HOOFDSTUK XVIII Ik ben <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen Johannes 10.7 <strong>De</strong> <strong>de</strong>ur <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Tabernakel</strong> Exodus 26.36-37: U moet vervolgens een gordijn maken, voor <strong>de</strong> ingang <strong>van</strong> <strong>de</strong> tent, <strong>van</strong> blauwpurperen, roodpurperen en karmozijnro<strong>de</strong> wol en dubbeldraads fijn linnen, werk <strong>van</strong> een wever met verschillen<strong>de</strong> kleuren. En voor het gordijn moet u vijf pilaren <strong>van</strong> acaciahout maken, die met goud overtrekken en voorzien <strong>van</strong> gou<strong>de</strong>n haken; u moet er dan vijf koperen voetstukken voor gieten. Nadat we door <strong>de</strong> poort <strong>van</strong> het voorhof zijn binnengekomen, en langs het brandofferaltaar en wasvat gegaan, komen we tot <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur <strong>van</strong> het Heilige. Hier aangekomen, wordt het ons dui<strong>de</strong>lijk dat het bevel <strong>van</strong> <strong>de</strong> Here aan Mozes: „Doe <strong>de</strong> schoenen <strong>van</strong> uw voeten, want <strong>de</strong> plaats waarop u staat is heilige grond 1 , ook voor ons geldt. Jezus Christus is niet alleen <strong>de</strong> Poort waardoor wij allen moeten ingaan om zalig te wor<strong>de</strong>n; Hij is ook <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, waardoor wij in- en uitgaan en wei<strong>de</strong> vin<strong>de</strong>n 2 . Die <strong>de</strong>ur gaf toegang tot het Heilige; daarin bevon<strong>de</strong>n zich <strong>de</strong> Kan<strong>de</strong>laar, het Reukaltaar en <strong>de</strong> Tafel met <strong>de</strong> Toonbro<strong>de</strong>n. Drie kostbaarhe<strong>de</strong>n die onmisbaar zijn voor het opwassen in <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke gena<strong>de</strong>. Elke nieuwe overwinning, ie<strong>de</strong>re nieuw opgedane ervaring in het geestelijk leven, komt tot stand door Christus; het is uitsluitend Zijn werk. — Hij is <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur. <strong>De</strong> <strong>de</strong>ur <strong>van</strong> <strong>de</strong> <strong>Tabernakel</strong> gaf toegang tot <strong>de</strong> gou<strong>de</strong>n Kan<strong>de</strong>laar. Hij is zowel <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur tot het Licht, als dat Hij het waarachtige Licht zelf is 3 . Aan <strong>de</strong> Farizeeën die licht zochten buiten Jezus, gaf Jezus <strong>de</strong>ze getuigenis: ´Ik ben het Licht <strong>van</strong> <strong>de</strong> wereld; die Mij volgt, zal in <strong>de</strong> duisternis niet wan<strong>de</strong>len maar zal het licht <strong>van</strong> het leven hebben 4 . Licht buiten Christus bestaat slechts in naam; in werkelijkheid is zo’n licht duisternis. Christus is ook <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur tot het Reukaltaar, het Gebed. <strong>De</strong> mens kan <strong>van</strong> zichzelf niet bid<strong>de</strong>n; daarom zei<strong>de</strong>n <strong>de</strong> discipelen: „Here leer ons bid<strong>de</strong>n” 5 . Zelfs zij die <strong>de</strong> eerstelingen <strong>van</strong> <strong>de</strong> Geest hebben weten niet wat zij bid<strong>de</strong>n zullen 6 . Maar Hij is <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur tot het Gebed: „Zo wat u begeren zult in Mijn Naam dat zal Ik doen” 7 . Door Hem in- en uitgaan, ie<strong>de</strong>re dag met Hem omgaan, leert bid<strong>de</strong>n naar Zijn wil. Wat wij bid<strong>de</strong>n ont<strong>van</strong>gen wij <strong>van</strong> Hem, als wij Zijn gebo<strong>de</strong>n bewaren 8 . En dit is Zijn gebod: Geloven in <strong>de</strong> Naam <strong>van</strong> Zijn Zoon Jezus Christus 9 . Het gebed buiten Christus bestaat alleen in woor<strong>de</strong>n; het heeft geen wezen; zo’n een gebed kan voor God zelfs een gruwel zijn 10 . Christus is ook <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur tot <strong>de</strong> Tafel, tot <strong>de</strong> gemeenschap met elkaar. Het samenkomen bij het Avondmaal is nog maar niet echt het eten <strong>van</strong> het Avondmaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> Here 11 . Alleen als wij door het bloed <strong>van</strong> Jezus Christus gereinigd zijn hebben wij gemeenschap met elkaar 12 . Zijn dood die bij het Avondmaal herdacht wordt, dient ook om <strong>de</strong> verstrooi<strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> God bijeen te brengen 13 . Bij één (namelijk Christus) zijn, dat is het ware bijeen zijn. Alle uiterlijke gemeenschap en eenheid buiten Christus om bestaat alleen in naam 14 . <strong>De</strong> <strong>de</strong>ur was gemaakt <strong>van</strong> <strong>de</strong>zelf<strong>de</strong> stoffen en kleuren waar<strong>van</strong> ook het gordijn <strong>van</strong> <strong>de</strong> poort <strong>van</strong> <strong>de</strong> voorhof (zie hoofdstuk VI) gemaakt was. Zij die ie<strong>de</strong>re dag <strong>de</strong>ze <strong>De</strong>ur in- en uitgaan en voedsel vin<strong>de</strong>n voor hun zielen in het Heiligdom, ervaren hoe langer hoe meer <strong>de</strong> waarheid <strong>van</strong> het: Zon<strong>de</strong>r Mij kunt u niets doen 15 . Jezus Christus is als <strong>de</strong> wijsheid <strong>van</strong> God, ons gegeven tot rechtvaardigheid, doch ook tot Heiligmaking 16 die Hij gekocht door Zijn bloed voor ons te geven; geopenbaard in Zijn woord aan ons; vervuld door <strong>de</strong> Heilige Geest in ons. Paulus was niet tevre<strong>de</strong>n als zijn kin<strong>de</strong>ren bekeerd waren; zijn arbeid en gebe<strong>de</strong>n strekten zich ook uit tot hun vervulling tot al <strong>de</strong> volheid <strong>van</strong> God 17 . Wie in Israël niet zon<strong>de</strong>r gebrek was, mocht niet dienen. Hij mocht wel eten <strong>van</strong> <strong>de</strong> heilige dingen 18 , doch hij mocht niet <strong>de</strong> priesterdienst verrichten aan het altaar of na<strong>de</strong>ren tot <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur <strong>van</strong> het Heilige. Dit was hem op straffe <strong>de</strong>s doods verbo<strong>de</strong>n 19 . Vergeefs na<strong>de</strong>ren wij tot God met een hart dat ons veroor<strong>de</strong>elt 20 . Eerst hebben wij aan het brandofferaltaar ons te verotmoedigen 21 . Daar zullen we ervaren, dat God meer<strong>de</strong>r is dan ons hart. Maar wee <strong>de</strong> eigengerechtige, die zich in <strong>de</strong> bruilofstzaal <strong>van</strong> <strong>de</strong> kin<strong>de</strong>ren <strong>van</strong> God 22 in zijn eigen kleed durft te vertonen. Zijn plaats is buiten <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur, niet er binnen. — Christus is <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur. In Johannes 10 zegt Hij dat Hij <strong>de</strong> goe<strong>de</strong> Her<strong>de</strong>r is en ook <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur <strong>van</strong> <strong>de</strong> stal <strong>van</strong> <strong>de</strong> schapen, Joh 10.9, 11. Nu is het eigenaardige <strong>van</strong> <strong>de</strong> stallen in Israël dat <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur bestaat uit een gat in <strong>de</strong> muur, groot genoeg voor een man om er in te staan. Er is dus geen <strong>de</strong>ur als er geen her<strong>de</strong>r is. Want <strong>de</strong> her<strong>de</strong>r gaat in het gat staan en hij is dan <strong>de</strong> leven<strong>de</strong> <strong>de</strong>ur. Elk schaap moet dus persoonlijk <strong>de</strong> her<strong>de</strong>r passeeren. Hij kent al zijn schapen bij naam en kent al hun gebreken. Zo ook is Jezus <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur. Als goe<strong>de</strong> Her<strong>de</strong>r gaf Hij Zijn leven voor <strong>de</strong> schapen. Daarom kon Hij ook <strong>de</strong> <strong>De</strong>ur zijn. Hij is <strong>de</strong> Leven<strong>de</strong> <strong>De</strong>ur. Niemand komt tot <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>r, dan door Hem. Maar — en dat is een won<strong>de</strong>rbare vertroosting —niemand kan <strong>de</strong> schapen, die door <strong>de</strong>ze <strong>de</strong>ur zijn ingegaan wegrukken. Men zou eerst <strong>de</strong> <strong>de</strong>ur moeten overweldigen, voordat een <strong>van</strong> Zijn kleinen verloren zou kunnen gaan. Niemand zal ze rukken uit Zijne hand. Ik heb <strong>de</strong> vaste grond gevon<strong>de</strong>n waarin mijn anker eeuwig hecht. <strong>De</strong> grond in Jezus’ bloed en won<strong>de</strong>n, 34
vóór ‘s werelds aan<strong>van</strong>g reeds gelegd. Die grond zal onverwrikt bestaan schoon aard’ en hemel on<strong>de</strong>rgaan. Zangbun<strong>de</strong>l lied 641.1 1 Ex 3.5 2 Joh 10.9 3 Joh 1.9 4 Joh 8.12 5 Luk 11.1 6 Rom 8.26 7 Joh 14.13 8 1 Joh 3.22 9 1 Joh 3.23 10 Spr 28.9 11 1 Cor 11.20 12 1 Joh 1.7 13 Joh 11.52 14 1 Cor 11.18 15 Joh 15.5 16 1 Cor 1.30 17 Ef 3.14-19 18 Lev 21.22 19 Lev 21.23, 22.3 20 1 Joh 3.21 21 1 Joh 3.20 22 Mat 22.11-13 35