30.08.2013 Views

Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz

Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz

Gemeentelijk gezondheidsbeleid met participatie van ... - Nigz

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

GGD Nederland<br />

<strong>Gemeentelijk</strong> <strong>gezondheidsbeleid</strong><br />

<strong>met</strong> <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen<br />

Onderzoek naar de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen bij gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>,<br />

uitgevoerd door Bureau Van Wieringen en Thomas<br />

Augustus 2003


Inhoudsopgave<br />

Samenvatting ........................................................................................................................ 3<br />

Hoofdstuk 1: Inleiding............................................................................................................ 5<br />

1.1 Is specifiek <strong>gezondheidsbeleid</strong> voor allochtonen noodzakelijk? ............................. 5<br />

1.2 Is <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen noodzakelijk bij <strong>gezondheidsbeleid</strong>?....................... 6<br />

Hoofdstuk 2: Bevindingen...................................................................................................... 8<br />

2.1 Methode................................................................................................................. 8<br />

2.2 Verloop inventarisatie............................................................................................. 8<br />

2.3 Algemene conclusies over het gevonden beleid..................................................... 8<br />

Hoofdstuk 3: Beleidscyclus...................................................................................................12<br />

3.1. Fase beleidsvoorbereiding/verzameling <strong>van</strong> gegevens .........................................12<br />

3.2 Fase: beleidsprioriteiten stellen.............................................................................13<br />

3.3 Fase: uitvoering/ implementatie <strong>van</strong> beleid ...........................................................15<br />

3.4 Fase: evaluatie......................................................................................................16<br />

Literatuur: ..........................................................................................................................18<br />

Bijlage 1: Gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen..............................................................19<br />

Bijlage 2: Inventarisatie GGD’en.......................................................................................23<br />

Bijlage 3: Lessen uit <strong>participatie</strong>processen .......................................................................43<br />

Uitvoering<br />

De inventarisatie is uitgevoerd door bureau Van Wieringen & Thomas,<br />

onderzoek-advisering-projectmanagement voor gezond beleid.<br />

Het onderzoek is begeleid door mevrouw A. Koornstra <strong>van</strong> GGD Nederland en de heer<br />

F. Öry <strong>van</strong> TNO Preventie en Gezondheid en Pacemaker.<br />

Voor meer informatie of het bestellen <strong>van</strong> extra exemplaren:<br />

GGD Nederland<br />

Adriaen <strong>van</strong> Ostadelaan 140<br />

Postbus 85300<br />

3508 AH Utrecht<br />

T 030 252 3004<br />

F 030 251 1869<br />

postbus@ggd.nl<br />

www.ggd.nl<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

2


Samenvatting<br />

GGD Nederland heeft <strong>met</strong> steun <strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> VWS, laten inventariseren wat goede<br />

voorbeelden waren <strong>van</strong> gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> waarbij (groepen <strong>van</strong>) allochtonen<br />

uitdrukkelijk bij de beleidsvorming waren betrokken. Het doel was om goede voorbeelden te<br />

inventariseren zodat deze verder verspreid zouden kunnen worden. Uit de inventarisatie<br />

blijkt echter dat er weinig voorbeelden <strong>van</strong> beleidsvorming <strong>met</strong> <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen<br />

zijn te vinden. Er lopen wel veel projecten, maar daar zit weinig continuïteit in. Allochtonen<br />

zijn daarbij vooral individueel betrokken bij de uitvoeringsfase, als voorlichters en (natuurlijk)<br />

als doelgroep.<br />

Om toch een aantal interessante beleidsprocessen te kunnen beschrijven, is ervoor gekozen<br />

om naast de fasen <strong>van</strong> inventariseren en prioriteren ook de fasen <strong>van</strong> uitvoeren en evalueren<br />

mee te nemen in het onderzoek. Daarnaast is besloten om de projecten die werden<br />

gevonden in de inventarisatie, op te nemen in een bijlage bij dit rapport, zodat die<br />

voorbeelden wel verder verspreid worden.<br />

Het is <strong>van</strong> belang om bij gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> (groepen <strong>van</strong>) allochtonen te laten<br />

participeren. Allereerst omdat allochtonen daarmee zelf kunnen aangeven waar voor hun de<br />

problemen in de openbare gezondheidszorg liggen. Deze zijn vaak verschillend <strong>van</strong> de<br />

autochtone bevolking, enerzijds omdat andere ziekten kunnen spelen, anderzijds om het<br />

contact <strong>met</strong> (preventieve en curatieve) zorg anders kan zijn. Een tweede reden is dat<br />

<strong>participatie</strong> ook meer greep geeft op de factoren die <strong>van</strong> invloed zijn op de gezondheid en<br />

dat levert ook een betere gezondheid op.<br />

Dat er zo weinig voorbeelden zijn gevonden <strong>van</strong> <strong>gezondheidsbeleid</strong> waarbij allochtonen<br />

betrokken zijn, wordt door gemeenten verklaard <strong>met</strong> de argumentatie dat <strong>gezondheidsbeleid</strong><br />

niet hoog op de agenda staat, waardoor er weinig ruimte is voor specifieke inspanningen.<br />

Dat er daarbinnen ook nog weinig aandacht is voor de problematiek <strong>van</strong> allochtonen komt<br />

onder andere doordat er weinig bekend is over de noodzaak daartoe: er is lokaal vrij weinig<br />

bekend over wat de gezondheidsproblemen <strong>van</strong> allochtonen zijn en de groepen allochtonen<br />

worden zelf ook weinig gevraagd om die aan te geven. Allochtonen zijn op dit onderwerp ook<br />

nog nauwelijks georganiseerd. Datzelfde geldt ook voor de inbreng <strong>van</strong> allochtonen in de<br />

curatieve zorg, bijvoorbeeld via patiëntenplatforms. Natuurlijk zijn er uitzonderingen op deze<br />

situaties, en die zijn ook in het rapport beschreven.<br />

Veel projecten die zijn geïnventariseerd, zijn gestart door de GGD. De politieke<br />

betrokkenheid bij deze projecten is gering, waardoor er vaak na de projectperiode geen<br />

structurele financiering voor komt. Dit betekent ook dat de allochtone medewerkers aan deze<br />

projecten meestal op een tijdelijke basis werken, waardoor er ook in personele zin weinig<br />

continuïteit is.<br />

De conclusie uit dit rapport is dat het nu niet mogelijk is om een implementatieproject te<br />

starten voor het verspreiden <strong>van</strong> goede voorbeelden <strong>van</strong> beleids<strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen<br />

bij gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>. Uit het rapport volgt dat er eerst een aantal voorwaarden<br />

moet worden gecreëerd om ervoor te zorgen dat er niet slechts weer een aantal projecten<br />

worden uitgevoerd:<br />

- Etniciteit zou meer meegenomen moeten worden in de (epidemiologische)<br />

onderzoeken, net zo basaal als leeftijd en geslacht. Dat gebeurt nu al op een aantal<br />

plekken, maar door geringe aantallen en/of hoge non-respons onder allochtonen<br />

levert dat nog te weinig informatie op. Voor het verbeteren <strong>van</strong> de inbreng <strong>van</strong><br />

allochtonen bij de epidemiologische onderzoeken kan worden aangehaakt bij de<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

3


ontwikkelingen <strong>van</strong> de landelijke en lokale monitor Volksgezondheid. Daar is wel<br />

extra inzet voor nodig.<br />

- De gegevens over de gezondheidsproblemen <strong>van</strong> allochtonen moeten beter bekend<br />

worden. Enerzijds moeten de gegevens beter ge<strong>met</strong>en en geregistreerd worden en<br />

anderzijds zou er een centraal punt moeten komen waar informatie over de<br />

gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen bekend is en waar ook ondersteuning kan<br />

worden gevraagd voor de analyse <strong>van</strong> lokale gegevens. Dat kan het steunpunt<br />

Interculturalisatie <strong>van</strong> de zorg zijn, maar het kan ook bij een ander kenniscentrum<br />

worden ondergebracht.<br />

- De kennis over allochtone groepen en werkwijzen moet op gemeentelijk/regionaal<br />

niveau beter aanwezig zijn, in elk geval bij de GGD. Dat blijkt ook in een aantal<br />

GGD’en zo te werken. Die verbetering kan door personeelsbeleid (meer aannemen<br />

<strong>van</strong> allochtonen, tijdelijk aanstellingen <strong>van</strong> VETC’ers omzetten in vast werk, zorgen<br />

dat men opleidingen volgt voor intercultureel werken) en het kwaliteitsbeleid (<strong>met</strong>en<br />

of het aanbod beschikbaar, toepasbaar en bereikbaar is voor allochtonen, eventueel<br />

via inzet <strong>van</strong> tolken). In de inventarisatie worden de VETC’ers veel genoemd. Dit zijn<br />

op de meeste plekken (nog steeds) projecten, <strong>met</strong> tijdelijke financiering. Structureel<br />

maken <strong>van</strong> deze functie lijkt ons zeer belangrijk.<br />

- Allochtone steunorganisaties moeten worden gestimuleerd om mee te denken over<br />

het <strong>gezondheidsbeleid</strong>, in elk geval op GGD-regioniveau. Dit kan door<br />

inspraakorganen of adviesraden in te richten en door aan te haken bij activiteiten om<br />

allochtone patiëntenorganisaties op te zetten of te versterken.<br />

Leeswijzer<br />

In hoofdstuk 1 wordt de vraagstelling en het kader daar<strong>van</strong> weergegeven. In hoofdstuk 2 zijn<br />

de belangrijkste conclusies geformuleerd. Voor de lezer die weinig tijd heeft, is dit het deel<br />

dat niet overgeslagen kan worden. De eigenlijke resultaten <strong>van</strong> de inventarisatie zijn nogal<br />

om<strong>van</strong>grijk in tekst en daarom opgenomen in bijlage 2.<br />

In hoofdstuk 3 worden voor iedere fase in de beleidscyclus voorbeelden genoemd <strong>van</strong> beleid<br />

waarbij de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen gerealiseerd is.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

4


Hoofdstuk 1: Inleiding<br />

In november 2002 hebben GGD Nederland en TNO Preventie en Gezondheid, <strong>met</strong> steun<br />

<strong>van</strong> het ministerie <strong>van</strong> VWS, onderzoeksbureau Van Wieringen en Thomas gevraagd om<br />

een inventarisatie te maken <strong>van</strong> voorbeelden <strong>van</strong> (gemeentelijk) <strong>gezondheidsbeleid</strong> waarbij<br />

allochtonen nadrukkelijk betrokken zijn om zo de vraag/ behoefte <strong>van</strong> allochtonen te<br />

verhelderen.<br />

Deze inventarisatie vormt een eerste fase in een groter project, waar<strong>van</strong> het uiteindelijk doel<br />

is de aanpak <strong>van</strong> Sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) op lokaal niveau te<br />

verbeteren. Een groot deel <strong>van</strong> de allochtonen behoort tot de lage SES-groepen (lage<br />

sociaal-economische status). Om de inzet <strong>van</strong> de openbare gezondheidszorg bij het<br />

terugdringen <strong>van</strong> de gezondheidsproblemen bij allochtonen te versterken, is het streven om<br />

gemeenten, GGD’en en allochtone inwoners te ondersteunen bij het samenwerken aan<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong> en het terugdringen <strong>van</strong> SEGV-verschillen.<br />

Teneinde deze inventarisatie in een contextueel kader te plaatsen volgen hieronder eerst<br />

een korte discussie:<br />

1) Is specifiek <strong>gezondheidsbeleid</strong> voor allochtonen noodzakelijk, en<br />

2) Is <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen bij de beleidsvoorbereiding en uitvoering nodig.<br />

1.1 Is specifiek <strong>gezondheidsbeleid</strong> voor allochtonen noodzakelijk?<br />

In de gezondheidszorg vindt geen systematische registratie naar etniciteit plaats, waardoor<br />

de kennis over de gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen gebaseerd is op onderzoeken die<br />

naar plaats, tijd en populatie beperkt zijn en niet duidelijk is in hoeverre de gegevens<br />

representatief zijn voor de gehele allochtone populatie. De kennis over de<br />

gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone groepen is dus maar beperkt. In bijlage 1 is een kort<br />

overzicht gegeven <strong>van</strong> de gezondheidssituatie <strong>van</strong> allochtonen in vergelijking <strong>met</strong><br />

autochtonen in Nederland. Daaruit blijkt dat een aantal gezondheidsproblemen meer<br />

voorkomen bij allochtonen, onder meer diabetes bij volwassenen en kindersterfte, en dat<br />

allochtonen minder gebruik lijken te maken <strong>van</strong> thuiszorg en <strong>van</strong> preventieve zorg. Bij<br />

allochtone meisjes en vrouwen komen meer suïcide en abortussen voor en lijkt meer<br />

baarmoederhalskanker voor te komen. Er zijn bij alle gezondheidsproblemen overigens<br />

duidelijke verschillen tussen de groepen allochtonen.<br />

Bij interpretatie <strong>van</strong> de beschikbare gegevens moet ook rekening gehouden worden <strong>met</strong> het<br />

bestaan <strong>van</strong> sociaal-economische gezondheidsverschillen. Relatief veel allochtonen maken<br />

deel uit <strong>van</strong> de bevolkingsgroep <strong>met</strong> een lage sociaal-economische status (ses) op grond<br />

waar<strong>van</strong> voor deze groep ook een lagere gezondheidsstatus verwacht kan worden. Toch<br />

kunnen de gezondheidsverschillen tussen autochtonen en allochtonen niet geheel verklaard<br />

worden uit de verschillende sociaal-economische opbouw <strong>van</strong> deze twee bevolkingsgroepen.<br />

Er blijkt een aantal gezondheidsproblemen te zijn dat vaker voorkomt bij bepaalde allochtone<br />

groepen zonder lage ses (bijvoorbeeld diabetes bij Hindoestanen) en allochtonen blijken in<br />

het algemeen minder goed in staat om de juiste weg te vinden in de Nederlandse<br />

gezondheidszorg. Ook is preventieve gezondheidszorg in veel <strong>van</strong> de landen <strong>van</strong> herkomst<br />

een relatief onbekend fenomeen. Men gaat naar de dokter als er een gezondheidsprobleem<br />

is en verwacht dat de dokter dit probleem oplost door middel <strong>van</strong> medicatie of medische<br />

ingreep. Een uitzondering hierop vormt de deelname aan het Rijksvaccinatieprogramma dat<br />

ook onder allochtone kinderen een groot bereik heeft.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

5


1.2 Is <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen noodzakelijk bij <strong>gezondheidsbeleid</strong>?<br />

Om deze vraag te beantwoorden is het zinnig het begrip <strong>participatie</strong> enigszins te ontrafelen.<br />

Ten Dam (1997) gebruikt hiervoor de ladder <strong>van</strong> Arnstein, waarbij hij stelt dat de hieronder<br />

genoemde niveaus <strong>van</strong> <strong>participatie</strong> in elke fase <strong>van</strong> een gezondheidsproject (ontwerp,<br />

besluitvorming, uitvoering en evaluatie) een rol kunnen spelen:<br />

De ladder <strong>van</strong> Arnstein (1969), …, kan gebruikt worden voor een continuüm <strong>van</strong> niveaus<br />

waarop leken of wijkbewoners kunnen participeren in lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong>. De schaal<br />

loopt af <strong>van</strong> volledige zeggenschap, via steeds zwakkere vormen <strong>van</strong> <strong>participatie</strong>, tot aan de<br />

laagste sport, manipulatie.<br />

Participatieniveau omschrijving<br />

Zelfbestuur Volledige zeggenschap en onafhankelijkheid.<br />

Gedelegeerde macht Zeggenschap in meerderheid.<br />

Partnerschap Onderhandeling is mogelijk.<br />

Afkopen Tegemoetkoming door schijn<strong>participatie</strong>.<br />

Consultatie Betrokkenen kunnen zich laten horen.<br />

Informeren Betrokkenen worden geïnformeerd.<br />

Therapie Bedoeling is niet <strong>participatie</strong>, maar opvoeden, onderwijzen of<br />

genezen.<br />

Manipulatie Manipulatie.<br />

Arnstein heeft de acht niveau’s onderverdeeld in 3 categorieën: werkelijke<br />

medezeggenschap, symbolische medezeggenschap en non-<strong>participatie</strong>. Voor lokaal<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong> vormen de drie niveaus <strong>van</strong> <strong>participatie</strong> die onder werkelijke <strong>participatie</strong><br />

vallen (partnerschap, gedelegeerde macht en zelfbestuur) reële vormen <strong>van</strong> <strong>participatie</strong>. Een<br />

veelvoorkomende vorm hier<strong>van</strong> is de aanwezigheid <strong>van</strong> leden <strong>van</strong> de doelgroep in een<br />

initiatiefgroep of bestuur <strong>van</strong> een gezondheidsproject.<br />

Ten Dam geeft voor en nadelen <strong>van</strong> <strong>participatie</strong>. Kort samengevat:<br />

• Argumenten tegen <strong>participatie</strong>: Het is niet goed mogelijk een echte, blijvende<br />

vertegenwoordiging <strong>van</strong> de achterban te vormen. Slechts een minderheid participeert<br />

in beleid en zij moeten compromissen sluiten. Ook is er geen garantie dat men echt<br />

invloed heeft, het kan door de werkelijke beslissers ingezet worden als legitimatie en<br />

maskering <strong>van</strong> de macht.<br />

• Argumenten vóór <strong>participatie</strong>: Participatie kan een middel zijn om mensen meer greep<br />

te geven op factoren die <strong>van</strong> invloed zijn op hun gezondheid. Bovendien blijk dat<br />

maatschappelijke <strong>participatie</strong> een gezondheidsbevorderend effect heeft, doordat men<br />

meer persoonlijke controle krijgt, beter in staat is gebeurtenissen zelf te beïnvloeden<br />

en doordat men vaardigheden aanleert en zelfrespect opbouwt waardoor men kan<br />

opklimmen op de maatschappelijke ladder. Ook is <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> belang omdat de<br />

“klanten” dan invloed kunnen hebben op het aanbod en hun ideeën, bronnen en<br />

vaardigheden rond gezondheid, ziekte en zorg kunnen inbrengen. En tot slot is een<br />

deel <strong>van</strong> ongezondheid en ziekte is weinig succesvol medisch te behandelen en hangt<br />

samen <strong>met</strong> leefwijzen <strong>van</strong> de mensen zelf. Vooral kanker en hart- en vaatziekten zijn<br />

in dit verband <strong>van</strong> belang. Als er een beleid mogelijk is om deze aandoeningen terug<br />

te dringen, dan kan dat alleen <strong>met</strong> medewerking <strong>van</strong> betrokkenen. Zij zullen hun<br />

leefgewoonten moeten veranderen. Dit is slechts mogelijk wanneer dat beleid de<br />

betrokkenen aanspreekt en zij het steunen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

6


Van het streven naar <strong>participatie</strong> bij de verschillende fases <strong>van</strong> <strong>gezondheidsbeleid</strong> mag,<br />

ondanks de genoemde nadelen, wel een positief effect verwacht worden. Echter, het<br />

betrekken <strong>van</strong> allochtone groepen bij de verschillende fases <strong>van</strong> <strong>gezondheidsbeleid</strong> is niet<br />

makkelijk te realiseren. Men moet rekening houden <strong>met</strong> een aantal specifieke<br />

aandachtspunten (zie bijlage 3).<br />

Conclusie is dat het betrekken <strong>van</strong> allochtonen bij de verschillende fases <strong>van</strong><br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong> belangrijk is. Niet alleen omdat <strong>participatie</strong> op zich al positieve effecten<br />

voor de gezondheid heeft, maar ook omdat allochtonen relatief vaak in een positie <strong>van</strong><br />

sociaal-economische achterstand leven en op grond hier<strong>van</strong> risico lopen op een minder<br />

goede gezondheid. Ook het feit dat men niet <strong>van</strong> Nederlandse herkomst is, brengt enerzijds<br />

specifieke gezondheidsproblemen en -risico’s <strong>met</strong> zich mee en anderzijds betekent dit vaak<br />

een minder goede kennis <strong>van</strong>, en toegang tot, de Nederlandse gezondheidszorg. Met het<br />

betrekken <strong>van</strong> allochtonen bij het kiezen, vormgeven, uitvoeren en evalueren <strong>van</strong> het beleid<br />

kan men meer effect verwachten dan bij het uitvoeren <strong>van</strong> beleid zonder <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de<br />

doelgroep. Veel allochtone groepen vormen nog echt een ‘community’, dit in tegenstelling tot<br />

de hoger opgeleide blanke Nederlandse stedelijke bevolking. Dit gegeven maakt een<br />

community benadering, specifiek gericht op bevordering <strong>van</strong> de gezondheid en <strong>met</strong><br />

werkelijke <strong>participatie</strong> in alle fasen <strong>van</strong> het beleidsproces, kansrijk.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

7


Hoofdstuk 2: Bevindingen<br />

2.1 Methode<br />

Daar de opdracht beperkt werd tot het gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> is in eerste instantie<br />

een mailing gestuurd naar alle leden <strong>van</strong> de vakgroep Lokaal Gezondheidsbeleid <strong>van</strong> GGD<br />

Nederland. Om een hoge respons te krijgen door een geringe tijdsinvestering <strong>van</strong> de<br />

respondenten, werd hen gevraagd een kort vragenlijstje te beantwoorden dat via de e-mail<br />

direct geretourneerd kon worden. Op basis <strong>van</strong> de antwoorden op dit lijstje zijn de<br />

respondenten door de onderzoekers teruggebeld voor nadere informatie over het beleid en<br />

de projecten waarbij allochtonen betrokken zijn. Daarnaast zijn verschillende instellingen<br />

gebeld <strong>met</strong> de vraag of zij betrokken zijn bij OGZ projecten waarbij sprake is <strong>van</strong> een<br />

duidelijke eigen inbreng <strong>van</strong> allochtonen en waarbij de gemeentelijke overheid een rol speelt.<br />

In het geval <strong>van</strong> projecten of beleid dat duidelijk aan de voorwaarden voldoet is naar meer<br />

gedetailleerde informatie gezocht. Deze informatie is opgenomen in bijlage 2.<br />

2.2 Verloop inventarisatie<br />

Het vinden <strong>van</strong> informatie over het gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> waarbij allochtonen<br />

nadrukkelijk betrokken zijn, verliep niet op alle fronten even soepel. De benadering <strong>van</strong><br />

GGD’en via de leden <strong>van</strong> de werkgroep lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong> <strong>van</strong> GGD Nederland<br />

verliep redelijk, al was het niet altijd even makkelijk om de respondenten telefonisch te<br />

bereiken. Bij de gemeenten, die gebeld werden om meer informatie over specifieke projecten<br />

te vragen, was de reactie vaak veel minder bereidwillig omdat de betreffende ambtenaren<br />

duidelijk te kennen gaven dat het lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong> niet hoog op de gemeentelijke<br />

agenda stond. Er wordt wel gewerkt aan het opstellen <strong>van</strong> de gemeentelijke<br />

gezondheidsplannen maar de wethouders zagen weinig mogelijkheden om op dit punt ‘te<br />

scoren’. Men was/is <strong>van</strong> mening dat in eerste instantie de sociale en veiligheidsproblemen in<br />

achterstandswijken (waar veel allochtonen wonen) aangepakt moeten worden; <strong>van</strong><br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong> worden pas op de langere termijn (gezondheids)effecten verwacht. Bij de<br />

regionale en nationale kennisinstituten op het gebied <strong>van</strong> gezondheid worden wel veel<br />

projecten en interventies (voor en door allochtonen) ontwikkeld en begeleid, maar opvallend<br />

daarbij is dat er zelden sprake is <strong>van</strong> een duidelijke betrokkenheid <strong>van</strong> de gemeentelijke<br />

beleidsambtenaren of politiek. De GGD’en zijn hier nadrukkelijk wel bij betrokken.<br />

2.3 Algemene conclusies over het gevonden beleid<br />

Op grond <strong>van</strong> de inventarisatie en de gevoerde gesprekken zijn de volgende conclusies te<br />

trekken: (waar rele<strong>van</strong>t wordt verwezen naar informatie uit bijlage 2).<br />

1. Weinig structureel beleid, veel projecten<br />

Bijna al het <strong>gezondheidsbeleid</strong> waar allochtonen bij betrokken zijn betreft geen structureel<br />

beleid, maar bestaat uit projecten, en is daarmee <strong>van</strong> tijdelijke aard. Uit de telefonische<br />

reacties <strong>van</strong> respondenten valt op te maken dat veel gemeenten en GGD’en ‘project moe’<br />

zijn, omdat het ontwikkelen en uitvoeren <strong>van</strong> een project relatief veel inspanning vraagt die<br />

weer verloren gaat als het project afloopt.<br />

In de praktijk blijkt tevens dat projecten gericht op allochtonen veel meer tijd vragen dan er<br />

doorgaans voor uitgetrokken (of gesubsidieerd) wordt. Het benaderen <strong>van</strong> de juiste<br />

doelgroepen, het vertrouwen winnen en de medewerking verkrijgen vereist vaak een lange<br />

adem. Het kan tot frustratie bij medewerkers leiden wanneer na veel inspanning en<br />

tijdsinvestering een project alsnog niet door kan gaan (zie 22b).<br />

Ook voor de beoogde doelgroepen <strong>van</strong> deze projecten is het uitermate teleurstellend als de<br />

geldkraan weer dichtgedraaid wordt, terwijl de interventie nog niet ver genoeg ontwikkeld is<br />

om effectiviteit en doelmatigheid te bewijzen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

8


Veel <strong>van</strong> de genoemde projecten betreffen voorlichting over gezondheid of een inventarisatie<br />

<strong>van</strong> de gezondheidsproblemen die de betreffende doelgroep ervaren. Hierbij is nog<br />

nauwelijks sprake <strong>van</strong> een hoog niveau <strong>van</strong> <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de allochtonen.<br />

2. Allochtonen slechts betrokken bij deel <strong>van</strong> beleidscyclus<br />

Veel gemeenten zijn bezig <strong>met</strong> het formuleren <strong>van</strong> een <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan maar door<br />

het ontbreken <strong>van</strong> voldoende gegevens over de gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone<br />

groepen wordt daar bij de prioriteitsstelling geen rekening mee gehouden.<br />

Uit deze inventarisatie blijkt dat men in een aantal gemeenten bij het opstellen <strong>van</strong> het lokaal<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong>splan en het uitvoeringsplan in gesprek is geweest <strong>met</strong> een<br />

adviesorgaan waar verschillende allochtone groepen in vertegenwoordigd zijn. Dit was het<br />

geval in Groningen (zie pagina 11) en in Zaanstad (5). Het lijkt erop dat in de veel<br />

gemeenten een minderheden-adviesraad niet meer aanwezig is of niet (meer) gehoord wordt<br />

bij het opstellen <strong>van</strong> beleid. In Groningen was de minderheden-adviesraad in staat om een<br />

duidelijke visie te geven op het voorgestelde gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan en<br />

daarmee ook tot het bijstellen <strong>van</strong> het voorgenomen beleid. Lang niet in alle gemeenten zijn<br />

de verschillende allochtone groeperingen bereid tot samenwerking in één adviesorgaan.<br />

Waar dit echter wel het geval is en waar de minderheden-adviesraad ook in staat is om zich<br />

inhoudelijk goed te verdiepen in de gezondheidssituatie <strong>van</strong> de allochtone bevolking lijkt een<br />

gemeente veel baat te kunnen hebben bij een dergelijke structurele gesprekspartner.<br />

Uit de inventarisatie onder GGD’en blijkt dat de meeste projecten, gericht op verbetering <strong>van</strong><br />

de gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen, nu worden geïnitieerd <strong>van</strong>uit de GGD. Meestal<br />

wordt dan voor de uitvoering contact gezocht <strong>met</strong> allochtone doelgroepen of zelforganisaties.<br />

Projecten die <strong>van</strong>uit de allochtone gemeenschap zelf worden geïnitieerd (zoals bijvoorbeeld<br />

Nieuwe Sporen, p.14) beschikken direct over een gesprekspartner die zich al bewust is <strong>van</strong><br />

het probleem en aan een oplossing daarvoor wil meewerken. GGD’en zouden zich meer<br />

kunnen profileren als de experts of consultants bij het zoeken naar oplossingen voor de<br />

gezondheidsproblemen zoals deze door de allochtone groepen zelf worden ervaren.<br />

Van veel projecten gebeurt de eigenlijke uitvoering door allochtonen, zoals VETC’ers,<br />

allochtone zorgconsulenten en vertrouwenspersonen. De coördinatie/projectleiding berust<br />

daarentegen vaak bij een autochtoon of autochtone organisatie (zie Mimoza (p.13) en<br />

STIOM, (bijlage 2; 4g)). Hiervoor wordt vaak bewust gekozen omdat autochtonen beter in<br />

staat zouden zijn contacten te onderhouden <strong>met</strong> gemeente en andere<br />

samenwerkingspartners en/of als een neutrale partij gezien wordt temidden <strong>van</strong> de<br />

verschillende allochtone groepen.<br />

Het betrekken <strong>van</strong> allochtonen bij de evaluatie <strong>van</strong> een project (als deze al plaatsvindt) lijkt<br />

nog weinig te gebeuren. Het is niet ondenkbaar dat allochtonen andere toetsingscriteria<br />

formuleren dan autochtonen bij het aangeven waarom een project al dan niet geslaagd is.<br />

3. Geen structurele financiering voor uitvoerdersbeleid<br />

Veel GGD’en noemen op de gestelde vragen de inzet <strong>van</strong> VETC’ers en allochtone<br />

zorgconsulenten als <strong>gezondheidsbeleid</strong> waar allochtonen direct bij betrokken zijn en wel in<br />

de uitvoering er<strong>van</strong>. Echter, in veel gemeenten wordt de coördinatie <strong>van</strong> de VETC’ers wel<br />

door de gemeente betaald, maar moet elke (zelf)organisatie die voorlichting aanvraagt, apart<br />

betalen voor de werkelijke voorlichting. VETC’ers hebben meestal geen vaste aanstelling<br />

maar werken op free-lance basis als oproepkracht. In dit geval faciliteert de gemeente deze<br />

vorm <strong>van</strong> voorlichting. Een probleem <strong>van</strong> deze vorm <strong>van</strong> werken is dat veel VETC’ers<br />

doorstromen naar reguliere banen in de gezondheidszorg of elders omdat zij als VETC’er<br />

geen vaste inkomsten hebben. Het inzetten <strong>van</strong> allochtone zorgconsulenten of<br />

‘intermediairen’ wordt <strong>met</strong> huisartsenachterstandsgelden gefinancierd, soms <strong>met</strong> steun <strong>van</strong><br />

de gemeente, of de verzekeraars financieren dergelijke functies. De gemeente is, in de vorm<br />

<strong>van</strong> de GGD, meestal slechts in een begeleidende rol op afstand bij betrokken.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

9


4. Lokale ondersteunings- en overlegstructuren <strong>van</strong> belang<br />

In een aantal steden of deelgemeenten is wel sprake <strong>van</strong> enige structurele aandacht voor de<br />

gezondheid <strong>van</strong> allochtonen, maar daar is dan vaak een aparte organisatie mee belast.<br />

Een voorbeeld <strong>van</strong> structureel beleid in de uitvoeringsfase is het Centrum Mimoza in het<br />

Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer, gericht op gezondheidsvoorlichting aan allochtone<br />

vrouwen. In Den Haag en Amsterdam wordt door de gemeente ook al een aantal jaren<br />

gewerkt <strong>met</strong> een onafhankelijke stichting die door de gemeente zelf (mede) gefinancierd<br />

wordt om de gezondheid <strong>van</strong> respectievelijk achterstandsgroepen in het algemeen (STIOM<br />

in Den Haag (4g)) en <strong>van</strong> oudere allochtonen (CABO in Amsterdam, (1i)) te ondersteunen.<br />

Alle drie de genoemde stichtingen hebben de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de allochtone doelgroep bij alle<br />

fases <strong>van</strong> de projecten die zij initiëren hoog in het vaandel staan. Het lijkt zo te zijn dat het<br />

overdragen <strong>van</strong> de beleidskeuzes en de uitvoering <strong>van</strong> beleid aan een dergelijke stichting tot<br />

meer succesvolle projecten leidt dan dat men het initiatief bij allochtonen of gemeente laat.<br />

Door verschillende informanten wordt het belang benadrukt <strong>van</strong> goed functionerend lokaal<br />

opbouwwerk of steunfunctionarissen, <strong>met</strong> name voor het blijvend betrekken <strong>van</strong> de<br />

beoogde doelgroepen en het bewaken <strong>van</strong> de voortgang en de vraaggerichtheid (bijlage 2;<br />

1b,5).<br />

Wanneer een aanpassing <strong>van</strong> het bestaande zorgbeleid gewenst is wordt dit proces<br />

bespoedigd door een goed functionerend overlegorgaan, waarin alle gezondheids- en<br />

welzijnsinstellingen <strong>met</strong> mandaat vertegenwoordigd zijn. Zelfs dan is een lange adem nodig<br />

om de bestaande hulpverlening in de gemeente anders (aangepast aan de vraag) te laten<br />

werken (zie bijlage 2; project D).<br />

5. Betrokkenheid lokale politiek essentieel<br />

Uit een aantal gemeentelijke activiteiten blijkt dat de betrokkenheid <strong>van</strong> de politiek of<br />

bestuurders bij het vragen <strong>van</strong> aandacht voor gezondheid, en zeker voor de specifieke<br />

gezondheidsproblemen <strong>van</strong> allochtonen, essentieel is. In Den Haag, waar veel projecten<br />

lopen gericht op de gezondheid <strong>van</strong> allochtonen, blijkt de wethouder zich persoonlijk in te<br />

zetten voor het welzijn <strong>van</strong> achterstandsgroepen (bijlage 2; 4e). Ook uit de vergelijking <strong>van</strong><br />

twee projecten, die specifiek gericht zijn op <strong>participatie</strong> bij de gezondheidsbevordering <strong>van</strong><br />

asielzoekers, lijkt de inzet <strong>van</strong> de gemeentelijke politiek een belangrijke succesfactor te zijn<br />

(zie bijlage 2; Asielzoekers). Als lokale bestuurders (bijv. <strong>van</strong> deelgemeenten) geen prioriteit<br />

geven aan gezondheid (zie voorbeeld <strong>van</strong> Rotterdam hierboven beschreven) dan is<br />

gezondheid in het algemeen geen onderwerp dat aandacht krijgt binnen het beleidsterrein<br />

armoede/achterstandsbestrijding.<br />

6. Gemeenten staan er niet alleen voor<br />

Gemeenten kunnen veel <strong>van</strong> elkaar en <strong>van</strong> anderen leren: ze hoeven niet steeds hetzelfde<br />

wiel uit te vinden, zeker daar de gezondheidsproblemen <strong>van</strong> bepaalde etnische groepen<br />

vaak overeenkomstig zijn. Er zijn inmiddels veel activiteiten, die oorspronkelijk wel in<br />

samenspraak <strong>met</strong>, en op basis <strong>van</strong> een vraag <strong>van</strong> de doelgroep zijn ontwikkeld en uitgetest.<br />

De grotere instellingen (NIGZ, NIZW, GGD Nederland, GGZ Nederland) trekken deze<br />

ontwikkeling vaak en verspreiden de kennis via hun netwerken en vakgroepen. Vervolgens<br />

worden op meerdere plaatsen in het land deze activiteiten uitgevoerd. Het betrekken <strong>van</strong> de<br />

gemeente in dit type project is, anders dan het financieren <strong>van</strong> de uitvoering, (door inzet <strong>van</strong><br />

GGD of welzijnsstichting) over het algemeen een uitzondering (bijlage 2; C en verder).<br />

GGD’en en gemeenten zijn daarnaast zeker niet de enige actoren in het beleidsproces<br />

gericht gezondheidsbevordering <strong>van</strong> allochtonen. Regionale patiënten- en<br />

consumentenplatforms almede provinciale steunorganisaties voeren ook<br />

gezondheidsprojecten uit <strong>met</strong> nadrukkelijke <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de doelgroep (zie voorbeelden A<br />

en B in bijlage 2). Wanneer deze organisaties er beter in slagen allochtonen bij hun beleid te<br />

betrekken, kan het voor een gemeente/GGD nuttig zijn samenwerking <strong>met</strong> hen te zoeken om<br />

zo de doelgroepen te bereiken.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

10


In het verleden was het voor gemeenten mogelijk om <strong>met</strong> de lokale ziektekostenverzekeraar<br />

samen te werken aan preventief <strong>gezondheidsbeleid</strong>. Ziektekostenverzekeraars waren<br />

geïnteresseerd in (en bereid financieel bij te dragen aan) innovatieve projecten, gericht op<br />

gezondheidsbevordering en daarmee op terugdringen <strong>van</strong> zorgconsumptie <strong>van</strong> specifieke<br />

groepen verzekerden. De gemeenten zijn de ziektekostenverzekeraars als lokale partners in<br />

het opstellen en bekostigen <strong>van</strong> lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong> kwijt nu de<br />

ziektekostenverzekeraars niet meer regionaal maar nationaal werken. Gemeenten zullen op<br />

zoek moeten naar andere partners, bijvoorbeeld de bovengenoemde landelijke instellingen.<br />

7. Interculturalisatieproces gemeente/GGD niet genoemd<br />

Opvallend is dat geen enkele GGD of gemeente spontaan het eigen personeelsbeleid (ofwel<br />

de interculturalisatie <strong>van</strong> de dienst) genoemd heeft als een manier om de betrokkenheid <strong>van</strong><br />

allochtonen bij de verschillende fases <strong>van</strong> het <strong>gezondheidsbeleid</strong> te vergroten. De inzet <strong>van</strong><br />

voorlichters eigen taal en cultuur werd wel door veel partijen genoemd, maar het gericht<br />

aantrekken <strong>van</strong> bijvoorbeeld allochtone artsen en verpleegkundigen werd ook in de grote<br />

steden niet genoemd. Met name in de 0-19 jarige jeugdgezondheidszorg, waar<strong>van</strong> het bereik<br />

onder de autochtone en allochtone bevolking heel hoog is, zou men een positief effect<br />

kunnen verwachten <strong>van</strong> meer personeel afkomstig uit de allochtone doelgroepen.<br />

Opgemerkt moet worden dat in deze inventarisatie niet expliciet is gevraagd naar het<br />

interculturalisatie- of personeelsbeleid <strong>van</strong> de eigen dienst.<br />

8. Community benadering in plaats <strong>van</strong> wijkgericht werken?<br />

De wijkgerichte aanpak als oplossing voor de sociaal-economische gezondheidsverschillen<br />

en als <strong>met</strong>hodiek waarbij <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> politiek en bevolking nadrukkelijk nagestreefd<br />

wordt, lijkt steeds minder in trek. In hoofdstuk 1 worden de leerpunten uit de wijkgerichte<br />

aanpak <strong>van</strong> de GGD Rotterdam besproken en ook in Arnhem hebben ze minder goede<br />

ervaringen <strong>met</strong> het wijkgericht-werken (bijlage 2; 22).<br />

In een aantal plaatsen wordt gekozen voor een community benadering <strong>van</strong> één etnische<br />

groep (in tegenstelling tot de wijkbenadering) (zie Rotterdam, hoofdstuk 1 en bijlage2; 4a,<br />

7c). Of deze benadering leidt tot betere resultaten is nog niet vastgesteld.<br />

9. Evidence-based noodzakelijk?<br />

Er lijkt een trend waarneembaar om meetbare beleidsdoelstellingen te formuleren en te<br />

kiezen voor evidence-based interventies. Door de huidige politieke situatie rondom<br />

welzijnsbeleid specifiek voor allochtonen (de geldkraan gaat dicht omdat meetbare resultaten<br />

uitblijven) dreigt het gevaar dat dit ook gaat gelden voor <strong>gezondheidsbeleid</strong>, specifiek voor<br />

allochtonen. De gezondheidstoestand <strong>van</strong> veel allochtonen is wel degelijk op een aantal<br />

indicatoren minder goed dan <strong>van</strong> autochtonen; de effecten <strong>van</strong> maatregelen en interventies<br />

op deze indicatoren zijn echter moeilijk of niet op korte termijn aan te tonen.<br />

Uit het relatief weinige onderzoek dat verricht is naar de gezondheidstoestand <strong>van</strong><br />

asielzoekers blijkt dat zij veelal een gezondheidsachterstand hebben en daarnaast kampen<br />

<strong>met</strong> specifieke gezondheidsproblemen.Uit deze inventarisatie is gebleken dat men maar op<br />

twee plaatsen in Nederland werkt aan het stimuleren <strong>van</strong> de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> asielzoekers bij<br />

het bevorderen <strong>van</strong> hun eigen gezondheid (Zweeloo en Almere). In Almere is dit<br />

<strong>participatie</strong>ve project ook opgenomen in het gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan en de<br />

steun <strong>van</strong> de gemeente voor dit project lijkt de uitvoering <strong>van</strong> verschillende interventies te<br />

vergemakkelijken. (bijlage 2; Asielzoekers). Ook voor dergelijke projecten zal het aantonen<br />

<strong>van</strong> een meetbaar gezondheidseffect op korte termijn moeilijk te realiseren zijn.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

11


Hoofdstuk 3: Beleidscyclus<br />

In dit hoofdstuk worden voorbeelden <strong>van</strong> <strong>participatie</strong> door allochtonen gegeven in de<br />

verschillende fases <strong>van</strong> het beleidsproces. Het opstellen <strong>van</strong> beleid is een cyclisch proces<br />

waarin de prioriteiten worden aangegeven door de beleidsmakers op basis <strong>van</strong> de hen<br />

beschikbare informatie. Vervolgens wordt dit beleid vertaald naar werkelijk te nemen<br />

maatregelen en interventies, ofwel er wordt een keuze gemaakt uit mogelijk maatregelen en<br />

interventies waarmee de beleidsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Deze<br />

maatregelen en interventies dienen vervolgens uitgevoerd ofwel geïmplementeerd te<br />

worden, waarna het effect <strong>van</strong> de maatregelen beoordeeld wordt op het behalen <strong>van</strong> de<br />

beleidsdoelstellingen. Als beleidsdoelstellingen gehaald zijn kunnen nieuwe<br />

beleidsprioriteiten geformuleerd worden, zo niet, dan zal gekeken moeten worden of er <strong>van</strong><br />

andere maatregelen of interventies meer effect op de beleidsprioriteiten te verwachten is.<br />

3.1. Fase beleidsvoorbereiding/verzameling <strong>van</strong> gegevens<br />

Om als gemeentelijke overheid beleidsprioriteiten te kunnen stellen zijn gegevens<br />

noodzakelijk over de gezondheidstoestand <strong>van</strong> de bevolking. Gemeenten hebben in het<br />

kader <strong>van</strong> de WCPV hierin ook een taak, die veelal uitgevoerd wordt door de GGD.<br />

Gegevens over de gezondheid worden verkregen uit landelijke en regionale<br />

registratiesystemen (bijv. sterfte en ziekenhuisopnamecijfers) en uit gezondheidsenquêtes.<br />

Registraties<br />

Het feit dat er in de meeste <strong>van</strong> deze registratiesystemen geen gegevens verzameld worden<br />

over de etniciteit betekent dat er eigenlijk in Nederland nog weinig bekend is over de<br />

gezondheidsverschillen tussen autochtonen en allochtonen. Zorginstellingen zijn vaak zeer<br />

huiverig om de etniciteit te registreren in geautomatiseerde systemen. Het zoeken naar<br />

etnische gezondheidsverschillen op basis <strong>van</strong> deze registraties vergt dan ook vaak een<br />

moeilijke koppeling <strong>van</strong> verschillende bevolkings- en registratiebestanden en/of een<br />

intensief, handmatig onderzoek <strong>van</strong> medische dossiers. Er wordt door verschillende partijen<br />

(RVZ, Commissie cultuur en gezondheid etc.) al lang aangedrongen op het opnemen <strong>van</strong><br />

etniciteit in allerlei registraties die voor het <strong>met</strong>en <strong>van</strong> de volksgezondheid <strong>van</strong> belang zijn,<br />

tot nu toe echter zonder resultaat. Dit probleem kan echter niet door het gemeentelijk beleid<br />

opgelost worden. Uit het onderzoek naar baarmoederhalskanker in Noord Holland (Visser,<br />

z.j.) blijkt weer eens het belang <strong>van</strong> een goede registratie <strong>van</strong> etniciteit om risicogroepen te<br />

kunnen detecteren.<br />

Vragenlijstonderzoek<br />

Het is een bekend gegeven dat in elk grootschalig onderzoek naar gezondheidsproblemen in<br />

Nederland, allochtonen (en in het bijzonder allochtonen die geen of slecht Nederlands<br />

spreken), worden buitengesloten (Richters, 2002).<br />

Bij het uitvoeren <strong>van</strong> gezondheidsenquêtes blijkt het benaderen <strong>van</strong> de allochtone<br />

bevolkingsgroepen veel extra geld en inspanning te vragen omdat er veelal gewerkt moet<br />

worden <strong>met</strong> vertaalde vragenlijsten en/of allochtone enquêteurs. (In het grote<br />

cohortonderzoek in Rotterdam (10.000 kinderen) bleek een grote non-respons onder de<br />

allochtonen te bestaan maar er waren geen middelen beschikbaar om deze respons te<br />

verhogen). Naast het taalprobleem speelt de onzekerheid over een éénduidige interpretatie<br />

<strong>van</strong> sommige veel gebruikte vragenlijsten ook een rol: het is mogelijk dat cultuur en religie<br />

<strong>met</strong> name antwoorden op vragen over de ervaren gezondheid sterk beïnvloeden waardoor<br />

een reële vergelijking <strong>met</strong> antwoorden <strong>van</strong> autochtonen bemoeilijkt wordt. Door het<br />

betrekken <strong>van</strong> allochtonen en zorgverleners bij het opstellen <strong>van</strong> de gezondheidsenquêtes is<br />

het mogelijk om signalen over gezondheidsproblemen bij allochtonen te vertalen naar<br />

gerichte vragen over deze problemen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

12


Participatie in deze fase <strong>van</strong> het beleidsproces geeft dan inzicht in de om<strong>van</strong>g <strong>van</strong> de door<br />

allochtonen en zorgverleners gesignaleerde problematiek, geeft meer helderheid over de<br />

kenmerken <strong>van</strong> de groepen waarvoor deze problemen spelen en kan, indien de vraagstelling<br />

daar op gericht is, ook aanknopingspunten opleveren voor mogelijke<br />

(beleidsmatige)oplossingen.<br />

Gezondheids<strong>met</strong>ing Flevoland<br />

De GGD Flevoland gaat de gezondheid <strong>van</strong> Antillianen, Turken en Marokkanen <strong>van</strong> 24 jaar<br />

en ouder onderzoeken.<br />

Doel: Verkrijgen <strong>van</strong> een algemeen beeld <strong>van</strong> de gezondheid <strong>van</strong> allochtonen om in de<br />

toekomst beter te kunnen inspelen op eventuele problemen. Nagaan of de toegankelijkheid<br />

<strong>van</strong> gezondheidszorg- en welzijnsinstellingen voor allochtonen voldoende is.<br />

De aanleiding voor het onderzoek ligt in het feit dat er weinig bekend is over de gezondheid<br />

<strong>van</strong> allochtonen. Er worden wel algemene gezondheidsenquêtes gehouden maar de respons<br />

daarop <strong>van</strong> de allochtone groepen is gering.<br />

De GGD voert het onderzoek uit samen <strong>met</strong> de provinciale ondersteuningsorganisatie Axion<br />

(waarbij een groot aantal allochtone zelforganisaties zijn aangesloten) in opdracht <strong>van</strong> de<br />

provincie Flevoland. In totaal worden 750 mensen onderzocht, wonend in Almere, Lelystad<br />

en de Noordoostpolder. Zij worden ondervraagd door een professioneel interviewer uit de<br />

eigen groep over gezondheid en welzijn, voeding en andere vormen <strong>van</strong> gedrag.Uitgebreid<br />

wordt gevraagd naar de psychosociale gezondheid en eventuele eenzaamheidsgevoelens.<br />

Wat betreft de zorg en welzijnsvoorzieningen wordt gevraagd naar de bekendheid ermee,<br />

naar het gebruik er<strong>van</strong> en de tevredenheid erover. Tevens wordt nagegaan of de<br />

verschillende voorzieningen voldoende toegankelijk zijn voor allochtonen.<br />

Context: Het percentage allochtone inwoners varieert per gemeente in de regio Flevoland: in<br />

Lelystad is het ca 20% en in Almere 20-25% maar daar wordt de komende jaren een sterke<br />

toename verwacht tot 35%. De aandacht voor specifieke problemen <strong>van</strong> allochtonen varieert<br />

ook per gemeente en wordt niet alleen door het percentage allochtone inwoners bepaald<br />

maar ook door de politieke kleur <strong>van</strong> het gemeentebestuur. In Almere is de groep Kleurrijk<br />

Almere erg actief. In het Lokaal Gezondheidsbeleidsplan <strong>van</strong> de gemeente Almere worden<br />

allochtonen verschillende keren genoemd als aandachtsgroep. In Almere is ook de<br />

Zorggroep tot stand gekomen: een samenwerkingsverband waarin alle<br />

eerstelijnsvoorzieningen en het lokaal ziekenhuis vertegenwoordigd zijn. De Zorggroep is nu<br />

gestart <strong>met</strong> een interculturalisatieproject en gaat daarnaast samen <strong>met</strong> de GGD de<br />

gezondheidstoestand <strong>van</strong> voormalig vluchtelingen in kaart brengen.<br />

De <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen lijkt hier goed geregeld: het onderzoek is een initiatief <strong>van</strong> de<br />

GGD en de steunorganisatie Axion samen. De vragenlijst is breed voorgelegd en<br />

doorgesproken <strong>met</strong> mensen uit de doelgroepen. Ook de resultaten, die in het najaar <strong>van</strong><br />

2003 verwacht worden, zullen samen <strong>met</strong> Axion worden besproken en op grond daar<strong>van</strong><br />

zullen eventuele maatregelen genomen worden.<br />

Het blijkt niet altijd makkelijk de diverse allochtone groepen op een lijn te krijgen; waar de<br />

ene groep het mee eens is, is een andere het niet eens. Dat kan leiden tot de gedachte dat<br />

het niet zinvol is over “de allochtone gemeenschap” te spreken, want deze is zeer divers<br />

samengesteld en deze diversiteit neemt alleen nog maar toe.<br />

3.2 Fase: beleidsprioriteiten stellen<br />

Het vaststellen <strong>van</strong> de gemeentelijke prioriteiten voor een bepaald beleidsterrein is een<br />

proces waarbij ambtenaren, bestuurders en politici trachten <strong>met</strong> het beleid oplossingen te<br />

bieden voor de noden en behoeften <strong>van</strong> de bewoners <strong>van</strong> die gemeenten.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

13


Inspraak en advies <strong>van</strong> burgers is hierbij gebruikelijk, soms verplicht maar wordt op veel<br />

plaatsten ook ervaren als een vertragende en vertroebelende factor bij het stellen <strong>van</strong><br />

beleidsprioriteiten. Uit deze inventarisatie is in één gemeente gebleken dat er in deze fase<br />

<strong>van</strong> het beleidsproces sprake is geweest <strong>van</strong> een helder onderbouwd advies <strong>van</strong> een<br />

georganiseerd allochtonen adviesorgaan bij de vaststelling <strong>van</strong> het gemeentelijk<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong>splan. Uit de inventarisatie is niet duidelijk geworden in hoeverre het<br />

inwinnen <strong>van</strong> advies <strong>van</strong> minderheden raden of platforms nog gebruikelijk is bij het<br />

vaststellen <strong>van</strong> gemeentelijk beleid. De indruk bestaat dat veel <strong>van</strong> deze adviesorganen<br />

opgeheven zijn ofwel zodanig versnipperd zijn naar de verschillende landen <strong>van</strong> herkomst<br />

dat er geen sprake meer is <strong>van</strong> bruikbare adviezen.<br />

De adviezen <strong>van</strong> de Minderhedenraad in Groningen voor zowel het <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan<br />

als het daaraan gekoppelde uitvoeringsprogramma, alhoewel niet allemaal opgevolgd, geven<br />

aan dat een minderhedenadviesorgaan, dat goed op de hoogte is <strong>van</strong> de<br />

gezondheidsproblemen <strong>van</strong> allochtonen en dat in staat is om <strong>van</strong>uit de verschillende<br />

allochtone gemeenschappen <strong>met</strong> één gezamenlijk gedragen advies te komen, toch een<br />

behoorlijke invloed kan hebben op deze fase <strong>van</strong> het beleidsproces.<br />

De gemeente Groningen heeft een lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan “Gezonder Zorgen”<br />

gemaakt <strong>met</strong> duidelijke en voor zover mogelijk ook meetbare doelstellingen. Bij het opstellen<br />

<strong>van</strong> dit beleidsplan hebben zowel lokale deskundigen op het gebied <strong>van</strong> zorg en welzijn als<br />

de verschillende raadscommissies gekozen welke onderwerpen die de komende jaren<br />

prioriteit krijgen en welke onderwerpen (de komende jaren) niet. De Minderhedenraad in<br />

Groningen is nadrukkelijk betrokken bij het proces <strong>van</strong> prioriteitstelling en vormgeven aan het<br />

bijbehorende uitvoeringsprogramma. In zoverre is duidelijk sprake <strong>van</strong> een hoog niveau <strong>van</strong><br />

<strong>participatie</strong> in de eerste twee fasen <strong>van</strong> de beleidscyclus. De Minderhedenraad stelt in haar<br />

advies over het uitvoeringsplan:<br />

“Tot slot is de Minderhedenraad, <strong>met</strong> het oog op de uitvoering in de toekomst, <strong>van</strong> mening<br />

dat op een drietal aspecten <strong>van</strong> het uitvoeringsprogramma aanvullingen dan wel<br />

aanpassingen wenselijk zijn:<br />

- de visie die de basis vormt voor het uitvoeringsprogramma dient uitgebreid te worden<br />

<strong>met</strong> een expliciete visie op interculturalisatie, waarbij de begrippen <strong>participatie</strong>, managing<br />

diversity en gezamenlijke verantwoordelijkheid de kernbegrippen vormen;<br />

- managing diversity dient het leidend principe te zijn bij de uitwerking en uitvoering <strong>van</strong> de<br />

fenomenen, wat betekent dat zowel bij het definiëren, het onderzoeken en het oplossen<br />

<strong>van</strong> problemen, maar ook bij de kwaliteitsverbetering <strong>van</strong> de zorg, uitgegaan wordt <strong>van</strong><br />

een gezamenlijke verantwoordelijkheid <strong>van</strong> (allochtone) zorgvrager én (autochtone)<br />

zorgverlener;<br />

- op basis <strong>van</strong> bovenstaande visie dient op korte termijn een samenhangend proces <strong>van</strong><br />

cultuurverandering in gang gezet te worden, waarbij aanpassingen binnen het<br />

personeelsbeleid meegenomen dienen te worden.”<br />

De Minderhedenraad acht het <strong>van</strong> belang dat (allochtone) organisaties die specifieke<br />

deskundigheid opgebouwd hebben op het terrein <strong>van</strong> migranten en lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong>,<br />

een prominente rol krijgen in de verdere uitwerking <strong>van</strong> het uitvoeringsprogramma.<br />

(uit: vervolgadvies “Gezonder zorgen” feb 2002). In het definitieve uitvoeringsprogramma is<br />

de bovengenoemde ‘expliciete visie op interculturalisatie’ niet opgenomen. Wel is een aantal<br />

<strong>van</strong> de door de Minderhedenraad gewenste activiteiten opgenomen. Een medewerker <strong>van</strong><br />

HVD/GGD Groningen liet weten dat allochtonenorganisaties betrokken zullen worden bij de<br />

verdere uitwerking <strong>van</strong> het uitvoeringsprogramma.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

14


Uit dit voorbeeld blijkt het belang <strong>van</strong> een actief en deskundig migranten/allochtonen<br />

adviesorgaan. Tijdens onze inventarisatie is gebleken dat een dergelijk gemeentelijk<br />

adviesorgaan lang niet altijd (meer) aanwezig is, of niet betrokken wordt bij het gemeentelijk<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong>.<br />

3.3 Fase: uitvoering/ implementatie <strong>van</strong> beleid<br />

Uit de inventarisatie blijkt dat veel GGD’ en aangeven dat het werken <strong>met</strong> VETC’ers,<br />

zorgconsulenten en ander allochtone intermediairen gezien wordt als een vorm <strong>van</strong><br />

<strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de allochtone doelgroep. Het werk wordt weliswaar uitgevoerd door<br />

allochtonen maar de onderwerpkeuze en de wijze <strong>van</strong> voorlichting/werken wordt niet door de<br />

doelgroep zelf bepaald. Ook omdat de opleidingen voor deze functies veelal landelijk<br />

ingevuld worden lijkt de inhoud <strong>van</strong> het werk bepaald te worden door de autochtone<br />

zorgverleners, die daarmee proberen gewenste gedragsveranderingen bij allochtonen te<br />

bewerkstelligen en een betere communicatie <strong>van</strong> de allochtone patiënten <strong>met</strong> de reguliere<br />

zorg tot stand te brengen. De allochtone bevolkingsgroepen waarvoor VETC’ers en<br />

consulenten worden ingezet hebben geen andere <strong>participatie</strong> dan het consumeren <strong>van</strong> de<br />

aangeboden voorlichting. Wel wordt doorgaans, na een voorlichtingsbijeenkomst,<br />

geïnventariseerd over welke onderwerpen men in een vervolgsessie voorgelicht zou willen<br />

worden. Op basis hier<strong>van</strong> kunnen nieuwe voorlichtingen ontwikkeld worden die nog niet tot<br />

het basisaanbod behoren.<br />

Een allochtone zorgconsulent is figuurlijke gezien een brug, een vraagbaak en een luisterend<br />

oor. Zij helpt bij de communicatie tussen arts en patiënt en geeft patiëntenvoorlichting, zowel<br />

individueel als aan groepen. Ook begeleidt zij bij chronische of langdurige aandoeningen en<br />

ondersteunt zij verwijzingen naar bijvoorbeeld Maatschappelijke werk of de Riagg. De arts<br />

kan voor alle onderwerpen op het terrein <strong>van</strong> gezondheid en opvoeding naar de consulent<br />

verwijzen. Klachtverheldering is een belangrijke reden voor verwijzing.<br />

Zorgconsulenten hebben na hun basisopleiding tot gezondheidsvoorlichting (<strong>van</strong>uit het<br />

NIGZ) een 2-jarige deeltijdopleiding op MBO-niveau gevolgd. Maandelijks organiseert de<br />

GGD Rotterdam bijscholingsochtenden over medische en psychosociale onderwerpen zodat<br />

de kennis actueel blijft. (Bron: De Hoop, 2002)<br />

Na het “uittesten” <strong>van</strong> allochtone zorgconsulenten in Rotterdam zijn er inmiddels in het hele<br />

land dergelijke ontwikkelingen gaande. In voorjaar 2002 draaiden er in 16 steden en regio’s<br />

projecten <strong>met</strong> inzet <strong>van</strong> (bijna 40) allochtone zorgconsulenten, waar<strong>van</strong> de helft langer dan 4<br />

jaar geleden is gestart.<br />

Als voorbeeld <strong>van</strong> een inmiddels structureel te noemen beleidsmaatregel kan het centrum<br />

Mimoza genoemd worden in het Amsterdamse stadsdeel Bos en Lommer waar de<br />

<strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtone vrouwen qua niveau volgens Arnstein in te delen is als<br />

zelfbestuur.<br />

Centrum Mimoza<br />

Centrum Mimoza is in 1985 geopend door de Stichting Gezondheidszorgproject<br />

Buitenlandse Vrouwen als gevolg <strong>van</strong> de door huisartsen geconstateerde kloof in<br />

communicatie en begrip tussen de reguliere gezondheidszorg en allochtone vrouwen in het<br />

stadsdeel. Het centrum geeft enerzijds groepsvoorlichting en cursussen in eigen taal (Turks<br />

en Berber/Arabisch) over gezondheid en gezondheidszorg en anderzijds adviseert het<br />

andere instellingen en individuele hulp/zorg verleners in en buiten Amsterdam op basis <strong>van</strong><br />

de jarenlange ervaring <strong>met</strong> deze doelgroep. Tevens is Mimoza bereikbaar voor individuele<br />

allochtone vrouwen <strong>met</strong> vragen of communicatieproblemen op het gebied <strong>van</strong> zorg en<br />

welzijn. Het centrum is laagdrempelig, stelt het voorlichtingsprogramma op aan de hand <strong>van</strong><br />

de vragen <strong>van</strong> allochtone vrouwen en werkt samen <strong>met</strong> andere organisaties bij de uitvoering<br />

<strong>van</strong> het voorlichtings- en cursusprogramma.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

15


Structurele financiering voor gebouw en personeel is afkomstig <strong>van</strong> het stadsdeel. Voor<br />

speciale projecten dient het Centrum zelf financiering te vinden. Medewerkers en<br />

bestuursleden zijn <strong>van</strong> allochtone afkomst, behalve de projectleider die Nederlandse is.<br />

De projectleider vertelde dat zij als autochtone voor deze functie is gevraagd: het<br />

stichtingsbestuur wilde een Nederlandse projectleidster omdat zij dan neutraal zou zijn<br />

tussen de verschillende culturele en religieuze groepen vrouwen in het stadsdeel. Een<br />

bijkomend voordeel zou zijn dat zij dan betere communicatie en samenwerking <strong>met</strong> de<br />

reguliere hulpverlening tot stand zou kunnen brengen.<br />

De projectleidster gaf ook aan dat de stadsdeelbestuurder verwacht dat Centrum Mimoza<br />

nog lang gefinancierd zal (moeten) worden <strong>van</strong>wege de grote stroom, laag opgeleide en<br />

slecht Nederlands sprekende huwelijkspartners die jaarlijks naar Nederland komen,<br />

waardoor de gezondheidsachterstand <strong>van</strong> deze groep niet bijtrekt.<br />

Of Mimoza effectief is in termen <strong>van</strong> gezondheidswinst is niet direct vast te stellen. Uit de<br />

Gezondheidspeilingen <strong>van</strong> de GG&GD blijkt dat allochtone vrouwen in Bos & Lommer<br />

inderdaad een gezondheidsachterstand hebben. Wel is het bereik <strong>van</strong> allochtone vrouwen in<br />

het stadsdeel aanzienlijk te noemen. Mimosa heeft in 2001, 2530 contactmomenten <strong>met</strong><br />

Turkse en Marokkaanse vrouwen gehad.<br />

Door het feit dat Mimoza al zo lang bestaat zijn de samenwerkingsrelaties <strong>met</strong> allerlei andere<br />

organisaties in de stad en daarbuiten goed ontwikkeld. Dit komt zowel de allochtone vrouwen<br />

in Bos en Lommer ten goede als de andere organisaties die leren <strong>van</strong> de werkwijze <strong>van</strong><br />

Mimoza. Dit is het enige centrum in Amsterdam dat (op een deze vraaggerichte manier)<br />

werkt aan gezondheidsbevordering <strong>van</strong> allochtone vrouwen. Blijkbaar zijn de bestuurders en<br />

de deelraad er <strong>van</strong> overtuigd dat deze aanvulling op het stedelijke aanbod op dit gebied<br />

nodig is.<br />

De aanhoudende vraag <strong>van</strong> allochtone vrouwen naar voorlichting en cursussen op het<br />

gebied <strong>van</strong> gezondheid is ook een reden om het centrum Mimoza voort te zetten.<br />

Daarentegen is de aanhoudende vraag naar voorlichting over vrouwengezondheidsonderwerpen<br />

op andere plaatsen juist een reden om hier, na zoveel jaren, mee te stoppen.<br />

De betreffende GVO functionaris meent dat deze voorlichtingsbijeenkomsten vooral een<br />

sociale en gezelligheiddoelstelling hebben gekregen in plaats <strong>van</strong> een informatieve (22b).<br />

3.4 Fase: evaluatie<br />

Uit de inventarisatie blijkt dat er maar heel weinig projecten of andere beleidsmaatregelen,<br />

waar allochtonen direct bij betrokken zijn, worden geëvalueerd. Procesevaluaties, in termen<br />

<strong>van</strong> aantal deelnemers cq bijeenkomsten en tevredenheid <strong>van</strong> deelnemers, gebeuren wel<br />

regelmatig, maar effect<strong>met</strong>ingen in termen <strong>van</strong> gezondheidswinst of geconstateerde<br />

(blijvende) gedragsverandering) zijn uitermate zeldzaam. Allerlei meet- en<br />

onderzoekstechnische problemen spelen hierbij natuurlijk ook een rol (zie ook Rotterdam,<br />

Hoofdstuk 1). De roep om nieuwe <strong>met</strong>hoden, technieken en uitkomstmaten voor<br />

effectevaluatieonderzoek klinkt steeds luider. Als voorbeeld <strong>van</strong> een project dat nu<br />

geëvalueerd wordt kan Nieuwe Sporen genoemd worden:<br />

Nieuwe Sporen<br />

Nieuwe Sporen is een project dat de geestelijke gezondheidszorg aan allochtonen wil<br />

verbeteren <strong>met</strong> hulp <strong>van</strong> een groep zorgvuldig geselecteerde vertrouwenspersonen uit de<br />

allochtone gemeenschappen in Den Haag. Vertrouwenspersonen zijn sleutelfiguren in de<br />

eigen gemeenschap: vrijwilligers, maar ook imams of pandits.<br />

Deze personen fungeren als deskundige (voor cultuuraspecten <strong>van</strong> de zorg), als intermediair<br />

(tussen reguliere zorg en allochtone cliënt en zijn/haar gemeenschap) en als informele<br />

hulpverlener (in de eigen gemeenschap). De inzet <strong>van</strong> deze vertrouwenspersonen is<br />

enerzijds gericht op het ontwikkelen <strong>van</strong> meer adequate vormen <strong>van</strong> persoonsgerichte zorg<br />

(signalering; begeleiding en behandeling).<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

16


Anderzijds worden deze vertrouwenspersonen ook ingezet bij maatschappelijke initiatieven,<br />

gericht op het verbeteren <strong>van</strong> de kwaliteit <strong>van</strong> het dagelijks leven <strong>van</strong> allochtonen (preventie<br />

en gezondheidsbevordering). In alle gevallen is hun inzet gericht op het versterken <strong>van</strong> het<br />

zelfoplossend vermogen <strong>van</strong> allochtonen voor het eigen welzijn en gezondheid.<br />

Doel <strong>van</strong> het project is het ontwikkelen en evalueren <strong>van</strong> een optimale inzet <strong>van</strong> allochtone<br />

vertrouwenspersonen bij de (ook preventieve) zorg voor geestelijke gezondheid <strong>van</strong><br />

allochtonen. Er wordt gekeken naar:<br />

-voor welke problemen vertrouwenspersonen kunnen ingezet worden;<br />

-welke verantwoordelijkheden en kwaliteitseisen horen daar bij;<br />

-wat zijn effectieve <strong>met</strong>hoden en werkwijzen;<br />

-welke samenwerkingsverbanden (<strong>met</strong> de reguliere zorg) zijn noodzakelijk;<br />

-onder welke voorwaarden kan een structurele inzet <strong>van</strong> vertrouwenspersonen in de<br />

toekomst plaatsvinden.<br />

Methode<br />

Het project kent in de uitvoering twee belangrijke aandachtsgebieden:<br />

A. De inzet <strong>van</strong> al1ochtonen vertrouwenspersonen en alles wat daar bij komt kijken (werving,<br />

selectie, begeleiding, scholing, deskundigheidsbevordering etc).<br />

B. De vernieuwing <strong>van</strong> de reguliere geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijke<br />

dienstverlening door de inzet <strong>van</strong> die vertrouwenspersonen (nieuwe werkwijzen <strong>met</strong><br />

betrekking tot diagnostiek, behandeling en preventie en nieuwe samenwerkingsverbanden).<br />

Voor beide aandachtsgebieden is een aparte projectleider aangesteld. Zij werken nauw <strong>met</strong><br />

elkaar samen.<br />

Looptijd: 2002-2004<br />

Betrokkenen: STIOM, Gemeente Den Haag, vertegenwoordigers <strong>van</strong> allochtone<br />

gemeenschappen en gezondheids- en welzijnsinstellingen.<br />

Evaluatie: Vanaf 2002 wordt het project geëvalueerd. Een voor-na<strong>met</strong>ing of een vergelijking<br />

<strong>met</strong> een situatie zonder vertrouwenspersonen bleek niet mogelijk. Gekozen is voor een<br />

praktijkgerichte evaluatie. Het project is geïnitieerd <strong>van</strong>uit de geconstateerde onvrede bij<br />

migranten en hulpverleners over de verleende zorg bij psychosociale problematiek. Door de<br />

ontwikkelingen <strong>van</strong> de tevredenheid en daarmee ook <strong>van</strong> de wederzijdse verwachtingen te<br />

volgen bij de hulpverleners en cliënten, zowel op het niveau <strong>van</strong> individuele cliënten als op<br />

het niveau <strong>van</strong> instellingen en zelforganisaties, kan de betekenis <strong>van</strong> de inzet <strong>van</strong><br />

vertrouwenspersonen beschreven worden. Gedurende het evaluatieproces worden steeds<br />

verwachtingen en tevredenheid (en daarmee ook knelpunten en gesignaleerde problemen)<br />

<strong>van</strong> de verschillende actoren in beeld gebracht waardoor gemotiveerde en onderbouwde<br />

bijstelling, of aanpassing, <strong>van</strong> werkwijzen binnen het project mogelijk zijn.<br />

Sleutelfiguren uit de migrantengemeenschappen hebben mede het initiatief genomen tot het<br />

starten <strong>met</strong> Nieuwe Sporen. De uitvoerenden, de vertrouwenspersonen, zijn allen afkomstig<br />

uit allochtone gemeenschappen en een delegatie <strong>van</strong> hen, georganiseerd in de Rabitah,<br />

bepaalt grotendeels de koers <strong>van</strong> het project. Het evaluatieonderzoek wordt ontworpen en<br />

uitgevoerd door autochtone onderzoekers; dit heeft als voordeel dat de onderzoekers ten<br />

opzichte <strong>van</strong> de verschillende culturele en religieuze groepen in het project, neutraal zijn<br />

maar betekent ook dat de allochtone deelnemers geen invloed uitoefenen op de<br />

evaluatiestudie.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

17


Literatuur:<br />

Alméér Gezond: Nota lokaal gezondheids(zorg)beleid Almere, December 2001<br />

Berkouwer, L., M.A. Koelen. Gezondheid en Participatie in een asielzoekerscentrum –Een<br />

inventarisatie <strong>van</strong> behoeften, problemen en wensen op het gebied <strong>van</strong> gezondheid binnen<br />

het project Gezond AZC-Leerstoelgroep communicatie en innovatieve studies, Wageningen<br />

Universiteit, november 2002<br />

Dijkshoorn, H. Ongezonde leefgewoonten <strong>van</strong> Turkse, Marokkaanse en Nederlandse<br />

Amsterdammers. Tijdschr Gezondheidswet 2002; 80:26<br />

Haes, de W.F.M. en A.J.J. Voorham, Worstelen <strong>met</strong> wijkgericht werken, Tijdschrift voor<br />

Gezondheidswetenschappen 2002;80:415-416<br />

Haes, de W.F.M., A.J.J. Voorham, J.P. Mackenbach, Wijkgericht werken aan<br />

gezondheidsbevordering in vier achterstandswijken in Rotterdam,.Opzet, uitgangspunten en<br />

beschrijving <strong>van</strong> het proces, Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2002;80:425-430<br />

Hoop, T. de. Allochtone zorgconsulent in de huisartspraktijk: dat praat makkelijk!<br />

Factsheet. GGD Rotterdam en omstreken, maart 2002.<br />

Jansen, J. Tijd voor gezond gedrag. Tijdschr Gezondheidwet 2002;80:28.<br />

Oers, J.A.M. <strong>van</strong> (eindred). ‘Gezondheid op koers? Volksgezondheid Toekomst Verkenning<br />

2002’. Bohn Stafleu Van Loghum, 2002.<br />

Projectplan Preventie Project Asielzoekers Almere<br />

Richters, J.M. ‘Ja, maar hoe bereik je hen’. Gezondheidsonderzoek onder<br />

migrantenvrouwen.<br />

Tijdschr Gezondheidswet 2002;80: 214-216.<br />

Ten Dam, J, 1997: Gezonde Stadsgezichten, een studie naar gezondheidsverschillen en<br />

stedelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>, Amsterdam 1997.<br />

Uitvoeringsprogramma: “Gezonder Zorgen”, Gemeente Groningen, april 2002. Plus<br />

adviesnota’s <strong>van</strong> Minderhedenraad 5 december 2001 tm 25 februari 2002.<br />

Visser O, Busquet EH, Öry FG, Van Leeuwen FH, Aaronson N: Incidentie <strong>van</strong><br />

Baarmoederhalskanker naar geboorteland in Noord-Holland in 1988-1998. Aanvaard voor<br />

publicatie Ned Tijdschr Geneeskunde.<br />

VNG 2001: ’Bouwen aan gezond beleid, zo maakt u een gemeentelijke nota<br />

<strong>gezondheidsbeleid</strong>’, Den haag 2001<br />

Voorham A.J.J.,W.F.M. de Haes, J.P. Mackenbach, Wijkgericht werken aan<br />

gezondheidsbevordering in vier achterstandswijken in Rotterdam. Leerpunten uit de praktijk,<br />

Tijdschr Gezondheidswet 2002;80:431-435<br />

Voorham, A.J.J., P.J.M. Uitewaal, M. Bruijnzeels. Het effect <strong>van</strong> voorlichting in de eigen taal<br />

aan Turkse diabetespatiënten. Tijdschr Gezondheidwet 2002;80:514-520.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

18


Bijlage 1: Gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen<br />

Inleiding<br />

Voor informatie over de gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone groepen in Nederland zijn we<br />

afhankelijk <strong>van</strong> de beschikbare gegevens. Nederland kent vele registraties, enquêtes en<br />

andere, meestal eenmalige, onderzoeken die gegevens over de volksgezondheid opleveren<br />

maar allochtone groepen vertonen daarbij of een lage respons of ze zijn<br />

ondervertegenwoordigd in de steekproef. Volgens Richters (2002) is het een bekend<br />

gegeven dat in zo goed als elk grootschalig onderzoek naar gezondheidsproblemen in<br />

Nederland, allochtonen, en in het bijzonder allochtonen die geen of slecht Nederlands<br />

spreken, worden buitengesloten. Het betrekken <strong>van</strong> deze groep bij onderzoek is een<br />

moeilijke, tijdrovende en daarom ook financieel relatief kostbare affaire. Niet alleen doordat<br />

men de beschikking moet hebben over goed opgeleide onderzoeksassistenten die de taal<br />

<strong>van</strong> de doelgroep spreken, maar ook omdat het vaak veel tijd kost het vertouwen te winnen<br />

en de medewerking te verkrijgen <strong>van</strong> een representatieve groep uit de allochtone<br />

doelpopulatie.<br />

Op een aantal terreinen <strong>van</strong> de volksgezondheid is weinig tot niets bekend over de<br />

allochtone groepen, zoals over de psychische gezondheid. Ook over de<br />

gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtone ouderen is weinig bekend. En wat er al bekend is<br />

betreft vaak de grote groepen allochtonen in Nederland zoals de Surinamers, de Turken en<br />

de Marokkanen. Differentiatie binnen een dergelijke groep, bijvoorbeeld naar Creolen en<br />

Hindoestanen binnen de groep Surinamers, is vaak niet mogelijk. Over de andere etnische<br />

groepen, waaronder de vluchtelingen, is nauwelijks informatie beschikbaar.<br />

Sterfte en levensverwachting<br />

In Nederland leven mannen uit de lagere sociaal-economische groepen gemiddeld vijf jaar<br />

korter dan mannen uit de hoogste SES groepen. Vanwege de minder gunstige sociaaleconomische<br />

status <strong>van</strong> de meeste allochtonen wordt hen vaak ook een lagere<br />

levensverwachting toegedacht. Dit klopt echter niet voor de hele groep: er blijkt een<br />

verhoogde sterfte te bestaan onder de (heel) jonge allochtonen en een lager sterftecijfer<br />

onder de oudere allochtonen vergeleken <strong>met</strong> de autochtone Nederlanders. Dit laatste kan<br />

wellicht verklaard worden doordat de allochtonen die naar Nederland zijn gekomen om te<br />

werken een positieve selectie qua gezondheid vormden en/of door selectieve remigratie.<br />

Migrantenkinderen in Nederland hebben een anderhalf tot twee maal grotere kans op<br />

overlijden dan Nederlandse kinderen. De verschillen waren aan<strong>van</strong>kelijk nog groter (drie<br />

maal groter sterfterisico) maar het is zorgwekkend dat het risico de laatste tien jaren<br />

nauwelijks verder afgenomen is. Jaarlijks overlijden ruim 100 allochtone baby's méér voor of<br />

rondom hun geboorte dan op grond <strong>van</strong> de gemiddelde sterftekans in Nederland kan worden<br />

verwacht. Baby's <strong>van</strong> zwarte (Creoolse) moeders uit Suriname, de Antillen of Afrika hebben<br />

een twee maal zo grote kans op doodgeboorte of overlijden kort na de geboorte dan baby's<br />

<strong>van</strong> autochtone moeders. Bij baby's <strong>van</strong> Hindoestaanse moeders uit Suriname of de Antillen<br />

is dit risico anderhalf maal zo groot. ). Het overlijden kan geheel verklaard worden doordat<br />

deze kinderen veel te vroeg geboren worden.<br />

Turkse en Marokkaanse pasgeborenen hebben een anderhalf maal grotere kans op<br />

overlijden in vergelijking <strong>met</strong> autochtone pasgeborenen. Bij hen blijkt vroeggeboorte geen<br />

enkele rol te<br />

spelen. De hogere sterftekans wordt eerder veroorzaakt door sociale en culturele factoren,<br />

zoals tienerzwangerschappen en oudere moeders <strong>met</strong> veel kinderen<br />

De oversterfte bij de Marokkaanse en Turkse groep kinderen <strong>van</strong> 1-15 jaar bedraagt ruim 50<br />

kinderen per jaar. Van de in Nederland overleden kinderen tot één jaar zijn de belangrijkste<br />

verschillen in doodsoorzaak: aangeboren erfelijke afwijkingen (onder andere<br />

stofwisselingsziekten) en infectieziekten. Opvallend is de grote kans op wiegendood bij<br />

Turkse zuigelingen: twee maal zo vaak als bij Nederlandse en zelfs vier maal zo vaak als bij<br />

Marokkaanse zuigelingen. Bij kinderen tussen de 1 en 5 jaar zijn er significante verschillen<br />

voor aangeboren afwijkingen, stofwisselingsziekten, infecties, ongevallen en verdrinking.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

19


Bij kinderen tussen 5 en 14 jaar veroorzaken <strong>met</strong> name (verkeers)ongevallen en verdrinking<br />

grote sterfteverschillen. Van de Turkse en Marokkaanse kinderen die overlijden, blijkt een<br />

kwart in het buitenland te sterven, vooral door (auto)ongevallen onderweg, diarree <strong>met</strong><br />

uitdroging, andere infectieziekten en aangeboren afwijkingen.<br />

De vele aangeboren afwijkingen kunnen samenhangen <strong>met</strong> huwelijken tussen familieleden<br />

(consanguiniteit). Neef-nicht huwelijken komen veel voor bij Marokkanen en Turken, ook bij<br />

de tweede-generatie-migranten. Goede voorlichting over de genetische risico’s <strong>van</strong><br />

huwelijken binnen eenzelfde familie is noodzakelijk. Bij de oversterfte aan infectieziekten zou<br />

het te laat inroepen <strong>van</strong> specialistische hulp een rol kunnen spelen.<br />

De levensverwachting bij geboorte is onder meer afhankelijk <strong>van</strong> het land <strong>van</strong> herkomst: zo<br />

leven mannen <strong>van</strong> Marokkaanse afkomst gemiddeld ruim 3,5 jaar langer, terwijl mannen <strong>van</strong><br />

Turkse en Surinaamse afkomst gemiddeld 1,5 jaar korter leven dan Nederlandse mannen.<br />

Bij de vrouwen zijn de verschillen in levensverwachting minder groot.<br />

Ziekten en aandoeningen<br />

Er bestaan in Nederland aanzienlijke verschillen in gezondheid naar sociaal-economische<br />

status, niet alleen wat betreft een lagere levensverwachting maar ook het vaker voorkomen<br />

<strong>van</strong> ziekten bij de lagere SES groepen. Veel <strong>van</strong> de allochtonen in Nederland behoren tot de<br />

lagere SES groepen. Echter, niet alle etnische verschillen in gezondheid kunnen verklaard<br />

worden door SES factoren. Darnaast zijn waarschijnlijk culturele, genetische en/of<br />

migratiefactoren <strong>van</strong> belang.<br />

Er is een aantal ziekten dat bijna alleen bij bepaalde groepen allochtonen voorkomt zoals<br />

sikkelcelanemie, brucellosis, thalassemie. Bij Turken en Marokkanen komen allergieën<br />

minder vaak voor dan bij autochtonen. Hoewel hart- en vaatziekten minder vaak voorkomen<br />

bij de Marokkaanse groepen, hebben Marokkanen, en <strong>met</strong> name de mannen, een veel<br />

grotere kans op diabetes dan Nederlanders. Ook bij de Marokkaanse kinderen komt diabetes<br />

(type 1) 1,6 keer zo vaak voor als bij Nederlandse kinderen. Bij de Hindoestanen komt<br />

suikerziekte het vaakst voor: ongeveer 40% <strong>van</strong> de Hindoestanen boven 60 jaar lijden aan<br />

ouderdomsdiabetes. Uit onderzoek in Amsterdam bleek dat de subjectieve gezondheid <strong>van</strong><br />

Marokkanen slechter is, zij rapporteren meer suikerziekte en chronische rugaandoeningen<br />

en hebben meer overgewicht dan autochtone Nederlanders. Het huisartsbezoek <strong>van</strong><br />

Marokkanen lag hoger, ook wanneer rekening werd gehouden <strong>met</strong> hun mindere<br />

gezondheidsbeleving.<br />

Uit onderzoek <strong>van</strong> Visser et al blijkt dat de incidentie <strong>van</strong> baarmoederhalskanker voor<br />

Marokkaanse en Surinaamse vrouwen in Noord Holland (<strong>met</strong> name in Amsterdam) in de<br />

periode 1988-1998 aanzienlijk verhoogd is t.o.v. Nederlandse vrouwen.<br />

Uit de Amsterdamse Gezondheidsmonitor bleek dat Turkse en Marokkaanse ouderen<br />

(>55jaar) veel vaker beperkt worden door gezondheidsklachten dan Nederlandse<br />

leeftijdsgenoten. Ondanks deze lagere zelfredzaamheid werd minder vaak gebruik gemaakt<br />

<strong>van</strong> specifieke ouderenvoorzieningen zoals alarmering, maaltijdvoorziening. De ervaren<br />

gezondheidstoestand bij Turkse en Marokkaanse ouderen was ook minder goed dan bij<br />

autochtone leeftijdgenoten (Poort, 2002).<br />

Bij allochtone kinderen in de revalidatiezorg worden vaker erfelijke aandoeningen<br />

gesignaleerd dan bij autochtone revalidatiepatiënten. Dit is mogelijk het gevolg bij Turken en<br />

Marokkanen veel consanguine (mn neef-nicht)huwelijken voorkomen en men onvoldoende<br />

bekend is <strong>met</strong> de risico’s daar<strong>van</strong>.<br />

Het geboortegewicht <strong>van</strong> Surinaamse zuigelingen is relatief laag, en dat <strong>van</strong> Marokkaanse<br />

zuigelingen relatief hoog vergeleken <strong>met</strong> Amsterdamse zuigelingen.<br />

Wat betreft psychosociale problemen komt vooral bedplassen, tot op 12 jarige leeftijd, vaker<br />

voor bij Marokkaanse en Turkse kinderen dan bij autochtone. Dit vormt niet alleen een<br />

belasting voor het kind maar ook voor de moeder die vaak meerdere kinderen heeft.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

20


Uit onderzoek in Den Haag blijkt dat Turkse, Marokkaanse maar <strong>met</strong> name Hindoestaanse<br />

meisjes <strong>van</strong> 15 tot 19 jaar veel vaker een poging tot zelfmoord doen dan Nederlandse<br />

leeftijdgenoten.<br />

Vormen <strong>van</strong> (gezond) gedrag)<br />

De minder goede gezondheid <strong>van</strong> mensen <strong>met</strong> een lage SES komt voor een deel door het<br />

vaker voorkomen <strong>van</strong> gezondheidsrisico’s. Personen <strong>met</strong> een lage SES hebben een minder<br />

gezonde leefstijl,: roken en drinken meer, eten minder groente en fruit en bewegen minder.<br />

Ook zijn hun materiele omstandigheden (woon- en werkomstandigheden) vaak minder<br />

gunstig voor de gezondheid.<br />

Uit de Amsterdamse GezondheidsMonitor bleek dat Turken en Marokkanen <strong>van</strong> 35 jaar en<br />

ouder gezonder leven dan Nederlanders wat betreft roken en drinken, alleen Turkse mannen<br />

roken meer dan Nederlandse mannen. Wat betreft groente- en fruitgebruik en<br />

lichaamsbeweging leven Turken en Marokkanen juist ongezonder dan Nederlanders. Mede<br />

gezien de hoge prevalentie <strong>van</strong> overgewicht en diabetes onder Turken en Marokkanen is het<br />

bevorderen <strong>van</strong> lichaamsbeweging en gezonde voedingsgewoonten onder deze groepen<br />

noodzakelijk (Dijkshoorn, 2002).<br />

Er zijn aanwijzingen dat allochtonen gunstig scoren op verhoogd totaal cholesterol, maar<br />

ongunstig op verhoogde bloeddruk en overgewicht. Volgens een overzichtsstudie <strong>van</strong> <strong>met</strong><br />

name zelfgerapporteerde gegevens komt bij Turken boven 35 jaar vaker overgewicht voor en<br />

bij Turkse mannen ook vaker verhoogde bloeddruk dan bij autochtone leeftijdgenoten. Ook<br />

bij Marokkanen kwam overgewicht vaker voor, <strong>met</strong> name bij vrouwen. Het percentage<br />

overgewicht neemt <strong>met</strong> de leeftijd toe, bij Marokkaanse vrouwen oplopend tot circa 90%.<br />

Marokkaanse mannen hadden eveneens vaker verhoogde bloeddruk. Met name Surinaamse<br />

en Antilliaanse vrouwen hadden vaker overgewicht en verhoogde bloeddruk dan autochtone<br />

Nederlanders.<br />

Gevolgen <strong>van</strong> riskant seksueel gedrag uiten zich bijvoorbeeld in een toename <strong>van</strong> het aantal<br />

gediagnosticeerde Soa’s en in een toename <strong>van</strong> het aantal tienerzwangerschappen en <strong>van</strong><br />

abortussen. Het abortuscijfer bij allochtone vrouwen is, afhankelijk <strong>van</strong> het land <strong>van</strong><br />

herkomst, drie tot tien keer hoger dan bij autochtone vrouwen.<br />

Allochtone mannen en vrouwen worden minder goed bereikt <strong>met</strong> gezondheidsprogramma’s<br />

(over gezond leven bijvoorbeeld) en doen minder vaak mee aan preventieve programma’s,<br />

zoals het bevolkingsonderzoek op borstkanker.<br />

Gebruik <strong>van</strong> zorg<br />

In overeenstemming <strong>met</strong> hun minder goede gezondheidstoestand maken personen <strong>met</strong> een<br />

lage SES meer gebruik <strong>van</strong> de gezondheidszorg. Onafhankelijk <strong>van</strong> de gezondheidstoestand<br />

doen personen <strong>met</strong> een lage SES vaker een beroep op de huisarts en bezoeken ze iets<br />

minder vaak een specialist. Dit geldt ook voor de allochtonen<br />

Mogelijk bestaat er toch een verschil in de adequaatheid <strong>van</strong> het gebruik <strong>van</strong> zorg tussen de<br />

SES groepen. Door veel zorgverleners wordt de communicatie <strong>met</strong> allochtone patiënten als<br />

moeizaam ervaren. Anderzijds voelen veel allochtone patiënten zich afgescheept of niet<br />

begrepen door artsen en verpleegkundigen.<br />

Het tandartsbezoek <strong>van</strong> Turken en Marokkanen is lager dan dat <strong>van</strong> Nederlanders.Turkse en<br />

Marokkaanse kinderen poetsen minder vaak hun tanden <strong>met</strong> tandpasta en hebben meer<br />

cariës dan Nederlandse en Surinaamse kinderen.<br />

Turkse en Marokkaanse vrouwen maken minder gebruik <strong>van</strong> kraamzorg en komen later in de<br />

zwangerschap voor prenatale zorg. Van zuigelingen -en kleuterzorg wordt evenwel door alle<br />

bevolkingsgroepen evenveel gebruik gemaakt.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

21


Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

22


Bijlage 2: Inventarisatie GGD’en<br />

Inleiding<br />

In november 2002 werd aan alle leden <strong>van</strong> de Vakgroep <strong>Gemeentelijk</strong> Gezondheidsbeleid<br />

<strong>van</strong> GGD Nederland via de e-mail een kort vragenlijstje voorgelegd. Indien de antwoorden<br />

daartoe aanleiding gaven werd de opgegeven contactpersoon gebeld voor meer informatie.<br />

De vragen in het lijstje waren als volgt geformuleerd:<br />

Het type beleid/project/interventie/onderzoek waar wij naar zoeken voldoet aan de volgende<br />

omschrijving:<br />

“activiteiten die<br />

- problemen <strong>van</strong> allochtonen <strong>met</strong> gezondheid(szorg) aanpakken,<br />

- waar allochtonen en/of asielzoekers nadrukkelijk bij betrokken zijn en<br />

- waarbij de (deel)gemeente direct of indirect financier is.”<br />

1) Kent u in uw werkomgeving een dergelijk project? ja nee<br />

2) Is activiteit gestart op initiatief <strong>van</strong> de GGD of <strong>van</strong> allochtonen? GGD allochtonen<br />

Wie kan meer informatie geven over deze activiteit? Naam:<br />

Telnr:<br />

3) Heeft uw GGD een duidelijk beeld <strong>van</strong> de problemen <strong>met</strong> ja nee<br />

gezondheid(szorg) <strong>van</strong> allochtonen in het werkgebied?<br />

4) Heeft uw GGD (of gemeente) pogingen gedaan om naar aanleiding ja nee<br />

<strong>van</strong> deze informatie samen <strong>met</strong> allochtone organisaties de geconstateerde gezondheidsproblemen<br />

aan te pakken?<br />

5) Kent u projecten in uw gemeente(n) die specifiek gericht zijn ja nee<br />

op het voorkomen <strong>van</strong> sociaal-economische achterstand bij allochtonen?<br />

Mogen wij telefonisch contact <strong>met</strong> u opnemen voor eventuele toelichting?<br />

Zo ja, wilt u dan vermelden:<br />

Naam:<br />

Telnr:<br />

Werkdagen: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag<br />

Eenzelfde lijstje is daarna toegestuurd aan de Steunpunten Gezondheidsvoorlichting in de<br />

eigen taal en cultuur. In de praktijk bleek dat bij veel GGD’en onderlinge afstemming had<br />

plaats gevonden wie <strong>van</strong> de geadresseerden (Vakgroeplid of VETC coördinator) het lijstje<br />

zou invullen.<br />

Daarnaast is voor deze inventarisatie gebruik gemaakt <strong>van</strong> projectbeschrijvingen die GGD’en<br />

al hadden ingestuurd ten behoeve <strong>van</strong> een inventarisatie <strong>van</strong> interculturalisatieprojecten.<br />

Deze inventarisatie werd in opdracht <strong>van</strong> ZON/MW uitgevoerd door dr. Marleen Foets <strong>van</strong><br />

Erasmus MC te Rotterdam.<br />

Resultaten<br />

Hieronder volgen de resultaten <strong>van</strong> deze inventarisatie. Niet <strong>van</strong> alle GGD’en is een ingevuld<br />

formulier ont<strong>van</strong>gen. Deze resultaten en de beschreven projecten bieden derhalve geen<br />

volledig overzicht <strong>van</strong> alles wat er op dit gebied bij GGD’en gebeurt. De lijst <strong>met</strong> projecten<br />

geeft echter wel een beeld <strong>van</strong> het soort initiatieven dat genomen wordt om de gezondheid<br />

<strong>van</strong> allochtonen te verbeteren en de mate waarin de doelgroep daarbij betrokken wordt. In<br />

het schema zijn de antwoorden op de vragen weergegeven. Daaronder staat per GGD een<br />

nadere toelichting, deels op de vragen en verder <strong>van</strong> de projecten die volgens de betreffende<br />

GGD voldoen aan de geformuleerde criteria (zie boven). Door de onderzoekers is daar<strong>van</strong><br />

geen nadere beoordeling gemaakt.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

23


Respons vragenlijst GGD’en<br />

GGD Dergelijk<br />

project<br />

bekend?<br />

Initiatief GGD of<br />

allochtonen?<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

Beeld<br />

gezondheid<br />

allochtonen?<br />

Contacten<br />

allochtone<br />

organisaties?<br />

SESprojecten<br />

bekend?<br />

1 Amsterdam ja beiden ja ja ja<br />

2 Groningen nee ja ja ja<br />

3 Westelijke<br />

Mijnstreek<br />

nee nee nee nee<br />

4 Den Haag ja m.n.GGD redelijk ja ja<br />

5 Zaanstreek ja Maatsch.werk ja ja ja<br />

6 ZO Drente ja GGD Nederland nee<br />

7 Rotterdam ja GGD ja, redelijk ja ja<br />

8 Fryslan nee enigszins nee nee<br />

9 Drente nee nee nee nee<br />

10 OZL nee ja nee nee<br />

11 Midden Holland ja GGD redelijk ja ja<br />

12 ZuidHollandZuid nee ja nee ja<br />

13 Noordoost Brabant ja GGD redelijk ja<br />

14 Stedendriehoek nee nog niet nog niet nee<br />

15 Twente ja GGD/Jeugdzorg ja ja ja<br />

16 Flevoland ja GGD redelijk ja enkele<br />

17 ZuidZuidLimburg ja GGD ja ja ja<br />

18 Zuid-Holland Noord ja GGD<br />

19 Gooi-Vechtstreek nee enigszins ja nee<br />

20 Zuid-oost Brabant ja GGD redelijk ja ja<br />

21 Zuid-westBrabant<br />

22 Arnhem<br />

23 Utrecht<br />

24 Zuid-Hollandse<br />

eilanden<br />

ja GGD Ja ja ja<br />

Toelichting bij de tabel:<br />

Ad 1: GG&GD Amsterdam<br />

1a: VETC gebeurt altijd in overleg <strong>met</strong>, en vaak op verzoek <strong>van</strong> zelforganisaties. De VETC<br />

reageert op signalen en behoeften <strong>van</strong> allochtonen zelf; na iedere voorlichting wordt op<br />

formulieren geïnventariseerd over welke onderwerpen men meer wil weten, of via<br />

huisartspraktijken. Zonodig worden VETC’ers bijgeschoold of worden andere deskundigen<br />

ingehuurd. Het budget voor scholing is beperkt. Veel vragen over opvoeding, ouderen ed.<br />

VETC moet vraaggericht werken: er is geen structurele financiering <strong>van</strong>uit Dienst Welzijn<br />

Amsterdam. De 40 VETC’ers zijn freelancers bij de GG&GD; er is een groot verloop onder<br />

hen doordat zij bij goed functioneren al snel ergens een vaste baan krijgen aangeboden en<br />

dan vertrekken. Voorwaardenscheppende kant is slecht geregeld. De vraag naar voorlichting<br />

is veel groter dan het aanbod; ook vragen veel instellingen aan VETC of zij hun diensten<br />

bekend kunnen maken bij de allochtonen (bijvoorbeeld ergotherapie). Samen <strong>met</strong> CABO<br />

(gefinancierd door gemeente) wordt door VETC’ers de cursus Ouder worden in Nederland<br />

gegeven. Er worden gepoogd om door follow-up in te spelen op informatiebehoeften <strong>van</strong><br />

ouderen.<br />

1 b: Gezondheidsvoorlichting in Amsterdam-Noord<br />

Door GG&GD, het Opbouwwerk in Amsterdam Noord en 6 zelforganisaties voor Marokkanen<br />

worden cursussen opgezet voor mannen en vrouwen apart over Hart-en vaatziekten,<br />

Diabetes, Gezonde voeding en bewegen. Nu ook over Opvoeden zo, gefinancierd door<br />

24


stadsdeel en DORAS. In Noord bestaat een structurele samenwerking tussen opbouwwerk<br />

en gezondheidsvoorzieningen, vooral op gebied <strong>van</strong> ouderen.<br />

1c: Psychische problematiek bij oudere Turken en Marokkanen: beleving,<br />

hulpbehoefte en aansluiting bij westers diagnostisch instrumentarium<br />

Door: Trimbos Instituut, in samenwerking <strong>met</strong> GG&GD Amsterdam en Forum<br />

Doel project:<br />

Verbeteren toegankelijkheid GGZ voor oudere Turken en Marokkanen (55 tot 75 jaar)<br />

Dit onderzoek richt zich op de vraag hoe oudere Turken en Marokkanen psychische<br />

problemen beleven (symptomen en verklaringsmodellen), hun oplossingen, en de rol <strong>van</strong> de<br />

GGZ hierin. Ook wordt onderzocht of de vragen naar symptomen behorend bij een westers<br />

diagnostisch classificatiesysteem (DSM) aansluiten bij hun symptoombeleving.<br />

De onderzoekers zullen de resultaten neerleggen in onder andere een praktische brochure<br />

voor de GGZ.<br />

Periode: 01-10-2000 tot 01-07-2003<br />

1d: De allochtone zorgadviseur in de wijk: brug tussen cliënt en hulpverlener<br />

Door: GG&GD Amsterdam, afdeling EDG<br />

Doel: In hoeverre draagt de inzet <strong>van</strong> allochtone zorgadviseurs als onderdeel <strong>van</strong> wijkcentra<br />

zorg en welzijn bij aan het verbeteren <strong>van</strong> de toegankelijkheid <strong>van</strong> de gezondheids- en<br />

welzijnsinstellingen in een wijk, het vergroten <strong>van</strong> de kennis rond zorg en welzijn bij cliënten<br />

en hulpverleners, en het verbeteren <strong>van</strong> de communicatie tussen hulpverlener en cliënt?<br />

Amsterdamse bestuurders, cliënten en aanbieders <strong>van</strong> zorg en welzijn zijn <strong>van</strong> mening dat<br />

het huidige aanbod <strong>van</strong> zorg en welzijn zodanig georganiseerd is dat mensen tussen wal en<br />

schip komen en de aansluiting <strong>met</strong> de samenleving missen. Dit is <strong>met</strong> name een probleem<br />

voor mensen die gerekend kunnen worden tot de kwetsbare groepen in de bevolking,<br />

waaronder allochtonen <strong>met</strong> een lage sociaal-economische status. Om dit probleem aan te<br />

pakken is in Amsterdam gekozen voor een wijkgerichte aanpak (het project ‘Wijkgerichte<br />

Zorg & Welzijn’). In het kader <strong>van</strong> dit project worden in twee wijken <strong>van</strong> twee stadsdelen<br />

‘wijkcentra zorg en welzijn’ ingericht. In deze centra worden verschillende instellingen op het<br />

gebied <strong>van</strong> zorg en welzijn samengebracht (bijvoorbeeld huisartsenzorg en maatschappelijke<br />

dienstverlening). Tevens worden in deze centra allochtone zorgadviseurs aangesteld. De<br />

doelstelling <strong>van</strong> de inzet <strong>van</strong> de allochtone zorgadviseur is het verbeteren <strong>van</strong> de<br />

toegankelijkheid <strong>van</strong> de gezondheids- en welzijnsinstellingen in de wijk, het vergroten <strong>van</strong> de<br />

kennis rond zorg en welzijn bij cliënten en hulpverleners, en het verbeteren <strong>van</strong> de<br />

communicatie tussen de hulpverlener en de cliënt. De zorgadviseurs grijpen de culturele<br />

context aan als ingang voor verbeteringen in de zorg aan allochtonen <strong>met</strong> een lage sociaal<br />

economische positie en leveren daarmee een bijdrage aan het verkleinen <strong>van</strong> sociaaleconomische<br />

gezondheidsverschillen en etnische verschillen in gezondheid. De functie <strong>van</strong><br />

zorgadviseur betreft een nieuwe functie. Daarom wordt de introductie, de ontwikkeling en<br />

implementatie <strong>van</strong> de functie vergezeld <strong>van</strong> uitgebreid evaluatieonderzoek. Bij positieve<br />

resultaten kan de functie <strong>van</strong> zorgadviseur ook elders worden geïmplementeerd.<br />

Periode: 11-01-2002 tot en <strong>met</strong> 11-01-2004<br />

1e: Wijkmigrantenwerk<br />

Door: GG&GD Amsterdam, Stichting Welzijn Oud West (SWOW), Stichting<br />

Gezondheidscentra Amsterdam. Zij vormen tezamen de klankbordgroep Migranten Zorg en<br />

Welzijn Oud West<br />

Doel: Op een outreachende manier kwetsbare migrantengroepen bereiken en hen een<br />

informatief en educatief aanbod doen op het brede gebied <strong>van</strong> zorg en welzijn in intensieve<br />

samenwerking <strong>met</strong> bestaande (zelf)organisaties in de wijk.<br />

Subdoelstellingen: Een gedifferentieerde benadering <strong>van</strong> verschillende aandachtsgroepen<br />

migranten:<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

25


A: het ondersteunen en versterken <strong>van</strong> de netwerkfunctie <strong>van</strong> migrantenvrouwen uit<br />

lage inkomensgroepen om een bijdrage te leveren aan hun activerings- en<br />

emancipatieproces;<br />

B: het geven <strong>van</strong> voorlichting en advies aan individuele en groepen migrantenvrouwen<br />

over diverse onderwerpen op het brede gebied <strong>van</strong> gezondheid en welzijn;<br />

C: het ontwikkelen <strong>van</strong> een passend aanbod <strong>van</strong> ondersteuning aan een 'onzichtbare'<br />

groep migranten die tot nu toe niet bereikt worden;<br />

D: het ontwikkelen <strong>van</strong> een passend aanbod <strong>van</strong> informatie, voorlichting en ontmoeting<br />

voor oudere migranten;<br />

E: het ontwikkelen <strong>van</strong> een passend aanbod <strong>van</strong> ondersteuning <strong>van</strong> migrantenvaders;<br />

F: signaleren, verwijzen en begeleiden naar organisaties en daarmee samenwerken.<br />

Subsidie door Stadsdeel Oud West.<br />

Resultaat tot nu: Er is een inhoudelijk verslag over 2001 geschreven. In 2001 zijn 8<br />

doorlopende activiteiten georganiseerd (cursussen gvo, opvoeding, ouder worden ed) <strong>met</strong> in<br />

totaal 115 deelnemers. Daarnaast werden 10 informatiebijeenkomsten gehouden over<br />

gezondheidszorginstellingen en gezondheidsproblemen voor in totaal 214 Turkse en<br />

Marokkaanse deelnemers.<br />

1f: Transculturele familiezorg thuis<br />

Door: GG&GD in samenwerking <strong>met</strong> Thuiszorg en Markant.<br />

Het doel <strong>van</strong> het project ‘Transculturele familiezorg thuis’ is ondersteuning <strong>van</strong> Turkse en<br />

Marokkaanse mantelzorgers door hen via een cursus meer kennis en vaardigheden bij te<br />

brengen voor de zorg <strong>van</strong> ouderen en hen wegwijs te maken in voorzieningenland. Een<br />

mogelijk nevendoel hier<strong>van</strong> kan zijn dat de mantelzorgers geïnteresseerd raken in een baan<br />

in de zorg, hetgeen in Rotterdam (waar het project al langer loopt) ook werkelijk gebeurde. In<br />

Amsterdam wacht de start <strong>van</strong> het project nog op de financiering, er is alleen geld voor een<br />

pilot in stadsdeel Bos en Lommer.<br />

1g: Overgewicht in Westerpark<br />

Door GG&GD, afdeling EDG<br />

Uit de Gezondheids Monitor Amsterdam blijkt dat 85% <strong>van</strong> de Marokkaanse en Turkse<br />

vrouwen ouder dan 35 jaar overgewicht heeft. In stadsdeel Westerpark wordt nagegaan wat<br />

de achtergronden <strong>van</strong> dat overgewicht zijn en of de vrouwen overgewicht zelf als een<br />

probleem ervaren. Indien gewenst worden interventies opgezet.<br />

1h: Diabetesvoorlichting aan allochtonen<br />

Door: APCP samen <strong>met</strong> de afdeling Amsterdam <strong>van</strong> de Diabetesvereniging Nederland en<br />

Anand Joti (Hindoestaanse zelforganisatie) en de GG&GD.<br />

In 1999 heeft het APCP een voorlichtingsproject opgestart over Diabetes voor Hindoestanen.<br />

In het jaar 2000 werden 17 groepsvoorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd op plekken<br />

waar veel Hindoestanen komen: buurthuizen, gezondheidscentra, maar ook huiskamers. De<br />

opkomst was meestal heel groot. Daarnaast werden in totaal 8 Hindoestaanse<br />

diabetespatiënten (of familieleden <strong>met</strong> ervaring <strong>met</strong> diabetes) geworven en opgeleid tot<br />

DiabetsInformatiePost (DIP-per). DIP-pers verzorgen individuele en groepsvoorlichting,<br />

zowel <strong>van</strong>uit huis als <strong>van</strong>uit apotheken, gezondheidscentra, ziekenhuizen en de regionale<br />

diabetessteunpunten <strong>van</strong> het ZAO.<br />

Op basis <strong>van</strong> deze ervaringen is een project Publieksvoorlichting over diabetes gestart voor<br />

vijf doelgroepen: Marokkanen, Turken, Antillianen, Creolen en Hindoestanen. Dit project<br />

bestaat uit vier onderdelen. In samenwerking <strong>met</strong> VETC’ers <strong>van</strong> de GG&GD worden<br />

publieksbijeenkomsten georganiseerd <strong>met</strong> meer algemene verhalen over gezondheid<br />

(waaronder diabetes, voeding) door artsen en verpleegkundigen.<br />

Deze worden <strong>met</strong> hulp <strong>van</strong> de zelforganisaties verspreid over de stad georganiseerd en<br />

goed bezocht. Daarnaast wordt groepsvoorlichting op kleinere schaal alleen over diabetes<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

26


georganiseerd, ook voor de families ed. Er wordt een algemene voorlichtingsfilm over<br />

diabetes gemaakt <strong>met</strong> voor iedere etnische groep een eigen taalversie <strong>met</strong> een herkenbare<br />

culturele tint. Soms wordt na afloop <strong>van</strong> de voorlichtingsbijeenkomst de mogelijkheid<br />

geboden om bloed te laten prikken op diabetes, maar dat levert een hoop discussies op <strong>met</strong><br />

huisartsen en internisten. Toch worden er regelmatig mensen ontdekt <strong>met</strong> afwijkende<br />

bloedsuikerwaarden, die dan <strong>met</strong> een brief doorverwezen worden naar de huisarts. Ook in<br />

dit project wordt aan mensen uit de verschillende doelgroepen de mogelijkheid geboden tot<br />

het volgen <strong>van</strong> een opleiding tot voorlichter (Diabetes Informatie Post). Het project wordt<br />

vooralsnog gefinancierd tot eind 2002.<br />

1i: CABO<br />

De CABO is 4 jaar geleden opgericht om vraag en aanbod <strong>van</strong> voorzieningen voor oudere<br />

migranten bij elkaar te brengen; een belangrijke taak daarbij is de bestaande instellingen<br />

er<strong>van</strong> te overtuigen dat zij (speciale) aandacht moeten besteden aan oudere migranten. In<br />

eerste instantie richt de CABO zich op Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse, Zuid<br />

Europese en Chinese ouderen. De CABO werd eerst als project gefinancierd, maar is sinds<br />

1 januari 2002 een Stichting geworden, gefinancierd door Dienst Welzijn Amsterdam. De<br />

CABO heeft 7 vaste medewerkers en 4 freelance taaldocenten. Voor projecten moet altijd<br />

weer apart geld worden aangevraagd.<br />

Door het organiseren <strong>van</strong> voorlichting hoopt de CABO allochtone ouderen een beetje<br />

wegwijs te maken in voorzieningenland, opdat ze bij vragen en/of problemen bij de juiste<br />

instantie kunnen aankloppen.<br />

aanbod<br />

De CABO organiseert de cursus Ouder worden in Nederland voor allochtone ouderen, <strong>met</strong><br />

veel voorlichting op het snijvlak <strong>van</strong> welzijn-zorg-wonen. Vooral via allochtone<br />

beroepskrachten, <strong>met</strong> hun uitgebreide netwerk, worden ouderen geworven die in kleine<br />

groepjes <strong>van</strong> 10-15 personen een traject <strong>van</strong> 6 bijeenkomsten volgen. In principe is het<br />

daarna afgelopen, want dan is het geld op. Er zijn nu ca 30 –35 trajecten afgerond. De<br />

cursus is vooral gericht op Marokkaanse, Turkse, Zuideuropese en Chinese ouderen, soms<br />

wordt een Surinaamse groep gedaan. Na afloop krijgen de deelnemers een fotoboekje mee<br />

om de informatie beter te kunnen onthouden. Er wordt echter een heel grote groep nog niet<br />

bereikt.<br />

Daarnaast organiseert de CABO ook Ontdekkingsreizen door Amsterdam voor een groep<br />

allochtone ouderen (waarbij meestal een tolk meegaat) om hen kennis te laten maken <strong>met</strong><br />

de stad.<br />

1j: Allochtonen en seksueel geweld<br />

Door: Forum, in samenwerking <strong>met</strong> Transact, NIGZ, Steunpunt Seksueel Geweld<br />

Amsterdam, GG&GD Amsterdam, Vrouwenop<strong>van</strong>g Amsterdam, Instituut voor<br />

Volksgezondheid en Maatschappelijke Ontwikkeling (IVOM), Vrouwengezondheidscentrum<br />

HARA, Project Een veilig Huis, SCALA Rotterdam.<br />

Doel project: Seksueel geweld en vrouwenmishandeling zijn beladen onderwerpen om over<br />

te praten. Dat geldt voor Nederlanders, dat geldt ook voor mensen <strong>van</strong> allochtone afkomst.<br />

• Het verbeteren <strong>van</strong> de <strong>met</strong>hoden voor preventie (vroegtijdige) signalering <strong>van</strong> seksueel<br />

geweld bij allochtonen.<br />

• Het verbeteren <strong>van</strong> de toegankelijkheid en kwaliteit <strong>van</strong> de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> allochtone vrouwen<br />

en hun kinderen <strong>met</strong> seksueel geweldservaringen.<br />

• Het stimuleren <strong>van</strong> een integrale aanpak <strong>van</strong> preventie <strong>van</strong> en op<strong>van</strong>g bij seksueel geweld<br />

onder allochtone groepen.<br />

Doelgroep: Vrijwilligers en (para)professionals werkzaam bij instellingen en organisaties die<br />

betrokken zijn bij de preventie <strong>van</strong> seksueel geweld en de op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> slachtoffers <strong>van</strong><br />

seksueel geweld.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

27


Inhoud/Aanpak:<br />

• Inventariseren, beschrijven, verbeteren, uittesten en overdragen <strong>van</strong> bestaande<br />

<strong>met</strong>hodieken en materialen voor allochtone groepen. Daarbij moet gaandeweg duidelijk<br />

worden of het mogelijk is om een integrale, interculturele aanpak te ontwikkelen of dat het<br />

aanbieden <strong>van</strong> een mix <strong>van</strong> <strong>met</strong>hoden en werkvormen de voorkeur heeft.<br />

Producten:<br />

• Inventarisatieverslag <strong>van</strong> initiatieven rond seksueel geweld en allochtonen.<br />

• Draaiboek voor het uitvoeren <strong>van</strong> de pilots.<br />

• Handboek <strong>met</strong> succesvolle <strong>met</strong>hodieken en materialen m.b.t. preventie <strong>van</strong> seksueel<br />

geweld en op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> slachtoffers.<br />

• Uitgevoerd implementatieplan.<br />

Periode: 2002 – 2004<br />

1k: Project Jeugd, sport en bewegen in Amsterdam<br />

Door: GG&GD en Dienst Welzijn Amsterdam<br />

Doel is dat Amsterdamse kinderen voldoen aan de Nederlandse Norm gezond Bewegen.<br />

Voor de jeugd tot 18 jaar is die norm vastgesteld op dagelijks minimaal 1 uur matig<br />

intensieve lichamelijke activiteit.<br />

Doelgroep: alle Amsterdamse kinderen <strong>van</strong> groep 1 tot en <strong>met</strong> groep 8 in de<br />

basisscholen.Speciale aandacht is er voor groepen <strong>met</strong> een lage sociaal-economische<br />

status en Turkse en Marokkaanse meisjes.<br />

Inhoud: Vanwege de diversiteit <strong>van</strong> determinanten is een mix <strong>van</strong> interventies ontwikkeld die<br />

zich richt op verschillende sporen: leerlingen, het schoolteam, de vakdocent lichamelijke<br />

opvoeding, ouders, sportclubs en –verenigingen en het stadsdeel. Er wordt zoveel mogelijk<br />

gewerkt <strong>van</strong>uit bestaande activiteiten en instrumenten. Het effect wordt bepaald door voor-<br />

en na<strong>met</strong>ingen op interventie- en controlescholen onde rmeer door kinderen <strong>met</strong> een<br />

Persoonlijke activiteiten <strong>met</strong>er om te laten lopen.<br />

Periode: begin schooljaar 2002-2003 start pilot in twee stadsdelen <strong>met</strong> een looptijd <strong>van</strong><br />

minimaal één schooljaar.<br />

Ad 2: GGD Groningen<br />

De GGD participeert in het Provinciaal overleg <strong>van</strong> de 6 grote gemeenten in de provincie<br />

Groningen waarbij men meepraat over projecten die meer gericht zijn op welzijn dan op<br />

gezondheid. De Antilliaanse gemeenschap heeft wel contact opgenomen <strong>met</strong> de GGD in<br />

verband <strong>met</strong> openbare orde problemen onder jongeren. Hier is toen een intermediair (vetcer)<br />

opgezet en dit heeft geleid tot projecten opvoedingsondersteuning en soa voorlichting. De<br />

Somalische gemeenschap vroeg om hulp bij OGGZ problemen (veel doorgedraaide<br />

Somaliërs). Hier heeft de GGD een pilot project ingezet maar dat is voortijdig geëindigd. Van<br />

dit mislukte pilot project is wel een verslag gemaakt omdat men hier veel <strong>van</strong> geleerd had.<br />

Zie ook pagina 13 over de Minderhedenraad.<br />

Ad 3: Westelijke Mijnstreek<br />

Gezien het kleine aantal allochtonen in de Westelijke Mijnstreek zijn er geen projecten<br />

specifiek gericht op deze doelgroep. Wel zijn er projecten geweest gericht op wijken <strong>met</strong> een<br />

lage SES. Allochtonen die in de Westelijke Mijnstreek wonen, wonen vaak in deze wijken.<br />

Ad 4: GGD Den Haag<br />

4a: Hart- en vaatziekten en Diabetes gericht op de Hindoestaanse bevolkingsgroep.<br />

Dit project is voor 4 jaar geprogrammeerd. Hoewel het hele jaar door aandacht is voor alle<br />

aspecten heeft ieder jaar een speciaal thema: 2003: Bewegen (ism gemeentelijke dienst<br />

Sport Support) 2004: Voeding en 2005: Roken of alcohol of stress<br />

In 2002 is door een Hindoestaanse regisseuse mbv een Hindoestaanse crew een toneelstuk<br />

opgevoerd; een love-story, in het Srnami, waarin het publiek ondertussen werd voorgelicht<br />

over diabetes. De voorstelling is 5x opgevoerd, 3x in Den Haag, 1x in Capelle en 1x in<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

28


Utrecht en is door een paar duizend Hindoestanen bezocht. In de pauze waren er kraampjes<br />

<strong>van</strong> oa de Diabetesvereniging, Hartstichting. Alles moest voor begin Ramadan afgerond zijn.<br />

Er zijn evaluatie-vragenlijsten uitgezet bij het publiek naar oa opgedane kennis, waar<strong>van</strong> ca<br />

1/3 deel terugkomt. Er worden nu 50 Hindoestanen opgeleid als Diabetes Informatie Persoon<br />

(DIP-per) door de Diabetesvereniging. Op het jaarlijkse MILAN festival zijn dit jaar 1200<br />

Hindoestanen ondervraagd naar hun kennis, attitude en gedrag op gebied <strong>van</strong> HVZ en<br />

diabetes. Resultaten worden nu geanalyseerd. Deze <strong>met</strong>ing zal ieder jaar herhaald worden.<br />

4b: Het project Parasuïcide bij Allochtone Meiden (PAM)<br />

Door: Gemeente Den Haag, Bureau Public Health<br />

Doel: PAM is gericht op het voorkomen dan wel goed begeleiden <strong>van</strong> psychosociale<br />

problemen die kunnen leiden tot suïcidaal gedrag. Uit onderzoek <strong>van</strong> de GGD op basis <strong>van</strong><br />

het Haags Suïcidaal Gedrag Register bleek in 1998 dat allochtone meisjes en jonge vrouwen<br />

aanzienlijk vaker zelfmoordgedrag vertonen dan Nederlandse meisjes en jonge vrouwen.<br />

Daarop heeft de gemeente Den Haag het project PAM gestart.In een drietal werkgroepen<br />

worden concrete werkplannen en protocollen ontwikkeld op het terrein <strong>van</strong><br />

o de signalering, behandeling en preventie <strong>van</strong> suïcidaal gedrag<br />

o het bespreekbaar maken <strong>van</strong> het probleem in de leefwereld <strong>van</strong> de meisjes<br />

o de verdieping in de motieven en achtergronden <strong>van</strong> dit gedrag.<br />

Uit onderzoek in het kader <strong>van</strong> het PAM blijkt dat meisjes en jonge vrouwen vaak op de<br />

grenzen leven <strong>van</strong> verschillende culturen. Thuis leven ze in een traditionele cultuur die niet<br />

zelden verstart onder de maatschappelijke bedreigingen die het gezin in Nederland ontmoet<br />

(socialisering, seksuele relaties, relatie ouders, rol in gezin). Buiten worden <strong>van</strong>uit de<br />

Nederlandse cultuur geheel andere eisen gesteld aan de identiteit <strong>van</strong> het opgroeiende<br />

meisje (zelfstandigheid, individualisering). De spanningen en identiteitsconflicten leiden niet<br />

zelden tot psychosociale problemen en in de uiterste gevallen blijkt suïcidaal gedrag de<br />

enige uitweg.<br />

In het PAM-project zijn instrumenten ontwikkeld (signalenkaart, protocollen etc.) om op<br />

scholen en in de zorg beginnende psychosociale problemen zo vroeg mogelijk te ontdekken.<br />

Voorts wordt in samenwerking <strong>met</strong> Parnassia, de middelbare scholen en<br />

vertrouwenspersonen gewerkt aan het ontwikkelen <strong>van</strong> preventiemogelijkheden, die meisjes<br />

in staat stellen zich vaardig te maken in het omgaan <strong>met</strong> psychosociale problemen.<br />

Vertrouwenspersonen zullen, indien nodig, betrokken worden bij de begeleiding <strong>van</strong> meisjes.<br />

Zij krijgen daartoe een vaste plek op middelbare scholen. Verder zullen zij deelnemen aan<br />

casuïstiek besprekingen tussen de jeugdhulpverlening en de scholen.<br />

Vaak zijn de sociale en culturele omstandigheden die tot conflicten en problemen bij meisjes<br />

leiden onbespreekbaar. De culturele generatiekloof tussen ouders en kinderen speelt een<br />

grote rol. Het op gang brengen <strong>van</strong> de dialoog tussen ouders en jongeren is daarom <strong>van</strong><br />

belang. Daartoe zullen er gesprekssituaties voor ouders, ouders en jongeren en jongeren<br />

onderling worden georganiseerd, die dienen om deze dialoog op gang te brengen. Het<br />

beoogde resultaat is de verbetering <strong>van</strong> wederzijds begrip en de communicatie tussen<br />

ouders en jongeren. Ook op scholen zullen initiatieven worden genomen om het onderwerp<br />

bespreekbaar te maken. Vertrouwenspersonen (<strong>van</strong>uit het project Nieuwe Sporen) zullen<br />

hierbij een centrale rol spelen, in samenwerking <strong>met</strong> het maatschappelijk werk, Parnassia en<br />

andere betrokkenen. Ook via de media (kranten, radio, televisie, internet) zullen initiatieven<br />

worden genomen om de positie <strong>van</strong> meisjes en de daarbij voorkomende problemen<br />

bespreekbaar te maken in de leefwereld <strong>van</strong> allochtone meisjes, maar ook in de<br />

Nederlandse samenleving.<br />

4c: "de Thuisdokter", voorlichting over alledaagse, veelvoorkomende klachten door<br />

de huisarts aan Turkse en Nederlandse patiënten in achterstandswijken <strong>van</strong> Den Haag<br />

Door: VU Amsterdam Sociale Geneeskunde in samenwerking <strong>met</strong> een aantal huisartsen in<br />

Den Haag, STIOM Den Haag, GGD Den Haag, stichting BOOG Den Haag en de gemeente<br />

Den Haag.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

29


Doel project: Verbeteren <strong>van</strong> de huisarts patiënt relatie in de achterstandswijken <strong>van</strong> Den<br />

Haag aan de hand <strong>van</strong> een minimale interventie in de huisartsenpraktijk.<br />

Doelgroep: Turkse en Nederlandse patiënten woonachtig in een <strong>van</strong> de achterstandswijken<br />

<strong>van</strong> Den Haag.<br />

Inhoud: De interventie bestond uit een boekje “Tips voor de Thuisdokter” dat door de huisarts<br />

zelf aan de patiënten werd uitgedeeld en waarin 12 veelvoorkomende klachten werden<br />

beschreven begeleid door adviezen wanneer men de huisarts diende te consulteren en tips<br />

over wat men zelf aan de klacht kon doen.<br />

Periode: september 1998 -januari 2003<br />

Evaluatie: Het aantal consulten <strong>van</strong> deze patiënten aan de huisarts <strong>van</strong>wege veel<br />

voorkomende alledaagse klachten omlaag brengen. Dat bleek voor zowel de Turkse als voor<br />

de Nederlandse patiënten het geval. Bij de Turkse mensen leek <strong>met</strong> name de veranderde<br />

attitude verantwoordelijk voor het veranderde gedrag, bij de Nederlanders het verhoogde<br />

gevoel <strong>van</strong> controle over zelfbehandelingsalternatieven. Terwijl het aantal consulten wegens<br />

alledaagse klachten <strong>van</strong> Turkse respondenten verminderde, bleef het aantal door hen<br />

gerapporteerde klachten constant. De Nederlandse respondenten daarentegen<br />

rapporteerden meer klachten. Vooralsnog lijkt de interventie daardoor meer geschikt voor<br />

Turkse dan voor Nederlandse patiënten. Of de hoeveelheid zelfzorg ook is toegenomen naar<br />

aanleiding <strong>van</strong> de interventie, is op dit moment nog niet bekend.<br />

4d: Oprichting Kenniscentrum Migranten gezondheid en zorg<br />

Door:GGD Den Haag<br />

Is primair gericht op zorgverleners om de hulpverlening aan allochtonen te verbeteren. In<br />

voorbereidingsfase ook veel zelforganisaties gesproken over hun wensen en behoeften.<br />

Voorstel ligt nu bij gemeenteraad voor financiering.<br />

4e: Programma Sociaal-economische gezondheidsverschillen:<br />

Gezondheidsachterstand moet wijken<br />

initiatiefnemer: gemeente Den Haag, wethouder Volksgezondheid, uitvoering: GGD Den<br />

Haag<br />

Bedoeling om in 5 achterstandswijken in Den Haag een actieprogramma op te zetten en uit<br />

te voeren <strong>met</strong> mensen uit de wijk om een 5-tal gezondheidsproblemen aan te pakken.<br />

Stadium nu: gespreksronde in de stadsdelen <strong>met</strong> werkers/beleidsmakers ed om per wijk de<br />

belangrijkste gezondheidsproblemen op tafel te krijgen ism Stiom (heeft in ieder stadsdeel<br />

een platform) en de oplossingen daarvoor.<br />

Via stichting Boog (opbouwwerk) wordt getracht <strong>met</strong> bewonersorganisaties/zelforganisaties<br />

te spreken over wat zij de belangrijkste problemen vinden en hun oplossingen daarvoor.<br />

De GGD heeft zelf uit de gezondheids<strong>met</strong>ing ook een overzicht <strong>van</strong> de top 5 per wijk, maar<br />

gaat uit <strong>van</strong> wat de bewoners zelf als top 5 ervaren.<br />

Er wordt nu gewerkt aan wijkfoto’s: wat wordt er waar al gedaan?<br />

Per wijk wordt een maatwerk programma bedacht en uitgevoerd.<br />

Begin febr 2003 terugkoppeling naar de platforms, april 2003 besluit over actieprogramma in<br />

gemeenteraad; gelet op de samenstelling <strong>van</strong> de bevolking in de achterstandswijken worden<br />

allochtonen er zeker bij betrokken, maar nu nog te vroeg.<br />

Wanneer Zon/MW de subsidie toezegt zal het AMC het project evalueren.<br />

4 jarig programma, start 2003 tm 2006<br />

4f: GGD Den Haag: migrantenvoorlichting in MC Haaglanden<br />

(afd. Gynaecologie/obstetrie)<br />

Doel project: Structureel inzetten <strong>van</strong> de inzet <strong>van</strong> een allochtone zorgconsulent (ook bekend<br />

als migrantenvoorlicht(st)er of Voorlichtster eigen taal en cultuur in de eerste/tweede lijn).<br />

Het is deze functie waar<strong>van</strong> in het RVZ rapport ook de aanbeveling is gedaan om deze<br />

zorgconsulenten vaker in te zetten.<br />

Doelgroep: Turkse, Marokkaanse en Surinaamse vrouwen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

30


Inhoud: Allochtone zorgconsulenten bleken aantoonbaar in een belangrijke behoefte te<br />

voorzien en zowel door patiënten als het medisch personeel als een waardevolle aanvulling<br />

op de zorg.<br />

Periode: 2 jarig / afgerond<br />

Evaluatie: In dit geval is er sprake <strong>van</strong> een heel gunstig verloop: na een succesvol project is<br />

de voorziening structureel ingebed. Het Medisch Centrum Haaglanden heeft na afloop <strong>van</strong><br />

het project besloten de functie <strong>van</strong> de Turkse en Marokkaanse voorlichtster structureel te<br />

maken.<br />

4g: STIOM<br />

STIOM is een kleine onafhankelijke ontwikkelingsorganisatie, vooral werkzaam in<br />

achtergestelde wijken. Het werk is gericht op het verbeteren <strong>van</strong> de gezondheidszorg en<br />

maatschappelijke dienstverlening. STIOM streeft naar een grotere zelfstandigheid <strong>van</strong><br />

cliënten en zij ondersteunt de hulpverlener in het goed, effectief en <strong>met</strong> plezier uitoefenen<br />

<strong>van</strong> zijn werk. Hierdoor ontstaat een meer tevreden cliënt, gaat de kwaliteit <strong>van</strong> de zorg<br />

omhoog en worden kosten bespaard. STIOM speelt een belangrijke rol in zorgvernieuwende<br />

projecten als praktijkverpleegkundige in de huisartspraktijk, VETC in de 1 e<br />

lijnsgezondheidszorg, Tips voor de Thuisdokter(4c), Nieuwe Sporen, PAM project (4b),<br />

Bewegen op recept.<br />

STIOM wordt gefinancierd door middel <strong>van</strong> subsidies en bijdragen <strong>van</strong> de gemeente,<br />

betrokken instellingen, hulpverleners, fondsen en andere financiers in de gezondheidszorg.<br />

Ad 5: GGD Zaanstad<br />

Ad vraag 2) op initiatief <strong>van</strong> het maatschappelijk werk, er is wel inhoudelijke samenwerking<br />

<strong>met</strong> de GGD<br />

Ad vraag 3) pas gezondheidsenquête gehouden die aanknopingspunten biedt om minder<br />

goede gezondheidstoestand <strong>van</strong> allochtonen aan te pakken; bij het schrijven <strong>van</strong> de<br />

gemeentelijke nota <strong>gezondheidsbeleid</strong> worden nog geen allochtonen betrokken;<br />

Ad vraag 5) Projecten in de gemeenten zijn o.a.:<br />

Helpdesk allochtonen (arbeidstoeleiding/ vrijwilligers werk)<br />

PAZ (project Allochtonen Zaanstad): dagop<strong>van</strong>g oudere allochtonen,<br />

kennismaken <strong>met</strong> de mogelijkheden in de gezondheidszorg<br />

Voedingsproject voor Turkse inwoners<br />

Outkomers project (gericht op taalontwikkeling, arbeidstoeleiding,<br />

opvoedingsondersteuning, gezondheidsvoorlichting)<br />

Politieke <strong>participatie</strong> allochtonen<br />

Gezond ouder worden<br />

Diabetes cursus voor Turkse patiënten<br />

Opmerkingen:<br />

In Zaanstad wonen vooral veel Turken (10% vd bevolking), weinig Marokkanen en wat<br />

oudere Molukkers (die beginnen zich nu te laten horen, willen ook een PAZ project).<br />

In Zaanstad draaien de volgende platforms:<br />

Het Buitenlands vrouwenoverleg (<strong>met</strong> professionele coördinator betaald <strong>van</strong>uit gemeente)<br />

<strong>met</strong> lijnen naar het Meidenwerk en de Contactvrouwen<br />

Stichting Plato: koepel <strong>van</strong> 16 Turkse zelforganisaties, secretaris is in dienst bij de stichting<br />

Welzaan, bij de afdeling Participatie en Opbouwwerk. Deze structuur bestaat in feite al <strong>van</strong>af<br />

begin 60-er jaren (oorspronkelijk <strong>van</strong>uit de Verkade en Bruynzeel fabrieken ontstaan).<br />

Allochtonenoverleg in de gezondheidszorg: 4-5 x per jaar gezondheidsinstellingen en<br />

huisartsen.<br />

Daarnaast is het IMCO actief, een provinciale organisatie die bijvoorbeeld probeert<br />

contactvrouwen naar betaalde functies te laten doorstromen.<br />

Federatie Steunpunt Minderheden (professionele organisatie, betaald door provincie)<br />

werkzaam in Groot Amsterdam en Haarlem, ondersteunt initiatieven <strong>van</strong> minderheden en<br />

voert ook zelf projecten uit.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

31


Bij de uitvoering <strong>van</strong> projecten soms lange adem nodig, soms is er een minder grote<br />

opkomst dan verwacht. Betrokkenheid <strong>van</strong> gemeente bij volksgezondheid is niet groot: in de<br />

werkgroep nav Turkse gezondheidsenquête hebben 6 verschillende ambtenaren gezeten.<br />

Initiatieven die uit de werkgroep voortvloeiden (vrouwentelefoon, fysiotherapie ed ) werden<br />

overigens niet door de gemeente gefinancierd. Hopelijk krijgt <strong>met</strong> de WCPV en het<br />

gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan de volksgezondheid weer een hogere prioriteit.<br />

In Purmerend, dat ook tot het werkgebied <strong>van</strong> de GGD behoort, is een minder goede<br />

overlegstructuur dan in Zaanstad en dat maakt het initiëren en uitvoeren <strong>van</strong> projecten een<br />

stuk lastiger.<br />

Ad 6: GGD ZO Drente<br />

Ad vraag 1) noemt project Gezond AZC in Zweelo<br />

Ad vraag 3) nog geen duidelijk beeld, wel gaat de gemeente Emmen (opnieuw) <strong>van</strong> start <strong>met</strong><br />

een werkgroep "nieuwkomers" (niet helemaal duidelijk wat/wie hieronder worden verstaan)<br />

Opmerking: de provincie Drenthe bevat hooguit 5% allochtonen (daarnaast meerdere AZC's,<br />

Oc, Ac); nog geen andere activiteiten richting allochtonen.<br />

Ad 7: GGD Rotterdam<br />

Ad vraag 1) ja, nl gezondheidsvoorlichting in eigen taal en cultuur, gestart op initiatief <strong>van</strong> de<br />

GGD,<br />

Ad vraag 5) ja, projecten Maatwerk en Transculturele familiezorg (beschrijving Amsterdam<br />

1f)<br />

7a Zorgconsulenten in Rotterdam<br />

De GGD Rotterdam werkt aan de verdere ontwikkeling en introductie <strong>van</strong> een nieuwe<br />

intermediaire functie in de eerste lijn: de allochtone zorgconsulent in de huisartspraktijk. De<br />

GGD zet daarbij Turkse, Marokkaanse, Chinese en straks wellicht ook Antilliaanse en<br />

Kaapverdiaanse voorlichtsters in. Zij zijn een waardevolle schakel in de communicatie tussen<br />

arts en allochtone patiënt.<br />

Een tweejarig experiment, gestart in 1996, waarbij een Turkse, Marokkaanse en een<br />

Chinese voorlichtster spreekuren verzorgden in huisartspraktijken leverde positieve<br />

resultaten op: de communicatie tussen huisarts en patiënt verbeterde waardoor de kwaliteit<br />

<strong>van</strong> de zorg hoger werd, er waren indicaties dat kennis over het functioneren <strong>van</strong> het lichaam<br />

en over gezondheid en ziekte bij de allochtone patiënt verbeterde en de huisartsen waren<br />

meer tevreden over hun zorg aan allochtone patiënten. Uit het experimentele onderzoek<br />

“Migrantenvoorlichting en diabetes bij Turken” bleek een afname in het aantal en de ernst<br />

<strong>van</strong> diabetesgebonden klachten waarneembaar bij Turkse vrouwen <strong>met</strong> Diabetes type II die<br />

begeleiding <strong>van</strong> een Turkse vrouwelijke migrantenvoorlichtster ontvingen (Voorham, 2002).<br />

De ontwikkeling <strong>van</strong> de functie allochtone zorgconsulent in de huisartspraktijk bevindt zich nu<br />

in de tweede fase waarin verbreding <strong>van</strong> de inzet en effectevaluatie centraal staan.<br />

Gezondheidscentra in achterstandswijken in Rotterdam kunnen nu beschikken over een<br />

aantal dagdelen spreekuur <strong>van</strong> zorgconsulenten. De solisten en duo-praktijk huisartsen<br />

kunnen deelnamen aan het project Bruggen bouwen, een begeleidingsprogramma voor<br />

Turkse en Marokkaanse vrouwen <strong>met</strong> spierspanningpijn (zie 7b). Op deze wijze maken<br />

solisten kennis <strong>met</strong> de werkwijze <strong>van</strong> de zorgconsulenten zonder dat zij op reguliere basis<br />

hoeven te voorzien in aparte werkruimte voor de zorgconsulent.<br />

In Rotterdam wordt de inzet <strong>van</strong> zorgconsulenten gefinancierd door Zilveren Kruis Achmea<br />

en door de gemeente Rotterdam, beide voor de helft.<br />

7b: Project “Bruggen Bouwen”<br />

Door: GGD-Rotterdam<br />

Allochtone patiënten komen vaker bij hun huisarts dan Nederlandse, en zij presenteren o.a.<br />

vaker pijnklachten, waaraan mogelijk psychosociale factoren ten grondslag liggen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

32


Doel <strong>van</strong> dit project is om <strong>met</strong> behulp <strong>van</strong> zorgconsulenten:<br />

• effectieve communicatie tussen huisarts en patiënte over gepresenteerde<br />

pijnklachten te bevorderen;<br />

• adviezen en vaardigheden die helpen bij het omgaan <strong>met</strong> deze pijnklachten aan te<br />

reiken.<br />

Inhoud: Een begeleidingsprogramma voor Turkse en Marokkaanse vrouwen <strong>met</strong><br />

psychosomatische klachten in de huisartspraktijk. In het project “Bruggen Bouwen” zal een<br />

migrantenvoorlichtster een communicatieve brug proberen te slaan tussen de Turkse of<br />

Marokkaanse patiënt <strong>met</strong> psychosomatische klachten en de huisarts, zodat pijnklachten<br />

verhelderd worden, een begeleidingsprogramma wordt opgesteld en de vrouw eventueel<br />

wordt voorbereid op doorverwijzing naar andere hulpverleners.<br />

Doelgroep:<br />

Turkse en Marokkaanse vrouwen <strong>met</strong> spierspanningpijn en andere stressgerelateerde<br />

klachten<br />

Evaluatie:<br />

Er vindt een effectiviteitsevaluatie plaats (effect op psychisch welbevinden, op het<br />

zorggebruik, onderling begrip tussen huisarts en patiënt, verbetering <strong>van</strong> de communicatie.<br />

De te starten interventie is gericht op Turkse en Marokkaanse vrouwen in Rotterdam.<br />

Huisartspraktijken <strong>met</strong> een multi-etnisch patiëntenbestand worden hiervoor benaderd. De<br />

huisartspraktijken zullen at random worden toegewezen aan de experimentele groep of de<br />

controlegroep. Er zullen ongeveer 150 patiënten worden geworven om na afloop <strong>van</strong> de<br />

interventies een voldoende grote groep over te houden voor analyses. De vrouwen zullen in<br />

eerste instantie worden benaderd door de huisarts. De instroom <strong>van</strong> patiënten verloopt<br />

trager dan gepland.<br />

Periode: 2000-2003<br />

7c: Project Amor I Salu<br />

Door: GGD-Rotterdam<br />

Doel project: Het project ‘Amor i Salú’, Liefde en Gezondheid, is erop gericht problemen als<br />

ongewenste tienerzwangerschappen, seksueel overdraagbare aandoeningen en aids zoveel<br />

mogelijk te voorkomen.<br />

Doelgroep: De Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap in Rotterdam<br />

Inhoud project: Het project start <strong>met</strong> een onderzoek onder 500 Antillianen en Arubanen naar<br />

hun opvattingen en ideeën <strong>van</strong> over veilig vrijen, zwangerschap en seksueel overdraagbare<br />

aandoeningen. Als vervolg op dit onderzoek zijn verschillende preventie-activiteiten<br />

uitgevoerd: diverse voorlichtingsactiviteiten, zoals radioprogramma’s, groepsvoorlichtingen,<br />

condoomuitdeelacties en het verstrekken <strong>van</strong> informatie tijdens manifestaties, festivals,<br />

sporttoernooien ed. Tijdens het zomercarnaval was er een op de doelgroep gerichte<br />

postercampagne. Deze activiteiten zijn tot stand gekomen in nauwe samenwerking <strong>met</strong> de<br />

Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap en zijn uitgevoerd door Antilliaanse en Arubaanse<br />

voorlicht(st)ers.<br />

Resultaat: Er werd in de groep die aan de voor- en na<strong>met</strong>ing had meegedaan wel enig effect<br />

gevonden op beliefs ten aanzien <strong>van</strong> misverstanden over de transmissie <strong>van</strong> hiv en de<br />

ervaren ernst <strong>van</strong> soa’s en aids. Geconcludeerd werd dat de impact <strong>van</strong> het project in de<br />

Antilliaanse en Arubaanse doelgroep beperkt is. Wel bleek het goed mogelijk om een<br />

voorlichtingscampagne samen <strong>met</strong> de migrantengemeenschap vorm te geven.<br />

Ad 8: GGD Fryslan<br />

Ad vraag 3) enigszins, onlangs is literatuuronderzoek verricht in opdracht <strong>van</strong> de Fryske<br />

Academie.<br />

Ad 12: GGD ZuidHolland Zuid<br />

Ad vraag 3) De GGD-ZHZ heeft t.b.v. een Gezondheidsmonitor aan 10.000 mensen in haar<br />

regio een vragenlijst over de ervaren gezondheid gestuurd. Aan het onderzoek<br />

hebben uiteindelijk 6407 inwoners meegewerkt, een respons dus <strong>van</strong> bijna 65%.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

33


Zestien procent <strong>van</strong> de inwoners <strong>van</strong> Zuid-Holland Zuid is allochtoon. Bij de<br />

getallen <strong>van</strong> het onderzoek is gekeken naar een afspiegeling <strong>van</strong> de samenleving in ZHZ,<br />

waarbij uiteraard ook allochtonen zijn geïnterviewd.<br />

Ad vraag 4) In de regio Zuid-Holland Zuid is het Platform Allochtonen en Zorg opgericht. Dit<br />

wordt gefinancierd door het Zorgberaad, een instelling waar ook de GGD lid <strong>van</strong> is en dus<br />

aan meebetaalt. Het platform inventariseert knelpunten in de zorg, levert een bijdrage aan<br />

het oplossen <strong>van</strong> de knelpunten en verbetert de contacten tussen zorgvragers en<br />

zorgaanbieders.<br />

ad vraag 5) De beleidsmedewerker Lokaal Gezondheidsbeleid <strong>van</strong> de GGD ondersteunt<br />

gemeenten bij het maken <strong>van</strong> een nota. Voor deze functie was zij werkzaam bij de SPD<br />

ZHZ, waarbij ze de laatste anderhalf jaar projectleider was bij het project SPD Kleurrijk, het<br />

opzetten <strong>van</strong> een allochtonenbeleid voor mensen <strong>met</strong> een chronische ziekte en/of handicap.<br />

In dat kader heeft zij veel zicht gekregen op de vragen en de SES bij allochtonen, waardoor<br />

zij uiteraard zoveel mogelijk tracht deze kennis in haar huidige werkkring te 'gebruiken'.<br />

Ten behoeve <strong>van</strong> de nota Gezondheidsbeleid hebben gemeenten aan het RPCP gevraagd<br />

om <strong>van</strong>uit haar achterban prioriteiten weer te geven. Deze prioriteiten zijn als volgt:<br />

1. Psychosociale problemen<br />

2. Deskundigheid vergroten <strong>van</strong> hulpverlenende instanties (zoals de huisarts)<br />

3. Betere voorlichting m.b.t. de gezondheidszorg, rechten en plichten <strong>van</strong> de<br />

patiënt en over ziekten die bij allochtonen veel voorkomen<br />

4. Inzetten zorgconsulenten of VETC<br />

5. Wonen voor allochtone ouderen.<br />

In haar nieuwe werkkring bij de GGD zijn nog geen projecten waar allochtonen bij betrokken<br />

zijn. Er is bij deze GGD helemaal geen sprake <strong>van</strong> interculturalisatiebeleid: er is geen<br />

allochtoon personeel en er is ook geen specifiek allochtonenbeleid. De beleidsmedewerker<br />

moet dat nog helemaal gaan ontwikkelen, de GGD moet nog een inhaalslag maken. Bij het<br />

slotsymposium <strong>van</strong> haar vorige werkkring waren wel 5 medewerkers <strong>van</strong> deze GGD<br />

gekomen. Wat er volgens haar nodig is voor het ontwikkelen <strong>van</strong> een allochtonenbeleid:<br />

• de directie staat achter dit initiatief<br />

• een plan <strong>van</strong> aanpak<br />

• scholing <strong>van</strong> medewerkers (bij de SPD had ze voor alle 160 medewerkers een<br />

basiscursus georganiseerd, voor hen <strong>met</strong> inhoudelijke contacten <strong>met</strong> allochtone cliënten<br />

nog 3 dagen verdieping erna; moskeebezoek; groot succes)<br />

• communicatie en voorlichting:<br />

• richtlijnen om de doelgroepen te bereiken<br />

• personeelsbeleid<br />

De beleidsmedewerker werkt nu voor 14 wethouders die ze al heeft voorgelicht over het<br />

belang <strong>van</strong> aandacht voor allochtonen; een aantal <strong>van</strong> hen is geïnteresseerd, want<br />

bijvoorbeeld Dordrecht heeft nu al 25% allochtonen. In de nota <strong>gezondheidsbeleid</strong> die op 1<br />

juli af moet zijn, zijn allochtonen een <strong>van</strong> de 5 kwetsbare groepen. Er komt een aanbeveling<br />

in om iets aan de gezondheidsachterstand <strong>van</strong> allochtonen te doen. In januari en februari<br />

gaat ze de verschillende gemeenteraden voorlichten wat zij er aan kunnen doen.<br />

Ad 14: GGD Stedendriehoek<br />

Ad vraag 1) kent geen projecten ad 1; GGD organiseert wel deskundigheidsbevordering voor<br />

bij AMA-betrokken personen en instanties;<br />

3) nog geen duidelijk beeld, bezig <strong>met</strong> schrijven <strong>van</strong> beleidsstuk over<br />

gezondheidsbevordering bij allochtonen;<br />

5) er bestaat een zorgnetwerk vluchtelingen en asielzoekers, nog geen andere activiteiten.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

34


Ad 15: GGD Twente<br />

15a: VETC<br />

Alle VETC wordt afgestemd op de behoeften en wensen <strong>van</strong> de doelgroep; er worden koffieochtenden<br />

georganiseerd waar de vrouwen zelf aangeven over welke onderwerpen zij<br />

informatie willen hebben.<br />

15b: AMA project:<br />

Door: GGD ism Stichting Jeugdzorg<br />

AMA’s zijn opgeleid om seksuele voorlichting te geven aan andere AMA’s in de kleine<br />

wooneenheden. Het project werd gesubsidieerd door het AIDS-fonds en loopt tot eind 2002.<br />

Nog lang niet alle doelen zijn bereikt door lange aanlooptijd (moeilijk om geschikte AMA’s te<br />

vinden en er is veel verloop in populatie). Daarnaast bleken de AMA eerst alles te willen<br />

weten over huisvesting, verblijfsstatus, school ed. voordat ze überhaupt geïnteresseerd<br />

waren in AIDS, SOA ed. Alleen de condoomvoorlichting is wel gelukt (er belandden relatief<br />

veel AMA’s in cel wegens onzedelijk gedrag).<br />

15c: 3-jarig Eerstelijns project<br />

In achterstandswijken in 2 huisartspraktijken (5 ha-en) houden VETC’ers iedere week een<br />

spreekuur <strong>van</strong> 3 uur waar de huisartsen mensen <strong>met</strong> een chronische aandoening naar toe<br />

verwijzen voor uitleg over de ziekte (kennisoverdracht) en het omgaan ermee<br />

(zelfredzaamheid bevorderen); Zo nodig worden de mensen verwezen naar het<br />

cursusproject. NB toen de VETC’ers het spreekuur in buurtcentra hielden kwamen de<br />

mensen niet, nu ze in de huisartspraktijk zitten komen ze wel. Project wordt geëvalueerd<br />

door GGD epidemioloog. De gemeente wil dat de huisartsen nu meer autochtonen uit die<br />

achterstandswijken gaan doorsturen, tot nu toe vooral allochtonen.<br />

15d Voedingsproject op scholen<br />

Door de GGD. Hier worden ook de ouders <strong>van</strong> de (allochtone) kinderen bij betrokken.<br />

Ad 16: GGD Flevoland;<br />

1) ja, zie lokale gezondheidsplannen <strong>van</strong> de verschillende gemeenten voor inhoud<br />

3) redelijk, zijn bezig het beter in kaart te brengen<br />

5) enkele<br />

NB zie ook de beschrijving <strong>van</strong> het project Gezondheids<strong>met</strong>ing Allochtonen op pagina 10.<br />

Ad 17: GGD Zuidelijk Limburg<br />

Ad vraag 1)<br />

• Lessen over wegwijs in zorg en welzijnsland in het kader <strong>van</strong> NT2.<br />

• Groepsgerichte voorlichting op verzoek <strong>van</strong> zelforganisaties/allochtonen.<br />

• Een migrantenspreekuur ten behoeve <strong>van</strong> individuele problematiek, bedoeld voor<br />

probleemverheldering en wegwijs maken in zorgland<br />

• En verder een projectvoorstel op dit terrein dat door de provincie is goedgekeurd,<br />

maar al een jaar blijft steken op de goedkeuring <strong>van</strong> de gemeente (voorwaarde voor<br />

provinciale subsidietoekenning is cofinanciering door gemeente): Allochtone<br />

consulenten voor welzijn en zorg; project gericht op vergroten <strong>van</strong> kennis en<br />

zelfredzaamheid (onderwijs, opvoeding, gezondheid, instellingen) <strong>van</strong> groepen<br />

arbeidsmigranten en vluchtelingen door de inzet <strong>van</strong> aan<strong>van</strong>kelijk getrainde<br />

vrijwilligers die later doorstromen naar een VETC-baan.<br />

Ad vraag 2) GGD initiatief, maar gevoed <strong>van</strong>uit de allochtonen<br />

Ad vraag 3) ja, maar cijfermatige, epidemiologische gegevens ontbreken<br />

Ad vraag 4) ja, <strong>met</strong> zelforganisaties en uiteraard de MOA (asielzoekers)<br />

Ad vraag 5) De brugfunctionarissen die bij het Welzijnswerk zijn aangesteld om als brug te<br />

fungeren tussen de allochtone en autochtone bevolking.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

35


Ad 18: GGD Zuid-Holland Noord<br />

Lijstje zelf niet beantwoord; de volgende projecten worden genoemd:<br />

18a: Hijsen en slikken: genotmiddelengebruik uitgaande jeugd (16+) in samenwerking <strong>met</strong><br />

Parnassia; Parnassia heeft ook contact <strong>met</strong> allochtone organisaties<br />

18b: Voorlichting Bevolkingsonderzoek borstkanker en baarmoederhalskanker <strong>met</strong><br />

behulp <strong>van</strong> VETC. Er is nu een initiatief om deze voorlichting bij een groepje uit te breiden<br />

<strong>met</strong> bijeenkomsten over andere gezondheidsthema’s.<br />

18c: St Dienstverlening Ouderen gaat onderzoek doen onder allochtone ouderen op<br />

terrein <strong>van</strong> zorg en welzijn, om beter vraag en aanbod op elkaar af te stemmen. Wellicht<br />

wordt daar in 2003 ook het thema mantelzorg aan gekoppeld en dan wordt de GGD erbij<br />

ingeschakeld.<br />

Ad 20: GGD Zuidoost Brabant<br />

3) mn voor de stad Helmond redelijk<br />

5) ja, project Binnenstad Oost<br />

Ad 22: GGD Arnhem (geen lijstje ingevuld)<br />

22a: Beter in de buurt<br />

In Arnhem is een aantal Healthy City-achtige projecten gedaan in verschillende wijken maar<br />

<strong>van</strong>wege de erg arbeidsintensieve aanpak in vergelijking tot het rendement is daarmee<br />

gestopt. Met name de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de doelgroep bleek moeilijk te realiseren. De politieke<br />

waardering voor dit soort projecten is erg laag. Daarom wordt nu meer gekozen voor<br />

kleinschalige, concrete aanpak <strong>van</strong> gezondheidsproblemen. Allochtonen zijn geen aparte<br />

doelgroep bij deze kleinschalige activiteiten en ook niet in de gemeentelijke<br />

gezondheidsplannen. Gezondheid is op lokaal niveau überhaupt moeilijk om hoog op de<br />

politieke agenda te krijgen. Ook de gemeentelijke adviesraad minderheden wordt opgeheven<br />

volgens een recent krantenbericht.<br />

NRC 14 december 2002: In Arnhem geen subsidies allochtonen; “geen bijdrage aan<br />

integratie” ; per 1-1-2004 krijgen 23 allochtone organisaties geen subsidie meer <strong>van</strong> B&W<br />

omdat ze te weinig hebben bijgedragen aan integratie maar zich te veel richten op het<br />

behoud <strong>van</strong> de eigen cultuur. Arnhem wil daarnaast de door de gemeenteraad geïnstalleerde<br />

gemeentelijke adviescommissie minderheden opheffen. In deze commissie zijn<br />

vertegenwoordigers <strong>van</strong> de allochtone organisaties opgenomen.<br />

Het functioneren <strong>van</strong> deze commissie staat al lange tijd ter discussie.<br />

22b: Diabetesproject allochtonen<br />

De GVO-afdeling heeft samen <strong>met</strong> de Thuiszorg twee jaar intensief gewerkt aan het<br />

opzetten <strong>van</strong> een Diabetesproject voor allochtonen.Uiteindelijk is het project mislukt omdat<br />

aan<strong>van</strong>kelijk de (enige) VETC’er afhaakte en vervolgens wilde de huisartsenpraktijk niet<br />

meer meewerken <strong>van</strong>wege te weinig tijd (ziekte, zwangerschap <strong>van</strong> huisarts). Op korte<br />

termijn bleek geen praktijk meer te vinden waar voldoende grote doelgroep aanwezig is,<br />

rekening houdend <strong>met</strong> reistijd en beschikbaarheid VETC’er. Bij de planning <strong>van</strong> het project<br />

moet daarnaast rekening gehouden worden <strong>met</strong> lange zomervakanties <strong>van</strong> oudere<br />

allochtonen (<strong>van</strong> mei tot september weg) en <strong>met</strong> de Ramadan, waardoor er slechts een<br />

beperkte periode overblijft. Daar alles al klaar was (onderzoeksopzet, vragenlijsten,<br />

adreslijsten ed) was het frustrerend dat het project niet door ging.<br />

De GVO afdeling heeft zelf een rem gezet op vragen naar voorlichting over vrouwenklachten;<br />

dat is nu al zo’n 20 jaar gedaan en het moeten geen gezelligheidsclubjes worden. Voor het<br />

overige worden weinig vragen <strong>van</strong>uit de allochtone doelgroep gesignaleerd.<br />

Als steeds groter probleem wordt ervaren de toenemende diversiteit <strong>van</strong> de groep<br />

allochtonen. Ook daardoor lijkt een meer individuele benadering meer geschikt.<br />

De GVO afdeling is ook gestopt <strong>met</strong> het in vertaalde vorm aanbieden <strong>van</strong> artikelen over<br />

gezondheid voor de schoolkrant <strong>van</strong> de basisscholen. Dat lijkt niet meer nodig.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

36


Ad 23: GG&GD Utrecht (geen lijstje ingevuld)<br />

23a: Jeugdgezondheidszorg<br />

Er worden vooral bij de afdeling Jeugdgezondheidszorg <strong>van</strong> de GG&GD projecten voor<br />

allochtonen uitgevoerd, overigens altijd in overleg <strong>met</strong> de doelgroepen:<br />

• Opvoedingsondersteuning<br />

• Bedplastraining<br />

• Weerbaarheidstraining<br />

• VETC<br />

• De op initiatief <strong>van</strong> de GG&GD gemaakte homo-emancipatie film voor allochtone<br />

jongeren is door slechte PR nauwelijks gedistribueerd in het land.<br />

23b: Project Gezond leven en bewegen:<br />

Wijkservice-centrum Zuidwest<br />

Op dit moment wordt er hard gewerkt aan het opstellen <strong>van</strong> de nota LGB en daarin zal ook<br />

gesproken worden over wat er gedaan gaat worden <strong>met</strong> allochtonen, hoe zij kunnen<br />

participeren in het beleid en hoe de wijkgerichte aanpak die in Utrecht gevoerd wordt hierin<br />

past. In Utrecht Zuid-West heeft men het voordeel dat de huidige wethouder zowel<br />

wijkwethouder is als zorg in zijn portefeuille heeft. Op dit moment praat de wethouder zelf<br />

veel <strong>met</strong> allochtone organisaties in de wijk, maar zeker niet alleen over gezondheid. Bij die<br />

gesprekken is ook de wijkaccountmanager <strong>van</strong> de GG&GD. Men heeft het idee dat het weer<br />

goed zou zijn als de GG&GD ook zou participeren in een interculturalisatieplatform in de<br />

gemeente, hetgeen nu niet gebeurt.<br />

Samen <strong>met</strong> het NIGZ is een aanvraag gedaan bij het Stimuleringsfonds OGZ en deze is<br />

gehonoreerd. Ter voorbereiding daarop is een lijst <strong>met</strong> thema’s voorgelegd aan allerlei<br />

partijen in de buurt <strong>van</strong> naai-/koffiegroepen voor allochtone vrouwen, huisartsen,<br />

schoolmaatschappelijk werkers etc., ter prioritering. Opvoeding kreeg daarbij de hoogste<br />

prioriteit. Niet alleen zou het bestaande aanbod <strong>van</strong> cursussen “Opvoeden zo” uitgebreid<br />

moeten worden om aan de vraag te voldoen, maar ook vragen vrouwen om een cursus voor<br />

hun mannen. Er is door de toekenning <strong>van</strong> het Fonds financiële ruimte en committent om<br />

eventuele vervolg vragen/thema’s <strong>van</strong> deelnemers aan dit soort cursussen te ontwikkelen.<br />

Ad 24: GGD Zuid Hollandse Eilanden (geen lijstje ingevuld)<br />

24a: Project Peerpreventie<br />

Door Forum, in samenwerking <strong>met</strong> Trimbos Instituut, Het Projectenbureau Jeugdhulpverlening,<br />

Schellingwoude, Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES), Gelders Centrum voor<br />

Verslavingszorg De Grift, GGD Zuid-Hollandse Eilanden, Gemeenten Spijkenisse en<br />

Hellevoetsluis<br />

Doel project: Het kennisniveau omtrent risico’s <strong>van</strong> drugsgebruik bij allochtone jongeren is<br />

lager dan bij autochtonen, terwijl bekend is dat onder bepaalde groepen allochtone jongeren<br />

veel excessief drugs- en alcoholgebruik voorkomt, naast ander riskant gedrag zoals gokken<br />

en criminaliteit. Zij lopen een groot risico te marginaliseren. De ‘peer<strong>met</strong>hode’ – waarbij<br />

leeftijdsgenoten uit de eigen groep als tussenpersoon fungeren – biedt mogelijk betere<br />

kansen om jongeren te bereiken. Immers, reguliere preventieprogramma’s bereiken hen<br />

vaak niet:. ze zijn geneigd voorbeelden te zoeken in eigen kring, de peergroup. Hoewel de<br />

<strong>met</strong>hode al enige tijd bekend is, is nog weinig onderzocht in hoeverre ze geschikt is voor<br />

moeilijk bereikbare allochtone jongeren. Doelstellingen <strong>van</strong> het project zijn:<br />

•. De <strong>met</strong>hode geschikt en beschikbaar te maken voor toepassingen bij moeilijk bereikbare<br />

allochtone jongeren <strong>met</strong> meervoudige problematiek waaronder drugsmisbruik.<br />

• Protocol ten behoeve <strong>van</strong> toepassing <strong>van</strong> de peer<strong>met</strong>hode bij Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse<br />

jongeren ontwikkelen en toetsen.<br />

Doelgroep: (direct) Beroepskrachten in de preventieve zorg en allochtone paraprofessionele<br />

‘peers’. (indirect) Antilliaanse, Marokkaanse en Turkse jongeren.<br />

Inhoud: Het protocol bestaat uit gedetailleerd omschreven procedures die samen de <strong>met</strong>hode<br />

peerpreventie vormen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

37


Het protocol wordt uitgetest bij een groep Antilliaanse jongeren in Spijkenisse, Turkse jongeren in<br />

Hellevoetsluis, en Marokkaanse jongeren in Ede en Nijmegen. Het protocol wordt<br />

wetenschappelijk getoetst door het IMES. Het getoetste protocol wordt vastgelegd in een<br />

handleiding, die wordt ter beschikking gesteld aan het Project Uitgaan en Drugs en in het<br />

productenboek wordt opgenomen. Het Project Uitgaan en Drugs zal de verdere implementatie ter<br />

hand nemen. Het product zal worden aangeboden aan het Landelijk Steunpunt Preventie en het<br />

expertisecentrum Resultaten Scoren.<br />

Evaluatie: Het evaluatieonderzoek wordt gecoördineerd door het IMES <strong>van</strong> de Universiteit<br />

<strong>van</strong> Amsterdam.<br />

Periode: 05-01-2000 tot en <strong>met</strong> 05-01-2002<br />

Overige bevindingen<br />

Tot zover de resultaten <strong>van</strong> de inventarisatie bij GGD’en. Nogmaals, deze inventarisatie is<br />

niet volledig voor hetgeen <strong>van</strong>uit GGD’en of andere gemeentelijke diensten gebeurt aan de<br />

oplossing <strong>van</strong> gezondheidsproblemen bij allochtonen.<br />

Daarnaast worden nog veel projecten geïnitieerd en uitgevoerd door andere dan<br />

gemeentelijke instellingen. Deze behoorden niet tot de doelgroep <strong>van</strong> bovenstaande<br />

inventarisatie, maar het lijkt toch goed een aantal <strong>van</strong> deze instellingen te noemen om aan te<br />

geven dat het hele werkveld groter is dan alleen GGD’en. Voor een deel betreft het hier<br />

landelijk opererende organisaties. Verder wordt op regionaal niveau veel werk verzet <strong>van</strong>uit<br />

de Regionale Patiënten/Consumenten Platforms en <strong>van</strong>uit provinciale Steunorganisaties (zie<br />

voorbeelden hieronder). Tenslotte worden nog twee projecten <strong>met</strong> asielzoekers beschreven.<br />

A: Project: Psychosociale problemen en hulpvragen <strong>van</strong> allochtone ouderen in<br />

Overijssel<br />

Door: Steunpunt Minderheden Overijssel<br />

Het onderzoek moet antwoord geven op de vraag hoe de hulpverleningsinstellingen in<br />

Overijssel beter tegemoet kunnen komen aan de psychosociale problemen en hulpvragen<br />

<strong>van</strong> allochtone ouderen. Daarvoor is onderzocht welke psychosociale problemen allochtone<br />

ouderen ervaren, aan welke hulp ze behoefte hebben, of ze op de hoogte zijn <strong>van</strong> het<br />

hulpaanbod en welke belemmeringen ze ervaren in het contact <strong>met</strong> instellingen.<br />

B: Project: De allochtone zorgvrager centraal: samenwerken bij informatievoorziening.<br />

Door: Regionaal Patiënten/ Consumentenplatform Rijnmond<br />

Het doel <strong>van</strong> dit project is komen tot een betere informatievoorziening voor allochtonen over<br />

de gezondheidszorg en patiëntenrechten. Uitgangspunt daarbij is het samen <strong>met</strong> allochtonen<br />

vormgeven <strong>van</strong> die informatie. Eerst wordt een serie voorlichtingsbijeenkomsten over<br />

patiëntenrechten georganiseerd voor het kader <strong>van</strong> zelforganisaties <strong>van</strong> allochtonen in de<br />

regio. Vervolgens worden op basis <strong>van</strong> de informatiebehoefte <strong>van</strong> allochtone<br />

zelforganisaties. Er zijn aanbevelingen gedaan voor een structurele informatievoorziening<br />

over de gezondheidszorg aan allochtonen. De opgedane ervaringen worden vastgelegd in<br />

een handleiding voor het organiseren <strong>van</strong> voorlichtingsbijeenkomsten voor het kader <strong>van</strong><br />

allochtonenorganisaties.<br />

Voorbeelden <strong>van</strong> projecten die door landelijke organisaties ontwikkeld en uitgetest worden<br />

en vervolgens beschikbaar gesteld worden aan de lokale uitvoerenden, zijn de volgende:<br />

C: Project: Voorlichting over depressie aan Turkse en Marokkaanse patiënten.<br />

Ontwikkeling <strong>van</strong> voorlichtingsactiviteiten over depressie voor Turkse en Marokkaanse<br />

huisartspatiënten.<br />

Door: Trimbos instituut, in samenwerking <strong>met</strong> NIGZ en GGD’en<br />

Doel project: Depressie is één <strong>van</strong> de meest voorkomende psychische problemen. Ook bij<br />

Turken en Marokkanen komen vaak klachten voor die in de ‘westerse‘ gezondheidszorg<br />

worden benoemd als depressie.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

38


Voor het voorkomen en het behandelen <strong>van</strong> depressie is een aantal effectieve interventies<br />

beschikbaar. Alvorens tot behandeling over te kunnen en willen gaan, is (h)erkenning <strong>van</strong><br />

het ziektebeeld en kennis over de symptomen <strong>van</strong> een depressie een absolute voorwaarde.<br />

Doel <strong>van</strong> dit project is Turkse en Marokkaanse voorlichters die werkzaam zijn in<br />

huisartsenpraktijken op te leiden om voorlichting te kunnen geven over depressie.<br />

Het uiteindelijk doel is aan Turkse en Marokkaanse huisartspatiënten op een laagdrempelige<br />

wijze voorlichting over depressie geven door deze te integreren in de activiteiten <strong>van</strong> de<br />

voorlichters eigen taal en cultuur (vetc).<br />

Pilot-regio’s: Enschede, Gouda, Rotterdam en Den Haag<br />

Doelgroep: (direct) Voorlichters (indirect) Turken en Marokkanen <strong>met</strong> depressieve klachten.<br />

Inhoud: Na een training zijn voorlichters in pilotregio’s aan de slag gegaan. Enerzijds<br />

ondersteunden zij de huisartsen bij het verduidelijken <strong>van</strong> de hulpvraag <strong>van</strong> de patiënten.<br />

Anderzijds gaven zij informatie aan patiënten <strong>met</strong> klachten die duiden op een depressie of<br />

die <strong>van</strong> de huisarts de diagnose depressie hebben gekregen. Op basis <strong>van</strong> ervaringen <strong>van</strong><br />

de voorlichters worden de lesmap en de training bijgesteld en <strong>van</strong>af september 2001 aan<br />

een bredere groep <strong>van</strong> voorlichters en andere belangstellenden aangeboden.<br />

D: Project: Gezinsondersteuning <strong>van</strong> gezinnen <strong>met</strong> een gehandicapt kind<br />

Door: NIZW<br />

Dit project loopt nu in 5 pilot regio’s. Eerst zijn uitgebreide interviews gedaan <strong>met</strong> gezinnen<br />

om de vraag ofwel problemen <strong>van</strong> deze groep in kaart te brengen. Vervolgens is het aanbod<br />

<strong>van</strong> de instellingen in kaart gebracht en zijn. Daarna wordt in ontwikkelgroepen gekeken hoe<br />

het aanbod beter op de vraag kan gaan aansluiten. Hiertoe zitten instellingen, zorgkantoor<br />

en gemeente om de tafel. Ondertussen worden de gezinnen elk half jaar gemonitored om te<br />

kijken wat er in hun situatie veranderd maar ook om te zien of zij iets merken <strong>van</strong> een<br />

verandering in het aanbod. Pilot project speelt in 5 regio’s: Kennemerland, Waalwijk, Den<br />

Haag/Rotterdam, Schiedam en Amsterdam. In Amsterdam is de gemeente het duidelijkst<br />

betrokken <strong>van</strong>uit hun regie rol, zodat zij ook andere instellingen kunnen aanmoedigen om<br />

hun aanbod af te stemmen op de vraag <strong>van</strong> deze doelgroep. Ook ambtenaren op stadsdeel<br />

niveau denken mee over hoe het totale aanbod voor deze gezinnen beter afgestemd kan<br />

worden op de vraag. Zo wordt er in Amsterdam nu ook een link gelegd <strong>met</strong> de regiovisie.<br />

Project geld komt <strong>van</strong> VWS voor het NIZW om d.m.v. deze 5 pilots een werkmodel te<br />

ontwikkelen dat landelijk geïmplementeerd kan worden.<br />

Door het NIZW is een cursus ontwikkeld voor Turkse en Marokkaanse ouders <strong>van</strong> kinderen<br />

<strong>met</strong> een handicap. Het doel is Turkse en Marokkaanse ouders <strong>van</strong> een jong kind <strong>met</strong> een<br />

verstandelijke en/of lichamelijke handicap te informeren zodat zij beter in staat zijn om hun<br />

kind thuis op te voeden. De ouders zullen na de cursus beter gebruik kunnen maken <strong>van</strong><br />

hulpverleningsinstellingen, thuishulp organiseren of hun weg vinden in het regulier onderwijs.<br />

E: Project: Allochtone vrouwen en gezondheidsbevordering in de wijk: een<br />

community-studie rond de ontwikkeling en uitvoering <strong>van</strong> gezondheidsbevordering in<br />

de Kaap-Verdische gemeenschap in Rotterdam<br />

Door:Verwey-Jonker instituut<br />

Doel project: Het project 'allochtone vrouwen en gezondheidsbevordering in de wijk' moet<br />

inzicht verschaffen in de gezondheidsculturen <strong>van</strong> allochtone vrouwen. Het gaat daarbij om<br />

vrouwen die in hun gemeenschap een centrale positie innemen. De inzichten zijn bruikbaar<br />

bij de samenwerking tussen deze vrouwen en de betrokken professionele werkers in de wijk,<br />

die gericht is op het bevorderen <strong>van</strong> gezonde leefstijlen in wijk en gezin.<br />

Direct aansluitend op het onderzoek worden samen <strong>met</strong> alle betrokkenen<br />

interventiestrategieën ontwikkeld om gezonde leefstijlen te stimuleren. Inzet is dat<br />

interventies <strong>van</strong> onderop een aantoonbare stimulans gaan vormen voor gezond leven in de<br />

genoemde gemeenschappen. Het draagvlak <strong>van</strong> dit soort interventies is dan relatief groot.<br />

Het hele project zal vergezeld gaan <strong>van</strong> een proces- en effect<strong>met</strong>ing.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

39


Het project moet inzichten voor beleidsontwikkeling opleveren, te gebruiken voor de<br />

ontwikkeling <strong>van</strong> lokale gezondheidsplannen. Dit gebeurt door informatieverstrekking en<br />

beïnvloeding <strong>van</strong> de sociale norm <strong>van</strong> gezond leven, door het benutten <strong>van</strong> de informele<br />

sociale infrastructuur en door doelgroepen<strong>participatie</strong>. Zo worden vernieuwende <strong>met</strong>hoden<br />

en strategieën ontwikkeld en toegepast die op een aantoonbare wijze gezond leven <strong>van</strong> de<br />

betrokken doelgroepen stimuleren.<br />

Periode: 1-1—2002 tot 1-1-2004<br />

F: Project: Interculturalisatie <strong>van</strong> lokaal vrijwilligersbeleid<br />

Door: NCB, in samenwerking <strong>met</strong> Gemeenten, SVM, NOV, Forum<br />

Doel project: Ontwikkeling <strong>van</strong> interculturalisatie als integraal onderdeel <strong>van</strong><br />

vrijwilligersbeleid bij de 40 grote gemeenten.<br />

Inhoud: Het landelijk vrijwilligersprogramma Stap Twee, richt zich binnen haar vijfjarig project<br />

<strong>met</strong> als doel 'Interculturalisatie <strong>van</strong> vrijwilligerswerk' op drie 'partijen': vrijwilligersorganisaties,<br />

ondersteuningsstructuren en de overheid. De overheid moet voorwaarden scheppen en dat<br />

moet vooral op lokaal niveau handen en voeten krijgen. Het NCB voert het onderdeel <strong>van</strong> het<br />

Stap Twee programma uit om lokale overheden te stimuleren interculturalisatie op te nemen<br />

in het vrijwilligersbeleid. Dit gebeurt aan de hand <strong>van</strong> werkbezoeken / bijeenkomsten <strong>met</strong> vijf<br />

gemeenten, een werkconferentie voor alle G40 gemeenten en een begeleidingstraject rond<br />

de uitvoering <strong>van</strong> lokaal beleid waarin gemeenten ervaringen kunnen uitwisselen. Ook zijn er<br />

mogelijkheden voor consultatie op locatie.<br />

Periode: 2001 – 2002<br />

Asielzoekers<br />

Tenslotte nog een pararaaf over een groep allochtonen waar gemeenten niet direct<br />

verantwoordelijk zijn voor de gezondheid, omdat asielzoekers (nog) geen echte burgers zijn.<br />

Via de bemoeienissen <strong>van</strong> de GGD’en <strong>met</strong> de Medische Op<strong>van</strong>g <strong>van</strong> Asielzoekers hebben<br />

gemeenten daar indirect wel mee te maken en kan een gemeente ook een bewuste keus<br />

maken om wel wat aan de gezondheidsbevordering <strong>van</strong> deze groep te doen.<br />

In de AZC’s in Nederland blijkt eigenlijk maar op drie plekken duidelijk sprake te zijn <strong>van</strong><br />

<strong>participatie</strong> <strong>van</strong> de asielzoekers bij het bevorderen <strong>van</strong> de eigen gezondheid in het centrum.<br />

In twee AZC’s loopt een landelijk door ZON/MW gefinancierd project “Gezond AZC” en in<br />

AZC Almere is een lokaal project waar<strong>van</strong> een aanzienlijk deel <strong>van</strong> de uitvoeringskosten<br />

door de gemeente Almere betaald worden.<br />

Uit een vergelijking <strong>van</strong> beide projecten blijkt dat er op het gebied <strong>van</strong> het bevorderen <strong>van</strong><br />

<strong>participatie</strong> <strong>van</strong> asielzoekers in een op<strong>van</strong>g setting een aanzienlijk aantal knelpunten te<br />

onderscheiden zijn:<br />

- Asielzoekers zijn moeilijk te motiveren om aan een dergelijk project mee te doen, omdat<br />

ze vaak meer bezig zijn <strong>met</strong> het verkrijgen <strong>van</strong> een verblijfsstatus, het verwerken <strong>van</strong><br />

trauma’s, wantrouwend zijn t.o.v. zowel MOA als COA, en <strong>van</strong>wege de zeer gevarieerde<br />

samenstelling <strong>van</strong> de bewonersgroep in een centrum, is er niet of nauwelijks sprake <strong>van</strong><br />

een gemeenschapsgevoel.<br />

- Het feit dat asielzoekers ook regelmatig, gedwongen, overgeplaatst worden naar andere<br />

centra levert problemen op bij het vormen <strong>van</strong> een hechte groep actieve bewoners.<br />

- Sinds de reorganisatie (2000) <strong>van</strong> de MOA waarbij de preventieve zorg niet meer<br />

uitgevoerd wordt door het COA maar door MOA stichtingen die onder de<br />

verantwoordelijkheid <strong>van</strong> GGD’en vallen, wordt er tussen COA en MOA gesteggeld over<br />

de precieze taakverdeling binnen een centrum. Er zijn ook onduidelijkheden over de<br />

taakverdeling tussen MOA en reguliere gezondheidszorg. Beide genoemde projecten<br />

hebben hier last <strong>van</strong> bij het realiseren <strong>van</strong> activiteiten in het AZC die door de<br />

asielzoekers in het kader <strong>van</strong> gezondheidsbevordering gewenst worden. Dit is uiteraard<br />

niet bevorderlijk voor het vertrouwen <strong>van</strong> de asielzoekers in een dergelijk <strong>participatie</strong>f<br />

project.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

40


Toch lijkt er in AZC Almere meer te lukken dan in AZC Zweeloo. Een belangrijk verschil is<br />

het feit dat de gemeente Almere (financiële) ondersteuning <strong>van</strong> het <strong>participatie</strong>ve project in<br />

AZC Almere opgenomen heeft in haar lokaal <strong>gezondheidsbeleid</strong>splan.<br />

Beleidsaanbevelingen:<br />

Asielzoekers<br />

Een werkgroep bestaande uit MOA/GGD en Meregaard zal ten behoeve <strong>van</strong> de bewoners<br />

<strong>van</strong> het AZC Almere preventieve activiteiten opzetten.<br />

Het programma, dat door de werkgroep is ontwikkeld en dat tot doel heeft om ernstige<br />

psychiatrische en psychosociale problematiek in brede zin te voorkomen, is gericht op de<br />

volgende aspecten:<br />

- terugdringen <strong>van</strong> belastende omstandigheden<br />

- vergroten <strong>van</strong> de competentie <strong>van</strong> de doelgroep<br />

- bevorderen <strong>van</strong> de sociale steun<br />

Trekker: Meregaard<br />

Actoren: MOA/GGD Flevoland, de Schoor<br />

Uit: Alméér Gezond, december 2001<br />

In Zweeloo was ten tijde <strong>van</strong> de start <strong>van</strong> het project een enthousiaste wethouder <strong>van</strong> de<br />

Gemeente Coevorden die helaas vertrokken is. Op dit moment heeft de Gemeente<br />

Coevorden een negatieve houding tav het omzetten <strong>van</strong> het AZC naar een permanent<br />

centrum en is dus moeilijk te motiveren om actief deel te nemen aan het project. Wel is<br />

recent de lokale stichting Welzijn toegetreden tot de stuurgroep <strong>van</strong> het project.<br />

Als reden waarom een aantal activiteiten in AZC Almere wel lukken geeft één <strong>van</strong> de<br />

projectleiders aan dat het hier om een relatief nieuw centrum gaat waardoor er geen<br />

problemen zijn <strong>met</strong> al gebaande paden, ook is er veel overcapaciteit in het nabijgelegen<br />

buurthuis door bezuinigingen op het sociaal/cultureel werk waardoor tegen kostprijs<br />

makkelijk ruimte etc. gehuurd kan worden en een enthousiaste en steunende gemeente.<br />

Duidelijk is dat men in beide projecten moeite heeft <strong>met</strong> de door de projectleiders als<br />

wantrouwend en bureaucratisch ervaren houding <strong>van</strong> het COA. Het project in Almere heeft<br />

duidelijk meer actieve steun <strong>van</strong> gemeente, sociaal-cultureel werk en de regionale GGZ<br />

instelling dan in Zweeloo het geval is. Het zou interessant zijn om het project in Almere ook<br />

te evalueren, hetgeen nu niet gebeurt. In Zweeloo wordt het ‘Gezond AZC’ begeleid en<br />

geëvalueerd door de Leerstoelgroep Communicatie en Innovatieve studies <strong>van</strong> Universiteit<br />

Wageningen.<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

41


Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

42


Bijlage 3: Lessen uit <strong>participatie</strong>processen<br />

In achterstandswijken is als gevolg <strong>van</strong> de sociaal-economische gezondheidsverschillen en<br />

de etnische gezondheidsverschillen over het algemeen een slechtere gezondheidssituatie<br />

<strong>van</strong> de bewoners vast te stellen. Veel gemeenten hebben getracht in het kader <strong>van</strong><br />

bijvoorbeeld Sociale Vernieuwing en Stedelijke Vernieuwing of het Grote Steden Beleid, de<br />

situatie in achterstandswijken te verbeteren. Vaak zijn hierbij werkwijzen gebruikt waarbij de<br />

bevolking uitgenodigd werd om actief te participeren in het vormgeven <strong>van</strong> het beleid. Bij dit<br />

type beleid wordt gezondheid door bewoners en lokale politici echter zelden als belangrijk<br />

beleidsthema naar voren geschoven in de bestrijding <strong>van</strong> de algehele<br />

achterstandsproblematiek.<br />

Ook in de specifiek op gezondheid gerichte ‘community’ of ‘wijkgerichte benadering’ speelt<br />

het streven naar <strong>participatie</strong> een grote rol. Het voornaamste argument daarbij is dat mensen<br />

alleen te motiveren zijn om de eigen gezondheid te bevorderen als ze kunnen werken aan<br />

gezondheids(gerelateerde) problemen die ze zelf ervaren. Participatie <strong>van</strong> de ‘community’ bij<br />

het kiezen, vormgeven en uitvoeren <strong>van</strong> interventies gericht op het oplossen <strong>van</strong> de ervaren<br />

problemen geeft de beste kans op succes. Hierbij is echter een aanzienlijk aantal<br />

kanttekeningen te plaatsen, zoals blijkt uit de ervaringen in Rotterdamse achterstandswijken<br />

waar uiteindelijk een groot effectevaluatieonderzoek stopgezet moest worden. In de door de<br />

centrale stad voorgestelde wijkaanpak bleek dat de bestuurders en bewoners <strong>van</strong> de<br />

deelgemeente weinig belangstelling hadden voor gezondheid in het algemeen en al<br />

helemaal niet voor de door de GGD voorgestelde interventies, gericht op leefstijlfactoren.<br />

(De Haes, 2002; Voorham, 2002). De volgende leerpunten uit deze ervaring werden<br />

opgetekend:<br />

• Voor wijkgericht werken aan gezondheidsbevordering is noodzakelijk dat daarvoor sterke<br />

en specifieke politieke steun aanwezig is.<br />

• Betrekken <strong>van</strong> wijkbewoners bij projecten rond gezondheid(-sbevordering) vraagt veel<br />

tijd. Mensen zijn druk bezig <strong>met</strong> ‘rondkomen en vooruitkomen’.<br />

• Wijkgericht werken zal in het begin steeds kleinschalig zijn. Die mogelijkheden moet men<br />

‘pakken’ en er werk <strong>van</strong> maken. Het groeitempo daarna is onvoorspelbaar.<br />

• Wijkgericht werken moet meer als een ‘community’ benadering worden opgevat: sociale<br />

verbanden moeten het uitgangspunt zijn en niet noodzakelijk een gedefinieerde wijk.<br />

• Effectevaluaties dmv randomised controlled trials of community intervention trials is zeer<br />

moeilijk <strong>van</strong>wege onvoorspelbaarheid <strong>van</strong> inhoud en tempo <strong>van</strong> interventies.<br />

In een redactioneel artikel over hetzelfde Rotterdamse project adviseren De Haes en<br />

Voorham (2002) niet alleen een aanpak gericht op gemeenschappen in plaats <strong>van</strong> op wijken,<br />

maar ook een aanpak die rekening houdt <strong>met</strong> de vaak aanwezige ‘armoede cultuur’ ofwel<br />

poverty trap. Kenmerken <strong>van</strong> de armoede cultuur (volgens Lewis) die het ontsnappen aan de<br />

armoede ook belemmeren:<br />

- Leven in een relatief isolement ten opzichte <strong>van</strong> de rest <strong>van</strong> de samenleving, waardoor<br />

voorlichtingsboodschappen moeilijker doordringen.<br />

- Leven in het heden, <strong>met</strong> weinig vermogen om behoeftebevrediging uit te stellen. Daardoor<br />

wordt gedragsverandering moeilijker als het resultaat niet direct zichtbaar is.<br />

- Leven <strong>met</strong> fatalisme en machteloosheid en weinig vertrouwen in het eigen kunnen.<br />

Leefstijlverandering <strong>van</strong> deze doelgroep is een weerbarstige zaak, en kan al snel de<br />

connotatie krijgen <strong>van</strong>: als jijzelf maar hard genoeg wilt, dan kan het!’. Waarmee het<br />

slachtoffer gemakkelijk weer de schuldige wordt (blaming the victim!).<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

43


Tips ter bevordering <strong>van</strong> de <strong>participatie</strong> <strong>van</strong> allochtonen<br />

• Bevorder de betrokkenheid bij vernieuwingen door (allochtone) bewoners mede-eigenaar<br />

te maken <strong>van</strong> het probleem en de oplossing. Doorbreek zo het losers-gevoel in veel<br />

allochtone gemeenschappen: ’we kunnen er toch niks aan doen, ze luisteren toch niet<br />

naar ons’. Stimuleer hun medeverantwoordelijkheid, maak ruimte zodra allochtone<br />

buurtbewoners in beweging komen. En vooral: presenteer snelle resultaten, want voor<br />

wat hoort wat.<br />

• Kies een persoonlijke en mondelinge benadering: het rondbrengen <strong>van</strong> uitnodigingen, het<br />

opbellen als reminder, het mondeling afnemen <strong>van</strong> enquêtes en het afleggen <strong>van</strong><br />

huisbezoeken <strong>met</strong> een deels open agenda. Schroom niet dit in de eigen taal te doen<br />

waar nodig.<br />

• Doe veel <strong>met</strong> non-verbale middelen zoals kunst, soaps, strips, maquettes of spelvormen.<br />

Daarin is ruimte voor emoties en voor het vertellen <strong>van</strong> verhalen over buurtbeleving, die<br />

normaal in <strong>participatie</strong>trajecten onvoldoende aan bod kunnen komen.<br />

• Spreek bewoners op hun sterke kanten aan, ga uit <strong>van</strong> hun capaciteiten in plaats <strong>van</strong><br />

hun problemen. En hou het vooral leuk, dus combineer gezelligheid <strong>met</strong> taakgerichtheid.<br />

• Houdt rekening <strong>met</strong> de andere visie op vrijwilligerswerk onder allochtonen: zij willen zich<br />

niet binden, maar zijn op een lossere basis zeker te mobiliseren.<br />

• Zet allochtone intermediairs in om de allochtone doelgroepen te bereiken en de<br />

vertaalslag te maken tussen hun behoeften en het aanbod <strong>van</strong> Nederlandse instanties.<br />

• Steun eigen initiatieven <strong>van</strong> allochtone organisaties. Zie hen niet als bedreiging, maar als<br />

bondgenoot in het integratieproces <strong>van</strong> allochtonen. Zelfredzaamheid <strong>van</strong> individuen en<br />

etnische groepen is cruciaal voor het zelfbewustzijn en daarmee voor het vermogen<br />

maatschappelijke aansluiting te vinden.<br />

• Bedenk dat een seksegescheiden aanpak winst kan opleveren gezien de belangrijke<br />

stimulerende rol die allochtone vrouwen kunnen spelen in buurtprojecten. Zij dragen vaak<br />

de buurt <strong>met</strong> hun sociale netwerken, zij maken er het intensiefst gebruik <strong>van</strong>, zij kunnen<br />

een scharnier zijn in interculturele contacten.<br />

• Stem de buurtvoorzieningen en de fysieke omgeving beter af op het intensieve<br />

buurtgebruik <strong>van</strong> allochtone bewoners en op hun straatcultuur: pleinen als plezierige<br />

trefpunten, voldoende speelgelegenheid voor kleine en grote kinderen, voldoende<br />

basisscholen (<strong>met</strong> aanhangende voorzieningen) en aparte plekken voor vrouwen.<br />

• Creëer laagdrempelige openbare ontmoetingscentra zoals theeterrassen, ouderkindcentra,<br />

’digitale trapveldjes’ (ruimten <strong>met</strong> computers) of door allochtone jongeren zelf<br />

gerunde jongerencentra. Daar kunnen mensen elkaar vrijblijvend ontmoeten en kunnen<br />

eigen initiatieven <strong>van</strong> bewoners ontstaan. Werk minder <strong>met</strong> programma’s en meer <strong>met</strong><br />

ruimtes waar <strong>van</strong> alles gebeuren kan.<br />

• Erken de sleutelrol <strong>van</strong> het opbouwwerk in het benaderen <strong>van</strong> allochtone bewoners.<br />

Koester de geduldige en netwerkachtige werkwijze <strong>van</strong> opbouwwerkers. Werk in de<br />

breedte en bouw op lange termijn bewonerscontacten op, waaruit op elk moment<br />

concrete initiatieven kunnen voortkomen.<br />

Uit: Vraag het ze persoonlijk: inspiratiebronnen voor veelkleurige bewoners<strong>participatie</strong>,<br />

Hansje Galesloot.<br />

Aedes/Instituut voor Publiek en Politiek<br />

Inventarisatie gemeentelijk <strong>gezondheidsbeleid</strong> en allochtonen<br />

44

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!