09.01.2013 Views

toelichting - PFP - PBOD

toelichting - PFP - PBOD

toelichting - PFP - PBOD

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

JAARVERSLAG 2011


Profiel<br />

Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

Stichting Pensioenfonds Productschappen (<strong>PFP</strong>), statutair gevestigd te Rijswijk, is opgericht op 6 januari<br />

1948 voor werknemers van de (Hoofd)Productschappen en enige aan die schappen gelieerde werkgevers<br />

in de PBO-sector. Op basis van een geïndexeerde middelloonregeling, een vroegpensioenregeling en een<br />

vrijwillige aanvullende regeling bouwen werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de<br />

gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden.<br />

De rechten en plichten van de bij <strong>PFP</strong> aangesloten instellingen staan beschreven in de statuten en de<br />

pensioenreglementen (reglementen) van <strong>PFP</strong>. <strong>PFP</strong> stelt zich tot doel het, binnen de grenzen van haar<br />

middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het Bestuur, verlenen of doen verlenen van<br />

pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, alsmede aan hun<br />

nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en<br />

reglementen.<br />

De statuten zijn laatstelijk gewijzigd in 2009. Notarieel zijn de statuten per 26 april 2010 verleden.<br />

<strong>PFP</strong> is een ondernemingspensioenfonds, aangesloten bij het OPF en ingeschreven bij de Kamer van<br />

Koophandel onder nummer 41149119.<br />

<strong>PFP</strong> draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen)<br />

deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De<br />

inhoud van de pensioenregelingen is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen.<br />

Premiebeleid<br />

Het Bestuur streeft er naar om de pensioentoezegging na te komen tegen zo laag en stabiel mogelijke<br />

premies en uitvoeringskosten.<br />

Toeslagbeleid<br />

De toeslagen op de pensioenaanspraken van de (ex)deelnemers en de pensioengerechtigden worden met<br />

ingang van 1 januari 2012 afgeleid van de loonstijgingen in de eigen sector. Deze toeslagen zijn<br />

voorwaardelijk, omdat pas toeslag verleend wordt als, naar het oordeel van het Bestuur, de financiële<br />

middelen voldoende zijn. Het Bestuur neemt ieder jaar een besluit over de vraag of en in hoeverre de<br />

financiële positie van <strong>PFP</strong> een (gedeeltelijke) toekenning van een toeslag mogelijk maakt. Daartoe is een<br />

beleidskader opgesteld.<br />

Beleggingsbeleid<br />

<strong>PFP</strong> heeft als hoofddoelstelling om, met inachtneming van criteria die aan maatschappelijk verantwoord<br />

beleggen worden gesteld, de beleggingen maximaal te laten renderen binnen het door het Bestuur<br />

vastgestelde risicokader en met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste<br />

solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Centraal binnen het beleggingsbeleid staat het<br />

voorzichtigheidsbeginsel (prudent person) inhoudende dat rekening gehouden wordt met de<br />

verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.<br />

Het rendement moet hoog genoeg zijn om de pensioenen met een hoge mate van waarschijnlijkheid te<br />

kunnen indexeren en betaalbaar te houden.<br />

Samenwerkverbanden<br />

<strong>PFP</strong> heeft samen met het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen de Stichting PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>)<br />

opgericht. PSB is in liquidatie. Het Bestuur bestaat hierdoor, met ingang van 1 januari 2012, uit twee<br />

leden van het Bestuur van <strong>PFP</strong>. De Secretaris van het Bestuur van <strong>PFP</strong> is adviseur van het Bestuur van<br />

<strong>PBOD</strong>. <strong>PFP</strong> financiert de bedrijfsmiddelen van <strong>PBOD</strong>. Elk jaar worden aflossing en rente ontvangen.<br />

Aan <strong>PBOD</strong> zijn de pensioenadministratie, de pensioenuitkeringen, de financiële administratie en de<br />

ondersteuning aan de Secretaris en het Bestuur op basis van een Service Level Agreement (SLA)<br />

opgedragen. <strong>PBOD</strong> verzorgt voorts de volledige administratie van de VP/IAP-regeling, evenals het<br />

vermogensbeheer daarvan. De betreffende overeenkomsten zijn in overeenstemming met de Beleidsregel<br />

Uitbesteding (DNB). Het managementteam van <strong>PBOD</strong> is, binnen de grenzen van een door het Bestuur<br />

goedgekeurd managementstatuut, bevoegd <strong>PFP</strong> te vertegenwoordigen.<br />

1


INHOUDSOPGAVE<br />

Bladzijde:<br />

KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong> 3<br />

ORGANISATIE 4<br />

JAARVERSLAG<br />

1. Financiële informatie 8<br />

2. Risico's 11<br />

3. Informatie over de verwachte gang van zaken 14<br />

4. Bestuursaangelegenheden 15<br />

5. Beleggingen 18<br />

6. Pensioenen 26<br />

7. Actuariële cijfers 30<br />

8. Pensioenactualiteiten 2011 33<br />

9. Pension Fund Governance 38<br />

JAARREKENING<br />

Balans per 31 december 46<br />

Staat van baten en lasten 48<br />

Kasstroom 49<br />

Grondslagen 50<br />

Toelichting op de balans 56<br />

Toelichting op de baten en lasten 71<br />

TOELICHTING VROEGPENSIOEN-/INDIVIDUEEL AANVULLEND PENSIOENREGELING<br />

Balans per 31 december 81<br />

Staat van baten en lasten 82<br />

Grondslagen 83<br />

Toelichting op de balans 84<br />

Toelichting op de baten en lasten 87<br />

OVERIGE GEGEVENS<br />

Actuariële verklaring 88<br />

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 89<br />

PERSONALIA BESTUURSLEDEN 90<br />

VERKLARENDE WOORDENLIJST 92<br />

OVERZICHT VAN AFKORTINGEN 95<br />

PBO-DIENSTVERLENING 96<br />

2


KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong><br />

(bedragen x € 1.000)<br />

2011 2010 2009 2008 2007<br />

Aantallen<br />

Deelnemers 831 909 936 931 975<br />

Gewezen deelnemers 992 1.038 998 983 937<br />

Pensioengerechtigden 1.019 1.039 1.086 1.130 1.208<br />

2.842 2.986 3.020 3.044 3.120<br />

Pensioenen<br />

Kostendekkende RTS premie 9.489 9.478 9.636 12.091 14.496<br />

Kostendekkende toetspremie 8.439 8.804 8.632 nvt nvt<br />

Doorsneepremie 9.235 9.690 9.631 9.507 9.681<br />

Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630 3.712 1.024 1.044<br />

Premie 21% 15% 12% 3% 3%<br />

Uitvoeringskosten 1.011 944 1.151 976 976<br />

Pensioenuitkeringen 17.626 16.732 16.618 16.270 16.258<br />

Grondslag waarover de<br />

premie wordt geheven 28.859 30.281 30.097 29.709 29.398<br />

Franchise (in Euro's) 12.651 12.442 12.251 12.020 11.696<br />

Toeslagverlening *<br />

Deelnemers 1,40% 1,21% 1,67% 2,39% 4,76%<br />

Pensioengerechtigden 1,57% 0,71% 2,78% 1,81% 1,33%<br />

Vermogen en solvabiliteit<br />

Aanwezig vermogen 461.613 434.784 414.217 366.009 472.536<br />

Minimaal vereist vermogen 413.566 362.882 331.559 325.262 265.835<br />

Vereist vermogen 440.872 389.730 358.468 370.073 322.286<br />

Pensioenverplichtingen 397.292 348.607 316.694 309.796 253.178<br />

Algemene reserve 63.505 86.176 97.522 56.213 219.375<br />

Dekkingsgraad 116,0% 124,7% 130,8% 117,8% 187,0%<br />

Vereiste dekkingsgraad 111,0% 111,8% 113,2% 119,5% 127,0%<br />

Interne rekenrente ** 2,7% 3,4% 3,8% 3,6% 4,9%<br />

Beleggingen<br />

Belegd vermogen 471.730 442.692 424.498 374.754 483.670<br />

Matchings portefeuille 62% 59% 61%<br />

Return portefeuille 38% 41% 39%<br />

Beleggingsopbrengsten 34.828 30.350 60.060 - 91.228 9.607<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling 28.607 32.320 34.045 32.743 36.830<br />

Beleggingsportefeuille<br />

Vastgoedbeleggingen 21.542 20.742 19.813 28.944 38.368<br />

Aandelen 45.658 62.894 58.185 113.520 241.156<br />

Vastrentend 362.993 328.732 328.537 197.440 170.159<br />

Derivaten 9.580 5.887 1.025 6.593 2.870<br />

Overige beleggingen 31.957 24.437 16.938 28.257 31.117<br />

471.730 442.692 424.498 374.754 483.670<br />

Beleggingsrendement<br />

Totale portefeuille 8,1% 7,6% 16,6% -17,0% 2,1%<br />

Gemiddeld afgelopen 5 jaar 2,8% 4,0% 5,3% 4,0% 9,5%<br />

*<br />

**<br />

De toeslagverlening is de toeslag die toegekend is per 1 januari van het verslagjaar.<br />

De interne rekenrente is de rentetermijnstructuur herleid naar één percentage.<br />

3


ORGANISATIE<br />

Samenstelling per 31 december 2011<br />

Organisatie<br />

Het Bestuur wordt bijgestaan door de Raad van Toezicht, de Secretaris, enkele bestuurscommissies,<br />

externe actuarissen, een externe accountant, een externe beleggingsdeskundige, een externe juridisch<br />

adviseur en een Visitatiecommissie.<br />

Raad van Toezicht<br />

De Raad van Toezicht vervult zowel de rol van deelnemersraad als die van verantwoordingsorgaan. De<br />

raad is samengesteld uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers namens de<br />

werknemers alsmede drie vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden.<br />

De werkgeversvertegenwoordigers worden voor onbepaalde tijd benoemd door de onderscheiden<br />

besturen van de (groepen van) instellingen, echter steeds voor een zittingstermijn van drie jaren. De<br />

werknemersvertegenwoordigers worden gekozen door de werknemers van de onderscheiden (groepen)<br />

instellingen, eveneens voor drie jaar, evenals de vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden<br />

die benoemd worden door het Bestuur van de Vereniging van Gepensioneerden. Met ingang van 2010 is<br />

er geen sprake meer van plaatsvervangende leden. De Raad vergadert minimaal twee keer per jaar.<br />

De Raad van Toezicht vergaderde in het boekjaar drie keer. De Raad van Toezicht bestaat uit de<br />

volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Mr. S.W.A. Lak Voorzitter Werkgevers<br />

Ir. D.A.M. Risseeuw Werkgevers<br />

Th.C.M. Vrancken Plv secretaris Werkgevers<br />

P.H.M.M. van Dijk Secretaris Werknemers<br />

Mr. R.B.R. Henke Werknemers<br />

Drs. J.P. van der Zwaluw Werknemers<br />

Mr. F.G.P. Diermanse Plv voorzitter met ingang van 14-6-2011 Pensioengerechtigden<br />

Mr. W. Goedhart Pensioengerechtigden<br />

Ir. O.C. Knottnerus Pensioengerechtigden<br />

Bestuur<br />

Het Bestuur is samengesteld uit zeven leden zijnde drie werkgeversvertegenwoordigers, twee<br />

werknemersvertegenwoordigers en twee vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. De<br />

stemverhouding tussen werkgevers enerzijds en werknemers plus gepensioneerden anderzijds is paritair.<br />

De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaren en zijn daarna herkiesbaar. De<br />

Secretaris van het Bestuur bereidt de bestuursvergaderingen voor en ziet toe op de juiste en tijdige<br />

uitvoering van de bestuursbesluiten. De Secretaris maakt geen deel uit van het Bestuur. Hij kan het<br />

Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.<br />

Het Bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het Bestuur vergadert minimaal vier keer per jaar. Het<br />

Bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten inclusief het<br />

beleggingsproces. Het Bestuur stelt het beleid en de strategie vast.<br />

Het Bestuur vergaderde in het boekjaar zeven keer. Het Bestuur bestaat uit de volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Mr. Dr. F. Beekman Plv secretaris Werkgevers<br />

Drs. M. Elema Werkgevers<br />

C. Kuijvenhoven RA Voorzitter Werkgevers<br />

P. van der Graaf RE RA Plv voorzitter Werknemers<br />

L. Hospers Werknemers<br />

J.P. Buwalda Pensioengerechtigden<br />

W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />

Adviseurs<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

R.H. Sprenkels AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />

4


Interne beheersing<br />

Het Bestuur heeft onder andere de volgende maatregelen getroffen:<br />

- de adviserende actuaris is aanwezig in iedere bestuursvergadering;<br />

- de certificerende actuaris is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de<br />

bespreking van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />

- de accountant is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de bespreking<br />

van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />

- er is beleid met betrekking tot de integriteit;<br />

- bestuursleden, Secretaris, leden van de Beleggingscommissie en werknemers dienen (jaarlijks) een<br />

gedragscode te ondertekenen, ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />

oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie;<br />

er is een klokkenluidersregeling van toepassing;<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Bestuurscommissies<br />

Voor de behandeling van onderwerpen waarvoor specifieke kennis en/of ervaring is vereist, heeft het<br />

Bestuur een Financiële Commissie en een Beleggingscommissie ingesteld waar bestuursleden zitting in<br />

hebben. Voor elke commissie is een reglement opgesteld.<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

er is een incidentenregeling van toepassing;<br />

er is beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen;<br />

er is een deskundigheidsplan en een deskundigheidsmatrix;<br />

de compliance-functie is opgedragen aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI);<br />

het Bestuur evalueert regelmatig zijn eigen functioneren;<br />

de administrateur is aanwezig in iedere bestuursvergadering; hij rapporteert per kwartaal over de<br />

uitvoering. Langs deze weg ziet het Bestuur toe op een professionele uitvoering.<br />

Financiële Commissie<br />

De Financiële Commissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />

namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de Secretaris.<br />

De commissie adviseert het Bestuur over de financiële aspecten van beleidsplannen, de<br />

kwartaalrapporten en het jaarverslag.<br />

Tot de aandachtsgebieden van de commissie behoren voorts:<br />

de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;<br />

de financiële informatieverschaffing;<br />

naleving van aanbevelingen van de externe accountant en actuaris;<br />

toetsing van de externe accountant en actuaris, in het bijzonder hun onafhankelijkheid;<br />

de Service Level Agreement afgesloten met PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>);<br />

de Service Level Agreement afgesloten met Mn-Services.<br />

De Financiële Commissie vergaderde in het boekjaar drie keer. De Financiële Commissie bestaat uit de<br />

volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Mr. Dr. F. Beekman Voorzitter Werkgevers<br />

L. Hospers Werknemers<br />

J.P. Buwalda Pensioengerechtigden<br />

Adviseur<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

Beleggingscommissie<br />

De Beleggingscommissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />

namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de Secretaris en een externe<br />

beleggingsdeskundige. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur over het te voeren<br />

beleggingsbeleid en ziet toe op de uitvoering daarvan door de fiduciaire vermogensbeheerder. De<br />

commissie vergadert vier tot zes keer per jaar.<br />

5


De Beleggingscommissie vergaderde in het boekjaar zes keer. De Beleggingscommissie bestaat uit de<br />

volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Drs. M. Elema Werkgevers<br />

P. van der Graaf RE RA Voorzitter Werknemers<br />

W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />

Adviseurs<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

Ir. R. van Asselt verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />

Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services<br />

Mn-Services is sinds 1 november 2008 aangesteld als Fiduciaire Vermogensbeheerder. De kwaliteit van de<br />

dienstverlening wordt jaarlijks door het Bestuur getoetst ten opzichte van de overeenkomsten en de SLA.<br />

Accountant, actuaris, juridische ondersteuning<br />

Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />

Actuariële berekeningen Ir. M.W. Heemskerk AAG,<br />

verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.<br />

Adviserend actuaris R.H. Sprenkels AAG,<br />

verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />

Certificerend actuaris Drs. W. Brugman AAG,<br />

verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />

Juridisch adviseur Mercer (Nederland) B.V.<br />

Intern toezicht<br />

Het Bestuur heeft een drietal onafhankelijke externe deskundigen benoemd als leden van de<br />

Visitatiecommissie van het fonds. De Visitatiecommissie is belast met het interne toezicht op het Bestuur<br />

van het fonds. Dit interne toezicht omvat het beoordelen van beleids-, bestuursprocedures,<br />

bestuursprocessen en de "checks and balances" binnen het fonds, van de wijze waarop het fonds wordt<br />

aangestuurd en van de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere<br />

termijn.<br />

Eenmaal per drie jaar rapporteert de Visitatiecommissie aan het Bestuur over het interne toezicht. In het<br />

jaarverslag worden de bevindingen van de Visitatiecommissie vermeld. De Visitatiecommissie heeft in<br />

2009 haar eerste rapportage uitgebracht.<br />

De Visitatiecommissie bestaat uit de volgende leden:<br />

Drs. P.B.A. Dirks Voorzitter<br />

Prof. Dr. J. Koelewijn<br />

Mw. H.C.M. Vedder-Wubben AAG<br />

Gedragscode<br />

Voor het Bestuur, de Beleggingscommissie, de externe beleggingsadviseurs en het personeel in dienst<br />

van <strong>PFP</strong> is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />

oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie.<br />

Als externe compliance officer is het Nederlands Compliance Instituut B.V. aangesteld.<br />

Deskundigheid(sbevordering)<br />

<strong>PFP</strong> beschikt met betrekking tot het Bestuur over een deskundigheidsplan zoals bedoeld in het bepaalde<br />

bij en krachtens artikel 105 Pensioenwet.<br />

6


Communicatiebeleid<br />

<strong>PFP</strong> stelt zich ten doel op een duidelijke en begrijpelijke wijze voorlichting te geven aan (gewezen)<br />

deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers over pensioenresultaten, de pensioenregeling(en), het<br />

fonds zelf en relevante veranderingen. De communicatie van <strong>PFP</strong> voldoet tenminste aan de eisen die door<br />

of krachtens de Pensioenwet daaraan worden gesteld.<br />

Ter uitvoering van deze doelstelling hanteert <strong>PFP</strong> een aantal communicatiemiddelen:<br />

- website (www.pfp.pbod.nl) met het laatste nieuws over onder andere de pensioenregeling en<br />

dekkingsgraad;<br />

- brochures;<br />

- Uniform PensioenOverzicht (UPO);<br />

- presentaties bij de werkgever voor de deelnemers;<br />

- individuele pensioengesprekken;<br />

- pensioenbulletin.<br />

Toezichthouder(s)<br />

In 2011 zijn door de Toezichthouder(s) geen dwangsommen of boetes opgelegd, geen aanwijzingen<br />

gegeven of restrictie(s) opgelegd.<br />

Evenmin was sprake van een benoeming van een bewindvoerder.<br />

Herverzekeringen<br />

Het risico herverzekeringscontract is afgesloten bij Zwitserleven.<br />

Klachten en Geschillen<br />

Het Bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen<br />

het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te<br />

wenden tot de administrateur (<strong>PBOD</strong>) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de<br />

belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich<br />

wenden tot het Bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de<br />

Ombudsman Pensioenen.<br />

7


1. Financiële informatie<br />

(Bedragen x € 1.000)<br />

Resultaat<br />

Het resultaat van het pensioenfonds toonde in 2011 een negatief saldo van € 23.046 (2010: negatief<br />

saldo van € 11.346).<br />

De marktwaardeverschillen van de beleggingen (het beleggingsresultaat) en de marktwaardeverschillen<br />

van de pensioenverplichtingen als gevolg van de mutatie van de rentetermijnstructuur zijn de twee<br />

belangrijkste posten.<br />

daalde<br />

Uitsplitsing resultaat 2011 2010<br />

Beleggingsresultaat 34.828 30.350<br />

Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />

Premieresultaat 517 1.194<br />

Premiekorting (obv RTS) - 3.171 - 5.147<br />

Toevoeging interest en toeslag - 7.083 - 7.471<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />

Overig - 615 191<br />

Stand einde boekjaar - 23.046 - 11.346<br />

De beleggingen behaalden in 2011 een performance van 8,1% (2010: 7,6%).<br />

De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) veroorzaakte een toename van de waarde van de<br />

verplichtingen in 2011 met € 47.522 (2010: stijging van € 27.544). De interne rekenrente daalde van 3,4%<br />

naar 2,7%.<br />

De voorgaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de dekkingsgraad ultimo 2011 116% (2010:<br />

124,7%) bedraagt.<br />

Het vereist eigen vermogen volgens de normen van DNB bedraagt 111% (2010: 111,8%).<br />

Dekkingsgraad<br />

De technische voorzieningen zijn de contante waarde van alle pensioenrechten en aanspraken van de<br />

(gewezen) deelnemers en gepensioneerden, inclusief de toegezegde toeslag per 1 januari van het nieuwe<br />

boekjaar, op basis van het vigerende pensioenreglement. Bij de berekening van de contante waarde is de<br />

rentetermijnstructuur ultimo boekjaar gehanteerd, zoals vastgesteld door DNB, evenals de overige<br />

actuariële grondslagen en veronderstellingen, waaronder de sterftetrend. Hierbij is rekening gehouden<br />

met de recente AG Prognosetafels 2010-2060, startjaar 2011.<br />

Het Minimaal Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening inclusief de sterftetrend, verhoogd<br />

met een opslag voor algemene risico's. Dit Minimaal Vereist Vermogen bedraagt 104,1%.<br />

Het Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening op marktwaarde inclusief sterftetrend en<br />

verhoogd met een opslag. Deze opslag dient zodanig te worden vastgesteld dat de kans dat het<br />

pensioenfonds in een periode van 1 jaar wordt geconfronteerd met een zodanige daling van de<br />

dekkingsgraad dat het vermogen daalt tot onder de technische voorziening kleiner of gelijk is aan 2,5%.<br />

Voor de vaststelling van deze opslag is door DNB een standaardtoets ontwikkeld: de zogenaamde Stoets.<br />

De onderliggende risicofactoren worden aangeduid met S1 tot en met S6. Vooral het renterisico en<br />

het zakelijke waardenrisico bepalen de uitkomst van deze toets. Daarnaast kent het standaardmodel nog<br />

het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Deze risico's zijn<br />

binnen het FTK op 0 vastgesteld.<br />

Met ingang van 2011 wordt rekening gehouden met het actieve beheer risico (S10).<br />

Buffer<br />

Buffer in % van de VPV<br />

Risico 2011 2010 2011 2010<br />

S1: Rente 14.119 21.286 3,6% 6,1%<br />

S2: Zakelijke waarden 26.472 22.732 6,6% 6,5%<br />

S3: Valuta 16.308 5.280 4,1% 1,5%<br />

S4: Commodity 3.042 6.864 0,8% 2,0%<br />

S5: Krediet 9.914 8.058 2,5% 2,3%<br />

S6: Verzekeringtechnisch 11.290 9.946 2,8% 2,9%<br />

S10: Actief beheer risico 4.196 nvt 1,1% 0,0%<br />

Subtotaal voor diversificatie-effect 85.341 74.166 21,5% 21,3%<br />

Diversificatie-effect - 41.747 - 33.026 -10,5% -9,5%<br />

Stand einde boekjaar 43.594 41.140 11,0% 11,8%<br />

Het Vereiste Eigen Vermogen bedraagt ultimo verslagjaar € 43.594 (2010: € 41.140); dat is 11% van de<br />

technische voorziening ad € 397.278 (2010: 11,8% van € 348.590).<br />

8


Toereikendheid<br />

De dekkingsgraad nam in het verslagjaar af tot 116% (2010: 124,7%).<br />

Het op basis van het FTK gedefinieerd Minimaal Vereist Vermogen voor nominale pensioenaanspraken<br />

(104,1%) was ultimo boekjaar aanwezig. Het Vereist Vermogen (111%) was hiermee ultimo boekjaar<br />

eveneens aanwezig.<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad blijkt uit deze grafiek.<br />

Beleidskader 2011<br />

Het Bestuur streeft op grond van de ALM-studie 2010 een extra rendement na tussen de 1 en 1,5%; en<br />

heeft daarbij een Risicobudget vastgesteld tussen de 6 en 10%. Het beleidskader met betrekking tot het<br />

Premie- en Toeslagbeleid is onderstaand aangegeven.<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

190<br />

180<br />

170<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

2007 2008 2009 2010 2011<br />

Marktwaarde<br />

Premie<br />

als % PG<br />

dekkingsgraad pensioenin<br />

% grondslag<br />

185% of meer 0%<br />

155 - 185% 12%<br />

135 - 155% 21%<br />

130 - 135% 28%<br />

120 - 130% 28%<br />

105 - 120% 32%<br />

32%<br />

Toeslagen<br />

op ingegane Toeslagen op<br />

pensioenen en aanspraken<br />

slapersrechten deelnemers<br />

(prijsindex) (loonindex)<br />

100% + inhaal 100% + inhaal<br />

100% + inhaal 100% + inhaal<br />

100% + inhaal 100% + inhaal<br />

100% 100% + inhaal<br />

Lineair 60 - 100% 100% + inhaal<br />

Lineair 0 - 60% 100%<br />

Minder dan 105% 0% 0%<br />

Gemiddeld<br />

pensioenfonds<br />

<strong>PFP</strong>-Minimaal vereist<br />

<strong>PFP</strong>-Stand<br />

<strong>PFP</strong>-Vereist<br />

Stapsgewijze jaarlijkse premie-aanpassing van 3% naar kaderniveau.<br />

Wanneer het niveau van 32% niet kostendekkend mocht zijn, wordt de kostendekkende premie geheven,<br />

rekening houdend met de maximale jaarlijkse stapsgewijze aanpassing.<br />

Als de dekkingsgraad lager is dan 105%, wordt er naast de normale premie een herstelpremie geheven van 5%<br />

van de salarissom.<br />

Voor de ingegane pensioenen en slapersrechten geldt dat vanaf een dekkingsgraad van 105% de indexering<br />

tenminste gelijk is aan de prijsontwikkeling bij een prijsindextoename van minder dan 1%. Bij een<br />

prijsindextoename van 1% of meer is deze tenminste gelijk aan 1%.<br />

Telkenjare tegen het einde van het jaar beslist het Bestuur over de hoogte van de premie voor het<br />

nieuwe jaar, de hoogte van de indexatie voor het nieuwe jaar en het risicobudget voor het<br />

beleggingsbeleid. Bij deze beslissingen wordt de beleidskeuzematrix door het Bestuur als leidraad<br />

gehanteerd bij de ter zake te nemen besluiten. Het Bestuur kan afwijken van deze beleidskeuzematrix.<br />

9


Als gevolg van de wijzigingen in de pensioenregeling is het beleidskader per 1 januari 2012 gewijzigd. De<br />

indexatiekoopsom voor actieve deelnemers is niet langer onderdeel van de kostendekkende premie,<br />

waardoor de premie lager uitkomt.<br />

Vanaf 1 januari 2012 geldt het volgende beleidskader:<br />

Dekkingsgraad Premie Toeslag<br />

185%+ 0% Volledig (eventueel inhaal)<br />

155-185% 12% Volledig (eventueel inhaal)<br />

135-155% 21% Volledig (eventueel inhaal)<br />

130-135% 25% Volledig<br />

105-130% 25% Lineair tussen 0% en volledig<br />

Lager dan 105% Kostendekkende premie Geen<br />

Dit beleidskader is een leidraad voor het Bestuur, maar het Bestuur kan er van afwijken. De gehanteerde<br />

uitgangspunten en berekeningen zijn zodanig dat rekening gehouden wordt met de verwachte risico’s en<br />

rendementen van de beleggingsportefeuille. Als de dekkingsgraad onder het vereist vermogen van 111%<br />

komt, moet het beleidskader er toe bijdragen dat binnen 15 jaar voldoende herstel optreedt. Het Bestuur<br />

kan bij een dekkingsgraad lager dan 105% beslissen dat de werkgevers een extra premie moeten<br />

betalen van 5% van de salarissom. Als de premie aangepast wordt, is dat, in principe, met niet meer dan<br />

3% per jaar. Als de loonindex met 1% of meer stijgt is de indexatie, in principe, tenminste 1%.<br />

10


2. Risico's<br />

Risico- en beheersingsbeleid<br />

De verantwoordelijkheden van het fonds zijn vormgegeven in het premie-, toeslag- en beleggingsbeleid.<br />

Het Bestuur heeft dit beleid verwoord in de ABTN. De keuzes die ten aanzien van dit beleid gemaakt zijn<br />

nemen onvermijdelijk risico’s met zich mee. Daarnaast zijn er risico’s die samenhangen met de uitvoering<br />

van dit beleid. De wijziging van de pensioenregeling eind 2011 gaf aanleiding het beleidskader aan te<br />

passen.<br />

In 2011 heeft het Bestuur een uitgebreide en gedetailleerde inventarisatie van de verschillende risico’s<br />

uitgevoerd. Daarbij is de FIRM-beschrijving van DNB als uitgangspunt gehanteerd. Bij deze inventarisatie<br />

worden de partijen aan wie door het Bestuur taken zijn uitbesteed nauw betrokken. Het Bestuur heeft in<br />

2011 dit project afgerond. Inmiddels is er sprake van een continue proces van risico-beheersing.<br />

Solvabiliteitsrisico<br />

<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />

risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor<br />

het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />

marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het<br />

solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende middelen ter<br />

dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen<br />

geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De<br />

solvabiliteit wordt weergegeven door middel van de dekkingsgraad: de marktwaarde van het aanwezige<br />

vermogen uitgedrukt in de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het solvabiliteitsrisico is in feite<br />

de combinatie van beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.<br />

Algemene leidraad voor het uitvoeren van beheerstaken is risicomijdend operationeel management.<br />

Onderstaand worden enige risico's genoemd waar het Bestuur aandacht aan besteedt:<br />

- beleggingsrisico's;<br />

- verzekeringstechnische risico's;<br />

- niet-financiële risico's.<br />

Beleggingsrisico's<br />

Ter beheersing van het beleggingsrisico is door het Bestuur een Verklaring beleggingsbeginselen<br />

opgesteld. Deze Verklaring geeft richtlijnen aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet<br />

plaatsvinden. Daarnaast wordt jaarlijks een Uitvoeringsplan Beleggingen vastgesteld.<br />

Belangrijke beleggingsrisico’s zijn het prijs- en kredietrisico.<br />

- a. Prijsrisico<br />

Prijsrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en marktrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen<br />

de strategie die <strong>PFP</strong> volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de<br />

Beleggingscommissie toe op het prijsrisico conform de binnen <strong>PFP</strong> aanwezige beleidskaders en de<br />

beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />

- a.1 Renterisico<br />

Renterisico is het risico dat optreedt bij wijzigingen in de beleggingen als gevolg van de wijziging van de<br />

marktrente. <strong>PFP</strong> is gevoelig voor wijzigingen van de marktrente omdat de duration van de beleggingen en<br />

die van de (pensioen)verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het<br />

Bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (kans op minder rendement) van meer<br />

of minder duration matching af ten opzichte van de alternatieve strategieën.<br />

- a.2 Valutarisico<br />

De beleggingen in aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen in vreemde valuta’s worden<br />

(nagenoeg) volledig afgedekt.<br />

Overigens werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar met ingang van 1 januari 2012<br />

gewijzigd naar 50%. Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />

- a.3 Marktrisico<br />

Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />

samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />

waardewijzigingen plaatsvinden.<br />

11


Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle<br />

beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden<br />

verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) kan het<br />

marktrisico dempen.<br />

De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds kent bij ieder van de drie belangrijkste<br />

beleggingscategorieën (aandelen, vastgoed en obligaties) een zeer brede spreiding over de verschillende<br />

belangrijkste regio's, doordat belegd wordt in regionale funds. Deze funds weerspiegelen, met een<br />

gelimiteerde risicomarge, het verloop van de onderliggende regionale beurzen (Europa, Verenigde Staten,<br />

Azië en de Opkomende Markten). Ook de beleggingen in hedgefunds en private equity vinden plaats via<br />

regionaal gespreide fund of funds.<br />

- b. Kredietrisico<br />

Kredietrisico dat wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin <strong>PFP</strong> actief is, wordt op<br />

dagbasis beheerd door de deskundigen van de Fiduciaire Vermogensbeheerder. Daarbij gelden strenge<br />

restricties en wordt veelvuldig onderpand geëist. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van verschillende<br />

tegenpartijen met een goede reputatie waardoor dit risico beperkt wordt. Ook hier geldt de kanttekening<br />

dat, ondanks de genomen maatregelen, het tegenpartijrisico tijdens een periode waarin sprake is van een<br />

systeemcrash, ook bij voorheen als solvabel geachte tegenpartijen, zich toch kan voordoen.<br />

Verzekeringstechnische risico's<br />

De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de<br />

toekomstig uitgaande kasstromen. De verzekeringstechnische risico’s uiten zich in:<br />

- Toeslagresultaten; wanneer het gevoerde toeslagbeleid afwijkt van de aannamen en/of loon- en<br />

prijsstijgingen c.q. de franchiseontwikkeling afwijken van de aannamen.<br />

- Verzekeringstechnische resultaten; indien de relevante aannamen en veronderstellingen niet<br />

overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het periodiek<br />

aanpassen van de levensverwachtingen van de deelnemers (het langlevenrisico). Met name de<br />

toename van de levensverwachtingen is een belangrijk aspect van dit risico.<br />

Overige relevante verzekeringstechnische risico's zijn het overlijdens- en het<br />

arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />

-<br />

Premieresultaten; indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die<br />

voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen.<br />

Niet-financiële risico's<br />

Twee belangrijke niet-financiële risico's zijn het operationele risico en het systeemrisico.<br />

Operationele risico's<br />

Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten,<br />

als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg<br />

van externe gebeurtenissen.<br />

Het pensioenfonds heeft de uitvoering van de pensioen- en financiële administratie opgedragen aan<br />

<strong>PBOD</strong>, met wie voortdurend afstemming plaatsvindt over deze risico’s.<br />

Vermogensbeheer<br />

<strong>PFP</strong> heeft het vermogensbeheer opgedragen aan Mn-Services, een grote professionele Nederlandse<br />

vermogensbeheerder.<br />

In 2009 is de organisatie voor wat betreft het Risicobeheer aangepast. Met betrekking tot de<br />

risicobeheersing maakt Mn-Services gebruik van de afdelingen: Operational Risk Management, Risk<br />

Control, Operational Risk Management en Investment Risk Management.<br />

Samenvattend zijn de volgende zes uitgangspunten geformuleerd:<br />

1. invulling geven aan het mandaat tegen aanvaardbare risico’s door hoge professionele standaarden;<br />

2. het beheersen van operationele risico’s op basis van helder verdeelde taken en<br />

verantwoordelijkheden (accountability & functiescheiding);<br />

3. voldoen aan wet- en regelgeving en interne regelgeving (rule & principle);<br />

4. risicobewuste cultuur die vertrouwen en betrouwbaarheid stimuleert;<br />

5. onafhankelijkheid en goede kwaliteit van de risicomanagementfunctie; en<br />

6. coördinatie en samenwerking tussen risicomanagementdisciplines.<br />

12


Mn-Services legt met ingang van de jaarrekening 2011 verantwoording af door middel van ISAE3402<br />

type II. Deze verklaring is tijdig ontvangen.<br />

Administratie<br />

Het pensioenfonds heeft feitelijk alle administratieve uitvoeringswerkzaamheden opgedragen aan <strong>PBOD</strong>.<br />

Het risico dat <strong>PBOD</strong> tekortschiet wordt gemitigeerd doordat het Bestuur van het pensioenfonds<br />

vertegenwoordigd is in het Bestuur van de uitvoerder <strong>PBOD</strong>. Dit stelt het Bestuur in staat de kwaliteit van<br />

de uitvoering aan te laten sturen en zonodig corrigerende maatregelen te laten nemen.<br />

<strong>PBOD</strong> heeft besloten zich zoveel mogelijk te richten op haar kerntaken te weten de uitvoering van de<br />

arbeidsvoorwaarden in de PBO-sector. Dit houdt in dat veel processen uitbesteed zijn. In 2006 werd<br />

besloten gebruik te maken van een externe juridische adviseur, naast de externe accountant en actuaris.<br />

In 2007 werd de automatiseringsomgeving van <strong>PBOD</strong> drastisch gewijzigd. Alle voor het pensioenfonds<br />

belangrijke software draait, onder supervisie van de softwareleverancier, bij daartoe gespecialiseerde<br />

application-service-providers. Hierdoor wordt de beschikbaarheid, beveiliging en back-up verzorgd door<br />

professionele partijen. Ook de servers voor het interne netwerk worden inmiddels door een professionele<br />

partij verzorgd. <strong>PBOD</strong> ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van de overeengekomen taken door<br />

bedoelde externe partijen. <strong>PBOD</strong> levert hiertoe kwartaalrapportages.<br />

Systeemrisico<br />

Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem en de internationale markten niet langer<br />

naar behoren functioneren, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan<br />

niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor alle andere marktpartijen is dit risico voor <strong>PFP</strong><br />

niet beheersbaar. Dat dit risico bestaat is sinds 2008 pijnlijk duidelijk geworden.<br />

Voor een nadere <strong>toelichting</strong> op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar Risicobeheer en<br />

derivaten in de jaarrekening.<br />

13


3. Informatie over de verwachte gang van zaken<br />

Beleidsmatige aspecten<br />

Op de belangrijke dossiers is in 2011 weinig voortgang geweest. Het kabinet heeft nadere studies ingelast<br />

ter voorbereiding van de invulling van het pensioenakkoord, de parameters van het Financiële<br />

Toetsingkader(s) en de bestuursmodellen. Voor de PBO-sector is het nog steeds onduidelijk of de<br />

toekomst inhoudt dat er drastisch afgeslankt gaat worden of zelfs opheffing het geval zal zijn. Die<br />

toekomst zal mede bepalend zijn voor de toekomst van het pensioenfonds zelf. Al deze dossiers zullen,<br />

samen met de reguliere onderwerpen, in 2012 veel energie vergen.<br />

Communicatie<br />

In 2011 is zowel de aansluiting aan het Pensioenregister als een nieuwe deelnemersportal, inclusief een<br />

vernieuwde pensioenplanner, gerealiseerd. Voor de werkgevers is in begin 2012 een werkgeversportal<br />

beschikbaar gekomen waarmee alle mutaties integraal aan de pensioenadministratie zullen worden<br />

doorgegeven. Elk jaar worden de deelnemers uitgenodigd voor een individueel op de deelnemer<br />

toegesneden pensioengesprek. Menig deelnemer heeft hiervan gebruik gemaakt. In 2012 zullen één of<br />

twee pensioenbulletins verzonden worden. Ook zullen bij de werkgevers op locatie presentaties over de<br />

nieuwe pensioenregeling 2012 en pensioenactualiteiten gegeven worden.<br />

Fiduciaire Vermogensbeheer<br />

De Fiduciaire Vermogensbeheerder wordt jaarlijks geëvalueerd. Ook zal systematisch aandacht worden<br />

besteed aan de positionering van de beleggingsportefeuille in een omgeving die veel volatieler is<br />

geworden en waar, meer nog dan in het verleden, grote onzekerheden bestaan over de macroeconomische<br />

ontwikkelingen. In 2012 zal aandacht besteed worden aan enige risico-scenario’s. Bepalend<br />

voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad zal vooral zijn of de economie te maken krijgt met inflatie of<br />

deflatie.<br />

14


4. Bestuursaangelegenheden<br />

Bestuursbeleid<br />

Het Bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar zeven keer vergaderd. Naast de jaarlijks<br />

terugkerende onderwerpen premie-, indexatie- en beleggingsbeleid kwamen onder andere de toename<br />

van de levensverwachtingen, de toekomst van de PBO-sector én de toekomst van het pensioenfonds zelf<br />

aan de orde.<br />

Aanpassingen in de pensioenregeling met ingang van 1 januari 2012<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad was voor werkgevers en werknemers aanleiding om in de<br />

pensioencommissie PBO te bezien hoe een grote stijging van de te betalen premie voorkomen kon<br />

worden. Daartoe was het onvermijdelijk dat de regeling aangepast zou worden.<br />

Deze aanpassingen zijn uiteengezet in het communiqué van de werkgevers en de samenwerkende<br />

vakbonden van 3 januari 2012.<br />

1. Indexatie<br />

Volgens de Pensioenregeling 2007 worden de pensioenaanspraken van actieve deelnemers jaarlijks<br />

geïndexeerd met de stijging van de PBO-loonindex, mits de dekkingsgraad 105% of hoger is. De kosten<br />

van deze indexatie worden elk jaar opgenomen in de premie. Een dergelijke regeling komt in de meeste<br />

andere pensioenregelingen in Nederland niet voor. Afhankelijk van de rentestand en de stijging van de<br />

loonindex liggen de kosten tussen de 4 en 10% van de pensioengrondslag. Afgesproken is om de kosten<br />

van de indexatie van actieven voortaan niet meer op te nemen in de premie maar, net zoals de indexatie<br />

voor de inactieven, volledig uit de dekkingsgraad te halen, waardoor de premie aanmerkelijk lager wordt.<br />

Deze aanpassing is een versobering van de regeling. Tevens wordt de indexering van de inactieven met<br />

ingang van 1 januari 2012 gebaseerd op de loonindex van de PBO-sector in plaats van op de CBSprijsindex.<br />

Dit houdt in dat in de toekomst alle pensioenen (actieven en inactieven) volgens dezelfde<br />

maatstaf aangepast worden.<br />

Het Bestuur beslist elk jaar of en met hoeveel de pensioenopbouw geïndexeerd wordt. Die eventuele<br />

indexatie wordt betaald uit de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. Hierbij geldt dat de financiële<br />

positie van het pensioenfonds voldoende moet zijn om de indexatie te kunnen verlenen. De indexering<br />

blijft derhalve voorwaardelijk.<br />

2. Lagere franchise<br />

Door de franchise te verlagen komt de pensioengrondslag hoger uit. Iedere werknemer bouwt daardoor<br />

jaarlijks meer pensioen op. Dit is een verbetering van de regeling, vooral voor de lagere salarisniveaus.<br />

De hogere grondslag betekent in euro’s wel meer premie.<br />

De franchises zijn met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld als volgt:<br />

Franchise<br />

In dienst op of na 1 januari 2006<br />

In dienst vóór 1 januari 2006 en geboortejaar:<br />

- 1957 en eerder<br />

- 1958 t/m 1967<br />

- 1968 en later<br />

EUR 10.850<br />

EUR 13.144<br />

EUR 11.998<br />

EUR 10.850<br />

3. Hoger opbouwpercentage<br />

Het jaarlijkse opbouwpercentage wordt verhoogd van 1,9% naar 2,0%. Een hoger opbouwpercentage<br />

betekent voor iedere werknemer een hogere jaarlijkse pensioenopbouw. Dit is ook een verbetering van<br />

de regeling.<br />

4. Andere premieverdeling werkgever/werknemer<br />

De verdeling van de premiekosten wijzigt van 33% werknemer en 67% werkgever naar 30% werknemer<br />

en 70% werkgever. Door de aanpassing van de indexatiebepaling kan de totale pensioenpremie voor<br />

2012 beperkt blijven tot 25% van de pensioengrondslag, in plaats van 32%. Hierdoor blijft de<br />

premiestijging voor de werknemers met ingang van 1 januari 2012 beperkt van 7,0% tot 7,5%. Zonder<br />

aanpassing was de werknemerspremie gestegen naar 10,7%. Voor de werkgevers stijgt de<br />

pensioenpremie van 14% tot 17,5%. Zonder aanpassing was de werkgeverspremie gestegen naar<br />

21,3%.<br />

15


5. Premiekorting<br />

Een belangrijk gevolg van de nieuwe regeling is dat er een eind gekomen is aan de premiekorting.<br />

6. Gevolgen voor de pensioengerechtigden<br />

De toekomstige indexatie is met ingang van 1 januari 2012 welvaartsvast geworden.<br />

Voor de pensioengerechtigden en de slapers is van belang dat enerzijds het pensioenfonds geen korting<br />

meer verleent op de premies die de werkgevers en werknemers moeten betalen maar anderzijds dat nu<br />

ook de mogelijke indexaties van de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers<br />

gefinancierd worden uit de beleggingsopbrengsten. Besloten is daarom om de indexatie met ingang van 1<br />

januari 2012 te baseren op de loonindex van de PBO-sector, in plaats van op de CBS-prijsindex. Daarmee<br />

is het pensioen in principe welvaartsvast geworden.<br />

Het Bestuur beslist elk jaar of en met hoeveel de opgebouwde pensioenaanspraken geïndexeerd worden.<br />

Die eventuele indexatie wordt betaald uit de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. Hierbij geldt<br />

dat de financiële positie van het pensioenfonds voldoende moet zijn om de indexering te kunnen<br />

verlenen. De indexering blijft derhalve voorwaardelijk.<br />

Het pensioenreglement dat van kracht werd per 1 januari 2007 voorziet volgens artikel 18 lid 3 in<br />

toekomstige wijzigingen in de toeslagmethodiek. Gewezen deelnemers met een pensioenaanspraak en<br />

pensioengerechtigden die een pensioenuitkering ontvangen die voortvloeit uit een eerder<br />

pensioenreglement dan 2007 hebben het recht bezwaar te maken tegen deze wijziging. Dit bezwaar dient<br />

binnen zes weken na de datum waarop de betreffende mededeling is verstuurd per brief kenbaar<br />

gemaakt te zijn aan het pensioenfonds. Is binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar gemaakt dan<br />

wordt de wijziging doorgevoerd.<br />

Bij deze wijziging is rekening gehouden met de opvattingen van zowel de bestuursleden als de leden in<br />

de Raad van Toezicht namens de pensioengerechtigden. Het Bestuur van de Vereniging van<br />

Gepensioneerden kan er zich na ampele overwegingen mee verenigen dat met ingang van 1 januari 2012<br />

de indexatie wordt gebaseerd op de loonindex zoals afgesproken in het CAO-overleg in de PBO-sector.<br />

Het Bestuur van de Vereniging is van mening dat, op een langere termijn, de loonindex een hogere<br />

indexatie van de pensioenen zal realiseren dan op basis van de prijsindex.<br />

Inmiddels is gebleken dat er slechts drie negatieve reacties zijn ontvangen over de wijziging van het<br />

toeslagbeleid voor de pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft vervolgens de boven omschreven<br />

veranderingen geformaliseerd. De pensioenregeling en de ABTN zijn aangepast.<br />

Het Bestuur besloot onder meer tot het volgende:<br />

- de doorsneepremie 2012 bedraagt 25% (2011: 32%)<br />

- de premieheffing in 2012 wordt verhoogd van 21% naar 25%. Er is geen sprake meer van<br />

premiekorting;<br />

- de toeslag per 1 januari 2012 voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden bedraagt<br />

1,0%. Omdat de PBO-loonstijging 1,7% is betekent dit een korting van 0,7%;<br />

- er wordt geen jaarverslag meer gedrukt. Het jaarverslag 2011 wordt uitsluitend digitaal<br />

beschikbaar gesteld.<br />

Raad van Toezicht<br />

De Raad heeft kennis genomen van alle besluiten en heeft inzage in alle vergaderstukken van het<br />

Bestuur. Op basis van de bepalingen in de Pensioenwet geeft de Raad adviezen en instemmingen over<br />

alle zaken die een Deelnemersraad en/of een Verantwoordingsorgaan aangaan. Het Bestuur houdt<br />

rekening met deze adviezen en instemmingen.<br />

De Raad van Toezicht kwam in het boekjaar drie keer bijeen, waarbij het Bestuur steeds (al dan niet<br />

gedeeltelijk) aanwezig was.<br />

Belangrijkste onderwerpen van overleg en advisering waren uiteraard de veranderingen volgende uit het<br />

CAO-overleg en de daaruit voortvloeiende bestuursbesluiten. Het Bestuur hield bij de definitieve<br />

besluitvorming rekening met het overleg en de advisering van de Raad.<br />

16


Klachten en Geschillen<br />

Het Bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen<br />

het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te<br />

wenden tot de administrateur (<strong>PBOD</strong>) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de<br />

belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich<br />

wenden tot het Bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de<br />

Ombudsman Pensioenen.<br />

In het verslagjaar zijn geen klachten of geschillen aan de administrateur voorgelegd.<br />

17


5. Beleggingen<br />

Fiduciair vermogensbeheer<br />

Het vermogensbeheer is opgedragen aan Mn-Services te Rijswijk, die is aangesteld als Fiduciaire<br />

Vermogensbeheerder door middel van een overeenkomst met een SLA. Mn-Services is verantwoordelijk<br />

voor het adviseren over het op elkaar afstemmen van activa en passiva, de beleggingsstrategie, het<br />

samenstellen van de beleggingsportefeuille, de selectie van operationele vermogensbeheerders, het<br />

monitoren van die operationele vermogensbeheerders en het rapporteren over al die taken en<br />

werkzaamheden aan het Bestuur van <strong>PFP</strong>. Mn-Services legt in het algemeen verantwoording af aan het<br />

Bestuur, primair via de Beleggingscommissie.<br />

Uitgangspunten<br />

Het Bestuur heeft als belangrijke verantwoordelijkheid te zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen<br />

en te streven naar toeslagverlening, uitgaande van de door de CAO-partijen afgesproken<br />

pensioenregeling. Om dit te realiseren is onder andere een gedegen beleggingsbeleid belangrijk.<br />

Ieder jaar wordt het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld binnen het strategisch kader. Het strategisch<br />

kader volgt uit de ALM-studie. Het beleggingsbeleid wordt beïnvloed door (de opvattingen over) de<br />

internationale economische ontwikkelingen, door de samenstelling en de ontwikkeling van het<br />

verzekerdenbestand en ook door wetten en regelgeving. Vooral het FTK heeft een belangrijke invloed op<br />

het beleggingsbeleid. Op basis van de ALM-studies is de laatste paar jaar bijvoorbeeld besloten om het<br />

risico van de mismatch in de duration van de vastrentende waarden-portefeuille en de technische<br />

voorziening gefaseerd te verminderen.<br />

Beleggingsbeleid<br />

Het beleggingsbeleid kent een strategisch niveau en een jaarplan op grond van het strategische beleid.<br />

Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes<br />

gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het Bestuur<br />

naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de<br />

verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de<br />

jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen.<br />

Spreiding beleggingen<br />

Positieve en negatieve waardeschommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten<br />

van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van<br />

risico’s niet mogelijk en zelfs niet gewenst. Zonder reëel risico is er immers geen reëel rendement. Wel<br />

streeft <strong>PFP</strong> naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s<br />

te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het Bestuur is de weloverwogen spreiding van de<br />

beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling zo min<br />

mogelijk samenhang hebben in de uitkomst van de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere<br />

resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere<br />

categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de<br />

kans op een consistent en goed rendement vergroot.<br />

Derivaten: defensief<br />

Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide<br />

producten, derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve<br />

doeleinden. <strong>PFP</strong> zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau afnemen.<br />

Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals het vreemdevalutarisico.<br />

Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten<br />

worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de<br />

portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendementprofiel van de beleggingsportefeuille op het<br />

gewenste niveau te brengen.<br />

2011: Financiële markten gedreven door eurocrisis<br />

Het jaar 2011 begon in een positieve sfeer en de economische groeivoorspellingen waren relatief gunstig.<br />

Als gevolg van de Arabische lente alsmede de tsunami en de daaruit voortvloeiende nucleaire ramp in het<br />

Japanse Fukushima liep echter in het voorjaar de olieprijs op. In een situatie waarin de werkloosheid<br />

hoog is en de lonen amper stijgen, staan hogere energie- en brandstofkosten gelijk aan een<br />

belastingverhoging.<br />

18


Bovendien liet de ECB zich door de - door de hogere olieprijs - oplopende inflatie verleiden tot het<br />

verhogen van de rente, daar waar de economie juist aanhoudende stimulering behoefde. Hierdoor vielen<br />

de economische groei(verwachtingen) terug. Minder florissante groeivooruitzichten verhoogden al snel de<br />

zorg over de schuldsituatie van veel EMU-landen.<br />

Aanhoudende zorgen over solvabiliteit Griekenland<br />

Niemand kon in 2011 om de problemen van Griekenland heen. De lethargie van de politiek om tot<br />

oplossingen te komen zorgde voor steeds heftigere reacties van de financiële markten.<br />

Achtereenvolgende Europese toppen creëerden een reputatie van ‘te weinig, te laat’ ingrijpen. In de<br />

zomer bereikte men een compromis waarbij naast extra hulp van de overheden, de particuliere sector<br />

moest meebetalen aan de oplossing voor Griekenland. Beleggers op de financiële markten bestempelden<br />

dat al snel als een halfbakken compromis en dreven de rentes ook in de andere mediterrane landen in<br />

het najaar steeds verder omhoog. Italië, Spanje en zelfs Frankrijk alsmede de Franse banken kwamen<br />

onder vuur te liggen. Het verschil tussen Franse en Duitse staatsrentes liep op tot 2%, niveaus die sinds<br />

begin jaren negentig niet meer gezien waren. De financiële markten verdreven niet alleen de Italiaanse<br />

president van het regeringspluche, ze dwongen ook politici verder te gaan met stevige maatregelen dan<br />

ooit tevoren. Deze maatregelen werden echter in de financiële markten niet met groot enthousiasme<br />

ontvangen. Veelal ontbraken de cruciale details. Kortom, de zorgen over de solvabiliteit van Griekenland<br />

en de terugvallende economische groei leidden ertoe dat de fiscale situatie van alle eurolanden onder de<br />

loep werd genomen.<br />

Zoektocht naar veiligheid<br />

De performance van (bijna) alle beleggingscategorieën werd in 2011 gedomineerd door de macroeconomische<br />

risico’s die voortkomen uit de eurocrisis. Ten eerste presteerden veilige<br />

beleggingscategorieën beter dan risicovolle: zo rendeerde Duits staatspapier sterk, terwijl Europese<br />

aandelen fors daalden. Ten tweede behaalden Amerikaanse beleggingsmarkten een beter rendement dan<br />

Europese. Een opvallende ontwikkeling was ook het verschil tussen de rendementen van staatsobligaties<br />

van opkomende landen enerzijds en aandelen van dezelfde landen anderzijds. Blijkbaar geldt de<br />

veelbesproken ‘ontkoppeling’ van opkomende landen wel voor staatspapier, maar niet voor aandelen.<br />

Tevens was het relatief sterke rendement van grondstoffen opmerkelijk, omdat grondstoffen over het<br />

algemeen tot de risicovolle beleggingen worden gerekend. Een andere ontwikkeling hield verband met de<br />

zoektocht naar ‘veilige havens’. Deze leidde tot de unieke situatie dat er op meerdere continenten<br />

negatieve nominale rentes werden betaald: van Singapore tot Zwitserland en zelfs in Nederland. Begin<br />

december kon de Nederlandse staat tegen -6 basispunten geld lenen. Dat betekende dat beleggers zo<br />

bang waren hun hoofdsom te verliezen, dat ze geld toe gaven om er maar zeker van te zijn dat ze het<br />

later terugkregen.<br />

Beleggingsresultaten<br />

Om het gerealiseerde rendement per beleggingscategorie op waarde te schatten, wordt dit afgezet tegen<br />

een maatstaf. Dit betreft de maatstaf van het resultaat op de normportefeuille voor 2011. Aan de hand<br />

van de ontwikkeling ten opzichte van deze normportefeuille kan worden getoetst of door actief beheer<br />

waarde is toegevoegd.<br />

Het Bestuur heeft er voor gekozen risico op rentedalingen voor een belangrijk deel af te dekken. Hierdoor<br />

stabiliseert de ontwikkeling van de dekkingsgraad en is de vereiste reservebuffer lager. Het deel van het<br />

risico dat hiermee verminderd wordt, kan ergens anders worden ingezet: daar waar <strong>PFP</strong> verwacht extra<br />

rendement te kunnen halen. Vermogenssamenstelling en rendement ultimo boekjaar:<br />

Verdeling Behaald Rendement Verdeling<br />

Portefeuille 2011 rendement maatstaf 2010<br />

Matching portefeuille 62,0% 14,3% 13,9% 59,1%<br />

Langlopende obligaties Europa 38,3% 17,8% 17,8% 31,8%<br />

Inflatie-obligaties 3,8% 4,8% 4,8% 10,0%<br />

Bedrijfsobligaties 13,8% 2,7% 1,7% 14,1%<br />

Matching overlay 1,9% 15,5% 15,5% 1,3%<br />

Liquiditeiten 4,2% 1,5% 0,8% 1,9%<br />

Return portefeuille 38,0% -1,1% -2,1% 40,9%<br />

Hoogrentende obligaties 14,1% -2,5% -4,7% 13,0%<br />

Aandelen 13,2% -3,8% -4,6% 17,2%<br />

Vastgoed 5,1% 11,5% 10,5% 4,9%<br />

Alternatieve beleggingen 5,6% -0,6% -0,3% 5,8%<br />

Totaal portefeuille 100,0% 8,1% 7,7% 100,0%<br />

19


Toelichting op de performance<br />

In bovenstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de benchmark die<br />

het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. Het feitelijke resultaat van<br />

het pensioenfonds bedroeg 8,1% (inclusief beheerkosten) in 2011. Dit rendement lag enigszins hoger dan<br />

de benchmark van 7,7%.<br />

Matching portefeuille – Investment Grade Vastrentende waarden<br />

Marktontwikkelingen<br />

Staatsobligaties<br />

Nog nooit was de renteontwikkeling binnen Europese staatsleningen zo divers als in 2011. De Duitse 10jaars<br />

rente daalde met 1% naar 1,90%, de Franse rente daalde marginaal, terwijl de Griekse rente steeg<br />

van 11% naar 32%! Gedurende het jaar breidde de crisis zich verder uit. Er werd niet alleen aan de<br />

Griekse kredietwaardigheid getwijfeld, maar langzaam sloop de crisis via Italië en Spanje naar het<br />

noorden waar zelfs de AAA-rating van Frankrijk niet meer zeker was. De verwevenheid van het<br />

bankwezen met overheden alsmede de politieke impasse binnen de EU zorgt ervoor dat er geen snel<br />

einde aan de crisis lijkt te komen. Eerder genomen maatregelen zoals het ophogen van het EFSF worden<br />

door de markten niet serieus genomen. De hoop is nu gevestigd op een strakkere begrotingsdiscipline,<br />

maar er is nog een lange weg te gaan naar een fiscale unie waarin landen elkaar kunnen aanspreken op<br />

overschrijdingen. Om de druk op Europese banken te verlichten heeft de ECB een record<br />

liquiditeitsinjectie aan de banken verstrekt van bijna EUR 500 miljard. Hiermee wordt getracht het<br />

herfinancieringsrisico bij banken volgend jaar in de kiem te smoren.<br />

De vooruitzichten voor volgend jaar zijn zeer onzeker. Alles valt of staat met de politieke wil om de euro<br />

te redden. Vooralsnog is dit proces met onduidelijkheid omgeven. Gezien het ‘deleveraging’ karakter van<br />

de huidige bankencrisis zullen renteniveaus laag blijven. Ook zal de ECB haar rentetarieven waarschijnlijk<br />

eerder verder verlagen, wat neerwaartse druk op de kapitaalmarkttarieven geeft.<br />

Investment Grade Credits<br />

De belangrijkste ingrediënten voor 2011 waren de ontwikkelingen in de Europese periferie en de daaruit<br />

resulterende problemen voor het Europese bankwezen. Spreads op leningen van ondernemingen uit de<br />

periferie stegen tot niveaus die eigenlijk bij High Yield horen, en de prijsvorming van achtergesteld papier<br />

van banken deed meer denken aan de aandelen- dan aan de vastrentende markt. Een defensieve<br />

positionering was in 2011 van essentieel belang. De portefeuille liet relatief goede beleggingsresultaten<br />

zien dankzij een zeer defensieve positionering, die al dateert van begin 2010.<br />

De totale matchingsportefeuille liet een positief resultaat zien van 14,3%. Met name langlopende<br />

obligaties lieten, als gevolg van de verder gedaalde rente, hoge rendementen zien (17,8%).<br />

Activiteiten<br />

Een groot deel van het vermogen van het fonds was in 2011 belegd in vastrentende waarden. Ook binnen<br />

deze portefeuille vastrentende waarden streeft het fonds naar vermindering van het risico door middel<br />

van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en<br />

bedrijfsobligaties, renteswaps en liquide middelen.<br />

Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het fonds de beleggingen in vastrentende<br />

waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is,<br />

hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere<br />

debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij<br />

twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het fonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van<br />

partijen waaraan leningen worden verstrekt.<br />

Gedurende 2011 is een grote focus geweest binnen de matchingportefeuille op de kwaliteit van de<br />

debiteuren. Hierdoor is onder andere besloten om Franse en Oostenrijkse staatsobligaties te verkopen.<br />

Dit besluit is ingegeven door de negatieve vooruitzichten voor Frankrijk en Oostenrijk.<br />

20


4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Returnportefeuille<br />

Aandelen<br />

Marktontwikkelingen<br />

De aandelenmarkten hebben het jaar 2011 negatief afgesloten nadat het sentiment in de tweede helft<br />

van het jaar verslechterde. Aan de ene kant was er de grote onzekerheid over de impact en het mogelijk<br />

overslaan van onder andere de Europese schuldencrisis en mogelijke afkoeling van de Chinese economie,<br />

aan de andere kant werden er recordwinsten behaald door vele ondernemingen en bleef de rente op een<br />

zeer laag niveau. Dit tezamen leidde ertoe dat de meer defensieve sectoren de hoogste rendementen<br />

lieten noteren.<br />

Amerikaanse aandelen lieten een licht positief rendement zien, echter aandelen Europa, Verre Oosten en<br />

opkomende landen lieten negatieve rendementen zien.<br />

Activiteiten<br />

Aandelen vormen eveneens een grote categorie in de beleggingmix van het fonds. Aandelen geven op<br />

termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de<br />

aandelenbeleggingen van het fonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar<br />

houden van de pensioenen bij het fonds. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard<br />

met een hoger risicoprofiel van deze beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk<br />

schommelend resultaat van jaar tot jaar. In het jaar 2011 lieten de aandelenbeleggingen een negatief<br />

resultaat zien. Binnen de aandelenportefeuille spreidt het fonds de beleggingen over verschillende regio’s<br />

en segmenten. Het fonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, de<br />

Verenigde Staten, het Verre Oosten en in opkomende markten.<br />

130<br />

125<br />

120<br />

115<br />

110<br />

105<br />

100<br />

95<br />

THE WORLD INDEX NET DIVIDEND REINVESTED in Euro<br />

21<br />

Japan 10 jaars<br />

VS 10 jaars<br />

Duitse 10 jaars


Hoogrentende vastrentende waarden<br />

Obligaties opkomende landen<br />

Net zoals alle andere beleggingscategorieën hebben obligaties van opkomende landen in 2011 veel<br />

volatiliteit gekend, waarbij de eurocrisis natuurlijk een centrale rol speelde. De angst voor een<br />

tegenvallende ontwikkeling van de wereldeconomie heeft spreads ten opzichte van Amerikaans<br />

staatspapier dit jaar omhoog geduwd voor zowel harde (USD) als voor lokale valuta. Ondanks dit alles<br />

hebben obligaties van opkomende landen in 2011 goede beleggingsresultaten laten zien, weliswaar<br />

enigszins geholpen door de dalende rente op Amerikaans staatspapier. Het zijn ditmaal de ontwikkelde<br />

landen die te maken hadden met verlagingen van hun kredietstatus, terwijl de opkomende landen juist<br />

werden opgewaardeerd. Beleggers zijn deze beleggingscategorie dan ook blijven kopen gedurende het<br />

jaar. Het totaalrendement op obligaties opkomende landen kwam in 2011 uit op 5,7%.<br />

US High Yield, Europa High Yield en Bank Loans<br />

De volatiliteit van de aandelenmarkt was exemplarisch voor de ontwikkeling op de markt voor<br />

hoogrentende obligaties en kende per kwartaal grote uitslagen zowel naar boven als naar beneden toe,<br />

zoals in het vierde kwartaal dat na een sterke neergang in het derde kwartaal een flinke opleving kende.<br />

Dit was o.a. ingegeven door de gepercipieerde progressie met betrekking tot de Griekse schuldencrisis.<br />

Beter dan verwachte Amerikaanse macro-economische data, een positieve up/downgrade ratio en beter<br />

dan verwachte derdekwartaalcijfers van het bedrijfsleven zorgden voor risicobereidheid en een flinke<br />

instroom van nieuw geld. Dit in combinatie met een beperkt aanbod van nieuwe uitgiftes had een<br />

koersopdrijvend effect.<br />

Uit de rendementsverschillen tussen de verschillende ratingcategorieën blijkt dat beleggers in 2011 een<br />

voorkeur hadden voor defensieve obligaties. Het BB en B segment stegen respectievelijk +6,1% en<br />

+4,7%. Het CCC segment tekende een verlies op van -1,4%.<br />

Activiteiten<br />

Een groot deel van het vermogen van het fonds was in 2011 belegd in hoogrentende vastrentende<br />

waarden. Deze beleggingen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan op vastrentende<br />

waarden zoals opgenomen in de Matching portefeuille (o.a Duitse en Nederlandse Staatsobligaties) en<br />

spelen dan ook een belangrijke rol om de pensioenen op niveau en betaalbaar te houden. Het hoger<br />

verwachte rendement gaat gepaard met een hoger risicoprofiel. Het fonds streeft naar vermindering van<br />

het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in<br />

US en Europees High Yield en Bank Loans.<br />

Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het fonds de beleggingen in vastrentende<br />

waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is,<br />

hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere<br />

debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij<br />

twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het fonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van<br />

partijen waaraan leningen worden verstrekt.<br />

Vastgoed<br />

Marktontwikkelingen<br />

Op de vastgoedmarkten werd gereageerd op de huidige economische onzekerheid. Men is vooral<br />

geïnteresseerd in eersteklas vastgoed op toplocaties, dat als veilige haven beschouwd wordt in onzekere<br />

tijden.<br />

Activiteiten<br />

In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over directe beleggingen in Nederland,<br />

Noord-Amerika en Azië. Het totaalrendement op de vastgoed beleggingen kwam in 2011 uit op 11,5%.<br />

22


Alternatieve beleggingen<br />

Binnen de portefeuille wordt belegd in private equity, hedgefunds en grondstoffen (commodities). Deze<br />

portefeuille alternatieve beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid, omdat<br />

de rendementen van de alternatieve beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van het<br />

resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2011 positief.<br />

De voortzettende ontspanning in financiële markten en stijging van de aandelenmarkten zorgden voor<br />

positieve rendementen bij de meeste hedge funds strategieën. De investeringen in grondstoffen bestaan<br />

voor een belangrijk deel uit energiedragers, naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en<br />

landbouwproducten. Voor wat betreft de beleggingen in Private Equity heeft het Private Equity fonds,<br />

waarin het pensioenfonds participeert, al zijn aangegane verplichtingen vastgelegd met onderliggende<br />

Private Equity fondsen in 2009. Daarom zijn in 2011 geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Het<br />

Private Equity fonds zal de komende jaren de aangegane verplichtingen met de acht onderliggende<br />

beheerders verder uitbreiden.<br />

Uit de volgende grafiek blijkt de ontwikkeling van de olieprijs.<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

Prijs per vat ruwe Brent olie in USD<br />

Valuta-afdekking<br />

Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht<br />

rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het fonds<br />

dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse<br />

pond. Ook de gevoeligheid voor renteschommelingen, die van grote invloed zijn op de waarde van de<br />

pensioenverplichtingen en daarmee de dekkingsgraad, is voor een belangrijk deel afgedekt. Het afdekken<br />

van de Amerikaanse dollar heeft in 2011 een beperkt verlies opgeleverd door de verzwakking van de euro<br />

ten opzichte van de Amerikaanse dollar.<br />

Overigens werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar met ingang van 1 januari 2012<br />

gewijzigd naar 50%. Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />

Risicobeheersing<br />

In de risicoparagraaf, welke is opgenomen in het jaarverslag, wordt uitgebreid ingegaan op de risico's die<br />

door het pensioenfonds worden gelopen.<br />

23


Ontwikkeling van het belegde vermogen<br />

De ontwikkeling van het belegde vermogen in de afgelopen vijf jaren is in de volgende grafiek weergegeven.<br />

Ontwikkeling van de beleggingen<br />

Asset mix<br />

Totaal belegd vermogen (* € 1.000)<br />

600.000<br />

500.000<br />

400.000<br />

300.000<br />

200.000<br />

100.000<br />

0<br />

Bedragen (x € 1.000) Balans per Waarde- Balans per<br />

Rubriek 01-jan Aankopen Verkopen mutaties 31-dec<br />

Vastgoed 20.742 694 - 1.137 1.243 21.542<br />

Aandelen 62.894 2.820 - 16.595 - 3.461 45.658<br />

Vastrentende waarden 328.732 104.548 - 93.195 22.908 362.993<br />

Derivaten 5.887 3.103 0 590 9.580<br />

Overige beleggingen 24.437 4.902 0 2.618 31.957<br />

Subtotaal 442.692 116.067 - 110.927 23.898 471.730<br />

Derivaten - 2.227 1.607 0 0 - 620<br />

Liquiditeiten 2.421 103 0 0 2.524<br />

Totaal 442.886 117.777 - 110.927 23.898 473.634<br />

Bedragen (x € 1.000)<br />

Jaar 2011<br />

Jaar 2010<br />

Rubriek Waarde In % Waarde In %<br />

Vastgoed 21.542 4,5 20.742 4,7<br />

Aandelen 45.658 9,6 62.894 14,2<br />

Vastrentende waarden 362.993 76,8 328.732 74,3<br />

Derivaten 9.580 2,0 5.887 1,3<br />

Overige beleggingen 31.957 6,7 24.437 5,5<br />

Subtotaal 471.730 99,6 442.692 100,0<br />

Derivaten - 620 -0,1 - 2.227 -0,5<br />

Liquiditeiten 2.524 0,5 2.421 0,5<br />

Totaal 473.634 100,0 442.886 100,0<br />

Performance overzicht afgelopen vijf jaren<br />

2011 2010 2009 2008 2007<br />

Performance incl.<br />

valuta-afdekking 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Onroerend goed 11,5% 3,9% -5,0% -14,1% -10,3%<br />

Aandelen -3,8% 21,8% 35,0% -40,1% 1,6%<br />

Vastrentende waarden 14,3% 4,8% 8,9% 5,1% 1,9%<br />

Overig 1,5% 11,1% 8,3% 21,2% 3,5%<br />

Performance 8,1% 7,6% 16,6% -17,0% 2,1%<br />

24<br />

Overig<br />

Vastgoed<br />

Aandelen incl. derivaten<br />

Vastrentend<br />

Totaal<br />

Ove<br />

Vast


Beleggingskosten (bedragen x € 1.000)<br />

De Kosten <strong>PBOD</strong> zijn 0,15% van het gemiddelde belegde vermogen. In het boekjaar werd € 669 ten laste<br />

van <strong>PFP</strong> geboekt (2010: € 659).<br />

De vermogensbeheerkosten via Mn-Services 2011 zijn hieronder inzichtelijk gemaakt conform de<br />

aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Er is rekening gehouden met de zogenoemde "verborgen"<br />

kosten zoals transactiekosten en beheerkosten illiquide indirecte producten. Er is verder bij de berekening<br />

van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages<br />

en berekeningsmethodieken van Mn-Services.<br />

Kosten vermogensbeheer 2011 In % 2010 In %<br />

Beheerkosten van de beleggingen 1.923 0,43 1.897 0,46<br />

Kosten bewaarloon 50 0,01 51 0,01<br />

Overige kosten 140 0,03 103 0,02<br />

Kosten van vermogensbeheer 2.113 0,47 2.051 0,49<br />

Transactiekosten 786 0,18 726 0,17<br />

Totaal kosten 2.899 0,65 2.777 0,66<br />

De kosten van vermogensbeheer Mn-Services en de transactiekosten worden weergegeven in % van het<br />

gemiddeld belegd vermogen.<br />

Aansluiting kosten vermogensbeheer 2011 met balans en staat van baten en lasten<br />

Beheerkosten ingehouden via Mn-Services Huisfondsen 1.536<br />

Gefactureerd en afgerekend in 2011 - 331<br />

Beheerkosten ingehouden in Mn-Huisfondsen (Q4-2010) - 236<br />

Totaal kosten verantwoord onder de beleggingsresultaten 969<br />

Beheerkosten in NAV (extern beheerd) 954<br />

Beheerkosten van de beleggingen 1.923<br />

Kosten bewaarloon 50<br />

Overige kosten 140<br />

Transactiekosten 786<br />

Totaal kosten 2.899<br />

Voor een nadere <strong>toelichting</strong> wordt verwezen naar de Toelichting op de staat van baten en lasten.<br />

25


6. Pensioenen<br />

Wijzigingen in de regelingen<br />

De regelingen zijn vastgesteld per 1 januari 2007. In 2011 is besloten tot de volgende aanpassingen in<br />

het Reglement voor het basispensioen:<br />

- de premievrije pensioenaanspraken uit een vorig (PBO) dienstverband worden samengevoegd met<br />

de pensioenaanspraken uit het huidige dienstverband.<br />

- door de gewijzigde fiscale wetgeving wordt er niet meer getoetst of de economische activiteit van<br />

de werknemer, bij vervroeging van pensioen, in dezelfde mate wordt verminderd. De verplichte<br />

beëindiging van het dienstverband bij het gebruik maken van vervroeging is hierdoor komen te<br />

vervallen.<br />

Technische voorziening Pensioenverplichtingen<br />

Vanaf 2007 is overgegaan op het FTK waardoor de waardering plaatsvindt rekening houdend met de<br />

sterftetrend en op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd.<br />

De rentetermijnstructuur kan worden herleid naar één percentage, de zogenaamde interne rekenrente.<br />

De interne rekenrente kwam per 31 december 2011 uit op 2,7% (2010: 3,4%). Het verschil in deze<br />

rentepercentages verklaart de grootste mutatie in de VPV. De VPV nam met Euro 47,5 miljoen toe door<br />

de toepassing van de rentetermijnstructuur.<br />

VPV (x € 1.000) 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Actieven 171.801 153.753 129.426 135.853 108.879<br />

Slapers 56.235 42.033 34.867 34.878 27.250<br />

Ouderdomspensioen 119.975 105.170 91.710 90.080 74.531<br />

Partnerpensioen 43.253 41.482 39.527 41.080 35.293<br />

Wezenpensioen 123 104 132 125 112<br />

AO pensioen 3.853 3.869 4.191 5.124 4.955<br />

Voorz.Pensioenverplichtingen 395.240 346.411 299.853 307.140 251.020<br />

Voorz.Overlijdensuitkeringen 2.052 2.196 2.625 2.656 2.158<br />

Voorz.Overlevingsgrondslagen 0 0 14.216 0 0<br />

Totaal 397.292 348.607 316.694 309.796 253.178<br />

Interne rekenrente 2,7% 3,4% 3,8% 3,6% 4,9%<br />

Ontwikkeling aantallen<br />

Een afname van de werkgelegenheid bij de productschappen veroorzaakt niet direct een afname van het<br />

aantal actieven (deelnemers met pensioenopbouw). Voor zover er gebruik wordt gemaakt van de<br />

vroegpensioenregeling, de wachtgeldregeling of een afvloeiingsregeling, wordt nog jaren na de<br />

beëindiging van de werkzaamheden (gedeeltelijk) pensioen opgebouwd. Pas na beëindiging van de<br />

pensioenopbouw wordt de afname bij de werkgevers ook zichtbaar in een afname bij <strong>PFP</strong>.<br />

Aantallen 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Actieven 831 909 936 931 975<br />

Slapers 992 1.038 998 983 937<br />

Ouderdomspensioen 512 500 507 506 532<br />

Partnerpensioen 442 468 501 544 588<br />

Wezenpensioen 10 10 10 8 8<br />

AO pensioen 55 61 68 72 80<br />

Subtotaal 2.842 2.986 3.020 3.044 3.120<br />

Bijzonder partnerpensioen 269 264 259 255 282<br />

Totaal 3.111 3.250 3.279 3.299 3.402<br />

Bij echtscheidingen of ontbinding van een geregistreerd partnerschap/samenwoning wordt het meeverzekerde<br />

partnerpensioen als een zelfstandige (bijzondere) partnerpensioenaanspraak toegekend aan de ex-partner. De<br />

actuaris en DNB blijven de bijzondere partnerpensioenen echter als een meeverzekerd pensioen beschouwen.<br />

In alle andere overzichten blijft het aantal van deze bijzondere partnerpensioenen buiten beschouwing.<br />

26


In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de aantallen weergegeven.<br />

1.200<br />

1.000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

2011 2010 2009 2008 2007<br />

Mutatie overzichten<br />

De volgende tabellen tonen de mutatieredenen.<br />

Actieven<br />

Slapers<br />

Ingegaan OP<br />

Ingegaan PP<br />

Pensioen- Totaal<br />

Totale populatie Actieven Slapers gerechtigden 2011<br />

Stand per 1 januari 909 1.038 1.039 2.986<br />

- nieuwe toetreding 42 0 0<br />

- ingang pensioen - 32 - 18 61<br />

- ontslag met premie-aanspraak - 87 87 0<br />

- waardeoverdracht 0 - 19 0<br />

- overlijden - 1 - 5 - 76<br />

- afkoop 0 - 66 0<br />

- andere oorzaken 0 - 25 - 5<br />

Totaal 831 992 1.019 2.842<br />

Het aantal ontslaggevallen met een premievrije aanspraak overtreft het aantal nieuwe toetredingen waardoor<br />

het aantal actieven per saldo afneemt. Dit ligt ook in de lijn van de verwachtingen door de afbouw van het<br />

personeelsbestand bij de productschappen. Van deze ex-werknemers maakt maar een gering aantal gebruik<br />

van de mogelijkheid tot waardeoverdracht. Dit wordt veroorzaakt doordat bij veel pensioenfondsen de<br />

dekkingsgraad onder de 100% is gekomen, waardoor waardeoverdracht niet toegestaan is. Daarnaast zullen<br />

deze ex-werknemers ook rekening houden met de indexatieverwachtingen bij <strong>PFP</strong> ten opzichte van andere<br />

pensioenfondsen waardoor uitgaande waardeoverdrachten, ook als de dekkingsgraden weer boven de 100%<br />

zijn gekomen, waarschijnlijk beperkt zullen blijven.<br />

In 2011 hebben alle gewezen deelnemers (slapers) met een gering pensioen een aanbod ontvangen om deze<br />

geringe pensioenaanspraken af te kopen. In totaal zijn er 193 personen aangeschreven. Hiervan hebben er 66<br />

gebruik gemaakt vam de optie om de pensioenaanspraken af te kopen.<br />

Voor de bepaling van de aantallen wordt uitgegaan van het aantal deelnemerschappen en niet van het aantal<br />

personen. Op basis van de reglementswijziging waardoor de premievrije pensioenaanspraken uit een vorig<br />

(PBO) dienstverband worden samengevoegd met de pensioenaanspraken uit het huidige dienstverband hebben<br />

er 25 samenvoegingen plaatsgevonden waardoor het aantal deelnemerschappen eveneens is afgenomen met<br />

25. Door deze wijziging vinden er nu geen dubbeltellingen meer plaats.<br />

Naar soort Ouderdoms- Partner Wezen AO Totaal<br />

pensioengerechtigden pensioen pensioen pensioen pensioen 2011<br />

Stand per 1 januari 500 468 10 61 1.039<br />

- nieuwe toetreding 0 0 0 0 0<br />

- ingang pensioen 50 16 0 - 5 61<br />

- waardeoverdracht 0 0 0 0 0<br />

- overlijden - 33 - 43 0 0 - 76<br />

- andere oorzaken - 5 1 0 - 1 - 5<br />

Totaal 512 442 10 55 1.019<br />

27<br />

AOP<br />

Ingegaan Wzp


In 2011 zijn 32 deelnemers vanuit het actieve dienstverband en 18 deelnemers vanuit de slapers met<br />

ouderdomspensioen gegaan. In 2010 waren het er 15 minder. Zoals in de grafiek van de leeftijdsverdeling op<br />

de volgende pagina te zien is, beschikt <strong>PFP</strong> over een groot aantal deelnemers in de leeftijdscategorie 55-65<br />

jaar. Deze deelnemers gaan allemaal de komende jaren met pensioen. Het is de verwachting dat het aantal<br />

pensioneringen de komende jaren verder zal toenemen.<br />

Historische ontwikkeling van de aantallen pensioengerechtigden.<br />

Pensioengerechtigden 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Ouderdomspensioen 512 500 507 506 532<br />

Partnerpensioen 442 468 501 544 588<br />

Wezenpensioen 10 10 10 8 8<br />

Subtotaal 964 978 1.018 1.058 1.128<br />

AO pensioen 55 61 68 72 80<br />

Totaal 1.019 1.039 1.086 1.130 1.208<br />

Het aantal pensioengerechtigden met een ouderdomspensioen neemt na een jarenlange afname naar<br />

verwachting weer toe, omdat er minder gepensioneerden overlijden dan er deelnemers en slapers<br />

pensioengerechtigd worden.<br />

Het aantal pensioengerechtigden met een nabestaandenpensioen neemt naar verwachting af, omdat er binnen<br />

deze groep door de leeftijdsopbouw relatief veel overlijdensgevallen zullen gaan plaatsvinden ten opzichte van<br />

de overlijdensgevallen uit de groepen deelnemers, gepensioneerden en slapers.<br />

De gemiddelde leeftijden laten het volgende verloop zien.<br />

Gemiddelde leeftijd 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Actieven 49,8 49,1 48,2 48,2 47,6<br />

Slapers 48,3 47,9 46,7 46,2 45,6<br />

Ouderdomspensioen 76,9 77,6 77,8 78,0 78,2<br />

Partnerpensioen 84,9 84,4 84,0 83,8 83,9<br />

Wezenpensioen 21,0 20,0 18,9 17,6 14,7<br />

AO pensioen 54,8 55,4 54,5 54,5 54,0<br />

Gemiddelde leeftijd 59,8 59,2 58,6 58,9 59,1<br />

Na jaren van daling van de gemiddelde leeftijden neemt sinds 2010 de totale gemiddelde leeftijd toe. Bij de<br />

actieven is, met een steeds stijgende gemiddelde leeftijd, het geringe personeelsverloop in de sector duidelijk<br />

zichtbaar. Bij de slapers wordt er maar gering gebruik gemaakt van waardeoverdracht. De afname van de<br />

gemiddelde leeftijd bij de gepensioneerden met een ouderdomspensioen is al langer waarneembaar bij <strong>PFP</strong><br />

maar komt niet overeen met de landelijke trend. Waarschijnlijk speelt het geringe aantal deelnemers hierbij<br />

een rol. De gestage toename bij de nabestaanden komt weer wel overeen met de landelijke gestegen<br />

levensverwachting. De wezen (10) zijn een te geringe groep om een uitspraak over te doen. Een gewijzigd<br />

overheidsbeleid en een wijziging van de CAO heeft al in 2006, geleid tot een aanpassing van het<br />

pensioenreglement met als gevolg dat de kans op een arbeidsongeschiktheidspensioen zeer gering tot nihil is<br />

geworden. De groep arbeidsongeschikten is hierdoor vrijwel gestabiliseerd met een toename van de<br />

gemiddelde leeftijd tot gevolg. Door pensionering neemt het aantal arbeidsongeschikten geleidelijk af.<br />

28


Leeftijdsverdeling<br />

Alle deelnemers<br />

De volgende grafiek laat de verdeling zien van het aantal deelnemers naar leeftijdscategorie en de<br />

verhouding van de aantallen mannen en vrouwen in die leeftijdscategorie.<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Uit de bovenstaande grafiek blijken grote verschillen in het aantal deelnemers in de leeftijdscategorieën 45-55<br />

jaar, 55-65 jaar en de gepensioneerden tussen 65-75 jaar. Door pensionering zal het aantal gepensioneerden<br />

fors gaan toenemen.<br />

De leeftijdscategorie 85 en ouder zijn vrijwel allemaal vrouwen, waarvan een groot aantal nabestaanden. Door<br />

hun overlijden zal het aantal nabestaanden van 85 jaar en ouder in de nabije toekomst (snel) afnemen.<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

29<br />

Man<br />

Vrouw<br />

AOP<br />

Wzp<br />

PP<br />

OP<br />

Slaper<br />

Aktief


7. Actuariële cijfers<br />

(bedragen x € 1.000)<br />

De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten is als volgt:<br />

Actuariële analyse<br />

Premieresultaat<br />

2011<br />

2010<br />

Premiebijdragen werkgevers 6.147 6.450<br />

Premiebijdragen werknemers 3.155 3.327<br />

Nodig voor pensioenopbouw in het jaar - 8.518 - 8.408<br />

Premiekorting - 3.171 - 5.147<br />

Subtotaal basispensioenregeling - 2.387 - 3.778<br />

Resultaat vroegpensioenregeling - 267 - 175<br />

Saldo premieresultaat - 2.654 - 3.953<br />

Uitvoeringskosten<br />

Beschikbaar uit premie 289 303<br />

Beschikbaar uit uitkering 705 661<br />

Benodigd voor administratiekosten - 1.011 - 944<br />

Saldo uitvoeringskosten - 17 20<br />

Interestresultaat<br />

Beleggingsresultaten 34.828 30.350<br />

Rente diversen - 225 - 199<br />

Rentetoevoeging VPV - 4.462 - 4.131<br />

Indexering en andere toeslagen - 2.621 - 3.340<br />

Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />

Saldo interestresultaat - 20.002 - 4.864<br />

Actuariële resultaten<br />

Sterfteresultaat 377 337<br />

Arbeidsongeschiktheidsresultaat - 146 122<br />

Stop-loss/herverzekeringspremie 150 240<br />

Saldo actuariële resultaten 381 699<br />

Overig resultaat<br />

Resultaat op waardeoverdrachten - 111 - 329<br />

Overige baten / lasten - 643 0<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />

Saldo overig resultaat - 754 - 3.248<br />

Totaal - 23.046 - 11.346<br />

Marktwaardering pensioenonderdelen<br />

Vanaf 2007 worden de actuariële berekeningen uitgevoerd op basis van het Financieel Toetsingskader<br />

(FTK) wat marktwaardering en gebruikmaking van de voorgeschreven DNB-rentecurve inhoudt.<br />

Financiële positie<br />

De dekkingsgraad ultimo 2011 komt uit op 116,0% (2010: 124,7%). Het op basis van het FTK<br />

gedefinieerde minimaal vereist (eigen) vermogen voor nominale pensioenaanspraken van 104,1% was<br />

hiermee per 31 december 2011 aanwezig.<br />

Ontwikkeling dekkingsgraad<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt in onderstaande tabel zichtbaar gemaakt.<br />

Dekkingsgraad<br />

2011<br />

2010<br />

Stand per 1 januari 124,7% 130,8%<br />

Nieuwe aanspraken -1,6% -2,3%<br />

Uitkeringen 1,3% 1,7%<br />

Toeslag -0,9% -1,4%<br />

Wijziging rentetermijnstructuur -15,0% -10,5%<br />

Beleggingsresultaat 8,4% 8,1%<br />

Overige oorzaken -0,9% -1,7%<br />

-8,7% -6,1%<br />

Dekkingsgraad 31 december 116,0% 124,7%<br />

Uit dit overzicht blijkt dat de daling van de dekkingsgraad met name is veroorzaakt door het effect van de<br />

gedaalde rente op de technische voorzieningen.<br />

30


Premies<br />

Kostendekkende RTS premie<br />

De kostendekkende RTS premie is in 2011 bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per 31<br />

december van het vorige boekjaar en bedraagt € 9.489. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

2011 2010<br />

Kostendekkende RTS premie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />

a. Nominale pensioeninkoop 29,0% 8.229 26,0% 8.105<br />

b. Kostenopslag 1,0% 289 1,0% 303<br />

c. Solvabiliteitsopslag 3,0% 971 4,0% 1.070<br />

d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />

Totaal 33,0% 9.489 31,0% 9.478<br />

Bij deze berekeningen is rekening gehouden met de sterftetrend. In het percentage voor de nominale<br />

pensioeninkoop van 29,0% is circa 5,0% toe te rekenen aan de koopsom voor de indexatieverlening aan<br />

de actieve deelnemers per 1 januari 2012 met 1%.<br />

Voor nieuwe aanspraken dient <strong>PFP</strong> ook over een weerstandsvermogen te beschikken. Om die reden dient<br />

een solvabiliteitsopslag berekend te worden. De hoogte daarvan hangt af van het zogenaamde Vereist<br />

Vermogen. Per 31 december 2010 bedroeg dit Vereist Vermogen 111,8%, waardoor de opslag uitkomt op<br />

11,8% over de nominale pensioeninkoop (a) met als resultaat 3,0% (c).<br />

Kostendekkende toetspremie (= gedempte premie)<br />

De kostendekkende toetspremie gaat uit van een gestabiliseerde rentevoet van 4%. De kostendekkende<br />

toetspremie komt voor 2011 uit op € 8.439.<br />

2011 2010<br />

Kostendekkende toetspremie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />

a. Nominale pensioeninkoop 25,0% 7.290 25,0% 7.510<br />

b. Kostenopslag 1,0% 289 1,0% 303<br />

c. Solvabiliteitsopslag 3,0% 860 3,0% 991<br />

d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />

Totaal 29,0% 8.439 29,0% 8.804<br />

Doorsneepremie (= verschuldigde premie)<br />

De doorsneepremie wordt vastgesteld op basis van de kostendekkende RTS premie, rekening houdend<br />

met de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong>. Beide grootheden hoeven echter niet gelijk te zijn aan elkaar.<br />

2011<br />

2010<br />

Doorsneepremie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />

Bijdrage werknemer 10,7% 3.088 10,7% 3.240<br />

Bijdrage werkgever 21,3% 6.147 21,3% 6.450<br />

Doorsneepremie 32,0% 9.235 32,0% 9.690<br />

Overige premies 0,2% 67 0,3% 87<br />

Totaal 32,2% 9.302 32,3% 9.777<br />

Feitelijk betaalde premie<br />

Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en<br />

werknemers betaald. Op de doorsneepremie van 32,2% werd een premiekorting verleend van 11%punt,<br />

waardoor de feitelijke premie 21,2% bedraagt.<br />

2011<br />

2010<br />

Feitelijke premie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />

Bijdrage werknemer 7,0% 2.021 5,0% 1.514<br />

Bijdrage werkgever 14,0% 4.043 10,0% 3.029<br />

Doorsneepremie 21,0% 6.064 15,0% 4.543<br />

Overige premies 0,2% 67 0,3% 87<br />

Totaal 21,2% 6.131 15,3% 4.630<br />

31


Premieresultaat<br />

Voor de toets op toereikendheid van de premie wordt de kostendekkende toetspremie, waarbij is<br />

uitgegaan van een gedempte rekenrentevoet van 4%, vergeleken met de doorsneepremie. De<br />

toegerekende doorsneepremie van 32% is toereikend.<br />

Vergelijking van de kostendekkende RTS premie ad € 9.489 en de doorsneepremie ad € 9.302 levert een<br />

tekort op van € 187. De ontvangen premie heeft hiermee een negatieve bijdrage geleverd aan de<br />

vereiste solvabiliteitspositie.<br />

2011 2010<br />

Toetspremie RTS Toetspremie RTS<br />

Premieresultaat Bedrag Bedrag Bedrag Bedrag<br />

Kostendekkende premie 8.439 9.489 8.804 9.478<br />

Doorsneepremie 9.302 9.302 9.777 9.777<br />

Overschot 863 - 187 973 299<br />

Premiekorting - 3.171 - 3.171 - 5.147 - 5.147<br />

Tekort - 2.308 - 3.358 - 4.174 - 4.848<br />

Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en<br />

werknemers betaald. De kostendekkende premie is hiermee in 2011 niet voldaan. Op basis van de<br />

kostendekkende toetspremie resulteert na premiekorting ad € 3.171 een tekort van € 2.308.<br />

Toeslagverlening<br />

Actieve deelnemers<br />

De toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2012 bedraagt 1% en is gebaseerd op het<br />

beleidskader geldend vanaf 1 januari 2012. De koopsom voor deze toeslagverlening werd gefinancierd uit<br />

de betaalde premie en is in boekjaar 2011 verwerkt.<br />

Pensioengerechtigden en slapers<br />

De toeslagverlening aan pensioengerechtigden en slapers valt onder categorie D1 van de<br />

toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de<br />

beleggingsopbrengsten en reserves.<br />

Per 1 januari 2012 bedraagt de verleende toeslag aan slapers en pensioengerechtigden eveneens 1%.<br />

Deze toeslagverlening is gebaseerd op het beleidskader geldend vanaf 1 januari 2012. De koopsom voor<br />

deze toeslagverlening is ten laste gekomen van het pensioenfonds. Een en ander is in boekjaar 2011<br />

verwerkt, hetgeen tot een resultaat van -/- € 2.621 leidde.<br />

Per 1 januari 2012 is het toeslagbeleid gewijzigd. De toeslagverlening van het pensioenfonds aan alle<br />

deelnemers (actieven, slapers en pensioengerechtigden) is gecategoriseerd in categorie D1 van de door<br />

het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de<br />

toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de beleggingsopbrengsten en reserves.<br />

32


8. Pensioenactualiteiten 2011<br />

Pensioenakkoord<br />

Op vrijdag 10 juni 2011 is het uitwerkingsmemorandum van het Pensioenakkoord gepresenteerd. Het<br />

gaat om een overeenkomst tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid (STAR). De STAR is het<br />

(privaatrechtelijke) landelijke overlegorgaan van de centrale organisaties van de werkgevers en<br />

werknemers in Nederland. Het Pensioenakkoord geeft veel keuzevrijheid voor de invulling van het<br />

pensioencontract.<br />

Daarnaast heeft het kabinet toegezegd dat de AOW extra wordt verhoogd om voor lagerbetaalden<br />

stoppen met werken op 65 beter mogelijk te blijven maken. Minister Kamp heeft op 27 januari 2012 de<br />

Tweede Kamer geïnformeerd dat de fiscale richtpensioenleeftijd niet in 2013 wordt verhoogd van 65 jaar<br />

naar 66 jaar en in 2015 van 66 jaar naar 67 jaar, maar dat deze in 2014 in één keer naar 67 jaar wordt<br />

verhoogd. Tenslotte zal het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen worden aangepast om<br />

hetzij meer zekerheid te bieden voor bestaande pensioenregelingen waarin men geen onzekerheid wil<br />

(FTK1), hetzij in te spelen op nieuwe pensioenregelingen die juist minder zekerheid bieden met het oog<br />

op een betere indexatiekans (FTK2). Momenteel wordt onderzocht hoe omgegaan kan worden met de al<br />

opgebouwde aanspraken. Medio 2012 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht.<br />

De werkgevers zeggen toe zich met de werknemers te zullen inzetten voor flankerend ouderenbeleid<br />

gericht op het daadwerkelijk vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsmobiliteit van ouderen. De<br />

werknemers gaan akkoord met het loslaten van de afgesproken automatische premiestijging bij gestegen<br />

kosten zodat de bestaande premieniveaus worden gestabiliseerd en bij kostenstijging<br />

(levensverwachting) voortaan de regeling moet worden versoberd. Decentraal kan vervolgens ten laste<br />

van de arbeidsvoorwaardenruimte weer over een premiestijging worden gesproken.<br />

Uitgangspunt voor de gemaakte afspraken is een opbouwregeling, met een opbouwpercentage en een<br />

franchise, maar andere soorten regelingen blijven gewoon mogelijk.<br />

Onder de nieuwe financiële spelregels wordt het pensioenfondsen toegestaan te rekenen met een hogere<br />

rente, het zogenaamde verwachte rendement van de beleggingen. Dit zal per pensioenfonds verschillen,<br />

hoe meer risico wordt genomen, hoe hoger in het algemeen de rente waarmee gerekend mag worden.<br />

Pensioenfondsen worden dus niet langer “gestraft” voor het nemen van beleggingsrisico. Onder het oude<br />

toezichtskader was dit in zekere zin wel het geval. Hoe meer beleggingsrisico, hoe hoger de buffers die<br />

aangehouden moesten worden.<br />

Keerzijde van een hoger ingerekend rendement is natuurlijk dat de kans dat dit rendement volledig wordt<br />

gehaald lager is dan het “risicovrije” rendement waar voorheen mee gerekend werd. Maar ook als het<br />

rendement niet volledig wordt gehaald, zal er nog een (aanzienlijk) pensioen resteren. Er wordt immers<br />

nu gerekend met een pensioen, dat jaarlijks wordt verhoogd (geïndexeerd). Het niet behalen van het<br />

ingerekende rendement zal in eerste instantie betekenen dat de indexatie wordt gekort, pas bij extreme<br />

omstandigheden gaat het nominale bedrag omlaag (net als nu). Met name op het aspect van de<br />

rekenrente is veel kritiek gekomen. De generatiesolidariteit zou hiermee onder druk komen. In de<br />

verdere uitwerking van het akkoord zal hier aandacht aan worden besteed.<br />

Crisis-akkoord van april 2012<br />

De Catshuis-onderhandelingen en het Stabiliteitsprogramma hebben stevige consequenties voor de<br />

pensioenwereld. De AOW-leeftijd gaat versneld en in kleinere stappen omhoog. Ook de plannen voor de<br />

tweede pijler worden gewijzigd. Hieronder de plannen en de stand van zaken:<br />

Voorstellen in het Stabiliteitsprogramma die het pensioen raken<br />

AOW-leeftijd vanaf 2013 omhoog<br />

Het voorstel is om de AOW-leeftijd versneld te verhogen. In 2013 met een maand, daarna met iets<br />

grotere stappen tot uiterlijk in 2019 de AOW-leeftijd 66 jaar is en uiterlijk in 2024 67 jaar. Daarna volgt<br />

een koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting.<br />

Verhoging pensioenrichtleeftijd en verlaging maximaal opbouwpercentage in Witteveenkader<br />

Het Stabiliteitsprogramma (terugdringen overheidstekort) handhaaft het huidige voorstel voor aanpassing<br />

van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar in 2014. Echter de maximale opbouwpercentages worden<br />

beperkt. Het Stabiliteitsprogramma beschrijft niet hoe dit precies gaat gebeuren, maar op basis van de<br />

Catshuis-voorstellen is dit vermoedelijk van 2,25% naar 2% voor middelloonregelingen en van 2% naar<br />

1,75% voor eindloonregelingen. Dit zal ook doorwerken naar beschikbare premieregelingen.<br />

33


Wetsvoorstel in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en<br />

flexibilisering ingangsdatum AOW<br />

In dit wetsvoorstel is onder meer geregeld dat in aanvullende pensioenregelingen vanaf 1 januari 2014<br />

gewerkt moet worden met pensioenrichtleeftijd 67 jaar. Maar ook staat hierin dat de AOW-leeftijd in<br />

2020 naar 66 jaar gaat, en daarna afhankelijk wordt van de levensverwachting. Dit wetsvoorstel is door<br />

de Tweede Kamer goedgekeurd en het ligt nu in de Eerste Kamer. De plannen volgens het<br />

Stabiliteitsprogramma gaan verder dan dit wetsvoorstel. Het ligt dan ook voor de hand dat de regering al<br />

snel met een nieuw wetsvoorstel komt.<br />

Gevolgen voor pensioenregelingen<br />

De wijziging van het Witteveenkader per 1 januari 2014 zal consequenties hebben voor vrijwel alle<br />

pensioenregelingen. Er zal rekening gehouden moeten worden met de nieuwe richtleeftijd van 67 en de<br />

lagere opbouwpercentages.<br />

Het ligt voor de hand dat nieuwe pensioenopbouw verzekerd wordt met pensioenleeftijd 67. Verplicht is<br />

dit overigens niet. Een pensioenregeling mag ook straks nog steeds uitgaan van pensioenleeftijd 65,<br />

maar dan moet er met extra verlaagde opbouwpercentages gerekend worden.<br />

Kleine wijzigingen Pensioenwet<br />

Op 20 juni 2011 heeft Minister Kamp de Kamer geïnformeerd over zijn voornemen om een tweetal<br />

beperkte wijzigingen door te voeren in de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze<br />

wijzigingen zijn op 1 december 2011 in werking getreden.<br />

Partnerpensioen op risicobasis<br />

Op dit moment kan er sprake zijn van een ontoereikende dekking van het partnerpensioen op risicobasis<br />

bij een baanwisseling. De partner ontvangt geen uitkering op basis van de oude pensioenregeling<br />

wanneer de deelnemer komt te overlijden voorafgaand aan waardeoverdracht of omzetting van een deel<br />

van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. De STAR is in haar “Advies inzake baanmobiliteit en<br />

risicodekking partnerpensioen” op deze problematiek ingegaan. In haar advies geeft de STAR een<br />

aanbeveling om in de pensioenregeling op te nemen dat in geval van beëindiging van de deelneming de<br />

vertrekkende deelnemer met partner standaard een deel van zijn ouderdomspensioen omruilt in<br />

partnerpensioen. Op dit moment kan deze aanbeveling niet worden gevolgd, omdat dit strijdig is met<br />

artikel 61 Pensioenwet. Door een aanpassing van artikel 61 Pensioenwet en artikel 73 van de Wet<br />

verplichte beroepspensioenregeling kan dit wel mogelijk worden gemaakt.<br />

Wettelijk verbod op kapitaalcontract<br />

De Nederlandsche Bank (DNB) heeft er op gewezen dat er aan het gebruik van kapitaalcontracten<br />

nadelen kleven. Een kapitaalcontract is een contractsvorm die door een beperkt aantal fondsen gebruikt<br />

wordt bij een herverzekering. Bij een kapitaalcontract wordt slechts een beperkt aantal risico’s aan de<br />

verzekeraar overgedragen, maar een veel groter deel van de beleggingen. Gezien de verzekeraar maar<br />

een klein deel van de beleggingen nodig heeft ter dekking van het beperkte aantal verzekerde risico’s,<br />

loopt het fonds een kredietrisico bij een faillissement van de verzekeraar. Een ander nadeel is dat de<br />

verzekeraar gedurende de looptijd van het contract het beleggingsbeleid bepaalt, terwijl het resultaat van<br />

dit beleid voor rekening en risico komt van het fonds. Het fonds moet daarom een buffer aanhouden voor<br />

het beleggingsrisico.<br />

Gezien deze nadelen is minister Kamp van mening dat er een wettelijk verbod moet komen op het<br />

gebruik van kapitaalcontracten. Wanneer een pensioenfonds voor herverzekering kiest, kan het ook<br />

gebruik maken van een garantiecontact of een risicoherverzekeringscontract. Omdat bestaande<br />

kapitaalcontracten moeten worden afgebouwd staat zorgvuldigheid voorop. Door middel van een<br />

overgangstermijn tot 1 januari 2017 wordt rekening gehouden met de gemiddelde looptijd van bestaande<br />

contracten. Op 29 november 2011 heeft de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aangenomen.<br />

UITVOERING<br />

Beleidsregel deskundigheid<br />

Op 29 december 2010 is de Beleidsregel Deskundigheid in de Staatscourant gepubliceerd en vervolgens<br />

op 1 januari 2011 in werking getreden. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en DNB verduidelijken in<br />

deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht<br />

staande instellingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. Deskundigheid omvat<br />

kennis, vaardigheden en professioneel gedrag en kan worden aangetoond door opleiding, ervaring en<br />

competenties.<br />

34


AFM en DNB hebben tot de beleidsregel besloten naar aanleiding van de ontwikkelingen op de financiële<br />

markten wereldwijd. Door de onrust op deze markten is het vertrouwen in de financiële sector aangetast<br />

waarbij uit onderzoek gebleken is dat de bestuurders niet altijd over voldoende deskundige kennis<br />

beschikken. Doelstelling van de beleidsregel is te verduidelijken wat de toezichthouder verstaat onder<br />

deskundigheid en welke aspecten bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking worden genomen.<br />

De beleidsregel is onder meer van toepassing voor beleidsbepalers bij pensioenfondsen, financiële<br />

ondernemingen, trustkantoren, (gemengde) financiële holdings of verzekeringsholdings met zetel in<br />

Nederland.<br />

DNB eisen collectieve waardeoverdracht<br />

Naar aanleiding van enkele collectieve waardeoverdrachten is duidelijk geworden dat DNB scherp toezicht<br />

houdt met betrekking tot de overdracht van verplichtingen tussen pensioenuitvoerders. De akte van<br />

overdracht of de vrijwaringsverklaring mag volgens DNB niet te beperkt zijn. Zeker niet in het geval dat<br />

één van de uitvoerders definitief verdwijnt zoals de laatste tijd veel het geval is met de liquidatie van<br />

pensioenfondsen. Uit de akte of verklaring moet dan blijken dat de nieuwe uitvoerder de verplichtingen<br />

met betrekking tot alle rechten en aanspraken overneemt. Ook de zogenaamde “vergeten” aanspraken.<br />

Hieronder worden aanspraken verstaan die op het moment van waardeoverdracht niet bekend zijn bij de<br />

overdragende uitvoerder, bijvoorbeeld als gevolg van een administratieve fout en hierdoor niet onder de<br />

overdracht zouden vallen.<br />

DNB informeert herverzekerde fondsen<br />

Op 1 februari 2011 is de herziening van het “Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen” in<br />

werking getreden. De herziening houdt in dat fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben<br />

verzekerd het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing mogen laten bij de berekening van het<br />

Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de verzekeraar. DNB heeft door middel<br />

van een brief volledig herverzekerde fondsen, gedeeltelijk herverzekerde fondsen en fondsen die in<br />

liquidatie zijn én te maken hebben gehad met herverzekering, geïnformeerd.<br />

Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV)<br />

In een brief wordt aangegeven dat DNB geen instemming meer zal verlenen aan volledig herverzekerde<br />

fondsen om geen MVEV aan te houden. Fondsen die wel instemming hebben gekregen van DNB vallen in<br />

een overgangsbepaling. Deze overgangsbepaling houdt in dat indien het contract tussen 1 januari 2010<br />

en 1 januari 2012 wordt verlengd, de fondsen pas vanaf het verlengingsmoment een MVEV hoeven aan<br />

te houden. Voor volledig herverzekerde fondsen betekent dit een MVEV van 1% van de technische<br />

voorzieningen.<br />

Uitsluitingsclausule<br />

DNB heeft aangegeven dat een clausule die aangeeft dat een pensioenfonds slechts datgene hoeft uit te<br />

betalen wat het van de verzekeraar ontvangt, verboden blijft. Deze clausule is in strijd met artikel 134<br />

Pensioenwet.<br />

Teksten toeslagen<br />

Per 1 april 2011 zijn artikel 4c lid 6 en artikel 6 lid 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte<br />

beroepspensioenregeling gewijzigd. In deze artikelen is geregeld dat afgeweken kan worden van de<br />

voorgeschreven toeslagenlabel- en matrixtekst. Er is voortaan geen voorafgaande toestemming meer<br />

nodig van AFM, wanneer de uitvoerder wil afwijken van de teksten zoals die staan vermeld in de laatste<br />

kolom van de toeslagenmatrix. Het gaat dan om de persoonlijke uitingen zoals de startbrief en het UPO.<br />

Indien de uitvoerder wil afwijken van de voorgeschreven teksten omtrent toeslagen in het<br />

pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst, dient wel weer afstemming met DNB plaats te<br />

vinden.<br />

Afwijken van de voorgeschreven teksten kan overigens alleen indien het gebruik van de voorgeschreven<br />

teksten zou leiden tot verstrekking van onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de<br />

deelnemers. Bij formulering van afwijkende teksten wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de<br />

voorgeschreven teksten.<br />

Met de wijziging van deze artikelen geeft minister Kamp gehoor aan het verzoek dat AFM eind 2010 in<br />

haar wetgevingsbrief heeft vermeld. Vanwege de capaciteitsproblemen had AFM verzocht of het<br />

voorleggen van afwijkende teksten bij de toeslagenmatrix ter goedkeuring kan worden afgeschaft. De<br />

afschaffing van de goedkeuring is ook van toepassing voor de teksten bij het toeslagenlabel.<br />

35


Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur<br />

De Pensioenfederatie heeft de “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur”<br />

uitgebracht. De nieuwe aanbevelingen gaan verder dan het ”Plan van aanpak<br />

Deskundigheidsbevordering” van de pensioenkoepels VB, OPF en UvB uit 2007. Dit omdat de<br />

omgevingsfactoren waarbinnen de besturen van pensioenfondsen opereren een toenemende mate van<br />

complexiteit vertonen. Naar de huidige stand van zaken wordt dan ook van de fondsen verlangd dat de<br />

kwaliteit van het Bestuur verder wordt versterkt en professioneler wordt. De toezichthouders DNB en AFM<br />

gaan de deskundigheid, vaardigheden en gedrag (competenties) van bestuursleden intensiever toetsen.<br />

De eisen aan de competenties van bestuurders worden echter opgeschroefd. Er wordt aanbevolen al bij<br />

voorbaat een duidelijk profiel beschikbaar te hebben voor een bestuurskandidaat. Voldoet een<br />

voorgedragen kandidaat hier niet aan, dan wordt aangeraden de voordragende partij om een andere<br />

kandidaat te verzoeken. De aanbevelingen bevatten een voorbeeld competentieprofiel. Overigens wordt<br />

ook aangeraden voor intern toezicht- en medezeggenschaporganen een bepaald competentie- dan wel<br />

(collectief) deskundigheidsniveau te stellen.<br />

De Pensioenfederatie roept met het uitbrengen van de aanbevelingen de pensioenfondsen op aan de slag<br />

te gaan met deze nieuwe normen, die een kader vormen waarbinnen elk pensioenfonds zelf werkt aan<br />

kwaliteitsverbetering. In 2013 zal de Pensioenfederatie de toepassing van de aanbevelingen door de<br />

pensioenfondsen evalueren.<br />

Standpunt DNB inzake nieuw dekkingstekort<br />

Gezien de volatiele financiële markten zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen eveneens aan<br />

fluctuaties onderhevig. In dit verband heeft DNB aangegeven dat verwacht wordt dat pensioenfondsen<br />

die na een tijdelijk herstel weer in tekort raken, het ingediende herstelplan blijven uitvoeren. Er hoeft dus<br />

geen nieuw herstelplan ingediend te worden. Dit betreft ook pensioenfondsen die langer dan drie<br />

kwartaaleinden uit een tekort zijn geweest. Dit is anders wanneer de in het herstelplan opgenomen<br />

maatregelen niet meer uitvoerbaar zijn. Verder blijft gelden dat pensioenfondsen die al wel een<br />

langetermijnherstelplan bij DNB hebben ingediend, maar inmiddels onder de grens van het minimaal<br />

vereist eigen vermogen terecht zijn gekomen, dit direct na het ontstaan van het dekkingstekort bij DNB<br />

moeten melden. In dat geval heeft het pensioenfonds maximaal twee maanden de tijd om een<br />

kortetermijnherstelplan op te stellen en ter instemming in te dienen bij DNB.<br />

Wetsvoorstel versterking Bestuur pensioenfondsen<br />

Op 24 februari 2012 heeft Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel<br />

“Versterking bestuur pensioenfondsen” naar de Tweede Kamer gestuurd.<br />

Het wetsvoorstel bevat de volgende elementen:<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Versterking van de deskundigheid van het bestuur en versteviging van het intern toezicht;<br />

Adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers door versterking van de positie van alle<br />

deelnemers en pensioengerechtigden;<br />

Stroomlijning van taken en organen onder meer door het laten vervallen van het<br />

verantwoordingsorgaan.<br />

Daarnaast kunnen pensioenfondsen kiezen voor een bestuur dat uitsluitend bestaat uit deskundige<br />

externe beroepsbestuurders. Voor een aantal belangrijke besluiten heeft dat bestuur dan nog de<br />

goedkeuring nodig van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden die vertegenwoordigd zijn in<br />

het belanghebbendenorgaan.<br />

Tevens kunnen pensioenfondsen kiezen voor een bestuursmodel dat uit werkgevers, werknemers en<br />

bovendien ook uit pensioengerechtigden bestaat waarbij alle geledingen kunnen worden<br />

vertegenwoordigd door een externe deskundige. Hierbij wordt geregeld dat, bij deze bestuursvorm,<br />

pensioengerechtigden steeds recht op een plek in het bestuur hebben (maximaal een kwart van het<br />

aantal zetels). Aanvullend is in het wetsvoorstel bepaald dat werkgevers in dit bestuursmodel minder<br />

zetels krijgen als de pensioenpremie gemaximeerd is.<br />

Het verantwoordingsorgaan houdt op te bestaan. De taken die dit orgaan onder de huidige wetgeving nog<br />

heeft worden ondergebracht bij de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. In verband met de<br />

stroomlijning van de bij pensioenfondsen betrokken organen vervallen de meeste adviesrechten van deze<br />

raad.<br />

36


Wat betreft het intern toezicht geldt dat bedrijfstakpensioenfondsen straks een raad van toezicht moeten<br />

instellen, ondernemingspensioenfondsen kunnen kiezen tussen een raad van toezicht of een<br />

visitatiecommissie.<br />

Op 22 maart 2012 heeft in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek plaatsgevonden over dit<br />

wetsvoorstel met vertegenwoordigers uit de pensioenwereld en de wetenschap. Uit deze uitwisseling is in<br />

ieder geval gebleken dat er vanuit beide sectoren forse kritiek op het wetsvoorstel is. Gemeenschappelijk<br />

punt van kritiek is de marginalisering van de positie van de werkgever. Zoals bekend zal de positie van<br />

de werkgever volgens het wetsvoorstel afhankelijk worden van de bijdrage aan de financiering (al dan<br />

niet gemaximeerd). Er wordt gevraagd om een volledig ander voorstel.<br />

FISCALITEIT<br />

Wijziging standpunt fiscus vervroegen pensioen<br />

Het eerder laten ingaan van pensioen in combinatie met doorwerken werd vanwege het karakter van<br />

pensioenregelingen en de daaraan gekoppelde fiscale faciliteiten in beginsel niet verenigbaar geacht. Dit<br />

standpunt van de belastingdienst gold ook voor het vervroegen van vroegpensioen, tijdelijk<br />

overbruggingspensioen en prepensioen. Als een werknemer zijn pensioen vervroegde zonder dat hij in<br />

dezelfde mate stopte met werken, voldeed hij niet meer aan de fiscale faciliteit. Op grond van de “Wet op<br />

de loonbelasting 1964” kon dan de gehele aanspraak op de vervroegde ingangsdatum belast worden.<br />

Vervroegde pensionering hield een einde van het arbeidzame leven in. Vanwege maatschappelijke<br />

ontwikkelingen heeft de Staatssecretaris besloten om dit bestaande standpunt deels te herzien.<br />

Dit betekent dat bij een vervroeging tot de 60-jarige of hogere leeftijd vanaf heden niet meer getoetst zal<br />

worden of de economische activiteiten van de werknemer in dezelfde mate worden verminderd. Bij<br />

vervroeging van de pensioeningangsdatum tot vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd zal de toetsing<br />

wel blijven bestaan.<br />

SOCIALE ZEKERHEID<br />

Aanpassingen AOW<br />

De AOW wordt de komende jaren op diverse punten aangepast.<br />

Wijzigingen in de AOW zijn belangrijk, omdat bepaalde voorzieningen aansluiten dan wel aan de AOW<br />

gekoppeld zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de looptijd van VUT- en (pre)pensioenregelingen die vaak<br />

afgestemd zijn op de ingangsdatum van de AOW. De AOW is ook van belang voor de hoogte van de<br />

franchise die in veel pensioenregelingen wordt gebruikt. De hoogte van de franchise wordt immers vaak<br />

afgeleid van de hoogte van de AOW. Ook kan de AOW van belang zijn bij het vaststellen van<br />

afvloeiingsregelingen of mogelijkheden tot eerdere uittreding van uit het arbeidsproces.<br />

Hieronder volgt een kort overzicht van de komende wijzigingen in de AOW:<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

Vooruitlopend op de afschaffing van de jongere-partnertoeslag per 1 januari 2015 wordt de<br />

partnertoeslag per 1 augustus 2011 met 10% verlaagd. Huishoudens met een gezamenlijk<br />

inkomen tot Euro 30.000,- worden uitgezonderd;<br />

Nu gaat de AOW in op de eerste dag van de maand waarin de pensioenleeftijd wordt bereikt.<br />

Vanaf 1 april 2012 wordt dit de dag waarop iemand zijn pensioenleeftijd daadwerkelijk bereikt,<br />

met andere woorden, de dag waarop iemand daadwerkelijk 65 jaar wordt.<br />

Onderdeel van het pensioenakkoord is een verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar de 66ste<br />

verjaardag;<br />

Voorgesteld per 1 januari 2013 is een flexibele ingangsdatum van de AOW tussen 65 en 70. De<br />

AOW een jaar eerder laten ingaan levert een korting op van 6,5%, een jaar uitstel een verhoging<br />

met hetzelfde percentage;<br />

In het kader van het pensioenakkoord wordt de AOW tussen 2013 en 2028 jaarlijks met 0,6%<br />

verhoogd.<br />

37


Vitaliteitspakket<br />

Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van oudere werknemers verder verbeteren. Minister Kamp heeft in<br />

een brief aan de Tweede Kamer de maatregelen die hiervoor getroffen zullen worden in het zogenoemde<br />

Vitaliteitspakket omschreven. Dit pakket is gebaseerd op drie beleidslijnen: doorwerken, mobiliteit en<br />

loopbaanfaciliteiten. Daarnaast heeft Minister Kamp een aantal concessies moeten doen in dit pakket om<br />

instemming van de Tweede Kamer te krijgen voor het Pensioenakkoord. Ter vervanging van de<br />

arbeidskorting en doorwerkbonus wordt een werkbonus voor werkenden vanaf 61 jaar ingevoerd. Deze<br />

werkbonus bedraagt maximaal Euro 2.350,- per jaar. Deze werkbonus kan ook gebruikt worden om<br />

eerder met pensioen te gaan. Daarnaast blijft het voor de laagbetaalden ook in 2025, wanneer de<br />

pensioenrichtleeftijd naar 67 gaat, mogelijk om zonder groot inkomenseffect met pensioen te gaan op 65<br />

jaar. Naast de werkbonus komt er een extra werkbonus voor mensen met een laag inkomen. Deze extra<br />

bonus bedraagt Euro 1.200,-. Ter stimulering van de arbeidsmobiliteit van ouderen wordt de zogenaamde<br />

mobiliteitsbonus geïntroduceerd voor het aannemen van werknemers van 55 jaar en ouder. Deze bonus<br />

is hoger bij het aannemen van oudere uitkeringsgerechtigden. Duurzame inzetbaarheid wordt vergroot<br />

door middel van de introductie van verschillende loopbaanfaciliteiten zoals de maatregel ter bevordering<br />

van scholing door verlaging van de drempel voor de fiscale aftrek van scholingsaftrek. Binnen het<br />

Vitaliteitspakket zal tevens een vitaliteitsspaarregeling worden geïntroduceerd. Deze<br />

vitaliteitsspaarregeling moet de huidige spaarloonregeling en de levensloopregeling gaan vervangen. In<br />

tegenstelling tot het Regeerakkoord wordt de vitaliteitsspaarregeling bestedingsvrij. In deze spaarregeling<br />

kunnen deelnemers maximaal Euro 20.000,- sparen. Deelnemers kunnen maximaal Euro 5.000,- per jaar<br />

sparen en maximaal Euro 10.000,- per jaar opnemen ter aanvulling op het inkomen bij eerder stoppen<br />

met werken of voor deeltijdpensioen. Een voorwaarde is dat het tegoed uiterlijk voor het bereiken van de<br />

AOW-gerechtigde leeftijd moet zijn opgenomen. De spaarloonregeling is per 1 januari 2012 stopgezet.<br />

Verder wordt de levensloopregeling beëindigd omdat deze niet aan de verwachtingen voldoet. In de<br />

praktijk wordt deze regeling immers niet voornamelijk gebruikt voor de vermindering van de drukte in<br />

het spitsuur van het leven, maar voor vervroegde uittreding. Dit wordt in het licht van de krimpende<br />

beroepsbevolking niet wenselijk geacht. Op basis van de overgangsregeling voor de levensloopregeling,<br />

blijft de levensloopregeling vanaf 2012 voor iedereen die op 31 december 2011 ten minste Euro 3.000,op<br />

zijn levenslooprekening heeft staan open. De deelnemers met minder dan Euro 3.000,- aan<br />

levensloopsaldo kunnen dit saldo in 2012 opnemen of in 2013 doorstorten naar een<br />

vitaliteitsspaarregeling.<br />

38


9. Pension Fund Governance<br />

Algemeen<br />

Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de Star-principes voor goed<br />

pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, "PFG") verankerd in het wettelijke kader. De 32<br />

principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig Bestuur, transparantie, openheid<br />

en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.<br />

Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid<br />

hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in:<br />

- het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;<br />

- de integriteitrisico’s;<br />

- voorkomen van belangenverstrengeling;<br />

- de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële<br />

risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen<br />

aantasten;<br />

-<br />

Invulling Medezeggenschap, Verantwoordingsorgaan en Intern toezicht<br />

Intern Toezicht<br />

Gedragscode<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

-<br />

-<br />

het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse<br />

te maken.<br />

Het Bestuur van <strong>PFP</strong> besteedt veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de<br />

interne beheersing. Reglementair is vastgelegd hoe het Bestuur invulling geeft aan begrippen als goed<br />

Bestuur, verantwoording en intern toezicht.<br />

In afwijking van de meeste andere pensioenfondsen kent <strong>PFP</strong> al sinds 1948 een Raad van Toezicht. De<br />

Raad van Toezicht is samengesteld uit drie werkgevers, drie werknemers en drie pensioengerechtigden.<br />

Gelet op de opgedane goede ervaringen treedt de Raad van Toezicht op als zowel Deelnemersraad als<br />

Verantwoordingsorgaan. De verantwoording die het Bestuur aflegt aan de Raad van Toezicht is onderdeel<br />

van de jaarverslagcyclus.<br />

Voor het intern toezicht is gekozen voor een Visitatiecommissie, die eens in de 3 jaar de beleids- en<br />

bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de<br />

regeling wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn<br />

voor (de dekkingsgraad van) <strong>PFP</strong> beoordeelt. De Visitatiecommissie is samengesteld uit 3 externe<br />

deskundigen. Benoeming heeft in 2008 plaatsgevonden en de eerste visitatie heeft in 2009<br />

plaatsgevonden. In 2012 is een nieuwe toetsing van de Visitatiecommissie gepland.<br />

Compliance officer<br />

De compliancefunctie is uitbesteed aan het Nederlands Compliance Instituut. Het Bestuur overlegt ten<br />

minste eenmaal per jaar met het NCI over de bevindingen en (nieuwe) ontwikkelingen.<br />

Jaarlijks wordt door de bestuursleden en de Secretaris de gedragscode getekend. Dit is ook dit jaar<br />

gebeurd.<br />

Bij de deskundigheidsbevordering van het Bestuur en de Raad van Toezicht wordt uitgegaan van het Plan<br />

van Aanpak van de Koepels.<br />

Vanwege het grote belang van een solide beleid heeft het Bestuur besloten dat de onderstaande<br />

kennisgebieden als volgt zijn toegekend:<br />

Bestuur<br />

Besturen van een pensioenfonds<br />

Wet- en regelgeving, pensioenregelingen<br />

39


Financiële Commissie (drie bestuursleden)<br />

- Financieel-technische en actuariële aspecten<br />

- Administratieve organisatie en interne controle<br />

- Uitbesteding van werkzaamheden.<br />

Beleggingscommissie (drie bestuursleden)<br />

- Vermogensbeheer<br />

Werkgroep Communicatie (drie bestuursleden)<br />

- Communicatie<br />

Van de betreffende bestuursleden wordt verwacht dat zij met betrekking tot de onderwerpen binnen het<br />

kennisgebied over deskundigheidsniveau 2 beschikken.<br />

Naleving wet- en regelgeving<br />

Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving.<br />

Toezichthouders<br />

In 2011 is geen formeel overleg gevoerd met de toezichthouders.<br />

Juridische procedures<br />

Er zijn in het verslagjaar geen juridische procedures tegen <strong>PFP</strong> aanhangig gemaakt.<br />

Klachten<br />

Er zijn in het verslagjaar geen klachten ingediend.<br />

Verslag van de Deelnemersraad (Raad van Toezicht)<br />

Algemeen<br />

De Raad van Toezicht (de Raad) fungeert sinds 1 januari 2007 als Deelnemersraad en tevens als<br />

Verantwoordingsorgaan. Hiertoe zijn in 2007 de statuten en het Huishoudelijk Reglement aangepast,<br />

waarbij rekening is gehouden met de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de<br />

frequentie van het overleg met het Bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid<br />

en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. In de Raad van Toezicht zijn - evenals in het Bestuur -<br />

werkgevers, werknemers en gepensioneerden vertegenwoordigd.<br />

Overleg<br />

In het verslagjaar is de Raad twee keer bijeen geweest om van gedachten te wisselen over, in te<br />

stemmen met en advies te geven over (voorgenomen) besluiten van het Bestuur. Er was hierbij sprake<br />

van reguliere vergaderingen, waaraan ook werd deelgenomen door een afvaardiging van het Bestuur van<br />

het pensioenfonds.<br />

Onderwerpen<br />

In het verslagjaar werd door het Bestuur een aantal besluiten genomen waarvoor instemming van de<br />

Raad nodig was, dan wel waarop de Raad moest adviseren. Belangrijke onderwerpen waarover het<br />

Bestuur en de Raad zich in 2011 hebben gebogen, waren onder meer de premie voor het jaar 2012, de<br />

jaarverslagen, het algemeen beleidskader, de bevordering van deskundigheid en de toekomst van het<br />

pensioenfonds, gezien in het licht van de discussie over de toekomst van de productschappen.<br />

Instemming<br />

Jaarverslagen 2010 (Jaarverslag, Jaarrekening, Actuarieel rapport, Rapport Waarmerkend Actuaris,<br />

Accountantsverslag)<br />

De Raad kon, na enige gedachtewisselingen en discussies met het Bestuur van <strong>PFP</strong>, instemmen met de<br />

concepten van de verslagen over 2010, zodat deze, na de verwerking van de opmerkingen en<br />

aanvullingen, konden worden gepubliceerd.<br />

40


Advies<br />

Tijdens de reguliere vergaderingen werd de Raad gevraagd te adviseren over de volgende onderwerpen.<br />

In alle gevallen adviseerde de Raad positief op de door het Bestuur genomen besluiten.<br />

Beleidskader en ABTN<br />

Als gevolg van de financiële problemen in de Eurozone en de daaruit voortvloeiende onzekerheid over de<br />

zekerheden die staatsobligaties nog boden, zag het Bestuur zich genoodzaakt het beleidskader aan te<br />

passen. De afweging tussen een beoogd extra rendement en een onzekere toekomst wat betreft<br />

indexatie en premieontwikkeling, viel uit in het voordeel van het eerste element (extra rendement). In<br />

verband met de aanpassing van het beleidskader moest ook de ABTN worden aangepast. De Raad<br />

adviseerde in beide gevallen (aanpassing beleidskader en aanpassing ABTN) positief op de door het<br />

Bestuur voorgestelde wijzigingen.<br />

Basispensioenpremie<br />

In afwachting van de resultaten van de onderhandelingen door de CAO-partijen nam het Bestuur in 2011<br />

nog geen besluit over de indexatie van de ingegane pensioenen en slapersrechten voor 2012. Een en<br />

ander werd gemotiveerd door de constatering dat de voortzetting van het tot en met 2011 gevoerde<br />

beleid om de indexatie volledig te financieren uit de premie, het Bestuur ertoe zou verplichten de<br />

volledige kostendekkende premie vast te stellen. Dit zou kunnen leiden tot een premie van 32%,<br />

waarmee de resterende premiekorting mogelijk in één keer afgebouwd zou worden. Reden om de CAOpartijen<br />

te verzoeken deze wijze van financiering los te laten, waardoor de premie uiteindelijk op een<br />

meer acceptabel niveau zou kunnen worden vastgesteld (in totaal 25%). Begin januari 2012 werd<br />

overeenstemming bereikt, waarop het Bestuur besloot de premie voor 2012 vast te stellen op 25% (7,5%<br />

werknemers en 17,5 % werkgevers.<br />

Uiteindelijk heeft de Raad begin 2012 via een schriftelijke procedure positief geadviseerd op het<br />

bestuursbesluit ten aanzien van de basispremie.<br />

Indexatie/ophoging opgebouwde pensioenaanspraken<br />

In afwachting van de resultaten van de onderhandelingen door de CAO-partijen nam het Bestuur in 2011<br />

ook nog geen definitief besluit over de indexatie van de ingegane pensioenen en slapersrechten voor<br />

2012. Nadat overeenstemming was bereikt, kon de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken<br />

van alle deelnemers (actieven, slapers en gepensioneerden) met 1%, waartoe het Bestuur eerder had<br />

besloten, definitief worden gemaakt.<br />

Uiteindelijk heeft de Raad begin 2012 via een schriftelijke procedure positief geadviseerd op het<br />

bestuursbesluit ten aanzien van de indexering.<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

Om te waarborgen dat de deskundigheid binnen de Raad bij het einde van de zittingsperiode van<br />

vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gepensioneerden behouden blijft, heeft de Raad het<br />

Bestuur geadviseerd in te stemmen met het door <strong>PFP</strong> vastgestelde schema van getrapt aftreden.<br />

Hierdoor zal elk jaar slechts één vertegenwoordiger van elke vertegenwoordiging in de Raad aftreden.<br />

In het verslagjaar 2011 hebben verder vier leden van de Raad deelgenomen aan een tweedaagse door<br />

SPO georganiseerde cursus Pensioenen voor deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Daarnaast<br />

heeft de complete Raad gedurende één dagdeel een interne verdiepingsslag meegemaakt waarbij<br />

aandacht werd besteed aan risicobeheersing en de uitgangspunten voor de herziening van wettelijke<br />

regels voor governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen.<br />

Vaststelling franchise<br />

De Raad heeft positief geadviseerd op het voorstel om de franchise per 1 januari 2012 volgens de<br />

gebruikelijke methode, waarbij de AOW de basis vormt, te bepalen.<br />

Vervolgens heeft de Raad in februari 2012 positief geadviseerd op het voorstel om de franchise per 1<br />

januari 2012, in samenhang met andere wijzigingen in de pensioenregeling, te verlagen met Euro 1.964.<br />

Een en ander als gevolg van het op 21 december 2011 bereikte resultaat van de onderhandelingen<br />

tussen CAO-partijen.<br />

41


Tot slot<br />

Het verslagjaar 2011 was ook voor <strong>PFP</strong> een jaar waarin de financiële problemen, en de nog altijd enorme<br />

overheidstekorten in Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje, van grote invloed waren op het beleid.<br />

Met name het feit dat de Europese Centrale Bank de rente laag hield om de economie weer op gang te<br />

krijgen, zorgde voor de nodige hoofdpijn in de gelederen van <strong>PFP</strong>. Hoewel <strong>PFP</strong> in vergelijking met andere<br />

fondsen nog een bovengemiddelde dekkingsgraad kende, was de gevarenzone nimmer ver weg. De<br />

conclusie is dat risicobeheersing en een prudent beleggingsbeleid zich de komende jaren op blijvende<br />

aandacht mogen verheugen.<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong> is desondanks tevredenstellend en <strong>PFP</strong> wist zich ook in<br />

2011 vanwege de hoger dan gemiddelde dekkingsgraad te onderscheiden van het overgrote deel van de<br />

overige pensioenfondsen.<br />

Voor de Raad waren de ontwikkelingen, mede door de wijze waarop <strong>PFP</strong> en Mn Services maandelijks en<br />

per kwartaal rapporteerden, zeer goed te volgen. De Raad oordeelt dan ook (zeer) positief over de<br />

informatievoorziening ten aanzien van de ontwikkeling van de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />

Hierdoor ziet de Raad –onverwachte rente effecten daargelaten- de toekomst met vertrouwen tegemoet<br />

en is van oordeel dat de pensioenvoorziening voor de deelnemers, ook op de middellange termijn, met<br />

prudent beleid gewaarborgd kan blijven.<br />

Rest nog een bijzonder woord van dank aan de heer Willemse die door zijn inzet en kritische bijdragen in<br />

belangrijke mate heeft bijgedragen aan het functioneren van zowel het Bestuur, als de Raad van Toezicht<br />

van het Pensioenfonds Productschappen. Zijn zittingstermijn eindigde formeel op 31 december 2010.<br />

Verslag van het Verantwoordingsorgaan (Raad van Toezicht)<br />

Algemeen<br />

Het Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht (de Raad) over het beleid en de wijze<br />

waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het Bestuur verantwoording af over de naleving van de<br />

principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16<br />

december 2005.<br />

De Raad heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur, over het door<br />

het Bestuur (uit)gevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. De Raad legt zijn<br />

oordeel ten minste éénmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het<br />

Bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waarop het oordeel betrekking heeft.<br />

De Raad heeft een adviesrecht ten aanzien van:<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;<br />

het wijzigen van het beleid ten aanzien van de Raad;<br />

de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;<br />

het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;<br />

het premie- en toeslagbeleid;<br />

het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.<br />

De Raad heeft in het kader van zijn taakuitoefening in 2011 kennis genomen van het jaarverslag en de<br />

jaarrekening 2010, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN.<br />

De Raad heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de externe actuaris en de externe<br />

accountant.<br />

Bevindingen<br />

De Raad heeft de volgende bevindingen:<br />

Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance)<br />

Het Bestuur is er volgens de Raad voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te<br />

vertalen naar het fonds.<br />

42


Wetgeving en reglementen<br />

Het Bestuur heeft zich in het verslagjaar op juiste wijze gehouden aan de geldende wet- en regelgeving,<br />

de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Overigens zijn statuten en reglementen in 2011<br />

op onderdelen aangepast.<br />

Toeslagbeleid<br />

In 2011 zijn toeslagen in principe toegekend conform het aangepaste beleid, waardoor er niet langer<br />

onvoorwaardelijk en volledig kon worden gecompenseerd. De Raad is van mening dat het Bestuur<br />

hiermee zorgvuldig is omgegaan door de belangen van alle deelnemers in zijn besluitvorming te<br />

betrekken.<br />

Premiebeleid<br />

Het premiebeleid is op zorgvuldige wijze, en met inachtneming van de belangen van alle (gewezen)<br />

deelnemers, tot stand gekomen. Vanwege de minder florissante financiële positie van het pensioenfonds<br />

in 2011 en de nadelige (financiële) consequenties van bepaalde onderdelen van het op dat moment van<br />

kracht zijnde beleidskader kon de Raad zich vinden in het besluit van het Bestuur om opnieuw af te<br />

wijken van het vastgestelde beleidskader. Rekening houdende met de belangen van zowel de nog actieve<br />

deelnemers, als de gepensioneerden en slapers, kon hierdoor ook voor 2011 een weliswaar hogere<br />

(+6%) maar nog altijd niet kostendekkende premie worden vastgesteld. Ook in het komende jaar zal de<br />

thans nog bestaande premiekorting een aandachtspunt zijn voor het Bestuur en de Raad van Toezicht.<br />

Beleggingsbeleid (inclusief Corporate Governance en Verantwoord Beleggen)<br />

Ook in 2011 is het beleggingsbeleid zorgvuldig en prudent geweest. Dit blijkt uit het feit dat de<br />

dekkingsgraad per ultimo 2011 zich nog boven de reservetekortgrens bevond, hoewel nog niet definitief<br />

buiten bereik van de gevarenzone. De Raad is van oordeel dat het Bestuur, gezien de moeilijke<br />

omstandigheden, ook in 2011 hierin de juiste keuzes heeft gemaakt, in samenspraak met de fiduciair<br />

vermogensbeheerder Mn Services en de overige adviseurs.<br />

Risicobeleid<br />

Gezien de turbulente economische en financiele marktomstandigheden bleef ook 2011 een jaar waarin<br />

vooral werd gekeken naar de wijze waarop de risico’s (nog beter) konden worden beheerst en de wijze<br />

waarop zo optimaal mogelijk zou moeten worden ingespeeld op de ontwikkelingen. Gezien de<br />

vermogenspositie van het pensioenfonds is de Raad van oordeel dat dit in 2011 op adequate wijze is<br />

gebeurd en dat op dit gebied de juiste keuzes zijn gemaakt om het hoofd te bieden aan de nog immer<br />

turbulente marktomstandigheden.<br />

Financiële positie van het pensioenfonds<br />

Hoewel de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich in 2011 in negatieve zin ontwikkelde (van 125%<br />

naar 116%), bleef de financiële positie van het fonds toereikend. De lagere dekkingsgraad werd vooral<br />

veroorzaakt door de voortdurend lage rekenrente. Hoewel de situatie nog verre van rooskleurig is, is er<br />

wat de Raad betreft geen reden voor zorg, maar wel voor waakzaamheid. Desondanks is de Raad ook<br />

van mening dat de toekomst met enig vertrouwen tegemoet kan worden gezien.<br />

Oordeel<br />

De Raad constateert dat:<br />

- de externe accountant gerapporteerd heeft dat voldaan is aan de relevante wet- en regelgeving en<br />

dat er geen bevindingen zijn gemeld die reden geven tot zorg;<br />

- de toezichthouders geen op- en/of aanmerkingen hebben gemaakt ten aanzien van het<br />

functioneren van (het Bestuur van) het pensioenfonds.<br />

Op grond van al het voorgaande komt de Raad tot het volgende oordeel:<br />

- het Bestuur heeft, al dan niet via Mn Services, ruim voldoende informatie verstrekt op basis<br />

waarvan de Raad zich een oordeel heeft kunnen vormen;<br />

- het handelen van het Bestuur is in 2011 in overeenstemming geweest met de statuten,<br />

reglementen en andere fondsstukken;<br />

- het Bestuur heeft in 2011 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen<br />

voldoende zijn afgewogen en geborgd;<br />

- het Bestuur heeft, gegeven de omstandigheden en de algemeen aanvaarde<br />

toekomstverwachtingen, logische beleidskeuzes voor de toekomst gemaakt.<br />

43


Aanbevelingen<br />

De Raad beveelt aan om voort te gaan met de wijze waarop het beleid tot stand komt en vervolgens ook<br />

wordt uitgevoerd.<br />

Tot slot wil de Raad zijn waardering uitspreken over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2011 en<br />

spreekt tevens de wens uit dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet.<br />

Reactie Bestuur<br />

Het Bestuur weet zich gesteund door de adviezen en opmerkingen van de Raad van Toezicht en spreekt<br />

zijn waardering uit voor de kritische en constructieve inzet. De aanbevelingen worden ter harte genomen.<br />

Het Bestuur zal de Raad van Toezicht hierover terugrapporteren.<br />

Tot slot<br />

Het Bestuur spreekt zijn dank uit aan alle betrokkenen voor hun inzet en toewijding in het afgelopen jaar.<br />

Rijswijk, 29 mei 2012<br />

Namens het Bestuur:<br />

C. Kuijvenhoven RA, N.W. Dijkhuizen,<br />

voorzitter secretaris<br />

44


STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />

Rijswijk<br />

JAARREKENING<br />

45


BALANS PER 31 DECEMBER<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />

2011 2010<br />

Vastgoedbeleggingen 21.542 20.742<br />

Aandelen 45.658 62.894<br />

Vastrentende waarden 362.993 328.732<br />

Derivaten 9.580 5.887<br />

Overige beleggingen 31.957 24.437<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />

471.730 442.692<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling 28.962 32.960<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />

Vorderingen en overlopende activa (4)<br />

14 17<br />

Vorderingen uit herverzekering 3 0<br />

Vorderingen inzake beleggingen 2.097 3.374<br />

Overige vorderingen 1.131 1.339<br />

Overige activa (5)<br />

3.231 4.713<br />

Liquide middelen 2.524 2.421<br />

Totaal activa<br />

46<br />

506.461 482.803


BALANS PER 31 DECEMBER<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />

2011 2010<br />

Stichtingskapitaal 1 1<br />

Algemene reserve 63.505 86.176<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten 446 821<br />

63.952 86.998<br />

Technische voorzieningen (7)<br />

Voorziening Pensioenverplichtingen 397.292 348.607<br />

Overige voorzieningen (8)<br />

Voorziening administratiekosten 440 0<br />

Voorziening reorganisatiekosten 375 0<br />

815 0<br />

Overige technische voorzieningen (9)<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico<br />

deelnemers<br />

28.962 32.960<br />

Langlopende schulden (10)<br />

Instellingen 774 5.633<br />

Overige schulden en overlopende passiva (11)<br />

Instellingen 380 657<br />

Overige schulden 14.286 7.948<br />

14.666 8.605<br />

Totaal passiva<br />

47<br />

506.461 482.803


STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

BATEN<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (12)<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (13)<br />

2011 2010<br />

10.243 7.684<br />

Directe beleggingsresultaten 8.612 6.727<br />

Indirecte beleggingsresultaten 27.854 25.218<br />

Kosten van vermogensbeheer - 1.638 - 1.595<br />

Overige baten (14)<br />

Totaal baten<br />

LASTEN<br />

34.828 30.350<br />

604 119<br />

45.675 38.153<br />

2011 2010<br />

Pensioenuitkeringen (15) - 17.626 - 16.732<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (16) - 1.011 - 944<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (17)<br />

Actuariële premies en koopsommen - 8.519 - 8.407<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 4.379 - 3.229<br />

Indexering en overige toeslagen - 2.621 - 3.340<br />

Vrijval voorziening stop-loss 522 283<br />

Rentetoevoeging - 4.462 - 4.131<br />

Pensioenuitkeringen 17.398 16.606<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 994 963<br />

Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />

Overdracht van rechten 95 - 412<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />

Overige mutaties - 194 215<br />

- 48.688 - 31.915<br />

Saldo overdrachten van rechten (18) - 206 359<br />

Overige lasten (19) - 1.190 - 267<br />

Totaal lasten<br />

- 68.721 - 49.499<br />

Saldo van baten en lasten - 23.046<br />

- 11.346<br />

Resultaatbestemming (20)<br />

2011 2010<br />

Onttrokken aan:<br />

Algemene reserve - 22.671<br />

- 11.346<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten - 375 0<br />

Totaal resultaat<br />

48<br />

- 23.046 - 11.346


KASSTROOM<br />

(x € 1.000)<br />

Pensioenactiviteiten<br />

2011 2010<br />

Bijdragen van werkgevers en werknemers 10.451 7.280<br />

Overgenomen pensioenverplichtingen 70 413<br />

Uitkering herverzekering 0 4<br />

Pensioenuitkeringen - 17.436 - 16.711<br />

Afkopen - 190 - 21<br />

Overgedragen pensioenverplichtingen - 276 - 54<br />

Premies herverzekering - 43 - 43<br />

Uitvoeringskosten - 1.011 - 944<br />

Overige mutaties - 775 - 199<br />

Mutaties vorderingen/schulden - 2.545 977<br />

Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten<br />

Beleggingsactiviteiten<br />

- 11.755 - 9.298<br />

Verkopen en aflossingen 112.685 357.729<br />

Directe beleggingsopbrengsten 14.336 - 263<br />

Aankoop beleggingen - 117.825<br />

- 345.105<br />

Kosten vermogensbeheer - 1.638 - 1.595<br />

Ov. kasstroom uit beleggingsactiviteiten 4.300 - 10.324<br />

Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten<br />

Mutatie in geldmiddelen<br />

Verloop Liquide middelen<br />

11.858 442<br />

103 - 8.856<br />

Stand 1 januari 2.421 11.277<br />

Stand 31 december 2.524 2.421<br />

Mutatie in boekjaar<br />

49<br />

103<br />

- 8.856


GRONDSLAGEN<br />

Algemene <strong>toelichting</strong><br />

1.01 Activiteiten<br />

Het doel van <strong>PFP</strong> is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan pensioengerechtigden en<br />

nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt <strong>PFP</strong> uitkeringen aan<br />

arbeidsongeschikte deelnemers.<br />

1.02 Pensioenregelingen<br />

Onderstaand wordt in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de pensioenregelingen zoals die gelden in<br />

2011.<br />

Eigenschappen van de pensioenregelingen<br />

2011 Middelloon Aanvullend Vroeg-<br />

regeling pensioen pensioen<br />

Pensioensysteem Uitkering Premie Premie<br />

Toetredingsleeftijd datum in dienst datum aanmelding gesloten<br />

Pensioenleeftijd 65 65 62<br />

Maximum pensioengevend salaris geen geen geen<br />

Toeslagen tijdens opbouw voorwaardelijk nvt nvt<br />

Toeslagen na ingang voorwaardelijk voorwaardelijk voorwaardelijk<br />

Franchise<br />

In dienst op of na 1 januari 2006 € 12.651 nvt nvt<br />

In dienst voor 1 januari 2006 en geboortejaar:<br />

- 1957 en eerder € 14.916 nvt nvt<br />

- 1958 t/m 1967 € 13.784 nvt nvt<br />

- 1968 en later € 12.651 nvt nvt<br />

Pensioengevend jaarsalaris 12 maanden 12 maanden 12 maanden<br />

salaris+<br />

salaris+<br />

salaris+<br />

- Vakantietoeslag ja ja ja<br />

- Eindejaarsuitkering ja ja ja<br />

- Overige vaste salariscomponenten ja ja ja<br />

Pensioenopbouwpercentage 1,90% fiscale ruimte 4,75% van het<br />

jaarsalaris<br />

Nabestaandenpensioen 60% van het<br />

ouderdoms-<br />

pensioen<br />

Werkgeversbijdrage 2/3e deel van<br />

21% over PG<br />

Werknemersbijdrage 1/3e deel van<br />

21% over PG<br />

Werknemersbijdrage verhoging<br />

nabestaandenpensioen naar 70%<br />

Administratie/ uitvoeringkosten<br />

60% van het<br />

ouderdoms-<br />

pensioen<br />

Bij voorover-<br />

lijden VP-kapitaal<br />

nvt 1,90% van het<br />

jaarsalaris<br />

fiscale staffel 2,85% van het<br />

jaarsalaris<br />

1,0% over PG nvt nvt<br />

1,0% van de PG +<br />

4,0% van de<br />

technische<br />

voorziening<br />

50<br />

3,25% van elke<br />

storting + 0,15%<br />

van de portefeuille<br />

3,25% van elke<br />

storting + 0,15%<br />

van de<br />

portefeuille.<br />

Bij ingang: € 45<br />

per jaar.


Middelloonpensioenregeling<br />

De pensioenregeling is een geïndexeerde middelloonregeling die voor elk deelnemersjaar voorziet in een<br />

ouderdomspensioen ter grootte van 1,90% van de meest recentelijk vastgestelde pensioengrondslag voor<br />

dat jaar. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een<br />

uitkeringsovereenkomst.<br />

Het partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e), de wettelijk geregistreerde partner dan wel de<br />

overeenkomstig de pensioenregeling aangemelde, met de deelnemer samenwonende partner is 60% van<br />

het ouderdomspensioen; het wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de werknemers is 14%<br />

van het ouderdomspensioen. Op vrijwillige basis kan het niveau van het partnerpensioen worden<br />

verhoogd tot 70%. Tevens voorziet de pensioenregeling in een Anw-compensatie ter aanvulling of<br />

vervanging van de nabestaandenuitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet (Anw).<br />

Werknemers die wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in aanmerking komen voor een<br />

IVA-uitkering, hebben recht op een aanvulling tot maximaal 80% van het jaarsalaris. In die situatie wordt<br />

de opbouw van het pensioen zonder premiebetaling voortgezet.<br />

De pensioengrondslag is 12 maal het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering<br />

en andere door de werkgever voor de berekening van het jaarsalaris aangemerkte bedragen minus een<br />

franchise. Deze franchise wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld met als richtsnoer de ontwikkeling<br />

van de AOW voor alleenstaanden.<br />

Voor de pensioenregeling wordt een doorsneepremie vastgesteld, als percentage van de<br />

pensioengrondslag. Van deze premie komt 1/3 deel voor rekening van de werknemer en 2/3 deel voor<br />

rekening van de werkgever. Voor de deelnemers is de toeslagverlening voorwaardelijk. Indien de<br />

dekkingsgraad hoger is dan 105% wordt een toeslag gegeven op basis van de loonindex. De uit deze<br />

toeslagverlening voortvloeiende lasten maken onderdeel uit van de kostendekkende premie.<br />

Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is de toeslagverlening (op basis van de prijsindex)<br />

eveneens voorwaardelijk. De uit deze toeslagverlening voortvloeiende lasten worden gefinancierd uit de<br />

middelen van het pensioenfonds. Het Bestuur streeft in haar beleid naar het verlenen van toeslagen op<br />

de ingegane en premievrije pensioenen. Of dit mogelijk is wordt jaarlijks beoordeeld door het Bestuur op<br />

basis van de financiële situatie van het pensioenfonds. Het Bestuur hanteert daartoe de<br />

beleidskeuzematrix als leidraad. Het Bestuur kan afwijken van de beleidskeuzematrix.<br />

2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />

2.01 Algemeen<br />

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en<br />

de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving voor Pensioenfondsen (RJ 610), uitgegeven door de Raad voor de<br />

Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s.<br />

Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en<br />

passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingprijs. Indien geen specifieke<br />

waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de<br />

staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt<br />

verwezen naar de <strong>toelichting</strong>.<br />

2.02 Vergelijking met voorgaand jaar<br />

De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van<br />

het voorgaande jaar.<br />

2.03 Schattingen en veronderstellingen<br />

Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het Bestuur<br />

van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor<br />

de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW<br />

vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende<br />

veronderstellingen opgenomen bij de <strong>toelichting</strong> op de betreffende jaarrekeningposten.<br />

51


2.04 Opname van actief, verplichting, bate of last<br />

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische<br />

voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden<br />

vastgesteld.<br />

Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan<br />

gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar<br />

kan worden vastgesteld.<br />

Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het<br />

economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van<br />

een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />

Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met<br />

een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,<br />

waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />

2.05 Vreemde valuta<br />

Functionele valuta<br />

Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per<br />

balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten<br />

voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per<br />

transactiedatum.<br />

Transacties, vorderingen en schulden<br />

Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de<br />

koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de<br />

koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten<br />

gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.<br />

2.06 Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />

De Pensioenwet schrijft waardering van beleggingen tegen marktwaarde voor. Het begrip marktwaarde is<br />

te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende gebruik (ook<br />

internationaal) van het begrip reële waarde (fair value ) wordt dit begrip gehanteerd.<br />

2.07 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />

Herverzekeringscontracten op risicobasis<br />

Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment<br />

dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de<br />

contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van<br />

het pensioenfonds.<br />

2.08 Vorderingen en overige activa<br />

Vorderingen worden opgenomen tegen de verkrijgingsprijs. Een voorziening wordt getroffen op de<br />

vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid.<br />

Onder de overige activa zijn liquide middelen die als kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk<br />

opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden opgenomen.<br />

Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder<br />

kortlopende schulden.<br />

2.09 Stichtingskapitaal en reserves<br />

Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en<br />

posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het<br />

pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde<br />

waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.<br />

De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en<br />

artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.<br />

52


2.10 Technische voorzieningen<br />

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds<br />

De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd<br />

op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde<br />

van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum<br />

onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde<br />

nominale aanspraken en de, inmiddels als gevolg van een bestuursbesluit, onvoorwaardelijke<br />

(toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente,<br />

waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.<br />

Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en<br />

van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur<br />

besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande<br />

toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities)<br />

zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige<br />

salarisontwikkelingen.<br />

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in<br />

verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend<br />

wegens arbeidsongeschiktheid.<br />

Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in<br />

overlevingskansen.<br />

De Technische voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:<br />

- De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door<br />

DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen.<br />

- De overlevingskansen zijn afgeleid uit de AG Prognosetafel 2010-2060, per 31 december 2011<br />

wordt uitgegaan van startjaar 2012. Op deze kansen zijn leeftijd- en inkomensafhankelijke<br />

correctiefactoren van toepassing. <strong>PFP</strong> hanteert de correctietabel "Hoog".<br />

-<br />

Voor de reservering voor het partnerpensioen wordt tot de pensioendatum iedere verzekerde<br />

geacht een partner te hebben. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke<br />

staat. Voor mannelijke verzekerden wordt van een drie jaar jongere vrouwelijke partner uitgegaan.<br />

Voor vrouwelijke verzekerden wordt van een drie jaar oudere mannelijke partner uitgegaan.<br />

- Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de reservering gebaseerd op de in uitzicht gestelde<br />

pensioenaanspraken. Geen rekening is gehouden met revalideringskansen.<br />

- Voor wezen wordt een voorziening aangehouden van 5% van de technische voorziening van<br />

uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen.<br />

- De kostenopslag bedraagt 4% van de technische voorziening. In de premie is 1% van de<br />

pensioengrondslagsom in verband met toekomstige administratie- en excassokosten opgenomen.<br />

- De voorziening stoploss wordt gemaximeerd op twee jaarpremies voor arbeidsongeschiktheid voor<br />

het nieuwe stoploss contract.<br />

2.11 Langlopende schulden<br />

Langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs.<br />

3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat<br />

3.01 Algemeen<br />

De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de<br />

balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de technische voorziening en worden<br />

toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde<br />

resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.<br />

3.02 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers<br />

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening<br />

gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van<br />

kortingen.<br />

53


3.03 Premiebijdragen risico deelnemers<br />

Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling.<br />

3.04 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds<br />

Directe beleggingsopbrengsten<br />

Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,<br />

huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.<br />

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.<br />

Indirecte beleggingsopbrengsten<br />

Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde<br />

waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen<br />

gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van<br />

beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en<br />

lasten opgenomen.<br />

Kosten vermogensbeheer<br />

Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne<br />

kosten verstaan.<br />

Verrekening van kosten<br />

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde<br />

transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.<br />

3.05 Pensioenuitkeringen<br />

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De<br />

pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen.<br />

3.06 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten<br />

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />

3.07 Mutatie technische voorziening risico van het pensioenfonds<br />

Pensioenopbouw<br />

Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij<br />

op balansdatum hebben.<br />

Indexering en overige toeslagen<br />

Op grond van RJ 610.251 en 610.252 worden bij de berekening van de pensioenverplichtingen<br />

aanspraken en rechten gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in:<br />

- dat uit een besluit tot toeslag genomen na de balansdatum op balansdatum geen verplichting<br />

voortvloeit;<br />

- dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit besluiten die voor balansdatum zijn genomen<br />

worden verantwoord (ook al wordt de toezegging pas in het volgend boekjaar verwerkt); en<br />

- dat per balansdatum onvoorwaardelijke verplichtingen voortvloeiend uit het voldoen aan ex antecondities,<br />

die niet aan een bestuursbesluit onderhevig zijn, worden opgenomen.<br />

De toeslagverlening van het pensioenfonds aan de actieve deelnemers valt onder categorie D2 van de<br />

door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in<br />

dat de toeslagverlening in principe voorwaardelijk is en de toeslagverlening gefinancierd wordt uit een<br />

opslag op de premie. Indien de dekkingsgraad hoger is dan 105%, wordt er toeslag gegeven op de<br />

pensioenaanspraken van de actieve deelnemers.<br />

Per 1 januari 2012 is aan de actieve deelnemers een toeslag verleend van 1%. De koopsom voor deze<br />

toeslagverlening wordt gefinancieerd uit de betaalde premie en is in het boekjaar 2011 verwerkt.<br />

54


Rentetoevoeging<br />

De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door<br />

DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo<br />

boekjaar berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.<br />

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />

De onttrekking wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht in de periode waarin de<br />

lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien.<br />

Wijziging marktrente<br />

De marktwaardeverandering op balansdatum als gevolg van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde<br />

rentetermijnstructuur wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />

Aanpassing actuariele grondslagen<br />

Het effect van de aanpassing van de actuariele grondslagen op de technische voorziening wordt ultimo<br />

boekjaar in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen<br />

De overige actuariele baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.<br />

3.08 Overige voorzieningen<br />

Onder de overige voorzieningen zijn voorzieningen opgenomen ten behoeve van de vergoeding voor de<br />

toekomstige administratiekosten en voor de reorganisatie.<br />

3.09 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />

De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het<br />

herverzekeringsdeel technische voorzieningen.<br />

3.10 Saldo overdrachten van rechten<br />

De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel<br />

overgedragen pensioenverplichtingen.<br />

3.11 Overige baten en lasten<br />

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />

4. Toelichting op het kasstroomoverzicht<br />

Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd, Hierbij worden alle<br />

ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen<br />

uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.<br />

55


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />

Vastgoedbeleggingen<br />

Onder vastgoedbeleggingen zijn participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of nietbeursgenoteerde<br />

vastgoedbeleggingsinstellingen opgenomen. Participaties in beursgenoteerde<br />

vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op de beurskoers per<br />

balansdatum.<br />

Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen vinden plaats tegen de netto<br />

vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager wordt door de<br />

Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een gefundeerde inschatting gemaakt op basis van een<br />

marktanalyse.<br />

Vastgoedbeleggingen 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 20.742 19.813<br />

Aankopen 694 1.716<br />

Verkopen - 1.137 - 616<br />

Waarderingsverschillen 1.243 - 171<br />

Stand einde boekjaar 21.542 20.742<br />

Vastgoedbeleggingen naar soort 2011 2010<br />

Indirect 19.600 18.909<br />

In ontwikkeling 1.942 1.833<br />

Stand einde boekjaar 21.542 20.742<br />

De post vastgoedbeleggingen omvat beleggingen in vastgoed- of vastgoedbeleggingsinstellingen. Hieronder<br />

vallen onder meer de investeringen in "(drie) limited partnerships" naar Amerikaans recht. Per "partnership"<br />

wordt deelgenomen in de ontwikkelingen en exploitatie van een appartementencomplex in Texas (Verenigde<br />

Staten).<br />

2011 2010<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 14.670 0 14.753 0<br />

USD 6.872 2.868 5.989 5.769<br />

Stand einde boekjaar 21.542 2.868 20.742 5.769<br />

Aandelen<br />

Ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum.<br />

Niet aan een beurs genoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de reëele waarde op basis<br />

van de door de vermogensbeheerder van het aandelenfonds laatst afgegeven intrinsieke waarde, zijnde<br />

een benadering van de reële waarde.<br />

Aandelen 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 62.894 58.185<br />

Aankopen 2.820 2.000<br />

Verkopen - 16.595 - 8.803<br />

Waarderingsverschillen - 3.461 11.512<br />

Stand einde boekjaar 45.658 62.894<br />

Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin <strong>PFP</strong> belegt, worden stukken uitgeleend. Voor het<br />

uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />

opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />

hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />

Aandelen naar soort 2011 2010<br />

Beleggingsfondsen zonder beursnotering 45.658 62.894<br />

Stand einde boekjaar 45.658 62.894<br />

56


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

2011 2010<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 5.405 0 7.573 0<br />

USD 14.365 5.995 20.586 19.828<br />

GBP 4.256 4.193 5.323 4.749<br />

JPY 2.892 2.900 5.072 5.092<br />

Overige valuta 18.740 0 24.340 0<br />

Stand einde boekjaar 45.658 13.088 62.894 29.669<br />

Vastrentende waarden<br />

Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen<br />

interest ultimo jaar. Niet aan een beurs genoteerde beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de<br />

reële waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het beleggingsfonds laatst afgegeven<br />

intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde.<br />

Leningen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige<br />

kasstromen. De deposito's zijn gewaardeerd tegen de reële waarde op de balansdatum.<br />

Vastrentende waarden 2011 2010<br />

Obligaties<br />

Stand begin boekjaar 302.931 305.582<br />

Aankopen 104.548 321.733<br />

Verkopen - 87.896 - 345.964<br />

Waarderingsverschillen 22.668 17.449<br />

Marktwaarde einde boekjaar 342.251 298.800<br />

Mutatie lopende rente 240 4.131<br />

Stand einde boekjaar 342.491 302.931<br />

Deposito's<br />

Stand begin boekjaar 25.801 22.900<br />

Aankopen 0 2.900<br />

Verkopen - 5.299 0<br />

Marktwaarde einde boekjaar 20.502 25.800<br />

Lopende rente 0 1<br />

Stand einde boekjaar 20.502 25.801<br />

Stand einde boekjaar 362.993 328.732<br />

Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin <strong>PFP</strong> belegt, worden stukken uitgeleend. Voor het<br />

uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />

opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />

hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />

2011 2010<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 317.622 0 292.555 0<br />

USD 38.902 16.236 30.557 29.432<br />

Overige valuta 6.469 0 5.620 0<br />

Stand einde boekjaar 362.993 16.236 328.732 29.432<br />

Derivaten<br />

Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en<br />

obligaties. Tot oktober 2008 betrof dit uitsluitend valutatermijncontracten. Met ingang van november<br />

2008 is besloten dit verder uit te breiden. Derivaten kunnen nu omvatten valutatermijncontracten,<br />

interest rate swaps, futures, swaptions, credit default swaps, contracts for differences en commodities.<br />

Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor een contract ultimo jaar kan<br />

worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare<br />

waarderingsmodellen.<br />

57


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve<br />

posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder<br />

derivaten. Negatieve posities (na saldering) uit hoofde van derivatenposities ultimo verslagjaar worden<br />

gepresenteerd onder verplichtingen uit hoofde van de beleggingen. Onder deze laatste post zijn ook<br />

creditposities uit hoofde van credit support annexen (CSA) verantwoord.<br />

De CSA-contracten hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en<br />

verplichtingen van de derivatencontracten worden maandelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo<br />

boven de contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort c.q. ontvangen van de tegenpartij.<br />

Derivaten 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 3.660 152<br />

Mutaties 3.103 10.815<br />

Lopende rente - 187 368<br />

Waarderingsverschillen 2.384 - 7.675<br />

8.960 3.660<br />

Herclassificatie naar creditzijde 620 2.227<br />

Stand einde boekjaar 9.580 5.887<br />

De met betrekking tot de beleggingsportefeuille door middel van derivaten verkregen (positieve en negatieve)<br />

posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren naar onderliggende waarde:<br />

Contract- Reële Contract- Reële<br />

omvang waarde omvang waarde<br />

Renteswaps 61.000 8.698 57.000 4.451<br />

Commodities 10.196 203 12.357 996<br />

Valutatermijncontracten 58.508 157 75.439 - 1.787<br />

Valutatermijncontracten 15.200 - 98 0 0<br />

Stand einde boekjaar 8.960 3.660<br />

Overige beleggingen<br />

De overige beleggingen betreffen beleggingen in hedgefunds en in private equity. Deze worden<br />

gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid<br />

van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager zal de Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een<br />

gefundeerde inschatting maken op basis van een marktanalyse.<br />

Overige beleggingen 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 24.437 16.938<br />

Aankopen 6.660 5.941<br />

Verkopen - 1.758 - 2.296<br />

Waarderingsverschillen 2.618 3.854<br />

Stand einde boekjaar 31.957 24.437<br />

Overige beleggingen naar soort 2011 2010<br />

Private Equity 16.280 13.710<br />

Hedge Funds 15.677 10.727<br />

Stand einde boekjaar 31.957 24.437<br />

Overige <strong>toelichting</strong>en<br />

Valutakoersen<br />

Voor de omrekening van de posities in vreemde valuta per balansdatum zijn de volgende koersen<br />

gehanteerd.<br />

2011 2010<br />

Eur - USD 1,29815 1,34155<br />

Eur - GBP 0,83530 0,85685<br />

Eur - JPY 99,87970 108,80640<br />

58


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Methodiek bepaling marktwaarde<br />

Bij de waardering van de beleggingen van <strong>PFP</strong> kan voor het grootste deel gebruik wordt gebruik gemaakt<br />

van de volgende marktwaarde bepalingen:<br />

- Direct; beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd);<br />

- Afgeleid; geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een<br />

prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met een niet-significante<br />

prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Hier vallen o.a. de participaties in Mn<br />

Huisfondsen met liquide beleggingen, leningen en derivaten onder;<br />

-<br />

Modellen en technieken; marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op<br />

aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Hier vallen o.a. de participaties in<br />

Private Equity, Onroerend Goed en Infrastructuur onder.<br />

Modellen en Totaal<br />

Direct Afgeleid technieken 2011<br />

Vastgoedbeleggingen 21.542 21.542<br />

Aandelen 45.658 45.658<br />

Vastrentende waarden 207.987 155.006 362.993<br />

Derivaten 9.580 9.580<br />

Overige beleggingen 16.280 15.677 31.957<br />

Stand einde boekjaar 207.987 226.524 37.219 471.730<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling<br />

Beleggingen voor risico deelnemers 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 32.960 34.288<br />

Mutaties - 3.998 - 1.328<br />

Stand einde boekjaar 28.962 32.960<br />

Voor een <strong>toelichting</strong> van deze post wordt verwezen naar de <strong>toelichting</strong> VP/IAP-regeling.<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 17 19<br />

Mutaties - 3 - 2<br />

Stand einde boekjaar 14 17<br />

Deze post betreft de contante waarde van de te ontvangen herverzekerde pensioenaanspraken. Het betreft een<br />

paar kleine pensioenuitkeringen voor ingegane nabestaandenpensioenen, die destijds zijn herverzekerd.<br />

Vorderingen en overlopende activa (4)<br />

Vorderingen uit herverzekering<br />

Vorderingen uit herverzekering 2011 2010<br />

Rekening-courant met herverzekeraar 3 0<br />

Vorderingen inzake beleggingen<br />

Vorderingen inzake beleggingen 2011 2010<br />

Te vorderen beleggingen 2.097 3.374<br />

Dividendbelasting 0 0<br />

Stand einde boekjaar 2.097 3.374<br />

De post te vorderen beleggingen behelst, binnen het door Mn-Services beheerde vermogen, een verstrekt<br />

onderpand ad. Euro 2,1 mln (2010: 3,4 mln) in verband met de uitstaande derivatencontracten.<br />

59


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Overige vorderingen<br />

Overige vorderingen 2011 2010<br />

Leningen <strong>PBOD</strong> 149 194<br />

Debiteuren 484 798<br />

Instellingen (werkgevers) 487 95<br />

Overige 11 252<br />

Stand einde boekjaar 1.131 1.339<br />

Begin 2001 zijn de bedrijfsmiddelen overgedragen aan <strong>PBOD</strong>. Ter financiering van deze (en de nieuwe<br />

bedrijfsmiddelen) is een 6% lening met <strong>PBOD</strong> overeengekomen. De jaarlijkse aflossing van de lening is gelijk<br />

aan de uit afschrijving vrijkomende middelen.<br />

De post Debiteuren betreft de rekening courant verhoudingen met <strong>PBOD</strong> en <strong>PFP</strong> VP.<br />

Ultimo boekjaar worden de premienota's voor het komende jaar verstuurd welke per 1 januari van het nieuwe<br />

boekjaar verschuldigd worden. De nota's worden dienovereenkomstig ook in het huidige jaar verwerkt.<br />

Overige activa (5)<br />

Liquide middelen<br />

Liquide middelen 2011 2010<br />

Rabobank 1.578 1.769<br />

Citibank (via Mn-Services) 946 652<br />

Stand einde boekjaar 2.524 2.421<br />

De liquide middelen bestaan uit direct opeisbare tegoeden bij bovenstaande banken.<br />

60


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />

Stichtingskapitaal en reserves 2011 2010<br />

Stichtingskapitaal 1 1<br />

Algemene reserve 63.505 86.176<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten 446 821<br />

Stand einde boekjaar 63.952 86.998<br />

Algemene reserve<br />

Algemene reserve 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 86.176 97.522<br />

Mutatie vanuit de resultaatbestemming - 22.671<br />

- 11.346<br />

Stand einde boekjaar 63.505 86.176<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten<br />

Solvabiliteit<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 821 821<br />

Mutatie vanuit resultaatbestemming - 375 0<br />

Stand einde boekjaar 446 821<br />

De reserve is gevormd uit de toekenning van het VSM aandeel voor <strong>PFP</strong> als werkgever. Uit deze reserve is de<br />

Voorziening reorganisatiekosten ultimo 2011 gevormd.<br />

Solvabiliteit 2011 2010<br />

Minimaal vereist vermogen (104,1% resp. 104,1%) 413.566 362.882<br />

Vereist vermogen (111,0% resp. 111,8%) 440.872 389.730<br />

Dekkingsgraad (op marktwaarde) 116,0% 124,7%<br />

De buffers worden door het pensioenfonds berekend met behulp van de standaardmethode. Hierbij wordt voor<br />

de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de feitelijke assetmix in de evenwichtssituatie.<br />

De dekkingsgraad is berekend op basis van de technische voorziening op marktwaarde.<br />

Technische voorzieningen (7)<br />

Technische voorziening voor risico van het pensioenfonds<br />

De Technische Voorziening voor risico van het pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers<br />

samengesteld:<br />

Aantallen Totaal Aantallen Totaal<br />

2011 2011 2010 2010<br />

Deelnemers 831 171.801 909 153.753<br />

Gewezen deelnemers 992 56.235 1.038 42.033<br />

Pensioengerechtigden 1.019 167.204 1.039 150.625<br />

Overigen 0 2.052 0 2.196<br />

Stand einde boekjaar 2.842 397.292 2.986 348.607<br />

In de grondslagen is onder 1.02 een korte beschrijving van de pensioenregelingen opgenomen.<br />

61


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

In de Voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende mutaties opgetreden:<br />

Voorziening Pensioenverplichtingen 2011 2010<br />

risico pensioenfonds<br />

Stand begin boekjaar eigen rekening 348.590 316.675<br />

Actuariële premies en koopsommen 6.981 6.487<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling 4.379 3.229<br />

Mutatie voorziening stop-loss 333 86<br />

Vrijval voorziening stop-loss - 522 - 283<br />

Toeslag gewezen deelnemers 736 894<br />

Toeslag pensioengerechtigden 1.885 2.446<br />

Toeslag deelnemers met pensioenopbouw 1.538 1.920<br />

Overdracht van rechten - 95 412<br />

Interest 4.462 4.131<br />

Pensioenuitkeringen - 17.398 - 16.606<br />

Vrijval administratiekosten - 994 - 963<br />

Sterfteresultaat - 170 - 212<br />

Wijziging marktrente (RTS) 47.522 27.544<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 2.919<br />

Diversen 31 - 89<br />

48.688 31.915<br />

Stand eind boekjaar eigen rekening 397.278 348.590<br />

Voorziening pensioenverplichtingen herverzekerd 14 17<br />

Stand einde boekjaar 397.292 348.607<br />

Ten laste van het boekjaar moet de toegekende toeslag per 1 januari van het volgende jaar worden<br />

opgenomen. De toegekende toeslagverlening in het komende boekjaar bedraagt voor de actieven 1,00%<br />

(2011: 1,40%) en voor de inactieven 1,00% (2011: 1,57%).<br />

In 2011 is een achterstand ontstaan voor de toeslagverlening per 1 januari 2012 van 0,70% voor zowel de<br />

actieven als voor de inactieven (1,70% loonindex -/- 1,00% toeslag).<br />

De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde Euro 4,5 mln (2010:<br />

Euro 4,1 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />

Ultimo boekjaar bedraagt de rentetermijnstructuur 2,7% bij een duration van 16 (2010: 3,4% bij een duration<br />

van 16). De rentetermijnstructuur is gelijk aan de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.<br />

Overige voorzieningen (8)<br />

Voorziening administratiekosten<br />

Voorziening administratiekosten 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 0 0<br />

Compensatie administratiekosten 550 0<br />

Vrijval - 110 0<br />

Stand einde boekjaar 440 0<br />

Ultimo 2010 is door PSB het contract met <strong>PBOD</strong> beëindigd. Als gevolg van de beëindiging van het contract<br />

heeft PSB <strong>PBOD</strong> gecompenseerd voor administratiekosten. Begin 2011 is het bedrag van de compensatie van<br />

PSB ad € 550 ontvangen. Besloten is deze post in 5 jaar te laten vrijvallen.<br />

Voorziening reorganisatiekosten<br />

Voorziening reorganisatiekosten 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 0 0<br />

Dotatie vanuit reserve bijzondere uitvoeringskosten 375 0<br />

Stand einde boekjaar 375 0<br />

Deze voorziening betreft de uitvoering van het Sociaal Plan voor een aantal medewerkers. De medewerkers zijn<br />

in dienst bij <strong>PFP</strong> en gedetacheerd bij <strong>PBOD</strong>. Zodoende is binnen <strong>PFP</strong> een voorziening getroffen voor personele<br />

consequenties.<br />

62


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Overige technische voorzieningen (9)<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers 2011 2010<br />

Saldo voorziening 28.962 32.960<br />

Stand einde boekjaar 28.962 32.960<br />

Voor een <strong>toelichting</strong> van deze post wordt verwezen naar de <strong>toelichting</strong> VP/IAP-regeling.<br />

Langlopende schulden (10)<br />

Van enkele instellingen zijn depots ontvangen voor de uitvoering van de betalingen inzake wachtgelden/of<br />

afvloeiingsregelingen.<br />

Langlopende schulden 2011 2010<br />

Instellingen<br />

Depot Landbouwschap 773 5.592<br />

Depot NIVAA 1 41<br />

Stand einde boekjaar 774 5.633<br />

Binnen <strong>PFP</strong> wordt een depotbedrag aangehouden voor de wachtgelders van het ex Landbouwschap. Jaarlijks<br />

wordt aan het depot 4,3% als vergoeding voor rente toegevoegd. In het verslagjaar is bepaald wat het<br />

maximale benodigde depotbedrag is voor het ex Landbouwschap. Uit deze berekeningen is gebleken dat Euro 5<br />

mln teruggestort kon worden aan de SER. De SER is de vereffenaar van het Landbouwschap.<br />

Voor wat betreft het depot van de NIVAA heeft de laatste wachtgeld uitkering in de maand december van het<br />

verslagjaar plaatsgevonden. In 2012 volgt de volledige afwikkeling van dit depot.<br />

Overige schulden en overlopende passiva (11)<br />

Overige schulden en overlopende passiva 2011 2010<br />

Instellingen 380 657<br />

Overige schulden<br />

Te betalen loonheffingen 458 404<br />

Crediteuren 1.820 1.194<br />

Verplichtingen uit hoofde van beleggingen 7.920 3.620<br />

Nog af te wikkelen beleggingstransacties 3.252 0<br />

Herclassificatie derivaten 620 2.227<br />

Diversen 216 503<br />

14.286 7.948<br />

Stand einde boekjaar 14.666 8.605<br />

De post verplichtingen uit hoofde van beleggingen heeft betrekking op CSA-contracten (zie activapost<br />

"Derivaten"). Jaarultimo heeft JP Morgan hiervoor een borg gestort ad Euro 7,9 mln (2010: € 3,6 mln).<br />

De borg contracten zijn apart met de tegenpartij geregeld en meestal wordt een aantal posities netto met de<br />

tegenpartij geborgd. Hierdoor wordt niet voor individuele contracten de borg op hetzelfde moment terug<br />

betaald als het settelen van het derivaten resultaat.<br />

De post nog af te wikkelen beleggingstransacties ad Euro 3,3 mln (2010: 0,0 mln) betreffen<br />

valutatermijncontracten die begin januari 2012 zijn afgewikkeld.<br />

De post derivaten betreft, als onderdeel van het door Mn-Services beheerde vermogen, verplichtingen uit<br />

hoofde van derivatencontracten (netto per derivatencontract) ad Euro 0,6 mln (2010: 2,2 mln). Zie voor de<br />

waardering van deze post de omschrijving bij de activapost "Derivaten".<br />

63


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Risicobeheer en derivaten<br />

Beleid en risicobeheer<br />

Voor risicobeheer heeft het Bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten:<br />

- ALM-beleid en duration-matching<br />

- Dekkingsgraad<br />

- Financieringsbeleid<br />

- Premiebeleid<br />

- Toeslagbeleid<br />

- Herverzekeringsbeleid<br />

- Risicobeleid alternatieve beleggingen<br />

- Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding.<br />

Welke beleidsinstrumenten het Bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van<br />

uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de<br />

ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het Bestuur onder andere Asset-<br />

Liability Management-studies (ALM).<br />

Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende<br />

beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.<br />

Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het Bestuur jaarlijks beleggingsrichtlijnen vast<br />

waarop het door <strong>PFP</strong> uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten<br />

uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op<br />

het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt<br />

gebruik gemaakt van derivaten die worden toegelicht in "S3".<br />

Solvabiliteitsrisico<br />

<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />

risico's. De belangrijkste doelstelling van <strong>PFP</strong> is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het<br />

realiseren van deze doelstelling wordt gestreeft naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />

marktwaarde van de pensioenverplichtingen.<br />

Het belangrijkste risico voor <strong>PFP</strong> betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat <strong>PFP</strong> niet beschikt over<br />

voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op<br />

basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder<br />

worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van <strong>PFP</strong> zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat <strong>PFP</strong> de<br />

premie voor de instellingen en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte<br />

beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan<br />

het noodzakelijk zijn dat <strong>PFP</strong> verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.<br />

Ontwikkeling dekkingsgraad 2011 2010<br />

Dekkingsgraad per 1 januari 124,7% 130,8%<br />

Nieuwe aanspraken - 1,6% - 2,3%<br />

Uitkeringen 1,3% 1,7%<br />

Toeslagverlening - 0,9% - 1,4%<br />

Wijziging Rentetermijnstructuur - 15,0% - 10,5%<br />

Beleggingsresultaten 8,4% 8,1%<br />

Overige oorzaken - 0,9% - 1,7%<br />

Dekkingsgraad per 31 december 116,0% 124,7%<br />

64


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Tekort/surplus 2011 2010<br />

Technische voorzieningen a) 397.278 348.590<br />

Buffers:<br />

S1 Renterisico 14.119 21.286<br />

S2 Risico zakelijke waarden 26.472 22.732<br />

S3 Valutarisico 16.308 5.280<br />

S4 Grondstoffenrisico 3.042 6.864<br />

S5 Kredietrisico 9.914 8.058<br />

S6 Verzekeringstechnisch risico 11.290 9.946<br />

S7 Liquiditeitsrisico 0 0<br />

S8 Concentratierisico 0 0<br />

S9 Operationeel risico 0 0<br />

S10 Actief beheer risico 4.196 nvt<br />

Totaal van de risico's 85.341 74.166<br />

Diversificatie-effect - 41.747 - 33.026<br />

Vereist eigen vermogen b) 43.594 41.140<br />

Vereiste dekkingsgraad 111,0% 111,8%<br />

Vereist vermogen (a+b) 440.872 389.730<br />

Aanwezig vermogen 461.613 434.784<br />

Tekort/surplus 20.741 45.054<br />

Daarnaast kent het standaardmodel nog het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het<br />

operationeel risico (S9). Deze risico's zijn binnen het FTK op 0 vastgesteld. Met ingang van 2011 wordt nu wel<br />

rekening gehouden met het actieve beheer risico (S10).<br />

Met ingang van 1 januari 2012 werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar gewijzigd naar<br />

50%. Deze wijziging werd reeds eind 2011 geïmplementeerd. Voor de berekening van de S-toetsen wordt<br />

uitgegaan van de jaarultimo positie.<br />

Marktrisico<br />

Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. De beleggingsdoelstellingen<br />

bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. De Beleggingscommissie<br />

ziet toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de<br />

beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />

S1 Renterisico<br />

Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de<br />

pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf<br />

voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende<br />

looptijd in jaren van de kasstromen.<br />

2011<br />

2010<br />

x € 1.000 Duration x € 1.000 Duration<br />

Vastrentende waarden 365.517 16 331.153 16<br />

(Nominale) pensioenverplichtingen 397.292 16 348.607 16<br />

De duration van de vastrentende waarden wordt zoveel mogelijk gematched met de duration van de<br />

verplichtingen. Hierdoor zal een mutatie in de rentesfeer nauwelijk invloed hebben op de dekkingsgraad van<br />

het fonds.<br />

2011 2010<br />

Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Liquide middelen en deposito's


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

S2 Prijsrisico zakelijke waarden<br />

Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />

samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />

waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het<br />

beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij<br />

waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de<br />

portefeuille (diversificatie) kan het prijsrisico dempen. Het prijsrisico kan ook afgedekt worden door<br />

gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.<br />

De vastgoedbeleggingen en de aandelen kunnen als volgt naar sectoren en regio’s worden<br />

onderverdeeld:<br />

Vastgoedbeleggingen<br />

2011<br />

2010<br />

Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Europa 14.670 68,1 14.753 71,2<br />

Noord-Amerika 1.942 9,0 1.833 8,8<br />

Azië 4.930 22,9 4.156 20,0<br />

Totaal 21.542 100,0 20.742 100,0<br />

Vastgoedbeleggingen<br />

2011<br />

2010<br />

Naar sector<br />

Niet beursgenoteerd:<br />

x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Kantoren 2.501 11,6 2.599 12,5<br />

Winkels 3.592 16,7 3.516 17,0<br />

Woningen 9.345 43,4 9.313 44,9<br />

Composition Capital Asia 4.930 22,9 4.156 20,0<br />

Overig 1.174 5,4 1.158 5,6<br />

Totaal 21.542 100,0 20.742 100,0<br />

Aandelen<br />

2011 2010<br />

Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Europa 11.769 25,7 15.738 25,0<br />

Verenigde Staten 14.365 31,5 20.586 32,7<br />

Verre Oosten (inclusief Japan) 4.681 10,3 8.166 13,0<br />

Emerging Markets 14.843 32,5 18.404 29,3<br />

Totaal 45.658 100,0 62.894 100,0<br />

Aandelen<br />

2011 2010<br />

Naar sector x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Financiële instellingen 6.677 14,6 15.855 25,3<br />

Handels- en industriële bedrijven 11.082 24,3 22.146 35,2<br />

Energie 5.170 11,3 4.605 7,3<br />

Technology 6.802 14,9 9.439 15,0<br />

Overig 15.927 34,9 10.849 17,2<br />

Totaal 45.658 100,0 62.894 100,0<br />

S3 Valutarisico<br />

Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van<br />

veranderingen in valutakoersen. Het beleid van <strong>PFP</strong> is gericht op een gedeeltelijke afdekking van<br />

valutarisico's. Binnen de obligaties zijn enkele beleggingen die luiden in verschillende Europese valuta,<br />

zoals SEK, NOK en CHF. Gezien de relatief kleine omvang van deze valuta's worden deze posities niet<br />

afgedekt.<br />

De belangrijkste valutarisico's die <strong>PFP</strong> loopt zijn de USD-, JPY- en GBP-risico's.<br />

66


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

De valutapositie voor en na afdekking is als volgt weer te geven;<br />

2011 2010<br />

Valuta- Netto- Netto-<br />

Valuta Voor derivaten positie (na) positie (na)<br />

EUR 334.082 46.954 381.036 407.835<br />

USD 95.510 - 39.861 55.649 2.989<br />

GBP 4.256 - 4.193 63 574<br />

JPY 2.892 - 2.900 - 8 - 20<br />

Overige valuta 26.242 0 26.242 29.893<br />

Totaal 462.982 0 462.982 441.271<br />

De 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar is met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd naar 50%.<br />

Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />

S4 Grondstoffenrisico<br />

Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal indexfutures en swaps<br />

worden gebruikt om exposure te krijgen in energie (olie), metalen, edelmetalen en agroprodukten. Het<br />

grondstoffenrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstoffenprijzen.<br />

2011<br />

2010<br />

GSCI non-natural Gas Total Contract- Reële Contract- Reële<br />

Return index looptijd: omvang waarde omvang waarde<br />

04/01/11 0 0 13.903 999<br />

04/01/11 (G) 0 0 154 19<br />

04/01/11 (62) 0 0 649 79<br />

04/01/11 (GS) 0 0 - 813 - 100<br />

04/01/11 (G2) 0 0 - 1.535 0<br />

31/01/12 10.196 203 0 0<br />

Totaal 10.196 203 12.358 997<br />

S5 Kredietrisico<br />

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor <strong>PFP</strong> als gevolg van faillissement of<br />

betalingsonmacht van tegenpartijen waarop <strong>PFP</strong> (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer<br />

worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst,<br />

marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan<br />

bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het<br />

settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee <strong>PFP</strong> transacties is aangegaan<br />

niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor <strong>PFP</strong> financiële verliezen lijdt.<br />

Verdeling van de rating<br />

2011 2010<br />

in % van de vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

AAA 215.655 59 192.069 58<br />

AA 32.897 9 29.804 9<br />

A 36.552 10 33.115 10<br />

BBB 29.241 8 23.181 7<br />

Lager dan BBB 47.517 13 49.673 15<br />

Geen rating 3.655 1 3.312 1<br />

Totaal 365.517 100 331.153 100<br />

S6 Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)<br />

De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />

Het belangrijkste actuariële risico is het langlevenrisico (het risico dat deelnemers langer blijven leven<br />

dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen). Door<br />

toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties is het langlevenrisico nagenoeg<br />

geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.<br />

Het overlijdensrisico betekent dat <strong>PFP</strong> in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet<br />

toekennen waarvoor door <strong>PFP</strong> geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in<br />

risicokapitalen.<br />

67


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat <strong>PFP</strong> voorzieningen moet treffen voor<br />

premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

(‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen<br />

de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten<br />

voor de risicopremie worden periodiek herzien.<br />

<strong>PFP</strong> heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder<br />

toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsen<br />

overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomst betreft een stop-loss verzekering,<br />

waarbij schade boven een eigen behoud ten laste van de herverzekeraar komen. Het huidige 5-jarige<br />

contract is ingegaan per 1 januari 2007 en loopt derhalve op 31 december 2011 af. Het contract is<br />

wederom met 5 jaar verlengd.<br />

S7 Liquiditeitsrisico<br />

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen<br />

worden omgezet in liquide middelen, waardoor <strong>PFP</strong> op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan<br />

voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het<br />

hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische<br />

beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities, rekening houdend met<br />

directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.<br />

De volgende zaken zijn van belang met betrekking tot het liquiditeitsrisico:<br />

- de pensioenuitkeringen zijn en blijven de te ontvangen premiebedragen overtreffen, ook indien er<br />

geen sprake is van premiekorting;<br />

- om die reden worden er, behalve om beleggingstechnische redenen, door <strong>PFP</strong> voldoende<br />

kasmiddelen aangehouden.<br />

2011 2010<br />

Totale Waarvan Totale Waarvan<br />

Categorie beleggingen illiquide beleggingen illiquide<br />

Vastrentende waarden 362.993 0 328.732 9.907<br />

Zakelijke waarden 99.157 53.499 83.636 45.179<br />

Overig 832 0 3.830 0<br />

Totaal 462.982 53.499 416.198 55.086<br />

Onder de illiquide beleggingen worden verstaan het BGI fund, private equity, hedge funds en onroerende<br />

goederen.<br />

S8 Concentratierisico<br />

Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten<br />

per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt<br />

aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.<br />

In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en<br />

passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in<br />

regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is,<br />

kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden<br />

aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overigens beperken concentratierisico’s<br />

zich niet uitsluitend tot de beleggingen.<br />

Beleggingen geschieden over het algemeen als deelname in een beleggingsfonds. <strong>PFP</strong> is deelgerechtigd in<br />

de achterliggende portefeuille van het fonds. Het concentratierisico wordt daarmee sterk gemitigeerd.<br />

2011<br />

2010<br />

Tegenpartij x € 1.000 In % x € 1.000 In %<br />

Franse staat 17.890 3,9 81.347 18,5<br />

Duitse staat 124.106 26,8 69.226 15,8<br />

Nederlandse staat 60.836 13,1 26.344 6,0<br />

Finse staat 10.400 2,2 nvt 0,0<br />

Griekse staat nvt 0,0 6.422 3,3<br />

HSBC 13.000 2,8 nvt 0,0<br />

68


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

S9 Operationeel risico<br />

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van<br />

gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door <strong>PFP</strong><br />

beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn<br />

op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles en kwaliteit geautomatiseerde<br />

systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur.<br />

S10 Actief beheer risico<br />

Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers<br />

worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt<br />

doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking<br />

tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille.<br />

Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl<br />

een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van de benchmark afwijkt. Een hogere<br />

tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.<br />

In het standaard model voor de vaststelling van het Vereist Eigen Vermogen wordt geen rekening<br />

gehouden met actief beheer risico. Deze kwestie werd reeds naar voren gebracht in het Rapport Evaluatie<br />

Financieel Toetsingskader:<br />

Daar waar mogelijk kan de standaardtoets worden uitgebreid met een opslag voor liquiditeitsrisico's<br />

(S7), concentratierisico's (S8), operationele risico's (S9) en risico's uit hoofde van actief<br />

vermogensbeheer (S10). Deze risico's zijn echter moeilijk te standaardiseren. Daarom is het ook nodig<br />

om meer gebruik te maken van (gedeeltelijke) interne modellen om fondsspecifieke en complexe risico's<br />

te modelleren die niet in het standaardmodel passen.<br />

Tevens wordt het actief beheer risico genoemd in de door DNB in juni 2011 opgestelde "Uitwerking<br />

herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee<br />

uitgebreid moet worden.<br />

Toeslagrisico<br />

Het Bestuur heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden<br />

gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie.<br />

Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is.<br />

De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel<br />

aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke<br />

nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale<br />

rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is,<br />

waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een<br />

benaderingswijze.<br />

De genoemde dekkingsgraad ultimo boekjaar gaat uit van gelijkblijvende pensioenuitkeringen. Indien<br />

rekening wordt gehouden met jaarlijks stijgende uitkeringen op basis van prijsindex, kan een reële<br />

dekkingsgraad worden vastgesteld (met marktwaardering van de prijsindex). Per 31 december 2011<br />

bedraagt deze reële dekkingsgraad 76% (vrij van beleggingsrisico's). Op basis van het vermogen van het<br />

pensioenfonds per 31 december 2011 is een vaste jaarlijkse toeslagverlening van 38% van de prijsindex<br />

mogelijk. Hierbij is uitgegaan van een volledige matching van de beleggingen met de uitkeringenstromen.<br />

De term vrij van beleggingsrisico's geeft aan dat met grote zekerheid de verplichtingen kunnen worden<br />

afgewikkeld, vanwege het prudent ingerekende rendement (op basis van de rentetermijnstructuur).<br />

Uitbestedingsrisico<br />

Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede<br />

werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden<br />

geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de<br />

uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de<br />

uitvoering door het Bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages over de uitgevoerde<br />

werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds over het boekjaar 2011 van MN Services een ISAE<br />

3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele<br />

risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn.<br />

Een externe accountant certificeert deze ISAE 3402 type II-rapportage van MN Services.<br />

69


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Systeemrisico<br />

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet<br />

langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs,<br />

al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor<br />

<strong>PFP</strong> niet beheersbaar, indien dit zich op lange termijn zou voordoen.<br />

Niet uit de balans blijkende verplichtingen<br />

Langlopende contractuele verplichtingen<br />

Voor de tot ultimo 2014 afgesloten uitbestedingsovereenkomst met <strong>PBOD</strong> bedraagt de jaarlijkse<br />

verplichting voor de stichting circa Euro 1,2 mln (2010: 1,1 mln). De totale verplichting voor de<br />

resterende looptijd bedraagt circa Euro 3,9 mln (2010: 4,5 mln).<br />

Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende<br />

investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Deze worden hieronder<br />

toegelicht:<br />

2011 2010<br />

Commitments Private Equity<br />

Austin TX Brushy Creek GenCap XVIII $ 0 $ 1.000<br />

HarbourVest Partners IV Fund LP $ 250 $ 300<br />

HarbourVest Partners VII-Cayman Buyout Fund LP $ 420 $ 570<br />

HarbourVest Partners VII-Cayman Venture Fund LP $ 200 $ 330<br />

HarbourVest Partners V Fund LP € 2.300 € 3.025<br />

Goodwell Microfinance Development Company € 80 € 95<br />

Goodwell Microfinance Development Company II B.V. € 325 € 350<br />

Mn Private Equity fonds € 6.493 € 7.500<br />

Deelnemingen Onroerend goed<br />

Composition Capital Asia Fund C.V. $ 2.811 $ 2.953<br />

Voorwaardelijke verplichtingen<br />

Er lopen geen juridische procedures tegen het pensioenfonds.<br />

Niet toegekende toeslagen: inhaalambitie<br />

In 2011 is een achterstand ontstaan voor de toeslagverlening per 1 januari 2012 van 0,70% voor zowel<br />

de actieven als voor de inactieven (1,70% loonindex -/- 1,00% toeslag).<br />

Overige transacties met verbonden partijen<br />

<strong>PFP</strong> heeft sinds 2008 uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de werkgevers inzake de uitvoering van<br />

het pensioenreglement.<br />

De werkgevers dragen niet bij aan de pensioenuitvoerings- en administratiekosten.<br />

70


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (12)<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers 2011 2010<br />

Doorsneepremie werkgever 6.147 6.450<br />

Doorsneepremie werknemer 3.088 3.240<br />

9.235 9.690<br />

Korting doorsneepremie - 3.171 - 5.147<br />

6.064 4.543<br />

Overige premies 67 87<br />

Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630<br />

Koopsommen ingegane VP/IAP-uitkeringen 4.112 3.054<br />

Totaal 10.243 7.684<br />

De kostendekkende RTS premie is als volgt:<br />

De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: 2011 2010<br />

Actuarieel benodigd 8.229 8.105<br />

Opslag in stand houden vereist vermogen 971 1.070<br />

Opslag voor uitvoeringskosten 289 303<br />

Totaal 9.489 9.478<br />

De kostendekkende, feitelijke en toetspremie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:<br />

Premiegegevens 2011 2010<br />

Kostendekkende RTS premie 9.489 9.478<br />

Doorsneepremie 9.235 9.690<br />

Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630<br />

Kostendekkende toetspremie 8.439 8.804<br />

Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en werknemers<br />

betaald. Op de doorsneepremie van 32,2% werd een premiekorting verleend van 11%punt, waardoor de<br />

feitelijke premie 21,2% bedraagt.<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (13)<br />

De beleggingsresultaten betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen directe opbrengsten, de<br />

gerealiseerde en ongerealiseerde waarderings- en koersverschillen (indirecte beleggingsresultaten) en de<br />

aan de beleggingsactiviteiten toe te rekenen kosten.<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 2010<br />

Directe beleggingsresultaten<br />

Vastgoedbeleggingen 703 610<br />

Aandelen 48 36<br />

Vastrentende waarden 7.644 4.425<br />

Derivaten 188 1.655<br />

Liquide middelen 29 1<br />

8.612 6.727<br />

Indirecte beleggingsresultaten<br />

Vastgoedbeleggingen 1.243 - 171<br />

Aandelen - 3.461 11.512<br />

Vastrentende waarden 22.668 17.395<br />

Derivaten 2.384 - 7.675<br />

Overige beleggingen 2.618 3.854<br />

Liquide middelen 2.402 303<br />

27.854 25.218<br />

Kosten<br />

<strong>PBOD</strong> - 669 - 659<br />

Mn-Services - 969 - 936<br />

- 1.638 - 1.595<br />

Totaal 34.828 30.350<br />

De kosten zijn niet adequaat aan de onderliggende beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve wordt<br />

volstaan met het vermelden van het totaalbedrag. De Kosten <strong>PBOD</strong> bedragen 0,15% van het belegd vermogen.<br />

71


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

De vermogensbeheerkosten via Mn-Services 2011 zijn hieronder inzichtelijk gemaakt conform de<br />

aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Er is rekening gehouden met de zogenoemde "verborgen"<br />

kosten zoals transactiekosten en beheerkosten illiquide indirecte producten. Er is verder bij de berekening<br />

van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages<br />

en berekeningsmethodieken van Mn-Services.<br />

Kosten vermogensbeheer 2011 In % 2010 In %<br />

Beheerkosten van de beleggingen 1.923 0,43 1.897 0,46<br />

Kosten bewaarloon 50 0,01 51 0,01<br />

Overige kosten 140 0,03 103 0,02<br />

Kosten van vermogensbeheer 2.113 0,47 2.051 0,49<br />

Transactiekosten 786 0,18 726 0,17<br />

Totaal kosten 2.899 0,65 2.777 0,66<br />

De kosten van vermogensbeheer Mn-Services en de transactiekosten worden weergegeven in % van het<br />

gemiddeld belegd vermogen.<br />

Aansluiting kosten vermogensbeheer met balans en staat van baten en lasten 2011<br />

Beheerkosten ingehouden via Mn-Services Huisfondsen 1.536<br />

Gefactureerd en afgerekend in 2011 - 331<br />

Beheerkosten ingehouden in Mn-Huisfondsen (Q4-2010) - 236<br />

Totaal kosten verantwoord onder de beleggingsresultaten 969<br />

Beheerkosten in NAV (extern beheerd) 954<br />

Beheerkosten van de beleggingen 1.923<br />

Kosten bewaarloon 50<br />

Overige kosten 140<br />

Transactiekosten 786<br />

Totaal kosten 2.899<br />

Overige baten (14)<br />

Overige baten 2011 2010<br />

Ontvangen uitkeringen herverzekeraar<br />

Ouderdomspensioen - 3 1<br />

Partnerpensioen 3 3<br />

0 4<br />

Andere baten<br />

Resultaat FVP-premie 42 90<br />

Compensatie administratiekosten 550 0<br />

Overige baten 12 25<br />

604 115<br />

Totaal 604 119<br />

Ultimo 2010 is door PSB het contract met <strong>PBOD</strong> beëindigd. Als gevolg van de beëindiging van het contract<br />

heeft PSB <strong>PBOD</strong> gecompenseerd voor administratiekosten. Begin 2011 is het bedrag van de compensatie van<br />

PSB ad € 550 ontvangen. Besloten is deze post in 5 jaar te laten vrijvallen.<br />

Pensioenuitkeringen (15)<br />

Pensioenuitkeringen 2011 2010<br />

Ouderdomspensioen - 8.802 - 8.518<br />

Partnerpensioen - 5.119 - 5.156<br />

Wezenpensioen - 42 - 40<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen - 509 - 493<br />

Overlijdensuitkeringen - 121 - 137<br />

VP/IAP-uitkeringen - 2.843 - 2.367<br />

Andere uitkeringen - 190 - 21<br />

Totaal -17.626 -16.732<br />

De post andere uitkeringen betreft de afkoop van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 66 PW welke in<br />

2011 lager zijn dan Euro 427,69 (2010: Euro 420,69) per jaar.<br />

72


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (16)<br />

Deze betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van<br />

de kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />

Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds.<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2011 2010<br />

Algemene kosten<br />

Bestuur - 85 - 81<br />

Bestuursbureau - 139 - 98<br />

Voorlichting - 32 - 36<br />

Advies en controle - 206 - 212<br />

Diversen - 31 - 45<br />

- 493 - 472<br />

Personeel - 878 - 839<br />

Detacheringsvergoeding 878 839<br />

0 0<br />

Administratiekosten <strong>PBOD</strong> - 1.297 - 1.131<br />

Vrijval voorziening administratiekosten 110 0<br />

Reeds toegerekend aan beleggingskosten 669 659<br />

- 518 - 472<br />

Totaal - 1.011 - 944<br />

De Secretaris, directie en medewerkers van <strong>PFP</strong> (en <strong>PBOD</strong>) vallen onder de CAO van de PBO-sector. Bij <strong>PFP</strong> (en<br />

<strong>PBOD</strong>) is er geen bonusbeleid (geweest) en bestaat er geen koppeling tussen het salaris of anderzins en de<br />

behaalde beleggingsperformance. In 2011 is in totaal een brutogratificatie van € 5,7 (2010: € 7,2) toegekend.<br />

De administratiekosten <strong>PBOD</strong> zijn in het verslagjaar gestegen als gevolg van het vertrek van PSB. PSB heeft<br />

begin 2011 <strong>PFP</strong> hiervoor een afkoopsom betaald van € 550. Besloten is om deze afkoopsom in 5 jaar te laten<br />

vrijvallen.<br />

De honoraria van de accountantsorganisatie overeenkomstig wetsartikel 2:382a BW zijn als volgt<br />

samengesteld:<br />

Honoraria accountantsorganisatie 2011 2010<br />

Controle van de jaarrekening 32 31<br />

Andere controleopdrachten 0 0<br />

Fiscale adviesopdrachten 0 0<br />

Andere niet-controle diensten 0 0<br />

Totaal 32 31<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (17)<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen 2011 2010<br />

Actuariële premies en koopsommen - 8.519 - 8.407<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 4.379 - 3.229<br />

Toeslagen - 2.621 - 3.340<br />

Vrijval voorziening stop-loss 522 283<br />

Interesttoevoeging - 4.462 - 4.131<br />

Pensioenuitkeringen 17.398 16.606<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 994 963<br />

Wijziging marktrente (RTS) - 47.522 - 27.544<br />

Saldo overdracht van rechten 95 - 412<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />

Overige mutaties - 194 215<br />

Totaal - 48.688 - 31.915<br />

Actuariële premies en koopsommen<br />

Onder deze post is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de<br />

voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten<br />

ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling<br />

Voor de VP-regeling betreft dit direct ingaande vroegpensioenaanspraken. Voor de IAP-regeling betreft dit<br />

direct ingaande op uitgestelde ouderdomspensioenaanspraken en meeverzekerde partnerpensioenaanspraken.<br />

73


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Toeslagen<br />

De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van toeslagverlening van de aanspraken<br />

van de inactieven wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging<br />

wordt gedaan.<br />

Interesttoevoeging<br />

De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde Euro 4,5 mln (2010:<br />

Euro 4,1 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />

Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name<br />

excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze<br />

post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.<br />

Wijziging marktrente (RTS)<br />

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing<br />

van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt<br />

verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. In 2011 is de rentetermijnstructuur gedaald van 3,4% naar<br />

2,7%. Het effect hiervan is Euro 47,5 mln negatief.<br />

Saldo overdrachten van rechten (18)<br />

Saldo overdrachten van rechten 2011 2010<br />

Overgenomen pensioenverplichtingen 70 413<br />

Overgedragen pensioenverplichtingen - 276 - 54<br />

Totaal - 206 359<br />

Actuarieel resultaat waardeoverdrachten basisregeling 2011 2010<br />

Kasstroom saldo waardeoverdrachten - 206 359<br />

Actuariele mutatie VPV saldo waardeoverdrachten 95 - 412<br />

Actuarieel resultaat - 111 - 53<br />

Waardeoverdracht betreft de ontvangst of overdracht aan een pensioenfonds of pensioenverzekeraar van<br />

respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken<br />

van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor<br />

de inkoop van extra pensioenaanspraken.<br />

Overige lasten (19)<br />

Overige lasten 2011 2010<br />

Premies herverzekering<br />

Arbeidsongeschiktheidsverzekering - 17 - 17<br />

Kapitaal bij overlijden - 23 - 26<br />

- 40 - 43<br />

Rente diversen<br />

Instellingen - 223 - 224<br />

Overige - 2 0<br />

- 225 - 224<br />

Overige lasten<br />

Toevoeging aan de voorziening administratiekosten - 550 0<br />

Toevoeging aan de voorziening reorganisatiekosten - 375 0<br />

Totaal - 1.190 - 267<br />

74


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Resultaatbestemming (20)<br />

Resultaatbestemming 2011 2010<br />

Algemene reserve - 22.671<br />

- 11.346<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten - 375 0<br />

Totaal - 23.046<br />

- 11.346<br />

Aantal personeelsleden<br />

Bij <strong>PFP</strong> zijn 12 werknemers in dienst.<br />

De personeelskosten worden in rekening gebracht bij <strong>PBOD</strong>.<br />

Bezoldiging bestuursleden / Raad van Toezicht<br />

Het totaal van de verstrekte vakatievergoeding bedraagt in 2011 € 50 (2010: € 60). De leden van de<br />

Raad van Toezicht ontvingen aan vakatiegeld in 2011 € 13 (2010: € 6).<br />

75


STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />

Rijswijk<br />

TOELICHTING<br />

op de balansposten 2 en 9<br />

Vroegpensioen- / Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />

77


VP/IAP-Regeling Pensioenfonds Productschappen<br />

Flexibel spaarpensioenregeling<br />

Vroegpensioen<br />

Het vroegpensioen maakte het voor vrijwel iedereen mogelijk om voorafgaand aan het<br />

ouderdomspensioen te kunnen stoppen met werken. Het beleid van de overheid is er echter op gericht<br />

om iedereen langer te laten werken. De fiscale aftrekbaarheid van premies voor vroegpensioen is om die<br />

reden sterk verminderd. Voor werknemers die na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden is er geen<br />

vroegpensioenregeling meer van toepassing. Voor de overige werknemers gelden er<br />

overgangsmaatregelen.<br />

Als de verzekerde het dienstverband beëindigt bij een werkgever worden de aanwendingsmogelijkheden<br />

voor het vroegpensioenkapitaal beperkt. Zonder dienstverband moet het vroegpensioenkapitaal uiterlijk<br />

op de 62-jarige leeftijd worden aangewend voor de aankoop van een vroegpensioenuitkering of het<br />

vroegpensioenkapitaal moet al voor die tijd zijn aangewend voor de aankoop van extra ouderdoms- en<br />

partnerpensioen. Uitstellen van het vroegpensioen na de 62-jarige leeftijd zonder dienstverband is niet<br />

mogelijk.<br />

Met ingang van het najaar 2011 is het mogelijk geworden om het vroegpensioen vanaf de 60-jarige<br />

geheel of gedeeltelijk in te laten gaan zonder dat de economische activiteiten dienovereenkomstig<br />

verminderd behoeven te worden. Met deze maatregel wil de overheid een inpuls geven aan de invulling<br />

van haar beleid om langer door te blijven werken.<br />

Aanvullend pensioen<br />

Om het basispensioen te verhogen is het mogelijk om vrijwillig gebruik te maken van het Individueel<br />

Aanvullend Pensioen (IAP). De premies worden op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel belegd in<br />

aandelen en/of obligaties. Met het gespaarde kapitaal wordt op de pensioeningangsdatum extra<br />

ouderdoms- en partnerpensioen ingekocht. Als de verzekerde voor de pensioeningsgangsdatum het<br />

dienstverband beëindigt dan zal op dat moment het gespaarde kapitaal worden aangewend voor de<br />

inkoop van extra ouderdoms- en partnerpensioen. Het extra pensioen wordt opgeteld bij het pensioen uit<br />

de basisregeling en uitbetaald vanaf de pensioeningangsdatum.<br />

De jaarlijks maximaal in te leggen premie voor het IAP is afhankelijk van de leeftijd. De premie wordt<br />

door de werkgever ingehouden op het brutosalaris. Over deze premie is men geen loonheffing<br />

verschuldigd, waardoor de verzekerde netto dus minder betaalt.<br />

Ontwikkeling deelnemersbestand vroegpensioen<br />

In de navolgende tabel is te zien hoe het deelnemersbestand in de loop der jaren zich heeft ontwikkeld.<br />

Aantallen deelnemers 2011 2010 2009 2008 2007<br />

Stand per 1 januari 934 962 991 1.048 1.302<br />

Vermeerdering door:<br />

- nieuwe toetreding 0 0 3 3 1<br />

Vermindering door:<br />

- waardeoverdracht - 5 - 4 - 4 - 23 - 27<br />

- ingang VP/IAP pensioen - 29 - 22 - 20 - 17 - 23<br />

- naar levensloop 0 0 - 7 - 17 - 141<br />

- uitruil - 6 - 2 0 0 - 64<br />

- afkopen - 29 0 0 0 0<br />

- overig 0 0 - 1 - 3 0<br />

Stand per 31 december 865 934 962 991 1.048<br />

Uitruil<br />

Bij pensioen ingang wordt het eventuele nog niet aangewende vroegpensioenkapitaal omgezet in extra<br />

ouderdoms- en partnerpensioenaanspraken. Ditzelfde geldt ook voor een eventueel IAP-kapitaal. Dit wordt<br />

echter niet alleen bij pensionering maar ook al eerder bij een dienstbeëindiging omgezet in extra ouderdomsen<br />

partnerpensioenaanspraken.<br />

Afkopen<br />

In het boekjaar zijn de basispensioenaanspraken van premievrije deelnemers met een klein<br />

ouderdomspensioen afgekocht. Voorzover voor deze deelnemers ook een (kleine) VP-kapitaal aanwezig was,<br />

zijn die (kleine) VP-kapitalen gelijktijdig mee afgekocht.<br />

78


Aandelendepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

Medio 2009 is besloten om de beleggingsportefeuille te herstructureren. Dit besluit luidde om uitsluitend<br />

passief te beleggen via een tweetal Vanguard fondsen. Voor circa 80% van de aandelenbeleggingen<br />

wordt belegd in Vanguard Global fonds en voor circa 20% in Vanguard Emerging Markets fonds. Beide<br />

fondsen luiden in euro en zijn beursgenoteerd.<br />

Dit beleid is in 2011 niet gewijzigd.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De portefeuille liet door de daling van de aandelenkoersen een negatief rendementsverloop zien. De<br />

unitprijs daalde dit boekjaar met 8,3% naar € 8,10.<br />

10,00<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

Obligatiedepot<br />

Unitprijs aandelendepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

De beleggingen in obligaties zijn volledig ondergebracht in Vanguard Euro Government Bond (een passief<br />

beheerd indexfonds dat beursgenoteerd is). Het beleid van dit fonds heeft als doel om het rendement van<br />

de Europese Staatsleningen Index te verkrijgen.<br />

Als gevolg van de landencrisis in 2010 is besloten 1/3 deel van het obligatiedepot niet langer aan te<br />

houden in Vanguard Euro Government Bond. De vrijgekomen middelen worden aangehouden als<br />

kortlopende geldmiddel bij de ABN AMRO bank.<br />

Dit beleid is in 2011 niet gewijzigd.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De unitprijs steeg dit boekjaar met 2,9% naar € 9,23.<br />

10,00<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

Unitprijs obligatiedepot<br />

79


Depositodepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

Beleggingen in deposito's zijn ondergebracht bij banken met een goede rating. Er wordt alleen belegd in<br />

kortlopende deposito's.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De portefeuille laat jaarlijks een stijging van de unitprijs zien als gevolg van rente op rente. De unitprijs<br />

steeg in het boekjaar met 1,9% naar € 6,95.<br />

Kosten<br />

7,50<br />

7,00<br />

6,50<br />

6,00<br />

5,50<br />

5,00<br />

4,50<br />

4,00<br />

Unitprijs depositodepot<br />

Op elke storting wordt direct 3,25% administratiekosten ingehouden. Daarnaast wordt jaarlijks 0,15%<br />

van het totale belegde vermogen als kosten vermogensbeheer geboekt.<br />

Voor de uitkering van het vroegpensioen wordt aan administratiekosten Euro 45 per toekomstig<br />

uitkeringsjaar ten laste van de koopsom gebracht.<br />

80


BALANS PER 31 DECEMBER VP/IAP-REGELING<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />

2011 2010<br />

Aandelen 6.109 8.123<br />

Vastrentende waarden 22.498 24.197<br />

Vorderingen en overlopende activa (2)<br />

Overige activa (3)<br />

28.607 32.320<br />

13 17<br />

342 623<br />

Totaal activa 28.962 32.960<br />

PASSIVA<br />

Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />

2011 2010<br />

VP/IAP-regeling 28.568 32.300<br />

Overige schulden en overlopende passiva (5) 394 660<br />

Totaal passiva 28.962 32.960<br />

81


STAAT VAN BATEN EN LASTEN VP/IAP-REGELING<br />

(x € 1.000)<br />

BATEN<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />

2011 2010<br />

172 257<br />

Directe beleggingsopbrengsten 178 162<br />

Indirecte beleggingsopbrengsten - 58 1.073<br />

Kosten van vermogensbeheer - 46 - 50<br />

74 1.185<br />

Totaal baten 246 1.442<br />

LASTEN<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (8)<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers (9)<br />

Saldo overdrachten van rechten (10)<br />

2011 2010<br />

- 5 - 8<br />

3.732 1.772<br />

- 3.973 - 3.206<br />

Totaal lasten - 246 - 1.442<br />

Saldo van baten en lasten 0 0<br />

82


GRONDSLAGEN<br />

1. Algemene <strong>toelichting</strong><br />

1.01 Activiteiten<br />

De activiteiten ten behoeve van de VP/IAP regeling bestaan uit het incasseren van premies, het beleggen<br />

van de ontvangen premies en het verstrekken van een koopsom voor een direct ingaand vroegpensioen<br />

of een direct ingaand ouderdomspensioen met een meeverzekerd partnerpensioen voorzover er geen<br />

gebruik is gemaakt van een vroegpensioen bij de Stichting Pensioenfonds Productschappen. Als de<br />

verzekerde vóór de pensioeningsgangsdatum het dienstverband beëindigt dan zal op dat moment het<br />

gespaarde IAP-kapitaal al direct worden aangewend voor de inkoop van extra ouderdoms- en<br />

partnerpensioen.<br />

Vroegpensioenregeling<br />

De Vroegpensioenregeling is een beschikbare premieregeling.<br />

Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />

Als gevolg van het feit dat het werkelijke verloop van de carrière, de looninflatie en de behaalde<br />

beleggingsrendementen in meer of mindere mate zal afwijken van de toegepaste veronderstellingen en<br />

het feit dat er geen garantieregeling is, zal de einduitkomst kunnen afwijken van de doelstelling van 75%<br />

van het salaris op de 62-jarige leeftijd.<br />

Als gevolg van de wet Vut, Prepensioen en Levensloop is deze regeling per 1 januari 2006 voor<br />

deelnemers geboren na 31 december 1949 gesloten. De door deze deelnemers opgebouwde<br />

vroegpensioenkapitalen kunnen nog steeds aangewend worden voor vroegpensioen; premie kan echter<br />

niet meer gestort worden.<br />

Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 wordt de regeling ongewijzigd voortgezet.<br />

Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />

met de leeftijd. Vanaf de 25-jarige tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />

Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />

deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />

is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />

beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal en de gewenste ingangsdatum<br />

van de prepensionering. De asset-mix van de VP-beleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen,<br />

vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit hierdoor voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />

Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />

De individueel aanvullende pensioenregeling (IAP-regeling) is een vrijwillig beschikbare premieregeling.<br />

Met het in deze regeling opgebouwde kapitaal kunnen de deelnemers extra pensioenrechten aankopen in<br />

de basispensioenregeling.<br />

Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />

De vrijwillige stortingen in de IAP-regeling worden, voor rekening en risico van de deelnemer, belegd in<br />

de aandelen- cq obligatie- cq depositodepots samen met de VP-Regeling.<br />

Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />

met de leeftijd. Tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />

Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />

deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />

is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />

beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal. De asset-mix van de IAPbeleggingsportefeuille<br />

(de verdeling naar aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit derhalve<br />

voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />

Met het kapitaal kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum het basispensioen verhogen.<br />

1.02 Risico's<br />

Alle beleggingsactiviteiten zijn voor risico van de deelnemers. Alle beleggingen en liquide middelen staan<br />

ter beschikking van de regeling.<br />

2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />

Voor de waardering van activa en passiva van de VP/IAP-regeling worden dezelfde grondslagen<br />

gehanteerd als voor de basisregeling.<br />

83


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />

De beleggingen voor risico deelnemers betreffen de beleggingen waarbij het beleggingsrisico niet bij het<br />

pensioenfonds ligt. Alle beleggingen bestaan uit beursgenoteerde passieve indexfondsen.<br />

Aandelen<br />

Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde aandelen. De marktwaarde is de beursnotering<br />

per balansdatum.<br />

Aandelen 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 8.123 9.178<br />

Aankopen 40 140<br />

Verkopen - 1.520 - 2.020<br />

Waarderingsverschillen - 534 825<br />

Stand einde boekjaar 6.109 8.123<br />

Met ingang van medio 2009 wordt voor 80% belegd in een World Euro hedged fonds en voor 20% in het<br />

Emerging Markets fonds. Beide fondsen noteren in Euro. Er zijn geen beleggingen meer die genoteerd zijn in<br />

een andere valuta dan de Euro.<br />

Vastrentende waarden<br />

Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde vastrentende waarden. De marktwaarde is de<br />

beursnotering per balansdatum. Deposito's worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de<br />

nominale waarde.<br />

Vastrentende waarden 2011 2010<br />

Obligaties<br />

Stand begin boekjaar 12.168 17.495<br />

Aankopen 1.400 1.666<br />

Verkopen 0 - 7.241<br />

Waarderingsverschillen 475 248<br />

14.043 12.168<br />

Deposito's < 1 jaar<br />

Stand begin boekjaar 12.029 7.372<br />

Mutaties - 3.574 4.657<br />

8.455 12.029<br />

Stand einde boekjaar 22.498 24.197<br />

Met ingang van medio 2009 wordt voor 80% belegd in een World Euro hedged fonds en voor 20% in het<br />

Emerging Markets fonds. Beide fondsen noteren in Euro. Er zijn geen beleggingen meer die genoteerd zijn in<br />

een andere valuta dan de Euro.<br />

Vorderingen en overlopende activa (2)<br />

Vorderingen en overlopende activa 2011 2010<br />

Te vorderen rente 4 1<br />

Instellingen 9 16<br />

Stand einde boekjaar 13 17<br />

Overige activa (3)<br />

Liquide middelen 2011 2010<br />

Geldinstellingen 342 623<br />

Stand einde boekjaar 342 623<br />

De liquide middelen bestaan uit direct opeisbare tegoeden bij de RABO bank.<br />

84


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />

Verloopoverzicht 2011 2010<br />

Stand begin boekjaar 32.300 34.072<br />

Mutaties - 3.732 - 1.772<br />

Stand einde boekjaar 28.568 32.300<br />

De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt berekend door de beginstand van<br />

de voorziening van de eindstand af te trekken.<br />

Overige schulden en overlopende passiva (5)<br />

Uit hoofde van VP/IAP-regeling 2011 2010<br />

Deelnemers 0 0<br />

Rekening-courant <strong>PBOD</strong> 5 5<br />

Rekening-courant <strong>PFP</strong> 389 655<br />

Instelling inzake VP/IAP-regeling 0 0<br />

Stand einde boekjaar 394 660<br />

85


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Risicobeheer en derivaten<br />

De beleggingen zijn voor rekening en risico van de deelnemers. Het beleggingsrisico ligt niet bij de<br />

Stichting Pensioenfonds Productschappen.<br />

Totaal van de beleggingen<br />

Aandelen<br />

2011 2010<br />

Beleggingen voor risico deelnemers x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Aandelen in euro 6.109 21,1 8.123 24,7<br />

Vastrentende waarden in euro 22.498 77,7 24.197 73,4<br />

Overige activa 342 1,2 623 1,9<br />

Totaal 28.949 100,0 32.943 100,0<br />

2011<br />

2010<br />

Naar regio (aandelen) x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Europa 1.347 22,0 1.788 22,0<br />

Verenigde Staten 2.862 46,9 3.355 41,3<br />

Japan 451 7,4 623 7,7<br />

Azië Pacific exclusief Japan 292 4,8 401 4,9<br />

Emerging Markets 1.157 18,9 1.956 24,1<br />

Totaal 6.109 100,0 8.123 100,0<br />

Vastrentende waarden<br />

2011 2010<br />

Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Deposito's < 1 jaar 8.455 37,6 12.029 49,7<br />

VG Euro Government Bond 14.043 62,4 12.168 50,3<br />

Totaal 22.498 100,0 24.197 100,0<br />

2011 2010<br />

Split VG Euro Government Bond x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Oostenrijk 618 4,4 535 4,4<br />

België 744 5,3 633 5,2<br />

Finland 197 1,4 146 1,2<br />

Frankrijk 3.286 23,4 2.653 21,8<br />

Duitsland 3.848 27,4 3.285 27,0<br />

Ierland 225 1,6 207 1,7<br />

Italië 2.584 18,4 2.458 20,2<br />

Nederland 969 6,9 779 6,4<br />

Portugal 0 0,0 256 2,1<br />

Slovenië 42 0,3 37 0,3<br />

Spanje 1.531 10,9 1.180 9,7<br />

Totaal 14.044 100,0 12.169 100,0<br />

Ratings VG Euro Government Bond in % 2011 2010<br />

AAA 58,1 54,9<br />

AA 20,0 39,6<br />

A 20,0 3,4<br />

Lager dan A 1,9 1,9<br />

Geen rating 0,0 0,1<br />

Cash 0,0 0,1<br />

86


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers 2011 2010<br />

VP premie werkgever 41 72<br />

VP premie werknemer 39 80<br />

IAP premie werknemer 92 105<br />

Totaal 172 257<br />

Deze post betreft de bijdragen voor en van deelnemers in het kader van de beschikbare premieregeling. De VP<br />

premie (4,75%) wordt maandelijks geïnd en is te splitsen in een premie voor de werkgever van 1,90% en voor<br />

de werknemer van 2,85%.<br />

In het boekjaar is door één werkgever € 14 (2010: € 17) extra beschikbaar gesteld aan VP premie.<br />

De IAP premie is afhankelijk van de fiscale ruimte en is volledig voor rekening van de werknemer.<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers 2011 2010<br />

Directe beleggingsresultaten<br />

Vastrentende waarden 178 162<br />

178 162<br />

Indirecte beleggingsresultaten<br />

Aandelen - 534 825<br />

Vastrentende waarden 476 248<br />

Overige beleggingen 0 0<br />

- 58 1.073<br />

Kosten vermogensbeheer - 46 - 50<br />

Totaal 74 1.185<br />

De kosten van vermogensbeheer zijn niet adequaat aan de beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve<br />

wordt volstaan met het vermelden van het totaalbedrag.<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (8)<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2011 2010<br />

Administratiekosten - 51 - 58<br />

Toerekening vermogensbeheer 46 50<br />

Totaal - 5 - 8<br />

Deze kosten betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van<br />

de kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers.<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers (9)<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers 2011 2010<br />

Premie-inleg - 172 - 257<br />

Beleggingsopbrengsten - 74 - 1.185<br />

Onttrekking voor administratiekosten 5 8<br />

Overdracht van rechten 3.973 3.206<br />

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 0 0<br />

Mutatie boekjaar 3.732 1.772<br />

Saldo overdrachten van rechten (10)<br />

Saldo overdrachten van rechten 2011 2010<br />

Ingang VP - 3.641 - 2.812<br />

Waardeoverdracht - 64 - 17<br />

Pensionering - 241 - 377<br />

Afkopen - 27 0<br />

Diversen 0 0<br />

Totaal - 3.973 - 3.206<br />

Afkopen<br />

In het boekjaar zijn de basispensioenaanspraken van premievrije deelnemers met een klein<br />

ouderdomspensioen afgekocht. Voorzover voor deze deelnemers ook een (kleine) VP-kapitaal aanwezig was,<br />

zijn die (kleine) VP-kapitalen gelijktijdig mee afgekocht.<br />

87


OVERIGE GEGEVENS<br />

Actuariële verklaring<br />

Opdracht<br />

Door Stichting Pensioenfonds Productschappen te Rijswijk is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht<br />

verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar<br />

2011.<br />

Gegevens<br />

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de<br />

verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en<br />

voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten<br />

grondslag liggen aan de jaarrekening.<br />

In overeenstemming met de richtlijn "Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de<br />

controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen" heeft de accountant van het pensioenfonds<br />

mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de<br />

administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang<br />

zijn.<br />

Werkzaamheden<br />

Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126<br />

tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens<br />

zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb<br />

aanvaard.<br />

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:<br />

- heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen<br />

en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en<br />

- heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de<br />

resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de<br />

waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan<br />

nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.<br />

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het<br />

Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke<br />

grondslag voor mijn oordeel.<br />

Oordeel<br />

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten,<br />

als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de<br />

balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke<br />

maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende<br />

solvabiliteit.<br />

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126<br />

tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het<br />

realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.<br />

Of vanaf 1 januari 2012 sprake is van een consistent geheel tussen de gewekte verwachtingen, de<br />

financiering en de realisatie ervan kan ik onvoldoende beoordelen. Een (continuïteits)analyse, die daarin<br />

inzicht geeft, ontbreekt. In 2012 zal een dergelijke analyse worden uitgevoerd. Vooralsnog heb ik geen<br />

aanleiding aan de consistentie te twijfelen.<br />

Amstelveen, 29 mei 2012<br />

drs. W. Brugman AAG<br />

verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />

88


Aan het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant<br />

Verklaring betreffende de jaarrekening<br />

Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

te Rijswijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van<br />

baten en lasten over 2011 en de <strong>toelichting</strong>, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde<br />

grondslagen voor financiële verslaggeving en andere <strong>toelichting</strong>en.<br />

Verantwoordelijkheid van het Bestuur<br />

Het Bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen<br />

en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in<br />

overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het<br />

Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het Bestuur noodzakelijk<br />

acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang<br />

als gevolg van fraude of fouten.<br />

Verantwoordelijkheid van de accountant<br />

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle.<br />

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse<br />

controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat<br />

wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat<br />

de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.<br />

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de<br />

bedragen en de <strong>toelichting</strong>en in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van<br />

de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat<br />

de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.<br />

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking<br />

die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het<br />

opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen<br />

hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne<br />

beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de<br />

gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van<br />

de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.<br />

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een<br />

onderbouwing voor ons oordeel te bieden.<br />

Oordeel<br />

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het<br />

stichtingkapitaal en reserves van Stichting Pensioenfonds Productschappen per 31 december 2011 en<br />

het saldo van de staat van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in<br />

Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).<br />

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen<br />

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken<br />

naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,<br />

overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW<br />

vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen<br />

beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.<br />

Rotterdam, 30 mei 2012<br />

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />

drs. F.J. van Groenestein RA<br />

89


PERSONALIA BESTUURSLEDEN<br />

Mr. Dr. F. Beekman<br />

Functie in bestuur Plaatsvervangend secretaris<br />

Geboortedatum<br />

15 april 1957<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Productschap Zuivel<br />

Beroep Secretaris<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2007<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Voorzitter Financiële commissie<br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />

J.P. Buwalda<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

12 maart 1933<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Pensioengerechtigden<br />

Werkgever n.v.t.<br />

Beroep n.v.t.<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 december 2010<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Financiële commissie<br />

Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />

Drs. M. Elema<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

22 oktober 1954<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Hoofdproductschap Akkerbouw<br />

Beroep Secretaris<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2007<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Beleggingscommissie<br />

Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën, AO/IC en Communicatie<br />

P. van der Graaf RE RA<br />

Functie in bestuur Plaatsvervangend voorzitter<br />

Geboortedatum<br />

03 juni 1957<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werknemers<br />

Werkgever Productschap Tuinbouw<br />

Beroep Afdelingshoofd Staf<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2004<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Voorzitter Beleggingscommissie<br />

Lid Bestuur PBO-Dienstverlening<br />

Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

90


W.F. de Graaf<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

20 oktober 1941<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens<br />

Pensioengerechtigden<br />

Werkgever<br />

nvt<br />

Beroep<br />

nvt<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 oktober 2009<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2015<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Beleggingscommissie<br />

Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />

Aandachtsgebied<br />

Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

L. Hospers<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

02 juni 1966<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werknemers<br />

Werkgever Productschappen Vee, Vlees en Eieren<br />

Beroep Manager Algemene Zaken<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2004<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Financiële commissie<br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC en Pensioenzaken<br />

C. Kuijvenhoven RA<br />

Functie in bestuur Voorzitter<br />

Geboortedatum<br />

26 juni 1949<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Productschap Tuinbouw (per 1 juli 2011 Vroegpensioenregeling)<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 februari 2000<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2012<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Voorzitter PBO-Dienstverlening<br />

Aandachtsgebied<br />

Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

91


VERKLARENDE WOORDENLIJST<br />

Actieve deelnemer<br />

De werknemer die pensioen opbouwt via de pensioenregeling.<br />

Actuariële grondslagen<br />

De rekenrente, de actuariële kanssystemen en kostenopslagen, die bij de berekening van de<br />

hoogte van de pensioenpremie en de voorziening pensioenverplichtingen worden gehanteerd.<br />

Actuariële kanssystemen<br />

De veronderstellingen die terzake van sterfte, gehuwdheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke<br />

worden gemaakt.<br />

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)<br />

Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn de<br />

financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd<br />

omschreven. De ABTN moet in ieder geval een beschrijving omvatten van de financieringsmethode,<br />

de wijze van berekening van de bijdragen en van de toereikendheidstoets, alsmede een<br />

uiteenzetting van het beleggingsbeleid, een organogram en een mandaatregeling. De ABTN moet<br />

aan De Nederlandsche Bank overgelegd worden.<br />

Asset Liability Management (ALM)<br />

Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen, en het premie- en toeslagbeleid.<br />

Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van<br />

verschillende economische scenario’s.<br />

AFM<br />

Anw<br />

AOW<br />

Autoriteit Financiële Markten.<br />

Algemene nabestaandenwet: voorziet in een uitkering bij overlijden van de man of vrouw met wie<br />

de overledene was getrouwd of samenwoonde.<br />

Algemene Ouderdomswet, ouderdomsvoorziening waarop iedere Nederlanden recht heeft als hij 65<br />

wordt.<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Financiële aanvulling uit het pensioenfonds op de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering die<br />

eindigt uiterlijk op de pensioenleeftijd.<br />

Benchmark<br />

Een objectieve meetlat waarmee het beleggingsresultaat wordt vergeleken.<br />

Beschikbarepremieregeling (defined contribution)<br />

Pensioenregeling waarvan de hoogte (defined contribution) van de uitkering afhankelijk is van de<br />

betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten.<br />

Deelnemer<br />

De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens<br />

een pensioenuitvoerder.<br />

Deelnemingen/participaties<br />

Financiële belangen in (beleggings)maatschappijen die niet beursgenoteerd zijn.<br />

Dekkingsgraad<br />

De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de pensioenverplichtingen. Een<br />

dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds precies aan zijn pensioenverplichtingen van het<br />

meetmoment kan voldoen.<br />

92


DNB<br />

De Nederlandsche Bank, de centrale bank die verantwoordelijk is voor het bewaken van de<br />

financiële stabiliteit in Nederland en die toezicht houdt op pensioenuitvoerders.<br />

Doorsneepremie<br />

De door het Bestuur, na overleg met de wiskundige adviseur, vastgestelde gemiddelde actuariële<br />

premie die nodig is voor de dekking van de uit het pensioenreglement voortvloeiende<br />

pensioenkosten.<br />

De doorsneepremie kan hoger of lager zijn dan de werkelijk benodigde actuariële premie.<br />

Duration<br />

Een maatstaf voor de rentegevoeligheid.<br />

Financieel Toetsingskader (FTK)<br />

Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan onder<br />

meer de premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves.<br />

Franchise<br />

Het gedeelte van het salaris dat voor de premie- en pensioenberekening buiten beschouwing blijft,<br />

omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet.<br />

Gewezen deelnemers<br />

(Ex)deelnemers voor wie aanspraken aanwezig zijn, terwijl de dienstbetrekking beëindigd is.<br />

Verdere opbouw van de aanspraken vindt niet plaats.<br />

Herverzekering<br />

Door middel van herverzekering worden de risico’s van voortijdig overlijden, dan wel van<br />

arbeidsongeschiktheid, bij een andere (her)verzekeraar ondergebracht. In het geval van de<br />

arbeidsongeschiktheidverzekering geldt dat niet alleen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen,<br />

maar ook voor de nog op te bouwen aanspraken op ouderdoms-, (huwelijks)partner-, en<br />

wezenpensioen.<br />

Inactieven<br />

Pensioengerechtigden en slapers.<br />

Indexering<br />

Verhoging van het pensioen naar aanleiding van prijsstijging of loonontwikkeling. Geldt voor het<br />

pensioen van pensioengerechtigden en slapers. Ook actieve deelnemers aan een<br />

middelloonregeling hebben er mee te maken. Men noemt dit ook toeslag.<br />

Middelloonregeling<br />

Pensioenregeling waarbij het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris dat<br />

tijdens de loopbaan is verdiend.<br />

Nabestaandenpensioen<br />

Pensioen dat doorgaans levenslang wordt uitgekeerd aan de partner (of kinderen) van de<br />

deelnemer aan een pensioenregeling na diens overlijden. Ook: verzamelnaam voor pensioen<br />

bestemd voor weduwen, weduwnaars, partners en wezen.<br />

Opbrengstrendement<br />

Het opbrengstrendement wordt berekend door de opbrengsten uit te drukken als een percentage<br />

van het gemiddeld belegd vermogen.<br />

Ouderdomspensioen<br />

Levenslange uitkering waarop degene die deelneemt of heeft deelgenomen in een pensioenregeling<br />

aanspraak kan maken wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.<br />

Partnerpensioen<br />

Pensioen voor de achterblijvende partner bij overlijden van de deelnemer.<br />

93


Parttimer<br />

Een (ex-)werknemer die deeltijdarbeid (heeft) verricht.<br />

Pensioenaanspraak<br />

Het recht op toekomstige pensioenuitkeringen.<br />

Pensioengerechtigden<br />

Mensen die een pensioenuitkering ontvangen.<br />

Pensioengrondslag<br />

Het deel van het vaste jaarsalaris, inclusief vakantietoeslag, dat resteert na aftrek van de<br />

franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de<br />

pensioenpremie.<br />

Pension Fund Governance (PFG)<br />

Pension Fund Governance ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt eisen op het gebied van<br />

transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap.<br />

Pensioenverplichtingen<br />

De in de toekomst aan pensioengerechtigden uit te keren bedragen.<br />

Performance<br />

Berekeningsmethode waarbij zowel de inkomsten als de gerealiseerde en niet-gerealiseerde<br />

vermogensmutaties worden uitgedrukt als percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerde bedrag.<br />

Premievrije aanspraken<br />

Indien de dienstbetrekking, anders dan door overlijden wordt beëindigd, wordt zonder verdere<br />

premiebetaling aanspraak verkregen op de tot het tijdstip van dienstbeëindiging in<br />

overeenstemming met het pensioenreglement tijdsevenredig gevormde aanspraken op ouderdoms-<br />

, (huwelijks)partner- en wezenpensioen.<br />

Private Equity<br />

Beleggingscategorie waarbij wordt geïnvesteerd in aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven.<br />

RTS<br />

Rentetermijnstructuur. Ten behoeve van de bepaling van de actuele waarde van de<br />

pensioenverplichtingen publiceert DNB een rentetermijnstructuur. Deze wordt geconstrueerd op<br />

basis van de swapcurve en gebruikt om de actuele waarde van de pensioenverplichtingen te<br />

bepalen.<br />

Slapers<br />

Gewezen deelnemers die het dienstverband vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd<br />

hebben beëindigd met verkrijging van premievrije aanspraken.<br />

Waardeoverdracht<br />

Het meenemen van pensioenaanspraken naar een nieuwe pensioenuitvoerder.<br />

94


OVERZICHT VAN AFKORTINGEN<br />

ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />

ALM Asset Liability Management<br />

ANW Algemene Nabestaandenwet<br />

AOP Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

AOW Algemene Ouderdomswet<br />

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek<br />

DNB De Nederlandsche Bank<br />

ECB Europese Centrale Bank<br />

EFSF European Financial Stability Facility<br />

FTK Financieel toetsingskader<br />

FVP Financiering Voortzetting Pensioenverzekering<br />

IAP Individueel Aanvullend Pensioen<br />

MSCI Morgan Stanley Capital International<br />

NAV Net Asset Value<br />

OP Ouderdomspensioen<br />

Opf Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen<br />

PBO Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie<br />

<strong>PBOD</strong> PBO-Dienstverlening<br />

<strong>PFP</strong> Pensioenfonds Productschappen<br />

PP Partnerpensioen<br />

PSB Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen<br />

PW Pensioenwet<br />

SER Sociaal-Economische Raad<br />

STAR Stichting van de Arbeid<br />

SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

TE Tracking Error<br />

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen<br />

VB Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen<br />

VP Vroegpensioen<br />

VPL VUT, Prepensioen en Levensloop<br />

VPV Voorziening pensioenverplichtingen<br />

WAJONG Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten<br />

WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

WAZ Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen<br />

WW Werkloosheidswet<br />

Wzp Wezenpensioen<br />

95


PBO-DIENSTVERLENING<br />

Samenstelling per 31 december 2011<br />

Uitvoeringsorganisatie PBO-Dienstverlening<br />

Directeur G. van der Schoor<br />

Management team G. van der Schoor<br />

L.C.M. Hazekamp<br />

Secretariaat Mw. S.T. Karia-Soekra, afdelingshoofd<br />

Mw. J.H.W. Honsbeek-Breden<br />

Pensioenadministratie M.R. Mertens, afdelingshoofd<br />

Mw. H.S. Drenth-Kartodikromo<br />

Mw. E.M. Leenman<br />

A.C.A. Zouwer<br />

Salarisadministratie en Pensioen- R.G. Houtman, afdelingshoofd<br />

uitkeringen P.L. van Tienen<br />

Financiële Administratie L.C.M. Hazekamp, afdelingshoofd<br />

W.H.F. Kouwer<br />

B. Pakkert<br />

Kantoorgegevens Laan van Zuid Hoorn 165<br />

2289 DD Rijswijk<br />

Postbus 3042<br />

2280 GA Rijswijk<br />

Telefoonnr.: 070 - 4138630<br />

Faxnr.: 070 - 4138650<br />

E-mail: info@pbod.nl<br />

Website: www.pbod.nl<br />

Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />

Juridisch adviseur Mercer (Nederland) BV<br />

96

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!