken indien hetaantal vleesvarkens verlaagd wordt tot 1990.2. Appellant stelt dat het bedrijf is gelegen binnen de PEHS. Dit is volgens appellant in strijd methet Streekplan 2000+. Hierin wordt omschreven (bladzijde 77) dat in het algemeen voorbestaande landbouwbedrijven geldt dat er geen schaduwwerking uit mag gaan van de ligging inPEHS. De grenzen van het PEHS zijn volgens appellant onduidelijk. <strong>Provincie</strong> <strong>Overijssel</strong> heeftin de reactienota aangegeven dat de exacte begrenzing van de EHS door de gemeente bepaaldmoet worden. Het is daarom voor appellant niet duidelijk of zijn bedrijf in aanmerking komtvoor de status van sterlocatie.3. Volgens appellant zijn er valse verwachtingen gewekt door de gedeputeerde, de heer Jansen.De suggestie zou zijn gewekt dat appellant in aanmerking zou komen voor de status vansterlocatie.4. Tot slot stelt appellant dat als zijn bedrijf ten gevolge van het reconstructieplan niet verder kangroeien, hij schade bij ons zal claimen.


55Verweer1. De besluitvorming over de aanvragen van een milieuvergunning voor intensieveveehouderijbedrijven is een verantwoordelijkheid van de gemeente en volgt niet uit hetbestreden reconstructieplan.2. In het Streekplan 2000+ is aangegeven dat er geen grootschalige nieuwe ontwikkelingenmogelijk zijn binnen de PEHS. In het reconstructieplan is bepaald dat het groeien van bedrijvenmet intensieve veehouderij tot een bouwblok van maximaal 1,5 hectare mogelijk is (zieparagrafen 5.6.2 en 5.6.3 van het reconstructieplan). Voor de vraag of appellant in aanmerkingkan komen voor een kwalificatie als sterlocatie is in eerste instantie de gemeente (Hof van<strong>Twente</strong>) verantwoordelijk.3. Tijdens de informatiebijeenkomst in januari 2004 is door gedeputeerde Jansen aangegeven datbedrijven in verwevingsgebied in aanmerking kunnen komen voor aanwijzing als sterlocatie.Deze bedrijven moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen die in hetreconstructieplan benoemd zijn. Per aanvraag wordt door de gemeente apart naarmogelijkheden voor het bedrijf gekeken. Door gedeputeerde Jansen zijn geen toezeggingengedaan aan individuele bedrijven.4. Met betrekking tot het betalen van eventuele schade verwijzen wij naar paragraaf 6 van hetverweerschrift.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.1BD. H. Bakker, Warmtinklaan 4, Ambt DeldenWij verwijzen voor ons verweer ten aanzien van dit beroep naar de gezamenlijke behandelingmet het beroep van mevrouw C. Bakker onder 1a.1BE.Maatschap De Lange en De Lange-Jaspers, Arriërflierweg 8a, 7735 KN ArriënBeroepsgrondenVolgens appellant heeft het bedrijf ook een vestiging aan de Veldsteeg 1, 7735 KL te Ommen. Dit bedrijfis een varkenshouderij met meer dan 250 m 2 bedrijfsoppervlak. Het bedrijf ligt in extensiveringsgebied,maar is niet in bijlage 5 opgenomen. Appellant verzoekt dit bedrijf aan te merken als intensiefveehouderijbedrijf, dat is gelegen in een extensiveringsgebied.VerweerUit de geldende milieuvergunning van Maatschap De Lange, d.d. 9 maart 2004 blijkt dat de maatschaptwee locaties heeft. De locatie aan de Arriërflierweg 8a is gelegen in een verwevingsgebied en de locatieaan de Veldsteeg 1 in het extensiveringsgebied. In de milieuvergunning is aangegeven in welk gebouwwelke dieren gehouden mogen worden. Tevens blijkt uit de vergunning dat op de locatie aande Veldsteeg 1 tien vleesvarkens gehouden mogen worden. Het overige vee wordt op de locatie aan deArriërflierweg 8a gehouden. Daar de oppervlakte voor deze vleesvarkens minder dan 250m 2 bedraagt,wordt de locatie aan de Veldsteeg 1 niet beschouwd als een intensief veehouderijbedrijf in hetextensiveringsgebied. Voor de locatie aan de Arriërflierweg geldt dat deze zich kan ontwikkelen onder devoorwaarden die in paragrafen 5.6.2 en 5.6.3 van het reconstructieplan zijn genoemd.1BF.W.B.J. Hunneman en anderen, Cellenweg 14, 8111 NK Heeten (Raalte)BeroepsgrondenDoor appellanten wordt gesteld dat alles in het reconstructieplan er op wijst dat beoogd wordt om van<strong>Salland</strong> een groot natuurontwikkelingsgebied te maken. Het reconstructieplan kan volgens appellanteneen zeer grote invloed hebben op bestaansmogelijkheden van vele boeren. Ook kan volgens appellantenhet reconstructieplan ingrijpende gevolgen hebben voor de leefbaarheid van het platteland. Samengevatkomen de beroepsgronden van appellanten op het volgende neer.1. Appellanten vinden dat er geen duidelijke informatie wordt gegeven over teksten uit hetreconstructieplan. Appellanten vragen wat bedoeld wordt met:­ <strong>Salland</strong> wordt beschouwd als een onderdeel en verlengstuk van de stad en als overloop uit hetwesten (bladzijde 49 van het reconstructieplan).­ De wens van Provinciale Staten om ambachtelijke dienstverlening te stimuleren, bedrijfslocatieste ontwikkelen, vrijkomende agrarische bebouwing te benutten, enzovoorts (bladzijde 51 vanhet reconstructieplan).


562. Volgens artikel 11, lid 2c van de <strong>Reconstructie</strong>wet bevat een reconstructieplan de aanduiding vande meest gewenste ontwikkelingen van het reconstructiegebied. Volgens deze omschrijving moeteen vastgelegde natuurclaim duidelijk in het <strong>Reconstructie</strong>plan zijn aangegeven, maar dezeontbreekt volgens appellanten. Het is volgens hen mogelijk dat de desbetreffende natuurclaimbetrekking heeft op heel het reconstructiegebied.3. Appellanten hebben herhaaldelijk gesteld dat uit landbouwkundig oogpunt het waterhuishoudkundigbeleid, waarbij ook rekening gehouden wordt met andere belangen, goed functioneert.Zij zijn van mening dat van provinciale kant wordt gesteld dat dit niet zo is, maar een goedeonderbouwing is niet gegeven. Dit kan volgens hen wel duiden op gewenste beleidswijzigingen tothet realiseren van een grootschalig natuurontwikkelingsgebied. Dit is naar de mening vanappellanten strijdig met de <strong>Reconstructie</strong>wet.4. Op bladzijde 48 van het reconstructieplan staat dat een zeer groot deel van <strong>Salland</strong> behoort tot dedroge zandgronden. Volgens appellanten spoelt stikstof hier makkelijk uit naar het grondwater.De huidige doelen voor stikstof zijn hierdoor moeilijk te realiseren (25 mg nitraat per liter).De veebezetting is daarvoor te hoog, zodat extensivering is gewenst. Volgens appellanten geeft dezenorm aan dat de landbouw niet meer gewenst is in verband met grootschalige natuurontwikkeling.Hiervoor is volgens appellanten het reconstructieplan niet gemaakt.Verweerad 1 In het inleidende hoofdstuk van het reconstructieplan is het doel ervan aangegeven (artikel 4<strong>Reconstructie</strong>wet): “De bevordering van een goede ruimtelijke structuur van hetconcentratiegebied, in het bijzonder met betrekking tot landbouw, natuur, bos, landschap,recreatie, toerisme, water, milieu en infrastructuur, alsmede ter verbetering van een goed woon-,werk- en leefklimaat en van de economische structuur”. Voor <strong>Salland</strong> is aangegeven welkehoofdkeuzes en ambities er zijn (bladzijden 49 en 51). Op andere plaatsen in hetreconstructieplan wordt aangegeven welke middelen hiervoor ingezet kunnen worden (ziebijvoorbeeld paragrafen 2.3.3 en 4.4). Deze keuzes en ambities zijn vertaald in dereconstructiezonering.Ad 2 Artikel 11, lid 2 c van de <strong>Reconstructie</strong>wet geeft aan dat het <strong>Reconstructie</strong>plan bevat: Deaanduiding van de meest gewenste ontwikkeling van het reconstructiegebied ten aanzien van de aspecten,bedoeld in artikel 4. In tegenstelling tot wat appellanten bewerer is het niet vereist in het<strong>Reconstructie</strong>plan een natuurclaim op te nemen. Provinciale Staten geven in het plan hun wensenaan ten aanzien van de ontwikkeling van natuur. Op bladzijden 39 van het <strong>Reconstructie</strong>plan isdat aangegeven. Verder heeft deze wens mede geleid tot de reconstructiezonering. Uit de definitiesin artikel 1 van de <strong>Reconstructie</strong>wet blijkt in welke zone welke mogelijkheden bestaan.Wij verwijzen in dit verband naar paragraaf 4 van dit verweerschrift.ad 3 Door appellant wordt aangegeven dat van provinciezijde wordt gesteld dat het waterhuishoudkundigbeleid uit landbouwkundig oogpunt niet goed functioneert. Dit is echter niet zo door deprovincie gesteld. In het reconstructieplan wordt verwezen naar de hoofddoelstellingen van hetgeldende waterhuishoudkundig plan. Vanwege de onderlinge raakvlakken is bij het opstellen vanhet reconstructieplan hiermee rekening gehouden. Uit de <strong>Reconstructie</strong>wet blijkt voorts dat eenonderscheid gemaakt dient te worden in drie zones. (zie ook de verwijzing onder ad 2). Voor degebieden die als extensiveringsgebied zijn aangewezen geldt dat het primaat ligt bij natuur. Hetbeleid van de provincie is er op gericht om in het extensiveringsgebied de intensieve veehouderijte beëindigen (bladzijde 118 van het reconstructieplan). Het reconstructieplan biedt geenjuridische basis waarop een grootschalig natuurontwikkelingsgebied gerealiseerd kan worden.Overigens sluit de ontwikkeling van natuur in het extensiveringsgebied wel aan bij dedoelstellingen van zowel de <strong>Reconstructie</strong>wet als het reconstructieplan. Om concrete projecten tekunnen realiseren zullen de gebruikelijke planologische procedures doorlopen moeten worden.ad 4 In het reconstructieplan is een onderscheid gemaakt tussen drie zones. Vanzelfsprekend is hierbijsteeds rekening gehouden met de eigenschappen en de situatie in het gebied. Door appellantenwordt gesuggereerd dat landbouw niet meer gewenst is. Wij stellen hierbij uitdrukkelijk dat methet reconstructieplan juist een evenwichtige inrichting van het gebied wordt beoogd, zodat eenduurzame ontwikkeling van het gehele gebied in al haar aspecten mogelijk is. In hetextensiveringsgebied is ervoor gekozen om natuur te stimuleren. In het verwevingsgebied voor deinstandhouding van de grondgebonden veehouderijbedrijven of het agrarische gebruik. In hetlandbouwontwikkelingsgebied is een keus gemaakt voor de ontwikkeling van intensieveveehouderijbedrijven.Wij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep ongegrond teverklaren.


571BG.F.A.J. ten Dam, Kemerinksweg 24, 7554 PP te HengeloBeroepsgrondenAppellant merkt op dat zijn agrarisch bedrijf in het reconstructieplan is aangemerkt als een intensieveveehouderij in het extensiveringsgebied. Om die reden is in het plan voor het bedrijf eenvoorbereidingsbesluit genomen. Appellant merkt op dat op zijn bedrijf alleen een grondgebondenmelkveehouderij met bijbehorend jongvee wordt uitgeoefend. Het bedrijf valt volgens hem onder deAMVB melkrundveehouderij. Appellant maakt bezwaar tegen de kwalificatie intensieve veehouderij voorzijn bedrijf.VerweerHet bedrijf van appellant is een melkveehouderij. Op het bedrijf worden volgens hetKennisgevingformulier Besluit rundveehouderij en Hinderwet 57 stuks vleesstieren tot2 jaar gehouden. De huisvesting voor deze intensieve tak bedraagt circa 100 m 2 .Momenteel worden op het bedrijf geen vleesstieren gehouden.Gelet op het aanwezige bedrijfsvloeroppervlak voor de intensieve tak, valt het bedrijf nietonder de definitie van “intensieve veehouderij”, zoals die is aangegeven in het <strong>Reconstructie</strong>planWij geven u op grond van vorengenoemde argumenten in overweging het beroep gegrond te verklaren.9. ConclusieWij verzoeken de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State slechts de beroepen met nummers1R, 1AB, 1AR., 1AV en 1BG gegrond te verklaren. Voor het overige verzoeken wij u de beroepenongegrond te verklaren.Gedeputeerde Staten van <strong>Overijssel</strong>,voorzitter,secretaris,

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!