klooster Euphrasia en landgoed Schapenduinen 2008020986.pdf

met uitzondering van enkele - te sparen - tomen geen onvervangbarenatuur is; dat de suggesties zijn gebaseerd opcorrectie van de huidige grillige grenzen en op een beterebescherming van het terrein tegen vandalisme; dat, nadatdeze suggesties door de gemeente Bloemendaal waren overgenomen,cij weer geheel van het huidige plan zijn afgevoerd opinstigatie van vooroverleg met de orov ; neie; dat wellichtten overvloede hieraan nog kan worden toegevoegd, dat in eenschrijven van 17 apri.11968 van de Hoofdingenieur-Directeur vanhet Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordeningaan de toenmalige minister ten aanzien van dit gebied doorde rapporteur werd aangegeven, dat geen beswaren tegenbebouwing in het noordelijke deel var, het landgoed bestonden;dat een ander bezwaar, dat weliswaar betrekking heeft op eendeel van het landgoed, doch dat in een ander kader dient teworden geplaatst dan voornoemde bezwaren, het niet opnemenis van een bebouwingsvlak in de uiterste noordwesthc^k vanhet plan aan de Brederodelaan; dat het louter uit eikenhakhoutbestaande strookje grond aldaar is gelegen tussen eenoude beukenlaan die de westgrens vormt van het terrein vanhet huidige kinderhuis en de openbare weg; dat het plaatsbiedt aan een of twee woningen, zonder dat in welke vormdan ook schade wordt gedaan aan de omgeving; dat hij debezwaren tegen deze bebouwing van de zijde van de gemeenteBloemendaal niet kan onderkennen; dat hij persisteert bij Iegedane suggesties, een en ander temeer, waar eertijds (in1956) wel toestemming van de zijde van vorengenoemde gemeenteis verkregen voor het bouwen van een woonhuis; dat hij gaarnebereid is een en ander mondeling toe te lichten;Overwegende ten aanzien van de ontvankelijkheid:dat ingevolge artikel 29, eerste lid, der Wet op deRuimtelijke Ordening zij, die zich tijdig met bezwaren zoweltot de gemeenteraad als tot gedeputeerde staten hebben gewend,tegen een besluit als het onderwerpelijke bij Ons beroep V tinneninstellen gedurende de in artikel ?8, zesde lid, dierwet genoemde termijn;dat J.G. van Heusden, J.E. Vis-de Kruif, G. de Boer,-J. Jurrissen-Riezebos,-