bestemmingsplan Meer en Berg 2007004621.pdf - Gemeenteraad ...

Raad der gemeente Bloemendaal
Postbus 201
2050 AE OVERVEEN
to
o
Afdeling bestuursrechtspraak Q
Datum Ons nummer Uw kenmerk
1 2 maart 2007 200607320/1 /R1
Onderwerp Behandelend ambtenaar
Bloemendaal C.J.M, van der Knaap-Bom
Bp 'Meer en Berg' 070-4264370
In de bovenvermelde zaak is een deskundigenverslag uitgebracht aan de (Voorzitter van
de) Afdeling, dat u hierbij aantreft.
U kunt uw zienswijze met betrekking tot het verslag schriftelijk aan de (Voorzitter van
de) Afdeling kenbaar maken. U heeft hiervoor de gelegenheid tot en met 10 april 2007.
Hoogachtend,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak
1272260I7AC)
Postbus 20019 - 2500 EA 's-Gravenhage -T 070 426 44 26 - F 070 365 13 80 - www.raadvanstate.nl
Bij correspondentie de datum en het nummer van deze brief vermelden

Scheidingspagina
Bijlage
Deze pagina is door Div toegevoegd aan het digitale exemplaar en maakt geen deel uit van het originele stuk.
Team DIV, Gemeente Bloemendaal

Postbus 95928
'2509 ex Den Haag
Bezuidenhoutseweg 62
2594 AW Den Haag
voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
ZAAKNR.
07 MRT 2007
i BEHANDELD: PD: PAR:
Uw kenmerk
200607320/1/R1
Uw brief
27 november 2006
Telefoon (070) 3 15 01 50
Fax (070) 31501 95
AAN: De Voorzitter van de Afdeling
bestuursrechtspraak
van de Raad van State
Postbus 20019
2500 EA DEN HAAG
Kenmerk
StAB/37423/H
Onderwerp
Bestemmingsplan "Meer en Berg" van de gemeente Bloemendaal.
Datum
6.maart 2007
In antwoord op uw brief van 27 november 2006 ontvangt u hierbij het gevraagde verslag.
De directeur,
R.N. van Alem
•s-.
l

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
VERSLAG EX ARTIKEL 8:47 ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
Opdrachtgever
Kenmerk opdrachtgever
Datum opdracht
Kenmerk StAB
Opsteller
Datum
BESTREDEN BESLUIT
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
200607320/1/R1
27 november 2006
StAB/37423/H
Mr. P.W.N. Arriëns
6 maart 2007
Het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 22 augustus 2006, waarbij
opnieuw werd beslist omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Meer en Berg", dat
op 25 maart 2004 werd vastgesteld door de raad van de gemeente Bloemendaal.
APPELLANTEN
IA Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg te Bloemendaal, vertegenwoordigd door
mr. A.M. Nijboer te Amsterdam;
l B Stichting Schapenduinen te Bloemendaal, vertegenwoordigd door mr. A. Kaspers te
Amsterdam.
WERKWIJZE
Op 10 januari 2007 heb ik gesproken met ing. G.P.A. van Driel en mr. A.H. van Zetten als
vertegenwoordigers van de gemeente Bloemendaal en met drs. H.W. Pijnappel, ecoloog,
werkzaam bij de Adviesgroep Water en Ecologie van Royal Haskoning, adviseur van de
gemeente Bloemendaal. Op 24 januari heb ik gesproken met mr. drs. A. Kaspers als vertegenwoordiger
van de Stichting Schapenduinen (1B).
Per telefoon heb ik gesproken met mr. A.M. Nijboer als vertegenwoordigster van de
Vereniging Behoud Landgoed Meer en Berg (IA).
Gezien de omstandigheid dat gedeputeerde staten hun standpunt louter hebben gebaseerd
op informatie van de gemeente heb ik gemeend een gesprek met een vertegenwoordiger
van de provincie achterwege te kunnen laten.
sla

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 2
ONDERZOEKSVRAAG
Bij brief van 27 november 2006 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van
de Raad van State de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke
Ordening (StAB) verzocht een onderzoek in te stellen als bedoeld in artikel 8:47 van de
Algemene wet bestuursrecht. Het onderzoek dient gericht te zijn op de beantwoording van de
volgende vraag: beschrijf de gevolgen van het plan voor het landgoed Schapenduinen, voor
zover nodig voor de behandeling van de beroepen.
HET PLAN
Het plan opent de mogelijkheid op het terrein van het vroegere Provinciaal Ziekenhuis (maximaal)
350 woningen te realiseren.
Het plangebied ligt aan de voet van de Kennemerduinen en wordt ontsloten via de
Brederodelaan (zie de plankaart, stuk 3A, en het fragment van de topografische kaart dat ik
als stuk 6A bij dit verslag heb gevoegd; zie ook bijlage Hl bij de brief van burgemeester en
wethouders van Bloemendaal van 27 januari 2006 die bij het besluit van gedeputeerde staten,
stuk 2, is gevoegd).
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het besluit van gedeputeerde
staten van Noord-Holland van 2 november 2004, waarbij het plan gedeeltelijk werd goedgekeurd,
vernietigd (zie stuk 8.1). Naar het oordeel van de Afdeling is aannemelijk dat de effecten
van de toename van het verkeer op de Brederodelaan in zuidelijke richting te laag zijn
ingeschat. Bovendien ontbreekt een kwantitatief onderzoek naar de luchtkwaliteit. Daarom is,
volgens de Afdeling, "niet zeker of in zoverre aan de SBZ Kennemerland-Zuid zodanige
bescherming wordt geboden, dat de realisatie van de doelstellingen van de instandhouding
van de natuurlijke habitats en de wilde fauna en flora niet in het gedrang dreigt te komen" (zie
stuk 8. l, bladzijde 25).
In hun aan gedeputeerde staten gerichte brief van 27 januari 2006 hebben burgemeester en
wethouders uiteengezet, dat de toename van de verkeersintensiteit op de Brederodelaan ten
gevolge van de bouw van woningen in het plangebied niet te laag is ingeschat. Bij brieven
van 4 april 2006 en l augustus 2006 hebben zij daaraan toegevoegd, dat de (verwachte)
toename van het verkeer zo gering is, dat daarvan, kort gezegd, niet of nauwelijks nadelige
gevolgen zijn te verwachten voor de flora en fauna in het Natura 2000 / Habitatrichtlijngebied
Kennemerland-Zuid.
Onder verwijzing naar de voormelde brieven, waarvan zij de inhoud onderschrijven, hebben
gedeputeerde staten het bestemmingsplan "Meer en Berg" wederom goedgekeurd (met
uitzondering van artikel 20, lid e van de planvoorschriften).

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 3
DE BEROEPEN
Het standpunt van de appellanten, voorzover van belang voor de beantwoording van de onderzoeksvraag,
komt er in het kort op neer, dat het aantal verkeersbewegingen van en naar het
plangebied en de invloed van dit verkeer op het in het Natura 2000 / Habitatrichtlijngebied
gelegen deel van de Brederodelaan veel groter zijn dan de gemeente heeft aangenomen.
Voorts vinden de appellanten dat de gemeente de natuurwaarden aan weerszijden van
dit deel van de Brederodelaan, ten onrechte, niet heeft onderzocht noch geïnventariseerd.
BEVINDINGEN
Zoals gezegd, is het de bedoeling in het plangebied (maximaal) 350 woningen te bouwen,
waarvan 90 huurwoningen en de rest, (maximaal) 260, koopwoningen (zie stuk 3C, bladzijde
29).
In de toelichting van het plan (zie stuk 3C, bladzijde 29) is ervan uitgegaan dat huurwoningen
5 autobewegingen per woning per etmaal opleveren en koopwoningen 7 autobewegingen
per etmaal. Aldus leidt de realisering van 350 woningen tot 2.270 autobewegingen
per etmaal. Deze verkeerstoename ten gevolge van de realisering van het plan is niet
omstreden. Daarom en omdat het plangebied uitsluitend bereikbaar is via de Brederodelaan,
zullen, (kort) na de voltooiïng van het bouwproject (naar verwachting omstreeks 2010), 2.270
motorvoertuigen per etmaal (mvt/etm) meer over de Brederodelaan rijden dan (kort) voor het
tijdstip, waarop de eerste woningen in gebruik werden genomen. Derhalve kan naar mijn
mening worden gesteld dat het verkeer over de Brederodelaan met (maximaal) 2.270 mvt/etm
zal toenemen tengevolge van (de realisering van) het bestemmingsplan "Meer en Berg".
Van het plangebied kan men over de Brederodelaan zowel in noordelijke als in zuidelijke
richting rijden (zie stuk 6A). De gemeente heeft aangenomen (zie stuk 3C, bladzijde 30
en stuk 2, bijlage, brief van 27 januari 2006, bladzijde 4) dat 60% (1.362 mvt/etm) van het
verkeer van en naar het plangebied gebruik zal maken van het zuidelijke deel van de laan.
Het zuidelijke deel van de Brederodelaan vormt over een lengte van circa 350 meter
de grens tussen het landgoed Schapenduinen, aan de oostzijde van de weg, en sportvelden.
Over een lengte van circa 250 meter is de weg de grens tussen het landgoed Schapenduinen
en het landgoed Caprera, dat, evenals de sportvelden, aan de westzijde van de weg ligt (zie
stuk 6A; zie ook de van Google Earth afkomstige luchtfoto, die als stuk 6J bij dit verslag is
gevoegd).
Zowel het landgoed Schapenduinen als het landgoed Caprera maakt deel uit van de
Speciale Beschermingszone (Natura 2000 / Habitatrichtlijngebied) Kennemerland-Zuid. De
beschrijving van dit gebied is door de Stichting Schapenduinen (1B) als (een der) bijlage(n)
bij haar beroepschrift gevoegd.
Uit het voorgaande volgt dat voor de beantwoording van de vraag welke gevolgen (de realisering
van) het plan heeft voor het landgoed Schapenduinen, alleen het zuidelijke deel van de
Brederodelaan en het aldaar te verwachten verkeer van belang zijn.
Met betrekking tot het te verwachten verkeer is de gemeente uitgegaan van de
toename van het verkeer ten opzichte van de situatie in 2001 (volgens de toelichting ongeveer
4.100 mvt/etm; zie stuk 3C, blz. 19). In dat jaar genereerde het toenmalige gebruik van het
plangebied (naar schatting (van de gemeente) 550 mvt/etm (van deze 4.100; zie stuk 2,
bijlage, brief van 27 januari 2006, bladzijden 3 en 4). Volgens de gemeente zal de bouw van

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 4
350 woningen in het plangebied dus 812 "extra" verkeersbewegingen per etmaal opleveren op
het zuidelijke deel van de Brederodelaan 1 .
De appellanten stellen dat de gemeente het aantal "extra" verkeersbewegingen (veel)
te laag heeft ingeschat.
In de eerste plaats achten de appellanten het niet juist, dat de gemeente het aantal
verkeersbewegingen in 2001 in mindering heeft gebracht op het aantal van 1.362 mvt/etm, dat
naar verwachting afkomstig zal zijn van / op weg zal zijn naar de woningen in het plangebied.
In de tweede plaats menen de appellanten dat ervan dient te worden uitgegaan, dat
80% van het verkeer van en naar het plangebied - 1.816 mvt/etm - gebruik zal maken van
het zuidelijke deel van de Brederodelaan.
In de derde plaats vinden de appellanten, dat de gemeente, bij het bepalen van het aantal
verkeersbewegingen van en naar het plangebied, ten onrechte geen rekening heeft gehouden
met de verwachte groei van het verkeer van 2% per jaar.
Hieromtrent merk ik het volgende op.
Het plan maakt de bouw mogelijk van 350 woningen. Het grootste deel van het verkeer
naar en van het plangebied zal gebruik maken van het zuidelijke deel van de Brederodelaan.
Het aantal verkeersbewegingen, dat aan he^ nieuwe woongebied kan worden toegerekend
en derhalve als een gevolg van (de realisering van) het plan kan worden beschouwd, ligt
tussen 1.362 en 1.816 mvt/etm. Hierbij dient te worden bedacht dat het niet om getelde
aantallen gaat, maar om berekeningen op basis van veronderstellingen, zowel ten aanzien van
het aantal mvt/etm per woning als ten aanzien van de verdeling van het verkeer over de
Brederodelaan zuid en noord, waarvan thans noch de "juistheid" noch de "onjuistheid" kan
worden kan worden aangetoond. Daarom lijkt een aantal van 1.500 mtv/etm mij een redelijk
uitgangspunt voor een beoordeling van de (mogelijke) gevolgen van het verkeer van en naar
het plangebied voor de flora en fauna van het landgoed Schapenduinen. Daarbij zie ik, anders
dan de gemeente, geen reden rekening te houden met de omstandigheid dat het plangebied
ook al verkeer aantrok voordat er woningen werden gebouwd. Immers, dit gegeven verandert
niets aan het feit dat de bouw van 350 woningen (vlak) na de realisering van het bouwplan
een verkeersstroom van naar schatting 1.500 mvt/etm oplevert. Bovendien kan door de keuze
voor een "worst case-scenario" een discussie over de omvang van de vroegere verkeersstroom
worden voorkomen.
Ik zie ook geen reden rekening te houden met "de verwachte groei van het verkeer van
2%". Ik overweeg hierbij, dat het aantal verkeersbewegingen per woning, waarvan de gemeente
is uitgaan, zo ruim is gekozen, dat de "groei" hiervan tussen 2010 (het vermoedelijke
jaar van voltooiing van het bouwplan) en het einde van de planperiode geacht kan worden te
zijn ingecalculeerd. Anders gezegd, het is niet aannemelijk dat de schatting van het verkeer
van en naar het plangebied is gebaseerd op aannames die achterhaald en te laag zullen blijken
te zijn tegen de tijd dat het plan "operationeel" is.
Als de beroepen tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan worden verworpen en de
realisering van het bouwplan en de verkoop / verhuur van de te bouwen woningen voorspoedig
verlopen, zullen vanaf 2010 alle woningen zijn bewoond. Vanaf dat jaar zal het verkeer
van en naar het plangebied over het zuidelijke deel van de Brederodelaan — als gezegd, naar
schatting 1.500 mvt/etm - zich voegen bij het verkeer over dit deel van de laan dat een andere
Het verschil russen 1.362 (= 60% van 2.270 door het plan gegenereerde verkeersbewegingen) en 550 (zijnde
de omvang van het verkeer van en naar het oude ziekenhuis).

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 5
bestemming dan het plangebied heeft. Uit de cijfers voor de jaren 2001 en 2012 die de
gemeente heeft genoemd in haar brief van 27 januari 2006 (zie stuk 2, bijlage brief van 27
januari 2006, bladzijde 4) kan worden afgeleid dat de omvang van dit "niet-plangebonden"
verkeer toeneemt van 4.100 mvt/etm in 2001 tot 4.964 mvt/etm in 2012. Overigens kan de
autonome ontwikkeling van het verkeer niet worden gezien als een plan of project in de zin
van de Natuurbeschermingswet 2 .
hi het algemeen geldt dat wegverkeer gevolgen heeft of kan hebben voor de flora en fauna in
het gebied aan weerskanten van de weg. Het geluid en de verlichting van het verkeer, uitlaatgassen,
stof en spatwater leiden tot een verstoringsstrook langs de weg, waar broedvogels,
bepaalde planten en sommige mossoorten niet of niet goed kunnen gedijen. Voor amfibieën
en reptielen kan een weg een onneembare barrière vormen. Voor andere dieren levert het
wegverkeer vooral het risico op dat ze worden doodgereden.
Gaat men ervan uit dat wegverkeer aldus in verschillende gradaties nadelige gevolgen
heeft voor de flora en fauna in het gebied aan weerskanten van de weg, dan kan men daaraan
de conclusie verbinden dat, naarmate het verkeer toeneemt, ook de nadelige gevolgen van het
verkeer toenemen.
Zoals gezegd, is het natuurgebied Kennemerland-Zuid aangewezen als Natura 2000 gebied /
Habitatrichtlijngebied. Blijkens de gebiedsbeschrijving die door de Stichting Schapenduinen
bij haar beroepschrift is gevoegd, is dit gebied aangemeld voor (vooral) een aantal duinensoorten
als kwalificerende habitattypen en voor de soorten Nauwe korfslak en Groenknolorchis
als kwalificerende soorten.
In het onderhavige geval heeft zich, zoals blijkt uit deze beschrijving en uit de rapporten
van diverse deskundige verenigingen en stichtingen, die de Stichting Schapenduinen bij /
in haar beroepschrift heeft gevoegd / aangehaald (zie stuk EB, bladzijde 14 en volgende), op
het landgoed Schapenduinen een waardevolle flora en fauna weten te handhaven (of zelfs te
ontwikkelen), ondanks de aanwezigheid van de Brederodelaan en ondanks het in de loop der
jaren toegenomen verkeer over die weg. Dit zou het vermoeden kunnen rechtvaardigen dat,
wat de Brederodelaan betreft, niet zonder meer kan worden aangenomen, dat de flora en fauna
naast de weg worden bedreigd, als het verkeer (aanzienlijk) toeneemt.
De vraag of toename van het verkeer over de Brederodelaan nadelig is voor de flora en
fauna naast de weg, is door de voormelde verenigingen en stichtingen in het algemeen bevestigend
beantwoord.
hi dit kader zij vooropgesteld dat deze soorten niet zijn beschermd op grond van de
SBZ maar uitsluitend in het kader van de Flora- en faunawet, en daargelaten de vraag of een
ontheffing gevraagd wordt voor de toegenomen verkeersintensiteit.
Afgezien daarvan hebben genoemde appellanten niet nader kunnen specificeren of
concretiseren in hoeverre een bepaalde toename van het verkeer bepaalde nadelige gevolgen
heeft (zie bladzijde 4 van de e-mail van de NOZOS Noord-Hollandse Zoogdierstudiegroep,
die ik als stuk 6B bij dit verslag heb gevoegd; zie ook de e-mails van de Stichting Anemoon,
stuk 6C, en van Laurens Sparrius, coördinator onderzoek en advies van BLWG | Bryologische
en Lichenologische Werkgroep, stuk 6D).
Ook het rapport van de ecoloog van de Stichting Schapenduinen, dat door de Stichting
bij het onderzoek is overgelegd (en dat met de bijbehorende brief van de vertegenwoordiger
van de Stichting als stuk 61 bij dit verslag is gevoegd) geeft mijns inziens op dit punt geen
2 Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 28 februari 2007, no. 200506917/1 (vergunning o.g.v. art. 12 Nbw
aan de Stichting Circuit van Drenthe).

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 6
uitsluitsel. Alleen met betrekking tot "vogels" wordt in het rapport vermeld dat de breedte van
de verstoringszone langs de weg, waarbinnen de dichtheid van broedvogels met 20% tot 50%
afneemt, ten gevolge van het verkeer van en naar het plangebied kan toenemen van 68 nieter
tot 75 of 85 meter, al naar gelang het aantal verkeersbewegingen dat aan het plangebied wordt
toegerekend.
In de notitie van Royal Haskoning van 24 januari 2006, die is aangehaald in de brief van
burgemeester en wethouders van 27 januari 2006 en die ik als stuk 6E bij dit verslag heb
gevoegd, wordt gesteld dat er geen effecten optreden door toenemend verkeer op de kwalificerende
soorten Groenknolorchis en Nauwe korfslak; dit omdat (samengevat) de geschikte
habitat voor de Nauwe korfslak - vochtige duinvalleien - niet voorkomt in het gebied ter
weerszijden van de Brederodelaan, en de Groenknolorchis niet gevoelig is voor geluid. Ook
op kwalificerende habitats zal de verkeerstoename geen nadelig effect hebben, aldus de notitie
(stuk 6E, bladzijden 2 en 3).
Over de mogelijke effecten van luchtverontreiniging door uitlaatgassen van het extra
verkeer doet de notitie geen uitspraak. In een aan de gemeente Bloemendaal gerichte notitie
van 9 februari 2007, die ik als stuk 6F bij dit verslag heb gevoegd, wordt wel ingegaan op de
mogelijke effecten van luchtverontreiniging door het extra verkeer. Geconcludeerd wordt dat
de effecten op de luchtkwaliteit als gevolg van de verkeerstoename wegens de realisering van
het plan te verwaarlozen zijn en ecologisch gezien geen reden geven tot nader onderzoek. Ik
voeg hieraan toe dat, zoals hierna zal blijken, ook bij een maximale verkeerstoename (volgens
de aanname van appellanten) op het zuidelijk deel van de Brederodelaan vanwege het plan de
relevante grenswaarden als genoemd in het Besluit luchtkwaliteit 2005, niet worden overschreden.
In de genoemde notitie van 24 januari 2006 is ook aandacht besteed aan de gevolgen van het
verkeer voor broedvogels.
Blijkens de notitie leidt een verkeersintensiteit van 4.100 mvt/etm en een toegestane
snelheid van 80 km/u, wegens het door het verkeer veroorzaakte geluid, aan weerskanten van
de weg tot een verstoringszone van ongeveer 70 meter breed. In deze zone neemt de dichtheid
van (broed)vogels af met 20-50 % (zie stuk 6E, bladzijde 4).
Aangenomen kan worden dat na en tengevolge van de realisering van het plan de verkeersintensiteit
op het zuidelijke deel van de Brederodelaan zal toenemen van 4.100 mvt/etm
naar 5.600 mvt/etm 3 . Volgens de grafiek die in de voormelde notitie is weergegeven (zie stuk
6E, bladzijde 4) is de breedte van de verstoringszone langs een weg met een verkeersintensiteit
van 5.600 mvt/etm, waar een snelheid van 80 km/u is toegestaan, circa 80 meter.
Bij een snelheid van 50 km/u zal ten gevolge van een toename van het verkeer met
1.500 mvt/etm de breedte van de verstoringszone met minder dan tien meter toenemen, omdat
het geluid van het wegverkeer niet alleen is gerelateerd aan de aard en intensiteit van het
verkeer, maar ook aan de snelheid ervan.
Royal Haskoning is in zijn notitie van 24 januari 2006 uitgegaan van een toename van
812 mvt/etm. Geschat is dat een dergelijke toename bij een snelheid van 50 km/u ertoe leidt,
dat de breedte van de verstoringszone met vier meter toeneemt. Neemt men op basis hiervan
aan dat door een toename van 1.500 mvt/etm, bij 50 km/u, de verstoringszone ongeveer zes
nieter breder zal worden, dan kan men vaststellen dat de oppervlakte van het deel van het
3 Uitgaande van een verkeerstoename van l .500 mvt/etm op dit wegvak die ik hiervoor als aannemelijk heb
aangemerkt.

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 7
landgoed Schapenduinen, waar als gevolg van het verkeer over de Brederodelaan - die zoals
boven is vermeld over een lengte van circa 600 meter 4 de (westelijke) grens van het landgoed
vormt - de dichtheid van (broed)vogels met 20 tot 50 % kan afnemen 3.600 m 2 groter wordt.
De wijs erop dat het hier om theoretische getallen gaat. In de praktijk valt mijns inziens
niet of nauwelijks te voorspellen of de vogelstand op het landgoed te lijden heeft van het
verkeer van en naar het plangebied. In dit verband is van belang dat de (mogelijke) gevolgen 5
van het verkeer van en naar het plangebied naar mijn mening beoordeeld dienen te worden
door de situatie die aanwezig is kort voor het tijdstip waarop het plan voltooid is te vergelijken
met de situatie die, naar verwacht mag worden, kort na de voltooiing van het plan - ik ga
uit van 2010 - zal ontstaan.
Thans is niet bekend of in de strook grond met een oppervlakte van 3.600 m 2 langs de
verstoringszone die kort voor de voltooiïng van het plan aanwezig is (broed)vogels nestelen.
Indien men aanneemt dat nu wel vogels aanwezig zijn in dit deel van het landgoed, dan volgt
daaruit niet, dat óók kan worden aangenomen die vogels er in 2010 nog zijn. Evenmin kan
worden gesteld dat de (mogelijk) aanwezige vogels in 2010 na de voltooiïng van de woningen
zullen verdwijnen.
Wat de broedvogels betreft kan mijns inziens, op basis van de voormelde notitie van
Royal Haskoning, slechts in algemene zin worden worden geconstateerd dat een klein deel
van het landgoed Schapenduinen - 4.000 m 2 (naar boven afgerond) - tengevolge van de toename
van het verkeer die kan worden toegeschreven aan (de realisering van) het bestemmingsplan
"Meer en Berg" minder geschikt wordt voor broedvogels. De oppervlakte van het
landgoed Schapenduinen bedraagt circa 10 hectare 6 .
Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe dat de ecoloog van de Stichting Schapenduinen,
die stelt dat bij een verstoringszone van 75 tot 85 meter diep eenderde deel van het
gebied "sterk minder geschikt wordt voor broedvogels", er mijns inziens ten onrechte aan
voorbij gaat dat de verstoringszone die nu al langs de Brederodelaan aanwezig is omstreeks
70 meter diep (of breed) is.
Voor de overige fauna en de flora van het landgoed Schapenduinen en van het landgoed
Caprera verwacht Royal Haskoning, uitgaande van een toename van het verkeer van 812
mvt/etm, geen nadelige gevolgen. Bij het onderzoek is van de zijde van Royal Haskoning
verklaard dat er geen reden is aan te nemen dat bij een toename van het verkeer van 1.500
mvt/etm aantoonbare nadelige gevolgen voor flora en / of fauna verwacht kunnen worden.
Dit standpunt is, als gezegd, nader toegelicht / onderbouwd in de eerder genoemde notitie aan
de gemeente Bloemendaal van 9 februari 2007 (stuk 6F).
Op grond van het voorgaande ben ik van mening dat, gelet op de onderzoeksrapporten, met
een redelijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat het verkeer van en naar het plangebied
over het zuidelijke deel van de Brederodelaan niet zoveel extra luchtverontreiniging en
geluid- en lichtoverlast zal veroorzaken, dat de realisatie van de doelstellingen van de instandhouding
van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna in het gedrang dreigt te komen.
4 Wat hier "lengte" is genoemd, is in de notitie van Royal Haskoning - op bladzijde 5 - aangeduid als
"breedte". De "breedte" van Schapenduinen van "250 meter" betreft het deel van het landgoed dat door de
Brederodelaan wordt gescheiden van het landgoed Caprera.
5 Ook de verstoringsstrook aan de westzijde van de Brederodelaan, waar het landgoed Caprera ligt wordt, zes
meter breder. Hier wordt dus een oppervlakte van 1.500 m 2 (6 meter x 250 meter) minder geschikt voor broedvogels.
De oppervlakte van het Natura 2000 gebied Kennemerland-Zuid, waarvan zowel Caprera als het
landgoed Schapenduinen deel uitmaken, is 8.243 hectare (zie stuk TB, bijlage B).
6 Hierin is begrepen de oppervlakte - 5 hectare - van het deel van het landgoed Caprera, dat volgens de
gemeente aan de oostzijde van de Brederodelaan ligt.

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 8
Weliswaar is niet uitgesloten, dat na 2010 zal blijken dat de flora en fauna van het
landgoed Schapenduinen zich minder voorspoedig hebben ontwikkeld dan men had gedacht
of, vergeleken met de huidige situatie, zijn achteruitgegaan, maar dat kan mijns inziens niet,
althans niet uitsluitend noch overwegend, worden toegeschreven aan het verkeer van en naar
de woningen in het plangebied. Bedacht dient te worden, dat het verkeer over het zuidelijke
deel van de Brederodelaan, ten opzichte van de huidige situatie, ook zal toenemen als in het
plangebied geen enkele woning zou worden gebouwd. Dat die toename (veel) minder zal zijn
dan de 1.500 mvt/etm die volgens het bovenomschreven "worst case-scenario" verwacht
zouden kunnen worden, acht ik niet van belang, nu is gebleken dat, afgezien van geluid, niet
bekend is welke toename nadelige gevolgen heeft voor flora en fauna en evenmin bekend is
welke gevolgen dat precies zijn. In dit verband wijs ik er ook op dat naar het oordeel van
Royal Haskoning, wat betreft de luchtkwaliteit, de gevolgen van 1.000 mvt/etm te verwaarlozen
zijn.
De opvatting van de ecoloog van de Stichting Schapenduinen dat ten gevolge van het verkeer
van en naar het plangebied het Natura 2000-gebied dat aan beide zijden van de Brederodelaan
ligt "verder versnipperd raakt" kan ik niet onderschrijven. De Brederodelaan - die volgens
opgave van de gemeente ongeveer 16 meter breed is - vormt ook nu al een onmiskenbare
scheiding tussen het landgoed Schapenduinen aan de ene kant van de weg en Caprera aan de
andere kant. Dat wordt niet anders als het verkeer toeneemt. Ik teken hierbij aan dat de toename
van het verkeer in de praktijk vermoedelijk vooral zal betekenen dat het verkeer op de
drukste uren (ochtend- en avondspits) toeneemt. Daardoor valt het extra verkeer minder op.
Voorts is er van de zijde van de gemeente op gewezen, dat de Brederodelaan bij belangrijke
hockeywedstrijden, die veel bezoekers trekken, intensief wordt gebruikt. Deze incidentele
piekbelastingen zijn niet als zodanig zichtbaar in de cijfers waarmee gerekend wordt.
Overigens gaat het naar mijn mening te ver om de omstandigheid, dat de kans dat
(zoog)dieren worden aangereden toeneemt als het verkeer over het zuidelijke deel van de
Brederodelaan toeneemt, te beschouwen als een gevolg van het bestemmingsplan "Meer en
Berg". Er is immers geen enkele reden te veronderstellen dat alléén de auto's van en naar het
plangebied aanrijdingen zullen (kunnen) veroorzaken.
Met betrekking tot de luchtkwaliteit merk ik op dat, blijkens het rapport van 25 januari 2006
en een aanvullende notitie van l augustus 2006 van het raadgevend ingenieursbureau
Lichtveld Buis en Partners BV, die de gemeente in haar brief aan gedeputeerde staten van 27
januari 2006 noemt (en die ik als stuk 6G en stuk 6H bij dit verslag heb gevoegd), de grenswaarden
van het Besluit luchtkwaliteit 2005 niet worden overschreden.
Volledigheidshalve voeg ik hieraan toe, dat in het rapport en in de notitie is gerekend
met de verkeersintensiteiten, die in 2015 zijn te verwachten, in totaal 6.399 mvt/etm, waaronder
1.362 mvt/etm vanwege het plangebied (zie stuk 6H, blz. 9, tabel LI). Uit dezerzijds
uitgevoerde berekeningen is gebleken dat ook bij verkeersbijdragen van l .500 mvt/etm (mijn
aanname) en 1.816 mtv/etm (het "worst-case-scenario" volgens appellanten) de bedoelde
grenswaarden niet worden overschreden.

voor Milieu en Ruimtelijke Ordening
Ons kenmerk Datum Bladnummer
StAB/37423/H 6 maart 2007 9
Bijlagen bij het verslag ex artikel 47 van de Algemene wet bestuursrecht inzake
200607320/1/R1
6A fragment van blad 25 A van de topografische kaart van Nederland (uitgave 2004);
6B e-mail van de NOZOS Noord-Hollandse Zoogdierstudiegroep;
6C e-mail van de Stichting Anemoon;
6D e-mail van Laurens Sparrius, coördinator onderzoek en advies van BLWG |
Bryologische en Lichenologische Werkgroep;
6E notitie van Royal Haskoning van 24 j anuari 2006;
6F idem van 9 februari 2007;
6G rapport van 25 januari 2006 van LBP, Lichtveld Buis & Partners, Raadgevende
ingenieurs;
6H aanvullende notitie van l augustus 2006 van LBP;
61 rapport van de ecoloog van de Stichting Schapenduinen en begeleidend schrijven van
12 februari 2007 van de vertegenwoordiger van de Stichting;
6J luchtfoto (Google Earth) van de Brederodelaan met het landgoed Schapenduinen
(oostzijde van de weg) en Caprera (westzijde).

(6-2-2007) mr. P.W.N. Arriens-NOZOSReactievragenStab.doc Page 1
NOZOS Noord-Hollandse Zoogdierstudiegroep
PER E-MAIL
aan: Stichting Advisering Bestuursrechtspraak
t.a.v. mr. P.W.N. Arriëns
Betreft: Bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Amsterdam, 5 februari 2007
Geachte heer Arriëns,
In uw email van 17 januari 2007 meldt u dat u door de Raad van State als deskundige bent
aangewezen om de gevolgen van het bestemmingsplan Meer en Berg in kaart te brengen. U
zegt dat het daarbij alleen gaat om de vraag in hoeverre het verkeer op de Brederodelaan door
dit bestemmingsplan zal toenemen en wat de gevolgen daarvan zijn.
Aan de NOZOS stelt u een aantal vragen naar aanleiding van ons rapport "Vleermuizen en de
Brederodelaan" van maart 2006:
1. Kunnen wij de constatering op bladzijde 9 van het rapport dat "door bijvoorbeeld de
afname van de luchtkwaliteit ook de kwaliteit van de habitat achteruit zal gaan"
specificeren?
2. Is bekend of de door de gemeente verwachte toename van het verkeer (van circa 800
motorvoertuigen per etmaal op een totaal van 4000) de luchtkwaliteit zo nadelig
beïnvloedt, dat vleermuizen er last van hebben? Als niet bekend is of 800 mtv/e
bedreigend zijn voor de habitat van vleermuizen, is dan bekend welk aantal wel
bedreigend is?
3. Hoe druk moet een weg zijn, waar vleermuizen niet (meer) overheen durven?
Vooraf
Allereerst wijzen wij op onze brief aan Stichting Schapenduinen van 8 oktober 2006. Hierin
wordt verslag gedaan van de zomerinventarisatie van vleermuizen in de speciale
beschermingszone ter hoogte van de Brederodelaan en worden de potentiële effecten van
toenemend verkeer op deze laan in kaart gebracht. Van Stichting Schapenduinen hebben wij
begrepen dat zij deze briefin de procedure over het bestemmingsplan heeft ingediend. Wij
gaan ervan uit dat u hierover beschikt, zo niet, dan zenden wij u graag een kopie.
In de brief van 8 oktober hebben wij uiteengezet dat in elk geval de volgende
vleermuissoorten in het gebied voorkomen: de baardvleermuis (Myotis mystacinus cf), de
watervleermuis (M. daubentoniï), de franjestaart (M. nattererï), de gewone dwergvleermuis
Pag. l

(§-2-2007).mr. P.W.N. Arriens - NOZOS Reactie vragen Stab.doc ' Page 2
(Pipistrellus pipistrellus), de ruige dwergvleermuis (P. nathusiï), de rosse vleermuis
(Nyctalus noctuld), de laatvlieger (Eptesicus serotinus) en de gewone grootoorvleermuis
(Plecotus aurïtus). Van de meeste van deze soorten is vastgesteld of achten wij op basis van
de inventarisatie en de ecologische kennis van de verschillende vleermuissoorten zeer
aannemelijk dat zij vaste verblijfplaatsen hebben op het landgoed Schapenduinen of Klein
Wildhoef. Vooral de monitoringgegevens uit de winterverblijven is een aanwijzing dat de
vleermuizen ook in de omgeving van Schapenduinen (in het Natura 2000-gebied) een
kraamkolonie of een zomerkolonie hebben.
Op basis van de uitgevoerde inventarisatie is zeer waarschijnlijk dat het landgoed
Schapenduinen en Klein Wildhoef voor de genoemde vleermuissoorten een voortplantingsen
foerageergebied vormt samen met het aan de andere zijde van de Brederodelaan gelegen
meertje van Caprera e.o. Om van verblijfplaats naar jachtgebied en omgekeerd te gaan,
passeren de individuen verscheidene keren per etmaal de Brederodelaan. Er zijn waarneming
van laag overvliegende dieren (bijvoorbeeld van watervleermuizen). Zowel Schapenduinen,
Klein Wildhoef als het meertje van Caprera behoren tot de speciale beschermingszone
Kennemerland-Zuid (c.q. het Natura 2000-gebied).
Bij het beantwoorden van de vraag wat de gevolgen zijn van extra verkeer op de
Brederodelaan voor de genoemde vleermuizen, moet u zich realiseren dat het niet mogelijk is
een standaard antwoord op deze vraag te geven voor alle aangetroffen soorten. Elke soort
vertoont zijn eigen kenmerken en landschapsgebruik en zal op een toename van verkeer en de
daarmee samenhangende effecten anders reageren. Terwijl sommige vleermuissoorten
bijvoorbeeld worden afgestoten door extra verlichting als gevolg van meer autoverkeer, kan
een andere soort hierdoor juist worden aangetrokken (wat meer verkeersslachtoffers kan
eisen).
Om te kunnen aangeven wat de gevolgen voor de aanwezige vleermuissoorten zijn, is het
bovendien noodzakelijk om nauwkeurig inzicht te hebben in de omvang van de aanwezige
populaties en in de locatie en omvang van leef- en jachtgebieden. Zo zullen meer
verkeersslachtoffers ernstigere gevolgen hebben voor een kleine populatie dan voor een grote
en zal het effect van versnippering van het leefgebied groter zijn als dat leefgebied klein is en
er weinig tot geen alternatieven in de omgeving zijn. De door de NOZOS uitgevoerde
inventarisaties verschaffen slechts een begin van dit inzicht. Uitdrukkelijk wijzen wij u er op
dat om uw vragen meer volledig en exacter te kunnen beantwoorden, eerst meer onderzoek
naar de aanwezige vleermuizen zal moeten worden uitgevoerd.
Gevolgen extra verkeer op kwaliteit habitat (ad 1)
Zoals al uit het bovenstaande blijkt, vormt het landgoed Schapenduinen en Klein Wildhoef
samen met het aan de andere zijde van de Brederodelaan gelegen Meertje van Caprera e.o. op
dit moment een goed habitat voor verscheidene soorten vleermuizen. Gebleken is dat in de
huidige situatie (het verkeer op) de Brederodelaan geen onoverkomelijke barrière vormt. De
waarneming van overvliegende watervleermuizen van Schapenduinen naar het Meertje van
Caprera bevestigt dit. Deze situatie kan echter veranderen door een forse verhoging van de
verkeersintensiteit op de Brederodelaan.
Pag. 2

(§-2-20071 mr- P-WlvTArriens- NOZOS Reactie vragienlStab^doc Page 3
Vleermuizen zijn bijzonder kwetsbare zoogdieren; het zijn meestal relatief kleine kolonies,
en minder dan de helft van de vrouwtjes krijgt één jong. Daarnaast is er een flinke mortaliteit
in het eerste levensjaar, bijna de helft van de jongen overleeft de eerste overwintering niet.
Vleermuizen staan hoog in de voedselpiramide. Niet alleen grote ingrepen in het landschap,
maar ook ogenschijnlijk weinig ingrijpende veranderingen kunnen van invloed zijn op
vleermuizen. Een aanmerkelijke verhoging van de verkeersintensiteit op een bestaande weg
kan voor aanwezige vleermuispopulaties zeer relevant zijn.
Bij een aanmerkelijke toename van de verkeersintensiteit op een bestaande weg kunnen
diverse effecten worden onderscheiden. In de eerste plaats leidt extra verkeer tot een toename
van het aantal verkeersslachtoffers. Dit zal zich vooral voordoen bij laagvliegende soorten:
gewone grootoorvleermuis, laatvlieger, franjestaart en watervleermuis. Dit aanrijdingsrisico
wordt vergroot doordat ter plaatse een jachtgebied als het Meertje van Caprera zeer dicht
tegen de Brederodelaan aan ligt.
Uit modelberekeningen komt naar voren dat bij een bepaalde verkeerstoename op een weg,
vleermuizen niet langer zullen proberen over te steken (Met vleermuizen overweg, p. 14). In
dat geval wordt de weg een absolute barrière voor deze vleermuizen. De traditie van een
bepaalde vliegroute wordt daardoor doorbroken. Hierdoor worden verbindingsroutes tussen
verblijfplaatsen - bijvoorbeeld het landgoed Schapenduinen - en jachtgebieden -
bijvoorbeeld het Meertje van Caprera - doorsneden. Dit heeft tot gevolg dat het leef- en
jachtgebied van de aanwezige vleermuizen versnipperd raakt en fors afneemt in omvang en
kwaliteit. Dit effect wordt versterkt door de met het extra verkeer samenhangende toename
van verstoring, lawaai en licht.
Wanneer nog geen sprake is van een absolute barrièrewerking door het extra verkeer, wordt
aangenomen dat het blijven gebruiken van de bestaande vliegroutes over de Brederodelaan
meer energie kost en - mede daardoor - grotere risico's en verminderde vitaliteit voor de
(populatie) vleermuizen betekent (want een geringere reproductie).
Behalve een toename van verkeersslachtoffers en een vergroting van de barrièrewerking,
kunnen de met verkeerstoename gepaard gaande trillingen, geluid, licht en stank leiden tot
een verstoring of zelfs direct verlies van verblijfplaatsen van vleermuizen in de directe
omgeving van de Brederodelaan.
Voor vleermuissoorten die verlichte plekken vermijden, zoals baardvleermuis,
watervleermuis en franjestaart, kan een toename van de (onregelmatige) verlichting op de
Brederodelaan (door meer koplampen op de weg) bovendien leiden tot een verkleining van
het voedselzoekgebied, zeker nu ter plaatse een voornaam jachtgebied als het Meertje van
Caprera dicht tegen de Brederodelaan aanligt (vgl. Hinder van nachtelijk kunstlicht voor
mens en natuur, Gezondheidsraad 30 november 2000, p. 23).
Voor vleermuizen met een fluistersonar als gewone grootoorvleermuis en franjestaart kan een
vergelijkbaar effect optreden door de toename van het verkeersgeluid. Er zijn aanwijzingen
dat grootoorvleermuizen en franjestaarten hun prooien zoeken op basis van het geluid dat de
insecten zelf maken. Het is evident dat verkeerslawaai dat geluid makkelijk overstemd. Dat
Pag. 3

P.W.N. Arriens - NOZOS Reactie vragen Stab.doc ' " '""""'" Page 4
betekent een afname van het geschikte habitat voor de fewone grootoorvleermuis en de
franjestaart of minstens een significante afname van de periode waarin deze beschermde
dieren kunnen jagen.
Behalve voornoemde directe effecten, kan extra verkeer op de Brederodelaan ook indirect
gevolgen hebben op de aanwezige vleermuizen. Extra verkeer zal immers leiden tot meer
uitstoot van luchtverontreinigende stoffen en daarmee tot een toename van de
luchtverontreiniging. Een systemen waar luchtverontreiniging op ingrijpt wordt veroorzaakt
door het mobiel worden van aluminiumcomplexen in de bodem. Aluminium is giftig voor
bomen. Door de sterfte van de bomen als gevolg van het vrijkomende aluminium verandert
de structuur van het bos aanzienlijk. Hierdoor neemt de kwaliteit van het habitat voor de
vleermuizen af. Voor deze effecten zijn - voor zover ons bekend - geen minimumniveaus
aanwezig. Bij een lagere dosis is het eerder een langere periode waarin de effecten zichtbaar
zijn. Toename van verkeer bespoedigt dit effect.
Samenvattend kan worden geconcludeerd dat een aanmerkelijke toename van het verkeer op
de Brederodelaan voor de aanwezige vleermuissoorten versnippering, verkleining van het
leefgebied en afhame van de kwaliteit van het leefgebied tot gevolg kan hebben en de relatie
tussen verblijfplaatsen en jachtgebieden van vleermuizen onder druk kan zetten. Onderzoek
laat zien dat dit - zeker bij kleine populaties - tot gevolg kan hebben dat de overlevingskans
verminderd. Verder kan het tot gevolg hebben dat de metapopulatie in kwaliteit en kwantiteit
verminderd. Met andere woorden dat de populaties die nu nog onderling contact hebben, dat
later niet meer hebben. Afstand en de weerstand van het landschap (de moeite die het kost om
te migreren) zijn daarbij van belang. Door habitatversnippering raken deelpopulaties van
elkaar geïsoleerd, wat tot een verhoogd risico van uitsterven en genetische verarming van de
soort leidt. Een aanmerkelijke toename van het verkeer kan bovendien leiden tot een
verstoring en verlies van (kwaliteit van) verblijfplaatsen en jachtgebieden. De relatie tussen
jachtbiotoop en verblijfplaatsen wordt complexer. Zeker in een omgeving waarin door allerlei
ontwikkelingen, zoals de plaatsing van verlichting om sportvelden, alternatieven voor
vleermuizen al zijn beperkt, kan dit de overlevingskans van aanwezige populaties verkleinen.
Om exact in kaart te brengen wat de gevolgen van een aanmerkelijke verkeerstoename zijn,
zal overigens eerst meer onderzoek moeten worden gedaan zodat een beter inzicht wordt
verkregen in onder meer de omvang van de aanwezige vleermuispopulaties en in de locaties
en omvang van de leef- en jachtgebieden. Ook is een empirisch onderzoek wenselijk om de
effecten te kwantificeren.
Relevante verkeerstoename (ad 2)
De vraag bij welke toename van het verkeer op de Brederodelaan de hiervoor besproken
effecten zich zullen voordoen, is niet in zijn algemeenheid en niet zonder nader onderzoek te
beantwoorden. Het ene effect - zoals de verstoring van de jachtgebieden - zal zich eerder
voordoen dan het andere effect - zoals de absolute barrièrevorming. Bovendien is de ene
soort gevoeliger dan de andere soort (waarbij bijvoorbeeld kan worden gedacht aan het al dan
niet gevoelig zijn voor licht en/of geluid, of aan het gedrag van het dier in het landschap).
Voorop staat dat de Brederodelaan met de huidige verkeersintensiteit al een hindernis is voor
de vleermuizen. Uit het feit dat tot op heden waarnemingen worden gedaan van
Pag. 4

($-2-2007) mr. P.W.N. Arriens - NOZOS Reactie vragen Stab.doc ~ ""'""'"".''.. . Page 5
overvliegende vleermuizen, blijkt dat de Brederodelaan op dit moment nog geen absolute
barrière vormt. Het verkeer op de Brederodelaan zal echter naar verwachting ook zonder het
nieuwe bestemmingsplan Meer en Berg alleen maar toenemen. Bovendien zijn er binnen de
gemeente Bloemendaal andere plannen waardoor die verkeerstoename op de Brederodelaan
nog wordt vergroot (zoals de herinrichting Kennemerweg).
Er komt een moment waarop vleermuizen de Brederodelaan onmogelijk nog kunnen
passeren. Om vooraf te bepalen welk moment dit precies is, kan niet zonder uitgebreid
onderzoek. Wij achten het echter niet onaannemelijk dat dit effect optreedt bij de min of meer
abrupte toename met 800 mvt/e door de nieuwe woonwijk. 800 mvt/e betekent in feite 20 tot
25% meer verkeer op de Brederodelaan. Dat is zonder meer significant en zal één of meer
van de bovenbeschreven effecten hebben op het habitat en daarmee op de aanwezige
vleermuizen in dit deel van de speciale beschermingszone. In elk geval zal 20 tot 25% meer
verkeer leiden tot minimaal een gelijke stijging van het aantal verkeersslachtoffers.
Overigens hebben wij van Stichting Schapenduinen begrepen dat de schatting dat de nieuwe
woningen op Meer en Berg zullen leiden tot 800 mvt/e meer auto's op de Brederodelaan te
laag is en dat Stichting Schapenduinen uitgaat uit van een verkeerstoename van tenminste
40%. Het spreekt vanzelf dat de gevolgen voor de aanwezige vleermuispopulaties in dat geval
nog veel groter zullen zijn.
Absolute barrière (ad 3)
Of sprake zal zijn van een absolute barrièrewerking van de Brederodelaan door het extra
verkeer hangt van een groot aantal factoren af, waaronder het aantal verkeersslachtoffers. Niet
iedere vleermuissoort zal hetzelfde probleem hebben met een toenemende barrièrewerking
van een weg. Soorten die hoog vliegen (rosse vleermuis) zullen geen of nauwelijks hinder
ondervinden, terwijl soorten die laag vliegen (of onder de gegeven omstandigheden laag
vliegen) er veel meer hinder van hebben. Het is een kwestie van kansberekening of de
vleermuis als verkeersslachtoffer kan eindigen met een significant effect op de populatie.
Factoren als verkeersdruk, rijsnelheid, tijdstip, omvang van het habitat en de populatie,
vliegbewegingen en vlieghoogte zijn enkele factoren in die berekening. De tot op heden door
NOZOS uitgevoerde onderzoeken zijn inventariserend van karakter geweest (de eerste stap
voor het verkrijgen van meer inzicht in de potentiële effecten). Om met voldoende zekerheid
conclusies te kunnen trekken, is eerst meer onderzoek nodig.
Uit onderzoek naar de das (Meles meles) is gebleken dat als 10% van de populatie als
verkeersslachtoffer sterft dat een significant effect heeft op de omvang en de levenskracht van
de populatie. Zo'n effect kan al bereikt worden vóórdat sprake is van een absolute barrière
veroorzaakt door de verkeersdruk. Het zal duidelijk zijn dat voor kleine populaties
(franjestaart) sneller een effect zichtbaar zal zijn dan bij grote populaties (gewone
dwergvleermuis). Bij de franjestaart is één slachtoffer per jaar al funest, de populatie is
slechts enkele exemplaren groot.
Overigens wijzen wij erop dat ook vóórdat sprake is van een definitieve barrièrevorming een
toename van het verkeer op de Brederodelaan ingrijpende gevolgen kan hebben voor de
aanwezige vleermuizen. Daarbij kan onder meer worden gedacht aan de beschreven effecten
Pag. S

(p-2-2007jmr.P.W.N.Arriens-NOZOSReactievragenStab.doc Page 6
op verblijf- en jachtgebieden en aan de hogere risico's van het oversteken van de
Brederodelaan.
Tot slot
Wij hebben de door u gestelde vragen zo goed als mogelijk beantwoord. Indien één en ander
nog een nadere toelichting behoeft, zullen wij u wederom proberen behulpzaam te zijn. Wel
vinden wij het hier van belang te benadrukken dat naar onze mening het op de weg ligt van de
initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling met grote negatieve effecten op de aanwezige
natuurwaarden om door zorgvuldig onderzoek aan te tonen dat er geen schade wordt
veroorzaakt. Dit geldt nog extra voor deze locaties, die immers tot het Natura 2000-gebied
Kennemerland-Zuid behoren. Zo een zorgvuldig onderzoek is ons niet bekend.
Tot slot willen wij u nog speciaal wijzen op het voorkomen van de fransjestaart ter plaatse.
De franjestaart is in Nederland een van de meest zeldzame vleermuissoorten. Het Natura
2000 gebied dat aan beide kanten van de Brederodelaan ligt, vormt bij uitstek een geschikt
habitat voor deze soort. Het is van groot belang, juist vanwege de zeldzaamheid van deze
soort, dat dit gebied zoveel mogelijk in tact wordt gelaten. Dat sluit ook aan bij het doel van
Natura 2000: het behoud en herstel van de ruimtelijke samenhang en van de natuurlijke
kenmerken en de samenhang van de ecologische structuur en functies van het gebied.
Hoogachtend,
NOZOS
Pag. 6

i * Re»: FW: bestemmingsplan "Meer en Berg" pagina l van 2 ^
mr. P.W.N. Arriens - RE: FW: bestemmingsplan "Meer en Berg"
Van: "Stichting ANEMOON"
Aan: '"mr. P.W.N. Arriens'"
Datum: Do, feb l, 2007 3:11
Onderwerp: RE: FW: bestemmingsplan "Meer en Berg"
CC: "'Rykel de Bruyne'"
Geachte heer/mevrouw Arriens,
Hieronder treft u de antwoorden van onze mollusken - expert als reaktie op uw vragen.
Met vriendelijke groeten
Adriaan Gmelig Meyling
(voorzitter van Stichting ANEMOON)
Van: Rykel de Bruyne [mailto:bruyne@science.uva.nl]
Verzonden: dinsdag 30 januari 2007 12:02
Aan: Stichting ANEMOON
CC: AGLG@CBS.nl
Onderwerp: Re: FW: bestemmingsplan "Meer en Berg"
Beste voorzitter,
Ik ben van mening dat er in elk geval sprake kan zijn van indirecte invloed op het voorkomen van de
Nauwe korfslak. Deze soort overwinterd (bij minder strenge winters) tussen mossen en bladafval.
Mossen en schimmelsporen
vormen ook oa. het voedsel. Het is bekend dat, zeker in duingebieden, toegenomen verkeer
leidt tot druk op (korst-)mossen. Ook is rondom wegen sprake van verarming in de
bodembedekkende kruidlaag en van verzuring van de bodemlaag als gevolg van uitstoot van verkeer.
Directe gevolgen kunnen liggen in de mindere uitwisseling van genen tussen populaties door
mogelijk verdwijnen van naast de wegen gelegen voorkomens. Het laatste is ZEKER het geval voor
de eveneens beschermde wijngaardslak ter plaatse; een populatie die
als historisch en uiterst belangrijk beschouwd mag worden.
Aan de laatste soort lijkt, zeer onterecht, bij de behandeling van het bestemmingsplan, niet
voldoende aandacht geschonken.
Het voorkomen van de Platte schijfhoren in aanwezige wateren kon (nog) niet worden aangetoond;
maar onderzoek is nog steeds gaande. Voor de Platte schijfhoren, een waterslak, geldt zeker dat deze
zeer gevoelig is voor watervervuiling. Het is goed mogelijk dat een toename van verkeer van invloed
is op de kwaliteit van het oppervlakte water in de omgeving.
U kunt desgewenst mijn mail doorsturen naar betreffenden,
Vriendelijke groeten,
Rykel H. de Bruyne
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

, '' Re: FW: bestemmingsplan "Meer en Berg" pagina 2 van 2
*
<
(deskundige Nederlandse Mollusken, landelijk coördinator Atlasproject Nederlandse Mollusken,
medewerker Stichting ANEMOON)
Van: mr. P.W.N. Arriens [mailto:P.W.N.Arriens@stab.nl]
Verzonden: maandag 29 januari 2007 11:57
Aan: anemoon@cistron.nl
Onderwerp: bestemmingsplan "Meer en Berg"
L.S.
In de procedure over het bestemmingsplan "Meer en Berg", die thans bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State aanhangig is, heeft de Afdeling de Stichting Advisering
Bestuursrechtspraak (StAB) benoemd als deskundige. Aan de StAB is gevraag de gevolgen van het
plan te beschrijven, voor zover van belang voor de behandeling van de beroepen (van de Stichting
Schapenduinen en van een andere appellant).
De Stichting Schapenduinen heeft bij haar beroepschrift een briefan de Stichting Anemoon van 4
oktober 2006 (kenmerk Caprera_01) overgelegd.
In die brief concludeert Anemoon dat aannemelijk is dat de nauwe korfslak en de platte schijfhoren
rond de Brederodelaan ter hoogte van Schapenduinen en Caprera voorkomen.
Dit geeft mij aanleiding U te vragen of, en zo ja, in hoeverre toename van het verkeer op de
Brederodelaan (nadelige) gevolgen heeft voor (één van) beide soorten.
Gaarne van U vernemend, teken ik,
hoogachtend, P.W.N. Arriens
De informatie verzonden met dit e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Gebruik
van deze informatie door anderen dan de geadresseerde is niet toegestaan. Openbaarmaking,
vermenigvuldiging,verspreiding en /of verstrekking aan derden is niet toegestaan. De Stichting
Advisering Bestuursrechtspraak staat niet in voor de juiste en volledige overbrenging van de inhoud
van onderhavig e-mailbericht, noch voor tijdige ontvangst daarvan. Dit e-mailbericht is niet voorzien
van een rechtsgeldige handtekening. Aan de inhoud van dit bericht kunnen dan ook geen rechten
worden ontleend.
This outbound message from KPN has been checked for all known viruses by KPN MailScan,
powered by MessageLabs. For further information visit: http^/www.kpn.com/kpn/show/id^l 183952
This inbound message to KPN has been checked for all known viruses by KPN MailScan, powered
by MessageLabs. For further information visit: http://www.kpn.com/kpn/show/id=l 183952
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

mr. P.W.N. Arriens - RE: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente
Bloemendaal
Van: Laurens Sparrius
Aan: '"mr. P.W.N. Arriens 1 "
Datum: Do, jan 18, 2007 20:51
Onderwerp: RE: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Geachte heer Arriens,
pagina l van 2
Dank voor uw vragen. Op een aantal bomen vlak langs de Brederodelaan komen soorten korstmossen voor
die gevoelig zijn voor stikstofoxiden en fijnstof (stoffen die de zuurgraad en voedselrijkdom van de
boomschors beïnvloeden). Bij een toename van de verkeersdruk is een verandering aannemelijk, maar een
preciese kwantificering is niet mogelijk.
Met kansrijk wordt bedoeld: plekken waar deze soorten momenteel voorkomen.
De zone waarin effecten worden verwacht zijn alleen die delen van het landgoed die aan de weg grenzen.
Dus de eerste 10-15 meter van de weg af. Vanaf die afstand worden uitlaatgassen en fijnstof stoffen in de
verticale luchtkolom gemengd en tevens gefilterd door bos en struweel.
Met vriendelijke groet,
Laurens Sparrius
BLWG | Bryologische en Lichenologische Werkgroep
coördinator onderzoek en advies
Laurens Sparrius, Vrijheidslaan 27, 2806 KE Gouda
tel. 0182-538761 fax. 0847-102963
www.blwq.nl
Van: mr. P.W.N. Arriens [mailto:P.W.N.Arriens@stab.nl]
Verzonden: donderdag 18 januari 2007 11:15
Aan: sparrius@blwg.nl
Onderwerp: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Geachte heer Sparrius,
Zoals U misschien bekend is , is het bestemmingsplan Meer en Berg, dat de bouw van woningen mogelijk
maakt op het terrein van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis in Bloemendaal, onderwerp van geschil
tussen de Stichting Schapenduinen en de gemeente Bloemendaal.
Het meningsverschil tussen de Stichting en de gemeente is nu teruggebracht tot de vraag hoeveel extra
verkeer over de Brederodelaan zal rijden als de woningen op het terrein Meer en Berg gebouwd en
bewoond zijn en welke gevolgen dit zal hebben voor de flora en fauna van het deel van landgoed
Schapenduinen en van Caprera, dat aan de Brederodelaan grenst.
De zaak ligt nu bij de Raad van State. Deze heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (Stab)
aangewezen als deskundige om de gevolgen van het bestemmingsplan in kaart te brengen.
Bij haar beroepschrift heeft de stchting Schapenduinen een in haar opdracht opgesteld rapport
overgelegd, getiteld Mossen en korstmossen in de duinbossen van Schapenduinen en Caprera (BLWG-
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

pagina 2 van 2
rapport 2006.01, februari 2006). Eén van de conclusies van dat rapport is (bladzijde 6) dat "een sterke
toename van het autoverkeer" wegens het door het verkeer veroorzaakte stof verzuringsgevoelige
korstmossen op bomen bedreigt.
Deze passage geeft mij aanleiding U te vragen of nader kan worden aangegeven wat wordt verstaan
onder "sterke toename".
Volgens het rapport zijn alle "kansrijke plekken voor mossen en korstmossen in een smalle strook langs de
Brederodelaan" bezocht.
Dit brengt mij tot de vraag hoe breed (of smal) die strook precies was en of de bedreigde korstmossen
(ook of juist) binnen die strook zijn aangetroffen (het woord "kansrijk" suggereert, dat de mossen er in
beginsel zouden kunnen groeien, maar er - nog - niet zijn).
Gaarne van U vernemend, teken ik
hoogachtend, P.W.N. Arriëns
telefoonnummer (kantooruren): 070-3150164
De informatie verzonden met dit e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Gebruik van
deze informatie door anderen dan de geadresseerde is niet toegestaan. Openbaarmaking,
vermenigvuldiging/verspreiding en /of verstrekking aan derden is niet toegestaan. De Stichting Advisering
Bestuursrechtspraak staat niet in voor de juiste en volledige overbrenging van de inhoud van onderhavig
e-mailbericht, noch voor tijdige ontvangst daarvan. Dit e-mailbericht is niet voorzien van een rechtsgeldige
handtekening. Aan de inhoud van dit bericht kunnen dan ook geen rechten worden ontleend.
This outbound message from KPN has been checked for all known viruses by KPN MailScan, powered by
MessageLabs. For further Information visit: http://www.kpn.com/kpn/show/id=1183952
This inbound message to KPN has been checked for all known viruses by KPN MailScan, powered by
MessageLabs. For further information visit: http://www.kpn.com/kpn/show/id=1183952
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

pagina l van 3
mr. P.W.N. Arriens - RE: Bet r.: RE: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente
Bloemendaal
Van: Laurens Sparrius
Aan: "'mr. P.W.N. Arriens" 1
Datum: Za, jan 20, 2007 12:49
Onderwerp: RE: Betr.: RE: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Geachte heer Arriens,
Met verandering wordt bedoeld: gevoelige (gevoelig voor fijnstof en stikstofoxides) voor het duingebied
karakteristieke soorten nem af in aantal. Er komen dan andere, niet voor het duingebied
karakteristieke soorten voor in de plaats.
Korstmossen komen vooral voor op lichte plekken, in dit geval in de bosrand. De soorten waar het hier om
gaat komen vooral voor langs de westrand van Schapenduinen parallel aan de Brederodelaan op grote,
vrijstaande bomen (lindes). Verder naar het midden en noorden van het bos is de beschaduwing te groot
voor een weelderige korstmossenbegroeiing.
Een andere plek waar een aantal karakteristieke korstmossen voorkomen, is op de populieren langs de
westzijde Brederodelaan ter hoogte van het Meertje van Caprera, direct langs de weg.
Met vriendelijke groet,
Laurens Sparrius
Van: mr. P.W.N. Arriens [mailto:P.W.N.Arriens@stab.nl]
Verzonden: vrijdag 19 januari 2007 11:22
Aan: sparrius@blwg.nl
Onderwerp: Betr.: RE: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Geachte heer Sparrius,
Dank voor uw snelle reactie.
Zoudt U nader kunnen aangeven, wat U bedoelt met verandering? Loopt het aantal bomen met
korstmossen terug, stagneert de ontwikkeling van de reeds aanwezige korstmossen of wordt de kans op
uitbreiding van het (bestaande) aantal bomen met korstmossen kleiner?
Verder zou ik U nog willen vragen of buiten de zone van 10 tot 15 meter aan weerszijden van de weg ook
korstmossen zijn gevonden. Als dat zo is, is dan te zeggen waar de "korstmosdichtheid" het grootst is,
binnen of buiten de zone?
Bij voorbaat dank voor uw reactie,
Hoogachtend, P.W.N. Arriens
>» Laurens Sparrius 01/18/07 8:49 >»
Geachte heer Arriens,
Dank voor uw vragen. Op een aantal bomen vlak langs de Brederodelaan komen soorten korstmossen
voor die gevoelig zijn voor stikstofoxiden en fijnstof (stoffen die de zuurgraad en voedselrijkdom van de
boomschors beïnvloeden). Bij een toename van de verkeersdruk is een verandering aannemelijk, maar
een preciese kwantificering is niet mogelijk.
Met kansrijk wordt bedoeld: plekken waar deze soorten momenteel voorkomen.
De zone waarin effecten worden verwacht zijn alleen die delen van het landgoed die aan de weg grenzen.
Dus de eerste 10-15 meter van de weg af. Vanaf die afstand worden uitlaatgassen en fijnstof stoffen in de
verticale luchtkolom gemengd en tevens gefilterd door bos en struweel.
file ://C ADocuments and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

Met vriendelijke groet,
Laurens Sparrius
BLWG | Bryologische en Lichenologische Werkgroep
coördinator onderzoek en advies
Laurens Sparrius, Vrijheidslaan 27, 2806 KE Gouda
tel. 0182-538761 fax. 0847-102963
www.bjyyg.ni
Van: mr. P.W.N. Arriens [mailto:P.W.N.Arriens@stab.nl]
Verzonden: donderdag 18 januari 2007 11:15
Aan: sparrius@blwg.nl
Onderwerp: bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente Bloemendaal
Geachte heer Sparrius,
pagina 2 van 3
Zoals U misschien bekend is, is het bestemmingsplan Meer en Berg, dat de bouw van woningen
mogelijk maakt op het terrein van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis in Bloemendaal, onderwerp van
geschil tussen de Stichting Schapenduinen en de gemeente Bloemendaal.
Het meningsverschil tussen de Stichting en de gemeente is nu teruggebracht tot de vraag hoeveel extra
verkeer over de Brederodelaan zal rijden als de woningen op het terrein Meer en Berg gebouwd en
bewoond zijn en welke gevolgen dit zal hebben voor de flora en fauna van het deel van landgoed
Schapenduinen en van Caprera, dat aan de Brederodelaan grenst.
De zaak ligt nu bij de Raad van State. Deze heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (Stab)
aangewezen als deskundige om de gevolgen van het bestemmingsplan in kaart te brengen.
Bij haar beroepschrift heeft de stchting Schapenduinen een in haar opdracht opgesteld rapport
overgelegd, getiteld Mossen en korstmossen in de duinbossen van Schapenduinen en Caprera (BLWGrapport
2006.01, februari 2006). Eén van de conclusies van dat rapport is (bladzijde 6) dat "een sterke
toename van het autoverkeer" wegens het door het verkeer veroorzaakte stof verzuringsgevoelige
korstmossen op bomen bedreigt.
Deze passage geeft mij aanleiding U te vragen of nader kan worden aangegeven wat wordt verstaan
onder "sterke toename".
Volgens het rapport zijn alle "kansrijke plekken voor mossen en korstmossen in een smalle strook langs
de Brederodelaan" bezocht.
Dit brengt mij tot de vraag hoe breed (of smal) die strook precies was en of de bedreigde korstmossen
(ook of juist) binnen die strook zijn aangetroffen (het woord "kansrijk" suggereert, dat de mossen er in
beginsel zouden kunnen groeien, maar er - nog - niet zijn).
Gaarne van U vernemend, teken ik
hoogachtend, P.W.N. Arriens
telefoonnummer (kantooruren): 070-3150164
De informatie verzonden met dit e-mailbericht is uitsluitend bestemd voor de geadresseerde. Gebruik
van deze informatie door anderen dan de geadresseerde is niet toegestaan. Openbaarmaking,
vermenigvuldiging,verspreiding en /of verstrekking aan derden is niet toegestaan. De Stichting
Advisering Bestuursrechtspraak staat niet in voor de juiste en volledige overbrenging van de inhoud van
onderhavig e-mailbericht, noch voor tijdige ontvangst daarvan. Dit e-mailbericht is niet voorzien van een
rechtsgeldige handtekening. Aan de inhoud van dit bericht kunnen dan ook geen rechten worden
ontleend.
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 7-2-2007

Notitie
Aan
Van
Datum
Kopie
Onze referentie
Betren
Aanvullende notitie
ACOMMNYOF
D D D
D • D_
D D D
r
ROYAL HASKONINC
HASKONING NEDERLAND BV
gemeente Bloemendaal RUIMTELIJKE ONTWIKKELING
Hella Pomarius
24 januari 2006
/N/hepo/Amst
Bestemmingsplan Meer en Berg
Effecten door toenemend verkeer op de Brederodelaan op Schapenduinen (onderdeel van
het Habitatrichtlijngebied)
Inleiding
In de rapporten "Effectenstudie uitvoerbaarheid Bestemmingsplan Meer en Berg inzake
natuurwaarden" (Royal Haskoning 2003; rapportnummer 9M1479.BO/R00002/HePo/ivha) en
"Aanvullende effectenstudie uitvoerbaarheid bestemmingsplan Meer en Berg inzake
natuurwaarden" (Royal Haskoning, rapportnummer 9M1479.BO/R00003/HePo/vh) zijn de
ecologische effecten beschreven die optreden als gevolg van de uitvoering van het
bestemmingsplan Meer en Berg.
In deze studies zijn de effecten op het Habitatrichtlijngebied Kennemerland-zuid beschreven.
De effecten door toenemend verkeer op Schapenduinen, een onderdeel van het
Habitatrichtlijngebied zijn wel meegenomen, maar worden niet expliciet genoemd.
Hieronder zullen de mogelijke effecten van het toenemend verkeer op de Brederodelaan op
Schapenduinen worden beschreven.
Wettelijk kader
De toetsing van de effecten op de Habitatrichtlijngebieden dient plaats te vinden aan de hand
van de kwalificerende soorten en habitats. Kwalificerende soorten zijn de Nauwe korfslak en de
Groenknolorchis. Kwalificerende habitats zijn Embryonaal wandelende duinen, Wandelende
duinen op de strandwal met Ammophila arenaria, Duinen met duindoorn, Duinen met kruipwilg,
Beboste duinen van het Atlantische, continentale en boreale gebied, Vochtige duinvalleien,
Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie en EU-atlantische vastgelegde ontkalkte duinen.
De situatie en toenemend verkeer op de Brederodelaan
De intensiteit van het autoverkeer op de Brederodelaan zal in de toekomst, vergeleken met de
situatie in 2001, toenemen. Enerzijds door de nieuwbouw van woningen in het plangebied,
anderzijds door de autonome groei van het verkeer. Dit betekent een toename van de huidige
bijdrage van het verkeer vanuit het plangebied op de Brederodelaan richting het zuiden van 13%
naar 23%, in de toekomstige situatie (2012). De bijdrage van het verkeer vanuit het plangebied
richting zuiden neemt dus met 10% toe.
In de huidige situatie rijden 4.100 mvt/etmaal op de Brederodelaan. Door nieuwbouw in het
plangebied vindt tot 2012 een toename plaats van 812 mtv/etmaal. In deze notitie zullen alleen
de effecten door deze toename van het verkeer worden beoordeeld. Dat is een toename van
circa 20% (van 4.100 naar 4.912 mvt/etmaal).
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 1/6

D a a
ju • a_
D D D
ROYAL HASKONING
De verwachte autonome groei (884 mvt/etmaal) blijft hier verder buiten beschouwing, omdat dit
geen gevolg is van nieuwbouw in het plangebied. Deze zal daarom niet mee worden meenomen
bij de effectenbeoordeling. Voor de cijfers, zie de navolgende tabel.
Tabel 1: Toename verkeer in 2012 ten opzichte van 2001
Situatie
Aantal mvt / etmaal van en
naar plangebied
Afwikkelingsrichting over
Brederodelaan
Aantallen in richtingen
Percentage
Totale verkeersstroom in
zuidelijke richting over
Brederodelaan
naar noord
50%
550
Toename in 2012 ten opzichte van 2001
Plangebied
1100
2001
naar zuid
50%
550
13%
Overig
3550
(550 + 3550=) 41 00
naar noord
40%
908
2012
Plangebied
2270
Door plangebied:
Autonome groei:
naar zuid
60%
1362
23%
Overig
4414
(1362 + 4414 = ) 5776
(1362-550) =812
(441 4-3550) = 864
Ten zuiden van Park Brederode doorkruist de Brederodelaan over een lengte van 400 meter het
Habitatrichtlijngebied Kennemerland-zuid. Over een lengte van nog eens 200 meter ligt de
Brederodelaan langs het Habitatrichtlijngebied. Het gebied ten oosten van de Brederodelaan
Schapenduinen. Schapenduinen bestaat voornamelijk uit bos. Ten westen van de Brederodelaan
ligt het landgoed Caprera. Het landgoed Caprera bestaat uit kalkrijk grasland, bos en een
meertje.
Effecten op het Habitatrichtlijngebied
Potentiële effecten
Door het toenemende verkeer kan meer geluid optreden. Daarnaast kunnen directe effecten
optreden door het verkeer zoals het doodrijden van dieren.
Effecten op kwalificerende soorten en kwalificerende habitats
Op de kwalificerende soorten Groenknolorchis en Nauwe korfslak treden geen effecten op door
toenemend verkeer. De hoofdverspreiding van de Nauwe korfslak is aan de rand van vochtige
duinvalleien en daarom dichter bij de binnenduinrand dan bij de zeereep {Bruyne et al). In het
Habitatrichtlijngebied ten weerszijden van de Brederodelaan komt de Nauwe korfslak niet voor,
omdat er geen vochtige duinvalleien aanwezig zijn. Bovendien is de Nauwe korfslak niet gevoelig
voor geluid. De Groenknolorchis zal geen negatief effect ondervinden omdat planten niet
gevoelig zijn voor geluid.
Volgens de kaart van de Habitattypen (zie bijlage 1 van de "Aanvullende effectenstudie
uitvoerbaarheid bestemmingsplan Meer en Berg inzake natuurwaarden") is het habitattype van
landgoed Schapenduinen onbekend, net zoals het habitattype van een deel van het landgoed
Caprera. Er wordt aangenomen dat het bos van Schapenduinen en van het noordelijke deel van
Caprera een Stinzenbos is, net als veel omliggende bossen, zoals bijvoorbeeld het Sleutelbosje.
Stinzenbossen vallen in de categorie 'Beboste duinen van het Atlantische, continentale en
boreale gebied'. Het Habitattype op zichzelf ondervindt geen negatief effect.
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 2/6

Door het toenemende verkeer zal het aantal vierkante meters 'Beboste duinen van het
Atlantische, continentale en boreale gebied' (Stinzenbos) niet afnemen.
Op het andere deel van Caprera is geen kwalificerend habitattype aanwezig.
D D D
_P • Q_
~D D D"
ROYAL HASKONINC
De in de kwalificerende habitat levende dieren maken deel uit van de habitat en zijn ook
beschermd. Hieronder wordt nader ingegaan op de effecten op de soorten die deel uitmaken van
de habitats.
Samenvattend kan geconcludeerd worden dat geen effect optreedt op kwalificerende habitats en
op kwalificerende soorten.
Effecten op andere natuurlijke kenmerken
Andere natuurlijke kenmerken zijn planten en dieren die in het Habitatrichtlijngebied leven en die
behoren tot de kwalificerende soorten.
Effecten op amfibieën en reptielen
Om van hun overwinteringsgebied in Schapenduinen naar hun voortplantingsgebied op het
landgoed Caprera te komen, moeten de amfibieën de Brederodelaan kruisen. Het gaat om de
soorten Bruine kikker, Gewone pad en Kleine watersalamander. In het verleden vielen op deze
locatie veel verkeersslachtoffers. Als interim maatregel heeft de Werkgroep Amfibieën en
Reptielen van het IVN Midden Kennemerland rasters en emmers geplaatst. De in de emmers
gevallen dieren worden - tijdens de paddentrek - naar de overkant van de weg gebracht. In het
voorjaar van 2004 heeft de Werkgroep Amfibieën en Reptielen over een straatlengte van 200
meter op deze manier 1500 dieren van de soorten Bruine kikker, Gewone pad en Kleine
watersalamander overgezet (mondelinge mededeling van de heer H.J. Veerkamp). Door het
overplaatsen vallen nu veel minder verkeersslachtoffers.
Er wordt door de afdeling Groenvoorzieningen en de Werkgroep Amfibieën en Reptielen van het
IVN Midden Kennemerland al geruime tijd gesproken over een structurele oplossing van het
probleem. De gemeente is van plan om de Brederodelaan te herinrichten. In het kader van de
herinrichting is de mogelijke aanleg van een amfibieëntunnel ter sprake gekomen.
Aangenomen wordt, dat door de toename van de huidige bijdrage van het verkeer vanuit het
plangebied op de Brederodelaan richting het zuiden met circa 10%, de kans dat amfibieën
worden doodgereden ook met hetzelfde percentage stijgt. Indien de amfibieën ook in de
toekomst zullen worden overgezet zal het effect nihil zijn, omdat de dieren toch niet op de weg
terecht komen. Indien de dieren niet meer worden overgezet sorteert dat een lokaal negatief
effect. Het gaat bij alle drie de genoemde soorten om soorten die algemeen zijn in Zuid-
Kennemerland, Noord-Holland en Nederland. De gunstige staat van instandhouding van de
populaties van deze soorten is dan ook niet in het geding. Het lokale effect kan worden
gemitigeerd door de aanleg van een amfibieëntunnel en/of een amfibiegeleidingswand.
Voor zover bekend passeren Rugstreeppad en Zandhagedis de Brederodelaan niet tussen
Caprera en Schapenduinen. Tot nu toe zijn door de Werkgroep Amfibieën en Reptielen op deze
locatie geen Rugstreeppadden of Zandhagedissen aangetroffen of overgezet (mondelinge
mededeling van de heer H.J. Veerkamp, Werkgroep Amfibieën en Reptielen van het IVN Midden
Kennemerland).
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 3/6

ROYAL HASKONING
Effecten op broedvogels
In het Habitatrichtlijngebied ten westen en oosten van de Brederodelaan (Schapenduinen en
Caprera) broeden verschillende karakteristieke vogels. Vogels kunnen hinder ondervinden van
het geluidsniveau. Hoeveel het geluidsniveau stijgt is niet berekend in het kader van het
bestemmingsplan. Wel kan op basis van literatuur een inschatting worden gemaakt van de
effecten door een toename van ruim 800 motorvoertuigen per etmaal op de broedvogelbevolking
op Schapenduinen en het hele Habitatrichtlijngebied (Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
zonder jaar).
Door een toename van het verkeer met 812 motorvoertuigen per etmaal zal de verstoringszone,
bij een verkeerssnelheid van 80 km/uur, met zes meter opschuiven, gerekend vanaf de weg. Bij
een verkeerssnelheid van 50 km/uur is de verstoring minder dan bij een verkeerssnelheid van 80
km/uur. Maar omdat de verstoring bij een snelheid van 50 km/uur niet bekend is, wordt in deze
notitie uitgegaan van de verstoring bij een verkeerssnelheid van 80 km/uur. Bij 4.100
motorvoertuigen per etmaal (in 2001, zie eerder afgebeelde tabel) is de verstoringszone 71
meter breed. Na realisering van maximaal 350 woningen heeft de verstoringszone, bij 4.912
motorvoertuigen per etmaal (4.100 + 812), een breedte van 77 meter (bij 80 km/uur).
De effecten bij een snelheid van 50 km/uur zijn niet bekend. Omdat deze lager zijn wordt
verwacht, dat de verstoringszone dan 4 meter opschuift. Nieuwbouw van woningen in het
plangebied heeft derhalve tot gevolg dat de verstoringszone maximaal 4 meter breder wordt. In
de verstoringszone neemt de dichtheid van vogels af met 20 - 50%.
Figuur 1: Breedte van de verstoringszone bij een verkeerssnelheid van 80 km/h en een bosfractie
van 50-90%
3.500
4.100 4.912
motorvoertuigen per etmaal
7.500
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat; Dienst Weg- en Waterbouwkunde: het voorspellen van effect van snelverkeer op
broedvogelpopulaties.
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 4/6

D D D
_g • g_
" n D
ROYA1 HASKONING
Door SOVON zijn de aandachtssoorten broedvogels in kaart gebracht (bron
broedvogelgegevens: PWN). Aandachtssoorten zijn alle soorten die niet heel algemeen zijn en
die iets zeggen over de milieuomstandigheden. Op Schapenduinen zijn 29 paar broedvogels
(aandachts- en karteersoorten) waargenomen. Gerekend over een breedte van Schapenduinen
van 250 meter betekent dat 1 territorium broedvogels op een breedte van 8,5 meter.
In de toenemende verstoringszone van 4 meter bevinden zich dan gemiddeld 0,5 paar
broedvogels. De dichtheid in de verstoringszone neemt af met maximaal 50% (expert
judgement). Dit betekent, dat in de verstoringszone van 4 meter 0,25 paar broedvogels verdwijnt.
Op een totale broedvogelbevolking van 29 paar op Schapenduinen is dat een afname met 0,9%.
Dit is een lokaal niet significant effect ter plaatse van Schapenduinen.
Het effect moet echter worden beoordeeld op het niveau van het gehele Habitatrichtlijngebied.
Schapenduinen is minder dan 4% van het totale Habitatrichtlijngebied. Op het niveau van het
gehele Habitatrichtlijngebied Kennemerland-zuid heeft de afname van 0,25 paar broedvogels
een verwaarloosbaar effect.
Een vergelijkbare berekening kan worden gemaakt voor Caprera.
Op Schapenduinen broeden geen vogelsoorten van de Rode-lijst en komen soorten voor die
kenmerkend zijn voor villawijken in de binnenduinrand.
Vogels worden geen verkeersslachtoffer bij het passeren van de Brederodelaan.
Effecten op planten
Er zullen geen effecten optreden omdat planten niet gevoelig zijn voor verkeer en niet over de
straat migreren.
Effecten op zoogdieren
Vleermuizen kruisen de Brederodelaan hoog overvliegend. Zij zullen geen verkeersslachtoffer
worden. Ook ondervinden ze geen negatief effect door het toenemende geluid van het verkeer.
In de omgeving komen de zoogdieren Konijn, Haas, Egel, Eekhoorn, Vos, Mol en een aantal
algemene muizen voor. Of deze soorten ook op Schapenduinen en Caprera voorkomen is niet
precies bekend. Op dit moment worden zoogdieren incidenteel verkeersslachtoffer. Bij toename
van de bijdrage van het verkeer vanuit het plangebied op de Brederodelaan richting het zuiden
met circa 10% zal dat nog steeds incidenteel het geval zijn. Alle voorkomende soorten zijn
algemeen in Zuid-Kennemerland en Noord-Holland. De gunstige staat van instandhouding van
deze soorten is dan ook niet in het gevaar. Een geluidstoename in deze orde van grootte heeft
geen negatief effect op de soorten.
Effecten op insecten
In de omgeving van de Brederodelaan komen geen beschermde vlinders en libellen voor. Af en
toe is op Park Brederode de bedreigde vlinder Bruin blauwtje aangetroffen. In hoeverre deze
soort op het Schapenduinen en Caprera voorkomt, is niet bekend. Libellen en vlinders zijn niet
gevoelig voor geluid. Wel kunnen zij incidenteel verkeersslachtoffer worden, omdat ze minder
hoog vliegen dan vogels. Door de toename van de bijdrage van het verkeer vanuit het
plangebied op de Brederodelaan richting het zuiden met circa 10% is de gunstige staat van
instandhouding van het Bruin blauwtje en ook van de algemene vlindersoorten niet in gevaar.
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 5/6

ROYAL HASKONING
Effecten op de Wijngaardslak
De Wijngaardslak komt ten oosten en westen van de Brederodelaan voor. Het is een soort die
niet trekt en ook niet zeer mobiel is. Het kan niet uitgesloten worden dat wel eens een
wijngaardslak op de Brederodelaan terechtkomt en incidenteel verkeersslachtoffer wordt. Dit
gebeurt echter zo incidenteel dat geen sprake is van een negatief effect.
Effecten op overige soortgroepen
Er treden geen effecten op andere soortgroepen op.
Conclusie
Door het toenemende verkeer op de Brederodelaan treden geen significante effecten op de
kwalificerende habitats en kwalificerende soorten van het aangrenzende Habitatrichtlijngebied
op.
Indien gestopt wordt met het overzetten van de amfibieën, zal dat een lokaal negatief effect
hebben op de amfibieën Gewone pad, Kleine watersalamander en Bruine kikker. Dit leidt echter
niet tot een aantasting van de gunstige staat van instandhouding van de populaties. De effecten
kunnen gemitigeerd worden. Het effect op de broedvogelbevolking van het hele
Habitatrichtlijngebied is nihil. Ook het effect op de broedvogelbevolking van Schapenduinen is
niet significant. Op andere beschermde soorten zijn de effecten nihil. Incidenteel kan een dier
worden doodgereden.
Hiermee is de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan aangetoond.
24 januari 2006 /N/hepo/Amst 6/6

D D D
JU • D,
~D D D
Notitie ROYAL HASKONING
HASKONING NEDERLAND B,V,
Aan : Gemeente Bloemendaal, Bert van Driel en Ad van RUÏRSTELUKE ONTWIKKELING
Zetten
Van : Hein Pijnappel
Datum : 09 februari 2007
Onze referentie : 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst
Betreft : Effecten toename verkeer en luchtverontreiniging
op natuur langs Brederodelaan
Nadere onderbouwing effecten van luchtverontreiniging
1. Inleiding
In deze notitie wordt nader onderbouwd waarom de luchtverontreiniging na de toename van
verkeer als gevolg van het plan Meer en Berg niet zal leiden tot significant negatieve effecten op
de natuurwaarden in de omgeving van de Brederodelaan of het habitatrichtlijngebied
Kennemerland-Zuid. In een eerdere reactie van de Gemeente Bloemendaal aan de Provincie
Noord-Holland van 4 april 2006 is hier al globaal op ingegaan bij punt 3: Effecten op
kwalificerende habitattypen of soorten inclusief de aanvullende instandhoudingsdoelen van het
Natura 2000/Habitatrichtlijngebied Kennemerland-Zuid.
Het verkeer over de Brederodelaan zorgt voor een bepaalde uitstoot van verbrandingsgassen.
Daarbij komen vooral koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) vrij, en verder stikstofoxiden (NOx),
fijn stof (PM10) en overige stoffen als zwaveldioxiden (SO2). Door de ontwikkeling van woningen
in het plangebied Meer en Berg (Park Brederode) gaan meer auto's rijden over de
Brederodelaan, waaronder in zuidelijke richting in de orde van grootte van 1000 motorvoertuigen
per etmaal 1 . De al bestaande gebiedsontsluitingsweg loopt door een uitstulpsel van het
Habitatrichtlijngebied Kennemerland-Zuid. Het gaat om een gebied dat voornamelijk bestaat uit
de landgoederen Schapenduinen en Caprera die van elkaar gescheiden zijn door de
Brederodelaan. De natuurlijke omgeving van Caprera bestaat grofweg uit grasland, struweel en
een meertje en ligt tegen een boszone aan die het grote duingebied van Kennemerland-Zuid
scheidt van Bloemendaal en Haarlem. Schapenduinen ligt in de groene bebouwde kom van
Bloemendaal en bestaat vooral uit hoogopgaand bos. Verder bestaat de Habitatrichtlijnomgeving
rondom de Brederodelaan uit de weg zelf en de bermen aan weerszijden, bebouwing, tuinen,
erven, straatverlichting en sportvelden.
In het kader van 'externe werking' (Natura 2000) zijn de effecten op het habitatrichtlijngebied
beoordeeld (Royal Haskoning 2003, 2004, 2006). De ecologische beoordeling heeft uitgewezen
dat er geen significante effecten verwacht worden op kwalificerende soorten en habitats en
soorten van Kennemerland-Zuid. De ecologische beoordeling strekte zich ook uit tot soorten die
beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet wegens eventuele uitstralende effecten door de
verkeerstoename. Hieruit volgde de conclusie dat het bestemmingsplan Meer en Berg
uitvoerbaar is.
1 De toename is berekend op 812 motorvoertuigen per etmaal (zie Toelichting Bestemmingsplan
Meeren Berg, par. 5.4.1.)
09 februari 2007 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst 1/5

ROYAL HASKONINC
2. Depositie en effecten van verkeersuitstoot op grote schaal
Door de toename van verkeer kan de uitstoot van vooral CO2, NOx, vluchtige organische stoffen
en fijn stof lokaal toenemen op de Brederodelaan.
De uitstoot vanaf de Brederodelaan is verwaarloosbaar ten opzichte van de bestaande uitstoot in
de omgeving van Bloemendaal. Verkeersaantallen in de nabije omgeving zijn vele malen groter
dan op de Brederodelaan. De lokale uitstoot van auto's vanaf het plangebied maken geen
verschil in de regionale uitstoot van al het stedelijke verkeer in Bloemendaal en Haarlem, en
vanaf het doorgaande verkeer over de provinciale en snelwegen. In Figuur 1 is een luchtfoto
weergegeven, met daarop aangegeven de locatie van de Brederodelaan en het plangebied. Op
deze foto is het stedelijke gebied aan de oostkant van de Brederodelaan zichtbaar. De
Brederodelaan ligt in de gemeente Bloemendaal en op minder dan anderhalve kilometer van de
A208.
Figuur 1: Luchtfoto Brederodelaaan en omgeving. De gele 'punaise' markeert de locatie waar de weg door
habitatrichtlijngebied loopt, de onderbroken groene lijnen markeren de locaties van Caprera (links) en
Schapenduinen (rechts), en de witte lijn omgeeft het plangebied Meer en Berg.
Bij de effecten op natuurwaarden gaat het vooral om de invloed van NOx als dit neerslaat
(depositie) in gebieden met bijzondere natuurwaarden. Het verkeer is in Nederland de
09 februari 2007 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst 2/5

D D D
_.D • D
D D D
ROYAL HASKONING
belangrijkste bron van NOx toename. In 2002 was de bijdrage meer dan 65%. Naast het verkeer
zorgt de landbouw voor een toename van stikstof in de vorm van NH4 (de Ruiter et al. 2006).
Door teveel aan stikstof krijgen planten, die daar goed tegen kunnen en/of stikstofminnend zijn,
de overhand. Meer zeldzame en kwetsbare plantengemeenschappen worden door deze
algemene snel groeiende soorten verdrongen. Dit heeft weer effecten op de kwetsbare fauna die
afhankelijk is van de getroffen plantengemeenschappen.
Het is echter onwaarschijnlijk dat de uitlaatgassen vanaf de Brederodelaan lokaal een
vermestend of verzurend effect teweeg brengen. De NOx stoffen vermengen met de lucht en
diffunderen in de atmosfeer of worden door de bomen langs de weg opgenomen. Bomen zorgen
voor een grote reductie van de depositie van onder andere NOx en fijn stof en mitigeren
daarmee de effecten van regionale uitstoot (Tonneijck en Blom 2002).
De NOx die in het Habitatrichtlijngebied neerslaat is afkomstig van zeer uiteenlopende gebieden
en bronnen, die op honderden kilometers afstand kunnen liggen. De emissies van het extra
verkeer in de orde van grootte van 1000 motorvoertuigen per etmaal zijn verwaarloosbaar. In
een Handreiking Luchtkwaliteit en Ruimtelijke Ordening van de Provincie Zuid-Holland wordt de
zelfs de vuistregel aangehouden dat berekeningen alleen uitgevoerd behoeven te worden
wanneer het gaat om nieuwe bestemmingen nabij verkeerswegen met een intensiteit groter dan
6000 motorvoertuigen/etmaal (Provincie Zuid-Holland 1999). Deze handreiking heeft de
goedkeuring van het Ministerie van VROM.
Stikstofoxiden hebben een effect op lange termijn en lange afstand. Alle Europese lidstaten zijn
verplicht de emissies terug te brengen onder het Nationale emissieplafond (Dobben en Bleeker
2004). De vermestende en verzurende effecten zullen op (internationale schaal aangepakt
moeten worden. De depositie is nu overal te hoog. Een lokale aanpak, zoals een zonering heeft
in elk geval bij veel bronnen geen zin. Lokale maatregelen, zoals het terugbrengen van verkeer
in de stad en bij natuurgebieden kunnen wel een bijdrage leveren aan de landsdekkende
uitstoot. Maar feit blijft dat een effectieve aanpak van NOx op Landelijke en Europees niveau
moet gebeuren (Dobben en Bleeker 2004, Alterra en TNO).
3. Actuele en verwachte depositie in habitatrichtlijngebieden
Stichting Natuuren Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties stellen dat Nederland haar
Europees erkende natuurgebieden nu nog onvoldoende beschermt tegen verzuring en
vermesting door stikstof (Stichting Natuur en Milieu 2004). Bijzondere planten en dieren
verdwijnen en maken plaats voor gras, bramen en brandnetels. Om inzicht te krijgen in de
gevaren van luchtverontreiniging op de natuurwaarden in habitatrichtlijngebieden hebben TNO
en Alterra onderzoek gedaan naar de zogenaamde "critical load". Dit is gedefinieerd als de
maximale toegestane hoeveelheid stikstof van het habitattype waarbij steeds uitgegaan is van
het vegetatietype met het laagste gemiddelde van de toegestane hoeveelheid stikstof.
Vervolgens zijn deze getallen vergeleken met de werkelijke luchtkwaliteit rond de
habitatrichtlijngebieden. Voor de meeste natuurgebieden, zo ook voor de Kennermerland-Zuid
worden deze grens overschreden. De kritische depositiewaarde voor Kennemerland-zuid is 10,8
kg/jaar N, terwijl de belasting in 2003 19,7 kg/jaar N was. Voor 2010 is de verwachting 13 kg/jaar
(Gies et al. 2006).
De reden voor de afname is de algemene daling in de uitstoot van verzurende en vermestende
stoffen. De emissies en de gemeten concentraties van stikstofoxiden, fijn stof, ammoniak en
zwaveldioxide vertonen een dalende trend (www.mnp.nl/mnc). Sinds de jaren '90 is de uitstoot
09 februari 2007 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst 3/5

ROYAL HASKONINC
bijvoorbeeld al meer dan gehalveerd. SO2 emissies zijn erg afgenomen in uitlaatgassen door de
ontzwaveling van de brandstoffen. Alleen de emissie van CO2 is tussen 1990 en 2005 gestegen
als gevolg van de groei van het energieverbruik. De emissies van de broeikasgassen CH4 en
N2O zijn tussen 1990 en 2005 wel gedaald.
De daling is vooral het resultaat van maatregelen aan motorvoertuigen, zoals de invoering van
de katalysator. Deze daling zal waarschijnlijk doorzetten, na invoer van verdere maatregelen
zoals roetfilters en zuinigere auto's. Ondanks een toename van het verkeer kan de NOx uitstoot
dan toch minder bedragen.
4. Effecten van atmosferische depositie in de omgeving van Brederodelaan
Het is dus niet aannemelijk dat verzurende of vermestende effecten optreden als gevolg van de
lokale verkeerstoename veroorzaakt door de realisatie van het plangebied Meer en Berg. De
invloed van de atmosferische depositie van NOx speelt überhaupt geen of nauwelijks een rol in
de omgeving van de Brederodelaan. Uit de studies over de critical load van stikstof voor
habitattypen in Natura 2000 gebieden volgt dat de gevoeligste habitattypen bestaan uit
hoogveen en heide op zandgrond. Beide habitattypen komen niet voor in de omgeving van de
Brederodelaan. Volgens een habitattypekaart van PWN (Royal Haskoning 2003) liggen de
dichtstbijzijnde kwalificerende habitats die gevoelig zijn voor verzuring en vermesting op
minstens 700 m (Vochtige duinvalleien). De omgeving is bovendien een intensief gebruikt,
beheerd en onderhouden gebied. In Caprera ten westen van de Brederodelaan, zal bemesting
van het grasland of mest van vee bijvoorbeeld een groter negatief effect hebben op soorten die
er voorkomen dan de atmosferische depositie. Het landgoed Schapenduinen, ten oosten van de
Brederodelaan, is een bosrijke omgeving waar de mogelijke effecten van luchtverontreiniging al
flink gemitigeerd worden door de opname van stoffen door bomen.
5. Conclusie
De effecten op de luchtkwaliteit als gevolg van de verkeerstoename in verband met de
realisering van het plan zijn te verwaarlozen en geven ecologisch gezien geen reden tot nader
onderzoek.
09 februari 2007 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst 4/5

D D D
j • q._
D D D
ROYAL HASKONING
Bronnen
• Dobben H., A. Bleeker, 2004, Overschrijding van de critical load voor N voor Habitatgebieden
in Nederland, Alterra en TNO Milieu, Energie en Procesinnovatie (TNO-MEP).
• Gies T.J.A., H. van Dobben en A. Bleecker, 2006, Onderbouwing siginificant effect depositie
op natuurgebieden, Een onderzoek naar de wijze waarop in het kader van de Vogel- en
habitatrichtlijn getoetst kan worden of vergunningverlening niet kan leiden tot significante
effecten op de natuur, Wageningen, Alterra.
• http://www.mnp.nl/mnc
• http://www.vrom.nl
• Provincie Zuid-Holland, 1999, Handreiking Luchtkwaliteit en Ruimtelijke Ordening, Module
verkeer, uitgever Provincie Zuid-Holland.
• Royal Haskoning, 2003, Effectenstudie uitvoerbaarheid Bestemmingsplan Meer en Berg
inzake natuurwaarden. Effectenstudie Bestemmingsplan, Definitief rapport 9M1479.BO.
• Royal Haskoning, 2004, Aanvullende effectenstudie uitvoerbaarheid bestemmingsplan Meer
en Berg inzake natuurwaarden. 9M1479.BO
• Royal Haskoning, 2006, Aanvullende notitie: Effecten door toenemend veerkeer op de
Brederodelaan op Schapenduinen (onderdeel van het Habitatrichtlijngebied), Gemeente
Bloemendaal.
• Ruiter de J.F., van Pul W.A.J., van Jaarsveld J.A., Buijsman, E., 2006, Zuur- en
stikstofdepositie in Nederland in de periode 1981-2002. Milieu en natuurplanbureau.
• Stichting Natuur en Milieu, 2004, Te veel van het goede, Stikstofneerslag op
habitatrichtlijngebieden. Conclusies uit onderzoek van Alterra-TNO en aanbevelingen van
Stichting Natuur en Milieu en de 12 provinciale Milieufederaties.
• Tonneijck A.E.G., M. Blom-Zandstra, 2002, Landschapselementen ter verbetering van de
luchtkwaliteit rond de Ruit van Rotterdam, Plant research International BV.
09 februari 2007 9M1479.FO/N00001/hpij/Amst 5/5

Notitie
Datum
Projectnaam
Ons kenmerk
Onderwerp
Inleiding
Lichtveld Buis & Partners BV
Raadgevende ingenieurs
geluidbeheersing, milieu en RO, arbo, bouwfysica, akoestiek en brandveiligheid
25 januari 2006
Bestemmingsplan Meer en Berg te Bloemendaal
V070689aaAO.ka
Luchtkwaliteit j.
Kelvinbaan 40, Postbus 1475,
NL-3430 BL Nieuwegein
Tel +31 {0)30 231 13 77
Fax +31 (0)30234 1754
E-mail lbp@lbp.nl
Web site www.lbp.nl
ir. D.A. van Valkenburg
ir. R.J.A.M. Dekkers
ir. A.l. Koffeman
ir. L.E.J.J. Schaap
ir. A.J. Kerkers
ing. J. Geleijns
ing. P.A.G. van der Vleuten
ir. H. Versteeg
ir. W.G.M. Beentjes
ir. W.F.P. Veldman
ir. M.T. Dijkstra
ir. Th.B.J. Campmans
ir. E. W. Janse
ing. C.G.M. Mulder
ing. J. Boegborn
mw. ir. C.J. Janssen
mw. ing. J.B. Levels-Vermeer
mw. drs. ing. C.B.E. van Geffen
ing. H.J.M. Schepers
ing. F.H.G.A. van der Aa
ir. C.B.T. Beekman
ing. E.H. van Wassenaar MSc.
drs. M.P.J Hagenouw
mw. ing. K. Auée
ir. A.H.M. Crone
ing. R. Sarkez
dr.ing. H.A.E. Simons
ing. I.T.G.M. Martens
ir. T.J.F, ter Bekke
ir. W.B. Smit
ir. B. Kersten
ir. J. Vugts
Voor het terrein van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis Santpoort te Bloemendaal wordt een
nieuw bestemmingsplan opgesteld, te weten het bestemmingsplan Meer en Berg. In het plan is de
realisatie van woningen (ten hoogste 350) en een park voorzien. Om te bepalen of het plan in de
zin van het Besluit luchtkwaliteit 2005 gerealiseerd kan worden, is een onderzoek verricht naar de
luchtkwaliteit. In deze notitie wordt verslag gedaan van het van toepassing zijnde wettelijk kader
(Besluit luchtkwaliteit 2005) en de luchtkwaliteit ter plaatse. In de figuren 1 en 2 is de situatie
verduidelijkt.
© 2006 Lichtveld Buis & Partners BV - opgericht in 1970
Lid ONRI - Organisatie van Advies- en Ingenieursbureaus
Opdrachten worden aanvaard en uitgevoerd volgens de 'Regeling van de Verhouding tussen opdrachtgever en
adviserend ingenieursbureau' (R. V.O.I.) laatstelijk gedeponeerd ter griffie van de Arrondissementsrechtbank te Den Haag.
Dossiernummer KvK Utrecht: 30073990

•> *•
» ii
\ *
*V/
Figuur 1
Plangebied
\ 'A
t -
* ~~
i
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006
t
i
t
1 i i
t
t
t
i
t
t
/1-/
i
l l
I. t
l
l
•»
f

Figuur 2
Bestaande situatie en masterplan
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006
Bestaande situatie

Wettelijk kader
Het Besluit luchtkwaliteit 2005 kent grenswaarden voor verschillende luchtvervuilende stoffen.
Deze grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit aan dat, in het belang van de
bescherming van de gezondheid van de mens en van het milieu in zijn geheel, binnen een
bepaalde termijn moet zijn bereikt. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht in het algemeen
met uitzondering van werkplekken.
Naast de grenswaarden kent het Besluit luchtkwaliteit 2005 overschrijdingsmarges. Met de
overschrijdingsmarges wordt een percentage van de grenswaarde aangegeven waarmee de
grenswaarde tijdelijk overschreden mag worden, zonder dat een plan ter verbetering van de
luchtkwaliteit moet worden opgesteld. De grenswaarde plus de overschrijdingsmarge wordt
plandrempel genoemd. De hoogte van de plandrempel neemt af met het vorderen van de jaren tot
de hoogte van de grenswaarde. De gedachte achter de plandrempels is dat door het generieke
beleid de concentraties in de loop van de jaren dalen zonder dat aanvullende maatregelen
getroffen worden.
De van toepassing zijnde grenswaarden conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn in tabel 1
gespecificeerd. De drempelwaarden zijn niet opgenomen.
Tabel 1
Grenswaarden
Stof
CO
CeHe
Pb
BaP
S02
PMio
NO2
Type norm
8-uursgemiddelde
Jaargemiddelde
Jaargemiddelde
Jaargemiddelde
Jaargemiddelde
Aantal overschrijdingen per jaar van uurgemiddelde 1
Aantal overschrijdingen per jaar van 24-uursgemiddelde 2
Jaargemiddelde
Aantal overschrijdingen per jaar van 24-uursgemiddelde 3
Jaargemiddelde
Aantal overschrijdingen per jaar van uurgemiddelde 4
1 Grenswaarde SO2 (uurgemiddelde dat 24 keer per jaar mag worden overschreden) 350 Mg/m 3
2 Grenswaarde SOa (24-uursgemiddelde dat 3 keer per jaar mag worden overschreden) 125 Mg/m 3
3 Grenswaarde PMio (24-uursgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden overschreden) 50 Mg/m 3
4 Grenswaarde NOa (uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden) 200 Mg/m 3
Grenswaarde
10.000 pg/m 3
5 Mg/m 3
0,5 Mg/m 3
1 ng/m 3
20Mg/m 3
24 keer
3 keer
40 M9/m 3
35 keer
40 Mg/m 3
18 keer
Bij het ontwikkelen van beleid, het ontplooien van activiteiten of het beoordelen van plannen
vormen de grenswaarden het toetsingskader voor overheden. Aan de hand van de grenswaarden
wordt beoordeeld of de voornemens zonder meer ten uitvoer kunnen worden gebracht of dat
aanvullende maatregelen nodig zijn. Uiteraard moeten in eerste instantie maatregelen getroffen
worden bij de bronnen die het meest bijdragen tot de verontreiniging.
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006

LBP
Als nieuwe activiteiten worden ontwikkeld die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen hebben,
moeten de consequenties voor de luchtkwaliteit in kaart worden gebracht en dient gekozen te
worden voor een zodanige invulling van die activiteit dat aan de grenswaarden voldaan wordt. Dit
betekent dat nieuwe activiteiten zo gesitueerd moeten worden of onder zodanige voorwaarden
plaats moeten vinden dat aan de grenswaarden voldaan wordt.
Op locaties waar - ook zonder de betreffende ontwikkeling - een grenswaarde wordt
overschreden, is die ontwikkeling mogelijk mits de luchtkwaliteit per saldo verbetert of ten minste
gelijk blijft. Tevens is in het Besluit de mogelijkheid opgenomen om een ontwikkeling die leidt tot
een verslechtering van de luchtkwaliteit te compenseren met samenhangende maatregelen die
per saldo tot een verbetering van de luchtkwaliteit leiden.
Bij het beoordelen van de concentratie fijn stof (PM10) mag zeezout buiten beschouwing worden
gelaten. Om een voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie te bepalen, is een
plaatsafhankelijke correctie nodig. In de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 is gegeven dat in
Bloemendaal het aandeel zeezout in de jaargemiddelde concentratie PM10 7 ug/m 3 bedraagt.
Uit meetgegevens blijkt dat overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentratie voornamelijk
plaatsvindt bij wind uit het oosten en zuiden (ongunstige meteorologie). Zeezout speelt dus een
geringe rol in het veroorzaken van het aantal overschrijdingsdagen. Tevens blijkt dat de invloed
van zeezout op het aantal overschrijdingsdagen voor heel Nederland vrijwel gelijk is. Om het voor
zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen te verkrijgen wordt, uitgaande van de niet voor
zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van PMio, het aantal berekende
overschrijdingsdagen met zes dagen verminderd conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005.
Rekenmethode
Met behulp van het CAR II rekenmodel worden de concentraties stikstofdioxide (NO2), fijn stof
(PMio), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2), koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP) op
een te definiëren afstand tot de as van een weg op het trottoir berekend. De basis hierbij wordt
gevormd door de achtergrondconcentraties. Het rekenmodel kent geen mogelijkheden om
kwantitatief inzicht te verkrijgen in de luchtkwaliteit op bepaalde hoogten of achter gebouwen.
De parameters van de berekeningen van de luchtkwaliteit zijn in bijlage l gegeven.
Rekenresultaten en conclusie
In bijlage l zijn de berekende concentraties NO2, PM10, C6H6, SO2, CO en BaP op straatniveau
gegeven. Bij de berekeningen is rekening gehouden met de aftrek conform de Meetregeling
luchtkwaliteit 2005.
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006

Bouwplan
Uit de rekenresultaten blijkt dat voor alle beschouwde jaren geen overschrijdingen van de
grenswaarden worden berekend.
Verkeersaantrekkende werking
In het plan zijn ten hoogste 350 woningen voorzien die ter vervanging dienen van het voormalige
Provinciaal Ziekenhuis Santpoort. Hierdoor wordt een - lichte - toename van het aantal
motorvoertuigbewegingen verwacht (zie bijlage l). Uit de rekenresultaten in bijlage l blijkt dat de
toename van vervoersbewegingen als gevolg van de realisatie van het plan een zeer kleine
verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg heeft.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat als gevolg van de Verkeersaantrekkende werking de luchtkwaliteit
weliswaar in geringe mate verslechtert, maar dat de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit
2005 niet worden overschreden.
Lichtveld Buis & Partners BV
mw. ing. K. Auée ir. D.A. van Valkenburg
V070S89aaAO.ka - 25 januari 2006

Bijlage l Berekeningen
Uitgangspunten
Scenario
In CAR II 4.0 wordt voor concentratieberekeningen voor de toekomstige situatie uitgegaan van het
scenario UNRR (Uitwerkingsnotitie Referentieraming). Dit scenario gaat voor Nederland uit van
vastgesteld beleid, voor EU-lidstaten van de National Emission Ceilings en voor de overige landen
van het Gothenburg-protocol. Het beleid van andere landen is van belang voor het in rekening
brengen van de bijdrage van buitenlandse bronnen op de luchtkwaliteit in Nederland.
Achtergrondconcentraties en meteo-conditie
Het CAR II rekenmodel bepaalt op basis van Rijksdriehoekscoördinaten:
- in welke regio de weg ligt;
- voor welke locatie de luchtkwaliteit moet worden bepaald;
- de regiofactor die de invloed van de lokale meteorologische omstandigheden beschrijft;
- de achtergrondconcentraties, opgenomen per vak van 1 km bij 1 km.
Rijksdriehoekscoördinaat 102600, 492100 is voor de geprojecteerde nieuwbouw gehanteerd.
Voor de bepaling van de luchtkwaliteit van de huidige situatie zijn, conform de handleiding van
TNO/VROM (kenmerk R2005/074), de emissiefactoren en de achtergrondconcentraties van het
jaar 2004 gehanteerd. Hierbij wordt opgemerkt dat het jaar 2004 een relatief gunstig jaar was door
de gunstige weersomstandigheden, zoals windsnelheid, neerslag en temperatuur.
Wegverkeergegevens
De doorgaande etmaalintensiteit (dwz zonder bestemmingsverkeer) van de Brederodelaan voor
het jaar 2001 is afkomstig uit de toelichting op het bestemmingsplan Meer en Berg d.d. 25 maart
2004 en bedraagt 3.550 motorvoertuigen per etmaal. Voor de prognose voor de jaren 2005, 2010
en 2015 is deze etmaalintensiteit, conform de toelichting, geëxtrapoleerd op basis van een
autonome groei van het wegverkeer van 2% per jaar.
In het project is de bouw van ten hoogste 350 woningen voorzien. Conform de toelichting op het
bestemmingsplan Meer en Berg bedraagt het aantal motorvoertuigbewegingen per etmaal
vanwege de nieuwbouw 2.270 waarvan 1.362 bewegingen (60%) van of naar het zuiden
(Bloemendaal).
De nieuwbouw betreft de vervanging van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort. Het
oorspronkelijke ziekenhuis is gebouwd op een capaciteit van ca. 300 patiënten maar is uitgegroeid
tot een gebied waar in de jaren '90 ca. 1.500 patiënten werden verzorgd door evenzoveel
personeelsleden en kader. Vanaf begin jaren '90 zijn de ziekenhuisactiviteiten langzaam
afgebouwd en in 2004 zijn de laatste patiënten elders gehuisvest. In 1999 is het terrein verkocht
aan de ontwikkelcombinatie Park Brederode C.V. met als doel het realiseren van een woongebied.
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006 7

In de leegkomende gebouwen zijn tijdelijk antikraak en diverse organisaties - zoals een detentiecentrum,
een asielzoekerscentrum, een opleidingscentrum, een openbaar sportcomplex en
diverse kleine maatschappelijke organisaties - ondergebracht. In 2001 woonden en werkten op
het terrein ca. 500 personen, een zelfde aantal als in 2005.
Voor het bepalen van het aantal vervoersbewegingen in 2001 is, conform de toelichting op het
bestemmingplan, uitgegaan van 1.100 motorvoertuigbewegingen per etmaal waarvan 550
bewegingen 1 van of naar het zuiden. Dit komt overeen met 2,2 bewegingen per etmaal per
persoon.
De nieuwbouw zal een toename van 1.362 - 550 = 812 voertuigbewegingen per etmaal tot gevolg
hebben.
De in de berekeningen gehanteerde etmaalintensiteiten van de Brederodelaan zijn in tabel 1.1
gespecificeerd.
Tabel 1.1
Etmaalintensiteiten
2005
3.843 + 550 =
4.393
Etmaalintensiteiten [mvt/etmaal]
zonder bouwplan
2010
4.243 + 550 =
4.793
2015
4.685 + 550 =
5.235
2005
nvt
Etmaalintensiteiten [mvt/etmaal]
met bouwplan
2010
4.243 + 1.362 =
5.605
2015
4.685 + 1.362 =
6.047
De verdeling over de verschillende motorvoertuigcategorieën (licht, middelzwaar en zwaar) is van
grote invloed op de resultaten van de berekening. Een grote fractie vrachtverkeer zorgt voor
grotere emissies en daarmee voor hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen. De
verdelingen over de verschillende categorieën ten opzichte van de etmaalintensiteit zijn in de
onderstaande tabel gespecificeerd.
Tabel I.2
Verdelingen over de motorvoertuigcategorieën ten opzichte van de etmaalintensiteit
Voertuigcategorie
Lichte motorvoertuigen
Middelzware motorvoertuigen
Zware motorvoertuigen
Bussen
Verdelingen [%]
1 Hierbij wordt opgemerkt dat in de toelichting tevens gesproken wordt over 660 bewegingen in zuidelijke richting. Dit komt overeen
met 60% van het aantal bewegingen gerelateerd aan het plangebied. Door in de berekening uit te gegaan van 550 in plaats van
660 bewegingen, is de toename in zuidelijke richting vanwege het plan 110 bewegingen groter en wordt derhalve een worst-casebenadering
gehanteerd.
V070689aaAO.ka - 25 januari 2006
95
3
1,5
0,5

Parkeerbewegingen
Er is ervan uitgegaan dat er geen parkeerbewegingen per etmaal zijn. Het parkeren zal
voornamelijk plaatsvinden bij de nieuwbouw zelf. Daarnaast heeft het aantal parkeerbewegingen
geen invloed op de maatgevende stoffen (NO2 en PM10)..
Snelheidstypering
De maximumsnelheid op de Brederodelaan bedraagt 50 km/u. Derhalve is uitgegaan van het
snelheidstype normaal stadsverkeer.
In de onderhavige situatie zou eveneens uitgegaan kunnen worden van het snelheidstype
doorgaand verkeer. Het toepassen van snelheidstype doorgaand verkeer heeft een - lichte -
positieve invloed op de berekende concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Wegtype
Er is uitgegaan van wegtype 3A (aan beide zijden van de weg bebouwing; breedte van de weg
kleiner dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar groter dan 1,5 maal de hoogte van de
bebouwing).
Omdat de bebouwing niet aaneengesloten is, bijvoorbeeld ter plaatse van gebied Schapenduinen,
zou eveneens uitgegaan kunnen worden van wegtype 2. Het toepassen van wegtype 2 heeft in de
onderhavige situatie een - lichte - positieve invloed op de berekende concentraties
luchtverontreinigende stoffen.
Bomenfactor
Er is uitgegaan van bomenfactor 1,25 (één of meer rijen bomen met een onderlinge afstand van
minder dan 15 m met openingen tussen de kronen).
Afstanden
Voor wegtype 3A bedraagt de minimaal en maximaal in te voeren afstand tot de as van een weg
respectievelijk 5 en 30 m. De in de berekeningen gehanteerde afstanden zijn in de tabel l.3
samengevat, met in acht name van voornoemde afstanden.
Tabel l. 3
Afstanden
Afstand [m] tot trottoir
5
Rekenresultaten
De berekeningen van de luchtkwaliteit zijn hierna opgenomen.
V070689aaAO.ka - 25januari 2006
Afstand [m] tot gevel
10

CARII
Lichtveld Buis & Partners
Wegenbestand 2005
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
Wegenbestand 2010
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
0,015
0,015
Wegenbestand 2015
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
0,015
0,015
Versie 4.1
X
[m]
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
X
[m]
102600
102600
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
0,005
0,005
X
[m]
102600
102600
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
0,005
0,005
Y
[m]
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
Y
[m]
492100
492100
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
0
0
Y
[m]
492100
492100
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
0
0
Intensiteit
[mvt/etm]
4393
4393
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Intensiteit
[mvt/etm]
4793
5605
4793
5605
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Intensiteit
[mvt/etm]
5235
6047
5235
6047
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Fractie
licht
0,95
0,95
Wegtype
3a
3a
Fractie
licht
0,95
0,95
0,95
0,95
Wegtype
3a
3a
3a
3a
Fractie
licht
0,95
0,95
0,95
0,95
Wegtype
3a
3a
3a
3a
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
1,25
1,25
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
1,25
1,25
Afstand tot wegas
[m]
5
10
Afstand tot wegas
[m]
5
5
10
10
Afstand tot wegas
[m]
5
5
10
10

Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Resultaten 2005
NO2 [pg/m 3 ] NO2 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
32 24
30 24
NO2 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
PM10 [pg/m 3 ] PM10 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
28 - 7 = 21 26
27 - 7 = 20 26
PM 10 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
18-6=12
15-6 = 9
Benzeen [pg/m 3 ] Benzeen [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
1 1
1 1
Resultaten 2010
NO2 [pg/m 3 ] NO2 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
28 23
28 23
27 23
27 23
N02 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
0
0
PM10 [pg/m 3 ] PM10 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
31 - 7 = 24 30
32 - 7 = 25 30
31 - 7 = 24 30
31 - 7 = 24 30
PM10 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
36-6 = 30
37 - 6 = 31
34 - 6 = 28
35 - 6 = 29
Benzeen [pg/m 3 ] Benzeen [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
1 1
1 1
1 1
1 1
Resultaten 201 5
NO2 [pg/m 3 ] NO2 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
27 23
27 23
26 23
26 23
NO2 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
0
0
PM10 [pg/m 3 ] PM10 [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
{ongecorrigeerd)
31 - 7 = 24 29
31 - 7 = 24 29
30 - 7 = 23 29
30-7 = 23 29
PM 10 [pg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
32 - 6 = 26
33 - 6 = 27
30 - 6 = 24
31-6 = 25
Benzeen [pg/m 3 ] Benzeen [pg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
1 1
1 1
1 1
1 1

Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Resultaten 2005
SO2 [Mg/m 3 ] SO2 [fjg/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
5 5
5 5
SO2 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
CO [Mg/m 3 ] CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel 8h 98-Percentiel achtergrond
972 725
907 725
BaP [ng/m 3 ] BaP [ng/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
0,4 0,3
0,3 0,3
Resultaten 2010
SO2 [ug/m 3 ] SO2 [ug/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
4 4
4 4
4 4
4 4
SO2 [ug/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
0
0
CO [ug/m 3 ] CO [ug/m 3 ]
98-Percentiel 8h 98-Percentiel achtergrond
839 725
859 725
809 725
823 725
BaP [ng/m 3 ] BaP [ng/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
0,3 0,3
0,3 0,3
0,3 0,3
0,3 0,3
Resultaten 2015
S02 [ug/m 3 ] S02 [ug/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
4 4
4 4
4 4
4 4
S02 [ug/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
0
0
CO [MQ/m 3 ] CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel 8h 98-Percentiel achtergrond
815 725
829 725
791 725
802 725
BaP [ng/m 3 ] BaP [ng/m 3 ]
Jaargemiddelde Jm achtergrond
0,3 0,3
0,3 0,3
0,3 0,3
0,3 0,3

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2005.txt
.*~, ~,^ *
ieéótë/Plaats*"""~
Legenda
r Geen overschrijding
mw ing K Auee
Lichlveld Buis & Partners
Utrecht ~ ""
afe~i4 ttttfn
E' •aXKtarAtAn, ft(iQror4Wi*fr^.
R^VTffiWT''
.5J'"> "'i'.Vi
J. _
J3loemendaal i Brederodelaan trqttroir. i 32 i 24_
Bloemendaal , Brederodelaan gevel _ i 30 24
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de
aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
'jjjawtarC.I-jL, T._L „ L f 200 --
[jyietegrotogiscWêcoSjlfie~_"_"" \ Gepasseerdjaar
Schalmgsfactor emissiefactpren _
'- T "^^ " n ~" "~ ~ l ï ~
' 1 _
1
'diiïgèn'24' 1
f 98- • Jaargemld
Percentiel ,1 Percentiel ; delde
8h l achtergron i
ii«Mij»yï-"!i« ^ * ? ' S 5
'-deldê • '_]_'_!'. J i _
972
907
?25_
725
0,4
"0,3
Versie 4.1.3
Jrfl
achtergron
0,3
0,3

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2010.txt Versie 4.1.3
l
l
jjiietjjlan
[ Bloemendaal Brederodelaan gevel
;
j zonder plan '_
l Bloemendaal j Brederodelaan gevel
| j melplan
l mw mg K Auee j
Töchtveld Buis & Partners 1
JJJtrecht ' '~
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de
aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
JaèrtiM J^ , ^ u „ ^ _ 2 ?10_ _
Mêlëc)fo!.oglscfe conditie. _ r jy1eerjarige meteorologie

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2015.txt
Legenda
"Geen overschrijd!
Bloemendaal
___ ! zonder plan
Bloemendaal iBFèdêrodelaan trottoir | 27
i _ Jj5!Ë£|an__ U
j Bloemendaal l Brederodelaan gevel
[_ | zonder plan ___ j
| Bloemendaal Brederodelaan gevel ! 26
j L^LPjaQ. __ _^__ l
mwjng^K Auee |
i l Lichtyeld Buis & Partners
Utrecht
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de
aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
JwlfflLii _jZTL -Z. . . , -
Meteorpj&aj.épfté eortf jfe .. -„ J Meerjarige meteorologie
Schalingsfactor emissiefactoren
1 "PBSonfehaWs '', ", " ^~ [ T
Versie 4.1.3

BIJLAGE l
Aanvullende notitie
LBP Lichtveld Buis & Partners
d.d. 1 augustus 2006 (V070689aaA3.ka)
resultaten luchtkwaliteit

Notitie
LBPiüchtveld Buis & Partners
Nieuwegein, 1 augustus 2006 Kenmerk : V070689aaA3.ka
Project : Bestemmingsplan Meer en Berg
Locatie : Bloemendaal
Betreft : Luchtkwaliteit
Inleiding
Voor het terrein van het voormalige Provinciaal Ziekenhuis Santpoort te Bloemendaal wordt
een nieuw bestemmingsplan opgesteld, te weten het bestemmingsplan Meer en Berg. In het
plan is de realisatie van woningen (ten hoogste 350) en een park voorzien. Om te bepalen of
het plan in de zin van het Besluit luchtkwaliteit 2005 gerealiseerd kan worden, is een
onderzoek verricht naar de luchtkwaliteit. In deze notitie wordt verslag gedaan van het van
toepassing zijnde wettelijk kader (Besluit luchtkwaliteit 2005) en de luchtkwaliteit ter plaatse.
In de figuren 1 en 2 is de situatie verduidelijkt.
LBP heeft reeds een luchtkwaliteitonderzoek gedaan voor bestemmingsplan Meer en Berg.
De resultaten hiervan zijn vastgelegd in notitie V070689aaAO.ka d.d. 25 januari 2006.
Gebleken is dat de gemeente Bloemendaal voornemens is eind 2006 de Kennemerweg als
een 30 km/u-zone in te richten. Hierdoor wordt voor de Brederodelaan een toename van het
aantal motorvoertuigen verwacht. Vanwege dit gewijzigde uitgangspunt is opnieuw een
luchtkwaliteitonderzoek uitgevoerd. Deze notitie is een aanvulling op LBP-notitie
V070689aaAO.ka d.d. 25 januari 2006.
Raadgevende ingenieurs
geluidbeheersing, bouwfysica, akoestiek, brandveiligheid
arbo, milieu en ruimtelijke ordening

Figuur 1
Plangebied
LBPiLichtveld Buis & Partners
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 2/11

Figuur 2
Bestaande situatie en masterplan
LBP|Lichtveld Buis & Partners
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 3/11

Wettelijk kader
Lichtveld Buis & Partners
Het Besluit luchtkwaliteit 2005 (hierna het Besluit) kent grenswaarden voor verschillende
luchtvervuilende stoffen. Deze grenswaarden geven een niveau van de buitenluchtkwaliteit:
aan dat, in het belang van de bescherming van de gezondheid van de mens en van het
milieu in zijn geheel, binnen een bepaalde termijn moet zijn bereikt. De grenswaarden
gelden voor de buitenlucht in het algemeen met uitzondering van werkplekken.
Naast de grenswaarden kent het Besluit luchtkwaliteit 2005 overschrijdingsmarges. Met de
overschrijdingsmarges wordt een percentage van de grenswaarde aangegeven waarmee de
grenswaarde tijdelijk overschreden mag worden, zonder dat een plan ter verbetering van de
luchtkwaliteit moet worden opgesteld. De grenswaarde plus de overschrijdingsmarge wordt
plandrempel genoemd. De hoogte van de plandrempel neemt af met het vorderen van de
jaren tot de hoogte van de grenswaarde. De gedachte achter de plandrempels is dat door
het generieke beleid de concentraties in de loop van de jaren dalen zonder dat aanvullende
maatregelen getroffen worden.
De van toepassing zijnde grenswaarden conform het Besluit luchtkwaliteit 2005 zijn in
tabel 1 gespecificeerd.
Tabel 1
Grenswaarden
Luchtkwaliteit
N02
PM10
CfiHe
S02
CO
BaP
Plandrempel 2006: jaargemiddelde
Plandrempel 2007: jaargemiddelde
Jaargemiddelde vanaf 2010
Aantal overschrijdingen per jaar van uurgemiddelde'
Jaargemiddelde
Aantal overschrijdingen per jaar van 24-uursgemiddelde 2
Jaargemiddelde tot 2010
Jaargemiddelde vanaf 2010
Jaargemiddelde
Aantal overschrijdingen per jaar van uurgemiddelde 3
Aantal overschrijdingen per jaar van 24-uursgemiddelde 4
8-uursgemiddelde
Jaargemiddelde
1 Grenswaarde NO2 (uurgemiddelde dat 18 keer per jaar mag worden overschreden) 200 ug/m
2 Grenswaarde PWIio (24-uursgemiddelde dat 35 keer per jaar mag worden overschreden) 50 ug/m 3
3 Grenswaarde SOa (uurgemiddelde dat 24 keer per jaar mag worden overschreden) 350 ug/m 3
4 Grenswaarde SOa (24-uursgerniddelde dat 3 keer per jaar mag worden overschreden) 125 ug/m 3
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006
Grenswaarde / norm
48 ug/m 3
46 ug/m 3
40 ug/m 3
18 keer
40 ug/m 3
35 keer
10 ug/m 3
5 ug/m 3
20 ug/m 3
24 keer
3 keer
10.000 ug/m 3 \
1 ng/m 3 }
•4/11

Lichtveld Buis & Partners
Conform art. 7 lid 1 en lid 2 van het Besluit vormen de grenswaarden het toetsingskader
voor overheden bij het ontwikkelen van beleid, het ontplooien van activiteiten of het
beoordelen van plannen. Aan de hand van de grenswaarden wordt beoordeeld of de
voornemens zonder meer ten uitvoer kunnen worden gebracht of dat aanvullende
maatregelen nodig zijn. Uiteraard moeten in eerste instantie maatregelen getroffen worden
bij de bronnen die het meest bijdragen tot de verontreiniging.
Als nieuwe activiteiten worden ontwikkeld die gevolgen voor de luchtkwaliteit kunnen
hebben, moeten de consequenties voor de luchtkwaliteit in kaart worden gebracht en dient
gekozen te worden voor een zodanige invulling van die activiteit dat aan de grenswaarden
voldaan wordt. Dit betekent dat nieuwe activiteiten zo gesitueerd moeten worden of onder
zodanige voorwaarden plaats moeten vinden dat aan de grenswaarden voldaan wordt.
Op locaties waar - ook zonder de betreffende ontwikkeling - een grenswaarde wordt overschreden,
is die ontwikkeling mogelijk mits de luchtkwaliteit per saldo verbetert of ten minste
gelijk blijft; Tevens is-in het Besluit (art. 7 lid 3) de mogelijkheid opgenomen om op locaties
waar een grenswaarde wordt overschreden een ontwikkeling die leidt tot een verslechtering
van de luchtkwaliteit te compenseren met samenhangende maatregelen die per saldo tot
een verbetering van de luchtkwaliteit leiden.
Het Besluit sluit met art. 2 lid 2 het stand-still beginsel conform de Wet milieubeheer uit.
Hiermee zijn er geen bezwaren tegen een verslechtering van de luchtkwaliteit mits de
luchtkwaliteit aan de geldende grenswaarden voldoet.
Overeenkomstig art. 5 van het Besluit mag bij het beoordelen van de concentratie fijn stof
(PM10) zeezout buiten beschouwing worden gelaten. Om een voor zeezout gecorrigeerde
jaargemiddelde concentratie te bepalen, is een plaatsafhankelijke correctie nodig. In de
Meetregeling luchtkwaliteit 2005 is gegeven dat in Bloemendaal het aandeel zeezout in de
jaargemiddelde concentratie PM10 7 ng/m 3 bedraagt.
Uit meetgegevens blijkt dat overschrijdingen van de 24-uursgemiddelde concentratie
voornamelijk plaatsvinden bij wind uit het oosten en zuiden. Zeezout speelt dus een geringe
rol in het veroorzaken van het aantal overschrijdingsdagen. Tevens blijkt dat de invloed van
zeezout op het aantal overschrijdingsdagen voor heel Nederland vrijwel gelijk is. Om het
voor zeezout gecorrigeerde aantal overschrijdingsdagen te verkrijgen wordt, uitgaande van
de niet voor zeezout gecorrigeerde jaargemiddelde concentratie van PM10, het aantal
berekende overschrijdingsdagen met zes dagen verminderd conform de Meetregeling
luchtkwaliteit 2005.
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 5/11

Rekenmethode
LBP Lichtveld Buis & Partners
De berekeningen zijn uitgevoerd met behulp van het CAR II rekenmodel, versie 5.0. Ten
opzichte van versie 4.1 zijn de achtergrondconcentraties, emissiefactoren en meteodata van
2005 ingevoerd. Tevens is het toekomstscenario waarmee gerekend wordt vernieuwd met
onder meer de verwachte effecten van Rijksmaatregelen (Prinsjesdag-pakket).
De concentraties stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10), benzeen (C6H6), zwaveldioxide (SO2),
koolmonoxide (CO) en benzo(a)pyreen (BaP) worden op een te definiëren afstand tot de as
van een weg op het trottoir berekend. De basis hierbij wordt gevormd door de achtergrondconcentraties.
Het rekenmodel kent geen mogelijkheden om kwantitatief inzicht te verkrijgen
in de luchtkwaliteit op bepaalde hoogten of achter gebouwen.
De parameters van de berekeningen van de luchtkwaliteit zijn in bijlage l gegeven.
Rekenresultaten
In bijlage l zijn de berekende concentraties NO2, PM10, C6H6, SO2, CO en BaP op
straatniveau gegeven. Bij de berekeningen is rekening gehouden met de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005.
Luchtkwaliteit exclusief bouwplan
Uit de rekenresultaten blijkt dat voor alle beschouwde jaren geen overschrijdingen van de
grenswaarden worden berekend. Opgemerkt wordt dat ook als geen rekening wordt
gehouden met de aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005 geen overschrijdingen
worden berekend.
Luchtkwaliteit inclusief bouwplan
In het plan zijn ten hoogste 350 woningen voorzien die ter vervanging dienen van het
voormalige Provinciaal Ziekenhuis Santpoort. Hierdoor wordt een - lichte - toename van het
aantal motorvoertuigbewegingen verwacht (zie tabel 1.1).
Uit de rekenresultaten in bijlage l blijkt dat de toename van vervoersbewegingen als gevolg
van de realisatie van het plan een zeer kleine verslechtering van de luchtkwaliteit tot gevolg
heeft.
Volledigheidshalve is tevens bepaald wat het effect op de luchtkwaliteit zou zijn als in de
huidige situatie geen voertuigbewegingen vanaf het terrein komen en in de toekomstige
situatie alle aan het plan toe te rekenen 2.270 bewegingen naar één richting rijden. Uit de
rekenresultaten blijkt dat ook dan aan de geldende grenswaarden wordt voldaan (zie
bijlage l).
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 6/11

Conclusie
LBPlLichtveld Buis & Partners
Geconcludeerd wordt dat als gevolg van de verkeersaantrekkende werking de luchtkwaliteit
weliswaar in geringe mate verslechtert, maar dat de grenswaarden uit het Besluit luchtkwaliteit
2005 niet worden overschreden. Derhalve zijn er vanuit het Besluit luchtkwaliteit
2005 geen bezwaren tegen het plan.
Lichtveld Buis & Partners BV
mw. ing. K. Auée ir. D.A. van Valkenburg
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 7/11

Bijlage l Berekeningen
Uitgangspunten
LBP Lichtveld Buis & Partners
Scenario
In CAR II 5.0 wordt voor concentratieberekeningen voor de toekomstige situatie uitgegaan
van het scenario UNRR (Uitwerkingsnotitie Referentieraming). Dit scenario gaat voor
Nederland uit van vastgesteld beleid, voor EU-lidstaten van de National Emission Ceilings en
voor de overige landen van het Gothenburg-protocol. Het beleid van andere landen is van
belang voor het in rekening brengen van de bijdrage van buitenlandse bronnen op de
luchtkwaliteit in Nederland.
Achtergrondconcentraties en meteo-conditie
Het CAR II rekenmodel bepaalt op basis van Rijksdriehoekscoördinaten:
— in welke regio ^ewegHigt;
- voor welke locatie de luchtkwaliteit moet worden bepaald;
- de regiofactor die de invloed van de lokale meteorologische omstandigheden beschrijft;
- de achtergrondconcentraties, opgenomen per vak van 1 km bij 1 km.
Rijksdriehoekscoördinaat 102.600, 492.100 is voorde geprojecteerde nieuwbouw
gehanteerd.
Wegverkeergegevens
De doorgaande etmaalintensiteit (dwz zonder bestemmingsverkeer) van de Brederodelaan
voor het jaar 2001 is afkomstig uit de toelichting op het bestemmingsplan Meer en Berg
d.d. 25 maart 2004 en bedraagt 3.550 motorvoertuigen per etmaal.
De gemeente Bloemendaal is voornemens om eind 2006 de Kennemerweg als een 30 km/uzone
in te richten. Hierdoor wordt in het jaar 2007 op de Brederodelaan een toename van
300 motorvoertuigen per etmaal verwacht.
Voor de prognoses voor de jaren 2006, 2007, 2010 en 2015 zijn de etmaalintensiteiten,
conform de toelichting op het bestemmingsplan, geëxtrapoleerd op basis van een autonome
groei van het wegverkeer van 2% per jaar.
In het project is de bouw van ten hoogste 350 woningen voorzien. Conform de toelichting op
het bestemmingsplan Meer en Berg bedraagt het aantal motorvoertuigbewegingen per
etmaal vanwege de nieuwbouw 2.270 bewegingen waarvan 1.362 bewegingen (60%) van of
naar het zuiden (Bloemendaal).
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 8/11

LBPlLichtveld Buis & Partners
De nieuwbouw betreft de vervanging van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort. Het
oorspronkelijke ziekenhuis is gebouwd op een capaciteit van ca. 300 patiënten maar is
uitgegroeid tot een gebied waar in de jaren '90 ca. 1.500 patiënten werden verzorgd door
evenzoveel personeelsleden en kader. Vanaf begin jaren '90 zijn de ziekenhuisactiviteiten
langzaam afgebouwd en in 2004 zijn de laatste patiënten elders gehuisvest. In 1999 is het
terrein verkocht aan de ontwikkelcombinatie Park Brederode C.V. met als doel het realiseren
van een woongebied.
In de leegkomende gebouwen zijn tijdelijk antikraak en diverse organisaties - zoals een
detentiecentrum, een asielzoekerscentrum, een opleidingscentrum, een openbaar
sportcomplex en diverse kleine maatschappelijke organisaties - ondergebracht. In 2001
woonden en werkten op het terrein ca. 500 personen, een zelfde aantal als in 2005.
De verwachting is dat in 2007 aangevangen zal worden met de bouw van de woningen en
dat deze in 2010 gereed zullen zijn.
Voor het bepalen van het aantal vervoersbewegingen vanaf het terrein in 2001 is, conform
de toelichting op het bestemmingplan, uitgegaan van 1.100 motorvoertuigbewegingen per
etmaal waarvan 550 bewegingen 1 van of naar het zuiden. Dit komt overeen met 2,2
bewegingen per etmaal per persoon.
De nieuwbouw zal een toename van 1.362 - 550 = 812 voertuigbewegingen per etmaal tot
gevolg hebben.
De in de berekeningen gehanteerde etmaalintensiteiten van de Brederodelaan zijn in
tabel 1.1 gespecificeerd.
Tabel 1.1
Etmaalintensiteiten
2006
3.920
+ 550
= 4.470
Etmaalintensiteiten [mvt/etmaal]
zonder bouwplan
2007
3.998
+ 300
+ 550
= 4.848
2010
4.243
+ 319
+ 550
= 5.112
2015
4.685
+ 352
+ 550
= 5.587
2006
nvt
Etmaalintensiteiten [mvt/etmaal]
met bouwplan
2007
3.998
+ 300
+ 1.362
= 5.660
2010
4.243
+ 319
+ 1.362
= 5.924
2015
4.685
+ 352
+ 1.362
= 3,299
1 Hierbij wordt opgemerkt dat in de toelichting tevens gesproken wordt over 660 bewegingen in zuidelijke richting. Dit komt
overeen met 60% van het aantal bewegingen gerelateerd aan het plangebied. Door in de berekening uit te gegaan van
550 in plaats van 660 bewegingen, is de toename in zuidelijke richting vanwege het plan 110 bewegingen groter en wordt
derhalve een worst-case-benadering gehanteerd.
Z,.~ 00 l L
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 9/11

LBPiLichtveld Buis & Partners
De verdeling over de verschillende motorvoertuigcategorieën (licht, middelzwaar en zwaar)
is van grote invloed op de resultaten van de berekening. Een grote fractie vrachtverkeer
zorgt voor grotere emissies en daarmee voor hogere concentraties luchtverontreinigende
stoffen. De verdelingen over de verschillende categorieën ten opzichte van de etmaalintensiteit
zijn in de onderstaande tabel gespecificeerd.
Tabel 1.2
Verdelingen over de motorvoertuigcategorieën ten opzichte van de etmaalintensiteit
Voertuigcategorie
Lichte motorvoertuigen
Middelzware motorvoertuigen
Zware motorvoertuigen
Bussen
Verdelingen [%]
Parkeerbewegjngen
Er is ervan uitgegaan dat er geen parkeerbewegingen per etmaal zijn. Het parkeren zal
voornamelijk plaatsvinden bij de nieuwbouw zelf. Daarnaast heeft het aantal
parkeerbewegingen geen invloed op de maatgevende stoffen (NO2 en PM10).
Snelheidstypering
De maximumsnelheid op de Brederodelaan bedraagt 50 km/u. Derhalve is uitgegaan van het
snelheidstype normaal stadsverkeer.
In de onderhavige situatie zou eveneens uitgegaan kunnen worden van het snelheidstype
doorgaand verkeer. Het toepassen van snelheidstype doorgaand verkeer heeft een - lichte
- positieve invloed op de berekende concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Wegtype
Er is uitgegaan van wegtype 3A (aan beide zijden van de weg bebouwing; breedte van de
weg kleiner dan 3 maal de hoogte van de bebouwing, maar groter dan 1,5 maal de hoogte
van de bebouwing).
Omdat de bebouwing niet aaneengesloten is, bijvoorbeeld ter plaatse van gebied
Schapenduinen, zou eveneens uitgegaan kunnen worden van wegtype 2. Het toepassen van
wegtype 2 heeft in de onderhavige situatie een - lichte - positieve invloed op de berekende
concentraties luchtverontreinigende stoffen.
Bomenfactor
Er is uitgegaan van bomenfactor 1,25 (één of meer rijen bomen met een onderlinge afstand
van minder dan 15 m met openingen tussen de kronen).
95
3
1,5
0,5
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 10/11

mr. P.W.N. Arriens - 070689aa - Bestemmingsplan Meer en Berg Bloemendaal
Luchtkwaliteitberekeningen
Van: Karin Auee
Aan:
Datum: Vr, feb 9,2007 14:49
Onderwerp: 070689aa - Bestemmingsplan Meer en Berg Bloemendaal -
Luchtkwaliteitberekeningen
Geachte heer Arriens,
Zoals afgesproken bevestig ik hiermee dat de in tabel 1.1- weergegeven etmaalintensiteit voor het jaar
„2015 met bouwplan onjuist is. In de berekening is uitgegaan van de juiste etmaalmtensiteit, te weten
6.399 myt/efm.
Ik hoop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben. Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u
uiteraard contact opnemen.
Met vriendelijke groet,
Karin Auée
LB f* luchtveld Buis & Partners
ing. K. Auée
Lichtveld Buis & Partners BV
Kelvinbaan 40, 3439 MT Nieuwegein
Postbus 1475, 3430 BL Nieuwegein
T: (+31) 30 231 1377
F: (+31) 30 234 17 54
E: auee@lbp.nl
l: www.lbp.nl
Lichtveld Buis & Partners is een onafhankelijk advies- en ingenieursbureau, slagvaardig in het vinden van klantgerichte
oplossingen met respect voor maatschappij en leefomgeving
This inbound message to KPN has been checked for all known viruses by KPN MailScan, powered
by MessageLabs. For further information visit: http://www.kpn.com/kpn/show/id=l 183952
M-l^
file://C:\Documents and Settings\staarrip.ADS-STAB\Local Settings\Temp\XPgrpwise\... 9-2-2007

LBPILichtveld Buis & Partners
Afstanden
Voor wegtype 3A bedraagt de minimaal en maximaal in te voeren afstand tot de as van een
weg respectievelijk 5 en 30 m. De in de berekeningen gehanteerde afstanden zijn in de
tabel 1.3 samengevat, met in acht name van voornoemde afstanden.
Tabel 1.3
Afstanden
Afstand [m] tot trottoir
5
Rekenresultaten
De berekeningen van de luchtkwaliteit zijn hierna opgenomen.
Afstand [m] tot gevel
V070689aaA3.ka -1 augustus 2006 11/11
10

CARII
Lichtveld Buis & Partners
Wegenbestand 2006
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
Wegenbestand 2007
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
0,015
0,015
Wegenbestand 2010
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
0,015
0,015
Versie 5.0
X
[m]
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
X
[m]
102600
102600
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
0,005
0,005
X
[m]
102600
102600
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
0,005
0,005
Y
[m]
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
Y
[m]
492100
492100
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
0
0
Y
[m]
492100
492100
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
0
0
Intensiteit
[mvt/etm]
4470
4470
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Intensiteit
[mvt/etm]
4848
5660
4848
5660
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Intensiteit
[mvt/etm]
5112
5924
5112
5924
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Fractie
licht i
0,95
0,95 ;
Wegtype
j
3a
3a !
,
Fractie '
licht
0,95 '.
0,95 !
0,95
0,95
Wegtype
3a i
3a :
3a
3a
Fractie
licht
0,95 i
0,95
0,95 ;
0,95 ;
Wegtype •
3a
3a
3a
3a
;
:
:
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
1,25
1,25
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
1,25
1,25
Afstand tot wegas
[m]
5
10
Afstand tot wegas
[m]
5
5
10
10
Afstand tot wegas
[m]
5
5
10
10

Wegenbestand 201 5
Straatnaam
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Fractie
zwaar
0,015
0,015
0,015
0,015
X
[m]
102600
102600
102600
102600
Fractie
autobus
0,005
0,005
0,005
0,005
Y
[m]
492100
492100
492100
492100
Aantal
parkeerbewegingen
0
0
0
0
Intensiteit
[mvt/etm]
5587
6399
5587
6399
Snelheidtype
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
normaal stadsverkeer
Fractie
licht
0,95 :
0,95 ';
0,95
:
0,95 ;
Wegtype ;
•
3a i
3a :
3a ;
3a :
Fractie
middelzwaar
0,03
0,03
0,03
0,03
Bomenfactor
1,25
1,25
1,25
1,25
Afstand tot wegas
[m]
5
5
10
10

Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Resultaten 2006
N02 [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
30
29
NO2 [Mg/m 5 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
PM 10 (Mg/m J ]
Jaargemiddelde
27 - 7 = 20
27 - 7 = 20
NO2 [Mg/m 3 ]
J m achtergrond
24
24
PM 10 [Mg/m 1 ]
Aantal overschrijdingsdagen
24-6 = 18
23-6 = 17
Benzeen [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
1
1
SO2 [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
6
6
PM 10 [Mg/m 5 ]
Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
25
SO2 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel 8h
828
767
BaP [ng/m 3 ]
Jaargemiddelde
0.4
0,3
25
Benzeen [Mg/m 1 ]
Jm achtergrond - - - -
1
1
S02 [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond
6
6
CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel achtergron
599
599
BaP [ng/m 3 ]
Jm achtergrond
0,3
0,3
esultaten 2007
O2 [Mg/m 3 ]
argemiddelde
0
i
0
02 [Mg/m 3 ]
antal overschrijdingsdagen
M10 [Mg/m 3 ]
aargemiddelde
7 - 7 = 20
7 - 7 = 20
7 - 7 = 20
7 - 7 = 20
M10 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
4-6 = 18
5-6 = 19
3-6=17
3-6=17
lenzeen [Mg/m 3 ]
aargemiddelde -
SO2 [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
5
5
5
5
NO2 [Mg/m 1 ]
Jm achtergrond
24
24
24
24
PM 10 [Mg/m 1 ]
Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
25
25
25
25
Benzeen [Mg/m 1 ]
-Jm achtergrond
1
1
1
1
S02 [Mg/m 1 ]
Jm achtergrond
5
5
5
. 5
SO2 [Mg/m 1 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
0
0
CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel 8h
815
851
758
785
BaP [ng/m 1 ]
Jaargemiddelde
0,4
0,4
0,3
0,4
CO [ug/m 1 ]
98-Percentiel achtergrond
599
599
599
599
BaP [ng/m 3 ]
Jm achtergrond
0,3
0,3
0,3
0,3

Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevei met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Brederodelaan trottoir zonder plan
Brederodelaan trottoir met plan
Brederodelaan gevel zonder plan
Brederodelaan gevel met plan
Resultaten 2010
NO2 [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
29
30
28
28
NO2 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
0
0
PM10 [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
26-7 = 19
27 - 7 = 20
26 - 7 = 19
26-7 = 19
PM 10 (M9/m 3 l
Aantal overschrijdingsdagen
23-6 = 17
23-6 = 17
22-6 = 16
22-6=16
Benzeen [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
1
1
1
1
S02[Mg/m 5 ]
Jaargemiddelde
4
4
4
4
NO2 [Mg/m 1 ]
Jm achtergrond
24
24
24
24
PM 10 [Mg/m 5 ]
Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
25
25
25
25
Benzeen [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond
1
1
1
1
SO2 [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond
4
4
4
4
SO2 [Mg/m 5 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
0
0
CO [pg/m 3 ]
98-Percentiel 8h
725
745
692
707
BaP [ng/m j ]
Jaargemiddelde
0,4
0,4
0,3
0,3
CO (Mg/m 3 )
98-Percentiel achtergron(
599
599
599
599
BaP [ng/m 3 ]
Jm achtergrond
0,3
0,3
0,3
0,3
Resultaten 201 5
O2 [Mg/m 3 ]
aargemiddelde
6
7
5
6
N02 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
0
0
PM10 [Mg/m 3 ]
aargemiddelde
26-7 = 19
26-7 = 19
25-7=18
25-7 = 18
PM10 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen
21-6 = 15
21-6 = 15
20 - 6 = 14
21-6 = 15
Benzeen [Mg/m 3 ]
Jaargemiddelde
1
1
1
1
SO2 [MQ/m 3 ]
Jaargemiddelde
4
4
4
4
NO2 [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond
22
22
22
22
PM10 [Mg/m 5 ]
Jm achtergrond
(ongecorrigeerd)
25
25
25
25
Benzeen [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond -
1
1
1
1
SO2 [Mg/m 3 ]
Jm achtergrond
4
4
4
4
S02 [Mg/m 3 ]
Aantal overschrijdingsdagen 24-uursgemiddelde
0
0
0
0
CO [Mg/m 3 ]
98-Percentiel 8h
703
718
675
686
BaP [ng/m 3 ]
Jaargemiddelde
0,3
0,4
0,3
0,3
CO [MQ/m 3 ]
98-Percentiel achtergrond
599
599
599
599
BaP [ng/m 3 ]
Jm achtergrond
0,3
0,3
0,3
0.3

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2006.txt Versie 5.0.0
Legenda:^
l Geen overschriidin
[''Overschrijding .ptandrempel,;
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
2006
Meerjarige meteorologie
1— • 16 16 L2 l 828 l 599 l 0.4 |_OJ
767 l 599 l 0,3 l 0.3

Stratenbescand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2007.txt Versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2010.txt Versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

Stratenbestand: P:\010\070689aa.kaMucht\2007_toename 2270 mvc.cxt versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

SCratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2015.txt Versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

Stratenbestand: P:\Q70\070689aa.ka\lucht\2010 toename 2270 mvt.txt Versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2015_toename 2270 mvt.txt Versie 5.0.0
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de zeezoutaftrek
conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l

stratenbestand: f:\070\070689aa.ka\lucht\2015_toename 2270 mvt.txt
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de
aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
Versie 4.1.3

Stratenbestand: P:\070\070689aa.ka\lucht\2010__toename 2270 mvt.txt
mw. Ing. K. Au
luchtveld Buis & Partners
Deze resultaten zijn zonder toepassing van de
aftrek conform de Meetregeling luchtkwaliteit 2005
Pagina l
Versie 4.1.3

l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l lll
l
l
l
AANGETEKEND MET BERICHT VAN ONTVANGST
St. Advisering Bestuursrechtspraak
t.a.v. de heer P.W.N. Arriëns
Postbus 95928
2509 CX 's-Gravenhage
Amsterdam:
Ons kenmerk:
Betreft:
Uw kenmerk:
Advocaat
Mr. A. Kaspers
Geachte heer Arriëns,
12 februari 2007
AKa/1742/277009.1
Bestemmingsplan Meer en Berg, gemeente
Bloemendaal
Telefoon
020 5736 750
Fax
020 5736 886
E-mail
a.kaspers@lexence.com
Tijdens ons gesprek op 24 januari jl. bij mij op kantoor heb ik u laten weten
dat cliënte, Stichting Schapenduinen, de ecoloog P.H.J. van der Linden heeft
verzocht in kaart te brengen wat de effecten van de verkeerstoename door
het bestemmingsplan Meer en Berg zullen zijn op de flora en fauna in het
speciale beschermingszone gebied aan weerszijden van de Brederodelaan
ter hoogte van het landgoed Schapenduinen. Inmiddels heeft de heer Van
der Linden zijn effectenstudie afgerond. Een kopie treft u aan als bijlage l
bij deze brief.
Conclusie Van der Linden
Voor een aantal soorten is de conclusie van Van der Linden helder. Zo
concludeert hij onder meer dat door het extra verkeer als gevolg van het
bestemmingsplan:
1. het waarschijnlijk is dat de kritische grens voor soorten als
rugstreeppad, zandhagedis en hazelworm wordt overschreden en
deze soorten hierdoor lokaal zullen uitsterven;
2. dat het aannemelijk is dat de kwetsbare populatie van boommarters
uit het gebied verdwijnt;
3. diverse soorten vleermuizen lokaal kunnen uitsterven, onder meer,
door versnippering en verkleining van leef- en foerageergebieden en
door een aanzienlijke groter aantal dodelijke verkeersslachtoffers;
4. verschillende broedvogelsoorten geheel uit Schapenduinen zullen
verdwijnen, omdat door het extra verkeer een verstoringszone komt
te liggen op in totaal 1/3 deel van Schapenduinen, waardoor het
resterende gebied te klein wordt;
Lexence N.V.
NOTARISSEN
Peter van Anrooystraat 7
1076 DA Amsterdam
Postbus 75999
1070 AZ Amsterdam
Nederland
Te! + 31 (0)20 5736736
Fax +31 (0)20 5736737
E-mail info@lexence.com
KvK 34191068
BTW NL 8120.01.217.B01
1/5

i , " " " "~ ~ " ~ " " " ~ "
l lexence
\^_^ADVOCATEN «.NOTARISSEN
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
5. negatieve effecten zijn te verwachten voor slakkensoorten als nauwe
korfslak, wijngaardslak en platte schijfhoren;
6. de geschiktheid van het gebied voor bestaande groeiplekken van
zeer zeldzame paddestoelen, slijmzwammen, mossen en
korstmossen significant verminderd.
Significante gevolgen
Gelet op deze conclusies lijkt vast te staan dat realisatie van de in het
bestemmingsplan voorziene woningbouw ertoe zal leiden dat aan de
speciale beschermingszone Kennemerland Zuid niet zodanige bescherming
wordt geboden dat de realisatie van de doelstellingen van de
instandhouding van de natuurijke habitats en de wilde fauna en flora niet in
het gedrang dreigt te komen (vgl. r.o. 2.34.2 van de uitspraak van de
Afdeling van 14 december 2005). In elk geval kan op grond van objectieve
gegevens niet worden uitgesloten dat het bestemmingsplan significante
gevolgen heeft voor de SBZ.
Dat betekent volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie EG
(7 september 2004, AB 2004/365 inzake Kokkelvisserij) en de Afdeling (vgl.
15 juni 2006, LJN: AX8550) dat een passende beoordeling moet worden
gemaakt van de gevolgen voor dit gebied. Goedkeuring van het
bestemmingsplan is vervolgens slechts aan de orde wanneer op basis van
de resultaten van deze passende beoordelingen wetenschappelijk gezien
redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zullen
zijn voor de natuurlijke kenmerken van de SBZ.
Een passende beoordeling is tot op heden nooit gemaakt. In de in opdracht
van de initiatiefnemer door Royal Haskoning uitgevoerde onderzoeken is de
SBZ ter hoogte Schapenduinen zelfs nooit meegenomen. De onderzoeken
van Royal Haskoning hebben uitsluitend betrekking op het plangebied Meer
en Berg zelf en op het direct aan het plangebied grenzende deel van de
speciale beschermingszone. Hoewel Royal Haskoning aldus nooit enig
onderzoek naar het gebied rondom Schapenduinen heeft gedaan, heeft zij -
dus zonder enig inzicht in de vraag welke soorten in dit gebied voorkomen
en wat de kenmerken en karakteristieken van de aanwezige populaties zijn
- in haar aanvullende notitie van 24 januari 2006 niettemin gesteld dat het
toenemend verkeer ter plaatse niet zal leiden tot significante effecten.
Een dergelijke conclusie uitsluitend baseren op een desktop studie, zoals
Royal Haskoning heeft gedaan, is niet mogelijk, zoals ook Van der Linden
opmerkt. In elk geval is deze conclusie niet houdbaar gelet op de inhoud
van de effectenstudie van Van der Linden, die zich daarbij - anders dan
Royal Haskoning - mede baseert op de op verzoek van Stichting
Schapenduinen door diverse natuurorganisaties opgestelde verkennende
inventarisaties op en rond Schapenduinen.
2/5

l
l lexenc
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
Als gezegd, nu aannemelijk is dat het bestemmingsplan significante
gevolgen heeft, moet een passende beoordeling worden gemaakt. Omdat
een dergelijke passende beoordeling tot op heden ontbreekt, kan de
(tweede) goedkeuring van het bestemmingsplan niet in stand blijven.
Strijd Flora- en faunawet
Deze goedkeuring kan bovendien niet in stand blijven nu aannemelijk is dat
de Flora- en faunawet ("Ffw") aan de uitvoerbaarheid ervan in de weg
staat. Immers, op basis van de effectenstudie van Van der Linden en de
verkennende inventarisaties door natuurorganisaties in opdracht van
Stichting Schapenduinen bestaat (meer dan) een redelijk vermoeden dat ter
plaatse beschermde planten- en diersoorten voorkomen. Aannemelijk is dat
door de verkeerstoename als gevolg van het bestemmingsplan diverse
verbodsbepalingen uit de Ffw (zoals het verbod op het doden en het
opzettelijk verontrusten van beschermde soorten en het verbod op het
verstoren van vaste rust- en verblijfplaatsen van beschermde dieren) zullen
worden overtreden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling moet in dat geval in het kader
van een bestemmingsplanprocedure aan de hand van onderzoeksgegevens
worden bezien in hoeverre op voorhand ervan mag worden uitgegaan dat
een ontheffing op grond van de Ffw kan worden verleend (vgl. bijv. Afdeling
19 november 2003, LJN: AN8321). Voor het plangebied Meer en Berg zelf is
dit volgens de Afdeling genoegzaam gedaan. Dat geldt echter niet voor wat
betreft de SBZ ter hoogte van Schapenduinen. Voor dit gebied is zelfs nog
nooit een grondige inventarisatie gemaakt van de aanwezige soorten, laat
staan dat is beoordeeld of voor de in dit gebied aanwezige soorten een
ontheffing kan worden verkregen. Ook hierom moet de (tweede)
goedkeuring van het bestemmingsplan worden vernietigd.
Hoge natuurwaarden
Het gebied waar het hier om gaat is buitengewoon waardevol. Caprera en
Schapenduinen zijn onderdeel van het Nationaal Park Zuid-Kennemerland.
Bovendien zijn beide gebieden aangemeld bij de Europese Commissie als
deel van de speciale beschermingszone Kennemerland Zuid. Recentelijk is
gebleken dat de minister van LNV voornemens is om deze
beschermingszone bij Schapenduinen zelfs nog verder uit te breiden (als
bijlage 2 is een detailkaart van het aan te wijzen gebied bijgevoegd). Dit
onderstreept de grote natuurwaarden van dit gebied.
Het grote belang van onderhavig natuurgebied blijkt ook uit diverse
uitspraken waarin werd geoordeeld over gebieden in de directe omgeving
van Schapenduinen. Zo heeft de Afdeling op 5 maart 2003 (bijlage 3) de
goedkeuring van het bestemmingsplan Velserend van de gemeente Velsen
\^_^ ADVOCATEN 8. NOTARISSEN
NOTAf
3/5

l
i I exenc
i
i
i
i iiiiiiiiiiiiii
(voor een gebied direct ten noorden van het plangebied Meer en Berg)
vernietigd omdat onvoldoende onderzoek was gedaan naar de gevolgen van
dat plan, ook wat betreft het nabijgelegen Habitatrichtlijngebied, mede
gelet op de aanwezigheid van beschermde diersoorten als de zandhagedis
en de bruine kikker. In een oudere kroonbeslissing van 17 juni 1980
(bijlage 4) werd de vernietiging van een bestemmingsplan in stand gelaten
voor zover dat voorzag in woningbouw in het Sleutelbos. Het Sleutelbos is
sterk vergelijkbaar met Schapenduinen en ligt direct ten noorden hiervan.
Het Sleutelbos ligt ten oosten van het plangebied Meer en Berg, waarvan
het wordt gescheiden door de Brederodelaan. De Kroon overweegt onder
meer:
"dat gedeputeerde staten in hun bestreden besluit onder meer
hebben overwogen, dat het onderwerpelijke terrein van recreatieve
en natuurwetenschappelijke waarde als onvervangbaar kan worden
beschouwd (...)."
Behalve waardevol is Schapenduinen ook een heel kwetsbaar natuurgebied.
Alleen een relatief smalle corridor bij het Meertje van Caprera verbindt dit
gebied met de rest van het Nationaal Park en de SBZ. Dwars door deze
corridor in de SBZ ligt de Brederodelaan. Migratie van Schapenduinen naar
de rest van het natuurgebied en andersom is alleen mogelijk door de
Brederodelaan over te steken. De risico's van wegen door natuurgebieden
zijn genoegzaam bekend; dodelijke aanrijdingen, versnippering en
verstoring van leefgebieden, vervuiling, etc. (zie bijvoorbeeld het rapport
over versnippering van Rijkswaterstaat, bijlage 5 bij de brief van 3 maart
2006 aan GS). Ik wijs erop dat het precies deze risico's zijn waarvan Van
der Linden verwacht dat die zich hier ter plaatse zullen realiseren.
Het risico van de Brederodelaan door het natuurgebied is door diverse
overheden onderkend. Zo heeft de commissaris van de Koningin, bij het
verzoek aan Stichting Schapenduinen om op vrijwillige basis mee te doen
met het Nationaal Park, juist beloofd dat de Brederodelaan autoluw wordt
gemaakt. De minister van LNV heeft op zijn beurt bij de opening van het
Nationaal Park (deze opening vond overigens op het landgoed
Schapenduinen plaats) toegezegd dat het gebied ontsnipperd zal worden.
Elders binnen dit SBZ zijn inmiddels plannen om voor miljoenen euro's een
ecoduct aan te leggen over de Zandvoortselaan. Voor wat betreft de
Brederodelaan komt van deze toezeggingen echter niets terecht.
Integendeel, hoewel Schapenduinen een kwetsbaar, relatief geïsoleerd
liggend onderdeel van de SBZ is, wordt zonder zorgvuldig onderzoek te
doen naar de gevolgen ervan een bestemmingsplan vastgesteld en
goedgekeurd dat voor een heel forse verkeerstoename over deze weg zal
zorgen. Hierdoor wordt dit deel van de SBZ verder versnipperd en raakt
^__^ ADVOC ADVOCATEN & NOTARISSEN
4/5

l
i lexenc
i
i
V^ADVOCATEN «.NOTARISSEN
i ii
i iiiiiiiiiiiii
Schapenduinen nog verder geïsoleerd. Dit is onbegrijpelijk, zeker nu door
de voorgenomen uitbreiding van de SBZ op precies deze locatie juist het
belang van de natuurwaarden in Schapenduinen wordt onderstreept.
In de huidige situatie rijdt bovendien nagenoeg geen verkeer op de
Brederodelaan van en naar het plangebied. Het grootste deel van de
gebouwen binnen het plangebied staat immers leeg (enkele gebouwen zijn
zelfs geheel afgezet met hekken). Voorts blijkt uit meerdaagse tellingen dat
thans op het plangebied een verwaarloosbaar aantal auto's zijn geparkeerd
(zie de als bijlage 5 aangehechte concept notariële akte. De definitieve
akte kunnen wij u na passeren toezenden.). Als gevolg van het
bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe woonwijk met 350 woningen,
zal sprake zijn van een forse verkeerstoename.
Nu ook na vernietiging van de eerste goedkeuring nog steeds geen
passende beoordeling is gemaakt van de gevolgen voor de SBZ bij
Schapenduinen van deze forse toename en evenmin is onderzocht of
aannemelijk is dat de noodzakelijke ontheffingen op grond van de Ffw
kunnen worden verkregen, moet ook het tweede goedkeuringsbesluit
worden vernietigd. Hopelijk ziet ook de gemeente daarna in dat zorgvuldig
onderzoek naar de natuurwaarden van Schapenduinen en omgeving niet
langer achterwege kan blijven. Benadrukt zij dat dit onderzoek een
algemene strekking moet hebben en niet uitsluitend mag zien op de door
Van der Linden genoemde soorten. Van der Linden geeft immers - juist
vanwege het ontbreken van een algemene, grondige inventarisatie - niet
meer dan slechts een eerste, voorlopige indruk.. Zo zal bijvoorbeeld ook
onderzoek moeten worden gedaan naar het voorkomen van en de effecten
op de Gevlekte witsnuitlibel, één van de complementaire doelen van de
SBZ.
Hoogachtend,
Bijlagen:
1. Effectenstudie d.d. 8 februari 2007;
2. Detailkaart Natura2000-gebied;
3. Uitspraak d.d. 5 maart 2003;
4. Kroonbeslissing d.d. 17 juni 1980;
5. Concept notariële akte d.d. 12 februari 2007

l
l l
l
l l
l
l l
l ll
l lllllll
l
Linde
Stichting Schapenduinen
dhr J. de Jong
Brederodelaan 135
2061JR Bloemendaal
onderwerp Effecten verkeerstoename
ons kenmerk 07.007
uw kenmerk
behandeld door P.J.H, van der Linden
Ingen 8 februari 2007
Geachte heer De Jong,
U heeft mij gevraagd om in kaart te brengen wat de effecten zijn op de fauna in het
Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ter hoogte van het landgoed Schapenduinen
van de toename van het verkeer op de Brederodelaan als gevolg van het nieuwe
bestemmingsplan Meer en Berg.
Om aan dit verzoek te kunnen voldoen, moet eerst op twee vragen worden ingegaan:
1. Wat is de omvang van de verkeerstoename?
2. Welke fauna is aanwezig?
Omvang verkeerstoename
Het huidig aantal verkeersbewegingen op de Brederodelaan is circa 3.500. Ook
zonder nieuwe ontwikkelingen op Meer en Berg zal dit aantal in de loop der jaren
stijgen door ontwikkelingen als toenemend autobezit en -gebruik; de autonome
groei. Hier bovenop komt het extra verkeer als gevolg van het nieuwe bestemmingsplan
Meer en Berg. U heeft mij erop gewezen dat u met de gemeente Bloemendaal
van mening verschilt over de precieze omvang van de verkeerstoename als gevolg
van het bestemmingsplan c.q. de bouw van een woonwijk. Volgens de gemeente
zou planrealisatie leiden tot circa 800 extra verkeersbewegingen op de Brederodelaan
ter hoogte van het landgoed Schapenduinen. Stichting Schapenduinen gaat
daarentegen uit van in totaal circa 2.050 extra verkeersbewegingen als gevolg van
het bestemmingsplan.
In elk geval staat vast dat het bestemmingsplan zal leiden tot een aanzienlijke toename
van het aantal verkeersbewegingen in het Natura 2000-gebied ter hoogte van
dr. A.R. Holplein l - 4031 MB Ingen - 0344 - 642517 - 035 - 7720080 (thuis) - 06 - 27564247 - vanderlinden@elsenlinde.nl

l ll
l
l
l lll
l
l
l
l lllllll
WLinde
landgoed Schapenduinen. Uitgaande van de cijfers van de gemeente gaat het om
een toename van 20% ten opzichte van de autonome groei. Uitgaande van de cijfers
van Stichting Schapenduinen om ruim 50% meer verkeersbewegingen.
Aanwezige fauna
Een zorgvuldige beoordeling van de effecten van het extra verkeer op de Brederodelaan
is uitsluitend te maken als exact bekend is welke soorten voorkomen in het
Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid ter hoogte van het landgoed Schapenduinen.
Niet alleen een inventarisatie op aanwezigheid, maar ook op landschapsgebruik
van de aanwezige fauna is noodzakelijk voor het maken van de beoordeling.
De gevolgen van het extra verkeer zal per soort verschillen. Aan de ene kant zijn
er soorten waarvoor een toename van de verkeersbewegingen met 20-50% geen of
nagenoeg geen effect heeft of er wellicht van profiteren. Aan de andere kant zijn er
soorten waarvoor deze toename naar alle waarschijnlijkheid het lokaal uitsterven
betekent. Een groot aantal soorten zal zich tussen deze twee uitersten bevinden.
Wat de gevolgen van een verkeerstoename op een aanwezige flora en fauna precies
zal zijn, hangt bovendien samen met de omvang van de ter plaatse aanwezige
populatie. Een kleine populatie is in het algemeen veel gevoeliger voor een forse
verkeersgroei dan een grote populatie.
Het is dus niet mogelijk één algemene beschrijving te geven van de effecten die
voor alle verschillende planten en dieren geldt. Dit zal per soort afzonderlijk moeten
gebeuren. Een beschrijving van de gevolgen is daarom pas mogelijk nadat een
grondige inventarisatie heeft plaatsgevonden in het betrokken gebied, waarbij niet
alleen is vastgesteld welke soorten er voorkomen, maar ook wat de kenmerken zijn
van de ter plaatse aanwezige populaties. Een dergelijke grondige inventarisatie is
tot op heden niet uitgevoerd. Wel zijn in opdracht van Stichting Schapenduinen
door diverse natuurorganisaties verkennende onderzoeken uitgevoerd naar het
voorkomen van specifieke soorten of soortgroepen, zoals naar vleermuizen (NO-
ZOS), de boommarter (Zoogdiervereniging VZZ & NOZOS) en de rugstreeppad (IVN).
Daarnaast zijn onderzoeken uitgevoerd in de omgeving van dit gebied, zoals door
Royal Haskoning op het landgoed Meer en Berg en door Bureau Vista naar het gebied
van de hockeyvelden tegenover landgoed Schapenduinen.
Bij het beantwoorden van de door u gestelde vraag, heb ik al deze beschikbare onderzoeken
gebruikt. Op basis van deze onderzoeken kan echter niet meer dan een
globale, niet volledige indruk worden verkregen van de in het Natura 2000-gebied
ter hoogte van landgoed Schapenduinen voorkomende flora en fauna. In zoverre is
de door mij hierna te geven omschrijving van de effecten van het extra verkeer op
de Brederodelaan niet meer dan een eerste, voorlopige indruk. Voor een gedegen
beoordeling van de gevolgen - zoals wettelijk vereist op basis van de natuurbeschermingswet
en de flora- en faunawet - moet eerst een zorgvuldige en afdoende
inventarisatie van de aanwezige fauna worden gemaakt en in sommige gevallen
een empirisch experiment. Een desktop-studie, zoals tot nu toe is verricht is absoluut
onvoldoende om definitieve uitspraken te doen ofte onderbouwen.

l llllllllll
l lll
l lll
W Linde
Effecten van verkeerstoename: voorlopige bevindingen
Omdat een zorgvuldige en afdoende inventarisatie van de aanwezige planten en
dieren in het Natura 2000-gebied rondom de Brederodelaan ontbreekt, beperk ik mij
bij het beschrijven van de effecten deels noodgedwongen tot soortgroepen in plaats
van afzonderlijke soorten (zoals bij amfibieën: kikkers, padden en salamanders in
plaats van specifiek bijvoorbeeld de bruine kikker, rugstreeppad en kamsalamander).
Amfibieën
Het Natura 2000-gebied rondom de Brederodelaan is een ideaal leefgebied voor
amfibieën (Vista, 2001). In dit gebied komen verschillende amfibieënsoorten voor
waaronder rugstreeppad (Bu/o calamita) en gewone pad (B. bu/o), bruine kikker (Rana
temporaria), kamsalamander (Triturus cristatus) en kleine watersalamander (T. uulgaris)
(o.a. Vista, 2001 en informatie van de IVN). Het is bekend dat in de huidige
situatie, bij de huidige verkeersintensiteit, amfibieën de Brederodelaan oversteken
tijdens de trek tussen de landgoederen Schapenduinen en Caprera ten oosten van
de Brederodelaan en het Meertje van Caprera en de jonge duinen ten westen van de
Brederodelaan. De mortaliteit tijdens de oversteek is niet bekend. De indruk - uit de
jaarlijkse tellingen van het IVN - is dat er momenteel geen structurele achteruitgang
van de populatie is. Daarmee staat vast dat de Brederodelaan op dit ogenblik
nog geen absolute barrière vormt voor de aanwezige kikkers, padden en salamanders.
De barrièrewerking van een weg is afhankelijk van een aantal kenmerken, zoals de
rijbaanbreedte, de verkeersintensiteit en -snelheid en het landschap in de omgeving
van de weg; het complex wordt wel de weerstand van het landschap genoemd.
Zodra dieren een weg proberen over te steken lopen zij het risico te worden aangereden
(met sterfte of verwondingen als gevolg). Bij een weg waar de slagingskans
van een veilige oversteek nul of vrijwel nul is spreekt men van een absolute barrière.
Bij een toenemend aantal voertuigen op een weg, zal het aantal fatale aanrijdingen
exponentieel stijgen. Onder overstekende padden en kikkers is niet uitsluitend
sprake van (dodelijke) slachtoffers als gevolg van directe aanrijdingen, maar
worden ook slachtoffers gemaakt door de turbulentie die door het passeren van
een auto ontstaat. Deze turbulentie hangt onder meer samen met de snelheid en
de aard van het passerend verkeer. Naar de vraag in hoeverre salamanders slachtoffer
worden van deze luchtwervelingen, is onvoldoende onderzoek gedaan. Over
de vraag in hoeverre amfibieën effecten ondervinden van de met het extra verkeer
samenhangende toename van licht en geluid, bestaat geen absolute zekerheid. Bekend
is dat de gewone pad over grote afstand wordt aangetrokken door verlichting,
dat wordt onder andere zichtbaar door de hogere dichtheid aan verkeersslachtoffers
bij lantaarnpalen. Bij een toename van verlichting op en langs wegen (ook door
koplampen) vergroot deze aantrekkingskracht de kans op aanrijdingen van kikkers
en padden (Vos, 1994).
Uit onderzoek komt naar voren dat toenemend verkeer op wegen die door kikkers
en padden worden overgetrokken, desastreuze gevolgen kunnen hebben voor het

l
l
l
\
l
l lllll
l
l
l
l
l
l
l
l
l
= Linde
voortbestaan van aanwezige populaties. Extra sterfte van adulten leidt altijd tot het
teruglopen van de populatiegrootte (Vos, 1994). Bekend is dat een populatie gewone
padden op den duur verdwijnt wanneer jaarlijks 20 tot 25% van de adulte dieren
sterft (Heusser, 1968). Meer in het algemeen wordt voor kikkers en padden de norm
gelegd op 40%: indien het aantal verkeersslachtoffers 40% of meer van de adulten
bedraagt, sterft de populatie uit (Vos, 1994). Voor salamanders geldt dat vanwege
een lagere reproductiecapaciteit en een lagere natuurlijke sterfte (de salamanders
worden ouder) de invloed van sterfte door verkeer op het voortbestaan van de
populatie groter is. Voor salamanders ligt het percentage rond de 20 tot 25%. Er zijn
verscheidene voorbeelden van amnbiepopulaties waarvan het uitsterven wordt toegeschreven
aan sterfte door verkeer (bijv. Münch, 1991). Met name kleine populaties
hebben een grote uitsterfkans.
Nu de omvang van de aanwezige amnbiepopulaties niet bekend is omdat in dit gebied
geen inventarisaties zijn uitgevoerd, kan niet worden bepaald welk percentage
adulten nu al wordt doodgereden en hoeveel dit zullen zijn na toevoeging van 20-
50% meer verkeersbewegingen door het bestemmingsplan. Volgens inschattingen
is er nu nog geen decreasing populatie (een decreasing populatie is een slinkende
populatie die kans maakt op uitsterven). Het is onzeker of dit percentage wel wordt
doodgereden als rekening wordt gehouden met de geleidelijke autonome groei. Het
extra verkeer als gevolg van het bestemmingsplan zal daarentegen in een relatief
korte periode (bij oplevering van de nieuwe woningen) worden toegevoegd. Het gaat
daarbij om 20-50% meer verkeer. Dat zal tot een exponentieel groter aantal dodelijke
slachtoffers leiden. Gelet op de omvang van dit extra verkeer, acht ik het waarschijnlijk
dat hierdoor de kritische grens van 40%, resp. 20-25%, mortaliteit door
verkeer van adulten wordt gehaald en een decreasing populatie ontstaat. De kans
op lokaal uitsterven van soorten is vrij groot bij de verwachte sterke stijging van het
aantal voortuigen per etmaal.
Deze conclusie wordt niet anders wanneer ik daarbij de bestaande overzetacties
van onder meer de IVN betrek. Zoals door de IVN zelf wordt aangegeven, vinden
deze overzetacties immers alleen plaats tijdens de voorjaarstrek in de conceptieperiode
van de gewone pad (van overwinteringsbiotoop naar paarbiotoop). Niet
alle amfibiesoorten trekken op hetzelfde moment. Zo ontwaken rugstreeppadden
doorgaans pas op het moment dat deze voorjaarstrek van de gewone pad {en daarmee
de overzetakties van de vrijwilligers) is afgerond. Bovendien is niet alleen deze
voorjaarstrek in de conceptieperiode relevant. Er is ook een omgekeerde migratie
van paaiplaats naar winterbiotoop. Bovendien is er in de loop van het jaar meer dan
één migratie, zoals de zogenoemde pre-heentrek en de najaarstrek van juvenielen.
De bestaande overzetacties kunnen de effecten van het extra verkeer niet opheffen.
Daarbij teken ik nog aan dat de overzetacties afhankelijk zijn van vrijwilligers.
Indien deze vrijwilligers verhinderd zijn of de trek door temperatuursinvloeden buiten
het verwachte seizoen plaats vindt (eerder of later), blijft het overzetten (goeddeels)
achterwege. Dat overzetacties slechts een zeer betrekkelijke waarde hebben,
blijkt ook uit onderzoek. Zo constateerde Münch (1991) in een waarnemingsperiode
van 10 jaar door groei van het verkeer en ondanks een bescherming van de uoorjaarsmi-

l
l l
l
l
l lllllllllllllll
Linde
gratie door middel van overzetacties, een achteruitgang van 95-99% bij salamanders.
Of de verwachte negatieve effecten op de aanwezige amübiesoorten kunnen worden
opgeheven door de aanleg van amfibieëntunnels, acht ik zeer twijfelachtig.
Bekend is dat de effectiviteit van amfibieëntunnels zeer wisselend is. Zeker gelet op
de situering van de Brederodelaan ter plaatse en de lengte van de benodigde tunnel,
verwacht ik van de eventuele aanleg hiervan geen grote positieve effecten.
Reptielen
Bekend is dat in het Natura 2000-gebied rondom de Brederodelaan in elk geval
hazelworm (Anguis Jragilis) en zandhagedis (Lacerta agiüs) voorkomen. De IVN heeft
geconcludeerd dat deze soorten (hazelworm en zandhagedis) migreren over de Brederodelaan
vanuit de Kennemerduinen naar het landgoed Schapenduinen en visa
vers a (IVN, brief 2 maart 2006).
Over de effecten van toenemend wegverkeer op reptielen is nog niet veel onderzoek
beschikbaar. Meer verkeer leidt er in elk geval toe dat een grotere kans op verkeersslachtoffers
is. De populaties van reptielen zijn bijzonder kwetsbaar voor een toenemende
mortaliteit door verkeer. Deze populaties zijn over het algemeen gering van
omvang. Door hun gedrag - hagedissen en slangen zoeken het wegdek op vanwege
het aantrekkelijk microklimaat (Bennet, 1991) - vallen er relatief snel verkeersslachtoffers.
Het aanrijdingsrisico van zandhagedis en hazelworm is tevens relatief
groot, omdat deze soorten vaak in wegbermen verblijven (Zuiderwijk, 1989).
Vooralsnog is niet exact bekend bij welke mortaliteit door verkeer een decreasing
van de reptielenpopulaties ontstaat en de lokale populatie in gevaar komt. Overigens
is de populatie van de hazelworm nabij Schapenduinen naast het Gooi de
enige in West-Nederland. Het lijkt verantwoord op dit punt aansluiting te zoeken
bij het percentage van 20-25% zoals bekend voor de gewone pad. Uitgaande van 20-
25% is waarschijnlijk dat het extra verkeer door het bestemmingsplan op de Brederodelaan
zal leiden tot het verdwijnen van de bestaande reptielenpopulaties in het
gebied.
Overigens acht ik het waarschijnlijk dat intensivering van het wegverkeer op de
Brederodelaan met 20-50% door de bouw van de woningen in elk geval tot gevolg
heeft dat de Brederodelaan de facto niet meer overgestoken kan worden door
hazelworm en zandhagedis. Dit zal ertoe leiden dat het leefgebied van deze reptielensoorten
wordt versnipperd en verkleind. Aanwezige (deel)populaties aan de
oostzijde van de Brederodelaan (o.a. het landgoed Schapenduinen) raken daardoor
geïsoleerd van de (deel)populaties in het overige deel van het Natura 2000-gebied.
De kans op een decreasing populatie aan de oostzijde van de weg is zeer groot. De
eventuele aanleg van tunnels onder de Brederodelaan door, zal deze versnippering
niet kunnen opheffen. Warmteminnende reptielen als hazelworm en zandhagedis
gebruiken dergelijke tunnels niet (Vos, 1994). De enige uitzondering hierop is mogelijk
de ringslang, waarvan waarnemingen van tunnelpassages bekend zijn; alleen
komt deze voor zover bekend in de omgeving niet voor.

l
l llll
l
l l
l ll
l llllllll
f' Linde
Weekdieren
Het Natura 2000-gebied Kennemerland-Zuid is voor diverse soorten weekdieren
van groot belang. Zo is de zeer zeldzame nauwe korfslak (Vertigo cmgustior) één van
de kwalificerende soorten van dit beschermingsgebied. Vooralsnog is onvoldoende
in kaart gebracht welke weekdieren precies voorkomen in het Natura 2000-gebied
ter plaatse van de Brederodelaan. Dat geldt niet voor de wijngaardslak (Helix pomatia
subsp. pomatia), waarover de Stichting Anemoon een uitgebreid rapport heeft
opgesteld in 2006 (Bruyne, 2006). Volgens de Stichting Anemoon komen - naast
de wijngaardslak - waarschijnlijk in elk geval ook de nauwe korfslak en de platte
schijfhoren (Anisus uorticulus) in dit gebied voor. Zolang niet bekend is welke slakkensoorten
precies voorkomen en in welke mate, kan niet met zekerheid worden
aangegeven wat de effecten van een toename van het aantal verkeersbewegingen
met 20-50% door het bestemmingsplan zullen zijn.
Dat zich negatieve effecten zullen voordoen is echter zeer aannemelijk. In de
eerste plaats moet daarbij worden gedacht aan een groter aantal doodgereden
wijngaardslakken op de Brederodelaan. Ten aanzien van deze slak wordt voorspeld
dat deze verkeerstoename ertoe kan leiden dat de Brederodelaan - anders dan nu
het geval is - niet meer overgestoken kan worden. Dit kan ertoe leiden dat geen
(genen)uitwisseling meer mogelijk is tussen de verschillende subpopulaties aan
weerzijden van de Brederodelaan, wat een negatieve invloed heeft op de staat van
instandhouding van deze soort (Bruyne, 2006). Aannemelijk is dat dit effect ook
optreedt bij andere grotere landslakken.
Een tweede te verwachten negatief effect hangt samen met de door het extra
verkeer veroorzaakte vervuiling. Vooral de platte schijfhoren en de nauwe korfslak
- beide soorten van voedselarme schone biotopen - zullen hier nadeel van
ondervinden. Een toename van het verkeer zal leiden tot een grotere uitstoot van
luchtverontreinigende stoffen en tot extra run-off. Dit kan relevant zijn voor de
slakkensoorten die in de directe omgeving van de Brederodelaan voorkomen, zowel
op land (zoals bijvoorbeeld de nauwe korfslak en de wijngaardslak) als in het water
(zoals bijvoorbeeld de platte schijfhoren). Met name de extra run-off kan tot gevolg
hebben dat het leefgebied van slakkensoorten langs de Brederodelaan verdwijnt.
Om de exacte gevolgen hiervan voor weekdieren te bepalen, is nader onderzoek
noodzakelijk.
Zoogdieren
In het Natura 2000-gebied rondom de Brederodelaan komen veel soorten zoogdieren
voor. Een belangrijke categorie zijn de verschillende soorten vleermuizen, die
streng worden beschermd door de flora- en faunawet. Uit onderzoek van de NOZOS
blijkt dat het landgoed Schapenduinen, Klein Wildhoef en het aan de andere zijde
van de Brederodelaan gelegen Meertje van Caprera een goed tot zeer goed habitat
vormt voor vleermuizen. Er zijn verscheidene waarnemingen van vleermuizen die
(laag) over de Brederodelaan vliegen. Het zijn migratiepatronen tussen vaste verblijfplaatsen
en jachtbiotopen aan weerszijde van de Brederodelaan. Vleermuizen
vliegen per etmaal verschillende keren tussen verblijfplaats en jachtgebied; zeker

l
l ll
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l ll
l
l
Linde
als er in de kraamperiode jongen zijn die moeten worden gezoogd. Op grond van
deze waarnemingen blijkt dat de Brederodelaan bij de huidige verkeersintensiteit
geen absolute barrière vormt voor de vleermuizen vormt. Door een sterke verkeerstoename
kan dit veranderen.
Uit onderzoek van Rijkswaterstaat is bekend dat een toename van de verkeersintensiteit
ertoe kan leiden dat vleermuizen niet langer zullen proberen de weg over
te steken, waarmee die weg een absolute barrière wordt. Deze barrièrevorming
hangt samen met de toename van het aantal aanrijdingen en met extra lawaai,
licht en onrust dat met de verkeerstoename gepaard gaat. Vergroting van de barrièrevorming
betekent dat de habitat van de vleermuizen verder wordt versnipperd.
De leef- en foerageergebieden worden van elkaar gescheiden en de relatie met
andere delen van de metapopulatie wordt doorsneden. Dit kan uiteindelijk ertoe
leiden dat een soort lokaal - zeker wanneer de populatie klein is - uitsterft.
Of de toename van het aantal verkeersbewegingen met 20-50% door het bestemmingsplan
ertoe zal leiden dat de Brederodelaan voor alle aanwezige vleermuissoorten
een absolute barrière wordt, kan pas met zekerheid worden vastgesteld als
meer onderzoek is gedaan naar de karakteristieken van de aanwezige populaties. Ik
acht op voorhand echter zeker niet uitgesloten, dat vooral laagvliegende vleermuizen
als watervleermuis en franjestaart significant negatief beïnvloed zullen worden.
De forse toename van de verkeersintensiteit door het bestemmingsplan zal in elk
geval tot een groter aantal slachtoffers (dood of gewond) onder de laag overvliegende
vleermuizen leiden. 20-50% meer verkeer betekent - zolang de weg geen
absolute barrière is, met alle gevolgen van dien - immers in elk geval een minstens
20-50% grotere kans op een aanrijding. In een versimpeld rekenvoorbeeld: stel de
kans op een aanrijding bij het eenmaal overvliegen is 1:250. Vleermuizen vliegen
echter per etmaal verschillende keren over de weg (stel gemiddeld vier keer per
etmaal), dan is de kans per etmaal op een fatale aanrijding 4:250. Een seizoen duurt
natuurlijk langer dan een etmaal, per maand is de kans op een aanrijding 30 x
4:250 is 120:250. Als de kans op een fatale aanrijding verdubbeld, worden de cijfers
resp. 2:250 per keer, 8:250 per etmaal en 240:250 per maand. In het laatste geval is
de kans dat levend de overzijde wordt gehaald in het gehele seizoen vrijwel nul;
eens per maand valt er dan een verkeersslachtoffer. Is dat slachtoffer een zogend
vrouwtje dan sterft ook het jong.
Het extra verkeer zal bovendien leiden tot een toename van verlichting en geluid,
tot extra trillingen, grotere onrust en meer stank. Hierdoor zullen verschillende
vleermuizen de zone rondom de Brederodelaan, waarbinnen deze effecten zich versterkt
voordoen, mijden. Zo worden watervleermuis, franjestaart en baardvleermuis
bijvoorbeeld afgestoten door extra verlichting door koplampen, terwijl de gewone
grootoorvleermuis en - wederom - franjestaart worden afgestoten door extra geluid.
Het extra verkeer door de speciale beschermingszone, veroorzaakt door het bestem-

I.
l
l
l
l
l
l
l
l llllllllllll
Linde
mingsplan, zal in elk geval een vermindering van de kwaliteit van het habitat (vaste
verblijfplaatsen en foerageergebieden) betekenen. De kans op fatale gevolgen voor
verscheidene aanwezige soorten is groot tot zeer groot, mede omdat een belangrijk
foerageergebied als het Meertje van Caprera heel dicht langs de Brederodelaan
ligt (en daarmee waarschijnlijk binnen de verstoringszone zal komen te vallen).
Alternatieve foerageergebieden in de omgeving zijn afwezig of liggen verderweg
en worden beperkt door ontwikkelingen zoals de aanleg van kunstgrasvelden en
plaatsing van verlichting rondom de hockeyvelden. Als jachtgebieden die verder
weg liggen benut (moeten) worden, neemt de energie die nodig is om de jachtgebieden
te bereiken toe, met mogelijk een negatieve energiebalans en een minder vitale
populatie (lagere reproductie).
Een andere kwetsbare zoogdiersoort die ter plaatse voorkomt is de boommarter
(Mortes martes). De Zoogdiervereniging VZZ, de Werkgroep Boommarter Nederland
en de NOZOS voeren gezamenlijk onderzoek uit naar boommarters op landgoed
Schapenduinen en omgeving, dat voor deze soort een geschikt habitat is. In het
kader van dit onderzoek is waargenomen dat boommarters de Brederodelaan oversteken
tussen het Meertje van Caprera en het landgoed Schapenduinen. Het feit
dat boommarters de Brederodelaan oversteken, brengt met zich mee dat wanneer
het aantal verkeersbewegingen op deze weg met 20-50% toeneemt, ook het aantal
fatale aanrijdingen met tenminste 20-50% zal toenemen. Boommarters leven in
lage dichtheden en kleine populaties. Verkeer is voor de boommarter waarschijnlijk
de belangrijkste doodsoorzaak. De instandhouding van een duurzame populatie is
daardoor sterk afhankelijk het aantal verkeersslachtoffers.
Hoewel op dit punt specifiek onderzoek voor de boommarter ontbreekt, acht ik het
redelijk aan te sluiten bij de uitkomsten van het onderzoek naar de das, waarbij is
. gebleken dat wanneer 10% van de populatie als verkeersslachtoffer sterft er een
significant effect is op de omvang en de levenskracht van de populatie. In de huidige
situatie is sprake van een groeiende populatie en is er geen significant negatief
effect op de populatie door verkeersmortaliteit in de omgeving. Naar verwachting
zal de autonome groei van het verkeer geen sterk effect hebben; het gaat daarbij
namelijk om geleidelijke groei van het aantal verkeersbewegingen. Het binnen een
zeer korte periode groeien met 20-50% meer verkeer door het nieuwe bestemmingsverkeer
zal waarschijnlijk wel leiden tot flink aantal (meer dan 10%) verkeersslachtoffers
en daarmee tot mogelijk verdwijnen van de kwetsbare populatie boommarters
in dit gebied.
Naast vleermuizen en boommarters komen ter plaatse ook andere zoogdiersoorten
voor, zoals konijn (Oryctolagus cuniculus), haas (lepus europaeus), egel (Erinoceus
europaeus) en vos (Vulpes uulpes). Van de egel is bekend, dat 41% van de sterfte wordt
veroorzaakt door de mens. Daarvan zijn mortaliteit door verkeer en verdrinking
de belangrijkste factoren (Reeve & Huijser, 1999). De sterke fixatie door licht van
koplampen van het konijn is een verhogende factor voor het aantal slachtoffers.
Voor het bepalen van de exacte effecten op deze soorten, zal eerst meer onderzoek
moeten worden gedaan naarde karakteristieken van de aanwezige populaties.

l
l
l
l
l
l l
l
l
l
l
l
l llllll
f uLinde
Op de tot het Natura 2000-gebied behorende landgoederen ten oosten van de Brederodelaan
(Schapenduinen, Caprera en Klein Wildhoef) worden een groot aantal
soorten broedvogels waargenomen. De vogelwerkgroep inventariseert deze gebieden
regelmatig. Het zijn voornamelijk vogels van bossen (o.a. holtebroeders) en
landgoederen (parkachtige landschappen). De dichtheid aan broedvogels is hoog
tot zeer hoog. Welke soorten precies voorkomen is echter tot op heden niet, althans
niet volledig in kaart gebracht. Hoewel niet duidelijk is welke soorten exact voorkomen
en in welke mate, kan in het algemeen wel worden aangegeven wat de effecten
zullen zijn van het toenemend verkeer op de Brederodelaan als gevolg van het
bestemmingsplan.
Uit onderzoek in opdracht van het ministerie van verkeer en waterstaat is bekend
dat langs wegen sprake is van een verstoringszone waarbinnen de dichtheid van
broedvogels met 20 tot 50% afneemt. De breedte van deze zone is afhankelijk van
het aantal verkeersbewegingen en de rijsnelheid op de weg. Met een redelijke mate
van zekerheid kan worden bepaald wat het effect is van het extra verkeer door het
bestemmingsplan. Bij de huidige verkeersintensiteit van 3.500 verkeersbewegingen
is sprake van een verstoringszone van ongeveer 68 meter aan beide kanten van de
Brederodelaan. Uitgaande van de door de gemeente verwachte toename van 812
verkeersbewegingen, wordt deze zone circa 75 meter. Bij een toename van 2.050
verkeersbewegingen wordt deze zone circa 85 meter breed. Dat betekent dat het totale
verstoringsgebied circa 170 meter breed zal zijn (aan beide zijde van de Brederodelaan
een strook van circa 85 meter). Wanneer men zich realiseert dat de totale
breedte van Schapenduinen, Caprera en Klein Wildhoef slechts 250 meter bedraagt,
is duidelijk dat een verstoringszone van een dergelijke omvang zonder meer significant
is.
Een verstoringszone van circa 75 tot 85 meter diep in Schapenduinen, betekent dat
meer dan 1/3 deel van dit gebied sterk minder geschikt wordt voor broedvogels. Het
is vrijwel zeker dat bij een verstoringszone op 1/3 deel van het totaal, Schapenduinen
als geheel voor verschillende broedvogelsoorten te klein wordt. Daarbij acht
ik van belang dat Schapenduinen een betrekkelijk geïsoleerd natuurgebied is dat
op een smalle corridor ter hoogte van het Meertje van Caprera na, geheel omgeven
wordt door stedelijke bebouwing. Ik sluit dan ook niet uit dat bij een dergelijk
grote verstoringszone, verschillende broedvogelsoorten in dit deel van het Natura
2000-gebied zullen verdwijnen. Daarbij merk ik op dat zonder het bestemmingsplan
maar met de verkeerstoename door alleen de autonome groei, de verstoringszone
op Schapenduinen onder deze kritieke grens van 1/3 blijft.
De significante effecten op de broedvogels ter plaatse kunnen niet worden weggestreept
door deze effecten af te zetten tegen de in totaal binnen Kennemerland-
Zuid aanwezige broedvogels. In de eerste plaats niet omdat de negatieve gevolgen
voor de ene soort (bijvoorbeeld de kerkuil) niet mogen worden weggestreept omdat
elders genoeg exemplaren van een andere soort (bijvoorbeeld de nachtegaal)
voorkomen. Het is daarnaast onmogelijk soorten 'uit te ruilen' als niet onderzocht

l
l lllllllllllllllllll
Linde
is waar welke soort broedt. In de derde plaats niet omdat de landgoederen Schapenduinen,
Caprera en Klein Wildhoef een eigen intrinsieke natuurwaarde heeft die
beschermd moet worden. Dit laatst blijkt reeds uit het feit dat de Minister van LNV
recentelijk heeft besloten om het Natura 2000-gebied uit te breiden met deze landgoederen
(voorheen behoorde alleen Schapenduinen tot het beschermingsgebied).
Paddestoelen, mossen en korstmossen
De omgeving van Schapenduinen en Klein Wildhoef staat bekend als een van de
belangrijkste groeiplekken van paddestoelen en slijmzwammen van Nederland.
Er worden verschillende zeer zeldzame tot uiterst zeldzame soorten aangetroffen;
soorten die vaak maar één of twee groeiplekken hebben in Nederland. De belangrijkste
oorzaak is dat het gebied erg schoon is en voedselarm; er zijn geen effecten
van zure regen aanwezig. Het is niet moeilijk voorspelbaar wat de uiteindelijke
effecten zijn van extra verkeer, lees extra luchtverontreiniging, in het gebied. Dat
deze niet de kwaliteit bevorderen is een open deur.
Volgens Spamus & Buiten (2006) komen er op Schapenduinen, Caprera en omgeving
veel karakteristieke soorten mossen en korstmossen uit duinbossen voor,
waaronder diverse Rode Lijstsoorten. In totaal zijn 42 soorten korstmossen gevonden
waarvan er drie op de Rode Lijst staan. Deze drie soorten zijn karakteristiek
voor de binnenduinrand. De mossen en korstmossen zijn zeer gevoelig voor verzuring
veroorzaakt door luchtvervuiling afkomstig van verkeer.
Voor het landhuis Caprera, circa tien meter van de Brederodelaan, komen grote
tapijten van het korstmos Eikenmos (Evemia prunastri) voor op Linden van de
lindenlaan evenwijdig aan de Brederodelaan. Bij het huis Schapenduinen werd op
de beuken in de beukenlaan evenwijdig aan de Brederodelaan een groot aantal
korstmossen gevonden, waarvan Gewoon schriftmos (Graphis scripta) het meest
kenmerkend is. Deze soort is in Nederland zeldzaam en komt uitsluitend voor in
oude beukenbossen en beukenlanen met weinig verstoring. Bijzonder op mospaden
in Schapenduinen zijn de mossen Heideklauwtjesmos (Hypnum jutlandicum)
en Gedrongen kantmos (Lophocolea heterophylla). In de mostapijten groeien ook de
korstmossen Zwart leermos (Peltigera neckeri) en Klein leermos (Peltigera rufescens),
die beide op de Rode Lijst staan.
Dit epifytische vegetatietype is bij uitstek gevoelig voor verzuring (zwaveldioxide en
stikstofoxides) en vermesting (stof en ammoniak). Door een sterke toename van het
autoverkeer, wordt met name de hoeveelheid stof een belangrijke bedreiging voor
deze soort. Het effect van stof is al zichtbaar op Populieren die direct langs de Brederodelaan
staan, door de aanwezigheid van stikstofminnende soorten, zoals het
heldergele Groot dooiermos (Xanthoria parietina). Stof bestaat uit o.a. fijne rubberdeeltjes
van autobanden, en door voorbijrijdende auto's opwaaiend zand en fijnere
bodemdeeltjes. Bij de sterk toenemende emissie na de toename van verkeer met
20-50% auto's zullen de karakteristieke verzuringsgevoelige soorten verdwijnen of
zeer sterk afnemen en de zeer algemene resistente soorten toenemen.

l lll
l
l
l
l l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
linde
Conclusie
In deze brief heb ik op basis van de thans beschikbare informatie zo goed mogelijk
in kaart gebracht wat de gevolgen van de verkeerstoename door het bestemmingsplan
Meer en Berg zullen zijn op de aanwezige diersoorten in het Natura
2000-gebied ter hoogte van het landgoed Schapenduinen. Uit het voorgaande blijkt
dat bij een sterke toename van het aantal verkeersbewegingen met 20-50% binnen
een relatief korte periode voor verschillende soorten en soortgroepen significante
gevolgen te verwachten zijn. Hoewel de effecten voor soortgroepen als kikkers, padden,
salamanders, vleermuizen en broedvogels met een grote mate van zekerheid
kunnen worden beschreven, gaat het hier slechts om een eerste, voorlopige indruk.
Voor een zorgvuldige beoordeling van de effecten van de verkeerstoename door het
bestemmingsplan - zoals wettelijk vereist op basis van de natuurbeschermingswet
en de flora- en faunawet - dient allereerst een zorgvuldige inventarisatie te worden
gemaakt van de aanwezige diersoorten. Het ligt op de weg van de beoogde projectontwikkelaar
om dit onderzoek te verrichten.
In elk geval staat op basis van de nu al bekende gegevens vast dat door het toevoegen
van 20-50% extra verkeersbewegingen over de Brederodelaan het Natura 2000gebied
dat aan beide zijde van deze weg ligt verder versnipperd raakt. Dat is onwenselijk,
omdat het hier gaat om één ecologisch gebied met een grote biodiversiteit.
Dit is bovendien ook in strijd met het doel van het Natura 2000-gebied, namelijk het
behoud en herstel van de samenhang van de ecologische structuur en functies van
het gehele gebied.
Met vriendelijke) groet,
er Linden

l
l
l
l
l l
l
l lllllllllllll
f l 'Linde
Bronnen
Reijnen, M.J.S.M., G. Veenbaas & R.P.B. Foppen, 1992, "Het voorspellen van het effect
van snelverkeer op broedvogelpopulaties", Onderzoek in opdracht van het Ministerie
van Verkeer en Waterstaat, Dienst weg- en waterbouwkunde.
Bennet, A.F., 1991. "Roads, roadsides and wildlife conservatiön: a review", In: Saunders,
D.A. & R.J. Hobbs, Nature conservatiön II: The role of corridors: 88-118. Surrey
Beatty & Sons.
Bruyne de, R.H. & I. van Lente, 2006, "De Wijngaardslak. Een historische populatie in
Kennemerland", Rapport van Stichting Anemoon in opdracht van Stichting Schapenduinen.
Gezondheidsraad, 2000, "Hinder van nachtelijk kunstlicht voor mens en natuur",
advies aangeboden aan de ministers van Verkeer en Waterstaat en VROM en de
staatssecretaris van LNV.
Heusser, H., 1968. "Die Lebensweise der Erdkröte, Bufo bufo (L.). Grössenfrequenzen
und Popuiationsdynamik". Mitt. D. Naturf. Ges. Schaffhauseen 29: 33-61.
Münch, D., 1991. "10 Jahre Schutzmassnahmen gegen den Strassentod wandernder
Amphibien am NSG Hallerey in Dortmund, eine Bilanz von 1981-1990". Natur und
Landschaft 66 (7/8): 384-391.
Rijkswaterstaat, Dienst Weg- en Waterbouwkunde, "Met vleermuizen overweg".
VISTA, 2001, "Kunstgras? Advies inzake aanleg kunstgrasvelden hockeyclub Bloemdaal",
Rapport in opdracht van de gemeente Bloemendaal.
Vos, C.C. & J.P. Chardon, 1994, Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek, "Herpetofauna
en verkeeswegen; een literatuurstudie", Rapport in opdracht van Rijkswaterstaat,
Dienst Weg- en Waterbouwkunde.
Zuiderwijk, A., 1989. "Reptielen in wegbermen. Een analyse van 106 locaties". Instituut
voor Taxonomische Zoölogie, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam.
Reeve, NJ. & M.P. Huijser, 1999, Mortality factors affecting wild Hedgehogs: a study
of Records from Wildlife Rescue Centres. Lutra 42: 7-24.
Sparrius, L.B. & N. Buiten, 2006, Mossen en korstmossen in de duinbossen van Schapenduinen
en Caprera, binnen de Speciale Beschermingszone Kennemerland-Zuid,
in een smalle strook aan weerszijden van de Brederodelaan. BLWG rapport 2006.01.
BLWG, Gouda.

ƒ «
' O
l
l
l
l
l
l
l
l
l l
l
l
l
l
l
l
l
l ll

l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken pagina l van 5
LJN: AF5152, Raad van State , 200200686/1
Datum 05-03-2003
uitspraak:
Datum publicatie: 05-03-2003
Rechtsgebied: Bestuursrecht overig
Soort procedure: Eerste aanleg - meervoudig
Uitspraak
200200686/1.
Datum uitspraak: 5 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Tarpol Real Estate B.V.",
gevestigd te Eindhoven,
2. [appellante sub 2], gevestigd te [plaats],
3. burgemeester en wethouders van Velsen,
appellanten,
en
gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2001 heeft de gemeenteraad van Velsen, op voorstel van
burgemeester en wethouders van 20 april 2001, het bestemmingsplan ?Velserend?
vastgesteld.
Bij besluit van 4 december 2001, kenmerk 2001-18769, hebben verweerders beslist
omtrent de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit hebben Tarpol Real Estate B.V. bij brief van 4 februari 2002, bij de Raad
van State ingekomen op 5 februari 2002, [appellante sub 2] bij brief van 5 februari 2002,
bij de Raad van State ingekomen op 6 februari 2002, en burgemeester en wethouders
van Velsen bij brief van 5 februari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 7 februari
2002, beroep ingesteld. Tarpol Real Estate B.V. heeft haar beroep aangevuld bij brief van
5 maart 2002.
Bij brief van 15 april 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna:
de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak) heeft een deskundigenbericht uitgebracht,
gedateerd 30 september 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 december 2002, waar Tarpol Real
Estate B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], [appellante sub 2],
vertegenwoordigd door [gemachtigden], burgemeester en wethouders van Velsen,
vertegenwoordigd door D. Hooft, ambtenaar van de gemeente, en verweerders,
vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx 12-2-2007

l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
R„echtspraak.nl - Zoeken in uitspraken pagina 2 van 5
Voorts zijn daar [gemachtigden], namens de vereniging ?Behoud Landgoed Meer en
Berg?, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het plan heeft betrekking op het terrein van het voormalige natuurbad Velserend in
het zuiden van de gemeente Velsen. Het plan maakt de bouw van 9 vrijstaande villa?s (en
l additionele villa met toepassing van een wijzigingsbevoegdheid) mogelijk en een
ondergrondse parkeergarage voor gebruikers van de bestaande ? en uit te breiden ?
sauna ?Ridderode?.
Bij hun besluit hebben verweerders goedkeuring onthouden aan dit plan.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een
bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke
Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op
verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte
bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid
om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt
van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe
te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan
overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende
beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist
hebben toegepast.
2.3. Verweerders hebben aan het gehele plan goedkeuring onthouden omdat het
gemeentebestuur heeft nagelaten te onderzoeken in hoeverre de gegeven bestemmingen
en bijbehorende voorschriften zich verdragen met de onder meer uit de Europese
Habitatrichtlijn voortvloeiende verplichtingen. Zij hebben hierbij gewezen op de ligging
van het plangebied in de nabijheid van een Habitatrichtlijngebied. Voorts hebben zij
gewezen op het mogelijk voorkomen van de zandhagedis en andere te beschermen
diersoorten in het plangebied. Daarnaast achten zij het plan in strijd met het provinciale
beleid inzake het tegengaan van verstedelijking buiten de stedelijke contour. Voorts
achten zij het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening wat betreft de afstand
tussen de sauna en de woningen en wat betreft de mogelijkheden die de
wijzigingsbevoegdheid biedt.
2.3.1. Appellanten hebben aangevoerd dat verweerders ten onrechte om deze redenen
goedkeuring hebben onthouden aan het plan. Zij hebben onder meer gesteld dat het
plangebied geen geschikte habitat vormt voor de zandhagedis en menen voorts dat op
verweerders een onderzoeksplicht rust om te beoordelen of aannemelijk is dat de
noodzakelijke vergunningen ingevolge de Natuurbeschermingswet zullen worden
verleend. Voorts hebben zij bestreden dat het plan in strijd is met het streekplanbeleid
dan wel anderszins met een goede ruimtelijke ordening.
Habitatrichtlijn/Natuurbeschermingswet
2.4. Het plangebied ligt in de directe omgeving van het gebied ?Kennemerduinen en
Amsterdamse Waterleidingduinen?, dat staat vermeld op de door de Nederlandse regering
op grond van artikel 4, eerste lid, van de Habitatrichtlijn aan de Commissie toegezonden
lijst van Habitatgebieden.
Voorts staat in de plantoelichting dat bij de voorbereiding van het plan gegevens zijn
opgevraagd bij de Stichting RAVON en de Stichting Floristisch Onderzoek Nederland
(FLORON) omtrent het voorkomen van beschermde dier- en plantensoorten binnen het
plangebied. Hieruit blijkt dat in het zogenoemde kilometerhok waartoe het plangebied
http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx 12-2-2007

l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken pagina 3 van 5
behoort een aantal te beschermen diersoorten, waaronder de zandhagedis, is
waargenomen. Voorts wordt vermeld dat, hoewel van de meeste waarnemingen niet
bekend is of deze net binnen of net buiten het plangebied zijn gedaan, het voorkomen
van de meeste soorten binnen het bestemmingsplangebied gelet op hun mobiliteit
aannemelijk is. Deze gegevens zijn blijkens de stukken gebaseerd op het in opdracht van
de gemeenteraad uitgebrachte rapport van het Ingenieursbureau Overlaat van 20 maart
2001, waarin tevens wordt geadviseerd op korte termijn een ontheffing op grond van de
Natuurbeschermingswet aan te vragen.
Nader onderzoek naar het voorkomen van de zandhagedis, welke soort is vermeld op
bijlage IV van de Habitatrichtlijn (dier- en plantensoorten van communautair belang die
strikt moeten worden beschermd) en andere beschermde diersoorten in het plangebied,
de geschiktheid van het gebied voor deze soorten en de gevolgen van de ontwikkelingen
voor de waarde van dit gebied en het naastgelegen Habitatrichtlijngebied is niet
uitgevoerd. De gemeenteraad heeft blijkens de stukken het standpunt ingenomen dat
zeer onwaarschijnlijk is dat de zandhagedis in het plangebied voorkomt, gelet op de
huidige inrichting en het gebruik van het terrein in combinatie met de verstoringgevoelige
aard van de zandhagedis. Voorts acht hij een negatieve invloed op het naastgelegen
Habitatrichtlijngebied niet aannemelijk omdat ten opzichte van de huidige mogelijkheden
binnen het plangebied het plan voorziet in een meer extensief gebruik. Om deze redenen
is nader onderzoek achterwege gebleven.
2.4.1. De Afdeling is van oordeel dat verweerders aan de gegevens van het rapport van
Ingenieursbureau Overlaat, vermeld in de plantoelichting, het vermoeden hebben kunnen
ontlenen dat de daarin vermelde beschermde diersoorten in het plangebied voorkomen.
De stelling van de gemeenteraad dat niet aannemelijk is dat de zandhagedis zich in het
plangebied bevindt is in tegenspraak met de conclusies van het door de raad gebruikte
rapport. Ook uit het in opdracht van [appellante sub 2] na de vaststelling van het plan
opgestelde rapport van het Bureau Natuurbalans van 14 november 2001 volgt niet de
afwezigheid van de zandhagedis in het plangebied, aangezien volgens dit rapport een
inventarisatie hiervan niet mogelijk was omdat het terrein is bezocht op het moment dat
deze diersoort in winterslaap is. Evenmin bevat dit rapport, dat beperkt van opzet is, een
eenduidige conclusie omtrent de geschiktheid van het plangebied voor de zandhagedis.
Wat betreft het in opdracht van Tarpol Real Estate door het Ecologisch Adviesbureau
Mulder opgestelde rapport ?Habitatonderzoek Zandhagedis Velserendlaan 2, Santpoort-
Zuid? overweegt de Afdeling dat dit rapport is vervaardigd eind 2002, derhalve na het
nemen van het bestreden besluit, zodat verweerders hiermee geen rekening hebben
kunnen houden. Overigens heeft ook in het kader van dit rapport geen inventarisatie
plaatsgevonden vanwege de winterslaap van de diersoort.
Omtrent het voorkomen van de overige in de plantoelichting vermelde diersoorten,
waaronder de bruine kikker, welke soort is vermeld in bijlage V van de Habitatrichtlijn
(dier- en plantensoorten van communautair belang waarvoor het onttrekken aan de
natuur en de exploitatie aan beheersmaatregelen kunnen worden onderworpen), zijn
voorts geen enkele nadere gegevens bekend die de aanname uit het rapport van het
Ingenieursbureau Overlaat weerleggen.
Zonder nader onderzoek konden de gevolgen van het plan, ook wat betreft het
nabijgelegen Habitatrichtlijngebied, niet worden vastgesteld en kon niet worden bezien
welke gevolgen ? mede rekening houdend met de voorschriften van de
Natuurbeschermingswet - aan de eventuele aanwezigheid van bedoelde soorten voor de
mogelijkheden van de verwezenlijking van het plan ter plaatse moeten worden
verbonden.
Gelet op het voorgaande hebben verweerders derhalve het standpunt kunnen innemen
dat op de hiervoor omschreven punten onderzoeksgegevens bekend hadden moeten zijn
alvorens het plan werd vastgesteld.
Strijd met het streekplan
http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx 12-2-2007

2.5. Niet in geschil is dat het plangebied in het streekplan Kennemerland zoals dit is
vastgesteld op 14 december 1998 binnen de stedelijke contour ligt. Verweerders hebben
het plan blijkens hun besluit echter getoetst aan het door Provinciale Staten op 8 oktober
2001 aangenomen amendement naar aanleiding van de tegen deze contour ingediende
bezwaren, waarbij een wijziging hiervan is voorgesteld. Uitgaande van deze wijziging ligt
het plangebied niet langer binnen de stedelijke contour.
Vaststaat dat de wijziging van de contour, daargelaten de door appellanten opgeworpen
vraag naar het besluitkarakter van de in het streekplan Kennemerland opgenomen
contour, ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet was bekendgemaakt in de
zin van artikel 4a, achtste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
Gelet hierop gaf het streekplan Kennemerland van 14 december 1998 het destijds
geldende provinciale beleid weer. Verweerders dienden het plan derhalve te toetsen aan
dit streekplan, waaruit volgt dat zij reeds hierom ten onrechte de wijziging van de contour
aan de beslissing ten grondslag hebben gelegd. Het besluit berust derhalve in zoverre niet
op een deugdelijke motivering.
De afstand van de woonbebouwing tot de sauna
2.6. In de brochure ?Bedrijven en milieuzonering? van de Vereniging van Nederlandse
Gemeenten (VNG-brochure), die blijkens de plantoelichting is gebruikt bij het opstellen
van het plan, wordt voor de aan te houden afstand tussen een sauna en een rustige
woonwijk een afstand van 30 meter aanbevolen.
De in de VNG-brochure genoemde afstanden zijn indicatief van aard. Dit houdt in dat de
gemeenteraad gemotiveerd van deze afstanden kan afwijken indien daarvoor in een
concrete situatie aanleiding bestaat. De gemeenteraad heeft in de plantoelichting
gemotiveerd om welke reden een afstand van 26 meter tussen de dichtstbijzijnde woning
en de sauna volgens hem gerechtvaardigd is.
Zoals ook blijkt uit het deskundigenbericht wordt deze afstand echter bij bebouwing van
het erf van de woning ongeveer 21 meter terwijl deze afstand nog geringer wordt indien ?
overeenkomstig hetgeen in genoemde brochure is vermeld - wordt gemeten vanaf de
bestemmingsgrens van de sauna. Gelet daarop hebben verweerders terecht het standpunt
ingenomen dat de gemeenteraad rekening had moeten houden met een kleinere afstand.
De wijzigingsbevoegdheid
2.7. Ingevolge artikel 16 van de planvoorschriften kunnen de gronden met de
bestemming ?Wijzigingsgebied I? worden gewijzigd in de bestemming ?
Woondoeleinden?, ?Tuinen?, 'Bebouwbaar Erf? en ?Verkeersdoeleinden?. In het plan
ontbreken voorschriften omtrent de maximale (bouw)oppervlakte, de zijdelingse
afstanden en de afstand tot de sauna waaraan na wijziging dient te worden voldaan. Gelet
hierop hebben verweerders zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het
standpunt kunnen stellen dat de wijzigingsregeling onvoldoende waarborgen bevat om te
voorkomen dat de mogelijke bebouwing niet in strijd komt met een goede ruimtelijke
ordening. De stelling van appellanten dat de wijze van bestemmen bij toepassing van de
wijzigingsbevoegdheid zal worden afgestemd op de overige in het plan opgenomen
verkaveling doet hieraan niet af, aangezien de verplichting hiertoe niet uit de
planvoorschriften volgt.
2.8. Uit het vorenstaande volgt dat het bestreden besluit voorzover aan de onthouding
van goedkeuring strijd met het provinciale beleid ten grondslag is gelegd is genomen in
strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. De beroepen zijn in verband
hiermee gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
De Afdeling ziet, gelet op hetgeen is overwogen onder 2.4. - 2.4.1., 2.6. en 2.7. ten
http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx 12-2-2007

I Rechtspraak.nl - Zoeken in uitspraken pagina 5 van 5
4 M
l aanzien van de overige aan de onthouding van goedkeuring ten grondslag gelegde
gronden, voorts aanleiding zelf voorziend goedkeuring te onthouden aan het
bestemmingsplan.
• 2.9. Verweerders dienen op navolgende wijze te worden veroordeeld in de proceskosten
van appellanten sub l en 2. Ten aanzien van appellanten sub 3 is niet gebleken van
• kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
3. Beslissing
I De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
l
l
l
l
l
l
l
l
Recht doende in naam der Koningin:
• _ _ __ _._ _ __ ,. _ _ _ _ __ _
l
l
l
l
I. verklaart de beroepen gegrond;
II. vernietigt het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 4 december
2001, kenmerk 2001-18769;
III. onthoudt goedkeuring aan het bestemmingsplan "Velserend";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt gedeputeerde staten van Noord-Holland in de door appellanten sub l en 2
in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag
van ? 644,00, ieder afzonderlijk, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde
beroepsmatig verleende rechtsbijstand; de bedragen dienen door de provincie Noord-
Holland te worden betaald aan appellanten;
VI. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellanten sub l, 2 en 3 het door hen voor
de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (? 218,00), ieder afzonderlijk,
vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, Voorzitter, en mr. J.J. Vis en mr. PJ.J. van
Buuren, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Bartel w.g. Langeveld
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2003
317
l _ http://zoeken.rechtspraak.nl/ResultPage.aspx 12-2-2007

-
I wi J V^J_J)EATR ix, BI j DE GRATIE GODS.
KONINGIN DER NEDERLANDEN,
l PRINSES VAN ORANJE-NASSAU,
• 17 JUNI 1980 ENZ - ENZ ENZ -
1
l
Beschikkende op de beroepen, ingesteld door burgemeester en
wethouders van Bloemendaal, daarbij handelende krachtens een inge-
volge artikel 212 der gemeentewet genomen besluit van de raad
dier gemeente, J.A. Lok, namens de leden van de Medezeggenschaps-
commissie van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, en het Actie-
comité Woningen Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, beide te Sant-
poort, tegen het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland
van 11 november 1975j afdeling I, no. 113, waarbij goedkeuring is
onthouden aan het bestemmingsplan "Schroeder van der Kolkweg" der
gemeente Bloemendaal, met de daarbij behorende voorschriften;
De Raad van State, Afdeling voor de geschillen van be-
stuur,- gehoord, advies van. 6 maart 1980, no. 26/80;
Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening van 12 juni 1980, no. 0506934, Centrale Afdeling
Juridische Zaken;
Overwegende dat de raad der gemeente Bloemendaal in zijn
openbare vergadering van 19 september 197^ heeft vastgesteld het
bestemmingsplan "Schroeder van der Kolkweg" dier gemeente, met de ~-
daarbij behorende voorschriften;
dat gedeputeerde staten van Noord-Holland bij hun evenvermelde
besluit van 11 november 1975 aan het onderwerpelijke bestemmings-
plan goedkeuring hebben onthouden;
dat gedeputeerde staten daarbij met betrekking tot het plan
hebben overwogen, dat de doelstelling van het onderwerpelijke plan
gericht is op de realisering van ruim 80 woningen ten behoeve van
voornamelijk het verplegend personeel van het nabijgelegen
Provinciaal Ziekenhuis; dat evenwel de in het onderwerpelijke plan
opgenomen woonbebouwing afwijkt van het Streekplan voor Zuid-
Kennemerland, waarin aan de betreffende gronden de richtlijn
"recreatie te land" is gegeven; dat onder deze richtlijn wordt ver-
staan: stranden, duinen, bossen, buitenplaatsen, landgoederen,

l lll
l stadsparken en de binnenduinzoom met de daarbij behorende voorzieningen
en werken; dat, voor zover landschappelijk en natuur-
I wetenschappelijke waarden zich daar niet tegen verzetten, bij het
bestemmingsplan beperkte delen van deze terreinen worden aange-
I
wezen voor doeleinden van passieve en actieve recreatie, waaronder
kampeerterreinen, maneges enz.; dat het in het onderwerpelijke
plan opgenomen, in het gebied van de binnenduinzoom gele-
I gen terrein, groot ongeveer 5 ha, vrijwel geheel bebost en hier
en daar geaccidenteerd is; dat het terrein naar de mening van
I
het college van gedeputeerde staten recreatieve en natuurwetenschappelijke
waarden heeft en voorts als een historisch binnenduin
kan worden beschouwd; dat het college van gedeputeerde sta-
I ten - onder erkenning van de behoefte aan de woningwetwoningen
in de gemeente Bloemendaal - zich dan ook geplaatst ziet voor de
• afweging van de volkshuisvestingsbelangen enerzijds en het be-
• lang van het behoud van een natuurwetenschappelijk terrein ander-
_ zij ds; dat het college het door de toenemende druk op de steeds
| schaarser wordende natuurgebieden van belang acht, dat bij de
beantwoording van de vraag, of op een dergelijk natuurgebied
l woonbebouwing moet worden toegestaan, de grootste terughoudendheid
geboden worden; dat immers dit terrein van, zoals gezegd,
I recreatieve en natuurwetenschappelijke waarden als onvervangbaar
kan worden beschouwd, terwijl wellicht elders in de gemeente dan
wel in de regio nog bouwmogelijkheden voor bedoelde woningwet- :'
l woningen aanwezig zijn, waardoor in de behoefte hieraan kan worden
voorzien; dat hun college in dit verband verwijst naar zijn
I beschikking van 11 november 1975, no. 11^, waarbij goedkeuring
•
is onthouden aan het besluit van de raad der gemeente Bloemendaal
van 19 september 197^, no. 129, tot vaststelling van het bestemmingsplan
"Oosterduin III"; dat hun college dan ook begrip heeft
voor de bezwaren van de voornoemde reclamanten, die ieder voor
• zich het behoud van het in het geding zijnde natuurgebied bepleiten;
dat hun college bij afweging van beide genoemde belan-
I g e n niet anders dan tot de conclusie kan komen, dat aan het onderwerpelijke
plan de goedkeurinp, dient te worden onthouden;
dat burgemeester en wethouders van Bloemendaal, daarbij
• handelende krachtens een ingevolge artikel 212 «Ier pemeentewet
-p;enomen-

l"B
l
l
l
l
l
l
f
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
-3-
genomen besluit van de raad dier gemeente, in beroep aanvoeren,
dat hun standpunt reeds uitputtend is weergegeven in de toelich-
ting op het plan en de bladzijden 8 tot en met 13 van de beschik-
king van gedeputeerde staten; dat zij menen hiernaar te mogen
verwijzen; dat zij voorts opmerken, dat het naar hun mening on-
juist is de woningwetbouw af te wijzen met onder meer de stel-
ling, dat in het bestemmingsplan "Oosterduin III" woningwetwonin-
gen geprojecteerd kunnen worden; dat niet alleen deze woningen
- zoals uit vorenbedoelde argumenten moge blijken - voor de per-
soneelsleden van het Provinciaal Ziekenhuis op te grote afstand
van het ziekenhuis zouden komen te staan, maar boyendien de ge-
meente niet het voornemen heeft de dure gronden in het plan
"Oosterduin III" aan te kopen of te onteigenen; dat zij niet
inzien, dat om deze redenen hier woningwetwoningen gerealiseerd
zouden kunnen worden; dat, ook al zou de wil tot onteigening
aanwezig zijn, dan nog het plan van onteigening huns inziens niet
zou kunnen worden goedgekeurd, gelet op de vrijwel constante
jurisprudentie op dit punt, welke inhoudt dat goedkeuring wordt
onthouden indien de grondeigenaren - zoals in casu het geval
is - bereid en in staat zijn het bestemmingsplan te realiseren;
dat dit uiteraard geen woningwetbouw zou kunnen inhouden; dat
Ons besluit van 11 april 197*), no. 6, met betrekking tot de ge-
meente Nieuwerkerk aan de IJssel huns inziens slechts een inci-
dentele uitspraak was, waaraan kenneli'jk zeer specifieke motieven"
ten grondslag hebben gelegen; dat, zoals gedeputeerde staten
bekend is, in het ontwerp-bestemmingsplan "Vogelenzang-oost"
circa 175 woningwetwoningen zijn opgenomen; dat dit uiteraard,
gezien de te grote afstand tot hun werk, geen oplossing is voor
de personeelsleden van het Provinciaal Ziekenhuis; dat bovendien
de realisering van dit laatste plan, dat nog in een voorberei-
dingsstadium verkeert, pas over geruime tijd zal kunnen plaats-
vinden; dat zij op grond van het voorgaande verzoeken om, met
vernietiging van het betreffende besluit van gedeputeerde staten
van Noord-Holland, het bestemmingsplan "Schroeder van der Kolk-
weg" alsnog goed te keuren;
dat het Actiecomité Woningen Provinciaal Ziekenhuis Sant-
poort in beroep aanvoert, dat hij ingaat op de hr-zwaren die zijn
- - -i n ree d i en d

iiiiiiiiiiiiiiiiiiii
-ij-
ingediend bij gedeputeerde staten; dat ter verduidelijking van
zowel het besluit van gedeputeerde staten van Noord-Holland als
zijn beroepschrift nog opgemerkt zij, dat het betreffende plan
"Schroeder van der Kolkweg" veelal ook wordt aangeduid met de
term "Sleutelbos", dat:
I. Ten aanzien van het in het besluit aangehaalde bezwaarschrift
van de Natuurbeschermingscommissie Zuid-Kennemerland:
a. Door het gebruik van de term "ecologische waarde" tracht
genoemde commissie de werkelijkheid te versluieren;
ecologie wil immers niets anders zegeen da.n de leer van
het verband tussen plant of dier met zijn omgeving. De
commissie heeft zijns inziens bewust de term "natuurwetenschappelijke
waarde" laten vallen, omdat zij deze
nooit zou kunnen verdedigen. Het betreffende gebied heeft
namelijk alleen een zekere natuur-historische waarde, die
echter maar beperkt is. Het is een stuk oud binnenduin,
dat echter, doordat het rondom is ingesloten door wegen
en bebouwing, zijn relatie met de westelijk ervan gelegen
duinterreinen heeft verloren. Hierdoor is de oorspronkelijke
fauna grotendeels verdwenen. Er komen dan ook alleen
nog typische parkvogels, zoals mezen, lijsters, vlaamse
gaaien, spechten en dergelijke voor, wel waardevol maar
niet uniek.
b. De opmerking dat "ons hedendaags ecologisch denken verbiedt
om voor vervangbare bouwsels groene eenheden op
te offeren", kan niet serieus worden genomen, omdat dit
in extremo zou inhouden, dat op geen enkel stuk groen
(bos, weiland, etc.) nog gebouwd zou mogen worden.
c. Tenslotte verneemt hij gaarne van de commissie, waar men
aan de Brederodelaan/Conollyweg nog huizen denkt te
bouwen.
II. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschrift van de heer
mr. A.B.J. Koch:
a. Het mag dan in de Nederlandse samenleving a.] r, geheel nor-
maal worden beschouwd, dat er een zekere afstand tussen
werk- en woongelegenheid ligt, echt normaal is het na-
tuurlijk niet, temeer niet, daar het ziekenhuispersoneel-
-dan-

l
I
I lll
l llllilIllll
-5-
dan zou zijn aangewezen op de regio Alkmaar.
Gezien de tendens van de Nederlandse overheid om de uit
elkaar gegroeide afstand tussen wonen en werken weer te
'verkleinen, kan het dan ook zeker niet als acceptabel
worden beschouwd, dat men in het onderwerpelijke geval op
Alkmaar (ruim JlO km van het ziekenhuis af) zou zijn aange-
wezen, terwijl in de directe omgeving een zeer gunstig
terrein voor woningbouw beschikbaar is.
b. Ten tijde van de ontwerp-fase van het plan telde het zieken-
huis reeds 75 woningzoekenden. Gezien de te verwachten
uitbreiding, op basis van nieuwe behandel- en bemanningsplannen,
met ruim 300 personeelsleden, zijn er derhalve
meer dan de genoemde 25 woningen nodig.
c. Het is hem onduidelijk, waarop de reclamant overbelasting
van de Duinweg baseert, terwijl de Duinweg verder van
het ziekenhuis afligt dan de Schroeder van der Kolkweg,
zodat eerstgenoemde weg door uitvoering van het plan niet
méér gebruikt zal worden dan thans het geval is.
d. De door de reclamant genoemde functie van het bos voor
bejaarden ontgaat hem volkomen, aangezien het "Sleutel-
bos" niet toegankelijk is.
III. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschrift van de
Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels:
a. Wat betreft de natuurhistorische waarde, wordt verwezen
naar het gestelde onder Ia. Hier valt nog aan toe te
voegen, dat ieder bos natuurlijk broed- en fourageergebied
voor vogels is.
b. De grote betekenis van het bos voor een aantal door de
reclamant genoemde vogels, is hem niet duidelijk, omdat
een aantal vogels niet (meer) voorkomen in het Sleutel-
bos. Bovendien blijft bij uitvoering van het plan de
helft van het huidige bos gehandhaafd.
IV. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschr.i ft van de
Stichting Natuur en Milieu:
De reclamante stelt, dat er "een stuk recreatieruimte in de
directe woon- en verpleegomgeving za] verdwijnen"; zijns
inziens is het tegenovergestelde het geval namelijk door uitx
- voerinp;-

l<
l lllllllllllllllllll
-6-
voering van het plan zal er juist een stuk recreatieruimte
ontstaan, gezien de opzet van het plan.
V. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschrift van de heer
R. Maandag:
a. Wat betreft de aantasting van het bos, wordt verwezen naar
het gestelde onder Illb; de resterende fauna zal zich
hierin zeker handhaven, gezien het grote aanpassingsver-
mogen van de natuur.
b. In het onderwerpelijke binnenduinbos komen geen zeldzame
vogelsoorten meer voor. v
VI. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschrift van de heer
mr. M.M. Lombaers:
a. Woningbouw op het terrein van het ziekenhuis moet uitge-
sloten worden geacht, ten eerste omdat de ruimte hiervoor
ontbreekt, en ten tweede omdat het sociaal onaanvaardbaar
is voor de betreffende personeelsleden en waarschijnlijk
nog meer voor hun gezinnen.
" b. Momenteel zijn erin geval van calamiteiten onvoldoende
personeelsleden in de omgeving van het ziekenhuis woonach-
tig.
c. De werktijden, welke door het aflossen van personeel strikt
moeten worden nageleefd, alsmede de bereikbaarheid van
het ziekenhuis met het openbaar vervoer, zijn van dien

lt
l
l
ll
l
l
l ll
l
l l
l
l ll
-7-
VIII. Ten aanzien van het aangehaalde bezwaarschrift van ir. F.L.A.
Maandag en 153 anderen:
a. Wat betreft de natuurwetenschappelijke waarde, wordt ver-
wezen naar het gestelde onder Ia.
b. Wat de reclamant met "groene longen" bedoelt, is hem niet
duidelijk. Het onderwerpelijke stukje bos (5 ha), kan
toch moeilijk als een essentiële "groene long" voor de
omgeving worden beschouwd.
c. "Opoffering" van dit terrein kan zijns inziens niet in-
druisen tegen het beleid van de Nederlandse overheid, om-
dat het hier geen waardevol natuurgebied betreft.
d. Dat het woningtekort in Bloemendaal op geen enkele manier
valt op te heffen, is natuurlijk nog geen reden om dan
maar helemaal niet meer te bouwen.
e. Het aantal woningen in het plan, dat feitelijk bestemd is
voor personeelsleden van het ziekenhuis, zal door de ge-
meente Bloemendaal nader worden bepaald, in overleg met
de betreffende woningbouwvereniging; volgens mededeling
van de zijde van het gemeentebestuur van Bloemendaal zal
dit in ieder geval het merendeel zijn.
f. Van een maatschappelijke investering is nauwelijks sprake,
aangezien de grond, welke eigendom is van de provincie,
2
tegen een prijs van f. l,— per m zou worden verpacht
aan de betreffende woningbouwvereniging.
IX. Ten aanzien van de door gedeputeerde staten van Noord-Holland
genoemde argumenten wordt opgemerkt:
a. Het gebied had in het streekplan tot 1970 de bestemming
woongebied. Bij een herziening van het streekplan in 1970
is aan het gebied plotseling de bestemming "recreatie te
land" gegeven, terwijl gedeputeerde staten al op de hoogte
waren van het feit, dat men in het gebied woningen wilde
gaan bouwen. Deze wijziging is zonder overleg met de be-
trokken partijen aangebracht.
b. Het onderwerpelijke gebied heeft geen enkele recreatieve
waarde, actief noch passief, en zoals re^ds eerder r;pf?t

l
l lllllllllllllllllll
-8-
natuurgebieden, zoals de Kennemerduinen, Thijssehof, Duin
en Kruidberg en Heerenduinen.
c. Gegeven de huidige onmogelijkheid van woningwetbouw in
de gemeente Bloemendaal enerzijds en de beperkte recrea-
tieve en natuurwetenschappelijke waarde van het Sleutelbos
anderzijds, is derhalve een afweging van de belangen
overbodig geworden.
d. Huisvesting in de regio van het ziekenhuispersoneel stuit
op reeds eerder genoemde onoverkomelijke bezwaren.
e. Het verband met het bestemmingsplan Oosterduin III steunt v.
niet op de inhoud van de plannen van de gemeente Bloemen-
daal voor dit gebied, waar vrije sectorbouw is gepland";
dat het Actiecomité tevens nop het volgende opmerkt; dat
hij op 7 januari 1976 een uitvoerig gesprek met de verantwoor-
delijke gedeputeerde, de heer van der Knoop, had over de
voorgenomen onthouding van goedkeuring aan het plan; dat het
Actiecomité het ten zeerste betreurt, dat noch van dit ge-
• sprek, noch van de in het gesprek door hem aangevoerde argu-
menten voor uitvoering van het plan, in het besluit van ge-
deputeerde staten enig gewag wordt gemaakt; dat dit een ge-
nuanceerder oordeel ten goede had kunnen komen; dat hij ter
nadere oriëntatie een afschrift overlegt van een brief aan
gedeputeerde staten van Noord-Holland, waarin zijn verzoek
om dit gesprek nader wordt gemotiveerd; dat hij tevens ruim v -
500 handtekeningen overlegt van personeelsleden van het
Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, die mede tegen deze beslis-
sing in beroep willen gaan;
dat J.A. Lok, namens de leden van de Medezeggenschapscommissie
van het Provinciaal Ziekenhuis Santpoort, in beroep aanvoert, dat
hij, wat betreft zijn argumentatie, verwijst naar het beroepschrift
van het Actiecomité Woningen Provinciaal Ziekenhuis Santpoort
van 18 februari 1976, waarbij hij zich volledig kan aansluiten;
Overwegende dat het onrk. rw- rpeli jke plan rrondpn omvat in
de kern van Santpoort, tusr.en rt re r) .?rod •:•.•] aan en de r.empentegrpns
met Velsen, waarva.n thans slecht.-, een klein neder-1 te ir, bebouwd;
dat met het plan wordt beoogd de bouw van ruim 80 woningen
voor het personeel van het nabi j gelerf-n Provinciaal Ziekenhuis
-niop.e l ijk-

i l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
I
l
l
l
l
l
l
mogelijk te maken;
-9-
dat de bezwaren van de appellanten zijn gericht tegen de
onthouding van goedkeuring door gedeputeerde staten aan het voor-
liggende bestemmingsplan;
dat gedeputeerde staten in hun bestreden besluit onder meer
hebben overwogen, dat het onderwerpelijke terrein van recreatieve
en natuurwetenschappelijke waarde als onvervangbaar kan worden
beschouwd, terwijl wellicht elders in de gemeente dan wel in de
regio nog bouwmogelijkheden voor bedoelde woningen aanwezig zijn,
waardoor in de behoefte hieraan kan worden voorzien;
dat het thans onbebouwde plangedeelte een historisch binnen-
duin is met hoogopgaand loofhout;
dat op grond van de ambtsberichten met gedeputeerde staten
moet worden geoordeeld, dat het in gedinp zijnde terrein van
natuurwetenschappelijke waarde is en van belang is te achten voor
het woon- en leefmilieu in de omgeving;
dat het binnenduin dan ook slechts ingeval zwaarwegende be-
langen daartoe nopen dient te worden bebouwd;
dat blijkens de stukken het Provinciaal Ziekenhuis behoefte
heeft aan meer huisvestingsmogelijkheden voor 'net personeel in
de directe omgeving;
dat voorts in de nabije toekomst bij het ziekenhuis een aan-
merkelijke toeneming van het personeelsbestand wordt verwacht,
waardoor zich ook een toeneming van het huidige aantal van 80
woningzoekenden zal voordoen;
dat binnen de gemeente Bloemendaal, in Vogelenzang, 198
woningen in de sociale sector zullen worden gebouwd, zoals ter
openbare vergadering van de Afdeling, voornoemd, is medegedeeld;
dat uit de ambtsberichten blijkt, dat de gemeente daarnaast
nog beschikt over een betrekkelijk groot aantal woningen, dat in
verband met doorstroming kan vrijkomen;
dat dan ook mogelijkheden voor huisvesting binnen de gemeente
aanwezig zijn;
dat deze mogelijkheden weliswaar niet alle in de directe om-
geving van het ziekenhuis zijn gelegen, doch dat de afstanden
niet zodanig zijn, dat deze onaanvaardbaar zijn te achten, mede
gezien de goede bereikbaarheid van het ziekenhuis;
-dat-

l lllllllllllllllIlll
-10-
dat ter eerder genoemde openbare vergadering voorts is ge-
bleken, dat op slechts enkele kilometers afstand van het zieken-
huis, ten zuiden van het Noordzeekanaal, een bouwplan voor een
groot aantal woningen in ontwikkeling is;
dat, gelet op het vorenovervjogene, moet worden geoordeeld,
dat de noodzaak voor aantasting van het in geding zijnde binnen-
duin onvoldoende is komen vast te staan;
dat het plangedeelte, waarin het binnenduin gelegen is, der-
halve niet voor goedkeuring, in aanmerking komt;
dat in verband daarmede de artikelen 5, 12, 13 en 15 van de (
voorschriften evenmin kunnen worden goedgekeurd;
dat het plan voor het overige, behoudens hetgeen hierna wordt
overwogen, alsnog dient te worden goedgekeurd;
dat de beroepen derhalve gedeeltelijk ongegrond en gedeelte-
lijk gegrond zijn te achten;
Overwegende ambtshalve:
dat Wij bedenkingen hebben tegen de volgende onderdelen van
de bij het plan behorende voorschriften;
dat artikel 35 tweede lid, een onjuiste verwijzing inhoudt;
dat niet is gebleken van een noodzaak als bedoeld in arti-
kel l 1 ) der Wet op de Ruimtelijke Ordening om voor alle in arti-
kel 20, eerste lid, genoemde werken en werkzaamheden, hoe gering
ook, een aanlegvergunning te eisen;
dat het bepaalde in artikel 20, eerste lid, onder a, gelet
op het bepaalde in artikel 16, onduidelijk is;
dat artikel 20, eerste lid, onder b, een aanlegvergunning
voorschrijft voor werken en werkzaamheden, die een wijziging van
de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben;
dat dit voorschrift van een te weinig bepaalde strekking is,
aangezien een nadere aanduiding van de hi e*- bedoel de werken en
werkzaamheden ontbreekt;
dat, afgezien hiervan, dit voorschrift bovendien te ruim is,
nu eraan wordt voorbijgegaan, dat enerzijds wi j zir.i np; van de
waterhuishouding of de wator.-t.and kan plaatsvinden on.-i.fhankelijk
van de uitvoering van de hi

l»•
\
f
\\\\\
\ llllllllllll
-11-
dat het criterium vervat in artikel 20, tweede lid, ertoe
leidt, dat bij elke dan wel nagenoeg elke blijvende schade, hoe
gering ook, een aanlegvergunning moet worden geweigerd en deswege
het in artikel 20, eerste lid, vervatte aanlegvergunningenstelsel
illusoir maakt;
dat artikel 21, lid II, onder 2, ten onrechte een verbod in-
houdt om het in lid II, onder l, van dat artikel bedoelde ge-
bruik te wijzigen in een ander met het plan strijdig gebruik, ter-
wijl het bepaalde in artikel 21, lid II, onder 3, ten onrechte
slechts na verkregen vrijstelling van burgemeester en wethouders
ruimte laat voor een wijziging i;: het gebruik, waardoor de af-
wijking van het plan niet wordt vergroot;
onder ^;
.dat hieraan niet afdoet het oepaalde in artikel 21, lid II,
dat de regeling in artikel 25, eerste lid, onder a, b en c,
een beperking kan inhouden van het in artikel 20 van de V/et op
de Ruimtelijke Ordening gegeven beroepsrecht;
dat uit het vorenstaande volgt, dat het bestreden besluit
niet geheel in stand kan blijven;
Gezien de Wet op de Ruimtelijke Ordening;
HEBBEN GOEDGEVONDEN EN A^ERSTAAN:
I. met vernietiging van het besluit van gedeputeerde staten
van Noord-Holland van 11 november 1975, Afdeling I, no. 113, aan
het door de raad der gemeente Bloemendaal op 19 september 197^
vastgestelde bestemmingsplan "Schroeder van der Kolkweg" alsnog
goedkeuring te verlenen, met uitzondering van:
A. het plangedeelte met de bestemmingen "Eengezinshuizen in open
bebouwing, klasse A, met bijbehorende erven (EOA)", "Eenge-
zinshuizen in gesloten bebouwing, klasse A, met bijbehorende
erven (EGA)", "Meergezinshuizen in ten hoogste twee lagen
(M2)", "Weg", "Parkeerstrook", "Voetpad", "Openbaar groen,
plantsoen of berm", "Bos", "Speel terrein (RST)" , "Voer- of zij-
tuin, open erf" en "Nutsgebouwtj es (BMU)", zoals nader op de
plankaart aangegeven;
B. de. volgende gedeelten van de bjj het plan behorende voorschrif-
ten :
artikel 3, tweede lid;
-artikel 8;-

l
l llllllllllllllll
l l
artikel 8;
artikel 12;
artikel 13;
artikel 15;
artikel 20;
-12-
artikel 21, lid II, onder 2, 3 en 4;
artikel 25, eerste lid, onder a, b en c;
II. de beroepen voor het overige ongegrond te verklaren.
Onze Minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening
is belast met de uitvoering van dit besluit,,
DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING
EN RUIMTELIJKE ORDENING,
w.g. Beelaerts van Blokland
Lage Vuursche, 17 juni 1980
w.g. BEATRIX (
Overeenkomstig het oorspronkelijke,
De Chef Kabinetszaken,
,, t'. /

l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
l
VERKLARING ONDER EDE
Z/PK/da
5116314
Op [twaalf] februari tweeduizend zeven is voor mij, prof. mr. Dominique Frangois
Margaretha Maria Zaman, notaris met plaats van vestiging Rotterdam, verschenen:
Mevrouw mr. Pieternel Kouwenhoven. wonende te (2061 JR) Bloemendaal,
Brederodelaan 145, van Nederlandse nationaliteit, geboren te Amsterdam op twintig
maart negentienhonderd twee en zestig, ongehuwd en niet geregistreerd als partner,
geïdentificeerd aan de hand van een paspoort met nummer NH0943712.
De comparante heeft hierbij voor mij, notaris, afgelegd, de eed als bedoeld in de Wet
vorm van de eed (Staatsblad 1911, 215), en de volgende verklaring afgelegd:
"In de periode tussen zondag, acht en twintig januari tweeduizend zeven (28-01-2007)
en maandag vijf februari tweeduizend zeven (05-02-2007) heb ik bezoeken gebracht
aan het plangebied Meeren Berg te Bloemendaal, hierna te noemen: het "terrein",
waarvan de ingang is gelegen aan de Brederodelaan ter hoogte van nummer 56. Het

l
l
l
l
l
l
l
l l
l
l
l
l l
l
l
l
l
l
l
terrein wordt afgesloten met een slagboom naar de Brederodelaan toe.
Ik heb alle personen auto's geteld die zich zichtbaar op het terrein bevonden na de
slagboom op de navolgende tijdstippen en data:
Op zondag acht en twintig januari tweeduizend zeven (28-01-2007) in het tijdsbestek
van zestien uur en vijftien minuten (16.15 uur) tot zestien uur en vijf en veertig
minuten (16.45 uur) trof ik vier en dertig (34) personenauto's aan:
Op maandag negen en twintig januari tweeduizend zeven (29-01-2007) tussen twee
en twintig uuren vijftien minuten (22.15 uur) en twee en twintig uuren vijf en veertig
minuten (22.45 uur) trof ik negen en twintig (29) personenauto's aan:
Op dinsdag dertig januari tweeduizend zeven (30-01-2007) tussen drie en twintig uur
en vijf en veertig minuten (23.45 uur) en kwart over twaalf (00.15 uur) trof ik negen en
twintig (29) personenauto's aan;
Op woensdag een en dertig januari tweeduizend zeven (31-01-2007) tussen drie en
twintig uuren vijftien minuten (23.15 uur) en drie en twintig uuren vijf en veertig
minuten (23.45 uur) trof ik vier en dertig (34) personenauto's aan;
Op zaterdag drie februari tweeduizend zeven (03-02-2007) tussen drie en twintig uur
en dertig minuten(23.30 uur) tot vier en twintig uur (24.00 uur) trof ik acht en twintig
(28) personenauto's aan; en
Op maandag vijf februari tweeduizend zeven (05-02-2007) tussen twee en twintig uur
en dertig minuten (22.30 uur) en drie en twintig uur (23.00 uur) trof ik twee en dertig
(32) personenauto's aan."
Slot
De comparante is mij, notaris, bekend.
Deze akte is verleden te Rotterdam op de datum aan het begin van deze akte
vermeld.
De zakelijke inhoud van deze akte is aan de comparante opgegeven en toegelicht.
De comparante heeft verklaard op volledige voorlezing van de akte geen prijs te
stellen, tijdig voor het verlijden van de inhoud daarvan te hebben kennisgenomen en
met de inhoud in te stemmen.
Onmiddellijk na beperkte voorlezing is deze akte eerst door de comparante en
daarna door mij, notaris, ondertekend,