15.12.2012 Views

IN 1, februari 2008 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek

IN 1, februari 2008 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek

IN 1, februari 2008 - Internationale Vereniging voor Neerlandistiek

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Nooit zucht men bij het slot. Integendeel, het slot, de ‘pointe’ geeft<br />

vreugde. Bij een roman zijn wij passief. De novelle echter stelt zijn<br />

gegeven als een kunstwerk buiten ons op en dringt ons tot de activiteit<br />

onszelf in te schakelen. In de roman doet men met de figuren, in de<br />

novelle met den schrijver mee. Maar dat is een veel zwaarder geestesarbeid,<br />

en al ben ik overtuigd dat het schrijven van een roman<br />

oneindig hooger en dieper eischen stelt dan het schrijven van een<br />

novelle, bij het lezen is het omgekeerde het geval (De Bilt 1936,<br />

81–82).<br />

Met die laatste zin formuleert De Bilt impliciet een kritiek op het ‘Ter inleiding’<br />

waarin ze werd <strong>voor</strong>gegaan door Van Leeuwen. Ook hier wordt ‘de bedoeling<br />

der samenstellers’ uiteindelijk minder in genologische dan in algemeenpoëticale<br />

termen gekarakteriseerd: ‘het doet er niet toe, of het eene verhaal<br />

mooier is dan het andere. Wat zij brengen wilden is een boek met nederlandsch<br />

proza, representatief <strong>voor</strong> deze jaren, en daar zijn zij in geslaagd’ (De<br />

Bilt 1936, 82). Tegelijk wordt dat programma geherinterpreteerd in talige<br />

termen, eerder in termen van de ‘vorm’ dan van de ‘vent’ dus:<br />

Hoe klinkt onze taal, als men haar niet misbruikt <strong>voor</strong> enkel levensweergave,<br />

als men haar woorden nog iets meer laat doen dan enkel<br />

schilderen, […] – maar als men haar, onze taal, als een harp tusschen<br />

de knieën neemt en speelt datgene waar<strong>voor</strong> het instrument gemaakt<br />

werd, hoe klinkt dan onze taal? Ziedaar wat de samenstellers zich<br />

<strong>voor</strong>namen te leveren. […] En zoo valt er veel uit dit boek te leeren. Hoe<br />

wij veranderd zijn sinds Tachtig. Hoe vreemd in onze taal geschreven<br />

gesprekken klinken, en hoe wij meer dan in andere talen uit den toon<br />

vallen. Hoe het komt dat in onze taal de schrijvers <strong>voor</strong>tdurend bezig<br />

zijn met het stemmen van hun instrument en zoo weinig schrijven dat<br />

bevrijde klank heeft. Couperus had meer klank dan dat hij stemde, hij<br />

tokkelde er soms wild op los.<br />

Maar dat had toch ook zijn heerlijke zijde! (De Bilt 1936, 82–83).<br />

De Bilt neemt dus zowel afstand van de traditie (Tachtig) als dat zij er toenadering<br />

toe zoekt (Couperus).<br />

In zijn recensie komt Paul de Vree terug op die van De Bilt, zonder te<br />

vermoeden dat Nijhoff achter het pseudoniem schuilgaat. Hij bestrijdt dat de<br />

novelle per definitie een ‘voltooid’ karakter zou hebben, op grond van het argument<br />

dat ‘enkele opgenomen stukken in margina van kunst, en kunstenaarsopvattingen<br />

werden geschreven’ (De Vree 1936, 11). Hierbij denkt hij wellicht<br />

onder meer aan Nijhoffs ‘De pen op papier’, en betoogt hij kennelijk dat een<br />

verhaal dat als belangrijkste doelstelling heeft een poëtica naar voren te<br />

brengen op zichzelf geen volwaardig kunstobject kan zijn. Het valt overigens<br />

niet uit te sluiten dat het precies dit is waarop Nijhoff, zichzelf ironiserend bij<br />

31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!