31.07.2013 Views

HERMENEUS jrg 59-1987 nummer 5 - Tresoar

HERMENEUS jrg 59-1987 nummer 5 - Tresoar

HERMENEUS jrg 59-1987 nummer 5 - Tresoar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

In een freudiaanse interpretatie evenwel kan naar mijn mening het gedicht<br />

ongedwongen worden geduid als nadere illustratie van Trimalchio’s triebhafte<br />

Charakter, en wel op de volgende manier:<br />

Het gedicht vertoont een symmetrische opbouw en bestaat uit projecties van<br />

tweeërlei soort. In de eerste 8 regels wordt op felle toon betoogd, dat de toehoorder door<br />

zijn extravagante consumpties (opgesomd in r. 2-8) eraan schuldig is dat Mars’ muren<br />

(van r. 1) slap zijn, m.a.w. dat de orale decadentie van de aangesprokene Rome’s<br />

(fallische) strijd- en weerbaarheid aantast, ïn de tweede helft geeft vervolgens het<br />

lyrisch subject 10 van het gedicht d.m.v. rhetorische vragen en ironische antwoorden een<br />

scherpe veroordeling van pracht en praal, overspel, exhibitie van secundaire<br />

prestige-objecten, kortom van decadent fallisch gedrag.<br />

Orale en fallische decadentie vormen dus het doelwit van de projectie van het lyrisch<br />

subject. Dat het in dit gedicht om projectie gaat, is duidelijk uit de affectgeladen toon en<br />

de eenzijdigheid van de visie: er was in Rome ongetwijfeld nog wel wat meer waar te<br />

nemen dan hier vermeld wordt. Het lyrisch subject werpt zichzelf op als superego voor<br />

de gehele gemeenschap. Petronius ridiculiseert dit weer, waarbij als zoveelste dubbele<br />

bodem nog eens de schijnheiligheid komt van Trimalchio, wiens verwordenheden nl.<br />

geenzins voor die in het hekeldicht onderdoen.<br />

Wat betreft de fallische metaforiek van r. 1, Luxuriae rictu Martis marcent moenia: het<br />

werkwoord marcere ‘verwelkt/slap zijn’, roept sexuele associaties op, niet in het minst<br />

door het begripsverband tussen ‘verwelkt/slap zijn’ en ‘bloem’, gezien nl. de bewezen<br />

relatie tussen ‘flos’ en geslachtsdeel 11 . In dit gedicht is het overigens niet een bloem of<br />

een geslachtsdeel, maar zijn het de moenia Martis die zich in een toestand van slapheid<br />

bevinden. De uitdrukking moenia Martis is natuurlijk zoals in het commentaar van<br />

Perrochat gezegd wordt, een ‘périphrase poétique pour désigner Rome’, maar naar Rome<br />

had op vele andere manieren verwezen kunnen worden. De gedachte agressieve<br />

weerbaarheid’, die in dit moenia Martis vervat ligt, is een uitgesproken fallisch kenmerk<br />

en wordt door het lyrisch subject door de bijna oxymorische tegenstelling met de in de<br />

volgende 15 regels uitgewerkte en verfoeide luxuria, net zo hoog gewaardeerd als<br />

luxuria wordt afgekeurd. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat niet alleen volgens<br />

Freud onbewust de begrippen strijdzucht en potentie ten nauwste met elkaar verbonden<br />

zijn, maar dat in 129.1, waar Achilles ter sprake komt i.v.m. zijn potentie, en in 140.12,<br />

waar Protesilaos om dezelfde reden ten tonele wordt gevoerd, een aanwijzing te lezen is<br />

dat ook in de wereld van het Satyricon dit verband - en wel vrij expliciet - gelegd<br />

werd.<br />

Trimalchio spreekt aldus met deze 16 regels het verlangen uit naar een meer primaire<br />

uitleving van deze fallische id-behoefte: het gedicht is een pleidooi voor een terugkeer<br />

naar de gezonde fallische hoofddeugden, t.w. potentie (tegenovergestelde van marcere\<br />

strijdlust en weerbaarheid (Inbegriff van moenia Martis), en het vertonen van echte<br />

deugd (probitas, r. 14). Het gezond fallische moet, en alles wat volgens het lyrisch<br />

subject in de weg staat, nl. orale en fallische verwordenheid, mag derhalve niet. De<br />

overige bestanddelen van de libido, i.c. het anale en oedipale, zijn in dit verband niet van<br />

belang en komen daarom in de zedepreek niet aan bod.<br />

Iemand als Trimalchio een heftige afweer tegen ziekelijke orale en fallische<br />

behoeften in de mond leggen werkt natuurlijk komisch door het schrille contrast tussen<br />

deze expliciete en Trimalchio’s impliciete moraal. Maar contrast bestaat slechts bij<br />

gratie van overeenkomst: het de nadruk leggen op het fallische, ja zelfs denken dat dat<br />

het enige is waar het in het leven op aan komt, is Trimalchio’s belangrijkste<br />

karaktereigenschap. In zijn onvermogen om aan de door hem tot levensroeping<br />

verheven verabsoluteerde fallische opdracht te beantwoorden, ligt nu juist de tragiek<br />

van zijn mislukte persoonlijkheid.<br />

319

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!