Ausgabe 2013-1.indd - merenpoortclub

1
Merenpraet
Uitgave 1/2013
2
Vereniging van Merenpoortzeilers
Merenpoort Clubblad
Offi cieel orgaan van de Belangenvereniging van
Merenpoorteigenaren
36e jaargang nr. 1 Mart 2013
Adressen:
Vorzitter:
Piet-Jean Boegem
Vlindermeent 76
1218 CW Hilversum
0031(0)35-693 19 56
Redactie:
Birgit & Heiner Thebing
Kammerkamp 46
33428 Marienfeld
0049 (0)5247-8673
voorzitter@merenpoortclub.nl redactie@merenpoortclub.nl
Secretaris:
Simon Bakker
Zomertaling 18
8532 BB Lemmer
0031(0)514-569 124
Internet:
www.merenpoortclub.nl
info@ merenpoortclub.nl
Contributie leden: 23,00 € per jaar
Donateurs: 13,00 € per jaar
secretaris@merenpoortclub.nl
Penningsmeester:
Betaalingen:
Ron Leenaars
postgiro nr. 442 0077
Landkamp 43
tnv VER VAN MERENPOORTZEILERS
6909 CG Babberich
0031(0)316-248 007
Babberich
penningmeester@merenpoortclub.nl Beitragsüberweisungen:
Bestuurlid:
ACHTUNG! NEUE KONTODATEN!
Sascha Bakker-Schoppen
Auch die deutschen Mitglieder können ihren
Zomertaling 18
Beitrag auf das niederländische Konto überwei-
8532 BB Lemmer
sen:
0031(0)514-569 124
tnv VER VAN MERENPOORTZEILERS
bestuurlid2@merenpoortclub.nl
Bestuurlid:
IBAN: NL83INGB0004420077
BIC: INGBNL2A
Heiner Thebing
Advetentietariven voor commerciele Doeleinden:
Kammerkamp 46
1 hele pagina: 72 € per jaar
33428 Marienfeld
1/2 pagina: 36 € per jaar
0049 (0)5247-8673
1/4 pagina: 18 € per jaar
bestuurlid1@merenpoortclub.nl
KvK inschrijving nr. 40060873
Leden Adverteren gratis!
Mits niet voor commerciele doeleinden
2

3
Van de voorzitter
Beste Merenpoortvrienden,
Ook al staan nog een aantal boten met sneeuw
op de dekzeilen, op de Merenpoortwerf
gonst het om ons heen van de bedrijvigheid
om te proberen de boot nog voor de Pasen
het water in te krijgen.
Er is dan altijd nog veel te doen. Ook
dingen die we ons vorig jaar heilig hadden
voorgenomen nog in het najaar of tijdens
de winter te doen. Maar dit zal allemaal
nu moeten gebeuren, of toch maar weer
uitstellen tot eind van het seizoen?
Mede dankzij de steun van de directie van de Merenpoortwerf, bloeit onze vereniging
nog steeds. Ondanks de leeftijd van onze boten komt er nog steeds nieuw bloed in
de vereniging. De secretaris kan regelmatig nieuwe leden inschrijven. Omdat we in
het 35e lustrumjaar van onze vereniging zitten, zullen we in het zomerweekend extra
aandacht aan dit jubileum besteden. Aan de leden zal het niet liggen want evenementen
met Merenpoorters zijn altijd gezellig.
Wij kijken dan ook al uit naar de Hemelvaartsamenkomst in Sloten.
Ik wil dan ook iedereen oproepen om met - of zonder boot op Hemelvaartdag naar
Sloten te komen.
Iedereen wordt verwacht.
Piet-Jean
3
4
Van de voorzitter
Liebe Merenpoortfreunde,
viele Boote liegen noch mit Schnee
bedeckt unter ihrem Winterzelt. Doch auf
der Merenportwerft herrscht schon rege
Betriebsamkeit. So mancher will sein Boot
bereits vor Ostern zu Wasser lassen.
So oder so bleibt noch viel zu tun. Meistens
Dinge, von denen wir fest beschlossen
hatten, sie im Herbst oder Winter zu
erledigen. Jetzt muss alles auf einmal
passieren. Oder schieben wir es wieder auf
das Saisonende?
Unser Verein steht in voller Blüte, nicht zuletzt dank der großzügigen Unterstützung
der Geschäftsleitung der Merenpoortwerft. Die Boote mögen schon ein bisschen
älter sein, aber in den Club kommt immer noch frisches Blut. Der Schriftführer
kann regelmäßig neue Mitglieder registrieren. Wir feiern in diesem Jahr den 35sten
Geburtstag unseres Merenpoortclubs. Da ist klar, wir müssen uns für das Sommerfest
etwas ganz Besonderes einfallen lassen. An den Mitgliedern wird es bestimmt nicht
scheitern, alle Treffen der Merenpoortler sind immer “gezellig“.
Doch zuvor freuen wir uns auf das Himmelfahrtswochenende in Sloten.
Ich möchte jeden einladen, zu Himmelfahrt nach Sloten zu kommen, mit oder ohne
Merenpoort.
Ich rechne fest mit euch.
Piet-Jean
4

5
Van de redactie
Eind jaren 60 en 70 werden ze in Nederland
heel populair: Stalen knikspanten. Meestal
gebouwd in Friesland. De ‘knikspant’ bestaat
uit rechthoekige platen die onder een bepaalde
hoek met elkaar verbonden zijn. De ‘lelijke
eend’ onder de zeilschepen. Eenvoudig en
functioneel. Ze blijven betaalbaar ook voor het
brede recreatieve publiek, dat nu massaal naar
het water trekt. De ideale familie boot, die men
gemakkelijk kan zeilen en waaraan men veel
plezier beleeft.
Het bouwen van een knikspanter was niet erg
bewerkelijk. De basisvormen bestonden min of meer uit 4 platen plus een kiel en een
spiegel. De platen werden iets gebogen. Dat ging niet aan alle kanten gelijktijdig.
De vakman spreekt van een afrolbare plaat. Omdat ook de knik voor een zekere
stevigheid zorgt, zijn in de meeste gevallen slechts enkele hulpspanten nodig om met
deze constructie een voldoende stevige rompvorm te verkrijgen. Dat maakt een snelle
en betaalbare bouwwijze mogelijk. In het begin ging het zelfs zonder uitgebreide
bouwtekeningen en berekeningen. Het merendeel van de knikspantvloot werd zo op
het oog gebouwd. Een beetje meer gebogen of een stukje langer. Alles was mogelijk.
Het ontwerp werd grof geschat en met krijt op de platen afgetekend. Op maat snijden,
slijpen, lassen: boot. Op deze manier werden vooral in Friesland de stalen schepen
gebouwd.
Met de afgebouwde exemplaren werd dan proef gevaren en waar nodig aanpassingen
gemaakt. De kiel iets naar achteren, de mast een klein beetje naar voren. Enkele
geleiders werden onder een andere hoek gemonteerd of de vorm van het roer werd
veranderd. De vakbekwame metaalbewerker zette een krijtstreep een paar centimeter
anders en de boot was weer een stuk verbeterd.
Veel doe het zelf-ers begonnen vol ijver en vaak niet gehinderd door enige kennis,
zelf met bouwen. Dat droeg niet altijd positief bij tot de goede naam van de knikspant.
Maar er waren (en zijn nog steeds) genoeg ingenieurs en botenbouwers, die tegen de
stroom van de rondspant in worstelen en trouw blijven aan deze rompvorm en hem
steeds verder ontwikkelen. Al vroeg was er kritiek tegen de zeileigenschappen van
deze knik -constructie gerezen. Belangrijke Duitse opdrachtgevers spraken al van een
“Lamme eend”.
5
6
En wie is de bestuurder? Naturlijk...
In het begin probeerden de werven door het vergroten van het zeil oppervlak meer
snelheid en beweging in de zware schepen en hun verkoopcijfers te krijgen. De
volgende stap was het vergroten van het aantal knikken. Met twee of drie knikken
probeert men de ronde spantvorm te benaderen. De multi-knikspant was geboren. Dat
was precies wat de markt vroeg: hoe minder een knikspant er als een knikspant uit zag
hoe beter. De zodanig aangepaste boten hadden uiteindelijk een grotere stabiliteit en
zeilden sneller.
Eén nadeel bleef: de dooskiel. De diepgang van de schepen mocht niet veel meer
zijn dan een meter, om overal in Friesland of op de Wadden te kunnen varen. Ballast
op geringe diepte is natuurlijk minder effectief dan een diep stekende loden bom. Er
moet dus behoorlijk wat ballast in een knikspant en dat moet ook nog zo goedkoop
mogelijk! Vaak werd daarom eenvoudig afvalijzer en lood in beton ingegoten. De
specifi eke massa van dit ballast materiaal is echter maar de helft van dat van massief
lood en vraagt dus voor de plaatsing ervan het dubbele volume aan ruimte. Zodoende
werd de dooskiel dus groot en lelijk .
Het zal de bootconstructeurs beslist niet ontgaan zijn dat zo’n hoekige kist onder
water bij grotere vaarsnelheden een zekere weerstand zal bieden. Omdat de ballast
zich op geringe diepte bevindt, mag ook het zwaartepunt van het zeil niet te veel
naar boven liggen, dit beperkt weer de grenzen van de zeilvoering. Allemaal zaken
waar de merenpoorters al vanaf het begin rekening mee moeten houden. Noch steeds
6

7
zeilen er boten die van begin af aan, gezien de constructie, afkomstig zijn van andere
Friese werven. De Merenpoortwerf in Echtenerbrug legde de nadruk op veiligheid en
duurzaamheid. Hun schepen zijn als enige dubbel gelast (van binnen en van buiten).
De multiknik bouwwijze en de elegant gebogen boeg geven de eerste exemplaren al
een charmant uiterlijk. Allemaal prima eigenschappen voor een nieuwe eigenaar, om
zich uitgebreid met zijn boot bezig te houden en wat aanpassingen uit te proberen. Wat
helpt dan beter dan de kennisuitwisseling met andere merenpoorters? Daardoor kwam
al snel het idee naar voren om een vereniging voor Merenpoorters te stichten.
Op zaterdag 15 april 1978 ontmoeten meer dan zestig enthousiaste Merenpoort zeilers
elkaar in het café “de Eerste Aanleg” in Lelystad, om een “Merenpoortclub” op te
richten.
Het doel van de vereniging moest zijn:
1. Het uitwisselen van ideeën
2. Jaarlijks 1 of 2 maal samenkomen met de boot of met de auto
3. Het uitgeven van een driemaandelijks clubblad
De heer B. v.d. Putten had iedereen uitgenodigd voor deze bijeenkomst. Al snel bleek
dat de merenpoort eigenaren zich eigenlijk één grote familie voelden. Een grote eer is
het dat de familie Wind met alle medewerkers ook aanwezig was.
De vraag van de heer v.d. Putten, of het agendapunt “oprichting van de Merenpoortclub”
aangenomen kan worden, wordt met een unaniem “Ja” beantwoord. De club was een
feit.
Op 15 april 2013 bestaat de Merenpoortclub dus 35 jaar.
Dat zal later dit jaar beslist uitgebreid gevierd gaan worden.
Wij willen niet alleen de Merenpoortclub feliciteren maar zeker ook onszelf. Omdat
we ooit door een toeval aan een Merenpoort zijn gekomen en voor de vele soorten hulp
die we van de Merenpoortwerf en ook van clubleden hebben gekregen en daardoor
ook zoveel aardige mensen hebben leren kennen.
Tot slot, voor we het vergeten: Dank aan Wolfgang voor het opstellen van de
Merenpoort-Checklist. Daarmee kan je werkelijk niets meer vergeten.
Hartelijke groeten,
Birgit & Heiner.
Bron:
Klaas Jan Hoeve: “De knikspant” in “Zeilen” 06/1998
7
8
Van de redactie
Liebe Merenpoortler,
in den späten 60- und 70- Jahren wurden
sie in den Niederlanden richtig populär:
Stahlknickspanter, meist in Friesland gebaut.
Der Knickspanter besteht aus rechteckigen
Platten, die in einem bestimmten Winkel
zueinander verbunden sind. Der 2CV unter
den Segelschiffen, simpel aber funktionell
und bezahlbar für breite Schichten der
neuen Freizeitgesellschaft, die jetzt mit
Macht auch aufs Wasser drängte. Ideale
Familienboote, die man ausgiebig segelte
und auf denen man viel Spaß hatte.
Der Bau eines einfachen Knickspanters war nicht besonders aufwendig. Die ersten
Formen bestanden mehr oder weniger aus vier Platten plus Kiel und Spiegel. Die
Platten wurden etwas gebogen. Das geht nicht in alle Richtungen zugleich. Der
Fachmann spricht von einer abwickelbaren Platte. Da die Knicke schon für eine
gewisse Grundstabilität sorgen, genügen in vielen Fällen ein paar Hilfsspanten, um
dem Konstrukt eine ausreichend belastbare Rumpfform zu geben. Das ermöglichte
eine schnelle und preisgünstige Bauweise. Anfangs ging es sogar ohne ausführliche
Zeichnungen und Berechnungen. Der überwiegende Teil der Knickspantfl otte wurde
nach Augenmaß gebaut. Ein bisschen mehr Wölbung oder ein Stückchen länger, alles
war möglich. Der Entwurf wurde grob geschätzt und mit Kreide auf den Stahlplatten
markiert. Zuschneiden, Schleifen, Schweißen: Boot. So wurden, besonders in
Friesland, Stahlschiffe gebaut.
Die fertiggestellten Exemplare wurden dann probegefahren und -falls nötig-
Korrekturen angebracht. Den Kiel etwas nach achtern, den Mast ein wenig nach vorn.
Einzelne Beschläge erhielten einen anderen Winkel oder das Ruder eine neue Form.
Der fachkundige Stahlbauer setzte seine Kreidestriche ein paar Zentimeter anders,
und das Boot war wieder ein Stück verbessert.
Viele Amateure machten sich mit Eifer und oft wenig Geschick an den Selbstbau. Das
trug nicht unbedingt zum guten Ruf des Knickspanters bei. Aber es gab (und gibt) auch
genügend Entwickler und Schiffsbauer, die gegen den Strom der Rundspantbauweise
dem Knickspant die Treue hielten und diese Rumpfform weiter entwickelt haben:
8

9
Die tollkühnen Männer in ihren segelnden Kisten
Schon früh war Kritik an den Segeleigenschaften der „Einknick-Konstruktionen“
aufgekommen. Bei den wichtigen deutschen Auftraggebern machte das Wort „Lahme
Ente“ die Runde. Anfangs versuchten die Werften durch Vergrößerung der Segelfl äche
Schwung in die schweren Schiffe und ihre Umsatzzahlen zu bringen. Der folgende
Schritt war das Zufügen von mehr Knicken. Mit zwei oder drei Abwinkelungen
versucht man sich der Rundspantform anzunähern. Der Multiknickspant war geboren.
Das war das, was der Markt jetzt wollte: Je weniger ein Knickspant wie ein Knickspant
aussah, umso besser. Die veränderten Boote hatten eine größere Endstabilität und
segelten schneller.
Ein Handicap blieb: Der Dosenkiel. Der Tiefgang der Schiffe sollte einen Meter nicht
wesentlich überschreiten, um überall in Friesland oder auf den „Wadden“ fahren zu
können. Ballast auf geringer Tiefe ist natürlich weniger effektiv als eine tief steckende
Bleibombe. Es musste also ordentlich Ballast in einen Stahlknickspant und der sollte
in der Regel auch noch möglichst billig sein. Häufi g wurde einfach Bleischrott in
Beton gegossen. Das spezifi sche Gewicht dieses Ballastmaterials ist halb so groß wie
das von Massivblei und verlangt für seine Unterbringung das doppelte Raumvolumen.
Entsprechend groß und eckig fi el der „dooskiel“ aus.
Es gehört nicht unbedingt die Phantasie eines Bootskonstrukteurs dazu, sich
vorzustellen, dass eine solche kantige Kiste unter Wasser dem schnellen Segeln einen
gewissen Widerstand entgegensetzt. Da sich der Ballast in geringer Tiefe befi ndet,
darf auch der Segeldruckpunkt nicht zu weit nach oben wandern. Das setzt der
Segeltragefähigkeit Grenzen.
Alles Dinge, mit denen sich auch schon die Merenportler der ersten Stunde beschäftigt
haben. Allerdings segelten sie Boote, die sich von vorneherein von den Konstruktionen
anderer friesischer Werften deutlich abhoben. Die Merenpoortwerft in Echtenerbrug
9
10
legte besonderen Wert auf Sicherheit und Langlebigkeit. Ihre Schiffe sind als
Einzige doppelt geschweißt (innen und außen). Multiknickbauweise und der elegant
geschwungene Bug geben schon den ersten Exemplaren ein gefälliges Äußeres. Beste
Voraussetzungen für die frischgebackenen Eigner, sich intensiv mit dem eigenen Boot
auseinanderzusetzen und die eine oder andere Verbesserung auszutüfteln. Was hilft
da mehr als der Gedankenaustausch mit anderen Merenpoortlern? So kommt bald der
Gedanke auf, einen Verein für Merenpoortler zu gründen.
Am Samstag 15.April 1978 treffen sich über sechzig enthusiastische Merenpoort-
Segler im Wirtshaus „De Eerste Aanleg“ in Lelystad, um einen „Merenpoortclub“ zu
gründen. Ziel der Vereinigung soll sein:
1. Der Austausch von Ideen
2. Jährlich ein bis zwei Treffen, mit dem Boot oder Auto
3. Alle drei Monate soll ein Clubblatt herausgegeben werden
Zum Treffen eingeladen hat dhr B.v.d. Putten. Schnell zeigt sich, die Merenpoort-
Eigner sind eigentlich eine große Familie. Eine besondere Ehre, die Familie Wind ist
mit allen Mitarbeitern der Merenpoortwerft erschienen.
Die Frage von dhr. v.d. Putten, ob er zum Tagesordnungspunkt „Gründung des
Merenpoortclubs“ übergehen könne, wird einstimmig mit „Ja“ beantwortet. Der Club
ist Wirklichkeit.
Am 15.April 2013 wird der Merenpoortclub 35 Jahre. Das wird in diesem Jahr
bestimmt ausgiebig gefeiert werden.
Wir möchten nicht nur dem Merenpoortclub, sondern auch uns dazu gratulieren,
daß wir eher durch Zufall an eine Merenpoort gekommen sind, jede Hilfestellung
durch die Merenpoortwerft und den Club erhalten haben und so viele nette Menschen
kennenlernen durften.
Zum Schluß, bevor wir es vergessen: Ein herzliches Dankeschön an Wolfgang für das
Zusammenstellen der Merenpoort-Checklisten. Damit kann man nun wirklich nichts
mehr vergessen.
Viele Grüße
Birgit & Heiner
Literatur:
Klaas Jan Hoeve: “De knikspant” in “Zeilen” 06/1998
10

11
In Flottielje zeilen naar Schiermonnikoog
In onze kersteditie van de Merenpraet heeft u het al kunnen lezen. Daar stond in het
verslag van de ALV onder punt 13:
De zondag na het Hemelvaart treffen varen Wolfgang & Elke Rincker met de SEEBÄR
weer naar Schiermonnikoog. Wie interesse heeft om op eigen schip mee te varen is
van harte uitgenodigd om zich aan te sluiten.
In deze Merenpraat willen we dit aanbod uitgebreider beschrijven:
Elke en Wolfgang zijn ervaren Waddenzeilers en hebben Schiermonnikoog al vele
malen bezocht. Sinds vorig jaar is de betonning bij de haveninvaart verlegd. De oude
vaargeul verzandde en er ontstond een nieuwe vaargeul. Langs gele boeien, rode
bakens en staken komt men in de haven.
Een Merenpoort mag maximaal een diepgang van maximaal 1,30 mtr. hebben. De
vaargeul is ook bij hoogwater niet erg diep en valt bij eb, tot op een kleine geul na,
droog. In de haven kan men gemakkelijk langszij aan de drijvende steiger, die met de
getijden op en neer gaat, aanleggen.
Een drempel in de ingang verhindert het droogvallen van de haven.
11
12
Auch Norbert hat eine neue Adresse:
Norbert Winkel
Stefan-George-Weg 3
41469 Neuss/Norf
12
Tom & Gisela sind ein
paar Häuser weiter gezogen.
Die neue Adresse
lautet:
Gisela & Tom Drecker
Natz-Thier-Weg 20
48155 Münster
Herzlich willkommen!
Wir begrüßen einen neuen Donateur:
Hans-Jochem Beck
Brüner Landstrasse 14
46485 Wesel

13
Elke en Wolfgang hebben het voornemen in een stuk door naar Lauwersoog te varen.
Daar wordt dan een gunstig tijdstip voor de overtocht afgewacht want een tocht over
het Wad is natuurlijk altijd afhankelijk van het weer.
Wie geïnteresseerd is, neemt, liefst per E-mail, (wolfgangrincker@aol.com) of
telefonisch (0049 6151 373050) contact met hen op.
Afgelopen jaar zijn ook Heiner & ik met het SWELTSJE naar Schier gevaren. Het
was onze eerste tocht over de Waddenzee en we hebben jullie van ons avontuur in
de Merenpraet vertelt. Dit jaar zullen we wederom naar dit mooie Noordzee eiland
gaan.
We beginnen onze vakantie met 2 weken tijdverschil met de SEEBÄR, wij gaan dus
op zaterdag 25 mei uit Echtenerbrug weg. In twee of drie etappen willen we over
Grouw, Leeuwarden en Dokkum naar Lauwersoog varen. Bij gunstig weer gaan we
dan naar Schiermonnikoog. Wie zich bij ons wil aansluiten kan ons bereiken per
E-mail (h.thebing@gmx.de) of telefonisch (0049 5247 8673).
Wie nog nooit op het Wad heeft gevaren en zich daar niet alleen vertrouwt is van
harte uitgenodigd met de SEEBÄR mee
te varen.
Heel moedige Merenpoorters kunnen
zich ook bij het SWELTSJE voegen.
Schier is echt een reisje waard!
Birgit & Heiner
13
14
Flottillensegeln nach Schiermonnikoog
In unserer Weihnachtsausgabe konntet ihr es schon lesen. Da stand im Protokoll der
ALV unter Punkt 13:
Am Sonntag nach dem Himmelfahrtstreffen fahren Wolfgang & Elke Rincker mit
dem SEEBÄR wieder nach Schiermonnikoog. Wer Interesse hat, auf eigenem Kiel
mitzusegeln, kann sich gerne anschließen.
In dieser Merenpraet wollen wir das Angebot genauer beschreiben:
Elke & Wolfgang sind erfahrene Wattfahrer und haben Schiermonnikoog schon viele
Male angesteuert. Seit dem letzten Jahr ist die Betonnung der Hafeneinfahrt verlegt.
Die alte Fahrrinne versandet, und es hat sich eine neue gebildet. An gelben Bojen,
roten Baken und Pricken entlang, gelangt man in den Hafen.
Eure Merenpoort darf einen maximalen Tiefgang von 1,30 m haben. Die Fahrrinne
ist auch zu Hochwasser nicht sehr tief und fällt bei Ebbe bis auf ein kleines Rinnsal
trocken. Im Hafen kann man sehr bequem längsseits an Schwimmsteigern festmachen,
die mit den Gezeiten auf- und absteigen. Eine Barre in der Einfahrt verhindert das
Trockenfallen des Hafenbeckens.
Elke & Wolfgang planen, zügig nach Lauwersoog zu fahren. Dort wird dann ein
14

15
günstiger Zeitpunkt für die Überfahrt abgepasst, denn eine Fahrt im Watt ist natürlich
immer wetterabhängig.
Wer Interesse hat, nimmt bitte per E-Mail (wolfgangrincker@aol.com) oder telefonisch
unter 06151/373050 Kontakt mit den Beiden auf.
Im letzten Jahr sind auch Heiner & ich mit SWELTSJE nach Schier gefahren. Es war
unser erster Törn in der Waddenzee, und wir haben von unserem Abenteuer in der
Merenpraet berichtet. In diesem Jahr soll es wieder zu dieser schönen Nordseeinsel
gehen.
Wir starten unseren Urlaub zwei Wochen zeitversetzt zum SEEBÄR, es geht also
am Samstag, den 25. Mai aus Echtenerbrug los. In zwei oder drei Etappen wollen
wir über Grouw, Leeuwarden und Dokkum nach Lauwersoog. Bei passendem Wetter
geht’s es dann nach Schiermonnikoog. Wer sich uns anschließen möchte, erreicht uns
per E-Mail (h.thebing@gmx.de) oder telefonisch (05247/8673).
Wer also noch nie im Watt gefahren ist und sich so ganz alleine nicht traut, ist herzlich
eingeladen, mit dem SEEBÄREN mitzufahren.
Ganz mutige Merenpoortler können sich auch zur SWELTSJE gesellen.
Schier ist wirklich eine Reise wert!
Birgit & Heiner
15
16
NAP, LAT en het Wad
(Een poging om dit te verklaren)
ZKN betekent zeekaart nul niveau en is het zelfde als LAT.
16
Het lezen van een waterkaart voor de
binnenwateren vergt geen rekenkunst. De
diepten worden in decimeters aangegeven en
getijden zijn er niet. Is het Heegermeer met
D21 aangegeven, dan weet ik, hier is het 2,10
mtr. diep. Genoeg ruimte voor het SWELTSJE
die na de kielverlenging een diepgang van 1,25
mtr. heeft.
Op de waterkaart voor getijdenwateren ziet
de zaak er al heel anders uit. Maar meer dan
enige basiskennis in rekenen is niet nodig om
te ontdekken hoeveel water er onder de kiel zal
zijn. Dus geen angst.
Laten we met enige begrippen beginnen:
Getijden zijn het wisselen van stromingen (eb en vloed) en waterstanden (laag en
hoogwater). Ze ontstaan door de aantrekkingskracht van zon en maan. Wie al eens
een getijdenkalender bekeken heeft, zal het opgevallen zijn dat hoog en laag water
niet altijd even sterk aanwezig zijn. Ze hebben een cyclus. Bij volle maan en bij
nieuwe maan zijn eb en vloed buitengewoon sterk. Waarom? Ten eerste tellen de
aantrekkingskrachten van de zon, de maan en de aarde bij elkaar op zodra ze bijna op
één lijn liggen. Ten tweede is het effect van de zon maar 45% van dat van de maan.
Er ontstaat een dan hogere vloed (springtij). Bij halve maan staan zon en maan in een
hoek van 90 graden ten opzichte van elkaar en de krachten kunnen dan niet opgeteld
worden. Er ontstaat dan een lagere vloed (doodtij). Tussen deze twee extremen
springtij en doodtij, (ongeveer 29,5 dag) zijn de bewegingen van de getijdenhoogten
vrij regelmatig.
LLWS is de gemiddelde, lage, springvloed-laagwaterstand. Deze wordt jaarlijks,
rekening houdend met de laagste springtij-laagwaterstand van de afzonderlijke
maanden, berekend. De LLWS wordt niet meer gebruikt, maar op oude kaarten kan je
die aanduiding nog wel eens tegen komen.
LAT is de laagst mogelijke getijdenwaterstand, ofwel: erger kan het nooit worden! De
LAT is de eenduidige referentie voor zeekaarten van alle Europese landen.

17
Nu wordt het spannend. Onze Nederlandse buren hebben nog een andere waterpeil
aanduiding, het NAP.
NAP staat voor Normaal (of Nieuw) Amsterdams Peil. Deze waterhoogte is o.a.
ook aangegeven in Amsterdam. In het mooie muziektheater, het Amsterdams
Concertgebouw, staat een zuil met een bronzen bout. De kop van de bout geeft de
hoogte van de nullijn aan van Nederland. De zuil met de bout in het Amsterdamse
Concertgebouw is vandaag de dag nog steeds een toeristische attractie.
De hoogte van elke plaats binnen Nederland wordt in relatie tot NAP aangegeven.
Elke plaats heeft een eigen aanduiding en afhankelijk of de plaats hoger of lager ligt
dan het Amsterdamse peil, is de aanduiding met een plus of minus teken vóór een
getal in mtr. of cm. aangegeven.
Het hoogste punt van het eiland Schiermonnikoog is de bunker Wassermann (+20 m
NAP). De laagst punt van Schiermonnikoog is -168 cm NAP, van Ameland: -172 cm
NAP, van Terschelling: -160 cm NAP en van Vlieland -148 cm NAP.
In heel Nederland zijn ongeveer 50.000 NAP markeringen.
Voor wie interesse heeft in de geschiedenis van het NAP is hier een korte
samenvatting:
In 1683 voerde de burgemeester van
Amsterdam, Johannes Hudde, een standaard
peil in (het AP). Hij leidde dit af van het
gemiddelde zomer-hoogwaterniveau van
het IJ. Johannes Hudde liet de naar hem
genoemde Huddestenen maken uit wit
graniet met een horizontale recht pen, die
de Zee Dyks Hooghte aanduidde. Deze
stenen liet hij in vele Amsterdamse sluizen
inbouwen. De laatste behouden steen kan
bij de Eenhoorn sluis bezichtigd worden.
Die bevind zich in de Korte Prinsengracht
ter hoogte van de Haarlemmerdijk.
Na afsluiting van het IJ (Zuiderzee)
werd het AP = Amsterdams Peil opnieuw
bepaald en vastgelegd als NAP = Nieuw
Amsterdams Peil. Een NAP-hoogte van 0
meter is ongeveer gelijk aan het gemiddelde
zee-vloedniveau.
Zie ook http://www.encyclo.nl/begrip/N.A.P
17
18
Maar nu verder met de zeevaart, tenslotte willen we van de zomer naar Schiermonnikoog.
Voor een gedegen uitrusting hebben we nodig:
• een actuele zeekaart
• een getijden tabel of de melding van de Brandaris
• een klok, handig en mooi is een getijdenklok
• een stromingsatlas
Hiermee moet het lukken om het Wad over te steken.
Van de actuele zeekaart nemen we de LAT van de haven van Schiermonnikoog. Alleen
is een korte stukje naar Schier wel getijden afhankelijk. De rest van de afstand is voor
de vissers en veerdiensten uitgebaggerd en dus in elk geval diep genoeg.
Onze kaart geeft LAT 16 aan. De streep onder de een betekent minus of in elk gevel:
bij eb steekt dit stukje aarde 1,6 meter boven water.
Nu even de getijdentabel. Hiervan hebben de Nederlanders twee varianten. Of ze
spreken van Laag en hoogwater in verhouding tot de LAT of tot het NAP. Ik zal
beide rekenvoorbeelden laten zien. Maar eerst moeten we de datum van de overtocht
vaststellen. We nemen aan dat 29-05-2013 een geschikte vaardag is.
Berekening van de hoogwaterstand t.o.v. de LAT:
In de getijdentabel zien we dat het op deze dag voor het eerst hoogwater is om 02:16
uur (een beetje vroeg) en daarna weer om 14:26 uur (dat komt beter uit).
18

19
Van de zeekaart nemen we de LAT van -160 cm en uit de getijdentabel het hoogwater
peil van de tweede vloed van 296 cm boven de LAT.
- 160 cm (LAT van de kaart)
+296 cm (waarde uit de tabel)
+136 cm Waterstand
Berekening van de hoogwaterstand t.o.v. het NAP:
Radio Brandaris meldt voor het tweede hoogwater op 29-05-2013 : +128 cm NAP.
+168 cm (NAP in relatie tot Schiermonnikoog)
- 160 cm (LAT van de kaart)
+ 128 cm (Melding van de Brandaris)
+136 cm Waterstand
Op verzoek van Heiner reken ik ook de laagwaterstand uit. Waarom ontdek ik ook
meteen. Het eerste laagwater hebben we op die dag om 8:05 uur. Van de kaart nemen
we de LAT van -160 cm en uit de getijdentabel de laagwaterwaarde van 23 cm boven
de LAT.
Berekening van de laagwaterstand t.o.v. de LAT:
- 160 cm (LAT van de kaart)
+ 23 cm (opgave volgens de tabel)
- 137 cm waterstand (misschien kunnen we beter zandstand zeggen)
Berekening van de laagwaterstand t.o.v. het NAP:
Radio Brandaris meldt voor het eerste laagwater op 29.05.2013: -145 cm NAP.
+168 cm (NAP in relatie tot Schiermonnikoog)
- 160 cm (LAT van de kaart)
- 145 cm (Melding van de Brandaris)
-137 cm zandstand
19
20
Valt jullie iets op? Nee, niet dat de rekenuitkomsten van LAT en NAP gelijk zijn,
dat moet kloppen. Nee, hoewel de NAP waarde van de haven van Schiermonnikoog
negatief is, het eiland ligt immers 1,68 mtr lager dan het Nieuw Amsterdams Peil, moet
bij de berekening de NAP waarde altijd met een plus gerekend worden. Daarentegen
moet de plus of min van de LAT wel precies overgenomen worden!
De eerste keer op Schier
Nu maar weer naar het hoogwater. Een waterdiepte van 1,36 mtr. exact bij hoogwater
hebben we berekend en is voor het SWELTSJE niet echt veel. Maar gelukkig heeft
Schier een vaargeul, die bij laagwater niet droog valt. Maar wie lukt het nu om precies
bij hoogwater aan te komen? Tijdens onze vorige vakantie waren we anderhalf uur
eerder bij de vaargeul dan het hoogwater en moesten we wachten.
Zou ik toen de 12de regel gekend hebben, zou ik niet zo nerveus geweest zijn. Maar
omdat we ook niet wisten hoe SWELTSJE zich tegen de stroming zou gedragen, geldt
de regel: Liever te vroeg dan te laat ter plekke zijn. Vaar je je dan toch eens vast, dan
kom je met het wassende water weer vrij. Maar het tegendeel is ook waar. Als het
water weg is, dan is het weg! Tot aan de volgende vloed.
20

21
De 12-Regel:
De 12-regel is een benadering van de daal en stijg tijden en geen exacte wetenschap.
Maar zo voor de vuist weg kunnen we zeggen:
1. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 1/12 van de getijde cyclus
2. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 2/12 van de getijde cyclus
3. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 3/12 van de getijde cyclus
4. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 3/12 van de getijde cyclus
5. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 2/12 van de getijde cyclus
6. uur voor/na hoogwater tijd stijgt/daalt de waterstand met 1/12 van de getijde cyclus
Om het naar de praktijk te vertalen moeten we de volgende berekening maken:
De getijde cyclus van laag tot hoogwater leiden we af van onze getijdentabel. Van 23
cm in de ochtend om 8:05 uur tot 296 cm om 14:26 uur is een verschil van 273 cm.
1. uur voor/na hoogwatertijd 1/12 = 273/12*1 = 22,75 cm
2. uur voor/na hoogwatertijd 2/12 = 273/12*2 = 45,50 cm
3. uur voor/na hoogwatertijd 3/12 = 273/12*3 = 68,25 cm
4. uur voor/na hoogwatertijd 3/12 = 273/12*3 = 68,25 cm
5. uur voor/na hoogwatertijd 2/12 = 273/12*2 = 45,50 cm
6. uur voor/na hoogwatertijd 1/12 = 273/12*1 = 22,75 cm
Een uur voor hoogwater hebben we op 29.05.2013 dus:
136,00 cm
– 22,75 cm
= 113,25 cm water voor Schier.
Daarmee kunnen we de haven wel binnenlopen, want de vaargeul valt immers niet
droog.
Nu willen we nog kijken, hoe het er twee uur vóór hoogwater uit ziet:
136,00 cm
– 22,75 cm
– 45,50 cm
= 67,75 cm water voor Schier
Niet geschikt voor het SWELTSJE!
Voor de planning van de oversteek, ontbreekt nu nog de stromingsatlas. Hieruit kunnen
we afl eiden, met hoeveel stroming we op welk tijdstip voor en na hoogwater moeten
rekenen. Van Lauwersoog naar Schier is 6 Nm.
21
22
Kijken we eens naar de stroming twee uur voor hoogwater:
Met 1-2 kts (knopen) stroomt het
water door het zeegat richting vaste
land. We hebben dus een matige
stroming tegen. Uit eigen ervaring
kan ik zeggen, het SWELTSJE
heeft geen probleem om tegen de
stroming op te varen.
De 18 Pk tweecilinder SABB
heeft ons zonder problemen met
onze gemiddelde snelheid van
4,5 – 5 knopen voortbewogen.
Maar omdat we immers veel te
vroeg ter plaatse waren, heb ik
vorig jaar gas terug genomen.
Deze ervaring moet iedere Wadden
vaarder zelf ondervinden. Geen
enkele Merenpoort is gelijk aan
een andere.
Kijk nu even naar de stromingen een uur voor hoogwater:
Het getij is inmiddels gekeerd en
het water stroomt in tegengestelde
richting. Maar de stroming is
zwak, slechts 0,3 tot 1 knoop.
Bijna te verwaarlozen. Toch zal er
nog 22,75 cm water bij komen!
22

23
Bij hoogwater heeft het water
meer snelheid gekregen. Hoog tijd
om een veilige haven binnen te
lopen.
Nu wens ik jullie veel plezier bij de Wadden tocht en altijd een handbreed water onder
de kiel.
Birgit
P.s.: Bij onze eerste overtocht op 14-06-2012 was het tweede hoogwater 92 cm boven
NAP.
Snel uitgerekend, nu weten jullie hoe het moet, tellen we bij de NAP waarde voor
Schier (168) de LAT (-160) en de 92. Dit geeft een waterstand van 100 cm.
Volgens de 12-regel was bij een getijde stand van 203 cm anderhalf uur voor hoogwater:
100 – 25 = 75 cm water voor Schier. Geen wonder dat we onze eerste poging moesten
staken.
Het laatste nieuws: Harmsgeul vervangt Reegeul over de Siegewal
In 2010 was er al een extra geultje naar de jachthaven van Schiermonnikoog uitgelegd:
het Harmsgeultje.
Vanaf het seizoen 2013 wordt dit Harmsgeultje de enige toegang naar Schier. Deze
nieuwe geul zal met rode en groene tonnen gemarkeerd worden worden.
De steeds ondieper wordende oude Reegeul over de Siegewal komt dan te vervallen.
Belangrijk: de nieuwe geul zal ook weer “Reegeul” genoemd worden!
Bron: Rijkswaterstaat, februari 2013
23
24
NAP, LAT und Wat(t)?
(Ein Erklärungsversuch)
Das Lesen einer Seekarte für Binnengewässer
verlangt nur wenige Rechenkünste. Die
Tiefen werden in Dezimeter angegeben und
Gezeiten gibt es nicht. Ist das Heegermeer mit
D21 ausgewiesen, weiß ich, hier ist es 2,10
Meter tief. Platz genug für SWELTSJE, die
nach der Kielverlängerung einen Tiefgang
von 1,25 Metern hat.
In den Seekarten für Gezeitengewässer sieht
die Welt schon anders aus. Aber mehr als die
Grundrechenarten benötigt man auch nicht,
um zu ermitteln, wie viel Wasser unterm Kiel
sein wird. Also keine Bange!
Fangen wir mit einigen Begriffen an:
Gezeiten sind der Wechsel von Strömungen (Ebbe und Flut) und Wasserständen
(Niedrig- und Hochwasser). Sie entstehen durch die Anziehungskräfte von Sonne und
Mond. Wer schon einmal in einem Gezeitenkalender geblättert hat, dem fällt auf,
Hoch- und Niedrigwasser sind nicht immer gleich stark ausgeprägt. Sie unterliegen
einem Zyklus. Bei Voll- und Neumond sind Ebbe und Flut besonders niedrig bzw.
hoch. Warum? Erstens addieren sich die Anziehungswirkung von Sonne, Erde und
Mond, weil sie fast auf einer Geraden zueinander stehen, und zweitens hat die Sonne
nur ca. 45 % der Gezeitenkraft des Mondes. Es kommt zu einer (höheren) Springtide.
Bei Halbmond stehen Sonne, Erde und Mond in einem rechten Winkel zueinander,
und die Kräfte können sich somit nicht addieren. Es kommt zu einer (niedrigeren)
Nipptide. Zwischen diesen beiden Extremen (etwa 29,5 Tage) schwanken die
Tidenhübe annähernd regelmäßig.
LLWS ist das mittlere niedrige Springniedrigwasser. Es wird jährlich aus den jeweils
niedrigsten Springniedrigwassern der einzelnen Monate berechnet. Das LLWS wird
nicht mehr verwendet, in alten Seekarten kann es uns aber immer noch begegnen.
LAT ist der niedrigstmögliche Gezeitenwasserstand oder: Schlimmer geht‘s nimmer!
Der LAT ist die einheitliche Grundlage für Seekarten aller europäischen Länder.
24

25
SKN heißt Seekartennull und ist gleich LAT.
Nun wird es spannend. Unsere niederländischen Nachbarn haben noch eine weitere
Tiefenangabe, den NAP.
NAP ist die Abkürzung für “Normaal Amsterdams Peil”, zu Deutsch: Normaler
Amsterdamer Pegel. Er ist nichts anderes als eine festgelegte Höhe in Amsterdam.
Im schönen Muziektheater, der Konzerthalle Amsterdams, steht eine Säule mit
einem bronzenen Bolzen. Die Spitze des Bolzens gibt die Lage der Nullmarke in
den Niederlanden an. Genau an diesem Ort sind 0 NAP. Die Höhe eines jeden Ortes
in den Niederlanden wird in Relation zum NAP angegeben. Jeder Ort hat also einen
individuellen Wert und je nachdem ob der Ort höher oder tiefer als der Amsterdamer
Peil liegt, ist ein Plus oder ein Minus vor der Zahl. Die Insel Schiermonnikoog liegt
z.B. -168 zum NAP, Armeland -172, Terschelling -160 und Vlieland -148.
Die Säule mit dem Bolzen im Amsterdamer Muziektheater ist heute nur noch eine
touristische Attraktion. In ganz Niederland gibt es mehr als 50.000 sichtbarer NAP-
Peilmarken.
Wer Interesse an der Geschichte des
NAP hat, hier ein kurzer Ausfl ug:
1683 führte der Bürgermeister
Amsterdams, Johannes Hudde,
einen standardisierten Pegel ein.
Er entsprach der durchschnittlichen
Hochwasserlinie der Zuiderzee.
Dieser Pegel wurde festgelegt auf
ein Niveau von 9 Fuß und 5 Zoll
(2,67 m) unter der Seedeichhöhe.
Johannes Hudde ließ die nach
ihm benannten Huddesteine
anfertigen. Weißer Granit mit
einer waagerechten Nut, der den
NAP anzeigt. Diese Steine ließ er
in viele Amsterdamer Schleusen
einbauen. Der letzte erhaltene
Stein kann in der Eenhoornsluis
besichtigt werden. Sie liegt in der
Korte Prinsengracht auf Höhe des
Haarlemmerdijk.
25
26
Nun aber zur Seefahrt, schließlich wollen wir im Sommer nach Schiermonnikoog.
Zu einer gescheiten Ausrüstung benötigen wir:
• Eine aktuelle Seekarte
• Eine Gezeitentabelle oder die Meldung von Brandaris
• Eine Uhr, praktisch und schön ist eine Gezeitenuhr
• Einen Strömungsatlas
Hiermit sollte es uns gelingen, sicher durchs Watt zu kommen.
Aus der aktuellen Seekarte entnehmen wir den LAT vor dem Hafen von
Schiermonnokoog. Nur dieses kurze Stück ist gezeitenabhängig. Der Rest der Strecke
ist für die Fischer und Fähren ausgebaggert oder sowieso tief genug.
Unsere Karte sagt als LAT 16 an. Der Unterstrich unter der eins bedeutet Minus oder
aber auch: Bei Ebbe guckt dieses Fleckchen Erde 1,6 Meter aus dem Wasser.
Nun zur Gezeitentabelle. Hier haben die Niederländer zwei Varianten. Entweder sagen
sie das Niedrig- und Hochwasser im Verhältnis zum LAT oder NAP an. Ich werde
beide Rechenoperationen zeigen. Aber erst einmal suchen wir uns ein Datum für die
Überfahrt aus. Wir wollen annehmen, dass der 29.05.2013 ein geeigneter Segeltag
ist.
Berechnung des Hochwassersstands zu LAT:
In der Gezeitentabelle sehen wir, an diesem Tag ist zum ersten Mal um 02:16 Uhr
Hochwasser (ein bisschen früh!) und dann wieder um 14:26 Uhr (das passt schon
besser).
26

27
Der Seekarte entnehmen wir den LAT von -160 cm und aus der Gezeitentabelle den
Hochwasserwert der zweiten Flut von 296 cm über LAT.
- 160 cm (LAT aus der Karte)
+296 cm (Angabe aus der Tabelle)
+136 cm Wasserstand
Berechnung des Hochwassersstands zu NAP:
Radio Brandaris meldet für das zweite Hochwasser am 29.05. 128 cm über NAP.
+168 cm (NAP in Relation zu Schiermonnikoog)
- 160 cm (LAT aus der Karte)
+ 128 cm (Meldung von Brandaris)
+136 cm Wasserstand
Auf Heiners Wunsch rechne ich auch das Niedrigwasser aus. Warum erfahrt ihr
gleich.
Das erste Niedrigwasser haben wir an diesem Tag um 8:05 Uhr. Aus der Karte
entnehmen wir wieder den LAT von -160 cm und aus der Gezeitentabelle den
Niedrigwasserwert von 23 cm über LAT.
Berechnung des Niedrigwassersstands zu LAT:
- 160 cm (LAT aus der Karte)
+ 23 cm (Angabe aus der Tabelle)
- 137 cm Wasserstand (vielleicht sollten wir besser sagen Sandstand)
Berechnung des Niedrigwassersstands zu NAP:
Radio Brandaris meldet für das erste Niedrigwasser am 29.05. -145 cm über NAP.
+168 cm (NAP in Relation zu Schiermonnikoog)
- 160 cm (LAT aus der Karte)
- 145 cm (Meldung von Brandaris)
-137 cm Sandstand
27
28
Fällt Euch etwas auf? Nein, nicht dass die Rechenergebnisse von LAT und NAP gleich
sind, das sollte klappen. Nein, obwohl Schier negativ zum NAP liegt, die Insel ist ja
1,68 Meter tiefer als der Amsterdamer Peil, muss bei der Berechnung immer mit
einem Plus gerechnet werden. Hingegen muss das Plus oder Minus des LAT genau
beachtet werden!
SWELTSJE am Schwimmsteiger, draußen ist Ebbe
Nun aber wieder zum Hochwasser. 1,36 Meter Wassertiefe exakt bei Hochwasser
haben wir errechnet und das ist für SWELTSJE nicht gerade viel. Glücklicherweise
hat Schier ja eine Fahrrinne, die bei Niedrigwasser nicht trocken fällt. Aber wer kommt
schon genau bei Hochwasser an? In unserem letzten Urlaub waren wir anderthalb
Stunden früher an der Fahrrinne als das Wasser und mussten warten.
Hätte ich schon damals die 12er-Regel gekannt, wäre ich nicht so nervös gewesen.
Aber da wir auch nicht wussten, wie SWELTSJE sich gegen den Strom bewährt, gilt
die Regel: Lieber zu früh als zu spät da sein. Fährt man sich doch einmal fest, kommt
man mit aufl aufendem Wasser wieder frei. Aber umgekehrt, umgekehrt. Was weg ist,
ist weg! Bis zur nächsten Flut.
28

29
Die 12er-Regel:
Die 12er-Regel ist eine Annäherung an die Sink- und Steigzeiten und keine exakte
Wissenschaft. Aber so Pi mal Daumen können wir sagen:
1. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 1/12 des Tidenhubs
2. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 2/12 des Tidenhubs
3. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 3/12 des Tidenhubs
4. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 3/12 des Tidenhubs
5. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 2/12 des Tidenhubs
6. Std. vor/nach Hochwasserzeit steigt/fällt der Wasserstand um 1/12 des Tidenhubs
Praktisch übersetzt müssen wir folgende Berechnung anstellen:
Den Tidenhub von Niedrig- zu Hochwasser entnehmen wir wieder unserer
Gezeitentabelle. Von 23 cm morgens um 8:05 Uhr bis 296 cm um 14:26 Uhr sind es
273 cm.
1. Std. vor/nach Hochwasserzeit 1/12 = 273/12*1 = 22,75 cm
2. Std. vor/nach Hochwasserzeit 2/12 = 273/12*2 = 45,50 cm
3. Std. vor/nach Hochwasserzeit 3/12 = 273/12*3 = 68,25 cm
4. Std. vor/nach Hochwasserzeit 3/12 = 273/12*3 = 68,25 cm
5. Std. vor/nach Hochwasserzeit 2/12 = 273/12*2 = 45,50 cm
6. Std. vor/nach Hochwasserzeit 1/12 = 273/12*1 = 22,75 cm
Eine Stunde vor Hochwasser haben wir am 29.05.2013 also:
136,00 cm
– 22,75 cm
= 113,25 cm Wasser vor Schier.
Da können wir den Hafen schon anlaufen, denn die Fahrrinne fällt ja nicht trocken.
Nun wollen wir noch schauen, wie es zwei Stunden vor Hochwasser aussieht:
136,00 cm
– 22,75 cm
– 45,50 cm
= 67,75 cm Wasser vor Schier
Nichts für SWELTSJE!
29
30
Zur Törnplanung fehlt uns jetzt noch der Strömungsatlas. Hieraus können wir
entnehmen, mit wie viel Strom wir zu welcher Stunde vor und nach Hochwasser zu
rechnen haben. Von Lauwersoog nach Schier sind es 6 sm.
Schauen wir uns die Strömung zwei Stunden vor Hochwasser einmal an:
Mit 1-2 kn läuft das Wasser durch
das Seegat Richtung Festland.
Wir haben also eine moderate
Gegenströmung. Aus meiner
Erfahrung kann ich sagen,
SWELTSJE hatte keine Probleme,
den Strom zu kompensieren.
Der 18 PS, Zweizylinder SABB
hätte uns problemlos mit unserer
normalen Marschgeschwindigkeit
von 4,5-5 kn geschoben. Aber da
wir ja sowieso viel zu früh dran
waren, habe ich im letzten Jahr Gas
weggenommen. Diese Erfahrung
muss jeder Waddenfahrer selber
machen. Keine Merenpoort ist wie
die andere.
Werfen wir einen Blick auf die Strömungen eine Stunde vor Hochwasser:
Die Gezeit ist bereits gekentert, und
in der Gegenrichtung unterwegs.
Aber sie ist schwach, nur 0,3 bis 1 kn.
Fast nichts. Trotzdem werden noch
22,75 cm Wasser hinzukommen!
30

31
Bei Hochwasser hat die Strömung an
Fahrt aufgenommen. Höchste Zeit
in den sicheren Hafen zu laufen.
Nun wünsche ich euch viel Spaß beim Waddenfahren und immer eine Handbreit
Wasser unterm Kiel.
Birgit
PS: Bei unserer ersten Überfahrt am 14.06.2012 war das zweite Hochwasser 92 cm
über NAP.
Flott gerechnet, denn jetzt wisst ihr ja wie es geht, addieren wir auf den NAP von
Schier (168) den LAT (-160) und die 92. Macht 100 cm Wasserstand.
Nach der 12er-Regel war bei einem Tidenhub von 203 cm anderthalb Stunden vor
Hochwasser 100 cm – 25 cm = 75 cm Wasser vor Schier.
Kein Wunder, warum unser erster Versuch scheitern musste.
Letzte Neuigkeit: „Harmsgeul“ ersetzt „Reegeul“
Im Jahr 2010 wurde eine alternative Fahrrinne zum Jachhafen Schiermonnikoog
ausgewiesen und mit gelben Treibbaken provisorisch gekennzeichnet. Ab der Saison
2013 wird das „Harmsgeultje“ der einzige Zugang nach Schier. Die Rinne soll
mit roten und grünen Tonnen markiert werden. Das immer untiefer werdende alte
„Reegeul“ über den „Siegewal“ entfällt.
Wichtig: Die neue Fahrrinne soll wieder „Reegeul“ heißen.
Quelle: Rijkswaterstaat, februari 2013
31
32
Onze THUISHAVEN
De thuishaven van Sascha en Simon
Ruim 15 jaar geleden waren wij in de gelegenheid een prachtige ligplaats voor de
boot te kopen in Friesland. In die tijd was ik de gelukkige bezitter van een Skibsplast
speedboot van 4 meter lengte met zijn trailer. Meer dan 50 meter aanlegplaats, de boot
kon daar ruim liggen.
Er was een aardig stukje grond bij met de mogelijkheid voor een schuurtje en de
verplichtig tot het bouwen van een woonhuis voor de havenmeester en zijn vrouw!
Wij hebben toegehapt en er snel een caravan neer gezet en zo konden we bij de boot
wonen. Er moest nog even getimmerd worden aan huisje en schuurtje. Het werd een
riante woning met schuur en een leuke tuin. Toen leek het bootje ineens wat iel....
Dus er moest wat anders komen. Een zeilboot graag, en liefst een waar je in kunt
slapen. Onkundig van al wat er op dat gebied te koop was kochten we eerst een stalen
Lodewijk Meeter. Een prachtig stalen schip met goede zeilen en een gezellig interieur.
Dinette, en slapen in de punt. We waren de koning te rijk.
32

33
De havenmeester was zeer tevreden met de aankoop en de voorzieningen werden
steeds verder uitgebreid. Water en walstroom. Een looppad langs het water, een
zwemtrap. Wat wil je nog meer? Er was echter één nadeel, of eigenlijk twee.
Als de geen, die het verste van de instap van het bed vandaan lag, er uit moest, moest
die over de ander heen kruipen. En niet zelden werd die dan wakker. En we konden
er niet rechtop in staan. Zodoende kreeg de schipper op den duur hoofdpijn van die
boot.
Op internet werden stalen schepen aangeboden met voldoende stahoogte en zo
ontdekte ik de Merenpoort. Dat het staal moest zijn was ons toen al wel duidelijk.
Leker stabiel en robuust. Uiteindelijk vonden we een min of meer verwaarloosde
Merenpoort. Slechte zeilen, kapotte mast en veel schimmel en troep in de kajuit, maar
een prima lopend SABB motortje van 10 pK. Nou met die bruine, oranje en andere
kleuren vlekken paste hij wel aardig goed bij de bloemen in de tuin... Die boot dus
maar gekocht en in Lemmer afgemeerd. Daar heeft hij aan verschillende kanten van
de tuin gelegen totdat hij nu zo’n beetje zijn eigen ligplaats heeft. We hebben wat
palen laten slaan zodat hij vrij van de kant kan liggen en dat bevalt goed.
Op weg naar de de hemelvaartbijeenkomst 2007
33
34
Inmiddels heeft hij al diverse kleuren blauw gehad. Gaat eens in de 2 jaar uit het water
om de ruimte tussen de kiel en het roer te fl ossen en dan kan hij er weer tegen.
Inmiddels heeft de Wel ja/nee een collega Merenpoort gekregen de Wel 2, met
Sloepfunctie die een stukje verder aan de tuin ligt. Met deze twee heerlijke boten
is de “haven” naar ons gevoel leuk gevuld en passen de boten uitstekend in het
bestemmingsplan.
Onze thuishaven biedt ruim plaats aan 3 tot 4 Merenpoort schepen en het mooie van
alles is dat het havengeld geen aparte kostenpost vormt in het totale kostenplaatje voor
de boot.
De havenmeester is zeer tevree met zijn eigen thuishaven en nodigde “zijn clubje
van Meerenpoortvrienden” al eens uit voor een gezellig voorjaarstreffen. Dat was een
feest. Geweldig.
Dus jullie zullen begrijpen dat ik deze plaats, onze eigen thuishaven, voorlopig niet
zal opgeven.
Sascha en Simon
Unser Heimathafen
Bei Sascha und Simon im Heimathafen
34

35
Vor ungefähr 15 Jahren bot sich uns die Gelegenheit, in Friesland einen prächtigen
Liegeplatz für unser Boot zu kaufen. Zu der Zeit war ich glücklicher Besitzer eines
Speedbootes der norwegischen Firma „Skipsplast“ inclusive Trailer. Es war 4 Meter
lang. Der Anlegeplatz maß über 50 Meter. Platz genug für mein Bötchen.
Ein weitläufi ges Grundstück gehörte auch dazu. Es bot Gelegenheit, einen
Bootsschuppen zu bauen. Dann gab es noch eine wichtige Aufl age: Für den
Hafenmeister und seine Frau musste ein Wohnhaus errichtet werden.
Wir haben zugeschlagen und schnell einen Wohnwagen aufgestellt. So konnten wir
beim Boot wohnen. Jetzt mussten nur noch Häuschen und Schuppen her. Wir zimmerten
eine großzügige Wohnung mit Scheune und nettem Garten. Nur das Schiffchen wirkte
auf einmal irgendwie zwergenhaft.
Also, es musste etwas anderes kommen. Gern ein Segelboot, am liebsten eins, auf dem
man auch schlafen kann. Wir hatten keine Ahnung, was in der Richtung angeboten
wurde. So kauften wir als erstes eine „Lodewijk Meeter“ aus Stahl. Ein prächtiges
Schiff mit guten Segeln, gemütlichem Interieur und Kojen im Bug. Wir fühlen uns
wie die Könige.
Der Hafenmeister war sehr zufrieden mit seinen Anschaffungen und machte sich
daran, die Hafeneinrichtungen weiter auszubauen. Wasseranschlüsse und Landstrom
kamen hinzu. Man konnte auf einem Patt am Wasser entlanglaufen und über eine
Badeleiter in die Fluten steigen... Was will man noch mehr?
Nur die „Lodewijk Meeter“ hatte dann doch einen Nachteil, eigentlich zwei: Wenn
derjenige, der am weitesten vom Einstieg lag, mal aus der Koje wollte, musste er über
den anderen klettern. Nicht selten wurde der (oder die?) dann wach, haha. Und wir
konnten nirgendwo aufrecht stehen. So gesehen kriegte der Skipper auf die Dauer
doch Kopfschmerzen von dem Boot.
Im Internet wurden Stahlschiffe angeboten, die eine ausreichende Stehhöhe besaßen.
Da stieß ich zum ersten Mal auf eine Merenpoort. Stahl musste es unbedingt sein,
das war uns klar. Schön stabil und robust. Im Endeffekt fanden wir eine mehr oder
weniger verwahrloste Merenpoort. Schlechte Segel, kaputter Mast und in der Kajüte
viel Schimmel und Müll. Aber der SABB Motor mit 10PS lief prima. Nun ja, mit ihren
braunen, orange und noch anderen Farbfl ecken, passte sie gut zu den Gartenblumen...
Also haben wir das Boot einfach gekauft und in Lemmer festgemacht. Da hat es an
verschiedenen Ecken vorm Garten gelegen, bis die Merenpoort so etwas wie einen
festen Liegeplatz bekommen hat. Wir haben dort einige Pfähle einrammen lassen,
damit sie frei von der Kante liegen kann. Das gefi el uns gut.
35
36
Mit der Zeit hat sie verschiedene blaue Anstriche getragen. Alle zwei Jahre holen wir sie
aus dem Wasser, um den Bereich zwischen Kiel und Ruder mit dem Hochdruckreiniger
zu bearbeiten. Dann geht es wieder.
Inzwischen hat die Wel (ja/nee) eine Schwestern-Merenpoort bekommen: Die zur
Sloep umgebaute Wel 2. Die liegt ein Stückchen weiter am Garten. Wir meinen,
mit diesen zwei prächtigen Booten ist der „Hafen“ gut gefüllt, und die passen ganz
hervorragend zum Flächennutzungsplan.
Selbst drei oder vier Merenpoorts würden genügend Platz fi nden. Das Schönste ist,
wir brauchen bei den Bootskosten keine Aufwendungen für Hafengeld veranschlagen.
Der Hafenmeister war immer sehr zufrieden mit seinem häuslichen Hafen. Einmal lud
er den „Club der Merenpoortfreunde“ zu einem geselligen Himmelfahrtstreffen ein.
Das war ein Fest! Gewaltig!
Ihr werdet also verstehen, dass ich dieses Fleckchen Erde, unseren eigenen
Heimathafen, vorläufi g nicht aufgeben werde.
Sascha en Simon
Een veerpont tussen Echtenerbrug & Delfstrahuizen
Jullie hebben je echt kunnen verbazen, de eerste Merenpoorter, die in de week voor
Pasen hun boten komen inspecteren zien dan Birgit met scheepshond Frika als eerste
de oversteek wagen met de nieuwe veerpont.
Sinds 1958 ligt in de N924 de Pier Christiaan brug, de verbindt tussen Echtenerbrug
en Delfstrahuizen. Maar na Pasen van dit jaar is er een extra mogelijkheid om van de
enen plaats naar de andere te gaan.
Hoe het begon:
Sinds jaar en dag komen in de gemeenteraad verzoeken op de agenda om een extra
verbinding tussen Echtenerbrug en Delfstrahuizen te realiseren.
Kan het mooie strand van Delfstrahuizen door de toeristen vanuit Echtenerbrug niet
sneller bereikt worden? Als je in de haven van de Merenpoort werf of de Meerkoet
ligt, moet je eerst helemaal naar de Pier Christiaan brug lopen om vervolgens in
Delfstrahuizen de zelfde afstand weer terug langs de vaart af te leggen.
In de herfst van 2012 kwam er beweging in deze zaak en werd er een oplossing
bedacht. Het “Friese merenproject” vroeg bij de gemeente een bestemmingsplan
wijziging aan. Na een informatie avond met de dorpsbewoners kwam de zaak pas
goed aan het rollen. Het “Friese merenproject” stelde gelden beschikbaar voor de
fi nanciering van een zelfbedienings veerpont.
36

37
De beide gemeenten zouden elk aan hun kant uit eigen middelen de aanlegsteiger
moeten realiseren.
De knoop werd snel doorgehakt en laat in de herfst van 2012, toen de meeste toeristen
vertrokken waren, werd met de bouw van de aanlegsteigers begonnen.
De feestelijke in gebruik name, waarbij vanzelfsprekend alle havenmedewerkers
van de Merenpoortwerf en de camping, maar ook alle merenpoorters expliciet zijn
uitgenodigd vindt plaats op de 2de paasdag om 11:00 uur op de kade van Haven II
nabij het terrein van de Merenpoort werf.
Dan wordt het startsein gegeven voor de vrije overvaart tussen Echtenerbrug en
Delfstrahuizen!
Viele Grüße
Birgit
Eine Pontonfähre für Echtenerbrug & Delfstrahuizen
Da haben sie nicht schlecht gestaunt, die ersten Meerenpoortler, die schon in den
Wochen vor Ostern bei ihren Booten nach dem Rechten gesehen haben. Birgit mit
Bordhund Fricka wagt eine erste Fahrt mit der neuen Pontonfähre.
Rückblick:
Seit 1958 verbindet die Pier Christiaanbrug N924 die Schwestergemeinden
37
38
Echtenerbrug und Delfstrahuizen. Aber nach dem 1. April 2013 wird es eine weitere
Möglichkeit geben, vom einen Ort in den anderen zu gelangen.
Schon seit Jahren wird im Gemeinderat immer wieder dieselbe Frage gewälzt: Ist eine
weitere Verbindung zwischen Echtenerbrug und Delfstrahuizen möglich? Kann der
schöne Strand Delfstrahuizens von den Besuchern Echtenerbrugs schneller erreicht
werden? Wenn man im Hafen der Merenpoortwerft oder De Meerkoet liegt, muss man
erst bis zur Pier Christiaanbrug hinaufl aufen, um dann in Delfstrahuizen die gleiche
Strecke noch einmal kanalabwärts zurückzulegen.
Im Herbst 2012 kam Bewegung in die Angelegenheit. Es zeichnete sich eine Lösung
ab. Das “Friese Merenprojekt“ fragte in den Gemeinden förderungswürdigen Projekte
an. Nach einer Ortsbegehung kam richtig Schwung in die Sache. Eine Pontonfähre
zur Selbstbedienung wurde von dem “Friese Merenprojekt“ fi nanziert. Die beiden
Gemeinden mussten die Plätze für die Anlegestellen bereitstellen.
Im Spätherbst, als alle Touristen die Orte schon längst verlassen hatten, begannen die
Bauarbeiten.
Die feierliche Eröffnung, zu der auch alle Merenpoortler herzlich eingeladen sind,
fi ndet am Ostermontag um 11 Uhr an der Kade des Hafens II in Echtenerbrug statt.
Dann heißt es: Fahrt frei zwischen Echtenerbrug und Delfstrahuizen!
Viele Grüße
Birgit
38

39
Agenda 2013
Hemelvaartweekend 9 t/m 12 mei
Himmelfahrtswochenende 9. –12. Mai
Zomerbijeenkomst 16 t/m 18 augustus
Sommerfest 16. – 18. August
ALV 26 oktober
Jahreshauptversammlung 26. Oktober
Volgende Merenpraet: juli 2013
39
40