Augustus - Historische Kring Haaksbergen
Augustus - Historische Kring Haaksbergen
Augustus - Historische Kring Haaksbergen
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
11e jaargang no 3 - augustus 1978 - Verschijnt 4 keer per jaar<br />
ORGAAN VAN DE<br />
HISTORISCHE KRING HAAKSBERGEN
REDAKTIE:<br />
ADMINISTRATIE:<br />
W. E. ten Asbroek<br />
J. Overbeeke J.<br />
Vredenberg<br />
Aold Hoksebarge<br />
A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, <strong>Haaksbergen</strong>,<br />
Postrek. 2547699 t.n.v. Penningmeester <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong><br />
„Aold Hoksebarge" wordt toegezonden aan de leden van de „<strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong>".<br />
Zij betalen voor lidmaatschap en abonnement ƒ 12,50 per jaar.<br />
Publikatie of overname van artikelen, geheel of gedeeltelijk, alleen toegestaan met schriftelijke<br />
toestemming van de auteurs.<br />
Bestuur van de <strong>Historische</strong> <strong>Kring</strong> <strong>Haaksbergen</strong><br />
D. Jordaan J. G. H. zn., „Bleekhuisje", <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 1248, Voorzitter J.<br />
Overbeeke, Fazantstraat 13, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 1634, Secretaris<br />
A. J. Temmink, Eibergsestraat 108, <strong>Haaksbergen</strong>, Postrek. 2547699, Penningmeester<br />
B. E. Asbreuk, Erve „Meyerinkbroek", <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 05405-214<br />
W. E. ten Asbroek, Boerhaavelaan 144, Hengelo O., tel. 05400-14576<br />
Mej. R. Brummelhuis, Dr. Ariënsstraat 8, <strong>Haaksbergen</strong><br />
H. J. J. ten Hagen, Mozartstraat 46, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 3509 A.<br />
Molenveld, Reggestraat 30, Enter, tel. 05478-853 J. B. A.<br />
Leusink, Nachtegaalstraat 13, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 2023 J. F.<br />
Overbeek, Bevertstraat 14, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 1564 J.<br />
Vredenberg, Weverstraat 16, <strong>Haaksbergen</strong>, tel. 2348
Van de Redactie<br />
We zijn zeer erkentelijk voor de toezending van copie door meerdere leden.<br />
Het spreekt vanzelf, dat niet alles tegelijk geplaatst kan worden en dat verschillende<br />
bijdragen moeten blijven overstaan tot een van de volgende nummers.<br />
Wij vertrouwen erop, dat onze medewerkers hiervoor begrip zullen hebben en<br />
we houden ons aanbevolen voor nog meer copie.<br />
Excursie naar Geesteren - Gelselaar.<br />
Op 24 juni j.l. om 14.30 uur waren 91 leden met introducé's verzameld bij de<br />
N.H. Kerk van Geesteren, het begin van de excursie.<br />
De heer D. jordaan gaf, nadat eerst een wandeling was gemaakt rondom de kerk,<br />
een uitleg over de geschiedenis van de kerkelijke gemeente, welke reeds in 1246<br />
genoemd wordt. De eerste kerk dateert dus uit het begin van de 13e eeuw en<br />
is waarschijnlijk gesticht door een van de heren van Borculo samen met graaf<br />
Otto van Dalen, heer van Diepenheim.<br />
In de 80 - jarige oorlog heeft de kerk veel te lijden gehad. De bevolking van<br />
Geesteren vond tijdens het Spaanse beleg van Lochem in 1582 huisvesting in de<br />
kerk. Na het vertrek van de Spanjaarden werd Geesteren praktisch geheel in de<br />
as gelegd samen met de kerk en de toren door de Staatse troepen. De toren viel<br />
op de kerk, de gewelven stortten in en het interieur werd vernield. Tussen de<br />
overgebleven zijmuren werd een dak van twijgen gebouwd om toch kerkruimte<br />
te hebben tot in 1628 het geheel gerestaureerd was. De toren was al eerder her -<br />
steld met zadeldak en trapgevel. De luidklok, welke door de verwoesting was<br />
gebarsten, vermeldt zijn vernieuwing in 1591.<br />
Een grafsteen, nu aanwezig in het torenportaal, vermeldt de naam Mechteld<br />
Splinter, gestorven in 1650, uit het geslacht von Duijthe zu Mensingh, dat een<br />
belangrijke rol speelde in het toenmalige kerkelijke leven. Dit geslacht had een<br />
eigengestoelte in de kerk en het recht om in het koor begraven te worden. Aan de<br />
buitenkant van de toren bevinden zich nog twee stenen met inscripties en<br />
jaartal 1633, die afkomstig zijn uit het knekelhuis.<br />
In 1836 werd de kerk grondig gerestaureerd. Het tegenwoordig aanzien kreeg de<br />
kerk in 1930, toen ook de prachtig gemetselde gewelven werden aangebracht.<br />
Het orgel, dat in 1840 was gebouwd door de Haaksbergernaar Jacobus; Armbrost,<br />
werd in 1974 vervangen door een nog ouder orgel uit 1800, afkomstig uit<br />
Oosterwolde (Gld.) .<br />
Vervolgens ging de excursie naar Gelselaar, waar de kern van het dorp met<br />
kerk werd bezichtigd. Deze waterstaatskerk uit 1841 is in de plaats gekomen van<br />
een kapel, welke daar sinds 1617 stond. Een op hout gebrande tekening, gemaakt<br />
naar een afbeelding uit 1782, geeft een indruk van deze oorspronkelijke kapel.<br />
Door het grote aantal deelnemers werd de excursie nu in tweeën gedeeld. De<br />
ene groep bezocht eerst de meubelmakerij en beeldhouwerij Mensink en daarna<br />
het erve Brooks. De andere groep deed dit omgekeerd.<br />
De heer Mensink leidde het gezelschap rond in zijn werkplaats, waar antieke<br />
meubelen worden gerestaureerd, maar ook nieuwe meubelen in oude stijl worden<br />
gemaakt, prachtig gebeeldhouwd, nauwelijks van antiek te onderscheiden.<br />
689
690<br />
Het erve Brooks is een Saksische boerderij, nog compleet in oude stijl, met een<br />
endskamer, daterend uit 1870. Het bakhuis is uit 1866.<br />
In de grote keuken kon iedereen zich laven aan een kop koffie met krentenwegge<br />
om vervolgens huiswaarts te keren met een voldaan gevoel over deze geslaagde<br />
middag.<br />
J. Leusink.<br />
DE TAAL VAN HAAKSBERGEN XXXIX<br />
De gedichten van Berghege. 8<br />
Berghege heeft het ook ondernomen, om oude volksverhalen in dichtvorm te<br />
gieten, en deze proeven zijn eveneens als zeer geslaagd te beschouwen. Evenals in<br />
al zijn dichtwerk toont B. ook hier weer zijn meesterlijke taalbeheersing en zijn<br />
gave verstechniek. Het dichten lijkt hem moeiteloos af te gaan en zijn beheersing<br />
van het Haaksbergs is des te opmerkelijker, omdat hij thuis en vooral op school<br />
geheel in het Nederlands werd opgevoed. Dat hij desondanks zich in de streektaal<br />
zo juist wist uit te drukken, pleit voor zijn taalgevoel.<br />
Het is en blijft daarom jammer,dat hij ons niet meer taalkundig werk heeft nagelaten<br />
dan zijn bescheiden dichtbundel en een beperkt aantal volkskundige bij -<br />
dragen. We moeten ons maar troosten met de gedachte: wat hij aan kwantiteit<br />
te kort komt.wordt ruimschoots vergoed door de kwaliteit.<br />
Het volksverhaal,dat we hier aan de orde willen stellen is „Den Duvelskolk bie<br />
Hoksebarge" . Eigenlijk bevat het gedicht twee verhalen,waarin de duivel een rol<br />
speelt. Eén wordt verteld door de„aole beppe" aan 't spinnewiel en het andere<br />
door de dichter zelf.<br />
„Klein Jansken" zit 's avonds bij 't haardvuur op te scheppen dat hij voor geen<br />
enkele duivel bang is, waarop grootmoeder hem als waarschuwing haar verhaal<br />
vertelt.<br />
Man - zae ze - wat bestao iej,<br />
Daag ie den duvel oet?<br />
Dat brek o w op, verstaoj' miej?<br />
Dat kump ow an de hoed!<br />
Der was in vrogger jaoren<br />
- 't Is vake miej verteld -<br />
Een maol hier in den gaoren,<br />
Waor 't wonder was esteld.<br />
Op schragens laeën planken,<br />
- Dat waszen taofels daor -<br />
Rondumme Iaën as banken<br />
Volle eeken, dikke en zwaor.<br />
Daor zatten volle gaste,<br />
Men at en dronk en zonk,<br />
Tot der ene in 't leste<br />
Bots aoverende spronk.<br />
Now laot den duvel kommen,
En drinken met ons met,<br />
Dan za'k urn laoten grommen,<br />
Miej duch dat past now net!<br />
Den duvel leet neet wochten,<br />
Hee ston veur um op slag<br />
En hef met um evochten,<br />
Zowat den halven nach.<br />
Den schrik sloog in de bende,<br />
Too gin k op mangen kop<br />
Et haor steil aoverende,<br />
Zo eur den angs bekrop.<br />
Den dager was neet bange,<br />
Hee zatten zik te weer,<br />
Al doerden 't nog zo lange.<br />
Hee kon in 't lest neet meer.<br />
Eur ogen dee belepen<br />
En draeien wild in 't rond<br />
Zo vake zee zik grepen,<br />
't Broes ston eur veur de mond.<br />
Ze rollen met zik beien<br />
As raozend aover 't land.<br />
Ze stönnen en ze draeien,<br />
Wied vlaogen kloeten zand.<br />
Op eenmaol was 't een karmen,<br />
En alles staof oet zied,<br />
De duvel drok in de arme<br />
Den man met zovöll nied,<br />
Dat um de ribben kraken,<br />
't Blood oet de strotte spoot....<br />
Too de arme los hee maken,<br />
Lae daor den dager dood!...<br />
Daar worden de toehoorders dan wel even stil van, maar Jansken laat zich niet<br />
uit het veld slaan.<br />
Ik zun veur nummes bange,<br />
Veur duvel neet of dood.<br />
!k wochte al völs te lange,<br />
Miej dut gien duvel nood.<br />
Ofschoon de aanwezigen hem nog willen bepraten en tegenhouden, gaat hij,<br />
gewapend met zijn „koeze" in het donker naar buiten en daagt de duivel uit.<br />
Den knuppel in de knuuste<br />
Geet Jansken op den trad<br />
Met dicht ekneppen vuuste<br />
Op 't donker karkenpad.<br />
Stief b ie den kolk daor zut-e<br />
Wat zwarts, wat vrömds now staon.<br />
Op zied iej, of de butte<br />
697
692<br />
Zal ik tötmoos ow slaon!<br />
Wat wol iej, kleine bleudjen?<br />
Vroog um de duvel too.<br />
Pröt rechtevoort dat geudjen<br />
Al met „ 'n zwarten " zo?<br />
Op zied, zeg ik' ! röp Jansken,<br />
Of maakt veur mien plezeer<br />
Daor op den kolk een dansken,<br />
Veuroet meer, ik trakteer!<br />
En met volt op de rugge<br />
Van 't zwarte spook den stok,<br />
Dat maakt den „zwarten" vlugge<br />
En brech um van de kok.<br />
Den duvel geet an 't springen,<br />
Dan veur - dan achteroet,<br />
Mer harder altied gingen<br />
De slage um op de hoed.<br />
!n 't laatst krijgt de duivel het zo benauwd, dat hij over 't water van de kolk<br />
loopt, maar ook daar komt Jansken hem na.<br />
En met zik beiden bleven<br />
Ze baoven 't water staon,<br />
Op mos den duvel 't geven,<br />
Too Jansken deur bleef slaon.<br />
Hee karmen as nen kater,<br />
En janken as nen hond<br />
En krop in 't lest van 't water<br />
Weer op de vaste grond.<br />
Na deze geduchte afstraffing van de duivel wordt Jansken als een held vereerd<br />
en iedereen is hem dankbaar, dat „Joost" nu voorgoed uit <strong>Haaksbergen</strong> verdwenen<br />
is.<br />
We zien hier B. als episch dichter op zijn best en zelden zal in het Nedersaksisch<br />
een gaver gedicht geschreven zijn dan dit.<br />
Een andere Haaksberger uit wat later tijd, B. te Lintelo, heeft hetzelfde verhaal<br />
in proza verteld, (zie „Um den Heerd" , blz. 139; Almelo 1948) . Volgens hem<br />
lag de Duivelskolk dicht bij het erve Jonkman aan een thans afgesneden bocht<br />
in de Eibergseweg, niet ver van het tegenwoordige tankstation aldaar.<br />
J. Vredenberg.<br />
DE WONINGEN ROND DE PIEPENBRINK (3)<br />
Huizen nrs. 90 en 91.<br />
Omdat de huizen nrs. 90 en 91 één pand vormden en steeds toebehoorden aan<br />
één eigenaar of erfgenaam van één eigenaar, worden ze hier samen besproken.<br />
Op 10 november 1614 werden Christiaan Bleysemius, koster van <strong>Haaksbergen</strong>
en zijn vrouw Mette Saartinck vermeld in de gerichtsprotocollen van Delden.<br />
In die van <strong>Haaksbergen</strong> vindt men volgende notities: 1628, 25 juni.Anna Viehof,<br />
weduwe van koster Christiaan Bleysemius. 1630, 22 februari en 29 april. Gerdt<br />
ten Nijenhuis is keurnoot. 1633, 24 november. Gerdt ten Nijenhuis, geboren<br />
op het Nijenhuis in Boekelo (nu Top in St. Isidorushoeve), 60 a 70 jaar oud,<br />
is getuige bij een grensgeschil tussen de marken Boekelo en Bentelo.<br />
1646, 25 mei. Rosier ten Dijkhuis is erfgenaam van wijlen Gerdt ten Nijenhuis.<br />
1647, 17 mei. Anna Kosters, weduwe van Gerdt ten Nijenhuis, vermaakt haar<br />
geringe bezit aan dochter Mette en schoonzoon Rosier ten Dijkhuis, mits haar<br />
voordochter f. 25,- krijgt.<br />
Uit deze gegevens de volgende conclusies:<br />
Christiaan Bleysemius was behalve koster vermoedelijk ook schoolmeester van<br />
<strong>Haaksbergen</strong>. Hij woonde waarschijnlijk in het schoolhuis aan de Oostenstraat.<br />
Hij trouwde ca. 1600 met Mette Saartinck en ca. 1620 met Anna Viehof. Uit dit<br />
laatste huwelijk werd Mette Kosters geboren, genoemd naar de eerste vrouw.<br />
Mette huwde ca. 1645 met Rosier ten Dijkhuis. Anna trouwde na de dood van<br />
Christiaan Bleysemius - vóór 1628, want toen werd Derk Menten als koster en<br />
schoolmeester vermeld - met Gerdt ten Nijenhuis. Omdat het zeker is,dat Rosier<br />
ten Dijkhuis in huis 90/91 woonde, mag men aannemen, dat ook Gerdt ten<br />
Nijenhuis er woonde. Zijn naam komt in de verpondingsregisters 1600/02 niet<br />
voor. Gezien zijn leeftijd was Anna Viehof alias Kosters waarschijnlijk niet zijn<br />
eerste vrouw. Met Gerdt ten Nijenhuis vangt de stamreeks in huis nr. 90/91 aan.<br />
A. GERDT TEN NIJENHUIS, gehuwd na 1602 met N.N. (te Lintelo?) en<br />
ca. 1625 hertrouwd met ANNA VIEHOF alias Kosters, weduwe van<br />
Chr. Bleysemius.<br />
Kind van Christiaan Bleysemius en Anna Viehof:<br />
1. METTE KOSTERS, zie B.<br />
B. ROSIER TEN DIJKHUIS, ca. 1645 gehuwd met METTE KOSTERS.<br />
Kinderen:<br />
1. Hendrickje ten Dijkhuis, gehuwd <strong>Haaksbergen</strong> 8 april 1672 met bakker<br />
Willem Ottink, weduwnaar van Grietje Buursink.<br />
2. CHRISTIAAN TEN DIJKHUIS, zie C.<br />
3. AALTJE TEN DIJKHUIS, zie D.<br />
Gerichtsprotocollen <strong>Haaksbergen</strong>:<br />
1669, 10 mei. Mette Kosters, weduwe van Rosier ten Dijkhuis en haar<br />
oudste zoon Christiaan lenen f. 100,--.<br />
1677, 12 november. Jan Morsink betaalt voor zijn zwager Christiaan ten Dijkhuis.<br />
In het vuurstedenregister wordt in 1675 vermeld:<br />
Mette Dijkhuis-Kosters, haar zoon in Frankrijk gevangen. Onbekend is of deze<br />
zoon de vermelde Christiaan is , dan wel een jongere broer, zoals geconcludeerd<br />
zou kunnen worden uit de protocollen van 1669. De gevangenneming dateerde<br />
uit de 2e bisschoppelijke oorlog 1672/74.<br />
Uit het bovenstaande is af te leiden, dat Mette Kosters tussen 1675 en 1677<br />
overleed.<br />
C. CHRISTIAAN TEN DIJKHUIS , gehuwd te <strong>Haaksbergen</strong> 3 maart<br />
1677 met Harmken Morsink, dochter van Geert en hertrouwd te Haaks<br />
bergen 16 februari 1679 met Berentje Bras, dochter van Geert te Eibergen.<br />
693
694<br />
Gerichtsprotocollen <strong>Haaksbergen</strong>:<br />
1688, 7 mei. Berentje Bras, weduwe van Christiaan ten Dijkhuis, verkoopt aan<br />
Bitter Verholt en vrouw Aaltje ten Dijkhuis het huis (nr. 90/91) tussen de gemene<br />
straat (Markt/Molenstraat) en Broekhuis'huis (nr. 92).<br />
D. BITTER VERHOLT,ca. 1675 gehuwd met AALTJE TEN DIJKHUIS.<br />
Kinderen:<br />
1. Elisabeth Verholt, gehuwd <strong>Haaksbergen</strong> 23 juni 1700 met Hendrik<br />
Lesscher, zoon van Hendrik te Delden.<br />
2. ROSIERE VERHOLT, zie E.<br />
Bitter Verholt bouwde ter plaatse een nieuw huis, wat blijkt uit een notitie<br />
in de protocollen van 28 januari 1698: Bitter Verholt geeft toe, dat hij zijn huis<br />
te dicht aan Herman te Linteloos huis (nr. 89) bouwde. Hij zal een goot aan het<br />
dak aanbrengen (om wateroverlast te voorkomen.")<br />
E. JACOB TE GIFFEL, zoon van Christiaan te Goor, gehuwd <strong>Haaksbergen</strong><br />
9 september 1706 met ROSIERE VERHOLT.<br />
Kind:<br />
1. CHRISTIAAN TE GIFFEL, zie F.<br />
F. CHRISTIAAN TE GIFFEL, gehuwd <strong>Haaksbergen</strong> 4 mei 1732 met<br />
JOHANNA ELISABETH TEN RAA , dochter van Gerrit „uit het dorp"<br />
(Huis aan de Boom). Na Christiaans overlijden hertrouwde zij op 1 novem<br />
ber 1741 met HENDRIK WAANDERS.<br />
Kinderen uit het tweede huwelijk:<br />
1. Christiaan Waanders, R.K. gedoopt 20 juli 1742.<br />
2. Hendrikus Waanders, R.K. gedoopt 10 mei 1744.<br />
3. Gerharda Waanders, R.K. gedoopt 4 juli 1746.<br />
4. Gerrit Waanders, R.K. gedoopt 20 maart 1748.<br />
5. Geertruit Waanders, R.K. gedoopt 13 juni 1750.<br />
6. Nicolaas Waanders, R.K. gedoopt 15 augustus 1752.<br />
Op 19 november 1741 kocht Hendrik Waanders „het gerechte anpart" in huis<br />
90/91 van Hendrik Lesscher(DI) en werd daarmee alleen eigenaar. Op 11<br />
augustus 1750 leende hij van de N.H. diaconie f. 1500,-- en loste deze lening af<br />
op 17 januari 1754 door nu f. 1700,-- te lenen van Catharina Muntz, zuster van<br />
richter Coenraad Muntz. Bij beide leningen werd zijn huis in onderpand gegeven.<br />
Toen betaling van de rente achterwege bleef werd het pand op 28 juni 1756<br />
gerechtelijk verkocht. Koper werd de eigenaar van huis nr. 89, Derk Harmens<br />
te Lintelo. Zoals onder huis nr. 89 beschreven werden de huizen 89, 90/91 en 93<br />
op 29 oktober 1775 eigendom van de Scholtens. Huis nr. 90/91 zou tot in de 20e<br />
eeuw hun eigendom blijven.<br />
Onduidelijk is,wie in de tweede helft van de 18e en het begin van de 19e eeuw<br />
de bewoners van het huis waren. Vermoedelijk bleef na de gerechtelijke verkoop<br />
in 1756 Hendrik Waanders aanvankelijk huurder. Deze overleed al kort daarna.<br />
Op 27 mei 1763 werd in de protocollen genoteerd, dat ook zijn weduwe J.E.<br />
ten Raa overleden was „nalatende 5 minderjarige kinderen Christiaan, Grada,<br />
Gerrit, Geertruit en Claas Waanders". Mogelijk bleven ook deze aanvankelijk<br />
wonen in 90/91.
Vreemd is, dat bij verervingsactes in de familie Scholten van 1777, 1789 en 1794<br />
wel bewoners van 89 en 93 vermeld werden, maar niet van 90/91. Ook bij de<br />
volkstelling van 1795 werden geen bewoners genoteerd. Men moet hieruit concluderen,<br />
dat de familie Scholten het pand zelf in gebruik had en wel als bedrijfspand<br />
voor hun linnenrederij en drukkerij. De onder huis nr. 89 vermelde broers<br />
Derk en Willem Hendrik Scholten waren nl. ook linnenhandelaren. Op 16 mei<br />
1777 vroegen zij aan het markebestuur van <strong>Haaksbergen</strong> en Hones voorkeursrecht<br />
voor het gebruik van de markebleek aan de Buurserbeekt.b.v. hun linnens.<br />
Derk Scholtens zoon Herman werd bij zijn huwelijk in 1821 nog als linnendrukker<br />
vermeld. Hij ging in 1821 in huis 90/91 wonen. Zie G.<br />
G. HERMANNUS SCHOLTEN, zoon van Derk en Fenna Maria van Heek,<br />
geboren 25 juli 1783, overleden ca. 1838, gehuwd <strong>Haaksbergen</strong> 16 juni<br />
1821 met WILHELMINA MULDER. Deze hertrouwde op 21 maart 1840<br />
met de jongste broer van Hermannus: Johan Wilhelm Hendrik Scholten,<br />
geboren 26 maart 1790, overleden 4 januari 1841.<br />
Hoewel Hermannus Scholten in 1821 als linnendrukker werd vermeld, heeft hij<br />
dit beroep na zijn huwelijk vermoedelijk niet of niet lang meer uitgeoefend.<br />
Hij werd commies, wat ook het beroep was van zijn schoonvader Matthias Mulder.<br />
Hermannus was commies te Lobith en te Appeltern en Alphen in het land van<br />
Maas en Waal. In 1830 woonde hij niet te <strong>Haaksbergen</strong>, maar vermoedelijk te<br />
Lobith, waar in 1831 een zoon geboren werd. Uit bewaard gebleven correspondentie<br />
blijkt, dat zijn vrouw en kinderen niet bij hem in Alphen woonden. In<br />
1835 werd weer een zoon in <strong>Haaksbergen</strong> geboren. Vanuit Alphen richtte H.<br />
Scholten een verzoek aan zijn superieuren om naar <strong>Haaksbergen</strong> overgeplaatst<br />
te worden om zich met zijn gezin te kunnen herenigen. Volgens het bevolkingsregister<br />
woonde Wilhelmina Mulder, weduwe van Hermannus Scholten,op 1 mei<br />
1838 in huis nr. 90/91.<br />
In 1830 was het huis verhuurd aan het gezin van de te Bathmen geboren commies<br />
Hendrikus Rietman (overleden 12 maart 1835) en aan de te Noordhom in Groningen<br />
geboren Johannes Adolfus Wiets, medisch doctor, chirurgijn en vroedmeester<br />
van <strong>Haaksbergen</strong>. In 1840 werd nr. 90 bewoond door de familie Scholten-Mulder.<br />
Nr. 91 werd toen bewoond door de timmerman Jan Willem ter Hogt. Kinderen uit<br />
het eerste huwelijk:<br />
1. Fenna Maria Diderica Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong> 21 oktober 1821.<br />
2. Herberdina Cornelia Johanna Gesina Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong><br />
12 november 1823.<br />
3. Derk Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong> 31 december 1826, ongehuwd,<br />
overleden 12 april 1906.<br />
4. Cornelia Diderica Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong> 10 juni 1829, ongehuwd,<br />
overleden 28 oktober 1906.<br />
5. Jan Willem Scholten, geboren Lobith 27 december 1831.<br />
6. Hermanna Wilhelmina Herberdina Cornelia Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong><br />
28 januari 1835, overleden 7 februari 1924. Zij huwde met Jan Klaassen,<br />
geboren 15 februari 1831, overleden 17 oktober 1897. Hun zoon Herman<br />
nus Johannes Klaassen werd eigenaar van het pand nr. 89. (zie aldaar<br />
89H).<br />
695
696<br />
Kind uit het tweede huwelijk:<br />
7. Hermannus Scholten, geboren <strong>Haaksbergen</strong> 4 mei 1840, overleden 1 mei<br />
1928. Hij was de laatste Scholten in het zgn. Scholtenshuis van Haaks bergen.<br />
HET ERVE SAALMERINK vervolg<br />
W.E. ten Asbroek - J .B.A. Leusink - J .G.L. Overbeeke.<br />
Deze Jan Saalmerink was een kleinzoon van de hiervoor genoemde .Jan Saalmerink<br />
en Eefse Roerinck hadden nl. twee zoons:<br />
1. Harmen, gehuwd op 6 februari 1676 met Berendje ter Huurne, dochter<br />
van Tonnis, opvolger als bouwman op Scholte Saalmerink.<br />
2. Roelof Saalmerink, gehuwd 7 april 1689 met Harmken Vuilkate, weduwe<br />
van Jan op de Hasselt. Door zijn huwelijk met deze weduwe wordt Roelof<br />
bouwman op de Hasselt.<br />
Harmen Saalmerink en Berendje ter Huurne hadden drie kinderen:<br />
1. Jenneke Saalmerink, gehuwd 6 juli 1702 met Hendrik Horstink, zoon van<br />
Hendrik Horstink op Reimerink.<br />
2. Arent Saalmerink, gehuwd 19 november 1719 met Grietje Bouwmeester,<br />
dochter van Engelbert. Deze verhuisde naar het dorp.<br />
3. Jan Saalmerink, gehuwd 26 mei 1715 met Harmken Coopers, dochter van<br />
Hendrik en op 27 augustus 1730 hertrouwd met Aaltje ten Vregeler,<br />
dochter van Albert op Bloemena.<br />
Deze Jan bleef bouwman op Saalmerink en werd door aankoop in 1724 weer<br />
eigenaar. Blijkbaar had hij ook toezicht op de Haaksbergse brandspuit. Op 7 juli<br />
1728 werd nl. besloten de brandspuit te plaatsen op de „gemene grond" , dus<br />
markegrond bij Jan Saalmerink.<br />
Van Jan zijn vier kinderen bekend, allen uit het tweede huwelijk:<br />
1. Albert, gehuwd 26 januari 1766 met de weduwe Gesina ten Hopen. Zij<br />
vertrokken naar Alstatte.<br />
2. Berendje, gehuwd 22 mei 1768 met Claas Comman en op 28 februari<br />
1773 hertrouwd met Engbert Roerink.<br />
3. Jan, gehuwd 12 juni 1763 met Grietje ten Kotte, bouwman op Molen-<br />
kamp.<br />
4. Harmen, bouwman op Saalmerink, gehuwd 26 mei 1771 met Hendrica<br />
Bouwmeester. Na Harmens overlijden hertrouwde Hendrica met Jan<br />
Wigbelts uit Alstatte.<br />
Uit het eerste huwelijk stamden een jong gestorven zoon Jan en twee dochters<br />
Janna en Berendina Saalmerink. Berendina trouwde op 4 mei 1805 met Rudolf<br />
Saatnoordik en Janna huwde op 7 november 1793 met Bernardus Reesink,<br />
zoon van Jan uit Rekken. Bernardus werd landbouwer op Scholte Saalmerink en<br />
toen Janna in 1795/96 overleed was het geslacht Saalmerink op de Scholte<br />
uitgestorven. Bernardus Reesink hertrouwde op 1 november 1796 met Johanna<br />
ten Poel, die te Eibergen geboren was. Als weduwe woonde zij in 1830 op het
erve. Kinderen waren er niet. Wel woonde er een nichtje, Johanna Denno geheten,<br />
dochter van Herman Denno en Bernardus' zuster Johanna Reesink te Vreden.<br />
Deze Johanna Denno huwde op 2 februari 1833 met Jan Laarveld, zoon van Berend.<br />
In 1842 verscheen Jan Laarveld op de markevergadering namens Saalmerink.<br />
Hij vertegenwoordige toen een kwart waar Saalmerink. In 1850 werd de weduwe<br />
Johanna Reesink - ten Poel nog als eigenaresse vermeld, maar het erf werd toen<br />
al bewoond door de metselaar Antony ten Voorde t die daarna door aankoop ook<br />
eigenaar werd. Antony was een zoon van Willem ten Voorde op de Klomp in<br />
Holthuizen. Daardoor werd de naam Scholte Saalmerink gewijzigd in Klomp.<br />
Antony trouwde op 16 mei 1850 met Johanna Haskers, dochter van Herman.<br />
Erfopvolger werd hun zoon Herman ten Voorde, die op 30 september 1882<br />
trouwde met Annemina Gorkink, dochter van Gradus. Bij de laatste markever -<br />
gadering in 1909 had Herman nog een kwart waarrecht van Saalmerink.<br />
TEUNISHUIS OF TÖNS<br />
Omstreeks 1640 trouwden Wichert Saalmerink en Anneke Bouwmeesters. Wichert<br />
hanteerde hetzelfde huismerk als Jan Saalmerink van Scholte, een bewijs,<br />
dat ze van dezelfde stam waren. Op 19 maart 1645 kocht Wichert van jonker<br />
Diederick van Keppel, borgman van Nyenborch, het mansleen Haverkamp of<br />
Elshof, zoals deze het had aangekocht van jonker Gyginck. Vermoedelijk had<br />
hij daarmee te hoog gegrepen. Reeds op 1 november 1647 verkocht hij de halve<br />
Haverkamp aan Derk Menten en op 8 augustus 1667 verkocht hij de rest van de<br />
Haverkamp en zijn land van Saalmerink met huis en hof en waarrechten aan<br />
richter Arnold van Limborgh. Op 8 oktober 1677 huwde Wichert's zoon Tonnis<br />
Saalmerink, Wichert was toen overleden, met Jenneke te Rijt, dochter van Geert.<br />
Tonnis was dus pachtboer van richter Limborgh maar desondanks werd het<br />
erve later naar hem Töns of Teunishuis genoemd. Het echtpaar had drie kinderen:<br />
1. Wichert, gehuwd 1 juni 1710 met Aaltje Horstink, dochter van Jan, opvol<br />
gend pachter van Teunishuis.<br />
2. Lysabeth, 22 mei 1713 gehuwd met Roelof Jansen, zoon van Lubbert<br />
te Deventer en daarheen vertrokken.<br />
3. Grietje, 21 januari 1714 gehuwd met Engelbert Heupers, zoon van Tonnis<br />
te Ammeloe en daarheen vertrokken.<br />
Ook Teunishuis vererfde via de Deldense richter Daniël van Limborgh aan Johan<br />
Adolf van Harde tot Hachmeule. Deze verkocht het erve op 25 februari 1724 aan<br />
Antoni van der Sluijs. Op 3 augustus 1751 was Antoni overleden en werd zijn<br />
testament in het gericht geopend. Erfgenaam was zijn oomzegger, de Haaksbergse<br />
richter Coenraad Muntz. Deze overleed op 6 juli 1776 en liet zijn bezit na aan<br />
zijn zuster Catharina Muntz, die reeds op 23 december van hetzelfde jaar overleed.<br />
Erfgenameni waren elf familieleden Huberts en Van der Sluijs. Op 30 januari<br />
1777 werd in het register op de 50e penning genoteerd, dat zij o.a. eigenaar geworden<br />
waren van de Teunisplaats met het huis en 11 schepel land. Evenals de<br />
vorige eigenaren verpachtten zij Teunisplaats, in 1789 was de pacht f. 43, - per<br />
jaar. Pachters waren allang geen Saalmerinks meer omdat deze tak Saalmerink<br />
met de in 1710 gehuwde Wichert Saalmerink was uitgestorven.<br />
697
695<br />
Op 24 juli 1812 verkochtten de erfgenamen Muntz het Teunisplaatsje voor 2012<br />
francs en 85 centimes - het is de Franse Tijd - aan Anneke ten Zegger, weduwe<br />
van Hendrik Jan ten Raa. Erfgenaam werd haar dochter Gerharda Arendina ten<br />
Raa en haar man Adam Martens, die te Borculo woonden. In 1830/40 werden<br />
zij als eigenaren vermeld. Op de markevergadering van 8 juni 1842, waarin de verdeling<br />
van de nog resterende markegronden besproken werd, had de weduwe<br />
Martens-ten Raa de rechten van een kwart waar Saalmerink. Pachters waren in<br />
1830 Gerrit Mengerink en zijn vrouw Dina Reimerink, die op 20 juni 1811 ge -<br />
trouwd waren. Opvolger werd hun zoon Herman, die op 8 oktober 1836 met<br />
Johanna Joostink huwde. Door aankoop werd de pachter van de hof te Langelo,<br />
Gerrit Hendrik Leuvelink, eigenaar van Teunishuis. Bij de marke vergaderingen<br />
van 29 september 1904 en 18 oktober 1909 vertegenwoordigde hij een kwart<br />
waarrech Saalmerink. Enkele tientallen jaren geleden werd de boerderij a fgebroken<br />
i.v.m. de aanleg van de rondweg om <strong>Haaksbergen</strong>.<br />
MAOG OF KLEIN ROOSINK<br />
• •<br />
Omstreeks 1650 huwden Jan Roessinck en Geesken Saalmerink. Zij mochten<br />
een stuk van Saalmerink gebruiken, waarop zij een huis bouwden, dat naar hen<br />
Klein Roosink genoemd werd om het te onderscheiden van het andere Roosink<br />
op de Hones. Ook heette de boerderij Maog. Door aankoop van Jan Saalmerink<br />
werden ze ook eigenaar van hun boerderij. Reeds op 25 april 1659 kochten<br />
zij drie stukken land van Saalmerink, waarvoor ze 312 daalder leenden van Herman<br />
Wolterink en 100 daalders van Tonnis Cuipers. Op 7 november 1664 kochten<br />
zij huis en huisstede met achterliggende gaarden, waarvoor ze opnieuw geld leenden:<br />
400 daalder van Hendrik Menger en 100 daalder van Herman Wolterink.<br />
Behalve het aangekochte gaven zij ook het Doornte Hoodemakersstuk en het<br />
Sess-stuk in onderpand. Maar ook zij hadden te hoog gegrepen, hypotheek -<br />
houder Menger werd eigenaar en van hem vererfde het bezit op de Haaksbergse<br />
secretarissenfamilie Michgorius. Pas op 4 augustus 1789 kon de toenmalige<br />
bouwman Berend Roosink zijn door hem gepachte boerderij weer van de familie<br />
Michgorius aankopen, waarvoor hij f. 700,-- betaalde.<br />
Jan Roessinck en Geesken Saalmerink werden op Maog opgevolgd door hun zoon<br />
Geert, die op 7 november 1686 huwde met Aaltje Averink, dochter van<br />
Hendrik in het kerspel Delden. Hun erfdochter Aaltje Roesink trouwde op 26<br />
december 1717 met Berent Harmsen, zoon van Karst uit Boekelo onder Enschede,<br />
die door zijn introuwen op Klein Roosink de achternaam Roosink kreeg. Erfop-<br />
/olger werden hun zoon Hendrik Roosink, getrouwd op 9 november 1749 met<br />
Harmina Odink Harmendochter en hun kleinzoon Berend Roosink, die op 15 de -<br />
cember 1776 huwde met Lisabeth Klein Avink onder Neede. Deze laatsten<br />
werden, zoals gezien, in 1789 eigenaar van hun boerderij. In de koopakte werd<br />
het goed omschreven als het erve de Maog of Klein Roosink met 4 schepel land de<br />
Doornte, zoals aankopers al lange jaren in pacht en gebruik hadden. Om de aankoop<br />
te financieren leende het echtpaar Roosink - Klein Avink f. 900,- van Hendrik<br />
Hennink te Markvelde, waarbij ze behalve het aangekochte ook 6 schepel<br />
Sess-stukke en een akker van 3 schepel land in onderpand gaven.
Op 28 mei 1814 trouwde hun zoon Antony met Femia Weustink Berend dochter<br />
en op 11 augustus 1821 hertrouwde hij met Anna Geertruida Wibbels, dochter<br />
van Jan Derk en tenslotte hertrouwde hij op 30 mei 1823 met Gezina Weustink,<br />
een zuster van zijn eerste vrouw. In 1830 waren Antony Roosink en zijn derde<br />
vrouw eigenaren en bewoners van de Maog. In 1842 hadden ze de rechten van een<br />
half waar Saalmerink. Zijn in 1816 geboren zoon Berend werd erfopvolger. Op<br />
29 februari 1864 werd Berend vader van een zoon Antony Hendrik, die op de<br />
Marke vergaderingen van 1893 en 1909 nog de halve waarechten van Saalmerink<br />
vertegenwoordigde.<br />
SPANBEDDE<br />
Op 13 december 1655 verkocht Jan Saalmerink aan richter Arnold van Limborgh<br />
het Witte Land „tot het huis het Spanbedde naast en achter het Spanbedde" zoals<br />
in de gerichtsprotocollen genoteerd werd. Uit deze tekst moet men concluderen,<br />
dat er vóór Arnold van Limborgh eigenaar werd van dit stuk land reeds een Spanbedde<br />
was. Dit Spanbedde was een boerderijtje, dat al voor 1629 bewoond werd door<br />
een zekere Kloot Herman en zijn zoon Hendrik. Waarschijnlijk waren de Saalmerinks<br />
ook toen eigenaren van deze landbouwgrond, want in 1646 besprak Jan<br />
Saalmerink Arend ten Weijenborg, omdat deze borg was voor een schuld van<br />
Hendrik Bouwmeester alias Kloot Hendrik alias de Klootjunker op het Spanbedde.<br />
Waaraan deze Hendrik zijn fraaie bijnaam te danken had is niet bekend. Mogelijk<br />
omdat hij of zijn vader pachter geweest was van jonker Gyginck, de<br />
oorspronkelijke eigenaar van Saalmerink. Op 12 december 1664 verkocht Jan<br />
Saalmerink een tweede stuk Witte Land aan Arnold van Limborgh naast dat<br />
van aankoper, voordien genaamd het Weijenborgstuk, waarschijnlijk dus het stuk,<br />
dat Arend ten Weijenborg door zijn borgstelling voor de Klootjonker in gebruik<br />
had.<br />
Hoe het zij, men mag aannemen, dat richter Arnold van Limborgh (1649-1680)<br />
er in 1655 een huis bouwde, dat voor die tijd ongewoon deftig was. Het had<br />
grachten en kozijnen van Bentheimer steen. Deze laatste zijn thans nog gedeeltelijk<br />
aanwezig in de gebouwen van het aannemersbedrijf Nijhuis dat op de plaats<br />
van het Spanbedde is gevestigd. Richter Arnold van Limborgh's zonen Adolph<br />
(1680-1689) en Joan Diderick (1689-1712) waren de volgende bewoners van<br />
het Spanbedde.<br />
Eigenaar werd daarna de Deldense richter Daniël van Limborgh, die zijn bezit bij<br />
testament naliet aan Johan Adolf Wilhelm van Harde tot Hachmeule. Op 25 april<br />
1724 verkocht deze het erve en goed Spanbedde met het Witte Land als door<br />
Egbert Karssenberg meijerswijze bewoond aan Antony van der Sluis, de rijke<br />
haaksbergse houthandelaar en bewoner van de Ruissenborg. Zoals onder Teunishuis<br />
gezien vererfde het bezit in 1777 aan elf familieleden Huberts en van der<br />
Sluijs. Deze verkochten het Spanbedde op 28 december 1781 voor f. 3100,aan<br />
de pachtster Aaltje Karssenberg, weduwe van Hendrik Molenveld. Het goed<br />
werd omschreven als Spanbedde met zijn hoge en lage landen en weiden, totaal 10<br />
schepel. Om de aankoop te kunnen financieren kreeg Aaltje een hypotheek van<br />
699
700<br />
f. 1300,- van haar zwager en zuster Egbert ten Grotenhuis en Hendrica Karssenberg.<br />
Aaltje en Hendrica waren nazaten van de in 1724 vermelde Egbert Karssenberg.<br />
Deze had nl. een zoon Gerrit, die op 24 maart 1751 trouwde met Hendrikje<br />
Morsinkhof Harmendochter. Deze laatsten hadden twee dochters: Hendrica,<br />
21 december 1777 gehuwd met Steven ten Raa en op 13 januari 1781 hertrouwd<br />
met Egbert ten Grotenhuis, en Aaltje, die drie keer trouwde: 29 juni 1777 met<br />
Hendrik Molenveld Hendrikzoon,4 juli 1782 met Gerrit Tops en 29 januari<br />
1786 met Waander Tankink. Uit het eerste huwelijk waren twee zoons: Hendrik<br />
en Gerrit. Hendrik trouwde op 31 juli 1813 met janna Roosink Berenddochter<br />
en deze Janna hertrouwde op 23 juli 1824 met Gerrit Jan Willink Reintzoon.<br />
Dit laatste echtpaar werd in 1830 als eigenaar en bewoner van het Spanbedde<br />
vermeld. Medeëigenaar was Gerrit Molenveld, Hendriks broer, die met Willemina<br />
Verhoff gehuwd was. Een verdeling van het erve was het gevolg. In 1850 was het<br />
Spanbedde in tweeën gedeeld. De ene helft was eigendom en werd bewoond door<br />
Albertus Molenveld, zoon van Hendrik, die op 7 september 1840 getrouwd was<br />
met Geertruid Mengerink. Eigenaar/bewoner van de andere helft was de timmerman<br />
Jan Nijhuis alias de Krane, zoon van Jan Hendrik en Catharina Wansink. Deze<br />
Jan trouwde drie keer: op 11 mei 1822 met Hendrika te Rijdt Jannesdochter,<br />
op 9 december 1831 met Hendrica Molenveld Gerritdochter (erfgenaaam gedeelte<br />
Spanbedde) en op 23 juli 1840 met Gerridina Bennink Gerhardusdochter.<br />
Nazaten Nijhuis en Molenveld bewonen nog steeds gedeelten van het oude Spanbedde.<br />
W.E. ten Asbroek<br />
J.G.L. Overbeeke<br />
DE „PANAOVEN" BIJ „KRAKEEL"<br />
Op 1 april 1869 verkoopt Diederik Hendrik Bennink, bakker en winkelier<br />
te Eibergen, aan J.A. Dievelaar, winkelier te <strong>Haaksbergen</strong>, een pannenbakkerij<br />
met loodsen, kleigronden en toebehoren, gedeeltelijk gelegen in de gemeente<br />
<strong>Haaksbergen</strong> en gedeeltelijk in de gemeente Eibergen. Het perceel is samen groot:<br />
6 bunder, 44 roeden en 30 ellen, voor koopsom van 1025 gulden. Doch eerst een<br />
stukje familiegeschiedenis vooraf:<br />
.In 1827 begon overgrootvader A.J. Dievelaar, geboren te Groenlo in 1803, in de<br />
Oostenstraat te <strong>Haaksbergen</strong> een blauwververij en textieldrukkerij. Dit bedrijfje<br />
werd wat jaren later uitgebreid met een handel in manufacturen, kruideniers -<br />
waren en wat er toen nog meer bijhoorde.<br />
Zijn eerste vrouw was Frederica Margaretha Stuve, van de Oostendorperwatermolen.<br />
Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren: een zoontje, dat reeds<br />
jong stierf en een dochter, die op 48-jarige leeftijd als huishoudster aan de R.K.pastorie<br />
in Ruurlo overleed.
Helaas duurde het huwelijksgeluk niet lang, want in 1833 overleed de jonge moeder.<br />
In 1834 hertrouwde hij met Johanna Meiman uit Liederholthuis bij Heino.<br />
Uit dit huwelijk werden meerdere kinderen geboren, waarvan verscheidene jong<br />
stierven. In leven bleven:<br />
J.A. Dievelaar(geb. 1838), Herman Dievelaar en Annastatia (Antje) Dievelaar.<br />
Herman werd priester en Annastatia huwde met dokter Van de Burg. De eerste<br />
jaren waren voor mijn overgrootvader erg moeilijk. Maar niet tegenstaande alles blijkt<br />
uit diverse koopacten dat hij een ondernemend man is geweest. Reeds in<br />
1838 koopt hij van de domeinen twee boerderijen, afkomstig van de „Heerlijkheid<br />
Borculo" .Deze waren gelegen in „D'n Brooken" onder de Gemeente Neede.<br />
Nadien vinden we meer aankopen van grond en boerderijen. In 1862 wordt het<br />
„Kerkeveen" van de R.K. kerk van Buurse gekocht op een publieke veiling; later<br />
o.a. kleigaten bij „Krakeel" .<br />
In 1862 trouwt zijn zoon J.A. Dievelaar met Johanna Olminkhof van het erve<br />
„de Jonge Scholte" te Eibergen. In die tijd is Antje nog bij haar vader thu is en<br />
zorgt tevens voor de winkel.<br />
Grootvader's vrouw heeft blijkbaar geen zin de winkel te beheren, want zij<br />
vestigen zich na het huwelijk n.l. op „D'n Hazen" (Erve Laarman, Enschedesestraat<br />
200) als landbouwers. Grootvader staat ook te boek als „tapper" . Als<br />
echter zijn zuster Annastatia (Antje) met dokter Van de Burg trouwt, vertrekt<br />
de familie weer naar de Oostenstraat.<br />
Dan begint grootvader met de steenfabriek (zie boven). Grootmoeder belast zich<br />
nu met de winkel.<br />
In 1872 bouwt hij een woning voor de „werkbaas" en een kantoor bij „D'n<br />
Aoven". De woning met kantoor, compleet met de bel op het dak, staat er nog aan<br />
wat nu de Appelhofweg heet.<br />
Hier werden de pannen en stenen gebakken. Een deel van de zgn. „Steeneboeken"<br />
zijn nog in ons bezit met bijbehorende notitieboekjes. Dank zij het naburige<br />
veen kon men over de nodige brandstof beschikken. Wat nu aardgas als energiebron<br />
is, was toen o.a. turf en „kluun" . Als eerste werkbaas wordt vermeld: J.<br />
Spekenbrink, die in 1891 werd opgevolgd door A.J. Grobbink.. Het salaris van<br />
Grobbink was in 1891: vrij wonen, 10.000 turven en 5.000 stuks „kluun" , te<br />
steken op het veen van Dievelaar en een jaarloon van 260 gulden, plus 10 pet. van<br />
de zuivere winst, ingaande 1 januari 1892.<br />
In de eerste jaren werden er nog pannen gebakken, in het jaar 1878 nl. 51.438<br />
stuks pannen en deze brachten op: f. 936,09.<br />
Namen uit het stenen - en pannenboek:<br />
B. Eysink op „Kagelink" Markvelde<br />
Kromhof Lonneker ...............................<br />
Fa. D. jordaan ......................................<br />
Stöcker Neede .......................................<br />
Diaconie <strong>Haaksbergen</strong>, bij Toevank.<br />
De Kamerboer ...................................<br />
R.K. Kerk, bij Horck ........................<br />
707<br />
350 stuks pannen a 10,00 per mille<br />
2000 stuks pannen a 20,00 per mille<br />
1600 stuks pannen a 20,00 per mille<br />
1150 stuks pannen a 20,00 per mille<br />
400 stuks pannen a 20,00 per mille<br />
120 stuks pannen a 20,00 per mille<br />
800 stuks pannen a 20,00 per mille
702<br />
En verder o.a. Jans Keizer (Heetpas) , ten Voorde (Park) , te Lintelo (Volmer) ,<br />
D. Jordaan (Bleek) , Enkel-Jans, Greve (watermolen), Baron Mulart enz. enz. .<br />
Dit was slechts een greep uit de vele namen.<br />
Enige jaren later worden er geen pannen meer gebakken. Wellicht is hiervoor de<br />
nodige klei opgeraakt.<br />
In het „Steeneboek" van 1888 staat vermeld : Geleverd aan de R.K. kerk te<br />
<strong>Haaksbergen</strong> 66.000 stenen en aan „D'n Aoven" staan nog 90.800 stenen voor<br />
aflevering gereed.<br />
Verder nog een willekeurige greep uit de vele namen uit dit jaar: W.H. Jordaan<br />
(Het Hagen) , J. Scharenborg , W.R. ten Asbroek, Diaconie bij „Dijkhuis" , idem<br />
bij „Schötjesgoor" , Fa. Jordaan „de Bleek" , Fa. ten Hoopen (Pakhuis) , E.<br />
Middelhuis (Eskes-Bats) , G.J. ten Vregelaar (Polman) , Fred. Waanders<br />
(Beerntjes) , Boterfabriek, Wed. C. ten Cate, G.J. van Heek bij „ den Pingel" , A.J.<br />
Odink en J.H. ten Broeke (metselaar - aannemer?) bij van Hummel. Verder nog<br />
honderden andere namen uit <strong>Haaksbergen</strong> en omgeving en uit de naburige<br />
grensstreek.<br />
In 1900 vinden we een prijsopgaaf van stenen aan de aannemer G. Nijhuis, voor<br />
een te bouwen pakhuis voor Sal. Frankenhuis aan het spoor. Een staatje van<br />
gemaakte stenen en pannen uit meerdere jaren:<br />
Jaar<br />
1882<br />
1883<br />
1884<br />
1885<br />
Stenen<br />
214.000<br />
445.000<br />
302.500<br />
250.000<br />
Pannen<br />
55.950<br />
27.500<br />
13.500<br />
Het weer had op de productie vrij grote invloed. Als het om „St. Jacobi" (25<br />
juli) veel regende, werden er veel minder stenen gemaakt dan in een droge zomer<br />
en dit kwam in de balans wel tot uitdrukking.<br />
Uitgaven<br />
Maakloon 302.500 stenen<br />
Plm. 600.000 turven a 1,75<br />
Salaris J. Spekenbrink<br />
Het paard (voerkosten)<br />
1 jaar interest van alles<br />
Reparaties<br />
Patenten<br />
Samen<br />
Gemaakt<br />
Verkocht<br />
Tekort<br />
Balans 1 mei 1883 - 30 april 1884.<br />
f. 1036, 48<br />
f. 1050,-.<br />
F.300,-<br />
f.300,-<br />
f.200,-<br />
f.50-<br />
f.16-<br />
Ontvangsten<br />
Verkocht 280.200 stenen f. 3343,18<br />
Totaal uitgaven f. 2952, 48<br />
f. 2952,48 Blijft over aan winst f. 390,70<br />
302.500 stuks<br />
280.200 stuks<br />
22.300 stuks
Als ambachtslieden worden vermeld: B. ten Hoopen, smid; Wildenborg, smid;<br />
te Biesebeek, timmerman; H. ten Broeke, metselaar?<br />
In 1888 worden 643.500 turven gestoken door:<br />
ter Heurne 182.000 stuks<br />
Rietman 75.500 stuks<br />
Nijland 96.600 stuks<br />
ten Hagen 67.700 stuks<br />
Lankheet 221.700 stuks<br />
Het dagloon voor turf steken is in dit jaar 50 cent.<br />
De turf werd vervoerd door : Lisbroek, Knallert, Herman? Scheggetman en J.<br />
Koppelman (Oostendorp).<br />
In 1888 worden voor het eerst kolen naast turf gebruikt. Doordat <strong>Haaksbergen</strong><br />
nu aan de spoorlijn ligt, wordt het mogelijk kolen vrij voordelig naar de oven te<br />
vervoeren. Doch eerst wordt de „grote" ovenomgebouwdom kolen te kunnen stoken.<br />
Ook wordt een grote kar aangeschaft om de klei makkelijker en beter te<br />
kunnen malen. Grootvader is hiervoor op 7 februari 1888 samen met zijn zoon<br />
Tonie, die in Ootmarsum zou leren voor sigarenfabrikant, een steenfabriek gaan<br />
bekijken, die pas gemoderniseerd was.<br />
Het reizen naar Ootmarsum ging als volgt: Met de trein via Hengelo naar Oldenzaal,<br />
dan met een rijtuig naar Ootmarsum (kosten rijtuig 2 maal 3,50). De hele<br />
reis kostte inclusief vertering van 60 cent en fooien f. 13.32.-,<br />
De verbouwing van de oven en de aanschaf van de kar voor het kleimalen en vier<br />
kleibakken kostten in totaal f. 736,28. Een timmerman of metselaar ver diende in<br />
1888 90/100 cent per dag. Voor het kleimalen werd per dag betaald f. 2,50 (dit<br />
zal zijn voor man en paard). In 1891 zien we voor het kleimalen vermeld o.a. A.<br />
Bouwhuis en Scheggetman.<br />
Zoals reeds vermeld werd er vanaf 1888 ook met kolen gestookt. Als commissionnair<br />
wordt genoemd Wevers uit Enschede en eventueel als zaakwaarnemer<br />
de stationschef van <strong>Haaksbergen</strong> of Neede. De chef kreeg dan een fooi van 60<br />
cent per wagon kolen. Namen van de kolenmijnen: ,,Unser Fritz" , „Ewalt" en<br />
„Bismarck" . De prijs voor de kolen was in het eerste jaar: f. 40,80 per wagon<br />
plus f. 19,50 vracht. Hierbij kwam dan nog het „vaarloon" van het station naar<br />
de oven.<br />
703
704<br />
Uitgaven<br />
Rente van vast en los kap.<br />
4 pet. van f. 5000,-<br />
Diverse reparaties<br />
Huur van huis en erf<br />
Brandass. patent en belasting<br />
A.j. Grobbink 1 jaar salaris<br />
Voor het graven van klei<br />
Voor het vervoeren van klei<br />
Maakloon van 394.500<br />
stenen<br />
Voor stoken, in - en uitzetten<br />
Aan bijz. uitgaven en daglonen<br />
Voer voor 2 paarden<br />
Verstookte kolen Aan<br />
dik hout en takkebossen<br />
430.000 turven en<br />
„vaarloon" Dec. 31 Smid<br />
Wijenborg<br />
In 1892 gemaakt<br />
Afgeleverd plus voorraad<br />
Tekort<br />
B A LANS OVER 1892.<br />
Ontvangsten<br />
Verkochte stenen 356.075 f. 4105.97<br />
f. 200,00 Nog aanwezige stenen<br />
f. 200,00 Gare gebakken stenen<br />
f. 50,00 21. 700 a 10,-- f. 217,00<br />
f. 50,00 Ongestookt<br />
f.<br />
f.<br />
f.<br />
260,00 3. 000 a 1,50<br />
192,28 Samen<br />
27,00 380.775<br />
f. 613,47<br />
f. 280,00<br />
f. 82,00<br />
f. 500,00<br />
f. 356,00<br />
f. 123,00<br />
f. 455,00<br />
f. 4,50<br />
f. 4327,47<br />
f. 11,25 Totaal uitgaven f. 3400,00<br />
f. 3400,00 Blijft over aan winst f 925 47<br />
394.500 stuks<br />
380.755 stuks<br />
13.275 stuks<br />
1892 was dus een „goed" jaar; er zijn echter ook jaren bij van minder dan f. 400,-<br />
„winst" en een enkel jaar, dat er met verlies werd gewerkt.<br />
Uit de balans van 1897 lezen we als uitgaven:<br />
Voor verbouwen en bij<br />
bouwen f. 469,36<br />
Voor 111/2 wagon kolen f. 711,98<br />
Voor 781.000 turven f. 1005,30<br />
Maakloon 513.000 stenen f. 2400,32<br />
Voor waardevermindering<br />
paarden f. 40,--<br />
Beslag paarden f. 15,--<br />
Voor 1 jaar kosten ponny f. 100,-<br />
(Dit was zijn vervoermiddel:<br />
ponny met karretje).
We zien ook ergens een notitie: 1898. Voor paardenfonds f. 25,-.<br />
In 1895 wordt aan A.J. Grobbink een premie betaald f. 80,-.<br />
!n 1895 wordt in de tuin van grootvader J.A. Dievelaar (voorm. Oostenstraat)<br />
ten behoeve van zijn zoon A.J. (Oom Tonie) een sigarenfabriek gebouwd. Enige<br />
jaren is hierin een sigarenfabriek gevestigd geweest. Door omstandigheden wordt<br />
hiermee gestopt en wordt het later de „Kleermakerij" . De verbouwing kostte<br />
f. 1000,--. De stenen kwamen uiteraard van de eigen oven.<br />
In mei 1902 wordt een opgaaf gedaan aan de Rijksverzekeringsbank.<br />
Er is een vragenlijst, die als volgt is ingevuld.<br />
Naam: Dievelaar, Johannes Antonius<br />
<strong>Haaksbergen</strong>; wijk A. 51 a, Oostenstraat.<br />
Beroep: Steenbakkerij<br />
4 kleibakken door paarden gedreven<br />
en 2 steenovens door turf en kolen gestookt.<br />
Aantal werklieden A. 's zomers 12<br />
B. 's Winters 8<br />
Gezamenlijk bedrag lonen f. 2250,-<br />
A. werkzaam 15 april -15 september<br />
B. werkzaam 15 september -15 april<br />
Grootvader was blijkbaar toen al een „milieu-bewust" man. Hij hielc) van bomen<br />
en bossen. In de winter werden sloten gegraven en wallen opgehoogd en beplant<br />
met bomen. Op heide werden dennenbossen geplant en er werden eikenopr ij -<br />
lanen aangelegd, o.a. bij de voormalige „panaoven" aan de Appelhofweg en bij<br />
camping „Stien'n boer (voormalig „Oostendorp") .<br />
Toen grootvader in 1905 stierf, was geen van de zonen bereid de steenoven over<br />
te nemen. Op 6 november 1906 wordt door notaris A. ten Cate uitbetaald aan<br />
Mevr. J.A. Dievelaar - Olminkhof en erven: de opbrengst van de steenfabriek<br />
f. 3140,--. Volgens mijn vader had grootvader op zijn sterfbed gezegd: „Jongens,<br />
geef mij een kwitantie, zet erop : „Het leven naar waarde genoten" , dan zal<br />
ik tekenen: J.A. Dievelaar" .<br />
Dankzij de bewaarde notities uit familiebezit en ook mede dankzij de heer D.<br />
Jordaan (de Bleek) , die mij een aantal oude actes uit onze familie ter inzage<br />
gaf, verheugt het mij een stukje „AOLD HOKSEBARGE" tot leven te brengen.<br />
705<br />
Neede juni 1978<br />
J.A.M. Dievelaar.
706<br />
EEN VROEG MIDDELEEUWSE NEDERZETTING TE HAAKSBERGEN.<br />
In 1975 vond eerstgenoemde schrijver bij de controle van een persbult langs de<br />
Klaashuisweg ten Zuidoosten van <strong>Haaksbergen</strong> een aantal scherven uit de Vroege<br />
Middeleeuwen (ca. 400 — 900 A.D.). Deze vondst gaf aanleiding om met toestemming<br />
van G. W. Beskers van het oude erve Reimerink een klein archeologisch onderzoek<br />
uit te voeren in de greppels naast de persbult door schrijvers dezen en<br />
enige (andere) amateur-archeologen van de Archeologische Werkgemeenschap<br />
Nederland, afd. Twente. Dit onderzoekje leidde tot meer scherfvondsten en twee<br />
waterputten, die duidelijk op een Vroeg Mideleeuwse nederzetting wezen. Er kon<br />
geen groter onderzoek naar deze nederzetting worden gedaan, zodat wij hier<br />
volstaan met een beschrijving van het gevondene.<br />
De eerstegevonden waterput bezat een bodem van veldkeien. Daarop waren vier<br />
planken van 3 cm dikte in een ruitvorm gelegd. In de hoekpunten waren deze<br />
planken doorboord, waar doorheen hoekpalen waren gestoken. Om deze hoekpalen<br />
en op de vier liggende planken waren op hun kant geplaatste eikenhouten<br />
planken gestapeld, die de bekisting van de put vormden. Van deze bekisting werd<br />
alleen nog de onderste plankenlaag aangetroffen, daar het bovenliggende hout<br />
reeds was vergaan door zijn ligging boven het grondwater. De put bezat een ruit -<br />
vorm met zijden van 90 cm. De putbodem lag op 1.80 m onder het huidige maaiveld.<br />
Daar er echter 75 cm esgrond aanwezig was, moet dt oorspronkelijke diepte<br />
van de put 1.25 m geweest zijn, ermee rekening houdend, dat de bovenste 20<br />
cm van de oorspronkelijke bodem opgenomen is in genoemd esdek. De tweede<br />
put lag 9 m zuidoostelijk van de voorgaande. Deze put had een rechthoekige vorm<br />
van 1.20 bij 1.00 m. en bestond uitsluitend uit op hun kant gestapelde planken.<br />
De datering van de gevonden scherven in de Vroege Middeleeuwen berust op de<br />
typologie van het aardewerk. De vele tientallen rand- en wandscherven behoren<br />
tot kommen met een gekromd profiel en tot andere potten met een zwak ontwikkelde<br />
halspartij. Het aardewerk uit dit tijdvak heeft aanvankelijk een min of meer<br />
vlakke bodem, later een bolvormige bodem, namelijk de kogelpotten uit de karo -<br />
lingische tijd. Herkenbare bodemfragmenten zijn hier echter niet gevonden.<br />
Enige randscherven tonen een versiering onder de hals van diverse, ronde indruk -<br />
ken, die in één of twee horizontale rijen gerangschikt zijn. De meest opmerkelijke<br />
versiering wordt gevormd door ronde stempelindrukken, die door een s oort<br />
kruisvorm in vieren gedeeld zijn. Al het aardewerk is handgemaakt.Onderde huidige<br />
vondsten is geen import aangetroffen. Dat is vooral jammer, omdat import<br />
aardewerk, dat altijd op de draaischijf is vervaardigd, nauwkeuriger te dateren is<br />
dan het inheemse materiaal, dat eeuwenlang bijna ongewijzigd in zwang bleef.<br />
Het schervenmateriaal uit <strong>Haaksbergen</strong> is om deze reden niet nauwkeuriger te<br />
dateren dan het tijdvak van ca. 400 — 900 A.D., dus uit de merovingische of<br />
karolingische tijd.<br />
Naast de waterputten wijzen de scherfvondsten duidelijk op een nederzetting,<br />
daar de meeste scherven tot verschillende potten behoren.<br />
Slechts enkele scherven behoren tot één pot met stempelindrukken, die bij el-
kaar zijn gevonden en waarschijnlijk in een voormalige af valkuil waren gelegen.<br />
Nu bovenvermelde vondsten aard en datering van de plek mogelijk ge -<br />
maakt hebben, kan alleen een opgraving op redelijke schaal nog wezenlijk<br />
nieuwe gegevens opleveren, en wel gegevens over de grootte en de structuur<br />
van de nederzetting, waaronder huisplattegronden.<br />
Voor Twente betekent de vondst van een Vroeg Middeleeuwse nederzetting een<br />
welkome aanvulling op de schaarse gegevens uit deze tijd. Vergelijkbare vondsten<br />
stammen tot dusver uit de ruime omgeving van Ootmarsum. Onder meer te Markvelde<br />
zijn vondsten gedaan, die duiden op een Vroeg Middeleeuws grafveld.<br />
Fig. L Plattegrond van de eerstgevonden<br />
waterput.<br />
J.F. Overbeek<br />
A. D. Verlinde<br />
707
705<br />
Fig. 2. Een aantal van de gevonden scherven<br />
uit de Vroeg Middeleeuwse nederzetting<br />
te <strong>Haaksbergen</strong>. Schaal 1 :4.