Passe-partout - Kritisch denken
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
WERK-
VORMEN
PASSE-PARTOUT KRITISCH DENKEN
RICHTVRAGEN OM OVER NA TE DENKEN
- Is er in de werkvorm gelegenheid tot dialoog en discussie?
- Stel jij leerlingen bloot aan authentieke situaties en betekenisvolle problemen? (zie fiche Inhoud)
- Kunnen de leerlingen met deze werkvorm kritische denkvaardigheden en disposities
observeren, imiteren, oefenen en bespreken?
ACHTERGRONDINFO OM TE WETEN
- Een meta-analyse (Abrami et al., 2015) toont aan dat er 3 effectieve instructiestrategieën zijn voor de
ontwikkeling van vaardigheden en eigenschappen die nodig zijn voor kritisch denken nl.
gelegenheid geven tot dialoog en discussie, blootstelling aan authentieke situaties en betekenisvolle
problemen (Ten Dam en Volman, 2004), gerichte begeleiding/mentoring.
- Vanuit het perspectief van burgerschapsvorming - waarbij kritisch denken geconceptualiseerd
wordt vanuit de sociaal-constructivistische benadering van leren - wordt kritisch denken het beste
aangeleerd in leeromgevingen waarin leerlingen kunnen ‘leren door deelnemen’. Lessen die
participatie vereisen, lessen die intensieve interactie tussen leerlingen en leerkracht en leerlingen
onderling stimuleren, en lessen waarbij ideeën en inzichten van leerlingen worden geprezen en
gebruikt, hebben een positief effect op kritisch denken (Ten Dam en Volman, 2002).
- Kies daarom voor werkvormen en opdrachten die interactie tussen leerlingen stimuleren (dialoog
en discussie centraal), waarin leerlingen zin en betekenis kunnen verlenen en zich dus
verantwoordelijk voelen om kritisch deel te nemen (authentieke situaties), waarin het mogelijk is
dat leerlingen kritisch denken observeren, imiteren en oefenen (en benoemen! zodat ze zich bewust
zijn van wat ze oefenen en imiteren) en waarin er gereflecteerd kan worden op het kritisch denken
(gerichte begeleiding en bevraging op basis van deelaspecten die samenhangen met het kritisch
denken).
IMPULSEN OM MEE AAN DE SLAG TE GAAN
GOED ARGUMENTEREN A-U-B
Kinderen aanleren om in interactie duidelijk te
formuleren waarom ze zeggen wat ze zeggen kan door
hen te leren goede argumenten te formuleren. Leren
argumenteren leert hen ook de argumentatie van een
ander te analyseren en eventueel denkfouten te detecteren.
Dit kan bijvoorbeeld m.b.v. argumentenkaarten.
Op de website van Stichting Nederlands Debat Instituut vind je voor de
lagere school bruikbare lesmaterialen en oefeningen met argumentenkaarten
volgens het AUB-model: Argument – Bijvoorbeeld – Uitleg en
het gebruik van signaalwoorden als Omdat – Daarom – Want – Dus
BEWEGENDE CIRKELS
Bij bewegende cirkels staan leerlingen in 2 cirkels, de ene in
de andere, tegenover elkaar en beantwoorden ze een vraag
of bespreken ze een stelling in paren (cfr speeddaten).
Wanneer de leerkracht daarom vraagt, beweegt een van de cirkels naar
links of rechts, zodat elke leerling nu een nieuwe partner tegenkomt, met
wie een nieuwe gesprek wordt aangegaan. Bij een stelling kunnen de
cirkels staan voor akkoord/niet akkoord en kunnen leerlingen kiezen in
welke cirkel ze gaan staan vooraleer ze (opnieuw) beginnen te bewegen.
Ideeën en standpunten kunnen breed gedeeld worden en omdat ze met
slechts één andere leerling tegelijk praten, zullen terughoudende
leerlingen zich meer op hun gemak voelen dan in een groeps- of
klasdiscussie.
GESPREK OP VOETEN
Het gesprek op voeten is een
werkvorm waarmee voorzichtig kan
geoefend worden op het formuleren
en argumenteren van een standpunt.
Het is een gespreksvorm waarbij
iedereen zich door middel van zijn of
haar voeten laat ‘horen’.
Een leerling brengt een standpunt of mening
naar voren en zoekt daarbij een vrij plekje in de
ruimte/zaal. Wie zich aangesproken voelt door
dat idee of standpunt, gaat achter de inbrenger
staan. Wie het er niet mee eens is, zoekt een
andere plek op. Iemand anders brengt iets naar
voren, waardoor de hele groep in beweging
komt en leerlingen opnieuw hun positie kiezen.
Zo wordt zichtbaar welke standpunten door
veel leerlingen gedeeld worden en wat de
afwijkende meningen zijn, die interessant zijn
om te onderzoeken. Verschillende invalshoeken
in een groep komen naar boven en
iedereen wordt actief in het gesprek betrokken,
ook leerlingen die zich niet zo snel in een
gesprek mengen. Leerlingen merken namelijk
dat je het met meerdere dingen tegelijkertijd
eens kunt zijn.