23.08.2013 Views

presentatie - Erfgoedcel Mechelen

presentatie - Erfgoedcel Mechelen

presentatie - Erfgoedcel Mechelen

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

SAMENVATTING<br />

Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel<br />

Diederick Lanoye<br />

boekhistoricus en onderzoeker STCV<br />

In 1895 publiceerde Henri Cordemans de Bruyne (1866-1956) in het Bulletin van de Mechelse<br />

oudheidkundige kring het eerste deel van zijn Bibliographie malinoise. Het bleef echter bij één artikel<br />

over de drukpers te <strong>Mechelen</strong> in de vijftiende eeuw en het ‘a suivre’ op het einde van het artikel<br />

bleef zonder gevolg. Enkele jaren later werd in hetzelfde Bulletin een Bibliothèque malinoise. Catalogue<br />

spécial uitgegeven door de toenmalige stedelijke archivaris en bibliothecaris Victor Hermans<br />

(1820-1912). Deze catalogus van de Mechelse stedelijke bibliotheekcollecties waarin Mechelse en<br />

andere drukken in thematische hoofdstukken werden ondergebracht, werd na een drietal afleveringen<br />

eveneens onvoltooid afgebroken. Een bibliografisch repertorium van Mechelse edities – zoals<br />

wel bestond voor steden als Gent en Ieper – kwam dus niet tot stand en na een aantal jaren ebde<br />

ook de golf van wetenschappelijke interesse voor de lokale boekproductie langzaam weg.<br />

Tussen september 2007 en augustus 2008 werd de Mechelse stedelijke boekencollectie, die bewaard<br />

wordt in het Stadsarchief <strong>Mechelen</strong>, beschreven in de Short Title Catalogus Vlaanderen<br />

(STCV). De collectie bleek – vooral dankzij de verzamelwoede van enkele Mechelse bibliofielen<br />

uit de negentiende en twintigste eeuw – een unieke vindplaats van Mechelse drukken. Het aantal<br />

Mechelse edities in de STCV steeg van 101 naar 824. Het opzet van dit artikel is niet om alsnog<br />

een repertorium van Mechelse drukken uit te geven. Daarvoor is de STCV nog te veel een work in<br />

progress. De voortgang van het project zou in de toekomst al snel verplichten tot de uitgave van<br />

onhandige addenda. Maar het grote aantal Mechelse drukken uit de zestiende, zeventiende en<br />

achttiende eeuw maakt van de STCV-databank nu wel een geschikt instrument om de Mechelse<br />

drukpers te verkennen en zo een case study rond een lokaal drukkerscentrum uit te voeren. In een<br />

eerste deel van de bijdrage worden de belangrijkste feiten en namen uit de geschiedenis van het<br />

Mechelse boek op een rij gezet. Na een korte toelichting bij het corpus wordt vervolgens een aantal<br />

bibliometrische en inhoudelijke kenmerken van de Mechelse edities geanalyseerd. Aangezien het om<br />

een periode van twee eeuwen gaat, wordt er in het bijzonder gepeild naar mogelijke veranderingen.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 3


Drukken in <strong>Mechelen</strong>. Een korte geschiedenis<br />

In zijn aanzet tot een Mechelse bibliografie verdedigde Cordemans de Bruyne de stelling dat er al<br />

in 1467 in het slotklooster van Bethanië bij <strong>Mechelen</strong> een formerye of ‘atelier typographique’ in<br />

gebruik was waar niet alleen blokdrukken maar ook een eenbladdruk met los zetsel – ‘invention<br />

nouvelle, à peine connue’ – van de pers kwam. Het enige exemplaar was trouwens in zijn bezit.<br />

Deze stelling werd enkele decennia later weerlegd door Prosper Verheyden (1873-1948), een andere<br />

Mechelse boekhistoricus. Hij wees erop dat de trots van Cordemans de Bruynes verzameling helemaal<br />

geen bewijs vormde dat <strong>Mechelen</strong> ‘lang vóór Aalst, Leuven en Antwerpen’ de kunst van Gutenberg<br />

of Coster beheerste. De eenbladdruk is waarschijnlijk een werkstukje van rond 1600 waar<br />

enkele oude houtblokken, waarvan één met het impressum ‘Bethanië 1467’, gecombineerd werden<br />

met verouderd gotisch zetsel. Misschien moeten we Cordemans de Bruynes drieste stellingname<br />

wel zien als een poging van een fiere Mechelse bibliofiel om het op het eerste gezicht nogal ‘bleke’<br />

verhaal van de Mechelse boekgeschiedenis wat op te fleuren.<br />

Het is immers opvallend dat <strong>Mechelen</strong>, dat op het einde van de vijftiende en in het begin van de zestiende<br />

eeuw niet alleen het politiek-bestuurlijke centrum maar ook een van de belangrijkste culturele<br />

centra van de Bourgondische Nederlanden was, in diezelfde periode niet over een eigen drukpers<br />

beschikte. Pas in 1581, na de inname van <strong>Mechelen</strong> door de troepen van Willem van Oranje en<br />

de instelling van een Staats bewind, stelde de Antwerpse drukker Jacob Hendrickx zijn pers op te<br />

<strong>Mechelen</strong> en bezorgde de eerste Mechelse druk.<br />

De geografische ligging, ongeveer halfweg tussen Antwerpen en Leuven en minder dan een dagreis<br />

van beide verwijderd, verklaart vermoedelijk deze Mechelse laattijdigheid. De lokale markt werd<br />

van boeken voorzien door boekhandelaars die hun klanten voorzagen van Leuvense en Antwerpse<br />

drukken. Deze boekhandelaars waren niet alleen passieve media tussen de Leuvense of Antwerpse<br />

drukker-uitgever en de Mechelse klant maar lieten ook boeken drukken die specifiek op een Mechels<br />

publiek mikten, mogelijk met eigen financiële inbreng.<br />

In 1541 drukte Michiel van Hoochstraten in Antwerpen een Additie ampliatie ende declaratie va[n]<br />

de[n] costume[n] (…) der stadt vryheyt en[de] iurisdictie va[n] <strong>Mechelen</strong> met in het impressum de<br />

vermelding dat ‘men vijnse te coope bi Gielis va[n]derheyde[n] boeckvercooper te Mehelen onder<br />

den Beyaert’. Voor 1569 verschenen nog zeven Nederlandstalige edities van de Mechelse costuimen<br />

bij Antwerpse drukkers. In 1552 drukte Martinus Rotarius in Leuven een Latijnse vertaling van de<br />

costuimen. Ook Jan vanden Poele, Peter Draecx en een onbekende verkoper ‘opt groot Baghijn hof<br />

aende poorte’ worden vermeld als boekverkopers in de impressa van enkele te Antwerpen of te<br />

Leuven gedrukte werken. De Mechelse stadsrekeningen tonen aan dat ook het Mechelse stads-<br />

bestuur in de periode voor 1581 drukwerk bestelde bij Antwerpse drukkers. Verheyden vermeldt<br />

zelfs het bestaan van ‘[wat] we nu zouden noemen een vereeniging zonder winstbejag, tot verspreiding<br />

van goede lectuur’, bestaande uit enkele vooraanstaande Mechelse geestelijken, die de geschriften<br />

van de Mechelse franciscaan Frans Vervoort (1490-1555) liet drukken bij enkele Leuvense<br />

en Antwerpse uitgevers, voorzien van een eigen drukkersmerk dat een Mechelse stadsmaagd met<br />

stadswapen voorstelt.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 4


Gielis van Craenenbroeck, die in 1582 het atelier van de overleden Jacob Hendrickx had<br />

overgenomen, vluchtte vermoedelijk in juli 1585 uit <strong>Mechelen</strong> toen de Spaanse troepen de stad<br />

heroverden. Dit betekende het einde van de kortstondige zestiende-eeuwse Mechelse boek-<br />

productie. Pas in 1610 vestigde de Engelse emigrant Henry of Hendrik Jaye (15??-1643) zich in<br />

<strong>Mechelen</strong> met de ‘voordracht van al-daer eene druckerije op te stellen’. Het is niet duidelijk of Jaye<br />

het drukkersvak al in Engeland leerde maar in de jaren voor 1610 werkte hij in Antwerpen en<br />

Brussel als drukkersgast en boekhandelaar. Het stadsbestuur van <strong>Mechelen</strong> beloonde Jaye’s<br />

ondernemingszin met een aantal voorrechten en een jaarlijks pensioen. Aanvankelijk drukte hij<br />

Engelstalige edities maar in 1613 bezorgde hij de eerste Mechelse editie van de stedelijke costuimen.<br />

Mettertijd schakelde hij over op de uitgave van Nederlandse, Franse, Latijnse en Spaanse werken<br />

voor de lokale markt.<br />

Hendrik Jaye werd de stichter van het drukkersgeslacht dat in de zeventiende eeuw de Mechelse<br />

boekproductie zou beheersen en quasi monopoliseren. In 1622 kreeg Godefroy Huet, die de<br />

drukkersstiel geleerd had in Sint-Omaars, Antwerpen en het atelier van Hendrik Jaye, een octrooi<br />

om in <strong>Mechelen</strong> een pers te starten. In 1622-1623 drukte hij enkele werkjes, maar daarna zijn geen<br />

uitgaven van Huet bekend. Ook Cornelis Sammers kreeg in 1624 een octrooi maar er is slechts één<br />

editie, gedrukt voor de Antwerpse uitgever Jan Cnobbaert, bekend.<br />

De drie zonen van Hendrik Jaye – Peter (16??-1654), Robert (1615?-1672) en Jan (1619-1690) –<br />

werden allen opgeleid in het atelier van hun vader en waren voorbestemd om de zaak over te nemen.<br />

‘[V]reesende dat naer d’overlijden van zijnen voors. vader met wiens consent hij de selve druckerije<br />

soude opsetten, andere hun souden moghen vervoorderen van binnen de voors. stadt [<strong>Mechelen</strong>]<br />

noch eene druckerije te commen opsetten’, vroeg Robert Jaye in 1639 een octrooi ‘ter exclusie van<br />

alle andere’. De Geheime Raad gaf Robert Jaye de toestemming om een eigen atelier op te zetten<br />

maar weigerde hem het monopolie na advies van de Mechelse magistraat.<br />

Robert Jaye maakte – net als zijn broer Peter die in 1640 een eigen octrooi kreeg – geen gebruik<br />

van het toegekende octrooi en bleef in het atelier van zijn vader werken. Hendrik Jaye overleed in<br />

1643 aan de pest, waarna de zaak werd voortgezet door zijn weduwe Christina Vanderzetten<br />

(15??-1650) en haar drie zonen. Peter was actief als boekhandelaar terwijl Robert en Jan de<br />

drukkerij bemanden. De meeste Jaye-edities uit die periode hebben een impressum dat verwijst naar<br />

de weduwe van Hendrik Jaye, al wordt een enkele keer ook Robert Jaye vermeld.<br />

Pas na de dood van hun moeder in 1650 scheidden zich de wegen van Robert en Jan Jaye. In 1651<br />

verwierf ook Jan Jaye een drukkersoctrooi en verscheen de eerste druk met zijn impressum. Het is<br />

echter niet duidelijk of hij ook meteen het atelier van zijn vader in het huis ‘In de naam Jezus’ heeft<br />

verlaten. Zijn nieuwe adres, het huis ‘In Onze-Lieve-Vrouw-Boodschap’, ook op de Nieuwe Bruul en<br />

dus niet ver van het ouderlijke huis, werd pas in 1667 voor het eerst in een impressum opgenomen.<br />

Mogelijk maakten de broers gebruik van dezelfde persen om elk voor eigen rekening te drukken.<br />

In 1666 verscheen een nieuwe speler. Gijsbrecht Lints (16??-1708), afkomstig uit Leuven, was<br />

drukkersknecht van Jan Jaye, maar aangezien hij ‘nu onlancs binnen <strong>Mechelen</strong> voors. in den echte<br />

staet getreden synde aldaer van sints is syne domicilie te hauden’, vroeg hij een octrooi aan voor het<br />

oprichten van ‘een boeck ende print druckery’ en een boekhandel. Jan Jaye verzette zich niet tegen<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 5


de ambities van zijn knecht. Integendeel, in een getuigschrift bevestigde hij dat ‘mijnen knecht<br />

Gysbrecht Lints hem loffelijck heeft gequeten, den tijt van ontrent de ses jaeren soo int boeckdrucken,<br />

binden als vercoopen, soo dat ik op hem niet anders en weet te seggen dan alle deught en eer’.<br />

Nog datzelfde jaar begon Lints te drukken in zijn nieuwe atelier ‘In de Drukkerij’ in de Befferstraat.<br />

Robert Jaye overleed in 1672 en zijn atelier werd niet voortgezet. Jan Jaye stierf in 1690 en zijn<br />

atelier werd overgenomen door zijn zonen Andreas (1653-1715) en Jan Frans (1666-na 1734). De<br />

gloriedagen van het huis Jaye waren toen al achter de rug. Bij de dood van hun concurrent Gijsbrecht<br />

Lints in 1708 vernamen de Jayes dat de Mechelse magistraat op zoek was naar een nieuwe<br />

drukker. Ze vroegen de Raad van State om bevestiging van de privileges die hun vader en grootvader<br />

hadden gekregen. De Grote Raad was erg negatief in haar beoordeling van de drukkers. Aangezien<br />

de Jayes slechts beschikten over ‘une imprimerie fort usee, sans estre en état d’en avoir une autre,<br />

et d’exercer deuement le styl de libraire marchand’, luidde het advies dat men maar beter ‘une autre<br />

personne capable’ kon zoeken.<br />

Het werd een jarenlange zoektocht. De Brusselse drukker Simon t’Serstevens (16??-1736) stelde zijn<br />

kandidatuur, maar zijn eis om de titel van ‘koninklijk drukker bij de Grote Raad’ te krijgen, druiste<br />

in tegen het octrooi van zijn Brusselse concurrent Eugenius Henricus Fricx (16??-173?) en werd niet<br />

gehonoreerd waarop hij zijn kandidatuur introk. Pas in 1719, vier jaar nadat ook Andreas Jaye was<br />

gestorven en Jan Frans de Jaye-pers nauwelijks nog gebruikte, werd met de Brusselse drukker<br />

Laurentius vander Elst (16??-1754) een geschikte opvolger van Lints gevonden. Zijn octrooi<br />

bevestigde ‘qu’il transporteroit son domicile avec une imprimerie tout nouvelle’.<br />

Dat de geschiedenis zich soms herhaalt, blijkt ook uit het verhaal van het geslacht vander Elst.<br />

Laurentius vander Elst werd enthousiast onthaald en kreeg de gebruikelijke privileges toegekend.<br />

In 1735 werd de wissel tussen Jaye en vander Elst bekroond met de toekenning van de titel van<br />

stadsdrukker – doorgegeven van vader op zoon van Hendrik tot Jan Frans Jaye – aan Laurentius<br />

vander Elst.<br />

Net als een eeuw eerder waren er ook wel andere kandidaat-drukkers, maar deze hadden blijkbaar<br />

moeilijkheden om een plaats te verwerven naast het atelier van Laurentius vander Elst. In 1725<br />

vroeg en kreeg de Mechelse boekhandelaar Joannes Baptista Leplat (16??-1762) ‘souhaitant de<br />

faire ledit negoce ensemble d’exercer l’imprimerie sans inquietude’ een octrooi om in <strong>Mechelen</strong> een<br />

drukkerij op te zetten. Toch heeft hij blijkbaar nooit eigen persen gebruikt en de catalogi van de<br />

veilingen die hij van tijd tot tijd organiseerde werden bij Vander Elst gedrukt.<br />

Vanaf 1744 werd Laurentius vander Elst in zijn atelier geholpen door zijn zoon Joannes Franciscus<br />

(1728-1811) die ‘sous les yeux de son père’ de stiel leerde en ‘s’y est perfectionné en France’. Tien<br />

jaar later, enkele maanden voor zijn dood, droeg Laurentius zijn atelier over aan zijn zoon die daarop<br />

weinig problemen had om een octrooi te krijgen en om de familiezaak verder te zetten. Ruim twee<br />

decennia zou Joannes Franciscus de enige drukker in <strong>Mechelen</strong> blijven. In 1778 kreeg het gevestigde<br />

drukkersgeslacht, net als de Jayes in de zeventiende eeuw, te maken met een nieuwkomer. Pierre<br />

Joseph Hanicq (1753-1828), geboren te Brugge en in het drukkersvak gevormd te Brussel, had<br />

misschien lucht gekregen van de tanende kwaliteit van het drukwerk van Vander Elst – Le Clercq<br />

spreekt van een ‘imprimerie […] en pleine décadence’ – en zag een mogelijkheid om de<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 6


concurrentie aan te gaan. In 1781, na eerdere mislukte pogingen, vroeg hij nogmaals aan de<br />

Mechelse magistraat de toekenning van dezelfde voorrechten als Joannes Franciscus vander Elst<br />

omdat hij ‘ten synen merckelijken coste alhier heeft geërigeert eene wel geconditioneerde boeckdruckerije<br />

ende sigh bovendien heeft voorsien van eenen schoonen boeckwinckel’. De magistraat<br />

beoordeelde Hanicqs vraag positief en omschreef zijn handelswaar als ‘eene excessive quantiteyt van<br />

fraeye ende curieuse boecken […] tot gerief van het publieck’.<br />

Was het de stevige concurrentie met Hanicq die Joannes Franciscus in 1788 deed beslissen om<br />

zijn drukkerij voortijdig over te laten aan zijn zoon Franciscus Josephus (1757-1811)? In elk geval<br />

eindigde <strong>Mechelen</strong> het ancien régime met twee concurrerende drukkershuizen: Vander Elst en<br />

Hanicq. In twee rapporten over de Mechelse drukkers en boekverkopers uit 1807 en 1810 vallen de<br />

gelijkenissen tussen beiden op. Franciscus Josephus vander Elst had twee persen waarop hij ondermeer<br />

een ‘zeer nuttig’ Nederlandstalig weekblad, het Wekelyks bericht, drukte voor 244 abonnees.<br />

Hanicq had ook twee persen en drukte daarop ondermeer zijn Franstalige Gazette de Malines voor<br />

driehonderd abonnees. Dat er echter grote verschillen bestonden tussen beide drukkers en hun fondsen<br />

zal duidelijk worden uit een analyse van hun drukken.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 7


Het corpus. Mechelse drukken in de STCV<br />

Het corpus werd samengesteld door een zoekopdracht in de STCV-databank naar beschrijvingen die<br />

<strong>Mechelen</strong> als plaats van uitgave vermelden in de periode 1601-1800. Dit leverde 809 edities op.<br />

Er werd geen onderscheid gemaakt tussen impressa waar <strong>Mechelen</strong> aangeduid wordt als plaats van<br />

druk, impressa die vermelden dat het werk in <strong>Mechelen</strong> verkocht werd, eventueel met aanduiding<br />

van een andere plaats als plaats van uitgave, of impressa die enkel de plaatsnaam vermelden. De<br />

tweede categorie is voor de zeventiende en achttiende eeuw trouwens vrij beperkt.<br />

Deze 809 edities vormen vanzelfsprekend niet de volledige productie van de Mechelse persen. Om<br />

uiteenlopende redenen ontbreken een aantal types van edities (voorlopig) in de STCV-databank.<br />

Geen enkele Engelstalige editie uit de beginjaren van Hendrik Jaye is beschreven in de STCV.<br />

Waarschijnlijk waren ze bedoeld om als smokkelwaar de Engelse katholieken in het moederland in<br />

hun geloof te sterken. Tientallen Mechelse toneelprogramma’s werden reeds beschreven in de databank<br />

en werden opgenomen in het corpus, maar een inventaris van spektakels van de jezuïeten in<br />

Vlaanderen bevat nog tientallen andere programma’s, voornamelijk van de persen van Laurentius en<br />

Joannes Franciscus vander Elst, die grotendeels bewaard worden in twee convoluten uit de<br />

Koninklijke Bibliotheek van België, een collectie die nog niet door de STCV werd verwerkt. Andere<br />

drukken werden niet opgenomen omdat ze niet voldoen aan de STCV-selectiecriteria. Dit geldt<br />

voor een aantal edities van Lambertus Baerts’ Christelycke onderrichtinghen weghens de kennisse<br />

van Godt, de scheppinghe en den val des mensche ende sijne herstellinghe door den heere Jesus-<br />

Christus die op het einde van de zeventiende eeuw onder een Keuls schijnadres verschenen, maar<br />

door Gijsbrecht Lints gedrukt werden. Hetzelfde geldt voor tijdschriften als het Wekelyks bericht en<br />

de verschillende tijdschriften die Pierre Joseph Hanicq drukte vooraleer hij in 1800 begon met de<br />

Gazette de Malines.<br />

Toch biedt de STCV na de verwerking van de collecties van het Stadsarchief <strong>Mechelen</strong> een ruim en<br />

vrij betrouwbaar staal van de productie van de Mechelse persen. De volledigheid van deze collecties<br />

blijkt uit een vergelijking met andere reeds in de STCV verwerkte collecties. De STCV bevat 48<br />

drukken van Hendrik Jaye. Van 44 daarvan wordt een exemplaar bewaard in <strong>Mechelen</strong> en van 28<br />

enkel in <strong>Mechelen</strong> en niet in de andere bibliotheken. Voor Robert Jaye gaat het om 22 drukken die<br />

allemaal bewaard worden in <strong>Mechelen</strong> en veertien enkel te <strong>Mechelen</strong>. 72 van de 79 drukken van<br />

Jan Jaye in de STCV worden bewaard in <strong>Mechelen</strong> en 55 enkel daar. Voor de achttiende eeuw is een<br />

dergelijke vergelijking niet mogelijk omdat pas sinds de STCV-projectfase in <strong>Mechelen</strong> systematisch<br />

achttiende-eeuwse drukken worden opgenomen.<br />

Een grote meerderheid van deze edities (784) kan worden toegeschreven aan een van de hierboven<br />

vermelde drukkers. Van de 25 resterende edities die <strong>Mechelen</strong> in het impressum of colofon<br />

vermelden, draagt een aantal veilingcatalogi de naam van de veilingmeester (Jacques Vermeulen,<br />

Pieter Jeghers,…). Enkele andere werken vermelden een fictieve of helemaal geen drukkersnaam.<br />

Vertrekpunt voor de analyse van dit corpus is de stelling dat de Mechelse persen in de zeventiende<br />

en achttiende eeuw sterk op de lokale markt gericht zijn. De Mechelse ateliers waren bescheiden<br />

familiezaken die noch op financieel, noch op technisch vlak konden concurreren met de ateliers uit<br />

Antwerpen, Brussel en Leuven. Zij produceerden bijgevolg eerder bescheiden drukwerk dat<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 8


grotendeels voor een Mechels publiek bestemd was. Deze lokale gebondenheid versterkte zich<br />

doorheen de eeuwen tot Pierre Joseph Hanicq door een aantal vernieuwende keuzes met deze logica<br />

brak. Zowel de invloed van die lokale gerichtheid van de fondsen van Jaye en Vander Elst op de aard<br />

van hun productie als de vernieuwingen van Hanicq, zullen hieronder geduid worden.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 9


Edities, omvang en bibliografisch formaat<br />

Om de productie van een of meerdere drukkersateliers te meten, moeten drie variabelen in rekening<br />

worden gebracht: ten eerste het aantal edities binnen een bepaalde periode, ten tweede de oplage<br />

van elk van die edities en ten slotte het aantal bedrukte vellen per editie. Het bewaarde corpus<br />

laat ons toe om de eerste en laatste variabele in kaart te brengen. Gegevens over oplagecijfers van<br />

Mechelse drukken voor 1800 daarentegen ontbreken volledig.<br />

Grafiek 1 verdeelt het corpus naar verschijningsdatum in blokken van 25 jaar. In de eerste jaren na<br />

zijn vestiging in <strong>Mechelen</strong> in 1611 was Hendrik Jaye erg productief. Aangezien de vijftien gekende<br />

Engelstalige Jaye-edities in de grafiek ontbreken moet de Mechelse productie voor 1625 hoger<br />

worden ingeschat. In werkelijkheid liep het aantal edities in het tweede kwart van de zeventiende<br />

eeuw dus terug. Nadat de broers Hendrik en Jan Jaye elk een eigen atelier startten en ook<br />

Gijsbrecht Lints een pers installeerde, werden tussen 1651 en 1700 in <strong>Mechelen</strong> een kleine honderd<br />

edities per kwarteeuw in het licht gebracht.<br />

De crisis van de Mechelse persen aan het begin van de achttiende eeuw is duidelijk zichtbaar. De<br />

ateliers van Gijsbrecht Lints (+1708), Andreas Jaye (+1715) en Jan Frans Jaye werden nauwelijks<br />

gebruikt. Het grootste deel van de edities werd na 1719 door Laurentius vander Elst gedrukt. Daarna<br />

nam het aantal edities snel toe. Laurentius vander Elst drukte tussen 1726 en 1750 97 edities<br />

en na de overname van het atelier door Joannes Franciscus vander Elst verdubbelde dit aantal bijna<br />

tot 179 edities in het derde kwart. De snelle stijging lijkt dan af te remmen in het laatste kwart van<br />

de achttiende eeuw, wat in opvallende contradictie is met het feit dat vanaf 1778 <strong>Mechelen</strong> weer<br />

over twee drukkerijen beschikte. De ateliers van Vander Elst en Hanicq brachten samen ‘slechts’ 225<br />

edities uit.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 10


Zoals gezegd moeten we voorbijgaan aan de oplagecijfers van deze edities. Aan de hand van de<br />

collatiegegevens die opgenomen zijn in elke STCV-beschrijving, kan wel berekend worden hoeveel vel<br />

papier één exemplaar van een bepaalde editie telt. Grafiek 2 toont de evolutie van het gemiddeld<br />

aantal vellen per exemplaar. De dalende lijn vanaf 1650 is duidelijk. Daarvoor werden per exemplaar<br />

gemiddeld 14,4 vellen gebruikt. Dit getal zakte daarna snel. Van 1676 en 1750 werd per exemplaar<br />

tussen de zes en zeven vellen gebruikt en het dieptepunt werd bereikt na 1750 toen men slechts<br />

3,9 vellen nodig had. Na 1775 was er plots een lichte stijging tot 5,3 vellen. Deze omslag komt<br />

geheel voor rekening van Pierre Joseph Hanicq. Een gemiddelde druk van zijn concurrent Franciscus<br />

Josephus vander Elst telde immers slechts twee vellen. Het verschil met Hanicq, die gemiddeld 7,3<br />

vellen per exemplaar gebruikte, is groot.<br />

De scherpe stijging van het aantal edities na de crisis in het begin van de achttiende eeuw wordt<br />

dus sterk genuanceerd door het dalend aantal gebruikte drukvellen per exemplaar. Het lijkt alsof er<br />

in <strong>Mechelen</strong> steeds minder ‘boeken’ – we spreken hier enkel over de fysieke verschijning en niet over<br />

de inhoud – gedrukt worden en steeds meer bescheiden druksels: ‘boekjes’ van enkele katernen,<br />

‘brochures’ van één katern of éénbladdrukken, zij het in plano of een kleiner formaat.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 11


Met dat laatste komt het bibliografisch formaat ter sprake. Ook het formaat is immers bepalend<br />

voor de fysieke verschijning van een druk. Tabel 3 toont de verdeling van het aantal edities per<br />

periode naar gelang het bibliografische formaat. Een aantal zaken valt op. De sterke opkomst van de<br />

drukken in plano in de achttiende eeuw is grotendeels het gevolg van de opkomst van een specifiek<br />

genre, nl. de ‘affiches’ met gelegenheidsgedichten die gedrukt werden wanneer begijnen of nonnen<br />

hun geloften aflegden of priesters hun eerste mis opdroegen. De map Varia 473/3 van het Stadsarchief<br />

<strong>Mechelen</strong> bevat tientallen dergelijke drukken. Op enkele oudere exemplaren na zijn ze het<br />

werk van de drie generaties Vander Elst.<br />

Drukken in folio bleven gedurende de hele periode relatief zeldzaam. Bovendien zijn omvangrijke en<br />

prestigieuze folianten op de vingers van een hand te tellen. Hendrik Jaye drukte in 1621 De schadtkiste<br />

der philosophen met teksten van de Mechelse rederijkerskamer De Peoene. Een eeuw later<br />

drukte Laurentius vander Elst letterlijk zijn magnum opus met de uitgave van Hoynck van Papendrechts<br />

Historia ecclesiæ Ultrajectinæ in 1725 en de Nederlandse vertaling van dit werk in 1728.<br />

Slechts zeven andere folianten tellen meer dan vier drukvellen.<br />

Edities in kwarto waren erg populair tussen 1625 en 1700, toen ongeveer de helft van de Mechelse<br />

edities in dit formaat werd gedrukt. Daarna daalde het aantal kwarto’s echter snel op een piek in<br />

het derde kwart van de achttiende eeuw na. De talrijke toneelprogramma’s die Joannes Franciscus<br />

vander Elst op vast formaat voor de Mechelse colleges drukte, verklaren dit fenomeen.<br />

De kwarto werd in de achttiende eeuw vervangen door de octavo dat op het einde van de eeuw<br />

het overheersende formaat werd. Een grondige meting van de afmetingen van het boekblok van de<br />

Mechelse edities en een studie van de gebruikte papiersoorten en -formaten zouden uitsluitsel kunnen<br />

geven, maar vermoedelijk is de verschuiving van kwarto naar octavo het gevolg van het gebruik<br />

van grotere papierformaten.<br />

Met dertien van de 31 drukken was het duodecimo het belangrijkste formaat in het fonds van<br />

Hendrik Jaye voor 1625. Het feit dat hij in diezelfde periode ook Engelstalige smokkelliteratuur<br />

drukte waarvoor bij voorkeur gebruik werd gemaakt van kleine maar handige formaten, kan hiervoor<br />

een verklaring bieden. Ook Pierre Joseph Hanicq bezorgde een opvallend groot aantal edities in<br />

kleine formaten. Na 1775 zagen 42 van de 48 edities in duodecimo en alle zestien edities in octodecimo<br />

– een formaat dat daarvoor nauwelijks gebruikt werd – op zijn persen het licht. Ook voor<br />

deze keuze van Hanicq biedt het gebruik van grotere papiervellen mogelijk een verklaring. Dankzij<br />

deze grotere vellen kon men ook in kleinere formaten goed in de hand liggende boeken drukken<br />

zonder de nadelen die deze formaten hadden bij gebruik van kleinere drukvellen zoals het<br />

gedwongen gebruik van een klein corps, een overladen bladspiegel, enzovoort.<br />

Door de combinatie van kleine bibliografische formaten met een relatief hoog aantal drukvellen per<br />

exemplaar, is de typische Hanicq-druk een boek van beperkte afmetingen maar met een vrij groot<br />

aantal pagina’s. Dit type verschilt daardoor sterk van de edities van zijn tijdgenoot Franciscus<br />

Josephus vander Elst wiens affiches en drukjes van één of enkele katernen kunnen gezien worden als<br />

het eindpunt van een evolutie van twee eeuwen.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 12


Genre<br />

Voor de analyse van de inhoud van deze boeken werden de 809 edities ingedeeld in een aantal<br />

categorieën: geschiedenis (G), theologie en religie (T&R), literatuur en kunsten (L&K), overheidspublicaties<br />

(O), recht (R), wetenschappen (W) en tenslotte veilingcatalogi (C). Een dergelijke indeling<br />

trekt natuurlijk ruwe lijnen door het corpus en twijfelgevallen zijn zeker niet zeldzaam, maar ze staat<br />

wel toe om een aantal evoluties te kenschetsen. Tabel 4 toont de verdeling in genres per periode.<br />

Vooral voor 1650 en na 1775 was het genre geschiedenis populair, maar er is een belangrijk verschil<br />

tussen de ‘historische’ werken uit het begin van de zeventiende eeuw en die van de late achttiende<br />

eeuw. De eerste groep bestaat vooral uit vrij uitvoerige traktaten over (kerk)historische<br />

onderwerpen. De ‘revival’ van het genre na 1775 is vooral het gevolg van de toenmalige woelige<br />

tijden. Het verzet tegen Jozef II, de Brabantse Omwenteling, de Franse Revolutie en het Frans<br />

bewind, leidden tot de publicatie van tientallen tijdgeschriften en pamfletten waarin de actualiteit<br />

werd becommentarieerd.<br />

Iets meer dan een derde van alle Mechelse edities behoorde tot de categorie theologie, religie en<br />

devotionele literatuur. Het gaat hier dan ook om een heel breed gamma aan edities, dat reikt van<br />

het door Joannes Franciscus vander Elst gedrukte nietige bifolium in-12° met de Litanien van den<br />

heiligen Franciscus Xaverius, patroon van de Mechelse jezuïetenkerk, tot het omvangrijke theologische<br />

traktaat van Godefridus Wandelman, gedrukt door Robert Jaye. De theologische polemieken<br />

tussen jansenisten en anti-jansenisten, attritionisten en contritionisten zorgen voor een eerste piek<br />

tussen 1651 en 1675. Gijsbrecht Lints ‘kende geen onderscheid tussen de kliënten die hem drukwerk<br />

toevertrouwden’ en drukte net als zijn collega’s Robert en Jan Jaye theologische traktaten<br />

en pamfletten voor beide partijen, indien nodig onder een schijnadres, maar vaak ook onder eigen<br />

impressum. Ook in het tweede kwart van de achttiende eeuw was deze categorie in het fonds van<br />

Laurentius vander Elst bijzonder goed vertegenwoordigd.<br />

Na 1776 moet een onderscheid gemaakt worden tussen het fonds van Vander Elst en dat van Pierre<br />

Joseph Hanicq. In het eerste was het religieuze genre minder sterk vertegenwoordigd, terwijl bijna<br />

een op twee van de Hanicq-edities theologische of devotionele werken waren. Le Clercq wees erop<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 13


dat Hanicq zich sterk richtte op de Mechelse geestelijkheid en de kerkelijke instellingen in de aartsbisschoppelijke<br />

zetel. Jean-Ghislain Huleu, president van het aartsbisschoppelijk seminarie, was ‘à la<br />

fois un client et un conseiller’ en liet niet alleen zijn eigen werk door Hanicq drukken maar deed ook<br />

suggesties over mogelijk interessante kopij. Het aandeel van theologische en devotionele literatuur<br />

ligt nog hoger in de typische ‘Hanicq-drukken’ in duodecimo en octodecimo die de basis vormden<br />

van het succes van de firma Hanicq in de negentiende eeuw, toen de drukkerij met haar kwaliteitsvol<br />

maar ook betaalbaar drukwerk ‘le premier imprimeur du monde catholique’ werd.<br />

De categorie van taal- en letterkunde en kunsten is ook een bijzonder diverse groep die loopt van<br />

gelegenheidsgedichten over toneelprogramma’s, grammatica’s en schoolboeken tot echte literaire<br />

werken. Voor 1700 vormde dit genre een kleine groep, maar nadien zorgde allerlei gelegenheidsliteratuur<br />

voor een sterke groei van het genre. Alle stappen in de carrière van de Mechelse aartsbisschoppen,<br />

van hun intrede tot hun begrafenis, werden in dichtregels bezongen. De eerder<br />

vermelde in plano gedrukte gelegenheidsgedichten voor nieuwe religieuzen veroorzaken de piek in<br />

het derde kwart van de eeuw.<br />

Het aandeel van de volgende categorieën is telkens beperkt. Het overgrote deel van de overheidspublicaties<br />

zijn uitgaves van de ordonnanties van het Mechelse stadsbestuur. Opvallend beperkt is<br />

ook de categorie van de juridische publicaties. <strong>Mechelen</strong> was nochtans de zetel van de Grote Raad,<br />

de hoogste rechtbank van de Nederlanden. De meeste edities in deze categorie zijn dan ook pleitstukken<br />

en memoranda in verband met zaken die door de Grote Raad behandeld werden. Algemene<br />

juridische werken zijn daarentegen eerder zeldzaam. Ook werken in de categorie wetenschappen,<br />

met daarin begrepen de geneeskunde, zijn beperkt in aantal. De opvallende piek in het laatste kwart<br />

van de zeventiende eeuw is het gevolg van de opname van Gijsbrecht Lints’ Mechelschen almanach<br />

waarin de Mechelse astronoom en kroniekschrijver Remmerus Valerius (1607-1687) de efemeriden<br />

voor <strong>Mechelen</strong> en omstreken publiceerde.<br />

De tientallen catalogi van Mechelse boekveilingen die in de Mechelse collecties worden bewaard,<br />

vormen een laatste categorie. De concentratie van deze catalogi is opvallend. Een eerste set van<br />

tien catalogi dateert uit het laatste kwart van de zeventiende eeuw. Slechts drie catalogi dateren<br />

uit de periode 1701-1750 maar daarna werden in <strong>Mechelen</strong> minstens vijftig catalogi uitgegeven,<br />

grotendeels gedrukt op de persen van de drie generaties Vander Elst.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 14


Tijd- en plaatsgebondenheid<br />

Tijdens het beschrijvingswerk in <strong>Mechelen</strong> werd intuïtief duidelijk dat een groot deel van de<br />

Mechelse edities gebonden is aan een specifieke historische en geografische context. Vele gelegenheidsgedichten,<br />

pamfletten maar ook beschrijvingen van cavalcades, toneelprogramma’s, veilingcatalogi,<br />

… zijn verbonden aan een specifiek historisch feit. Ze staan tegenover algemene werken<br />

waarvan de inhoud minder tijdgebonden is. Net zo kan er onderscheid worden gemaakt tussen<br />

publicaties die vooral bedoeld waren om te functioneren in <strong>Mechelen</strong> en omgeving zoals costuimen<br />

en stedelijke ordonnanties, devotieliteratuur voor Mechelse broederschappen, de Mechelse almanak<br />

en andere werken waarvan de meer algemene inhoud ook een breder publiek in de Nederlanden en<br />

daarbuiten kon aanspreken. Elke editie werd op basis van een aantal criteria zoals<br />

bijvoorbeeld de aanwezigheid van een datum of een variant op de plaatsnaam <strong>Mechelen</strong> in de titel,<br />

de expliciete vermelding van het (Mechelse) doelpubliek, de inhoudelijke descriptoren in de STCVbeschrijving,<br />

… ingedeeld in deze of gene categorie. Grafiek 5 toont een duidelijke evolutie van de<br />

tijd- en plaatsgebondenheid van het Mechelse drukwerk.<br />

In de periode tot 1625 was een minderheid van de Mechelse edities gebonden aan de Mechelse<br />

eigentijdse context. In de tweede helft van zijn loopbaan begon Hendrik Jaye duidelijk meer voor<br />

de lokale markt te drukken. Hij stopte het drukken van de niet in het corpus opgenomen Engelse<br />

devotieliteratuur en bijna de helft van de drukken uit het Jaye-atelier verwezen nu duidelijk naar de<br />

Mechelse context. De talrijke pamfletten die Jan Jaye en Gijsbrecht Lints na 1650 in het kader van<br />

de toen actuele theologische discussies drukten, zorgden voor een verdere toename van de tijdgebondenheid<br />

van hun fondsen. Vanaf dan werden de Mechelse edities steeds meer tijd- en plaatsgebonden.<br />

Een piek werd bereikt in het eerste kwart van de achttiende eeuw. De inhoud van bijna drie<br />

op de vier (schaarse!) Mechelse edities uit die periode was nauw verbonden met het <strong>Mechelen</strong> van<br />

die tijd.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 15


Het fonds van de ‘nieuwkomer’ Laurentius vander Elst was minder tijdgebonden. Eerder werd al<br />

opgemerkt dat Laurentius vander Elst veel theologische en devotionele literatuur drukte. Drie op<br />

de vier van de edities uit zijn fonds die noch tijd-, noch plaatsgebonden zijn, behoren tot dit genre.<br />

De daling is dus het gevolg van het feit dat Laurentius vander Elst weer algemene religieuze werken<br />

ging drukken, een genre dat tijdens de decennia daarvoor in <strong>Mechelen</strong> bijna volledig verdwenen was.<br />

De talrijke gelegenheidsdrukken van Joannes Franciscus vander Elst zorgen voor de nieuwe stijging<br />

van de grafieken na 1750.<br />

De sterke daling in het laatste kwart van de achttiende eeuw is duidelijk, maar opnieuw moet er<br />

een onderscheid worden gemaakt tussen het fonds van Vander Elst en dat van Pierre Joseph Hanicq.<br />

Vader en zoon Vander Elst zetten hun werk verder. De edities die van hun pers kwamen, waren<br />

grotendeels bedoeld voor onmiddellijke consumptie in <strong>Mechelen</strong> (gelegenheidsgeschriften, toneelprogramma’s<br />

voor de Mechelse<br />

scholen, …). Franciscus Josephus ging daarin zelfs nog iets verder dan zijn vader. Hanicq week<br />

duidelijk van deze traditie af. Slechts vier op de tien van zijn edities waren duidelijk gerelateerd aan<br />

de eigentijdse context en slechts een op de vier van de Hanicq-edities had een specifiek Mechelse<br />

inhoud. Van de 130 Hanicq-edities in het corpus waren er liefst 73 tijd- noch plaatsgebonden en<br />

net als bij de vorige nieuwkomer in <strong>Mechelen</strong>, Laurentius vander Elst, was de theologische en devotionele<br />

literatuur met 52 edities in deze groep zeer sterk vertegenwoordigd.<br />

Samenvattend is duidelijk dat de edities van de Mechelse drukkers vooral bedoeld waren om op een<br />

bepaald moment een Mechels publiek te bedienen. Het valt op hoe de fondsen van de ‘nieuwkomers’<br />

Hendrik Jaye, Laurentius vander Elst en Pierre Joseph Hanicq afwijken van de fondsen van de<br />

zonen en kleinzonen Jaye en Vander Elst. De evolutie van het fonds van Hendrik Jaye toont aan dat<br />

een drukker die zich in <strong>Mechelen</strong> vestigde zijn drukwerk naar alle waarschijnlijkheid uit economische<br />

noodzaak sterker afstemde op de lokale markt. Meer algemene werken, die de inzet van grotere<br />

technische en financiële middelen vereisten, vielen buiten de mogelijkheden van de bescheiden<br />

Mechelse ateliers. Opnieuw was het Hanicq die deze logica doorbrak en vasthield aan het uitgeven<br />

van meer algemene werken.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 16


Taal<br />

De Mechelse drukkers bedienden hun lezers met werken die in de regel in het Nederlands, Frans<br />

of Latijn waren gesteld. Anderstalige werken waren zeldzaam. Naast zijn Engelstalige edities gaf<br />

Hendrik Jaye in 1629 ook een Spaans gebedenboek uit en Jan Jaye drukte in 1671 een Spaanse vertaling<br />

van een Italiaans werk over krijgskunde. 762 edities zijn eentalig. Meertaligheid is typerend<br />

voor bepaalde periodes of bepaalde editietypes. Dertien van de veertien Nederlands-Franse edities<br />

werden gedrukt na 1770. De combinatie van Nederlands en Latijn is dan weer kenmerkend voor de<br />

toneelprogramma’s die Joannes Franciscus vander Elst voor de Mechelse jezuïeten drukte.<br />

Grafiek 6 – waarin enkel de eentalige edities werden opgenomen – toont de grillige verhouding<br />

tussen de drie belangrijkste talen. Naast zijn Engelse drukken, gaf Hendrik Jaye voor 1625 vooral<br />

Nederlandstalige werken uit. Na 1625 nam het gebruik van Latijn sterk toe. De band tussen het<br />

Latijn en de theologische en in mindere mate devotionele literatuur is vooral in het derde kwart van<br />

de zeventiende eeuw duidelijk. De scherpe verandering van de verhoudingen na 1775 is voornamelijk<br />

te wijten aan de Mechelschen almanach, een Nederlandstalige publicatie die voorheen niet bestond<br />

en die met 21 edities voor deze periode zwaar doorweegt.<br />

Tussen 1700 en 1775 nam het gebruik van het Nederlands gestaag af, vooral ten voordele van<br />

het Latijn. In het tweede kwart van de achttiende eeuw was het toenemend gebruik van het Latijn<br />

verbonden met het reeds genoemde grote aandeel van theologische en devotionele literatuur in<br />

het fonds van Laurentius van der Elst. De verdere relatieve toename van het gebruik van Latijn in<br />

het derde kwart is geheel te wijten aan de plotse golf van gedrukte veilingcatalogi. In deze periode<br />

werden liefst 22 van de 23 catalogi uitgegeven in het Latijn.<br />

Het laatste kwart van de achttiende eeuw vertoont nog maar eens een afwijkend beeld. Franse<br />

edities – tot dan toe een eerder kleine minderheid in de Mechelse fondsen – werden plots veel<br />

talrijker terwijl het gebruik van het Latijn sterk afnam. De terugval van het Latijn is algemeen en<br />

zelfs in het genre van de theologische en devotionele literatuur vormden de Latijnse edities nu een<br />

minderheid. De opkomst van het Frans is ook vrij gelijkmatig gespreid over de verschillende genres.<br />

In de in deze woelige periode belangrijke categorie van historische werken, hetzij historische<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 17


traktaten hetzij tijdgeschriften, werden dertien van de 50 edities in het Frans gedrukt. Ook de<br />

evolutie van het taalgebruik in de Mechelse veilingcatalogi is veelzeggend. Deze werden weliswaar<br />

nog steeds vooral in het Latijn gedrukt (vijftien op 27) maar er werden ook elf Franstalige catalogi<br />

en zelfs een Nederlandstalige catalogus uitgegeven.<br />

Eerder werd vooral gewezen op de verschillen tussen de fondsen van Franciscus Josephus vander Elst<br />

en Pierre Joseph Hanicq. Wat de taalverhoudingen binnen hun fondsen betreft is er echter sprake<br />

van een quasi identiek patroon. Bij Vander Elst bedroeg het aandeel van Nederlands, Frans en Latijn<br />

resp. 54, 28 en 18%. Hanicq week hier nauwelijks van af met resp. 57, 27 en 16 %. Deze opvallende<br />

parallel tussen het fonds van Vander Elst, dat voornamelijk op een Mechels publiek mikte,<br />

en het fonds van Hanicq, dat deels op een breder publiek gericht was, wijst erop dat het Mechelse<br />

publiek een meer algemene evolutie van verfransing, althans van het geschreven en gedrukte woord,<br />

in de Nederlanden volgde.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 18


Besluit<br />

Rogers beoordeelde Hendrik Jayes drukken als ‘…usually in appearance and workmanship merely<br />

of the normal standard of good provincial printing of his time’. Deze typering komt overeen met de<br />

stellingname die als vertrekpunt diende voor de analyse van het corpus. De cijfers bevestigen dat de<br />

Mechelse pers inderdaad een provinciale pers was. Omdat ze niet in staat waren om te wedijveren<br />

met de gevestigde namen uit de omringende steden, beperkten de geslachten Jaye en Vander Elst<br />

zich tot het drukken voor de lokale markt. Het valt op hoe de edities van ‘nieuwkomers’ als Hendrik<br />

Jaye of Laurentius vander Elst na verloop van tijd van karakter veranderden. De meer omvangrijke<br />

algemene werken verdwenen en maakten plaats voor drukjes die, zowel wat hun fysieke verschijning<br />

als hun inhoud betreft, heel wat minder indruk maakten. Ze waren van bescheiden omvang en de<br />

inhoud was vaak zeer tijdsgebonden en voornamelijk gericht op het Mechelse publiek. Spijtig<br />

genoeg zijn er geen archieven van de Mechelse drukkers bewaard gebleven, maar vermoedelijk<br />

liepen de drukkers daarbij weinig commercieel risico en werden de meeste edities besteld en betaald<br />

door lokale klanten, hetzij het stadsbestuur, het aartsbisdom, de colleges of privé-personen. Pas<br />

toen Pierre Joseph Hanicq, mogelijk gedwongen door het feit dat het geslacht Vander Elst de lokale<br />

markt monopoliseerde, een aantal voor <strong>Mechelen</strong> vernieuwende keuzes maakte op het vlak van<br />

drukpraktijk, selectie van werken voor zijn fonds en commerciële strategie, werd deze ‘provinciale’<br />

drukkerslogica doorbroken.<br />

Als er in het voorgaande weinig of geen vergelijkingen werden gemaakt met andere plaatsen in de<br />

Zuidelijke Nederlanden, dan is dit vooral te wijten aan de schaarste aan materiaal waarmee het<br />

Mechelse corpus vergeleken kan worden. Na de opname van de rijke Mechelse collecties, is het<br />

Mechelse drukwerk immers oververtegenwoordigd in de STCV-databank. Dit zal in de toekomst<br />

worden rechtgezet wanneer door de beschrijving van vergelijkbare collecties in Brugge, Kortrijk en<br />

andere Vlaamse steden ook voor deze centra een bruikbaar corpus via de STCV ontsloten zal worden<br />

en de databank verder zal uitgroeien tot een krachtig instrument voor de bestudering van het<br />

gedrukte erfgoed.<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 19


KORTE LITERATUURLIJST<br />

Henri CORDEMANS DE BRUYNE, ‘Bibliographie malinoise. Histoire de l’art typographique à Malines<br />

et bibliographie raisonnée de ses productions’, in: Bulletin du Cercle Archéologique Littéraire et<br />

Artistique de Malines, 6 (1895-1896), 1-111<br />

L. LE CLERCQ, Documents inédits sur l’histoire de l’imprimerié à Malines. 1639-1810, <strong>Mechelen</strong>,<br />

1934<br />

L. LE CLERCQ, L’imprimerie Hanicquienne à Malines (1778-1855), <strong>Mechelen</strong>, 1934<br />

F.E. DELAFAILLE, Bijdragen tot opheldering der geschiedenis van <strong>Mechelen</strong>, <strong>Mechelen</strong>, 1884<br />

E. van DOESELAER, Opzoekingen betrekkelijk de Mechelse drukpers. 1773-1900, Dagbladen en<br />

tijdschriften, <strong>Mechelen</strong>: H. Dierickx-Beke Zonen, 1901<br />

Robert FONCKE, ‘Losse aantekeningen betreffende de boekbinders en -handelaars van<br />

oud-<strong>Mechelen</strong>’ in: Het boek, 7 (1918) p. 34-38 en p. 69-72<br />

Victor HERMANS, ‘Bibliothèque malinoise. Catalogue spécial’, in: Bulletin du Cercle Archéologique<br />

Littéraire et Artistique de Malines, 12 (1902), 185-316; 13 (1903), 395-546; 14 (1904), 261-311<br />

Diederik LANOYE, ‘De Mechelse drukpers voor 1800’, in Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis,<br />

16 (2009), p. 131-150<br />

David MORRISON ROGERS, ‘Henry Jaye (15??-1643)’, in: Biographical studies (1534-1829) –<br />

Materials towards a biographical dictionary of Catholic history in the British Isles from the breach<br />

with Rome to Catholic emancipation, 1:2 (1951), 85-111 en 251-252<br />

Pierre RYCKMANS, Drukkers en pers te <strong>Mechelen</strong> 1773-1914: repertorium, Leuven: Nauwelaerts,<br />

1972 (Bijdragen Interuniversitair Centrum voor Hedendaagse Geschiedenis, Leuven, 70)<br />

Prosper VERHEYDEN, ‘Boekhandelaars te <strong>Mechelen</strong> in de 16e eeuw’, in: Bulletin du Cercle<br />

Archéologique Littéraire et Artistique de Malines, 15 (1905), 289-353<br />

Soirée Lamot - Mechesle drukkers, klantgericht en flexibel 20

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!