VERTELCULTUUR
1QqFsKM
1QqFsKM
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
zal die Hermann ’n goeie Hollander worden”. Daar stormt Goering al naar<br />
buiten. “En?”, vraagt Hitler, “hoe was het?” “Donder op, vuile rotmof…!”<br />
(Abraham Nolst Trinité, Dagboek 2., 10 januari 1942)<br />
Een Duitse officier was in een trein druk in gesprek met een dame. Een Hollander<br />
die tegenover hem zat dacht; zou dat nu z’n vrouw zijn of zo maar<br />
iemand. Hij dacht wacht, ik zal het eens vragen wat kan het mij schelen!<br />
En vroeg hij: “Ist das Ihre Gattin?” “Nein!” antwoorde de Duitser: “meine<br />
Surrogattin!”<br />
(To Hofstra, Oorlogsschrift 5, februari 1944)<br />
Hitler is over de grens geweest, en wel in de buurt van Nijmegen! Het was<br />
in de tijd dat er een beetje groente en fruit was. Hitler stapte dan ook een<br />
deftige groentezaak binnen en vroeg of ze ook wat fruit voor hem hadden.<br />
“Nee, zei de juffvrouw wij hebben niets!” “Ja, maar” zei Hitler “voor mij<br />
toch wel?” “ Wie bent U dan” vroeg de juffvrouw. “Wel, ik ben de bevrijder<br />
van Europa!” Toen de juffrouw dat hoorde riep ze dadelijk haar man. “Man!<br />
Churchill is in de winkel!”<br />
(To Hofstra, Oorlogsschrift 5, december 1943)<br />
Op hoog bevel werd in de Nederlandsche bioscopen de film “De eeuwige<br />
Jood” gedraaid, dat schande produkt getuigend van den verdorven geest<br />
der fabrikanten.<br />
“Daar ga ik niet naar kijken. Ik wacht op die andere film.”<br />
“Welke bedoel je?”<br />
“De tijdelijke Mof!!”<br />
(Rido, Wie het laatst lacht…, p.32)<br />
“Rotzak”, zegt een Jordaan-joch, als hij een Duits militair passeert. “Rotzak”.<br />
De Duitser kent het woord niet en informeert in een winkel, wat het<br />
betekent.<br />
“O”, zegt de winkelier, “dat is in het Duits: held.”<br />
Als de Duitser de winkel verlaat zegt het joch weer: “Rotzak.”<br />
“Ja”, zegt de Mof vriendelijk. “Ich kleiner Rotzak, aber der Führer ein grosser!”<br />
(Ken-je-die?, p.37)<br />
13