27.07.2013 Views

Arbobalans 2000

Arbobalans 2000

Arbobalans 2000

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Ministerie van Sociale Zaken<br />

en Werkgelegenheid<br />

Artikel 3 bevat <strong>Arbobalans</strong> de grondbeginselen 2OOO<br />

van<br />

de Arbeidsomstandighedenwet. In dit<br />

artikel is de algemene verplichting van<br />

de werkgever neergelegd om te zorgen<br />

voor zo goed mogelijke veiligheid<br />

gezondheid en welzijn bij de arbeid. Verder<br />

bevat de opdracht om het werk aan te<br />

passen aan de werknemer en niet de<br />

werknemer aan het werk. In de opzet<br />

vormt als het ware een leidraad voor het<br />

bepalen van het beleid om die gewenste<br />

situatie te bereiken. In dat beleid is een<br />

aantal stappen te onderscheiden.In principe


De <strong>Arbobalans</strong> geeft een overzicht<br />

van de ontwikkelingen op het<br />

terrein van arbeidsomstandigheden<br />

in de dagelijkse praktijk.<br />

Daarmee vormt de <strong>Arbobalans</strong><br />

een aanvulling op de Sociale Nota,<br />

waarin vooral een overzicht wordt<br />

gepresenteerd van het landelijke<br />

beleid op het terrein van arbeidsomstandigheden.<br />

Aan de hand van een beperkt<br />

aantal kernindicatoren schetst<br />

de <strong>Arbobalans</strong> een beeld van de<br />

belangrijkste ontwikkelingen in<br />

risicopopulaties, de effecten van<br />

werk en van het beleid om deze<br />

risico’s te beperken.<br />

Ministerie van Sociale Zaken<br />

en Werkgelegenheid<br />

Directie Voorlichting,<br />

Bibliotheek en Documentatie<br />

Postbus 90801<br />

2509 LV ’s-Gravenhage<br />

November <strong>2000</strong><br />

B 274 (gratis publicatie)


<strong>Arbobalans</strong> 2OOO<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 1


Voorwoord<br />

Voor u ligt de <strong>Arbobalans</strong> <strong>2000</strong>, de derde editie van het jaarlijkse overzicht van de arbeidsom-<br />

standigheden in Nederland. Als we de aandacht voor arbeidsomstandigheden mogen afmeten aan<br />

de belangstelling voor de <strong>Arbobalans</strong>,dan valt er over gebrek aan interesse voor het thema ‘arbo’<br />

niet te klagen.Van de <strong>Arbobalans</strong> 1999 zijn maar liefst drie drukken verschenen, in een totale<br />

oplage van ruim 27.000 stuks. De<br />

helft daarvan heeft SZW zelf ver-<br />

stuurd naar grotere werkgevers<br />

en OR-en in de hoogrisicobedrijf-<br />

stakken. De overige exemplaren<br />

werden aangevraagd.<br />

De aard van de informatie en de<br />

opbouw van de <strong>Arbobalans</strong> <strong>2000</strong> is<br />

vergelijkbaar met die van vorig jaar.<br />

Dit jaar ligt het accent van de<br />

<strong>Arbobalans</strong> <strong>2000</strong> nadrukkelijker<br />

op verschillen tussen bedrijfstak-<br />

ken. In het eerste deel van de brochure wordt aandacht besteed aan de effecten van arbeidsom-<br />

standigheden in termen van ziekte en arbeidsongeschiktheid en de kosten hiervan voor werkge-<br />

vers en werknemers.Het tweede deel besteedt aandacht aan arbeidsrisico’s en het derde deel is<br />

gewijd aan inspanningen ter verbetering van arbeidsomstandigheden.<br />

In deze publicatie is ernaar gestreefd recente onderzoeksgegevens van het CBS, de Arbeids-<br />

inspectie en andere instanties met elkaar in verband te brengen om zo een indruk te geven van<br />

de belangrijkste ontwikkelingen op het terrein van arbeidsomstandigheden in de praktijk. De<br />

<strong>Arbobalans</strong> is niet bedoeld om conclusies in de vorm van beleidsvoornemens te presenteren.<br />

In een enkel geval ligt het echter voor de hand om aanstaande maatregelen - zoals nieuw onder-<br />

zoek - aan te kondigen.Dit gebeurt dan met cursief gedrukte tekst.<br />

22 <strong>Arbobalans</strong> 2OOO<br />

Aantal aangevraagde exemplaren van de arbobalans ’99,<br />

in respons op mailing na publicatie (stand 14 januari <strong>2000</strong>)<br />

aantal %<br />

Directies 100+ bedrijven hoogrisico sectoren 3.196 24,0<br />

Voorzitters or-en 100+ bedrijven hoogrisico sectoren 3.922 29,4<br />

Overige bedrijven (> 35 werknemers) 4.112 30,8<br />

Overige or-en bedrijven (> 35 werknemers) 1.857 13,9<br />

Arbodiensten/-artsen 256 1,9<br />

Totaal 13.343 100,0


Inhoudsopgave<br />

Inleiding 4<br />

1. Arbeidsomstandigheden,ziekte en arbeidsongeschiktheid 6<br />

2. De risico’s<br />

1.1 Beroepsziekten 6<br />

1.2 Arbeidsongevallen 7<br />

1.3 Ziekteverzuim 8<br />

1.4 Arbeidsongeschiktheid 11<br />

2 .1 Fysieke belasting 12<br />

2 .1.1 Kracht zetten en trillingen 12<br />

2 .1.2 RSI 14<br />

2.1.3 Lawaai 15<br />

2.1.4 Gevaarlijke stoffen 16<br />

2.2 Psychosociale arbeidsbelasting 18<br />

2.2.1 Tijdsdruk 18<br />

2.2.2 Werksfeer en werktevredenheid 20<br />

2.2.3 Seksuele intimidatie,agressie en geweld 21<br />

3. Inspanningen ter verbetering van de arbeidsomstandigheden<br />

3.1 Farbo-regeling uitgebreid 22<br />

3.2 Arbobeleid en aansluiting bij arbodiensten 22<br />

3.3 Arbobeleidconvenantenbeleid nieuw stijl 24<br />

3.4 Activiteiten van de Arbeidsinspectie 26<br />

Tabellen bijlage 28<br />

Literatuurlijst 36<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 3


1 Het is niet uitgesloten dat de<br />

cijfers over 1999 licht vertekend<br />

zijn door een wijziging in<br />

de meetmethode.<br />

4<br />

Inleiding<br />

In het eerste deel van deze <strong>Arbobalans</strong> wordt aandacht besteed aan arbeidsomstandigheden, ziekte en<br />

arbeidsongeschiktheid. Het gaat daarbij bijvoorbeeld over beroepsziekten en arbeidsongevallen, maar ook<br />

over de relatie tussen arbeidsrisico’s, gezondheidsklachten en ziekteverzuim. Speciale aandacht is er in dit<br />

deel voor de kosten van arbeidsomstandigheden. Kort samengevat steeg het verzuimpercentage in het<br />

bedrijfsleven in 1999 van 5,0% naar 5,4%. De WAO-instroom bleef in 1999 stabiel. Het aantal bij de<br />

Arbeidsinspectie gemelde ernstige ongevallen nam in 1999 licht af ten opzichte van 1998, terwijl het<br />

aantal arbeidsongevallen met dodelijke afloop toenam.<br />

Het tweede deel van de <strong>Arbobalans</strong> <strong>2000</strong> gaat in op de arbeidsrisico’s, onderverdeeld in een deel over<br />

fysieke belasting en een deel over psychosociale belasting.<br />

Uit de Arbomonitor van het CBS blijkt dat van de ruim 6 miljoen werknemers in 1999:<br />

■ ruim 2 miljoen personen regelmatig onder tijdsdruk werken,<br />

■ 1,3 miljoen regelmatig veel kracht gebruiken,<br />

■ bijna zeshonderdduizend personen regelmatig in schadelijk geluid werken, en<br />

■ ruim achthonderdduizend personen te maken met trillingen van voertuig of gereedschap.<br />

In de periode 1996-1999 is het aantal werknemers dat regelmatig te maken heeft met enkele belangrijke<br />

arbeidsrisico’s gestegen (zie tabel 1 in de bijlage). In dezelfde periode 1996-1999 groeide het aantal werknemers<br />

in ons land echter van vijf en een half miljoen naar ruim zes miljoen. Hierdoor is het percentage<br />

werknemers dat regelmatig met arbeidsrisico’s te maken heeft niet voor alle risico’s gestegen.<br />

Index (1996=100) werknemers die regelmatig te maken hebben met arbeidsrisico’s 1996-1999<br />

(gerelateerd aan de groei van de beroepsbevolking)<br />

1996 1997 1998 1999 1<br />

Hoge tijdsdruk 100 104 106 107<br />

Veel kracht zetten 100 97 93 92<br />

Schadelijke trillingen 100 97 93 93<br />

Schadelijk geluid<br />

CBS, enquête beroepsbevolking, CBS <strong>2000</strong><br />

100 94 89 91<br />

Voor de risico’s kracht zetten, trillingen en geluid was de groei van de risicopopulatie in de periode 1996-<br />

1999 duidelijk lager dan de groei van het aantal werknemers. Bij deze risico’s loopt het percentage blootgestelden<br />

niet op. De groei van het aantal werknemers dat onder hoge tijdsdruk werkt, is al jarenlang<br />

groter dan de groei van het aantal werknemers. Sinds 1999 stabiliseert echter ook het percentage werknemers<br />

dat regelmatig onder tijdsdruk werkt.<br />

Beperking van arbeidsrisico’s is van belang voor alle betrokken partijen: werknemers, werkgevers en de<br />

overheid. In zijn 1998 streefcijfers geformuleerd om het aandeel werknemers dat te maken heeft met de<br />

risico’s werkdruk, tillen, RSI en geluid te verminderen. In de tabel is voor enkele risico’s weergegeven<br />

welke reductie de overheid beoogt.<br />

reductiestreven realisatie ultimo<br />

Werkdruk 10% minder 2003<br />

Tillen 30% minder 2005<br />

Geluid 50% minder 2002<br />

RSI 10% minder 2001<br />

SZW, nota arboconvenanten nieuwe stijl, 1999<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Het laatste deel van de <strong>Arbobalans</strong> <strong>2000</strong> is gewijd aan inspanningen ter verbetering van arbeidsomstandigheden.<br />

Op dit terrein zijn veel positieve ontwikkelingen te melden. Zo is in 1999 boven verwachting<br />

gebruik gemaakt van de FARBO-regeling, die bedrijven stimuleert te investeren in arbovriendelijke<br />

bedrijfsmiddelen. Verder stijgt het aantal bedrijven met een risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E)<br />

gestaag. Vier vijfde van de werknemers in Nederland werkt in een bedrijf dat een RI&E heeft. Ook het<br />

aantal bedrijven dat acties onderneemt, bijvoorbeeld door regelmatig een periodiek arbeidsgeneeskundig<br />

onderzoek (PAGO) te laten uitvoeren, of door het verzuimbeleid van het bedrijf schriftelijk vast te leggen<br />

neemt toe. Tot slot wordt in het laatste deel aandacht besteed aan de voortgang van de arboconvenanten<br />

nieuwe stijl, een van de instrumenten die de overheid inzet om de bovenstaande reductiedoelstellingen te<br />

bereiken.<br />

Aandacht voor arbeidsrisico’s:CAO-afspraken over arbeidsomstandigheden<br />

De arbeidsinspectie onderzoekt jaarlijks welke afspraken over arbeidsomstandigheden in nieuwe CAO’s<br />

zijn opgenomen. 2 In 27 van de 57 CAO’s die in 1999 werden herzien, zijn nieuwe of aanvullende afspraken<br />

gemaakt over arbeidsomstandigheden. Bijna driekwart van de nieuwe afspraken (74%) gaat over<br />

werkdruk. 3 Daarmee is werkdruk - net als vorig jaar - het belangrijkste item in de CAO-afspraken over<br />

arbeidsomstandigheden tussen sociale partners. Het aantal mensen dat onder een CAO met afspraken<br />

over werkdruk valt, is inmiddels ruim de 3 miljoen gepasseerd.<br />

Aantal werknemers dat valt onder een CAO waarin afspraken<br />

over werkdruk zijn gemaakt,‘97-‘99<br />

1997 1998 1999<br />

aantal werknemers (x 1000) 750 1.951 3.217<br />

index (1997 = 100)<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

100 260 429<br />

De CAO-afspraken over werkdruk krijgen in toenemende mate een inhoudelijk karakter. Zo zijn in<br />

enkele CAO’s waarin eerder afspraken over het uitvoeren van onderzoek stonden, nieuwe afspraken<br />

gemaakt over procedures bij intern overleg en functioneringsgesprekken, aanmeldingsprocedures<br />

voor opdrachtgevers, voorlichtingscampagnes en een verplicht plan van aanpak ter bestrijding van<br />

werkdruk. Omdat vorig jaar de afspraken over werkdruk vooral betrekking hadden op onderzoek, kan<br />

voorzichtig worden gesteld dat onderzoek naar werkdruk de eerste stap is op weg naar een daadwerkelijke<br />

aanpak van het probleem.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 5<br />

2 Feenstra, <strong>2000</strong><br />

3 Van de 35 gemaakte afspraken<br />

gaan er 26 over werkdruk,<br />

2 over fysieke belasting,<br />

3 over gevaarlijke stoffen,<br />

3 over agressie en geweld en<br />

1 over seksuele intimidatie.


4 Zie <strong>Arbobalans</strong> ’99 waarin een<br />

berekening op grond van het<br />

Europese gemiddelde wordt<br />

aangehaald. Indien Nederland<br />

op dit gemiddelde zou zitten,<br />

zouden er minimaal 12.000<br />

meldingen beroepsziekten<br />

per jaar zijn.<br />

6<br />

1. Arbeidsomstandigheden,ziekte en<br />

arbeidsongeschiktheid<br />

Vermindering van de arbeidsrisico’s is één van de speerpunten van het kabinet. Ongunstige arbeidsomstandigheden<br />

hebben immers effecten op de gezondheid van werknemers. In dit hoofdstuk wordt eerst<br />

aangegeven in welke mate de arbeidsomstandigheden hebben geleid tot beroepsziekten (1.1) en arbeidsongevallen<br />

(1.2). Vervolgens wordt aandacht besteed aan het ziekteverzuim (1.3) met de nadruk op de<br />

relatie tussen arbeidsrisico’s, gezondheidsklachten en ziekteverzuim. In dit deel wordt ingegaan op de<br />

resultaten van onderzoek naar de kosten van arbeidsomstandigheden met het accent op de kosten voor de<br />

sector Onderwijs. Tenslotte is een deel van de instroom in de WAO (mede) het gevolg van slechte<br />

arbeidsomstandigheden. Hierbij gaat het om aandoeningen uit categorieën als ‘psychische klachten’ en<br />

‘klachten aan het bewegingsapparaat’. De paragraaf Arbeidsongeschiktheid (1.4) gaat hier nader op in.<br />

1.1 Beroepsziekten<br />

Werkomstandigheden kunnen een rol spelen bij het ontstaan van ziekten. Wanneer het werk de oorzaak<br />

is van het ontstaan van een aandoening, spreken we van beroepsziekten. Een oorzakelijk verband tussen<br />

arbeidsomstandigheden en ziekten is echter lang niet altijd eenduidig vast te stellen. Sinds 1997 melden<br />

bedrijfsartsen van arbodiensten beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten<br />

(NCvB). Eerst op vrijwillige basis en sinds de invoering van de nieuwe Arbowet op 1 november verplicht.<br />

Het NCvB rapporteert jaarlijks over trends in beroepsziekten bij beroepsgroepen of bedrijfstakken.<br />

Het ‘Signaleringsrapport’ dat samen met deze <strong>Arbobalans</strong> aan het parlement wordt aangeboden, bevat<br />

gedetailleerder informatie over beroepsziekten. Daarbij moet worden aangetekend dat de kwantitatieve<br />

gegevens over spreiding en voorkomen van beroepsziekten nog verre van volledig zijn. Dat maakt het<br />

trekken van conclusies over trends en het maken van vergelijkingen nog niet goed mogelijk. De kwaliteit<br />

van de gegevens is echter hoog, motiveert betrokkenen tot het treffen van preventieve maatregelen en<br />

draagt bij aan het zoeken naar adequate interventies voor door een beroepsziekte getroffen werknemers.<br />

In 1999 werden bij het NCvB ruim 4000 beroepsziekten gemeld. Dit is meer dan een verdubbeling ten<br />

opzichte van 1998 toen er op vrijwillige basis ruim 1800 meldingen binnenkwamen. Bijna 45% van de<br />

meldingen betreft aandoeningen aan het bewegingsapparaat, waarvan een groot deel RSI-klachten.<br />

Ruim 40% van de RSI-meldingen in 1999 (16% van alle gemelde beroepsziekten) staat in verband met<br />

beeldschermwerk. Door psychische belasting in het werk veroorzaakte aandoeningen als burn-out en<br />

post-traumatisch stress syndroom maken bijna een kwart van de meldingen uit. Ongeveer 1 op de 5<br />

meldingen heeft betrekking op lawaaislechthorendheid. Van deze meldingen is het merendeel (87%)<br />

afkomstig uit de industrie of de bouw (zie tabel 2 in de bijlage).<br />

De meldingsstatistiek van beroepsziekten bij het NCvB is nog in ontwikkeling. De kwaliteit van de statistiek<br />

is nog niet optimaal. Het aantal gemelde beroepsziekten blijft achter bij de schatting. 4 Ongeveer<br />

50% van de bedrijfsartsen meldt één of meerdere beroepsziekten. Bedrijfsartsen worden ondersteund bij<br />

het bepalen van de noodzaak tot melden met door het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten uitgegeven<br />

registratie richtlijnen. Naar de redenen van non-respons onder de overige bedrijfsartsen wordt<br />

door het NCvB onderzoek gedaan. Het NCvB werkt middels opleiding, begeleiding en ontwikkeling<br />

van de registratierichtlijnen aan verhoging van de kwaliteit van de meldingen.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


De aandacht voor preventie van beroepsziekten wordt gevoed door de dreiging van schadeclaims. Met<br />

enige regelmaat wordt in de pers melding gemaakt van schadevergoeding aan RSI-patienten en OPSpatiënten.<br />

In de loop van <strong>2000</strong> is ook het FNV Bureau Beroepsziekten zijn dienstverlening gestart. Doel<br />

van dit bureau is om slachtoffers van beroepsziekten bij te staan in het verkrijgen van een schadevergoeding.<br />

Daarnaast beoogt het bureau meer aandacht voor de preventie van beroepsziekten te bewerkstelligen.<br />

Het bureau zal daartoe ook 'beroepsziektegewijs' verhaalacties ondernemen, waarbij in eerste instantie<br />

de aandacht uitgaat naar OPS, RSI en burn-out. Het aantal ingediende schadeclaims wegens beroepsziekten<br />

wordt niet jaarlijks onderzocht.<br />

In januari <strong>2000</strong> is het Instituut Asbestslachtoffers gestart. Doel van het instituut is om snel een schaderegeling<br />

tot stand te brengen tussen een asbestslachtoffer en zijn voormalige werkgever. Daartoe zijn protocollen<br />

opgesteld over schadebedragen, vaststelling van de diagnose en schatten van de vroegere beroepsmatige<br />

blootstelling. In het eerste half jaar zijn vierhonderd verzoeken tot bemiddeling in behandeling<br />

genomen. Tot een definitieve schaderegeling is het in nog maar een beperkt aantal gevallen gekomen<br />

omdat de bemiddeling tijdsintensief is.<br />

1. 2 Arbeidsongevallen<br />

Informatie over arbeidsongevallen is afkomstig uit diverse bronnen. Het CBS maakt een statistiek over<br />

niet-natuurlijke dood in Nederland. De Arbeidsinspectie registreert ernstige ongevallen. Het Letsel<br />

Informatie Systeem (LIS) - beheerd door Stichting Consument en Veiligheid - registreert de behandeling<br />

van slachtoffers van ongevallen op een aantal (13) EHBO-afdelingen van ziekenhuizen.<br />

Ongevallen met dodelijke afloop<br />

Uit de CBS-statistiek over niet-natuurlijke dood in Nederland blijkt dat 2 procent van alle niet-natuurlijke<br />

doodsoorzaken veroorzaakt wordt door bedrijfsongevallen. Jaarlijks zijn ruim 100 werknemers<br />

slachtoffer van een dodelijk ongeval tijdens het werk. In 1999 telde het CBS exact 100 ongevallen met<br />

dodelijke afloop. Daarbij zijn veel verkeersongevallen die tevens arbeidsongeval zijn, niet meegeteld. In<br />

1998 bijvoorbeeld vielen tenminste 31 van de 1156 verkeersongevallen in deze categorie. SZW werkt aan<br />

een methode om verkeersongevallen tijdens het werk in de statistiek apart in beeld te brengen.<br />

Bij de Arbeidsinspectie werden in 1999 eveneens honderd dodelijke ongevallen gemeld. Ongevallen met<br />

dodelijke afloop komen het meest voor in de bouwnijverheid, 27% in 1999, gevolgd door de industrie<br />

(15%), vervoer (13%) en handel (13%) (zie tabel 3 in de bijlage). De verdeling over de bedrijfstakken<br />

komt overeen met de verdeling volgens het CBS.<br />

Uit informatie van de Arbeidsinspectie blijkt dat relatief veel ongevallen met dodelijke slachtoffers<br />

plaatsvinden bij kleinere bedrijven met maximaal 10 werkzame personen. Deze bedrijven zijn goed voor<br />

16% van de beschikbare banen, terwijl er 29% van de ongevallen met dodelijke afloop plaatsvindt. Een<br />

vrijwel even groot percentage (28%) vindt plaats in bedrijven met meer dan 100 werknemers, de grootteklasse<br />

goed voor 58% van de banen. 5<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 7<br />

5 CBS, statistisch jaarboek <strong>2000</strong>


6 Bij berekening van dit verzuimcijfer<br />

is zwangerschaps -en bevallingsverlof<br />

buiten beschouwing<br />

gelaten.<br />

7 Niet geheel duidelijk is in<br />

hoeverre het hoge verzuimcijfer<br />

bij de overheid beïnvloed is door<br />

werknemers in gesubsidieerde<br />

banen. Duidelijk is wel dat het<br />

verzuim bij onderdelen van<br />

(lokale) overheden<br />

verontrustend hoog is.<br />

8 Koningsveld, e.a., 1997<br />

9 Gezondheidsklachten leiden<br />

veelal tot medische consumptie<br />

zoals huisarts-, ziekenhuis- en<br />

apotheekbezoek, hetgeen ook<br />

kosten met zich meebrengt.<br />

8<br />

Arbeidsongevallen die leiden tot een medische behandeling<br />

De Arbowet definieert een arbeidsongeval als ‘ernstig’ wanneer deze leidt tot een blijvend letsel of - binnen<br />

24 uur na het ongeval - tot een ziekenhuisopname dan wel tot de dood.<br />

Bij de Arbeidsinspectie zijn in 1999 zo’n 2.500 ernstige arbeidsongevallen gemeld en in onderzoek genomen. In<br />

de meeste sectoren van het bedrijfsleven daalde het aantal ernstige ongevallen licht ten opzichte van<br />

1998. In de bouw steeg dit aantal. In 1999 vond een derde van deze ongevallen plaats in de industrie en<br />

een kwart in de bouw.<br />

Bij de Arbeidsinspectie gemelde ernstige arbeidsongevallen,1999<br />

bedrijfstak 1998 1999 % 1999<br />

Landbouw 93 81 3,2<br />

Industrie 981 855 34,2<br />

Bouw 599 623 24,9<br />

Handel 327 328 13,1<br />

Vervoer 222 221 8,8<br />

Diensten 399 351 14,0<br />

Onbekend 67 43 1,7<br />

Totaal 2688 2502 100,0<br />

Index: ongevallen naar beroepsbevolking<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

100 90 -<br />

De EHBO-afdelingen van de ziekenhuizen behandelden in 1998 zo’n 120.000 slachtoffers van arbeidsongevallen.<br />

Jongeren van 15 tot 24 jaar vormen met 40 behandelde slachtoffers per 1.000 werkenden een<br />

bijzondere risicogroep. Jongeren uit de metaalindustrie zijn de meest getroffen risicogroep (88 van de<br />

1.000 werkenden).<br />

In de afgelopen jaren is een kostenmodel ontwikkeld voor de berekening van de medische kosten van behandelde<br />

ongevallen op een afdeling spoedeisende hulp. De totale medische kosten van behandelde letsels<br />

in Nederland bedragen 2,2 miljard gulden. Dat is zo’n 3,4 % van alle zorgkosten. De medische kosten<br />

van arbeidsongevallen bedragen slechts een fractie van de totale kosten: 118,4 miljoen gulden. Uit<br />

het model blijkt eveneens dat de kosten voor behandeling van arbeidsongevallen in de land-en tuinbouw<br />

bijna twee maal zo hoog uitvallen als die voor werknemers uit andere bedrijfstakken<br />

1.3 Ziekteverzuim<br />

Het ziekteverzuim in ons land is in 1999 wederom gestegen. In particuliere bedrijven bedroeg de stijging<br />

van het verzuim 0,4%. 6 Het verzuimpercentage kwam daar uit op 5,4%. De stijging van het verzuim<br />

deed zich voor in alle sectoren van het bedrijfsleven, maar was sterker in de publieke sectoren. Bij de<br />

Rijksoverheid steeg het verzuim van 6,4% naar 7,1%. 7 In de cijfers over de overheid zijn ook verzuimgevallen<br />

met een duur langer dan één jaar opgenomen, dus ze zijn beperkt vergelijkbaar met de cijfers<br />

over het bedrijfsleven. Tabel 4 in de bijlage geeft een overzicht van de ontwikkeling van het ziekteverzuim<br />

per bedrijfstak.<br />

Kosten<br />

De werkgebonden kosten van ziekteverzuim zijn groot. Bijna 30% van het verzuim houdt verband met<br />

arbeidsomstandigheden en de kosten hiervan bedragen gemiddeld circa 800 gulden per werknemer 8<br />

(zie box ‘de preventieve en correctieve kosten van arbeidsomstandigheden in het onderwijs’). De beperking<br />

van gezondheidsklachten en het ziekteverzuim biedt derhalve mogelijkheden voor grote kostenbesparingen,<br />

zowel voor bedrijven en instellingen als voor de maatschappij. 9<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


De preventieve en correctieve kosten van arbeidsomstandigheden in het onderwijs<br />

In 1997 heeft TNO-Arbeid de maatschappelijke kosten van arbeidsomstandigheden op macroniveau,<br />

de ‘nationale kosten’, in kaart gebracht. 10 In 1999 zijn deze kosten voor het eerst ook op sectoraal niveau<br />

becijferd, en wel voor de sector bouwnijverheid. 11 Onlangs is een vergelijkbare studie in de sector onderwijs<br />

afgerond. 12 Behalve de directe kosten van arbozorg voor zieke werknemers, zijn de kosten van<br />

arbeidsuitval, de (werkgebonden) kosten van de gezondheidszorg en de materiële vervolgkosten van bedrijfsongevallen<br />

berekend. De studie laat zien dat deze kosten in het onderwijs relatief hoog zijn. De tabel<br />

toont de kostensoorten.<br />

Kosten van arbeidsomstandigheden over kostensoorten in guldens per werknemer<br />

(prijzen 1997). 13<br />

kosten van arbeidsuitval onderwijs bouwnijverheid alle sectoren<br />

guldens % guldens % guldens %<br />

Werkgebonden kosten van ziekteverzuim<br />

Werkgebonden aandeel nieuwe<br />

1.207 69 852 54 759 53<br />

arbeidsongeschiktheidsuitkeringen 160 9 155 10 132 9<br />

Werkgebonden kosten van de gezondheidszorg 258 15 213 13 247 17<br />

Materiële gevolgkosten van bedrijfsongevallen<br />

Kosten van arbozorg, -wetgeving en handhaving<br />

14 1 133 8 138 10<br />

kosten aansluiting arbodienst 86 5 158 10 136 9<br />

Arbokosten bedrijfstakorganisaties 8 0 37 2 8 1<br />

Kosten wetgeving en handhaving 13 1 36 2 17 1<br />

Totaal<br />

Koningsveld e. a., <strong>2000</strong><br />

1.745 100 1.583 100 1.436 100<br />

De totale kosten van arbeidsomstandigheden bedragen in het onderwijs 1.745 gulden per werknemer<br />

per jaar. Dit is circa 22 procent hoger dan gemiddeld en 10 procent hoger dan in de bouwnijverheid. Met<br />

name de werkgebonden kosten van ziekteverzuim zijn in de sector onderwijs hoog. Dit komt door het<br />

hoge verzuimpercentage en de hoge mate waarin ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid in het onderwijs<br />

werkgerelateerd zijn. Het gaat hierbij vooral om psychische aandoeningen; deze zijn verantwoordelijk<br />

voor ruim 60 procent van de kosten van verzuim, arbeidsongeschiktheid en medische consumptie. In<br />

de landelijke cijfers ligt dit aandeel beduidend lager, namelijk op 39 procent.<br />

Opvallend is verder dat de sector onderwijs erg weinig uitgeeft aan preventie. Slechts 6 procent van de<br />

totale uitgaven wordt besteed aan arbozorg, -wetgeving en handhaving. De overige 94 procent zijn correctieve<br />

kosten. De balans tussen preventieve en correctieve kosten 14 ligt daarmee in de sector onderwijs<br />

ongunstiger dan in andere sectoren, zoals de onderstaande tabel laat zien.<br />

Balans preventieve en correctieve kosten van arbeidsomstandigheden<br />

onderwijs bouwnijverheid nederland<br />

Preventieve kosten 6,1 14,6 11,2<br />

Correctieve kosten<br />

Berekend op basis van Koningsveld e. a., <strong>2000</strong><br />

93,9 85,4 88,8<br />

Vanaf augustus <strong>2000</strong> zijn de budgetten van de scholen in het primair en voortgezet onderwijs en beroepsen<br />

volwasseneneducatie structureel met 50 miljoen gulden verhoogd voor preventie, verzuimbegeleiding<br />

en verbetering van de arbocontracten. Met deze inhaalslag valt te verwachten dat er op termijn een verbetering<br />

optreedt in de balans tussen preventieve en correctieve kosten. Ook de uitvoering van de afspraken<br />

over preventie in het kader van het arboconvenant Onderwijs en Wetenschappen, dat naar verwachting<br />

nog in <strong>2000</strong> zal worden afgesloten, zal hieraan op termijn een positieve bijdrage leveren.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 9<br />

10 Koningsveld e. a., 1997<br />

11 Koningsveld e. a., 1999<br />

12 Koningsveld e. a., <strong>2000</strong><br />

13 Het gaat in deze tabel om een<br />

(kwantitatieve) illustratie van de<br />

maatschappelijke kosten die terug<br />

te voeren zijn op de sector waaruit<br />

de kosten voortvloeien. Daarmee<br />

wordt de bijdrage van de sector<br />

aan de kosten voor arbeidsomstandigheden<br />

inzichtelijk.<br />

14 Onder preventieve kosten worden<br />

de kosten voor arbozorg verstaan.<br />

De uitgaven voor werkgerelateerd<br />

ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid,<br />

gezondheidszorg en materiële<br />

kosten van ongevallen worden<br />

correctieve kosten genoemd.


15 De extra personeelscapaciteit die<br />

kan worden gerealiseerd door een<br />

reductie van het ziekteverzuim<br />

met 1 % is een maximum raming.<br />

Een kanttekening hierbij is dat een<br />

reductie van het ziekteverzuim<br />

niet zonder meer leidt tot een<br />

reductie van het aantal (moeilijk)<br />

vervulbare vacatures. Het kan zijn<br />

dat het ziekteverzuim wordt opgevangen<br />

door collega's of doordat<br />

de persoon in kwestie bij terugkeer<br />

een tandje bij moet zetten om<br />

de achterstanden weg te werken.<br />

In dit geval leidt een reductie van<br />

ziekteverzuim niet tot een geringere<br />

capaciteitsvraag, maar tot een<br />

ontlasting van het bestaande<br />

personeel.<br />

16 Van Binnendijk & Van Deursen,<br />

te publiceren in december <strong>2000</strong><br />

17 In het gebruikte statistische model<br />

wordt er van uitgegaan dat de<br />

mogelijkheden om de onderzochte<br />

arbeidsrisico’s tot een minimum<br />

te beperken in iedere sector aanwezig<br />

zijn. Een optimale reductie<br />

van een risico komt in het model<br />

neer op de aanname dat werknemers<br />

uit de sector ‘nee’ antwoorden<br />

op de vragen die betrekking hebben<br />

op dat risico. In de praktijk zal een<br />

dergelijke reductie niet mogelijk<br />

zijn. Toch mag op basis van de<br />

onderzoeksgegevens worden<br />

verwacht dat een substantiële vermindering<br />

van de kans op<br />

gezondheidsklachten en ziekteverzuim<br />

kan worden gerealiseerd indien<br />

de blootstelling aan een<br />

aantal arbeidsrisico’s aanmerkelijk<br />

wordt teruggebracht. De percentages<br />

geven vooral een mogelijke<br />

prioritering van de aanpak aan.<br />

18 In het onderzoek is het begrip<br />

‘vaardigheidsmogelijkheden’ gemeten<br />

met een schaal die bestaat<br />

uit de items: ‘eentonig werk doen’,<br />

‘zelf oplossingen moeten bedenken<br />

bij problemen in het werk’,<br />

‘zich kunnen ontplooien’ en ‘goede<br />

aansluiting van werk bij<br />

opleiding/ervaring’.<br />

19 SCP, 1999<br />

10<br />

Personeelscapaciteit<br />

Ook als oplossing van arbeidsmarktknelpunten zijn positieve effecten te verwachten van een effectieve<br />

aanpak van verzuim: 1% reductie levert 60.000 banen op. 15<br />

Effect reductie ziekeverzuim met 1 procentpunt op knelpunten arbeidsmarkt<br />

jaar 1998 ziektverzuim extra capaciteit openstaande moeilijk<br />

bedrijfssector door reductie vacatures ** vervulbare<br />

% ziekteverzuim */** vacatures **<br />

Bankwzen 4.5 1.5 0.8 0.1<br />

Bouwnijverheid 4.7 4.1 8.4 5.6<br />

Grafischesector 5.0 1.3 1.6 0.9<br />

Onderwijs 7.2* 4.0 8.6 3.4<br />

Horeca 2.7 2.5 4.6 2.4<br />

Zorg 7.3 9.1 12.9 4.4<br />

Schoonmaak 6.3 - 3.6 1.4<br />

Transport 4.9 `1.8 2.5 0.9<br />

Detail/groothandel 3.6 10.0 21.7 9.1<br />

Metaal- en electrotechnischeindustrie 4.5 3.8 6.8 3.5<br />

Landbouw en visserij 3.4 1.1 2.0 1.1<br />

Totaal (exclusief overheid) 5.0 59.6 116.8 52.0<br />

* cijfer 1997 en door andere berekeningwijze niet geheel vergelijkbaar met andere percentages **vacatures (x 1000)<br />

Berekening van SZW op basis van gegevens CBS, 1999<br />

Per sector een verschillende aanpak<br />

Om beter inzicht te krijgen met welke aspecten van arbeidsomstandighedenbeleid het best verzuimreductie<br />

kan worden gerealiseerd, is dit jaar in opdracht van SZW de samenhang tussen arbeidsrisico’s,<br />

gezondheidsklachten en ziekteverzuim in 33 sectoren onderzocht. 16 Ter illustratie worden de resultaten<br />

uit dit onderzoek voor een aantal sectoren toegelicht. 17<br />

Tabel 5 in de bijlage geeft weer in hoeverre een optimale vermindering van de lichamelijke belasting leidt<br />

tot het verminderen van klachten aan het bovenlichaam of het verminderen van verzuim wegens deze<br />

klachten. In tabel 6 en 7 is de statistische samenhang tussen de psychische belasting op het werk en het<br />

percentage werknemers met burnout-klachten weergegeven. De onderzoeksgegevens laten zien dat de samenhang<br />

tussen risico’s en gezondheidseffecten en verzuim per sector verschilt. Zo kan het verzuim in de zorg<br />

beperkt worden door een optimale reductie van lichamelijke belasting, terwijl in het onderwijs aanpak<br />

van de werkdruk doeltreffender is. In de sectoren vervoer, communicatie en industrie kan het verzuim<br />

beter beperkt worden door vergroting van de vaardigheidsmogelijkheden. 18 Burnout-klachten kunnen in<br />

de sectoren handel en horeca aanzienlijk verminderd worden met het optimaliseren van de vaardigheidsmogelijkheden.<br />

In de sectoren onderwijs en zorg biedt het wegnemen van de hoge werkdruk juist meer soelaas.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat een hoog arbeidsrisico niet per definitie leidt tot een slechte gezondheid of<br />

een hoog ziekteverzuim. Zo hebben in de landbouw twee keer zo veel werknemers lichamelijke klachten<br />

als gemiddeld, maar gaat dat niet gepaard met een verhoogd verzuim(of een hoge WAO-instroom). Het<br />

lage verzuim en arbeidsongeschiktheidscijfer in de landbouw zou in verband gebracht kunnen worden met<br />

het grote aantal zelfstandigen in de landbouw. Uit onderzoek blijkt dat boeren ook tot een hogere leeftijd<br />

doorwerken dan werknemers in loondienst, ondanks ongunstige arbeidsomstandigheden. Dit wordt ook<br />

in verband gebracht met het grote aantal zelfstandigen in deze sector. 19 Anderzijds komt het voor dat een<br />

bepaald risico binnen een bedrijfstak weinig voorkomt, maar wel gepaard gaat met sterke gezondheidseffecten.<br />

In de handel bijvoorbeeld ervaart een relatief kleine groep werknemers een hoge werkdruk.<br />

Deze kleine groep heeft tevens een verhoogd ziekteverzuim.<br />

Het onderzoek toont aan dat het van belang is de samenhang tussen arbeidsrisico’s en gezondheidseffecten<br />

sectorgewijs na te gaan. Zo blijkt bijvoorbeeld het meest voorkomende risico, niet noodzakelijkerwijs het<br />

meeste risicovolle kenmerk te zijn ten aanzien van ziekteverzuim. Bij een sectorgewijze aanpak van<br />

arbeidsomstandigheden dient daarom - behalve op het vóórkomen van arbeidsrisico’s - ook te worden gelet op<br />

de gezondheidseffecten als gevolg van deze risico’s. Om nog beter inzicht te verkrijgen in de samenhang tussen<br />

arbeidsrisico’s en gezondheidseffecten zal dit onderzoek volgend jaar worden herhaald waarbij tevens wordt<br />

beoogd een verdere uitsplitsing te maken naar sectoren en een aantal demografische kenmerken zoals geslacht en<br />

leeftijd.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


1.4 Arbeidsongeschiktheid<br />

De instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen WAO en WAZ bedroeg in 1999 ruim 99.000 personen,<br />

ofwel 1,4% van de verzekerde populatie. 21 Het totaal aantal nieuwe uitkeringen WAO en WAZ is<br />

in 1999 grosso modo gelijk gebleven aan die in 1998. 22<br />

Reden van WAO-instroom<br />

De grootste instroom in de WAO en WAZ vond in 1999 plaats wegens psychische klachten: ruim 32.000<br />

uitkeringen (32,6%). Dit is ruim 3000 uitkeringen meer dan in 1998. Psychische klachten vormen daarmee<br />

de enige aandoening waarvan de WAO-instroom in 1999 is gegroeid. Het aantal nieuwe WAO-uitkeringen<br />

wegens klachten aan het bewegingsapparaat nam in 1999 licht af. Verhoudingsgewijs groeide<br />

de groep nieuwe echter tot een kwart van de instroom. Daarmee zijn psychische klachten en aandoeningen<br />

aan het bewegingsapparaat samen verantwoordelijk voor bijna 60% van de nieuwe WAO en WAZ<br />

uitkeringen (zie tabel 8 in de bijlage).<br />

Vrouwen vaker in de WAO<br />

De instroom van vrouwen in de arbeidsongeschiktheidsregelingen is aanzienlijk groter dan die van mannen.<br />

In 1999 bedroeg het instroompercentage in WAO en WAZ van vrouwen 1,6% en van mannen 1,1%. 23<br />

Instroom en lopend bestand WAO/WAZ naar geslacht,1996-1999 (x 1000)<br />

1996 1997 1998 1999<br />

man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw<br />

Instroom WAO en WAZ 38,2 40,2 41,8 43,2 49,4 60,1 46,1 53,1<br />

Ultimo jaarstand WAO en WAZ<br />

Lisv, <strong>2000</strong><br />

481,8 269 474,6 279,4 481 305,6 477,2 323,8<br />

Waarom stromen vrouwen vaker in de WAO? Een eerste belangrijke verklaring ligt in het verschil in arbeidsmarktpositie<br />

tussen mannen en vrouwen. Vrouwen werken doorgaans in andere sectoren en beroepen<br />

dan mannen. En als ze wel in dezelfde sector werken of hetzelfde beroep hebben, zitten zij gemiddeld<br />

in een lagere functie, werken ze tegen een lager salaris, meer in deeltijd en vaker op flexcontract. 24 Deze arbeidsmarktpositie<br />

gaat vaak samen met ongunstige arbeidsomstandigheden.<br />

Recent onderzoek toont dan ook aan dat ongeveer de helft van de grotere kans op WAO-instroom van<br />

vrouwen ten opzichte mannen kan worden verklaard door het verschil in arbeidsomstandigheden. 25<br />

Vrouwen werken vaker in fysiek en psychisch zwaar belastende sectoren als de zorg en onderwijs. 26 Zij<br />

werken vaker in beroepen met weinig promotiekansen, weinig ontplooïngsmogelijkheden of autonomie<br />

en een ongezonde werkdruk. Daarbij komt dat sommige arbeidsomstandigheden een groter<br />

WAO-risico inhouden voor vrouwen dan voor mannen, zoals een slechte werksfeer, geen plezier hebben<br />

in het werk en fysiek zwaar werk. Hoewel deze risico’s niet vaker voorkomen bij vrouwen, vallen zij er wel<br />

vaker langdurig door uit.<br />

Ongunstige arbeidsomstandigheden dragen daardoor op twee manieren bij aan de grotere kans op<br />

WAO-instroom onder vrouwen. Ten eerste omdat de WAO-instroomkans voor meer dan 50% veroorzaakt<br />

wordt grotendeels in of door het werk ontstane aandoeningen. 27 Ten tweede zorgen ongunstige<br />

ervaringen met werk voor een hogere werkhervattingsdrempel, daardoor voor langduriger ziek zijn en<br />

dus een grotere kans op WAO-instroom. 28<br />

Ongunstige arbeidsomstandigheden verklaren evenwel nog maar voor de helft waarom vrouwen vaker in<br />

de WAO instromen. Een mogelijke andere verklaring wordt vaak gezocht in de dubbele belasting van<br />

vrouwen die werken en de zorg voor een gezin combineren. Dit is moeilijk aantoonbaar gebleken. Jonge<br />

vrouwen met kinderen hebben wel een verhoogde WAO-instroomkans, maar dit geldt ook voor jonge<br />

vaders, waardoor het geen verklaring geeft voor het verschil in WAO-instroomkans tussen mannen en<br />

vrouwen. Nog een mogelijke verklaring is dat vrouwen en hun omgeving, zoals werkgevers, arbodiensten, en<br />

het thuisfront, anders omgaan met ziekteverzuim en WAO-intrede dan mannen en hun omgeving. Dit wordt<br />

momenteel onderzocht in opdracht van het ministerie van SZW. Tenslotte is een mogelijke verklaring dat er<br />

wellicht tussen mannen en vrouwen verschillen zijn in belastbaarheid die het verhoogde ziekteverzuim en de<br />

verhoogde WAO-instroom van vrouwen zouden kunnen verklaren. Ook hiervoor is nader onderzoek uitgezet<br />

door SZW.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 11<br />

21 Lisv, <strong>2000</strong><br />

22 Directie A&O ministerie SZW.<br />

In de cijfers van het Lisv lijkt het<br />

aantal nieuwe uitkeringen in de<br />

WAO en WAZ ruim 10% lager<br />

te liggen dan in 1998. Deze daling<br />

is echter slechts schijn omdat in<br />

de cijfers van 1998 onbedoeld<br />

ongeveer 10.000 reeds lopende<br />

uitkeringen als nieuwe instroom<br />

zijn meegeteld.<br />

23 In de berekening is het aantal in<br />

1999 toegekende WAO en WAZ<br />

uitkeringen gedeeld op de door<br />

het CBS geregistreerde aantal<br />

werkzame personen 1999<br />

(inclusief werkenden met een<br />

baan van minder dan 12 uur).<br />

24 Jongerius & Sombroek, <strong>2000</strong><br />

25 Van der Giezen, <strong>2000</strong><br />

26 Van Veldhoven, 1999,<br />

Van der Giezen, <strong>2000</strong><br />

27 Gründeman & Nijboer, 1998<br />

28 Van der Giezen & Cuelenaere<br />

1998, Van der Giezen <strong>2000</strong>


12<br />

2. De Risico’s<br />

Dit hoofdstuk gaat in op de belangrijkste arbeidsrisico’s waarvoor monitorinstrumenten bestaan. Het<br />

hoofdstuk is onderverdeeld in een deel ‘fysieke belasting’ en een deel ‘psychosociale belasting’. In het deel<br />

‘fysieke belasting’ komen achtereenvolgens aan de orde: kracht zetten en trillingen (2.1.1), RSI (2.1.2),<br />

lawaai (2.1.3) en gevaarlijke stoffen (2.1.4). Het deel ‘psychosociale belasting’ gaat in op tijdsdruk<br />

(2.2.1), werksfeer (2.2.2) en seksuele intimidatie, agressie en geweld (2.2.3).<br />

2.1 Fysieke belasting<br />

2.1 .1 Kracht zetten en trillingen<br />

Kracht zetten<br />

Een belangrijke vorm van fysieke belasting is het gebruik van spierkracht, bijvoorbeeld bij tillen. Het<br />

aantal werknemers dat zegt regelmatig spierkracht te gebruiken, nam in 1999 licht toe. Het percentage<br />

werknemers dat zegt in het werk regelmatig spierkracht te gebruiken blijft - door het stijgend aantal<br />

werknemers - stabiel op 22%. Het aantal personen dat soms of regelmatig te maken krijgt met enigerlei<br />

vorm van lichamelijke belasting in het werk ligt met 80% aanzienlijk hoger.<br />

Percentage werknemers van 15-64 jaar naar regelmatig kracht gebruiken<br />

1996 1997 1998 1999 verschil<br />

1999-1996<br />

Nederland 24 23 22 22 -2<br />

Landbouw en visserij 42 44 46 43 1<br />

Industrie 26 26 25 26 0<br />

Metaalproduktenindustrie 39 42 38 38 -1<br />

Voedings- en genotmiddelenindustrie 32 32 29 30 -2<br />

Drukkerijen 22 21 24 29 7<br />

Bouwnijverheid 53 50 49 50 -3<br />

Bouwbedrijven 58 56 54 56 -2<br />

Afwerking van gebouwen 52 49 49 51 -1<br />

Handel 28 28 27 27 -1<br />

Groothandel voedings- en genotmiddelen 37 40 40 44 7<br />

Warenhuizen en supermarkten 37 39 35 36 -1<br />

Winkels in voedings- en genotmiddelen 44 46 43 38 -6<br />

Horeca 31 30 29 30 -1<br />

Vervoer en communicatiebedrijven 25 24 25 22 -3<br />

Goederen- en overig wegvervoer 38 35 36 34 -4<br />

Zakelijke dienstverlening 11 9 9 9 -2<br />

Schoonmaakbedrijven 42 39 41 40 -2<br />

Onderwijs 5 6 6 5 0<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 35 35 32 32 -3<br />

Verpleeg- en bejaardentehuizen 48 46 44 44 -4<br />

Ziekenhuizen 32 31 28 29 -3<br />

Overige welzijnszorg<br />

CBS, enquête beroepsbevolking<br />

30 35 31 30 0<br />

Fysieke belasting is een risico dat vooral speelt in de meer ‘traditionele’ bedrijfssectoren, bouw en landbouw<br />

en in delen van de zorg. De grootste stijging van het gebruik van spierkracht deed zich voor in de<br />

bedrijfstakken ‘drukkerijen’ en ‘groothandel in voedings-en genotmiddelen’.<br />

De bovenstaande tabel heeft betrekking op werknemers. Het percentage zelfstandigen dat regelmatig<br />

spierkracht gebruikt ligt structureel zeven procent hoger. In de CBS-Arbomonitor - waarin de zelfstandigen<br />

meetellen - zijn met name in sectoren met veel zelfstandigen hogere percentages te zien.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Trillingen<br />

Ongeveer 13% van alle werknemers had in 1999 in het werk te maken met trillingen. Zowel trillingen<br />

die via gereedschap of apparatuur op het lichaam worden overgebracht (hand-armtrillingen), als trillingen<br />

die het lichaam binnenkomen via bijvoorbeeld de zitting van een stoel (voertuigtrillingen). Procentueel<br />

gezien is het aantal werknemers dat blootstaat aan trillingen de afgelopen jaren nauwelijks veranderd.<br />

1996 1997 1998 1999<br />

Werknemers die regelmatig blootstaan aan trillingen<br />

Enquête beroepsbevolking<br />

14% 14% 13% 13%<br />

Trillingen kwamen in 1999 het vaakst voor in de sectoren landbouw en visserij (40% ), de bouwnijverheid<br />

(36%) en het vervoer (31%). In de bijlage is in tabel 9 een verdeling over bedrijfstakken weergegeven.<br />

Hierin is te zien dat de werknemers in het goederen-en wegvervoer het meest te maken hebben met regelmatige<br />

belasting door trillingen (66%).<br />

Tot nu toe is afgezien van nationale regelgeving op het terrein van trillingen. De belangrijkste reden daarvoor<br />

is dat de Europese Commissie in opdracht van het Europees parlement bezig is met de voorbereiding<br />

van een Europese richtlijn voor blootstelling aan fysische agentia, waaronder trillingen op het werk.<br />

Na een jaren durend verschil van inzicht tussen de lidstaten is er tijdens het Duitse voorzitterschap een<br />

doorbraak bereikt over een afzonderlijke trillingenrichtlijn. Het huidige Franse voorzitterschap wil de<br />

tekst hierover nog voor het eind van dit jaar voorleggen aan de Europese Raad. De concept richtlijn bevat<br />

bepalingen over de wijze van meten en beoordelen van trillingen op de werkplek, en voorstellen voor<br />

grenswaarden waaraan de resultaten van meting en beoordeling kunnen worden getoetst.<br />

Klachten door zwaar werk en trillingen<br />

Fysieke belasting tijdens het werk - zoals zwaar werk en de blootstelling aan trillingen - wordt vaak in verband<br />

gebracht met het ontstaan van klachten aan het bewegingsapparaat. Vier op de vijf werkenden geeft<br />

aan soms of regelmatig fysiek belast te zijn, 43% daarvan zegt hierdoor ook klachten te hebben. Dit is een<br />

stijging van 8% ten opzichte van 1998. Een op de vier werkenden geeft aan soms of regelmatig last te hebben<br />

van trillingen op het werk, 19% zegt als gevolg hiervan klachten te hebben gehad: een stijging van 4%.<br />

Van 1994 tot 1999 is een longitudinale studie verricht naar risicofactoren voor het optreden van klachten<br />

aan het bewegingsapparaat, in het bijzonder aan de nek en de lage rug. 29 Doel van het onderzoek was het<br />

inzicht te vergroten in het ontstaan van nek- en lage rugklachten en het daarmee samenhangende verzuim.<br />

Lage rugklachten<br />

Gedurende de looptijd van het onderzoek ontwikkelde bijna 27% van de deelnemers lage rugklachten.<br />

Vrouwen hebben vaker lage rugklachten dan mannen maar zij verzuimen daar niet vaker door. Lichamelijke<br />

belasting en psychosociale belasting zijn de belangrijkste risicofactoren voor het ontstaan van deze<br />

klachten. De groep werknemers die het meest fysiek zwaar werk doet, krijgt 1,5 maal vaker klachten dan<br />

de groep die minder vaak spierkracht gebruikt. De kans op rugklachten wordt groter in werksituaties<br />

waarin meer dan 5% van de tijd in voorovergebogen houding (>60°) wordt gewerkt, waarin meer dan<br />

10% van de werktijd met de rug gedraaid (>30°) wordt gewerkt of waarin meer dan 15 maal per dag meer<br />

dan 25 kilo wordt getild. Veel autorijden en veel zware lasten tillen in de vrije tijd vergroot de kans op<br />

klachten. Daarnaast blijkt vooral een hoge werkdruk in combinatie met weinig sociale ondersteuning<br />

door leiding en collega’s een risicofactor te zijn. De conclusie uit het onderzoek is dat veel tillen en buigen<br />

van de rug leidt tot meer ziekteverzuim door lage rugklachten. Ook wordt opgemerkt dat eerdere lage<br />

rugklachten een sterke indicator zijn voor het optreden van nieuwe episodes met lage rugklachten.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 13<br />

29 Bongers, e.a., <strong>2000</strong>


30 TNO, conceptrapport<br />

RSI-klachten in de werkende<br />

populatie, <strong>2000</strong><br />

14<br />

Nekklachten<br />

Ruim 14% van de deelnemers heeft tijdens het onderzoek last gekregen van nekklachten. Vrouwen hebben<br />

een hogere kans op nekklachten dan mannen. Ook hier geldt dat dit niet leidt tot een hoger verzuim.<br />

De kans op nekklachten wordt vergroot door ongunstige lichamelijke belasting. Werknemers die meer<br />

dan 95% van de werkdag zitten, hebben een ongeveer twee maal zo grote kans op het ontstaan van nekklachten<br />

als werknemers die bijna niet zitten op het werk. Een hoge werkdruk leidt tot een ruim twee<br />

maal hogere kans op nekklachten dan werk met een lage werkdruk. Verder blijkt vooral gebrek aan ondersteuning<br />

door collega’s het risico op nekklachten te vergroten. In het onderzoek wordt geconcludeerd dat<br />

er een relatie bestaat tussen veelvuldig of langdurig buigen van de nek en ziekteverzuim door nekklachten.<br />

Er is geen relatie gevonden tussen langdurig zittend werk en ziekteverzuim door nekklachten.<br />

2.1. 2 RSI<br />

Tijdens het congres ‘De aanpak van RSI, risico’s, preventie en oplossingen’ op 27 juni <strong>2000</strong> zijn de resultaten<br />

gepresenteerd van een onderzoek naar het vóórkomen van RSI-klachten. 30 Voor het onderzoek is<br />

gebruik gemaakt van informatie van 1.256 werkgevers en 11.308 werknemers uit het SZW-werkgeverspanel.<br />

Nieuw in het onderzoek is dat onderscheid gemaakt is in regelmatig en meer sporadisch voorkomen<br />

van RSI-klachten.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat intensieve muisgebruikers niet méér RSI klachten hebben dan mensen die<br />

nooit de muis gebruiken, maar wel veel beeldschermwerk verrichten. Bij vrouwen gaat meer dan 4 uur<br />

computerwerk per dag gepaard met een verhoging van het aantal RSI klachten. Bij mannen is dat niet het<br />

geval. Regelmatige of langdurige RSI-klachten komen bij ongeveer 20% van alle ondervraagde werknemers<br />

voor. Kantoormedewerkers rapporteren ditzelfde percentage. Onder hen komen de meeste<br />

klachten voor bij secretaressen en typisten (31%); zij noemen met name nek- en schouderklachten.<br />

Evaluatie Campagne STOP RSI<br />

In mei 1999 zijn 50.000 werkgevers met meer dan 20 werknemers met een brief voorgelicht over de risico’s<br />

van RSI bij beeldschermwerk. Werkgevers konden het voorlichtingsmateriaal gratis bestellen en verspreiden<br />

onder het personeel. Daarnaast is een website geopend waar deze informatie voor werkgevers en<br />

werknemers te verkrijgen is (www.stoprsi.nl). De campagne is eind 1999 geëvalueerd. Uit de evaluatie<br />

bleek dat 25.000 werkgevers het materiaal hebben opgevraagd. Bij 40 procent daarvan bleek de kennis<br />

over RSI en de aandacht in het bedrijf voor RSI te zijn toegenomen. 25 procent van de werkgevers zei<br />

dat de campagne aanleiding gaf om extra maatregelen te nemen. Bij 80 procent van de werknemers is de<br />

kennis over RSI eveneens toegenomen en werd men zich bewuster van het gevaar, 33 procent nam maatregelen<br />

naar aanleiding van de Cd-rom. Men is te spreken over de bruikbaarheid, vorm, inhoud en gebruikersvriendelijkheid<br />

van de Cd-rom die gemiddeld wordt gewaardeerd met een rapportcijfer van 7,2.<br />

Driekwart van de ondervraagden was goed te spreken over de opzet van de campagne. De intermediaire<br />

rol van de werkgever werd positief beoordeeld door de aanknopingspunten die dit bood voor een gezamenlijke<br />

aanpak.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


2.1.3 Lawaai<br />

In 1999 hadden ruim 570.000 personen regelmatig te maken met lawaai op het werk. Dit is 9% van de<br />

totale beroepsbevolking. Het percentage werknemers dat op het werk te maken krijgt met schadelijk geluid<br />

is daarmee onveranderd ten opzichte van 1998. In absolute zin was er echter een toename van het<br />

aantal blootgestelden.<br />

1996 1997 1998 1999<br />

Werknemers die regelmatig blootstaan aan lawaai<br />

Enquête beroepsbevolking<br />

10% 10% 9% 9%<br />

In de bijlage is een tabel met een verdeling over bedrijfstakken opgenomen (tabel 10). Met name in de<br />

landbouw en de papier en kartonindustrie nam de blootstelling aan lawaai toe in de periode 1996 tot<br />

1999. Of de blootstelling aan geluid gehoorschade aanricht hangt onder andere af van een adequaat gebruik<br />

van gehoorbeschermingsmiddelen. Het gebruik van deze middelen is - sinds een wijziging van het<br />

Arbobesluit op 17 mei <strong>2000</strong> - verplicht als het geluidsniveau op de werkplek hoger is dan 85 decibel.<br />

Voorheen was dat 90 decibel. Werkgevers moeten ervoor zorgen dat duidelijk is aangegeven op welke<br />

werkplekken het geluidsniveau hoger is dan 85 decibel. Dat geldt niet alleen voor lawaaiige arbeidsplaatsen,<br />

maar ook voor werktuigen die bij gebruik het gehoor van de werknemer met meer dan 85 decibel belasten.<br />

In 1999 gebruikt 33% van de werknemers in een lawaaiige omgeving regelmatig gehoorbeschermingsmiddelen,<br />

een toename van 3% ten opzichte van 1998. Van de werknemers die te maken hebben met<br />

schadelijk geluid gebruiken mannen hun gehoorbeschermers aanzienlijk vaker dan vrouwen: 43%<br />

respectievelijk 6%.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 15


31 Van den Ameele en Peters, <strong>2000</strong><br />

32 Chemielinco, <strong>2000</strong><br />

33 Tjoe Nij, e.a., 1999<br />

34 Nederlands Centrum voor<br />

Beroepsziekten, Jaarverslag<br />

solvent team project 1999, <strong>2000</strong><br />

16<br />

2.1.4 Gevaarlijke stoffen<br />

Uit onderzoek van de Arbeidsinspectie blijkt dat in eenvijfde van de bedrijven in Nederland regelmatig<br />

wordt gewerkt met gevaarlijke stoffen, zoals dampen van organische oplosmiddelen, uitlaatgassen, meelstof<br />

en kwarts. Werken met gevaarlijke stoffen komt het meest voor in bedrijven in de agrarische sector<br />

(54%), industrie (40%), de bouwnijverheid (29%), reparatie en handel (22%) en het openbaar bestuur<br />

(27%). Ruim de helft van de bedrijven waar dit aan de orde is (57%) neemt doeltreffende maatregelen ter<br />

bescherming van de werknemers. In eenvijfde van de bedrijven zijn de maatregelen naar het oordeel van<br />

de Arbeidsinspectie onvoldoende. 31 Hieronder gaan wij nader in op kwarts, oplosmiddelen en allergene/<br />

irriterende stoffen.<br />

Kwarts<br />

Kwartshoudend stof ontstaat op plaatsen waar steenachtige materialen en grond bewerkt worden. In de<br />

bouwnijverheid heeft de helft van de circa 300.000 werknemers hinder van stof. Ruim 100.000 werknemers<br />

uit deze sector zijn geregeld aan kwartsstof blootgesteld, 20.000 daarvan regelmatig aan hoge<br />

concentraties. Kwartsstofproblematiek doet zich ook voor in aardappelsorteerbedrijven waar 30.000<br />

(veelal seizoen-)werknemers werken. Uit recent onderzoek blijkt dat in deze bedrijfstak blootstelling aan<br />

kwarts structureel te hoog is. 32 Ook in de betonindustrie zijn de concentraties kwarts vaak hoger dan de<br />

wettelijk vastgestelde norm.<br />

Werknemers die regelmatig in hoge concentraties steen-en betonstof werken, lopen een verhoogd risico<br />

op ‘stoflongen’ en longkanker. Zo blijkt uit recent onderzoek bij werknemers uit de bouw dat door<br />

kwarts nog steeds nieuwe gevallen van stoflongen ontstaan. Van de bouwvakkers met beroepen die hoog<br />

worden blootgesteld aan kwarts, zoals betonboorders, terrazzowerkers, slopers, voegers en koppensnellers<br />

heeft 13% waarneembare longafwijkingen. De ernst van de afwijking nam toe met de blootstellingsduur.<br />

33 Bijna 3% van de werknemers had stoflongen samengaand met een verminderde longfunctie.<br />

Oplosmiddelen<br />

Organische oplosmiddelen zijn veroorzakers van chronische aandoeningen aan het zenuwstelsel, ook wel<br />

bekend onder de naam Organisch Psychosyndroom (OPS). Sinds 1997 wordt de diagnose voor OPS<br />

gesteld door deskundigen in zogenaamde ‘solventteams’. In 1999 stelden de solventteams bij 97 personen<br />

de diagnose OPS. In 1997 en 1998 waren dat er 49 respectievelijk 60. Van de bijna 100 erkende OPSslachtoffers<br />

is 37% schilder (geweest), 19% is industrieel- of autoverfspuiter, 13% komt uit de grafische<br />

sector en 6% uit de woningstofferingsbranche. 34<br />

Sinds halverwege jaren negentig voert SZW gericht beleid om chronische gezondheidsklachten door<br />

blootstelling aan oplosmiddelen te voorkomen. In januari <strong>2000</strong> is met dat doel een wettelijke vervangingsregeling<br />

ingevoerd voor oplosmiddelrijke producten in de schilderssector en de wonenbranche (zie<br />

box ‘naleving vervangingsregeling’). In de grafische industrie en de autospuiterijen is op 1 oktober <strong>2000</strong><br />

een vervangingsregeling van kracht geworden. De regeling wordt in de grafische industrie fasegewijs<br />

ingevoerd vanwege de vooralsnog beperkte technische vervangingsmogelijkheden in deze sector. In de<br />

hout-, timmer- en meubelindustrie, de metaalnijverheid en scheeps- en jachtbouw wordt eerst samen<br />

met de sociale partners onderzocht welke vervangingsmogelijkheden er zijn.<br />

In sectoren waar vervanging van oplosmiddelen nog niet of beperkt mogelijk is maakt SZW in arboconvenanten<br />

afspraken over toekomstige beperking van het gebruik van oplosmiddelen. De volgende<br />

sectoren hebben een intentieverklaring ondertekend over de aanpak van het arborisico oplosmiddelen:<br />

hout- en meubelindustrie, timmerindustrie, bouwnijverheid, grafische industrie, schoonmaak- en reinigingssector,<br />

papier en kartonindustrie en de wonenbranche.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Allergene en irriterende stoffen<br />

Allergene en irriterende stoffen komen voor op veel werkplekken in de industrie, gezondheidszorg,<br />

bouwnijverheid en agrarische sector. Volgens ruwe schattingen krijgen 1,5 op de 1000 werknemers huiden<br />

longklachten als gevolg van dergelijke stoffen: per jaar naar schatting 9000 werknemers. De oorzaak<br />

van deze aandoeningen is het werken met (een combinatie van) allergene en irriterende stoffen zoals<br />

voedingsproducten, cosmetica en zeep. De sectoren waar werknemers het meest klachten krijgen zijn de<br />

gezondheidszorg (31%), chemische industrie (14%), de metaalnijverheid (12%), bouwnijverheid<br />

(7,5%) en agrarische sector (7%) 35 . In 1999 zijn door de bedrijfsartsen van Arbodiensten 227 beroepshuidaandoeningen<br />

gemeld bij het NCvB: een forse ondermelding gezien de bovenstaande schatting.<br />

Astma is eveneens een aandoening die veroorzaakt kan worden door beroepsmatige blootstelling aan<br />

stoffen. Jaarlijks ontstaan naar schatting 500-<strong>2000</strong> gevallen van beroepsastma 36 . De belangrijkste oorzaken<br />

van beroepsastma zijn latexallergie, meelstofallergie en luchtwegaandoeningen door allergene dierlijke<br />

producten. Geschat wordt dat in de gezondheidszorg door het gebruik van latex handschoenen circa<br />

20.000 werknemers overgevoelig zijn voor latex. Jaarlijks leidt dit in de deze sector tot ongeveer 50 nieuwe<br />

gevallen van latexallergie 37 .<br />

Naleving vervangingsregeling vluchtige stoffen<br />

Per 1 januari <strong>2000</strong> is in de schilderssector en de wonenbranche (ca. 80.000 werknemers) een vervangingsregeling<br />

van kracht. Sindsdien mogen de producten voor het lijmen en schilderen in woningen of andere<br />

gebouwen een voorgeschreven maximum gehalte aan vluchtige organische oplosmiddelen bevatten. De<br />

vervangingsregeling beoogt het ontstaan van het Organisch Psycho Syndroom (OPS) bij werknemers in<br />

deze sectoren als gevolg van een te hoge en langdurige blootstelling aan oplosmiddelen te verhinderen.<br />

Deze aandoening komt vooral voor bij schilders, woningstoffeerders, industriële en autospuiters en<br />

werkenden in de grafische sector. De vervangingsregeling is in overleg met werkgevers en werknemersorganisaties<br />

en fabrikanten tot stand gebracht. In het voortraject hebben werkgevers-en werknemersorganisaties<br />

hun leden voorgelicht via vakbladen, trainingen, folders en een telefonische helpdesk.<br />

De Arbeidsinspectie heeft vanaf 1 februari tot 1 mei <strong>2000</strong> landelijk 210 bedrijven geïnspecteerd op de<br />

naleving van de vervangingsplicht. Bij de inspecties is onder andere gecontroleerd of de gebruikte<br />

produkten voldoen aan de voorwaarden uit de regeling en of de werknemers zijn voorgelicht. Uit deze<br />

landelijke controle-actie bleek dat de vervangingsregeling bij 161 bedrijven (= 77 %) werd nageleefd. In<br />

48 gevallen (= 23 %) was bij het eerste bezoek iets niet in orde. Bij de hercontrole bleken 33 bedrijven<br />

zich aan de regeling te houden. In 15 gevallen moet nog hercontrole plaatsvinden. Bij één bedrijf is een<br />

boete gegeven voor het ontbreken van een risico-inventarisatie en-evaluatie.<br />

Uit de evaluatie blijkt ook dat de vervangende producten ervoor zorgen dat schilders hun werkmethode<br />

moeten veranderen. Vooral in nieuwbouw is het met de watergedragen verven noodzakelijk om voor het<br />

schilderen te stoken omdat muren en wanden te veel vocht bevatten. Zelfstandige beroepsbeoefenaars<br />

zijn nog niet altijd goed op de hoogte van de gevolgen van de vervangingsregeling. Zij betrekken hun<br />

informatie hierover voornamelijk via leveranciers. In het najaar van <strong>2000</strong> zal de Arbeidsinspectie opnieuw<br />

inspecties uitvoeren naar de naleving van de vervangingsplicht.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 17<br />

35 Mommers, e.a.,<br />

nog niet gepubliceerd<br />

36 Heederik, e.a., 1999<br />

37 Smits, e.a.,<br />

nog te publiceren


18<br />

2.2 Psychosociale arbeidsbelasting<br />

Psychosociale belasting in het werk komt relatief vaak voor. Het begrip omvat diverse stressfactoren waar<br />

mensen in de werksituatie mee te maken kunnen krijgen. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan om de hoeveelheid<br />

werk en de beschikbare tijd om dit te doen, aspecten die te maken hebben met zeggenschap en<br />

verantwoordelijkheden van werknemers, aspecten die te maken hebben met de werkorganisatie, dingen<br />

die te maken hebben met het plezier dat mensen hebben in hun werk, of de aansluiting van de werkzaamheden<br />

bij de persoon. Psychosociale arbeidsbelasting hoeft niet altijd negatieve gevolgen te hebben.<br />

Een ervaren onbalans tussen de genoemde factoren kan echter stress veroorzaken.<br />

In de <strong>Arbobalans</strong> 1999 werd al opgemerkt dat bijna vier op de vijf werknemers te maken heeft met een of<br />

andere vorm van psychosociale belasting op het werk. Ruim de helft van alle werknemers zegt regelmatig<br />

psychisch belast te zijn. Opeenvolgende onderzoeken onder werknemers die 12 maanden ziek zijn, wijzen<br />

uit dat 60% van de personen die wegens psychische klachten langdurig ziek worden, het werk als oorzaak<br />

van de ziekte zien. Psychische klachten zijn de meest voorkomende en snelstgroeiende oorzaak voor<br />

instroom in de WAO.<br />

2.2.1 Tijdsdruk<br />

Een belangrijke oorzaak voor het ontstaan van werkstress is het onder hoge tijdsdruk moeten werken.<br />

Het aantal werknemers dat te maken heeft met het werken onder tijdsdruk is de afgelopen jaren<br />

onafgebroken gestegen tot ruim 2 miljoen in 1999. Dat zijn er ruim 80 duizend meer dan in 1998. Het<br />

percentage werknemers dat regelmatig onder tijdsdruk werkt is in 1999 niet verder gestegen. De toekomst<br />

moet uitwijzen of dit een trendbreuk inhoudt.<br />

Werknemers van 15-64 jaar naar regelmatig onder hoge tijdsdruk werken<br />

1996 1997 1998 1999 verschil<br />

1999-1996%<br />

Nederland 31 32 33 33 2<br />

Landbouw en visserij 16 17 20 21 5<br />

Industrie 30 32 30 32 2<br />

Voedings- en genotmiddelenindustrie 34 33 30 32 -2<br />

Papier- en kartonindustrie 33 35 30 40 7<br />

Uitgeverijen 40 44 43 50 10<br />

Drukkerijen 43 49 44 43 0<br />

Bouwnijverheid 27 28 29 31 4<br />

Bouwbedrijven 26 28 29 32 6<br />

Afwerking van gebouwen 25 25 23 27 2<br />

Handel 26 27 27 27 1<br />

Groothandel voedings- en genotmiddelen 34 32 36 36 2<br />

Horeca 36 40 35 38 2<br />

Vervoer en communicatiebedrijven 37 40 42 40 3<br />

Goederen- en overig wegvervoer 30 34 36 34 4<br />

Openbaar vervoer 41 50 50 50 9<br />

Financiële en zakelijke dienstverlening 36 34 38 37 1<br />

Juridische/economische dienstverlening 45 44 44 45 0<br />

Schoonmaakbedrijven 31 34 29 29 -2<br />

Openbaar bestuur 32 32 33 32 0<br />

Onderwijs 29 30 32 33 4<br />

Basis- en speciaal onderwijs 22 25 27 30 8<br />

Voortgezet onderwijs 31 31 34 37 6<br />

Hoger onderwijs 33 37 36 33 0<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 33 36 39 38 5<br />

Verpleeg- en bejaardentehuizen 32 38 41 41 9<br />

Ziekenhuizen 37 40 43 41 4<br />

Overige welzijnszorg<br />

CBS, enquête beroepsbevolking<br />

29 31 31 32 3<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Tijdsdruk speelt een verhoudingsgewijs grote rol in de dienstensector, gezondheidszorg en delen van de<br />

industrie en vervoersbedrijven. In vergelijking met 1998 is de tijdsdruk het meest toegenomen in de<br />

papier- en kartonindustrie en uitgeverijen. Stijgers die niet in de tabel zijn opgenomen zijn de reisorganisaties<br />

(naar 47%), handel in onroerend goed en verhuur (naar 35%) en medische en optische apparaten<br />

industrie (naar 38%).<br />

Mannen ervaren iets vaker tijdsdruk dan vrouwen: 34% respectievelijk 32%. Bij de werknemers is het<br />

verschil tussen mannen en vrouwen in de loop der jaren echter kleiner geworden. De ervaren tijdsdruk<br />

neemt toe met het stijgen van de leeftijd en het aantal gewerkte uren per week. Vanaf de leeftijdscategorie<br />

55 jaar rapporteren werknemers weer minder vaak een hoge tijdsdruk. Het opleidings-en functieniveau<br />

van werknemers loopt gelijk op met de ervaren tijdsdruk. Werken onder tijdsdruk komt relatief vaak<br />

voor in wetenschappelijke beroepen (30%) in vergelijking met de lagere beroepsniveaus (18%).<br />

Werkzame beroepsbevolking tussen de 15-64 jaar die regelmatig tijdsdruk ervaren op het werk<br />

1996 1997 1998 1999<br />

Totaal 31% 32% 33% 33%<br />

Mannen 33% 34% 34% 34%<br />

Vrouwen 29% 31% 31% 32%<br />

15-24 20% 19% 18% 20%<br />

25-54 33% 35% 36% 36%<br />

55-64 25% 27% 28% 28%<br />

12-19 uur 19% 20% 22% 20%<br />

20-34 uur 27% 30% 30% 31%<br />

35 uur en meer<br />

CBS, periodiek onderzoek leefsituatie<br />

34% 35% 35% 36%<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 19


38 CBS, Periodiek Onderzoek<br />

Leefsituatie, <strong>2000</strong><br />

39 Warwick University,<br />

Job satisfaction by country, <strong>2000</strong><br />

20<br />

2.2 . 2 Werksfeer en werktevredenheid<br />

De CBS-arbomonitor meet het begrip ‘werksfeer’ met de vragen naar plezier in het werk en onderlinge<br />

sfeer op het werk. Verreweg de meeste werkende Nederlanders hebben plezier in hun werk. In 1999 gaf<br />

92% van de werkenden aan plezier op het werk te hebben. 82% spreekt over een goede onderlinge sfeer.<br />

Vrouwen hebben vaker plezier in het werk dan mannen (93% versus 91%) en beschouwen de sfeer op het<br />

werk ook vaker als goed (83% versus 82%). Van de werkzame beroepsbevolking rapporteert 2% over<br />

conflicten met collega’s. Conflicten met de chef komen bij 5% van de werkenden voor. Mannen ruziën<br />

vaker met de chef dan vrouwen (6% vs. 4%). 38 Werknemers in Nederland zijn over het algemeen tevreden<br />

over hun baan. Een internationaal vergelijkend onderzoek wijst uit dat de helft van de Nederlandse werknemers<br />

(49%) helemaal of zeer tevreden is met zijn of haar werk. Van alle onderzochte landen ligt dit percentage<br />

gemiddeld op 42%. Daarmee staat Nederland wereldwijd, samen met de Verenigde Staten op de<br />

zevende plaats. De ranglijst wordt aangevoerd door Denemarken (62%). Het verhoudingsgewijs hoge<br />

gemiddelde in Nederland wordt door de onderzoekers in verband gebracht met de relatief korte werkweek<br />

en de grote baanzekerheid in ons land. 39 De hoge score van Nederlandse werknemers op de ranglijst<br />

van baantevredenheid is een positief signaal. Onderzoek wijst namelijk uit dat tevredenheid van werknemers<br />

over hun baan sterk samenhangt met een laag ziekteverzuim.<br />

Werkenden,baantevredenheid en ziekteverzuim,1997<br />

in 1997 ziek gemiddeld aantal > 2 weken aan<br />

thuis geweest dagen verzuim aaneengesloten ziek<br />

Zeer tevreden 40,9% 8,5 10,5%<br />

Wel tevreden 46,1% 7,3 11,0%<br />

Niet zo tevreden 51,6% 12,2 17,6%<br />

Helemaal niet tevreden 57,6% 23,3 28,4%<br />

Totaal 44,8% 8,5 11,7%<br />

Osa, Trendrapport Aanbod van arbeid 1999<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


2.2.3 Seksuele intimidatie,agressie en geweld<br />

Sinds 1 oktober 1994 zijn werkgevers door de Arbowet (artikel 4, lid 2) verplicht om te zorgen voor<br />

zoveel mogelijk bescherming van hun werknemers tegen seksuele intimidatie, agressie en geweld, en<br />

tegen de nadelige gevolgen ervan.<br />

In 1995 zijn de inspanningen van werkgevers met betrekking tot seksuele intimidatie, agressie en geweld<br />

onderzocht. Dit onderzoek wees uit dat ongeveer een derde van de werkgevers op dit punt beleid had<br />

ontwikkeld. In 1999 is opnieuw onderzoek gedaan. Doel van dit onderzoek was evaluatie van de Arbowet-artikelen<br />

over seksuele intimidatie, agressie en geweld. Er is onderzocht in hoeverre werkgevers vijf<br />

jaar na invoering van de betreffende Arbowet-artikelen preventieve maatregelen hebben genomen en opvang<br />

voor eventuele slachtoffers hebben geregeld. Daarnaast is getracht een eerste indruk te krijgen van<br />

het voorkomen van seksuele intimidatie, agressie en geweld op de werkvloer. Daarbij is ook het onderwerp<br />

pesten meegenomen.<br />

Uit het onderzoek blijkt dat ruim een derde van alle werknemers op het werk weleens te maken heeft met<br />

agressie en geweld. Eén op de tien werknemers heeft last gehad van seksuele intimidatie en 16% van de<br />

werknemers wordt soms gepest. Veel slachtoffers melden hun ervaring aan een persoon of instantie die<br />

actie kan ondernemen. Desondanks verandert er vaak niets op het werk of voor het slachtoffer.<br />

Verbaal geweld is de meest voorkomende vorm van agressie. Vooral werknemers die direct contact met<br />

publiek hebben, zoals baliemedewerkers, telefonisten en verpleegkundigen, hebben hier mee te maken.<br />

In de gezondheidszorg heeft de helft van de werknemers met agressief gedrag te maken. Andere bedrijfstakken<br />

met veel agressie en geweld zijn vervoer, handel en horeca. Bij seksuele intimidatie gaat het<br />

onder andere om het maken van dubbelzinnige opmerkingen, handtastelijkheden, pornografische posters<br />

en tijdschriften op het werk. Een sterk hiërarchische sfeer of machocultuur maakt een organisatie gevoelig<br />

voor seksuele intimidatie. Werknemers die op enige wijze niet passen binnen de groep lopen een<br />

grotere kans om te worden lastiggevallen. Bij pesten gaat het vooral om opmerkingen en grapjes ten koste<br />

van het slachtoffer, ongelijke behandeling, negeren, intimideren, openlijk terechtwijzen en eigendommen<br />

beschadigen. Bijna tweederde van de slachtoffers werd door collega’s gepest, één op de tien<br />

door een leidinggevende.<br />

Uit het onderzoek komt naar voren dat van alle slachtoffers van pesterijen 22% als gevolg van het pesten<br />

enige tijd ziek thuis is gebleven. Dit verzuimpercentage is aanmerkelijk hoger dan het verzuim van slachtoffers<br />

van agressie en geweld (9%) en seksuele intimidatie (7%). Het is moeilijk om de ware omvang van<br />

het verzuim als gevolg van confrontatie met agressie en geweld, seksuele intimidatie en pesten op de<br />

werkvloer te bepalen, zo blijkt uit het onderzoek. Dit komt omdat er geen goed registratiesysteem is, niet<br />

alle incidenten gemeld worden en melding vaak niet tot verbetering leidt. Voor werkgevers is het mede<br />

daardoor moeilijk om de kosten van mogelijke investeringen af te wegen tegen de kosten van verzuim. In<br />

vergelijking met een nulmeting in 1995 blijkt dat 11% méér werkgevers de opvang en nazorg hadden<br />

verbeterd en het gevoerde beleid in een handboek of een procedure hadden vastgelegd. Het bespreken<br />

van seksuele intimidatie in het werkoverleg en aandacht in het personeelsblad zijn de belangrijkste<br />

preventieve maatregelen. Een meldpunt en het aanstellen van een vertrouwenspersoon zijn de meest<br />

genomen maatregelen voor opvang en nazorg. Dit laatste gebeurt vooral in grotere organisaties.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 21


40 Bij een rentepercentage van<br />

6 procent is het rentevoordeel<br />

becijferd op ongeveer 3% procent<br />

van de waarde van de investering.<br />

41 Onder meer omdat werkgevers<br />

zonder loondoorbetalingsplicht<br />

deze verplichting niet hebben,<br />

zal dit percentage nooit exact op<br />

100% uitkomen.<br />

42 Van den Ameele en Peters, <strong>2000</strong><br />

en Van Deursen e.a., SZW-werkgeverspanel<br />

1998-1999, <strong>2000</strong>.<br />

De sectoren overheid en onderwijs<br />

zijn in dit panel niet opgenomen.<br />

43 CBS-statistiek arbodiensten,<br />

einde 1998. Actueler maar niet<br />

volledige cijfers in Het Financiële<br />

Dagblad, 15 juni <strong>2000</strong><br />

22<br />

3. Inspanningen ter verbetering van<br />

de arbeidsomstandigheden<br />

Verbetering van arbeidsomstandigheden is een zaak van veel partijen. De overheid heeft een wetgevende,<br />

handhavende en stimulerende taak. Deze drie taken zien we in dit hoofdstuk terug in een paragraaf over<br />

nieuwe wetgeving (3.1), een paragraaf over de activiteiten van de Arbeidsinspectie (3.4) en een paragraaf<br />

over de Arboconvenanten (3.3). De echte veranderingen moeten in de bedrijven zelf plaatsvinden.<br />

Ondernemingen kunnen daarin worden bijgestaan door hun arbodienst (3.2).<br />

3.1 Farbo-regeling uitgebreid<br />

De Arbeidsinspectie voert in samenwerking met de belastingdienst de ‘Regeling willekeurige afschrijving<br />

arbo-investeringen’ (FARBO) uit. De FARBO-regeling stimuleert bedrijven te investeren in arbovriendelijke<br />

bedrijfsmiddelen. De regeling biedt de mogelijkheid deze middelen op een willekeurig moment<br />

af te schrijven. 40 De bedrijfsmiddelen waarvoor de FARBO-regeling geldt, staan op de zogenaamde<br />

‘arbo-lijst’ die jaarlijks geactualiseerd wordt. In de bijlage is een tabel opgenomen met een overzicht van<br />

de meest aangemelde FARBO-investeringen (tabel 11).<br />

Tot nu toe gold de FARBO-regeling alleen voor bedrijven in de marktsector. In 1999 werd 210 miljoen<br />

gulden investeringen aangevraagd: een bedrag dubbel zo hoog als verwacht. Met ingang van 1 januari<br />

2001 zal de FARBO-regeling uitgebreid worden naar organisaties in de non-profit sector. De huidige arbolijst<br />

wordt daarvoor uitgebreid met arbo-vriendelijke bedrijfsmiddelen voor de non-profitsector.<br />

Verwachte,aangevraagde en toegekende bedragen FARBO regeling,1998-1999<br />

(bedragen x 1 miljoen gulden) 1998 1999<br />

Investeringsbedrag aanvankelijk verwacht maximaal 95 100<br />

Investeringsbedrag aangemeld 85 210<br />

Na advies van de Arbeidsinspectie toegekend voor investeringen ca.<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

70 175<br />

Net als in 1998 waren in 1999 de bedrijfstakken landbouw (33%), vervoer (15%) en bouwnijverheid<br />

(11%) verantwoordelijk voor bijna 60% van de aanmeldingen (zie tabel 12 in de bijlage). Van de bijna<br />

4000 aanvragen in 1999 was driekwart (2.837) bedoeld om voor een middel om de fysieke belasting te<br />

verminderen. 808 Aanvragen (21%) hadden betrekking op vermindering van blootstelling aan schadelijke<br />

stoffen, en 180 (5%) op beperking van schadelijk geluid.<br />

In de bijlage is een tabel opgenomen met de bedrijfsmiddelen die het meest worden aangemeld onder<br />

de FARBO-regeling (tabel 11). Opvallend is dat voornamelijk middelen uit de sectoren vervoer en<br />

bouwnijverheid aangemeld worden. Middelen uit de landbouwsector komen niet in de lijst van tien<br />

meest aangemelde middelen voor.<br />

3.2 Arbobeleid en aansluiting bij arbodiensten<br />

Werkgevers zijn verplicht zich door een arbodienst te laten ondersteunen bij de (preventieve) aanpak van<br />

arbeidsomstandigheden. Ook bij de reïntegratie van langdurig zieke werknemers spelen arbodiensten<br />

een sleutelrol. De naleving van de verplichting tot een contract met een arbodienst is gestaag gegroeid, en<br />

is nu met 94 procent vrijwel volledig. 41 De landbouw en horeca blijven wat achter, respectievelijk 87% en<br />

90%. Dit komt mede omdat in deze sectoren veel kleine bedrijven zijn. Van alle bedrijven met 2 t/m 9<br />

werknemers was in 1999 93 procent aangesloten. 42 Het aantal werknemers in dienst van een bedrijf dat is<br />

aangesloten bij een arbodienst benadert het totaal van alle werknemers in Nederland. 43<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Schaalvergroting arbodiensten<br />

Sinds de arbodiensten in 1994 ontstonden, is een proces van schaalvergroting gaande. Het aantal<br />

arbodiensten is sinds 1995 met een kwart gedaald tot 148 eind 1998, en tot ruim 100 momenteel. Het<br />

grootste deel van de arbo-markt is thans verdeeld onder zes grote arbodiensten die samen ruim 80% van<br />

de (werknemers)markt bedienen. Tegelijkertijd is de omzet met de helft toegenomen tot 1,4 miljard<br />

gulden in 1998. De personeelscapaciteit van arbodiensten is met bijna de helft toegenomen tussen 1995 en<br />

1998. Bijna de helft van de capaciteit in 1998 betreft bedrijfs- en overige artsen, (para)medisch personeel en<br />

verzuimrapporteurs, en ruim een kwart betreft administratief personeel. De drie overige wettelijke kerndisciplines<br />

en arbo-adviseurs maken een zevende van de capaciteit uit, en vooral deze groep is de afgelopen<br />

jaren gegroeid.<br />

Nog niet gepubliceerde CBS-cijfers zullen inzicht geven in de aansluitingsgraad van bedrijven, de<br />

‘dekking’ qua werknemers en de ontwikkeling in verdeling van capaciteit van arbodiensten. Belangrijk is<br />

ook de vraag of bedrijven per werknemer meer zijn gaan uitgeven aan arbodienstverlening. Tot en met<br />

1998 was dat vrijwel stabiel, zo’n 200 gulden per jaar. Een verdere groei van de arbomarkt in 1999 zou<br />

kunnen wijzen op een toenemende inzet van arbodienstverlening om de kosten van loondoorbetaling en<br />

verzuimverzekering te drukken. 44 Ook het gegeven dat bedrijven zich iets minder vaak verzekeren tegen<br />

verzuim zou kunnen wijzen op een bewuster omgaan met de kosten van verzuim.<br />

Arbodiensten en kleine bedrijven<br />

Een serie gesprekken bij arbodiensten over de aard van de contracten wijst op vorderingen in het bereiken<br />

van kleinere bedrijven. 45 Arbodiensten hebben circa 100 mantelovereenkomsten afgesloten met<br />

brancheorganisaties. Deze collectieve overeenkomsten bestrijken ongeveer eenderde van alle bedrijven.<br />

Zo ontorganisaties hebben dus een sleutelrol in de verdere bevordering van arbozorg bij kleine bedrijven.<br />

Preventief arbeidsomstandighedenbeleid begint in de onderneming met het in kaart brengen van de risico's<br />

bij het werk. Een van de verplichtingen van werkgevers is dan ook het opstellen van een Risico-Inventarisatie<br />

en -Evaluatie (RI&E), met deskundige bijstand van de arbodienst. 46 Uit tabel 13 in de bijlage blijkt<br />

dat een RI&E in steeds meer bedrijven te vinden is. De meeste grote ondernemingen beschikken over<br />

een - door de arbodienst goedgekeurde - RI&E (84%). Tweederde van de bedrijven met tussen de 10 en<br />

100 werknemers heeft er een. Van de kleinste bedrijven heeft ruim een op de drie een goedgekeurde<br />

RI&E. 47 Ongeveer vier-vijfde van alle werknemers werkt bij een bedrijf met een RI&E.<br />

De Arbeidsinspectie constateert dat de RI&E’s niet altijd volledig zijn. Zo heeft 27% van de bedrijven<br />

het risico van repeterende bewegingen niet in de RI&E opgenomen terwijl dat volgens de inspecteurs wel<br />

relevant zou zijn. SZW wil nog in <strong>2000</strong> een verkennend onderzoek starten naar de volledigheid van<br />

RI&E’s en naar de stimulans die er van uitgaat om op de werkvloer - met name in de nog achterblijvende<br />

MKB-bedrijven - arborisico’s aan te pakken.<br />

Geschillencommissie Arbodiensten<br />

Sinds mei 1999 bestaat een Geschillencommissie Arbodiensten (GA) voor de behandeling van klachten<br />

over de dienstverlening van arbodiensten. Werknemers met klachten over arbo-artsen die hun zaak behartigen<br />

kunnen daar terecht. De GA geeft een zwaarwegend advies maar streeft ernaar dat haar adviezen<br />

in de toekomst bindend zullen worden. In het eerste halfjaar van haar bestaan, tot en met december<br />

1999, kreeg de commissie 37 zaken in behandeling.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 23<br />

44 Het Financiële Dagblad, 15 juni<br />

<strong>2000</strong>, noemt aan de hand van<br />

navraag bij een aantal arbodiensten<br />

een groei van 1998 op 1999<br />

van de arbomarkt met 14%, een<br />

getal dat fors hoger is dan de<br />

werkgelegenheidsontwikkeling.<br />

45 Medewerkers van SZW<br />

voerden gespreken met acht<br />

grote arbodiensten, één<br />

brancheorganisatie en<br />

een verzekeraar.<br />

46 De verplichte toets op de RI&E<br />

door een arbodienst geldt voor<br />

zover de werkgever meer dan<br />

40 uur per week arbeid laat<br />

verrichten.<br />

47 Van den Ameele en Peters, <strong>2000</strong>


24<br />

3.3 Arboconvenanten nieuwe stijl<br />

In de <strong>Arbobalans</strong> ’99 is voor het eerst melding gemaakt van de ‘Arboconvenanten nieuwe stijl’, een nieuw<br />

initiatief om de arbeidsomstandigheden in Nederland te verbeteren en het ziekteverzuim en de WAO-instroom<br />

te verminderen. Arboconvenanten worden afgesloten door drie partijen: werkgevers, werknemers<br />

en de overheid (SZW). De aanpak legt de primaire verantwoordelijkheid bij werkgevers en werknemersorganisaties<br />

op brancheniveau. SZW doet mee als partij die faciliteert (financiële ondersteuning<br />

verleent) en waar nodig activiteiten initieert.<br />

Met het afsluiten van arboconvenanten wil het kabinet de blootstelling aan een aantal arbeidsrisico’s<br />

verminderen. Het gaat om tillen, werkdruk, RSI, schadelijk geluid en een aantal gevaarlijke stoffen<br />

(oplosmiddelen, allergenen en kwarts). Een relatief groot deel van de beroepsbevolking heeft met deze<br />

arbeidsrisico’s te maken. Bovendien leiden deze risico’s relatief vaak tot gezondheidsklachten, ziekteverzuim,<br />

arbeidsongeschiktheid en veelvuldig gebruik van medische voorzieningen.<br />

De overheid heeft landelijke streefcijfers opgesteld voor tillen, werkdruk, RSI en schadelijk geluid. Doel<br />

hiervan is helderheid te verschaffen over de ambitie en de prioriteiten van de overheid. Bovendien moeten<br />

zij het beleid beter meetbaar en toetsbaar maken. De landelijke streefcijfers worden per bedrijfstak vertaald<br />

naar een arboconvenant met concrete resultaatverplichtingen.<br />

In totaal zijn 29 zogenaamde hoogrisicobedrijfstakken geselecteerd, waarmee een convenant wordt afgesloten.<br />

Als criteria voor deze selectie golden: 40% van de werkzame personen binnen een bedrijfstak<br />

moet aan het onderhavige risico blootgesteld staan of een bedrijfstak moet minimaal 50.000 blootgestelden<br />

omvatten. Ook is er ruimte voor ‘zelfmelders’: bedrijfstakken die zich vrijwillig voor een convenant<br />

aanmelden. In een convenant met een zelfmelder moet minimaal één van de genoemde risico’s (tillen<br />

etc.) aan de orde komen. De overheid hoopt met de convenantenaanpak 40% van de werknemers die<br />

werken in een risicovolle omgeving te bereiken.<br />

Stand van zaken<br />

Het animo bij sociale partners om tot convenantsafspraken te komen, is groot. In 1999 zijn 12 intentieverklaringen<br />

afgesloten. In oktober <strong>2000</strong> waren het er al 30, waarvan 19 hoogrisicobedrijfstakken. In 24<br />

gevallen zijn afspraken gemaakt over het onderwerp verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie. Bij<br />

ongeveer de helft zijn meerdere arbeidsrisico’s opgenomen. De arbeidsrisico’s werkdruk, tillen en RSI<br />

komen veelvuldig voor in de tot nu toe ondertekende intentieverklaringen.<br />

In de eerste helft van <strong>2000</strong> zijn reeds vier convenanten afgesloten, waardoor het totaal aantal tot nu toe<br />

ondertekende convenanten op zes uitkomt. Naast de twee convenanten die in 1999 zijn afgesloten in de<br />

Thuiszorg en in de Kinderopvang zijn in de eerste helft van <strong>2000</strong> twee convenanten ondertekend in het<br />

Onderwijs, één in de Bouw (over Arbovoorlichters) en één in de Horeca. De gehele zorgsector is inmiddels<br />

onder het convenantsbereik gebracht: naast de convenanten in de Thuiszorg en de Kinderopvang,<br />

zijn in de sectoren Ziekenhuizen, Academische Ziekenhuizen, GGZ, Verpleging- en verzorging en<br />

Gehandicaptenzorg intentieverklaringen getekend. Het streven is om in deze sectoren voor 1 januari<br />

2001 tot een convenant te komen.<br />

Naast de 30 getekende intentieverklaringen en 6 afgesloten convenanten worden in ruim 20 trajecten<br />

oriënterende gesprekken gevoerd. De totale stand van zaken, inclusief de betreffende risico’s, staat in<br />

tabel 16 in de bijlage.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Convenant Horeca<br />

Op 31 mei <strong>2000</strong> hebben staatssecretaris Hoogervorst, de werkgeversorganisatie Koninklijke Horeca<br />

Nederland, de werknemersorganisaties FNV Horecabond en CNV Bedrijvenbond én het bedrijfschap<br />

Horeca en Catering een convenant afgesloten over de systematische bestrijding van werkdruk. Het aantal<br />

werknemers dat is blootgesteld aan werkdruk (ofwel hoge taakeisen en weinig autonomie) moet uiterlijk<br />

1 juni 2003 gereduceerd zijn met 10%.<br />

Uit onderzoek door TNO Arbeid bleek dat 34% van de 280.000 werknemers in de horeca last heeft van<br />

hoge werkdruk. Als werkdrukverhogende factoren werden ook bedreiging door gasten en het incorrect<br />

uitbetalen van loon genoemd. Werkdruk komt voor in de hele bedrijfstak, maar het meest bij de grotere<br />

bedrijven en de receptionisten.<br />

De kwantitatieve taakstellingen in het horecaconvenant zijn op twee manieren vormgegeven. Er wordt<br />

een beperking van de blootstelling met 10% nagestreefd. Voorts is er een taakstelling op het aantal bedrijven<br />

dat de speciaal voor de horeca ontwikkelde Quick Scan Werkdruk moet hebben toegepast.<br />

Naast het gebruik van de Quick Scan zijn er afspraken gemaakt over onder andere het toepassen van<br />

concrete maatregelen, zoals het invoeren van taakroulatie, werkoverleg en het ontwikkelen van goede<br />

praktijken in voorbeeldbedrijven. Verder zijn twee personen aangesteld bij het Bedrijfschap ten behoeve<br />

van kennisontwikkeling, innovatie en voorlichting op het terrein van arbeidsomstandigheden, met<br />

specifieke aandacht voor werkdruk. Met arbodiensten wordt een raamovereenkomst afgesloten om een<br />

standaard RI&E te ontwikkelen, met inbegrip van een standaard arbochecklist, voor kleine ondernemingen.<br />

Door middel van voorlichtingsmateriaal, bijeenkomsten en brochures die een handreiking<br />

bieden bij de aanpak van werkdruk, worden individuele bedrijven ertoe bewogen de werkdruk aan te<br />

pakken, bijvoorbeeld door de Quick Scan Werkdruk Horeca te gebruiken.<br />

De uitvoering van de maatregelen is in het bij het convenant behorende Plan van Aanpak vastgelegd.<br />

Bijna 5 miljoen gulden is hiervoor uitgetrokken, waarvan de helft voor rekening van het Ministerie van<br />

SZW komt.<br />

Verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie in arboconvenanten<br />

Niet alleen over preventie van arbeidsrisico’s, maar ook over verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie<br />

na uitval kunnen in arboconvenanten afspraken worden gemaakt. Het grote voordeel van het combineren<br />

van afspraken over preventie en vroegtijdige reïntegratie in één convenant, is de integrale aanpak<br />

van de problematiek. Zo kunnen ervaringen met reïntegratie in het eerste ziektejaar worden gebruikt om<br />

het preventiebeleid (van bedrijven) in een bedrijfstak te optimaliseren. 48<br />

Het soort afspraken dat in een arboconvenant over verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie zal<br />

worden gemaakt, is afhankelijk van de specifieke problemen en behoeftes in een bepaalde branche. Het<br />

ligt voor de hand om met afspraken over verzuimbegeleiding en vroegtijdige reïntegratie aan te sluiten bij<br />

de arbeidsrisico’s die in een arboconvenant aan de orde worden gesteld. Het kan bijvoorbeeld gaan om<br />

afspraken over verzuimregistratie, over individuele trajectbegeleiding, over procescoördinatie of over<br />

arbodienstverlening. Net als bij preventie dienen de afspraken over verzuimbegeleiding en vroegtijdige<br />

reïntegratie een taakstellend karakter te hebben.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 25<br />

48 Mede op aandringen van de<br />

Tweede Kamer heeft het kabinet<br />

in de loop van 1999 besloten om<br />

verzuimbegeleiding en vroegtijdige<br />

reïntegratie een prominentere<br />

plaats in de arboconvenanten te<br />

geven. Inmiddels is het onderwerp<br />

in 24 van de 30 ondertekende<br />

intentieverklaringen opgenomen,<br />

terwijl dit onderwerp relatief laat<br />

actief in de verschillende trajecten<br />

is geagendeerd. Het gaat<br />

onder andere om verschillende<br />

zorgsectoren (Ziekenhuizen,<br />

Academische Ziekenhuizen,<br />

GGZ en Gehandicaptenzorg),<br />

Agrarische sectoren, Bankwezen,<br />

Gemeenten en Sociale Werkvoorziening.<br />

Daarnaast zijn op 22 mei<br />

<strong>2000</strong> twee deelconvenanten met<br />

het Onderwijs getekend, een over<br />

een ‘pilot poortwachter’ en een over<br />

verzuimbegeleiding en reïntegratie<br />

in het primair en voortgezet<br />

onderwijs.


26<br />

Convenant verzuimbegeleiding en reïntegratie met sector onderwijs<br />

In het onderwijs is met de ondertekening op 22 mei <strong>2000</strong> van de deelconvenanten Pilot poortwachter en<br />

Verzuimbegeleiding en reïntegratie in primair en voortgezet onderwijs de eerste stap gezet om te komen<br />

tot vermindering van het ziekteverzuim in de sector. Het is de bedoeling het ziekteverzuim binnen drie<br />

jaar met één procentpunt te doen dalen. In 1998 was het ziekteverzuim in het primair onderwijs 7,8%.<br />

In het voortgezet onderwijs was dat 7,0%. De deelconvenanten lopen vooruit op het arboconvenant<br />

werkdruk, dat in het najaar <strong>2000</strong> met het onderwijs zal worden gesloten.<br />

Het convenant Verzuimbegeleiding en reïntegratie regelt de komst van casemanagers in het primair en<br />

voortgezet onderwijs. Zij gaan langdurig ziek personeel begeleiden bij hun terugkeer naar het arbeidsproces.<br />

Ook komen er meer regioadviseurs. Zij ondersteunen en adviseren scholen op het gebied van<br />

arbo-, verzuim- en personeelsbeleid. Het convenant Pilot poortwachter regelt betere samenwerking tussen<br />

werkgevers, werknemers, arbodiensten en uitvoeringsinstelling (uvi).<br />

3.4 Activiteiten van de Arbeidsinspectie<br />

Onderzoek<br />

De Arbeidsinspectie heeft in 1999 net als in de voorgaande jaren de arbomonitor uitgevoerd. In een<br />

representatieve steekproef van ruim 1.600 bedrijven is onderzocht welke risicovolle arbeidsomstandigheden<br />

vóórkomen. Verder is de naleving van enkele verplichtingen uit de Arbowet 1998 onderzocht.<br />

Zo is gekeken of de bedrijven beschikken over een Risico-Inventarisatie en -Evaluatie (RI&E), plan van<br />

aanpak en ziekteverzuimbeleid. In het onderzoek is ook gekeken naar welke vormen van arbozorg<br />

worden toegepast in bedrijven.<br />

Het onderzoek wijst uit dat in de periode 1998-1999 het percentage bedrijven met een RI&E is gegroeid<br />

van 38% naar 42%. Ook het percentage bedrijven dat specifieke diensten van de arbodienst afneemt,<br />

stijgt. Zo nam het percentage bedrijven waar periodieke keuringen (PAGO’s) worden uitgevoerd in 1999<br />

toe van 30% naar 41%.<br />

Onder de titel ‘Convenantenmonitor’ is de arbomonitor ook in een deel van de hoogrisicobedrijfstakken<br />

uitgevoerd. Anders dan in de reguliere monitor zijn in deze convenantsbedrijfstakken de bedrijven met<br />

minder dan 10 werknemers niet bezocht. Het ontbreken van deze kleine bedrijven in het onderzoek is de<br />

reden waarom veel uitkomsten uit de convenantenmonitor gunstiger zijn dan gemiddeld.<br />

De Convenantenmonitor wordt in twee delen uitgevoerd. De rapportage over de tweede tranche is naar<br />

verwachting in het voorjaar van 2001 gereed. Gezamenlijk geven deze twee AI-onderzoeken een globaal<br />

beeld van de uitgangssituatie in de hoogrisicobedrijfstakken bij aanvang van de convenantstrajecten.<br />

Meer onderzoeksgegevens uit de monitor van de Arbeidsinspectie zijn opgenomen in de tabellen 14 en<br />

15 in de bijlage.<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Inspecties<br />

Een bedrijfsinspectie wordt door de Arbeidsinspectie aangeduid met de term interventie. Wanneer de<br />

Arbeidsinspectie gedurende een eerste interventie één of meerdere tekortkomingen constateert, worden<br />

er vervolginterventies uitgevoerd totdat de tekortkoming is opgeheven. Pas dan kan het interventietraject<br />

administratief afgehandeld worden. Bij de AI wordt in dat geval gesproken van een 'afgesloten<br />

zaak'. In 1999 sloot de AI bijna 25.000 van dergelijke zaken af. Het grootste deel daarvan had betrekking<br />

op (actieve) inspecties van de Arbowet (19.499). Het aantal afgesloten zaken in deze categorie is met<br />

12% gedaald ten opzichte van 1998. Daar staat tegenover dat het aantal tijdrovende zaken fors is gegroeid.<br />

Zo steeg in 1999 het aantal behandelde klachten met 8% tot 2.343 en het aantal afgesloten ongevalsonderzoeken<br />

met 35% tot 3.121.<br />

Bestuurlijke boetes<br />

Per 1 november 1999 kan de Arbeidsinspectie direct een boete opleggen bij overtreding van bepalingen<br />

uit de Arbowet. Een bedrijf kan bijvoorbeeld direct een boete krijgen bij het ontbreken van een valbeveiliging<br />

of wanneer bij inspectie geen door een Arbodienst getoetste RI&E overlegd kan worden. Over de<br />

effectiviteit van de bestuurlijke boete valt op dit moment nog geen uitspraak te doen. Eind <strong>2000</strong> zal een<br />

eerste onderzoek plaatsvinden naar de inzet van het boete-instrument.<br />

De eerste ervaringen met de boetes uit de Arbowet wijzen het volgende uit:<br />

Eind augustus <strong>2000</strong> waren er in totaal 1.665 boeterapporten verzonden. In iets minder dan de helft van<br />

de gevallen heeft het boeterapport betrekking op ongevallen en klachten. De boetebedragen zijn bij<br />

ongevallen aanzienlijk hoger dan bij overtredingen die niet tot een ongeval hebben geleid. In de bouwnijverheid<br />

worden verreweg de meeste boetes aangezegd, op grote afstand gevolgd door de groot- en tussenhandel,<br />

de voedingsmiddelen industrie en de metaalproduktenindustrie. 49 De meeste boeterapporten<br />

werden verstuurd om een van de volgende redenen: valgevaar (30%), afwezigheid van een (door arbodienst<br />

getoetste) RI&E (12%) en afwezigheid van beveiliging bij bewegende delen van arbeidsmiddelen<br />

(6%).<br />

Aantal boeterapporten per hoofdbedrijfstak<br />

bedrijfstak aantal boeterapporten %<br />

Onbekend 15 1%<br />

Landbouw 60 4%<br />

Industrie 379 23%<br />

Bouw 678 41%<br />

Handel 231 14%<br />

Vervoer 61 4%<br />

Dienstverlening 241 14%<br />

Totaal<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

1665 100%<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 27<br />

49 Deze cijfers zijn niet gecorrigeerd<br />

voor het aantal inspectiebezoeken<br />

in een bepaalde sector. Aangezien<br />

de Arbeidsinspectie projectmatig<br />

werkt, is het goed denkbaar dat<br />

bepaalde bedrijfstakken in een<br />

bepaalde periode meer bezocht<br />

worden dan andere.


Tabel 1<br />

Tabel 2<br />

Tabel 3<br />

50 In dit totaal zijn 18 gevallen<br />

meegeteld, waarvan het geslacht<br />

onbekend is.<br />

28<br />

Aantal werknemers (x 1000) dat regelmatig te maken heeft met arbeidsrisico’s,1996-1999<br />

1996 1997 1998 1999<br />

hoge tijdsdruk 1.703 1.833 1.946 2.027<br />

veel kracht zetten 1.301 1.303 1.299 1.339<br />

schadelijke trillingen 788 788 788 816<br />

schadelijk geluid 567 522 549 577<br />

Aantal werknemers in beroepsbevolking 5.459 5.644 5.874 6.072<br />

Enquête beroepsbevolking 1999, CBS <strong>2000</strong><br />

Aantal bij NCvB gemelde beroepsziekten naar aard aandoening,1999<br />

vrouw man totaal 50 %<br />

Aandoeningen aan het bewegingsapparaat 874 950 1831 45,0<br />

w.o. RSI 788 774 1569 38,5<br />

w.o. RSI door beeldschermwerk 378 256 640 15,7<br />

Psychische aandoeningen 468 469 939 23,1<br />

Lawaaislechthorendheid 10 789 803 19,7<br />

Huidaandoeningen 96 131 230 5,6<br />

Longaandoeningen 29 64 93 2,3<br />

OPS (CTE) 1 32 33 0,8<br />

Overige 61 81 144 3,5<br />

Totaal 1539 2516 4073 100,0<br />

NCvB, <strong>2000</strong><br />

Bij de Arbeidsinspectie gemelde arbeidsongevallen waarbij ten minste<br />

één slachtoffer is overleden<br />

bedrijfstak 1997 1998 1999<br />

Landbouw, bosbouw, visserij 11 9 12<br />

Industrie 23 21 15<br />

Openbare nutsvoorziening 1 - -<br />

Bouwnijverheid 30 20 27<br />

Handel, reparatie, consum.artikelen 12 13 13<br />

Horeca - - -<br />

Vervoer, opslag communicatie 12 11 13<br />

Financiële instellingen 3 1 -<br />

Zakelijke dienstverlening, verhuur 8 2 8<br />

Openbaar bestuur 2 2 2<br />

Onderwijs - - -<br />

Cultuur, recreatie, overige dienstv 3 5 5<br />

Gezondheid- en welzijnszorg - 2 1<br />

Onbekend 3 2 4<br />

Totaal<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

108 88 100<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Ziekteverzuim,excl.zwangerschaps-en bevallingsverlof,naar bedrijfstak (in %)<br />

particulier bedrijfsleven 1996 1997 1998 1999<br />

Totaal particulier bedrijfsleven 4,6% 4,6% 5,0% 5,4%<br />

Landbouw en visserij 3,4% 3,5% 3,4% 3,6%<br />

Delfstofwinning 3,5% 3,3% 3,5% 4,2%<br />

Industrie 5,2% 5,5% 6,1% 6,5%<br />

Energie- en waterleidingbedrijven 5,5% 5,5% 5,8% 6,2%<br />

Bouwnijverheid 4,3% 4,5% 4,7% 5,0%<br />

Handel 3,7% 3,3% 3,6% 4,0%<br />

Horeca 3,2% 2,7% 2,7% 3,3%<br />

Vervoer en communicatie 5,4% 5,0% 5,4% 5,7%<br />

Financiële instellingen 4,0% 3,8% 4,3% 4,5%<br />

Zakelijke dienstverlening 4,4% 4,3% 4,8% 5,2%<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 6,7% 6,9% 7,3% 7,8%<br />

Cultuur en overige dienstverlening 3,8% 3,8% 4,0% 4,6%<br />

Overheid<br />

Rijksoverheid* 5,9% 5,7% 6,4% 7,1%**<br />

Onderwijs: onderwijzend personeel<br />

Basisonderwijs 7,6% 7,9% 7,8% 8,7%<br />

Speciaal onderwijs 7,9% 8,7% 8,4% 9,4%<br />

Voortgezet onderwijs 6,6% 7,0% 7,4% 7,0%<br />

* incl. verzuim langer dan 1 jaar ** Dit is een voorlopig cijfer<br />

CBS kwartaalonderzoek ziekteverzuim; CBS Ziekteverzuim binnen de overheid; ‘Ziekteverzuimcijfers 1999’,<br />

Sectorraad Onderwijs en Wetenschappen, brief 7 juli <strong>2000</strong><br />

Samenhang tussen hoge lichamelijke belasting,gezondheidsklachten en verzuim<br />

sector werknemers 51 werknemers reductie reductie*<br />

met hoge met klachten klachten wegens klachten<br />

lichamelijke boven lichaam bovenlichaam bovenlichaam door<br />

belasting door werk door optimalisatie wegenemen<br />

lichamelijke belasting lichamelijke belasting<br />

Landbouw 77% 42% 42% -<br />

Bouwnijverheid 70% 41% 62% 48%<br />

Industrie 44% 36% 34% 30%<br />

Handel 37% 30% 29% 26%<br />

Horeca 44% 32% 27% 37%<br />

Vervoer/ communicatie 44% 35% 31% -<br />

Zakelijke dienstverlening 20% 28% 15% 15%<br />

Openbaar bestuur 21% 26% 17% 17%<br />

Onderwijs 11% 23% 9% 7%<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 39% 33% 30% 22%<br />

Totale bb.<br />

* laatste 12 maanden<br />

Binnendijk & van Deursen, <strong>2000</strong><br />

36% 31% 27% 24%<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 29<br />

Tabel 4<br />

Tabel 5<br />

51 Lichamelijke belasting is een<br />

schaal van de risico’s:<br />

langdurig dezelfde houding<br />

bovenlichaam; ongemakkelijke<br />

houding bovenlichaam; vaak<br />

dezelfde bewegingen; bezweet of<br />

buiten adem raken; zwaar werk;<br />

kracht gebruiken.


Tabel 6<br />

Tabel 7<br />

Tabel 8<br />

30<br />

Samenhang tussen werkdruk,gezondheidsklachten en verzuim<br />

sector % werknemers % werknemers % reductie reductie *<br />

met hogewerdruk met burnout klachten werknemers met verzuim door<br />

burnout door optimalisatie<br />

optimalisatie werkdruk<br />

werkdruk<br />

Bouwnijverheid 31% 12% 20% -<br />

Industrie 27% 12% 16% -<br />

Handel 21% 10% 15% 8%<br />

Horeca 30% 11% - -<br />

Financiële instellingen 29% 10% - -<br />

Onderwijs 32% 17% 22% 12%<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 34% 10%. 21% -<br />

Totale bb. 29% 11% 18% 6%<br />

* afgelopen 2 maanden<br />

Binnendijk & van Deursen, <strong>2000</strong><br />

Samenhang tussen beperkte vaardigheidsmogelijkheden,gezondheidsklachten en verzuim<br />

sector % werknemers % werknemers % reductie reductie *<br />

met weinig met burnout werknemers met verzuim door<br />

vaardigheids- klachten burnout door optimalisatie<br />

mogelijkheden opvaardigheids vaardigheidsmogelijkheden<br />

mogelijkheden<br />

Bouwnijverheid 24% 12% 16% -<br />

Industrie 39% 12% 16% 16%<br />

Handel 36% 10% 25% -<br />

Horeca 45% 11% 34% -<br />

Vervoer en communicatie 42% 10% - 23%<br />

Financiële instellingen 22% 10% - 11%<br />

Onderwijs 16% 17% 10% -<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 19% 10%. 13% -<br />

Totale bb.<br />

* afgelopen 2 maanden<br />

Binnendijk & van Deursen, <strong>2000</strong><br />

29% 11% 16% 7%<br />

Instroom WAO/WAZ naar diagnose,1999<br />

diagnosegroep 1998 1999<br />

aantal % aantal %<br />

Psychische stoornissen 29.400 26,8 32.405 32,6<br />

Ziekten bewegingsapparaat 25.309 23,1 24.931 25,1<br />

Ziekten van de huid 572 0,5 428 0,4<br />

Ziekten ademhalingsorganen 1709 1,6 1527 1,5<br />

Overige aandoeningen 52557 47,6 39.885 40,2<br />

Totaal<br />

Lisv, <strong>2000</strong><br />

109.547 100 99.176 100<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Werknemers van 15 t/m 64 jaar die regelmatig blootstaan aan trillingen<br />

1996 1997 1998 1999 verschil<br />

1999-1996<br />

Nederland 14% 14% 13% 13% -1%<br />

Landbouw en visserij 42% 42% 41% 40% -2%<br />

Industrie 25% 25% 23% 24% -1%<br />

Voedings- en genotmiddelenindustrie 22% 22% 20% 20% -2%<br />

Papier- en kartonindustrie 29% 31% 26% 25% -4%<br />

Bouwnijverheid 37% 36% 36% 36% -1%<br />

Bouwbedrijven 41% 41% 41% 40% -1%<br />

Afwerking van gebouwen 28% 27% 25% 24% -4%<br />

Handel 15% 15% 14% 15% 0%<br />

Groothandel voedings- en genotmiddelen 26% 35% 35% 32% 6%<br />

Vervoer en communicatie 30% 28% 30% 31% 1%<br />

Goederen- en overig wegvervoer 63% 58% 63% 66% 3%<br />

Openbaar vervoer 20% 22% 23% 29% 9%<br />

CBS, enquête beroepsbevolking<br />

Werknemers van 15 t/m 64 jaar die regelmatig blootstaan aan lawaai<br />

1996 1997 1998 1999 verschil<br />

1999-1996<br />

Nederland 10% 10% 9% 9% -1%<br />

Landbouw en visserij 9% 10% 13% 12% 3%<br />

Industrie 27% 26% 26% 27% 0%<br />

Voedings- en genotmiddelenindustrie 31% 28% 27% 26% -5%<br />

Papier- en kartonindustrie 42% 42% 46% 45% 3%<br />

Drukkerijen 29% 27% 31% 30% 1%<br />

Houtindustrie 48% 44% 48% 48% -3%<br />

Glas- & bouwmaterialen industrie 41% 43% 43% 40% -1%<br />

Metaalproduktenindustrie 39% 39% 38% 41% -1%<br />

Bouwnijverheid 17% 14% 15% 14% -3%<br />

Bouwbedrijven 20% 19% 19% 19% -1%<br />

Handel 6% 6% 6% 5% -1%<br />

Horeca 10% 11% 9% 12% 2%<br />

Vervoer en communicatie 11% 10% 10% 8% -3%<br />

Financiële en zakelijke dienstverleninginstellingen3% 3% 2% 3% 0%<br />

Openbaar bestuur 5% 5% 4% 4% -1%<br />

Onderwijs 6% 7% 6% 8% 2%<br />

Gezondheids- en welzijnszorg 4% 3% 4% 4% 0%<br />

Cultuur en overige dienstverlening 9% 8% 8% 10% 1%<br />

CBS, enquête beroepsbevolking<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 31<br />

Tabel 9<br />

Tabel 10


52 De totaalcijfers zijn<br />

gewogen gemiddelden<br />

Tabel 11<br />

Tabel 12<br />

Tabel 13<br />

32<br />

De tien meest aangemelde FARBO-investeringen in 1999<br />

omschrijving van het bedrijfsmiddel aantal meldingen<br />

Chauffeursstoel voor bedrijfswagens (in een goede houding besturen van voertuigen) 476<br />

Cabine met ergonomische instap (met weinig moeite in- en uitstappen van vrachtwagens) 319<br />

Mobiele telescooptransporteur (transporteren van goederen) 215<br />

Elektrisch-aangedreven transportwagen (verplaatsen van goederen; eventueel op pallets) 201<br />

Palletiseermachine/dépalletiseermachine (automatisch beladen en lossen van pallets) 176<br />

Opper en bestratingsmachine (verplaatsen van straatstenen, trottoirbanden etc.) 150<br />

Hand- en hoekstukkenreiniger (desinfecteren van tandheelkundige hand en hoekstukken) 146<br />

Geluidgedempte elektrische compressor (met weinig lawaai comprimeren van lucht) 124<br />

Kuubskistenvuller (met geringe fysieke inspanning vullen van kisten) 102<br />

Hefplateau (in een goede houding of op juiste hoogte brengen van produkten) 95<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

Bedrijfstakken die het meeste Farbo-investeringen aanmelden,1999 en 1998 (Farbo top-10)<br />

bedrijfstak en BIK code plaats aantal idem in plaats aantal idem in<br />

1999 meldingen procent 1998 meldingen procent<br />

Landbouw, jacht (01) 1 1241 32,5 1 924 42<br />

Vervoer over land (60) 2 584 15,3 4 119 5,4<br />

Bouwnijverheid (45) 3 424 11,1 2 240 10,9<br />

Houtindustrie en vervaardiging .. (20) 4 242 6,3 3 150 6,8<br />

Groothandel en handelsbemidd. (51) 5 156 4,1 5 110 5<br />

Voedingsmiddelen en dranken (15) 6 103 2,7 7 38 1,7<br />

Handel en repar. auto’s, motoren (50) 7 94 2,5 6 102 4,6<br />

Turfwinning (10) 8 70 1,8 10 24 1,1<br />

Verhuur transportmidd. machines (71) 9 56 1,5 8 36 1,6<br />

Uitgeverijen, drukkerijen (22) 10 52 1,4 11 19 0,9<br />

Verv. prod. van rubber en kunststof (25) 14 29 0,7 9 26 1,2<br />

Arbeidsinspectie, <strong>2000</strong><br />

De toepassing van diverse vormen van arbozorg in grote en kleine bedrijven,1999<br />

bedrijven bedrijven bedrijven totaal verschil<br />

< 10 10-100 > 100 1999 52 1998-<br />

werknemers werknemers werknemers 1999<br />

Bedrijven met contract arbodienst waarvan 93% 99% 99% 94% 0<br />

Bedrijven waar PAGO’s zijn uitgevoerd 35% 59% 81% 41% +11%<br />

Bedrijven met RI&E waarvan 35% 66% 84% 42% + 4%<br />

Bedrijven met plan van aanpak 80% 85% 88% 82% + 6%<br />

Bedrijven met vastgelegd verzuimbeleid 61% 84% 95% 66% + 9%<br />

Bedrijven waar bedrijfshulpverlener is aangesteld 82% 83% 90% 83% +5%<br />

Arbeidsinspectie, arbomonitor 1999, <strong>2000</strong><br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Naleving wettelijke arbo-verplichtingen,1999<br />

contract RI&E PvA verzuim- bedrijfs-<br />

arbodienstbeleid beleid hulpverl.<br />

Totaal landelijk 94% 42% 82% 66% 83%<br />

Landbouw, visserij en delfstoffenwinning 90% 68% 74% 78% 94%<br />

Industrie en nutsbedrijven 96% 51% 80% 72% 79%<br />

Bouwnijverheid 97% 53% 81% 68% 86%<br />

Reparatie en handel 92% 38% 87% 57% 82%<br />

Horeca 87% 29% 79% 75% 80%<br />

Vervoer, opslag en communicatie 95% 35% 86% 76% 89%<br />

Financiële instellingen 100% 52% 72% 84% 83%<br />

Zakelijke dienstverlening 97% 31% 81% 66% 81%<br />

Openbaar bestuur 100% 64% 98% 69% 62%<br />

Onderwijs 94% 58% 68% 65% 78%<br />

Gezondheidszorg 94% 56% 83% 66% 64%<br />

Overige dienstverlening 95% 25% 98% 55% 98%<br />

Convenantsbedrijfstakken53 (> 10 werknemers)<br />

Landbouw 100% 73% 89% 85% 94%<br />

Uitgeverijen 99% 64% 78% 80% 78%<br />

Glas-en bouwmaterialen 100% 85% 87% 85% 86%<br />

Sociale werkvoorziening 100% 97% 95% 99% 98%<br />

Winkels in voedings-en genotmiddelen 100% 55% 79% 77% 86%<br />

Financiële instellingen 100% 77% 84% 92% 89%<br />

Verzekeringswezen en pensioenfondsen 100% 75% 87% 90% 86%<br />

Handel in onroerend goed en verhuur 100% 77% 86% 84% 79%<br />

Computerservice en informatietechnologie 99% 52% 78% 88% 77%<br />

Juridische en economische dienstverlening 99% 61% 85% 85% 81%<br />

Architecten en ingenieursbureaus 99% 69% 75% 85% 81%<br />

Maatschappelijke dienstverlening 100% 75% 83% 89% 78%<br />

Arbeidsinspectie, arbomonitor & convenantenmonitor 1999, <strong>2000</strong><br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 33<br />

Tabel 14<br />

53 In de convenantsbedrijfstakken<br />

zijn de gegevens in alleen<br />

in bedrijven met meer dan<br />

10 werknemers verzameld.<br />

Zij kunnen daarom niet zonder<br />

meer vergeleken worden met<br />

de landelijke cijfers.


Tabel 15<br />

34<br />

Afname diensten arbodienst,1999<br />

pago spreekuur verzuim- toetsing<br />

begeleiding RI&E<br />

Totaal landelijk 41% 69% 97% 49%<br />

Landbouw, visserij en delfstoffenwinning 30% 50% 94% 75%<br />

Industrie en nutsbedrijven 45% 72% 97% 64%<br />

Bouwnijverheid 74% 90% 94% 68%<br />

Reparatie en handel 40% 75% 99% 45%<br />

Horeca 14% 46% 89% 29%<br />

Vervoer, opslag en communicatie 54% 77% 97% 46%<br />

Financiële instellingen 42% 43% 99% 54%<br />

Zakelijke dienstverlening 32% 64% 100% 36%<br />

Openbaar bestuur 72% 100% 97% 65%<br />

Onderwijs 37% 86% 92% 55%<br />

Gezondheidszorg 51% 69% 99% 63%<br />

Overige dienstverlening 38% 64% 94% 33%<br />

Convenantsbedrijfstakken (> 10 werknemers)<br />

Landbouw 48% 70% 99% 75%<br />

Uitgeverijen 57% 79% 96% 85%<br />

Glas-en bouwmaterialen 78% 93% 99% 78%<br />

Sociale werkvoorziening 83% 99% 100% 97%<br />

Winkels in voedings-en genotmiddelen 23% 63% 97% 64%<br />

Financiële instellingen 76% 89% 99% 88%<br />

Verzekeringswezen en pensioenfondsen 69% 94% 99% 80%<br />

Handel in onroerend goed en verhuur 68% 79% 99% 70%<br />

Computerservice en informatietechnologie 43% 78% 97% 71%<br />

Juridische en economische dienstverlening 55% 80% 98% 73%<br />

Architecten en ingenieursbureaus 50% 75% 99% 75%<br />

Maatschappelijke dienstverlening 39% 88% 98% 71%<br />

Arbeidsinspectie, convenantenmonitor 1999, <strong>2000</strong><br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Arboconvenanten en intentieverklaringen in bedrijfstakken (ultimo oktober <strong>2000</strong>)<br />

datum bedrijfstak aantal onderwerpen<br />

ondertekening werknemers<br />

Intentieverklaringen, stand 31 oktober <strong>2000</strong><br />

2 12 oktober 1999 ZM Onderwijs 426.000 Werkdruk, vroegtijdige, reïntegratie<br />

3 20 oktober 1999 ZM Vleesverwerking 25.000 RSI, vroegtijdige, reïntegratie<br />

4 28 oktober 1999 HR Rijksoverheid 106.000 Werkdruk<br />

5 10 november 1999 HR Woningbouwcorporaties 24.000 RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

6 22 november 1999 HR Timmer-houthandel 17.000 Geluid, tillen, werkdruk, OPS, vroegtijdige, reïntegratie, houtstof<br />

7 22 november 1999 HR Meubel 83.000 Tillen, OPS, vroegtijdige reïntegratie, vroegtijdige reïntegratie<br />

8 23 november 1999 ZM Kappers 23.500 RSI, Allergenen, vroegtijdige reïntegratie<br />

9 15 december 1999 HR Meelverwerking 50.000 Allergenen<br />

10 15 december 1999 ZM Funderingsbedrijven 1.500 Geluid<br />

11 21 december 1999 HR GGZ 60.000 Tillen, werkdruk, Allergenen, vroegtijdige, reïntegratie,<br />

12 28 maart <strong>2000</strong> HR Bouwnijverheid 333.000 Tillen, werkdruk, Kwarts, OPS<br />

psychosociale, belasting, agressie en belasting, agressie en geweld<br />

13 12 april <strong>2000</strong> HR Gemeenten 200.000 Werkdruk, vroegtijdige, reïntegratie<br />

14 13 april <strong>2000</strong> HR Banken 131.000 RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

15 26 mei <strong>2000</strong> ZM Openb. Bibliotheken 10.000 Tillen, RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

16 5 juni <strong>2000</strong> HR Papier-karton 27.000 Geluid, OPS, vroegtijdige, reïntegratie,machineveiligheid<br />

17 27 juni <strong>2000</strong> HR Ziekenhuizen(excl.psych.) 150.000 Tillen, RSI, werkdruk, Allergenen, vroegtijdige reïntegraie,<br />

psychische belasting, agressie,<br />

18 27 juni <strong>2000</strong> HR Ac. ziekenhuizen 50.000 Tillen, RSI, Allergenen, vroegtijdige reïntegratie,<br />

psychische belasting<br />

19 28 juni <strong>2000</strong> HR Verpleging-verzorging 267.000 Tillen, vroegtijdige reïntegratie, psychosociale belasting<br />

20 28 juni <strong>2000</strong> HR Gehandicapten 101.000 Tillen, werkdruk, Allergenen, vroegtijdige, reïntegratie, agressie<br />

21 29 juni <strong>2000</strong> ZM Podiumkunsten 22.000 Tillen, RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

22 4 juli <strong>2000</strong> HR Architecten 37.500 RSI, werkdruk, vroegtijdi, ge reïntegratie<br />

23 11 augustus <strong>2000</strong> ZM Wonenbranche 27.500 Tillen, werkdruk, OPS, vroegtijdige reïntegratie<br />

24 27 september <strong>2000</strong> HR Schoonmaak 53.000 Tillen, RSI, werkdruk, OPS, vroegtijdige reïntegratie<br />

25 27 september <strong>2000</strong> ZM Textielreiniging 42.000 Geluid, tillen, RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie,<br />

klimaat, biologische agentia<br />

26 28 september <strong>2000</strong> ZM Sociale werkvoorz. 100.000 Tillen, RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

27 5 oktober <strong>2000</strong> ZM Orkesten 1.000 Geluid<br />

28 9 oktober <strong>2000</strong> HR Grafische industrie 49.000 RSI, werkdruk, OPS, vroegtijdige reïntegratie<br />

29 9 oktober <strong>2000</strong> HR Uitgeverijen 40.000 RSI, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie<br />

30 10 oktober <strong>2000</strong> HR Agr. Sectoren 85.000 Tillen, werkdruk, vroegtijdige reïntegratie,<br />

Convenanten, stand 31 oktober <strong>2000</strong><br />

1 3 maart 1999 HR Thuiszorg 156.000 Tillen<br />

2 20 december 1999 HR Kinderopvang+speelz. 40.000 Tillen<br />

gewasbeschermingsmiddelen<br />

3 28 maart <strong>2000</strong> HR Bouw-arbovoorlichters 333.000 Arbovoorlichting<br />

4 22 mei <strong>2000</strong> ZM Onderwijs/poortwachter 426.000 Vroegtijdige reïntegratie<br />

5 22 mei <strong>2000</strong> ZM Onderwijs/PO/VO 315.000 Vroegtijdige reïntegratie<br />

6 31 mei <strong>2000</strong> ZM Horeca 144.000 Werkdruk<br />

SZW, projectgroep Arboconvenanten<br />

Totaal (excl. dubbeltellingen) 2.882.000<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO 35<br />

Tabel 16<br />

54 Aantal werknemers is opgenomen<br />

bij Hout- en timmerindustrie


1. Ameele, A.N van den, en A. Peters, Arbomonitor 1999(SZW/Arbeidsinspectie). Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

2. Ameele, A.N van den, en A. Peters, Convenantenmonitor 1999(SZW/Arbeidsinspectie). Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

3. Amstel, R. van, e.a., Het Arbodienstenpanel: rapportage derde peiling. TNO-Arbeid <strong>2000</strong>.<br />

4. Arbeidsinspectie Jaarverslag 1999. SZW/Arbeidsinspectie <strong>2000</strong>.<br />

5. Tussenrapportage vervangingsregeling vluchtige organische stoffen,<br />

SZW/Arbeidsinspectie (project A409) <strong>2000</strong>.<br />

6. Arboconvenanten nieuwe stijl: beleidstrategie voor de komende vier jaar (1999-2002).<br />

SZW (Kamerstuknummer 26375) 1999.<br />

7. Bernasco, C.S., Trendrapport Vraag naar arbeid 1998. OSA (publicatie A-163) 1998.<br />

8. Binnendijk, S. van, en C.G.L. van Deursen, Arbeidsrisico’s, gezondheidsklachten en<br />

ziekteverzuim binnen branches. Elsevier (te publiceren in december <strong>2000</strong>).<br />

9. Blatter, B.M., e.a., RSI-klachten in de werkende populatie TNO (nog niet gepubliceerd).<br />

10. Bongers, P., e.a., Risicofactoren voor lage rugklachten, Resultaten van een longitudinaal onderzoek.<br />

Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

11. Bongers, P., e.a., Risicofactoren voor nekklachten, Resultaten van een longitudinaal onderzoek.<br />

Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

12. Braam, I. T. J. en J. Bus(eindred.), Signaleringsrapport beroepsziekten <strong>2000</strong>.<br />

Nederlands Centrum voor Beroepsziekten <strong>2000</strong>.<br />

13. Stand van de wetenschap beheersmaatregelen kwartsblootstelling aardappelsorterende bedrijven<br />

(uitgave Chemielinco). Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

14. Deursen, van, e.a., SZW-werkgeverspanel 1998-1999. Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

15. Feenstra, P.W., Arbo-afspraken in CAO’s. SZW/Arbeidsinspectie <strong>2000</strong>.<br />

16. Giezen, A.M.van der, Vrouwen, (werk)omstandigheden en arbeidsongeschiktheid. Lisv <strong>2000</strong>.<br />

17. Giezen, A.M.van der, en B. Cuelenaere, Vrouwen vaker in de WAO?. Elsevier 1998.<br />

18. Gründemann, R.W.M., en I.D. Nijboer, WAO-intrede en werkhervatting., Nia TNO 1998.<br />

19. Heederik, D. e.a., Beroepsgebonden allergische luchtwegaandoeningen. Elsevier 1999.<br />

20. Hilhorst, S.K.M., Blootstelling aan kwarts in de bouwnijverheid. Elsevier 1999.<br />

21. Jaarverslag 1999 Geschillencommissie Arbodiensten. Geschillencommissie Arbodiensten <strong>2000</strong>.<br />

22. Jaarverslag Solvent team project 1999. Nederlands Centrum voor Beroepsziekten <strong>2000</strong>.<br />

23. Jongerius, A., en C. Sombroek, ‘De vrouw als bom onder de WAO?’<br />

In: ‘Zeggenschap - tijdschrift voor arbeidsverhoudingen’. Welboom, april <strong>2000</strong> (48-50)<br />

24. Kerncijfers werknemersverzekeringen. Lisv <strong>2000</strong>.<br />

25. Klerk, M.M.Y de, en J.M.Timmermans, Rapportage ouderen 1998. SCP 1999.<br />

26. Koningsveld, E.A.P. en J.C.M. Mossink, Kerncijfers maatschappelijke kosten van<br />

arbeidsomstandigheden in Nederland. VUGA, 1997.<br />

27. Koningsveld, E.A.P. en K. Thé, Sectorale kosten van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid.<br />

Elsevier 1999.<br />

28. Koningsveld, E.A.P., e.a., Sectorale kosten van arbeidsomstandigheden: Het onderwijs. Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

29. Massaar, J., Repetitive Strain Injuries (RSI) bij beeldschermwerkers:<br />

Een onderzoek onder werknemers van financiële instellingen en architectenbureaus. Elsevier 1999.<br />

30. Mommers, C. e.a., Prevalentie van beroepsgerelateerde huidaandoeningen in Nederland<br />

TNO Voeding (nog te publiceren).<br />

31. Oswald, A., Job satisfaction by country. Warwick University <strong>2000</strong>.<br />

32. Sloep, M. en J. Soethout J., Evaluatie Arbowet over seksuele intimidatie, agressie en<br />

gewelden pesten op het werk. Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

33. Smits, N, e.a., Latexallergie als gevolg van blootstelling aan latexallergenen,<br />

een litaratuuroverzicht en een inschatting van de incidentie in Nederland. (nog te publiceren).<br />

34. Statistisch Jaarboek <strong>2000</strong>. CBS <strong>2000</strong>.<br />

35. Tjoe Nij, E.I.M. e.a., Respiratoire effecten als gevolg van blootstelling aan kwartshoudend stof in<br />

de Nederlandse bouwnijverheid. Wageningen Universiteit 1999.<br />

36. Valk, J. van der, e.a., Arbeidsomstandigheden 1998 - Monitoring via personen<br />

(uitgave van CBS/SZW). Elsevier 1998.<br />

37. Valk, J. van der, e.a., Arbeidsomstandigheden 1999- Monitoring via personen<br />

(uitgave van CBS/SZW). Elsevier 1999.<br />

38. Valk, J. van der, e.a., Arbeidsomstandigheden <strong>2000</strong>- Monitoring via personen<br />

(uitgave van CBS/SZW). Elsevier <strong>2000</strong>.<br />

39. Veldhoven, M. van, Werkstress in beeld, psychosociale arbeidsbelasting en werkstress in Nederland.<br />

SKB 1999.<br />

40. Wieling, M., e.a., Periodiek Onderzoek Leefsituatie. CBS <strong>2000</strong>.<br />

36<br />

Literatuurlijst<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


3<br />

<strong>Arbobalans</strong> 2OOO


Colofon<br />

Redactie: Gerard Ruis, Marte van Santen<br />

Vormgeving: GrafischeZaken, Zoetermeer<br />

Fotografie: Frank van Dam, Nieuwegein<br />

Druk: Opmeer Drukkerij bv., Den Haag

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!