Eindverslag (PDF, 9.83 MB) - Buitenlandse Zaken - Belgium
Eindverslag (PDF, 9.83 MB) - Buitenlandse Zaken - Belgium
Eindverslag (PDF, 9.83 MB) - Buitenlandse Zaken - Belgium
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Dienst Bijzondere Evaluatie<br />
van de Internationale<br />
samenwerking<br />
KOnInKRIJK BELGIË<br />
Federale Overheidsdienst<br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />
<strong>Buitenlandse</strong> handel en<br />
Ontwikkelingssamenwerking<br />
Evaluatie van<br />
het Micro-interventie Programma
Federale Overheidsdienst <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, <strong>Buitenlandse</strong><br />
Handel en Ontwikkelingssamenwerking<br />
Dienst Bijzondere Evaluatie van de Internationale Samenwerking<br />
Evaluatie van het<br />
micro-interventie programma<br />
Dominique de Crombrugghe – Karel Cools – Jacqueline Liénard<br />
Ivo Hooghe – Sofie Dirkx – Olivier Thery – Andrée François<br />
<strong>Eindverslag</strong><br />
Oktober 2011<br />
De Dienst Bijzondere Evaluatie heeft deze evaluatie zelf in intern uitgevoerd met de<br />
steun van een stuurgroep en methodologisch advies van South Research.<br />
De meningen in dit document zijn gestaafde meningen van de Dienst van de Bijzonder<br />
Evaluator en zijn medewerkers, doch reflecteren niet noodzakelijk de positie van de FOD<br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, <strong>Buitenlandse</strong> Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
© FOD <strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>, <strong>Buitenlandse</strong> Handel en Ontwikkelingssamenwerking<br />
November 2011<br />
Grafische vormgeving: Sandra Fernandez Bernardo, Dienst Communicatie FOD<br />
Drukwerk: Drukkerij FOD<br />
Evaluatie nr: S4/2010/06<br />
Wettelijk depot: 0218/2011/46<br />
Dit document is tevens beschikbaar in Nederlands en Frans in pdf-formaat op de hierbij<br />
CD-ROM en op de websites www.diplomatie.be of www.dg-d.be of bij de Dienst<br />
Bijzondere Evaluatie.<br />
Foto op kaft: “Honger doen verdwijnen is iedereen zijn plicht”. Detail van een mozaïek<br />
door het micro-interventie programma gefinancierd. Kant van een grote weg in Maputo,<br />
Mozambique<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 2 / 135
Voorwoord<br />
Het Micro-Interventie Programma (MIP) is onlangs door de Dienst van de Bijzonder<br />
Evaluator geëvalueerd.<br />
In tegenstelling tot de meeste van onze evaluaties waarvoor wij gespecialiseerde<br />
bureaus inschakelen, is deze evaluatie door de leden van de dienst zelf uitgevoerd. Dit<br />
verslag geeft dan ook de mening van de dienst weer over het micro-interventie<br />
programma.<br />
Karel Cools, hierin bijgestaan door Jacqueline Lienard, heeft de evaluatie ontworpen, de<br />
referentietermen opgesteld, de methodologie ontwikkeld, de coördinatie verzekerd en dit<br />
eindverslag geschreven. South Research, in de persoon van Dirk Van Esbroeck, heeft<br />
methodologische en kwalitatieve ondersteuning geboden.<br />
Met behulp van een analytisch rooster heeft het evaluatieteam eerst een studie gedaan<br />
op documenten van alle micro-interventies die de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
tussen 2006 en 2010 gefinancierd heeft in alle partnerlanden waar een micro-interventie<br />
programma loopt. Daarna hebben er zes terreinbezoeken plaatsgevonden tijdens welke<br />
informatie uit de eerste hand verzameld is met betrekking tot 120 micro-interventies. De<br />
aanpak steunde op een combinatie van studie op documenten en verslagen,<br />
semigestructureerde interviews aan de hand van een gespreksleidraad en directe<br />
observatie.<br />
We komen tot de conclusie dat het micro-interventie programma zoals het nu bestaat,<br />
niet moet verder gezet worden. Twee opties zijn dan mogelijk: ofwel het programma<br />
afschaffen of het aanpassen om het beter te laten samenvallen met de realiteit in het<br />
veld, namelijk goed bedoelde en welgekomen eenmalige interventies die echter in de<br />
meeste gevallen weinig ontwikkelingswaarde hebben.<br />
We hopen de lezer met dit verslag de nodige informatie te bieden om zich een<br />
gefundeerde mening te vormen en wensen hem een aangename lectuur.<br />
Dominique de Crombrugghe,<br />
Bijzonder Evaluator<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 3 / 135
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 4 / 135
A. Inhoud<br />
A. Inhoud .......................................................................................................... 5<br />
B. Bijlagenlijst.................................................................................................... 7<br />
C. Afkortingen en acroniemen .............................................................................. 9<br />
D. Samenvatting .............................................................................................. 11<br />
1. Inleiding...................................................................................................... 15<br />
1.1. Doel en scope van de evaluatie ................................................................... 15<br />
1.2. Methodologie en struikelblokken.................................................................. 16<br />
2. Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context ..... 25<br />
2.1. Historiek van het MIP................................................................................. 25<br />
2.2. Wettelijk en regelgevend kader ................................................................... 26<br />
2.3. Definities.................................................................................................. 28<br />
2.4. Doelstellingen van het programma .............................................................. 28<br />
2.5. Begunstigden............................................................................................ 29<br />
2.6. De programmacyclus ................................................................................. 31<br />
3. Analyse van het wettelijke en regelgevende kader............................................... 37<br />
4. Evaluatie van het MIP en het instrument volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
......................................................................................................................... 41<br />
4.1. Relevantie van programma en instrument .................................................... 41<br />
4.2. Doeltreffendheid ....................................................................................... 49<br />
4.3. Efficiëntie ................................................................................................. 57<br />
4.4. Duurzaamheid .......................................................................................... 63<br />
4.5. Impact ..................................................................................................... 69<br />
4.6. Coherentie................................................................................................ 71<br />
5. Evaluatie van de strategieën en processen....................................................... 75<br />
5.1. Strategie van het programma in het algemeen.............................................. 75<br />
5.2. Strategie op het niveau van de MIP's in elk partnerland ................................. 76<br />
5.3. Evaluatie van de processen ........................................................................ 82<br />
6. Conclusies en meningen over de toekomst van het programma............................. 95<br />
6.1. Conclusies ................................................................................................ 95<br />
6.2. Meningen van de verschillende actoren over de toekomst van het MIP ........... 100<br />
7. Opties en aanbevelingen ................................................................................ 103<br />
7.1. Optie 1: ................................................................................................. 104<br />
7.2. Optie 2: ................................................................................................. 105<br />
8. Management response ................................................................................... 107<br />
8.1. Management Response van BTC................................................................ 107<br />
8.2. Management Respons van DG-D ............................................................... 110<br />
BIJLAGEN......................................................................................................... 115<br />
A1. Referentietermen .................................................................................... 115<br />
A1.1. Verantwoording..................................................................................... 115<br />
A1.2. Context van de evaluatie: het programma van de micro-interventies ........... 116<br />
A1.3. Doelstelling en scope van de interne evaluatie .......................................... 117<br />
A1.4. Specifieke vragen en criteria................................................................... 117<br />
A1.5. Methodologische benaderingen................................................................ 119<br />
A1.6. Rapporten en restitutie .......................................................................... 122<br />
A1.7. Profiel van de evaluatoren / experts ........................................................ 122<br />
A1.8. Stuurcomité - kwaliteitszorg. .................................................................. 123<br />
A1.9. Tijdsbestek ........................................................................................... 123<br />
A2. Benchmarking resultaten ......................................................................... 125<br />
A3. Voorbeelden van goede en minder goede praktijken .................................... 131<br />
A3.1. Enkele micro-interventies die zeer goede resultaten hebben geboekt ........... 131<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 5 / 135
A3.2. Enkele micro-interventies met zeer slechte of weinig duurzame resultaten ... 132<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 6 / 135
B. Bijlagenlijst<br />
Deel 1<br />
Bijlage 1: Referentietermen<br />
Bijlage 2: Resultaten benchmarking<br />
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
Deel 2<br />
Bijlage 4: Methodologische nota<br />
Bijlage 5: Gesprekspartners<br />
Bijlage 6: Geraadpleegde documenten<br />
Bijlage 7: Wettelijk en regelgevend kader<br />
Bijlage 8: Documentanalyses per land<br />
Bijlage 9: Verslagen van landenmissies<br />
Bijlage 10: Antwoorden attachés en BTC PV’s vragenlijsten<br />
Bijlage 11: Synthese van interviews in Brussel<br />
Bijlage 12: Standaardformulier in te vullen door de aanvrager<br />
Bijlagenlijst<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 7 / 135
Afkortingen en acroniemen<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 8 / 135
C. Afkortingen en acroniemen<br />
ABOS Algemeen Bestuur van de Ontwikkelingssamenwerking<br />
ACTT Algemene Conventie tot Tenuitvoerlegging<br />
BEF Belgische frank<br />
BTC Belgische Technische Coöperatie<br />
D1 Directie van de gouvernementele programma’s<br />
Afkortingen en acroniemen<br />
DAC Development Assistance Committee – Comité voor ontwikkelingshulp<br />
DBE Dienst Bijzondere Evaluatie<br />
DGIS Directie-Generaal Internationale Samenwerking<br />
DG-D Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking<br />
DPP Doelstellinggerichte projectplanning<br />
DR Congo Democratische Republiek Congo<br />
EV Evaluatievraag<br />
Fin CMO Programma voor directe financiering van civiele maatschappij organisaties<br />
FTE Full time equivalent<br />
HIV/AIDS Acquired Immune Deficiency Syndrome<br />
IRAD Institut de Recherche et d’Action pour le Développement<br />
ISP Indicatief samenwerkingsprogramma<br />
KAB OS Beleidscel van de Minister van Ontwikkelingssamenwerking<br />
MI Micro-interventie<br />
MIP Micro-interventieprogramma<br />
NGO Niet-gouvernementele organisatie(s)<br />
<strong>PDF</strong>PN Programma voor directe financiering van de plaatselijke NGO’s<br />
Pr/PR public relations<br />
PV Plaatselijke vertegenwoordiging<br />
PV’s Plaatselijke vertegenwoordigers<br />
PRSP Poverty Reduction Strategy Paper - Strategisch programma voor<br />
armoedebestrijding<br />
SMART Specific, Measurable, Achievable, Relevant, Time bound<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 9 / 135
UCCS Unique Consortium of Consultancy Services<br />
Afkortingen en acroniemen<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 10 / 135
D. Samenvatting<br />
Samenvatting<br />
Deze evaluatie bestrijkt het Belgische micro-interventieprogramma (MIP) van 2001 tot<br />
nu. In deze evaluatie wordt het MIP doorgelicht als transversaal programma dat in de<br />
meeste partnerlanden van België wordt uitgevoerd, maar ook als bijzonder instrument<br />
voor ontwikkelingssamenwerking.<br />
Het doel van deze evaluatie is allereerst om op basis van zo objectief mogelijke<br />
informatie en cijfermateriaal strategische aanbevelingen te formuleren die nuttig zijn<br />
voor de ministers en de Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking.<br />
De ontwikkelde methodologie houdt rekening met de complexiteit van het MIP dat niet<br />
alleen een programma is dat in 17 verschillende landen wordt uitgevoerd, maar ook<br />
een instrument met geheel eigen regels en voorwaarden. Onze evaluatie omvat<br />
bovendien een vergelijking van het MIP met soortgelijke instrumenten van andere<br />
donoren.<br />
Het wettelijke en regelgevende kader voor zowel het programma als het instrument is<br />
het resultaat van een opeenstapeling van verschillende teksten door de jaren heen,<br />
waarvan de toepassing min of meer verplicht is. De bekendste tekst die momenteel het<br />
vaakst door leidinggevenden in Brussel en in de praktijk wordt toegepast, is de<br />
algemene conventie tot tenuitvoerlegging voor het MIP die jaarlijks door de Belgische<br />
staat en de Belgische Technische Coöperatie wordt ondertekend.<br />
Meteen bij de start van de evaluatie bleek dat de doelstellingen van het algemene<br />
programma, zoals bepaald in de algemene conventie tot tenuitvoerlegging of vermeld in<br />
een nota van de staatssecretaris voor Ontwikkelingssamenwerking van 2001, bijzonder<br />
ambitieus waren. Ze strookten niet met de programma-aanpak en stonden totaal niet in<br />
verhouding tot de middelen die werden toegekend en effectief ingezet. De ambities van<br />
het MIP op maatschappelijk vlak, meer bepaald duurzame menselijke, economische,<br />
sociale en culturele ontwikkeling bevorderen, het aantal armen aanzienlijk verminderen,<br />
autonomie voor basisorganisaties, de rechtsstaat, democratie of de civiele maatschappij<br />
versterken, respect voor de menselijke waardigheid en mensenrechten bevorderen,<br />
vallen buiten het kader van het MIP en zijn niet realistisch.<br />
Vandaar ook dat de verschillende evaluatiecriteria vooral werden beoordeeld vanuit de<br />
invalshoek van het programma in ieder land afzonderlijk, de kenmerken van het<br />
instrument en van de individuele micro-interventies.<br />
De begunstigden van het MIP zijn bijzonder verscheiden wat betreft hun plaats, het<br />
aantal begunstigden per micro-interventie, sector, gender en sociaal en economisch<br />
statuut. In nota’s en teksten wordt weinig verwezen naar het feit dat het MIP zich<br />
specifiek zou toespitsen op armen en achtergestelden, hoewel dit in de praktijk vaak het<br />
geval blijkt te zijn.<br />
De diverse micro-interventies die samen het MIP uitmaken, beantwoorden grotendeels<br />
aan noden die de begunstigden zelf aangeven. Al die noden worden echter zelden met<br />
één enkele interventie ingevuld. Vandaar dat veel van de bezochte verenigingen zich<br />
vast hebben voorgenomen om daarnaast een beroep te doen op andere externe<br />
financieringen. Het komt bovendien zelden voor dat het beschikbare budget volstaat om<br />
aan alle noden te voldoen.<br />
Het specifieke karakter van het MIP als instrument en zijn soepele en gedecentraliseerde<br />
procedures laten toe om flexibel, snel en gericht tegemoet te komen aan de behoeften<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 11 / 135
Samenvatting<br />
van een welbepaalde groep, voor zover het benodigde budget niet meer dan 12.500 €<br />
bedraagt. Zo kan via het MIP een beleid worden gevoerd dat specifiek mikt op<br />
vrouwenverenigingen. Daarnaast kunnen binnen het kader van het MIP ook<br />
proefinitiatieven worden uitgetest zonder al te groot fiduciair risico en doet het MIP soms<br />
dienst als “public relations” (pr) instrument.<br />
De afstemming van het MIP op de noden van de partners en de globale prioriteiten<br />
verschilt van land tot land. De invulling van de aangegeven noden blijft doorgaans<br />
beperkt tot de begunstigde gemeenschap en haar onmiddellijke entourage. Het MIP<br />
werkt bovendien volgens een geheel eigen logica die maakt dat dit programma steeds<br />
minder aansluit bij de nieuwe hulpmodellen en beginselen die in belangrijke<br />
internationale verklaringen naar voren worden geschoven.<br />
Tal van micro-interventies nemen de rol van de staat volledig of gedeeltelijk over, vaak<br />
zonder echt rekening te houden met de betrokken sectoren en categorieën van<br />
begunstigden die door de partner als prioritair naar voren worden geschoven. Sinds kort<br />
streeft het MIP op dat vlak evenwel naar meer coherentie dankzij de gezamenlijke<br />
bepaling van gemeenschappelijke geografische, sectorale en thematische voorkeuren<br />
met de partner.<br />
Het onmiddellijke resultaat dat het MIP hiermee in theorie beoogt, namelijk de<br />
autonomie van de groep aan wie hulp wordt verleend, wordt nooit volledig, maar in 80<br />
percent van de gevallen wel deels verwezenlijkt. Parallel daarmee verwerft het<br />
ambassadepersoneel via het programma nieuwe inzichten en krijgt het meer voeling met<br />
de praktijk. Soms wordt het MIP gebruikt om de zichtbaarheid te verhogen, maar dat is<br />
geen doel dat systematisch wordt nagestreefd.<br />
Iedere micro-interventie heeft daarenboven haar eigen interventielogica, zelfs wanneer<br />
die logica zelden op een gepaste manier wordt gedocumenteerd. Maar weinig<br />
interventies boeken niet de gewenste onmiddellijke resultaten en hun doeltreffendheid<br />
blijft gehandhaafd wat de resultaten op korte en middellange termijn aangaat.<br />
We kunnen ons onmogelijk uitspreken over de efficiëntie van het MIP in vergelijking met<br />
een eenmalig bilateraal project met een gelijkwaardig budget. De algemene opvatting is<br />
dat het instrument nodig voor de werking van een programma met een waaier van<br />
kleinschalige projecten minder efficiënt is. Een dergelijk instrument heeft echter ook een<br />
paar troeven, zoals het ontbreken van een formulering, een beheerteam of technische<br />
bijstand ter plaatse. Het zijn dus vooral de procedures die aan het instrument worden<br />
gekoppeld die de efficiëntie van het MIP beïnvloeden.<br />
De praktijkactoren zijn het vrijwel unaniem eens dat de doeltreffendheid van het MIP<br />
wordt verminderd door het gebrek aan middelen voor de voorbereiding van de<br />
interventies, de begeleiding van de begunstigden en de technische en administratieve<br />
opvolging. We konden niet aantonen dat een uitbreiding van deze middelen de algemene<br />
efficiëntie van het programma beduidend zou verhogen.<br />
Productieve micro-interventies kunnen dankzij de middelen die ze genereren beter dan<br />
andere interventies de betaling van de operationele kosten waarborgen bij de uitvoering<br />
van hun werkzaamheden. Heel wat sociale verenigingen genereren daarentegen<br />
middelen uit andere activiteiten of via doorlopende financiering. We stellen vast dat<br />
groepen waarvoor een micro-interventie werd opgestart meer dan een jaar later nog<br />
steeds actief zijn.<br />
Onze studie wijst eveneens op bemoedigende resultaten op het gebied van institutionele,<br />
technische en socioculturele duurzaamheid ruim één jaar later. We kunnen ons niet<br />
uitspreken over de duurzaamheid op langere termijn die mogelijk wordt beïnvloed door<br />
inflatie, normale slijtage, economische veroudering, gebrek aan onderhoud of<br />
afschrijvingsreserve.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 12 / 135
Samenvatting<br />
Bijna alle micro-interventies resulteren in een merkbare verbetering van de<br />
levensomstandigheden van de begunstigden. Deze impact blijft beperkt tot de groep<br />
begunstigden en eventueel de onmiddellijke entourage.<br />
De culturele dimensie die het MIP de afgelopen 4 jaar moest inbouwen, is niet coherent<br />
met de sectoren en thema’s van de wet. Hoewel het sinds meer dan 2 jaar wordt<br />
vermeld in de verschillende indicatieve samenwerkingsprogramma’s (ISP)<br />
overeengekomen met de partnerlanden, blijft het MIP een typisch Belgisch programma<br />
dat grotendeels is voorbehouden voor de civiel maatschappij.<br />
Verscheidene donoren lanceren in dezelfden aard van het MIP ook programma’s met<br />
‘kleinschalige ambassadeprojecten’. Deze programma’s vertonen op tal van vlakken<br />
weinig samenhang, bijvoorbeeld m.b.t. subsidiabiliteits - en selectiecriteria,<br />
maximumbedrag, doelgroepen, geografische plaats, sectoren,… De inspanningen voor<br />
meer coördinatie tussen de donoren zijn grotendeels de verdienste van persoonlijke en<br />
plaatselijke initiatieven. Ze blijven doorgaans beperkt tot het onderling uitwisselen van<br />
informatie om hoofdzakelijk dubbele financieringen te vermijden.<br />
Geen enkele post legde ons een specifieke MIP-strategie voor in het partnerland in de<br />
vorm van een interventielogica; bijgevolg steunt de begrotingsprogrammering die de<br />
posten opmaken voor het MIP niet op een raming van de middelen nodig voor het<br />
effectief verwezenlijken van de beoogde resultaten. Ieder land beschikt evenwel in<br />
verschillende mate over strategiebouwstenen m.b.t. geografische, sectorale of<br />
thematische concentratie, de aard van de interventies of doelgroep.<br />
De Belgische Technische Coöperatie (BTC) voldoet als trouwe partner aan alle<br />
verplichtingen vastgelegd in de algemene conventie tot tenuitvoerlegging die door BTC<br />
en de Belgische staat werd ondertekend. Alle financiële middelen die door de Belgische<br />
stakeholder werden beloofd, komen effectief bij de bestemmelingen terecht. Deze<br />
bestemmelingen komen eveneens ruimschoots hun verplichtingen na door financiële<br />
middelen en mensen in te zetten, waarbij ze de overgrote meerderheid van de geplande<br />
werkzaamheden voor hun rekening nemen.<br />
De rapportage beoogt in de eerste plaats een transparante financiële verantwoording en<br />
laat geen strategische sturing van het MIP door de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
toe.<br />
De evaluatie komt tot het besluit dat het MIP niet in de huidige vorm kan worden<br />
voortgezet. Vandaar onze aanbeveling om het programma ofwel grondig bij te sturen,<br />
ofwel helemaal af te schaffen. Voor elk van beide opties worden argumenten<br />
aangevoerd. Bovendien worden enkele algemene aanbevelingen en aanbevelingen voor<br />
elke optie afzonderlijk geformuleerd.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 13 / 135
Inleiding<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 14 / 135
1. Inleiding<br />
1.1. Doel en scope van de evaluatie<br />
Inleiding<br />
De evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP) komt tegemoet aan een steeds<br />
terugkerende vraag van de attachés voor de ontwikkelingssamenwerking en geniet sinds<br />
kort bijzondere aandacht vanwege het bestuur en de Beleidscel van de minister van<br />
Ontwikkelingssamenwerking (KAB OS). Dit punt werd al officieel aangekaart tijdens de<br />
attachédagen in 2004 en werd behandeld door de interne evaluatiedienst van de<br />
Directie-Generaal Ontwikkelingssamenwerking (DG-D), die een intern onderzoek instelde<br />
en overging tot een eerste documentanalyse. Deze inspanningen resulteerden echter<br />
niet in een globale evaluatie van het MIP.<br />
Een interne evaluatie van het MIP werd allereerst opgestart in het kader van de<br />
programmering 2009-2010 van de evaluatiedienst van de DG-D.<br />
Na de inwerkingtreding van een nieuw koninklijk besluit begin 2010, waarbij de<br />
evaluatiediensten werden samengesmolten onder leiding van de Bijzonder Evaluator,<br />
werd beslist om zowel het doel van deze evaluatie als de evaluatieaanpak in de<br />
programmering 2010 te houden, wat voortaan een gemeenschappelijk initiatief is.<br />
In tegenstelling tot de vorige evaluaties/beoordelingen benadert deze evaluatie het MIP<br />
als een transversaal programma dat meerdere sectoren en landen bestrijkt en als een<br />
bijzonder instrument voor ontwikkelingssamenwerking. De periode die bij de analyse van<br />
het wettelijke en regelgevende kader in aanmerking wordt genomen, is de periode van<br />
uitvoering door de Belgische Technische Coöperatie (BTC) die loopt van 2001 tot nu. Bij<br />
de documentanalyse spitsten we onze aandacht toe op de periode 2006-2009 1 en voor<br />
de terreinmissies op de periode 2007-2010 2 .<br />
De voornaamste doelstellingen die deze evaluatie beoogt:<br />
- Zicht krijgen op de relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie, duurzaamheid,<br />
impact, coherentie en interne en externe coördinatie van het MIP als programma<br />
en de toegevoegde waarde daarvan.<br />
-<br />
- Informatie verzamelen over het MIP als bijzonder instrument voor<br />
ontwikkelingssamenwerking, over zijn toegevoegde waarde en eventuele rol bij<br />
de verwezenlijking van de algemene doelstellingen van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking 3 ; en<br />
- Strategische aanbevelingen formuleren nuttig voor de ministers en de Directie-<br />
Generaal Ontwikkelingssamenwerking.<br />
1 Vanaf de periode 2006-2007 werd de rapportage meer gestandaardiseerd. Bovendien waren de documenten<br />
van daarvoor grotendeels gearchiveerd. De rapportage voor het jaar X wordt pas in maart van het jaar X+1 ter<br />
beschikking gesteld van de DG-D.<br />
2 Een vijftal projecten van 2005 of 2006 werden bezocht en het leek ons van wezenlijk belang ook de lopende<br />
projecten te bezoeken.<br />
3 Onder ‘programma’ verstaan we een samenhangend geheel van interventies die een gemeenschappelijk doel<br />
nastreven; het programma bestaat uit een logische keten die gebruik maakt van middelen om werkzaamheden<br />
uit te voeren die leiden tot het verwezenlijken van resultaten en doelstellingen. Onder ‘instrument’ verstaan we<br />
de bepalingen en voorwaarden voor uitvoering van het programma, onder meer alle specifieke procedures die<br />
worden toegepast.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 15 / 135
Inleiding<br />
De oorspronkelijke referentietermen van de evaluatie worden aangehecht in Bijlage 1.<br />
Deze termen werden in 2009 door de interne evaluatiedienst opgesteld en bevatten een<br />
aantal lichtjes verschillende doelstellingen die eerder gericht zijn op een verbetering van<br />
het MIP dan op zijn bestaansreden. In februari 2010 werd de evaluatiefunctie van de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking ondergebracht bij de (externe) Dienst van de<br />
Bijzonder Evaluator (DBE). De referentietermen werden derhalve aangepast aan de meer<br />
strategische rol die deze dienst vervult.<br />
De evaluatie moest tevens bijdragen tot capaciteitsopbouw binnen de DBE.<br />
Dit verslag bevat een overzicht van de vaststellingen, conclusies en aanbevelingen op<br />
basis van een brede documentanalyse, bevragingen in Brussel en ter plaatse 4 , een<br />
vergelijkende studie (benchmarking) van soortgelijke programma’s bij andere donoren 5<br />
en plaatsbezoeken aan micro-interventies in de Democratische Republiek Congo (DRC),<br />
Mozambique, Oeganda, Senegal, Marokko en Peru 6 .<br />
De evaluatie steunt tevens op casestudy’s die de praktische realiteit van het programma<br />
illustreren, maar beoogt geen individuele evaluatie van de microprojecten zelf.<br />
Naast deze inleiding bevat het verslag 6 hoofdstukken:<br />
- Het eerste hoofdstuk beschrijft het huidige programma, het MIP als instrument en<br />
de context.<br />
- Het tweede hoofdstuk licht het wettelijke en regelgevende kader door.<br />
- Het derde hoofdstuk toetst het micro-interventieprogramma aan de 5<br />
evaluatiecriteria van het DAC en de OESO 7 en peilt naar de coherentie en<br />
complementariteit.<br />
- Het vierde hoofdstuk bevat een kritische analyse van de processen van het<br />
instrument.<br />
- De laatste twee hoofdstukken bevatten tot slot een aantal conclusies en<br />
aanbevelingen.<br />
1.2. Methodologie en struikelblokken<br />
1.2.1. Methodologie<br />
De bij deze evaluatie gehanteerde methodologie wordt uitvoerig beschreven en<br />
toegelicht in de methodologische nota in Bijlage 4 en wordt in dit hoofdstuk kort<br />
samengevat.<br />
1.2.1.1. De 5 criteria van het DAC, de 3 C’s en processen<br />
Het micro-interventieprogramma werd als programma en als instrument getoetst aan de<br />
5 evaluatiecriteria bepaald door het DAC: relevantie, doeltreffendheid, efficiëntie,<br />
duurzaamheid en impact. Deze criteria werden begrepen in de zin van hun definitie zoals<br />
opgenomen in de woordenlijst van voornaamste termen m.b.t. evaluatie en<br />
resultaatgericht beheer (DAC-OESO, 2002).<br />
4 De resultaten van de bevragingen worden aangehecht in Bijlage 10 en Bijlage 11.<br />
5 De resultaten van de benchmarking worden toegelicht in Bijlage 2.<br />
6 De landenverslagen worden aangehecht in Bijlage 9.<br />
7 Het DAC van de OESO is het Comité voor Ontwikkelingshulp van de Organisatie voor Economische<br />
Samenwerking en Ontwikkeling.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 16 / 135
Inleiding<br />
Het programma en het instrument werden tevens getoetst aan bijkomende criteria<br />
m.b.t. coherentie, coördinatie en complementariteit. Deze criteria werden begrepen in de<br />
zin van hun definitie door de European Union’s Heads of Evaluation Taskforce (workshop<br />
Brussel, 2003) 8 .<br />
Een evaluatiekader met 11 kernvragen werd uitgetekend, waarbij iedere vraag wordt<br />
gekoppeld aan meerdere beoordelingscriteria.<br />
De verschillende stappen in de procedure die voornamelijk verband houden met het<br />
gebruik van het instrument werden uitvoerig ontleed.<br />
1.2.1.2. Participatieve benadering<br />
Het betreft een vormende evaluatie 9 waarbij alle stakeholders werden betrokken met het<br />
oog op een beter ownership van de lessen, conclusies en aanbevelingen bij de betrokken<br />
actoren.<br />
Alle personen betrokken bij het beheer van het programma in Brussel werd bevraagd.<br />
Alle posten en alle vertegenwoordigingen van de BTC werden tijdens de verschillende<br />
fasen in de evaluatie geraadpleegd. Drie medewerkers van de BTC en drie medewerkers<br />
van de DG-D maakten deel uit van het begeleidingscomité. Tijdens de terreinmissies<br />
werd systematisch met de plaatselijke verantwoordelijken van het MIP in de ambassades<br />
en bij de BTC PV’s, de promotoren van de micro-interventies en, waar mogelijk, de<br />
begunstigden overlegd. Alle missies werden door een plaatselijke evaluator begeleid.<br />
1.2.1.3. Teamwork<br />
Deze evaluatie is het resultaat van teamwork. De evaluatie werd uitgevoerd door de<br />
medewerkers van de Dienst Bijzondere Evaluatie waarvan de onafhankelijkheid<br />
wettelijk 10 wordt gewaarborgd en recent werd bevestigd in het kader van een<br />
onafhankelijk onderzoek 11 . In overeenstemming met artikel 7 van het hoger<br />
aangehaalde Koninklijk besluit stelde de DBE een begeleidingscomité samen bestaande<br />
uit vertegenwoordigers van de betrokken actoren en een onafhankelijk expert die meer<br />
bepaald instaat voor de kwaliteitscontrole en methodologische ondersteuning.<br />
1.2.1.4. De evaluatie verliep in 6 opeenvolgende fasen:<br />
- Een voorbereidende fase die, na raadpleging van alle stakeholders, uitmondde in<br />
de goedkeuring van de referentietermen.<br />
- Een opstartfase die voornamelijk bestond uit het lezen en samenvatten van de<br />
voornaamste documenten. Deze fase resulteerde in de opmaak van een<br />
opstartverslag waaraan een documentanalyse per land werd toegevoegd op basis<br />
van de doorlichting van alle micro-interventies van de afgelopen 3, soms 4 jaar 12 .<br />
8 Coördinatie: activiteit van meerdere ontwikkelingspartners met de bedoeling middelen op de been te brengen<br />
of hun beleid, programma’s, procedures en praktijken op elkaar af te stemmen met het oog op een maximale<br />
doeltreffendheid van de middelen voor ontwikkelingshulp.<br />
Complementariteit: ontwikkelingssamenwerking is een bevoegdheid die wordt gedeeld door verscheidene<br />
donoren en die gezamenlijk kan worden uitgeoefend, waarbij iedere donor een specifieke, maar niet-exclusieve<br />
bevoegdheid heeft inzake ontwikkelingssamenwerking.<br />
Coherentie: het ontbreken van enige uitwerking die niet strookt met de verwachte resultaten van een beleid.<br />
9 Een vormende evaluatie is meer gericht op het trekken van nuttige lessen dan op verantwoording afleggen.<br />
10 Koninklijk besluit van 25 februari 2010 houdende de oprichting van een dienst “Bijzondere Evaluatie van de<br />
Internationale Samenwerking”.<br />
11 Peer Review of the Evaluation Function at the Federal Public Service of Foreign Affairs, foreign Trade and<br />
Development Cooperation.<br />
12 Deze analyse wordt integraal toegevoegd in Bijlage 8.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 17 / 135
Inleiding<br />
- Een tussenfase waarin bijkomende documenten, vooral m.b.t. vergelijkbare<br />
programma's bij andere donoren (benchmarking), werden gescreend. De<br />
voornaamste stap in deze fase betrof evenwel het verzamelen en analyseren van<br />
de meningen en standpunten m.b.t. het programma van gesprekspartners op het<br />
terrein en in Brussel. Afzonderlijke vragenlijsten werden aan de posten en<br />
vertegenwoordigingen van de BTC, of vóór een interview toegestuurd. De<br />
schriftelijke vragenlijsten bevatten een groot aantal gesloten vragen, wat ons<br />
toeliet een statische analyse uit te voeren en de antwoorden in diagrammen voor<br />
te stellen. De resultaten van deze analyses werden getoetst aan de antwoorden<br />
op meer open vragen en de resultaten van de interviews. De analyse van deze<br />
gegevens werd in een tussentijds verslag gegoten.<br />
- Een praktische fase met missies in 6 partnerlanden van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking, waarbij in totaal meer dan 120 micro-interventies<br />
werden bezocht. Tijdens deze fase werden de resultaten van de documentanalyse<br />
ook geconsolideerd en aangevuld met interviews met betrokkenen en met<br />
vaststellingen ter plaatse. Voor iedere terreinmissie werd een missieverslag<br />
opgemaakt. 13<br />
- Een synthesefase waarbij lessen, conclusies en aanbevelingen werden getrokken<br />
uit de vorige stappen en die uitmondde in een voorlopig eindverslag.<br />
- Een verspreidings- en opvolgingsfase die bestond uit de opstelling, vertaling,<br />
uitgave en verspreiding van het evaluatieverslag. Andere belangrijke stap in deze<br />
fase is de opvolging van de effectieve uitvoering van de aanbevelingen door de<br />
verschillende partners.<br />
1.2.1.5. Werkwijze voor documentanalyse<br />
De documentanalyse omvat de jaarlijkse verslagen van de BTC m.b.t. het MIP. Alle<br />
micro-interventies van het jaar 2006 of 2007 tot 2009 in de 18 partnerlanden van de<br />
directe bilaterale samenwerking, goed voor een totaal van 1221 micro-interventies,<br />
werden doorgelicht. Overzichtelijke tabellen vermelden systematisch het<br />
referentienummer, de verkorte titel, het begrotingsjaar, de plaats, de partner of<br />
plaatselijke tussenpersoon, het toegekende budget, de uitvoeringsgraad, het aantal<br />
begunstigden, de aard van de begunstigden (uitgesplitst naar gender), de doelstelling<br />
van de micro-interventie, de geplande werkzaamheden en behaalde resultaten. De<br />
resultaten van deze analyse worden toegelicht in Bijlage 8.<br />
1.2.1.6. Informatiebronnen<br />
Om de evaluatievragen te kunnen beantwoorden, werden de volgende informatiebronnen<br />
aan elkaar getoetst:<br />
- Verzameling van schriftelijke gegevens: lezing van documenten,<br />
regelgevingsteksten, vroegere evaluatieverslagen en andere feitelijke gegevens.<br />
- Verzameling van standpunten en meningen d.m.v. interviews, focus group of<br />
vragenlijsten.<br />
- Persoonlijke vaststellingen van de evaluatoren, voornamelijk tijdens<br />
terreinmissies.<br />
13 De verslagen van de zes landenmissies worden integraal toegevoegd in Bijlage 9.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 18 / 135
1.2.1.7. Gegevensbeheer en -verwerking<br />
Inleiding<br />
Bij het verzamelen van gegevens en standpunten hanteerden de evaluatoren een<br />
ethische werkmethode, waarbij het gebruik van betrouwbare gegevens zonder<br />
systematische fouten werd aangemoedigd.<br />
Alle tabellen en diagrammen in dit verslag werden samengesteld op basis van de<br />
verzamelde standpunten en persoonlijke vaststellingen van de evaluatoren, tenzij<br />
uitdrukkelijk een andere bron wordt vermeld.<br />
Een van de eerste stappen in de verwerking van de gegevens was het reconstrueren van<br />
de interventielogica op basis van de lopende conventie tot tenuitvoerlegging.<br />
Daarnaast werd het MIP getoetst aan vergelijkbare programma’s die door België of<br />
andere donoren worden gefinancierd. Verscheidene van deze programma’s werden vrij<br />
recent nog geëvalueerd. Het gaat meer bepaald om de volgende programma’s:<br />
- Het Belgisch micro-interventieprogramma.<br />
- Het Belgisch programma voor directe financiering van lokale organisaties van de<br />
civiele maatschappij (Fin OCM).<br />
- Het Canadese Fund for Local Initiatives (FLI).<br />
- Het Nederlandse Small Activities Programme Fund (SAPF).<br />
- Het Franse Fonds Social de Développement (FSD)<br />
- Het Small Grants Programme van Global Environment Facility (GEF SGP)<br />
In het kader van de terreinmissies brachten de evaluatoren een bezoek aan de<br />
verantwoordelijken van sommige van deze programma’s en andere vergelijkbare<br />
initiatieven (zie missieverslagen in Bijlage 9.) Zo konden de resultaten van de<br />
documentanalyse worden bevestigd en kon onze benchmarking in bepaalde gevallen met<br />
andere donoren worden uitgebreid.<br />
Onze bevraging had betrekking op alle actoren die bij het MIP betrokken zijn. Voor een<br />
correct begrip van de waarden uitgedrukt in percenten wijzen we erop dat 18 attachés<br />
verbonden aan de posten en 6 andere attachés met MIP-ervaring de vragen hebben<br />
beantwoord. Op basis van het aantal effectieve antwoorden werd berekend dat het<br />
standpunt van één attaché kan worden gelijkgesteld met 4 tot 7 percent. Daarnaast<br />
vulden ook 15 BTC PV’s de vragenlijst in. Het standpunt van één BTC PV maakt dus 7 tot<br />
8 percent van het totaal uit.<br />
1.2.2. Beschrijving van de steekproef voor de plaatsbezoeken<br />
De antwoorden op de evaluatievragen hebben betrekking op een steekproef van ten<br />
hoogste 120 micro-interventies van de ruim 1200 interventies die wereldwijd sinds 2006<br />
werden gefinancierd. Van de 120 micro-interventies die door de terreinmissies werden<br />
bezocht in de 6 evaluatielanden werden er 95 grondiger doorgelicht. Het betreft een<br />
maximumaantal vermits de vragen voor tal van evaluatiepunten niet waren aangepast<br />
aan sommige interventies en het niet altijd mogelijk was andere vragen objectief te<br />
beantwoorden 14 .<br />
Omwille van de grootte van deze steekproef kunnen we conclusies met een<br />
zekerheidsgraad van 95 percent en een foutenmarge van ongeveer 9 percent<br />
14 Zo was het bijvoorbeeld niet mogelijk de duurzaamheid te beoordelen van de in 2010 opgestarte MI’s.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 19 / 135
Inleiding<br />
formuleren. 15 Om een nog kleinere foutenmarge te bekomen, hadden de evaluatoren<br />
twee keer zoveel micro-interventies moeten bezoeken.<br />
Omwille van het beperkte aantal interventies kunnen we evenwel geen uitspraken doen<br />
over de evolutie van het programma van jaar tot jaar. We kunnen bovendien geen<br />
onderscheid maken op basis van land, financieringsniveau, geografisch gebied, de aard<br />
van de interventie (wel of niet productief), het aantal begunstigden enz. Onze eventuele<br />
opmerkingen hieromtrent zijn dan ook louter indicatief.<br />
De steekproef van geëvalueerde micro-interventies kan als volgt worden opgedeeld:<br />
- Volgens het jaar van goedkeuring: één MI van 2005; 4 van 2006; 19 van 2007;<br />
18 van 2008; 20 van 2009 en 33 van 2010 (zie Diagram 1).<br />
- Volgens het bedrag van de Belgische bijdrage: 21 MI’s van 12.500 euro, 16 MI’s<br />
tussen 12.001 en 12.499 euro, 12 MI’s tussen 11.001 en 12.000 euro, 16 MI’s<br />
tussen 10.001 en 11.000 euro, 9 MI’s tussen 9.001 en 10.000 euro, 12 MI’s<br />
tussen 8.001 en 9.000 euro en 13 MI’s tussen 0 en 8.000 euro (zie Diagram 2).<br />
- Volgens de aard van de micro-interventie: 75 MI’s van materiële aard (minder<br />
dan 25 percent voor opleidingen of diensten), 12 MI’s van immateriële aard<br />
(meer dan 75 percent voor opleidingen of diensten) en 14 gemengde MI’s<br />
(Diagram 3).<br />
- Volgens het milieu van de micro-interventie: 29 MI’s op het platteland, 26 aan de<br />
stadsrand en 44 in de stad (Diagram 4).<br />
- Volgens het oogmerk van de micro-interventie: 75 percent van de MI’s hebben<br />
een maatschappelijk oogmerk en 25 percent een productief oogmerk (Diagram<br />
5).<br />
- Volgens het aantal begunstigden tijdens het eerste jaar: 6 MI’s bereikten 10 of<br />
minder dan 10 begunstigden, 32 MI’s tussen 11 en 100 begunstigden, 42 MI’s<br />
tussen 101 en 1000 begunstigden en 20 MI’s meer dan 1000 begunstigden<br />
(Diagram 6).<br />
- Volgens geografische situering: 38 MI’s situeren zich in de hoofdsteden of hun<br />
onmiddellijke omgeving; 13 MI’s situeren zich buiten de hoofdstad in een land<br />
waarvoor in het ISP geen sprake is van enige geografische concentratie; 24<br />
andere MI’s situeren zich in de concentratiegebieden van de lopende ISP’s; 20<br />
MI’s bevinden zich niet in die gebieden (jaarverdeling in Diagram 7).<br />
- Volgens sector: 30 MI’s hebben betrekking op de prioritaire sectoren van de<br />
lopende ISP’s, 65 MI’s behoren niet tot die sectoren (jaarverdeling in Diagram 8).<br />
1.2.3. Struikelblokken en beperkingen van de evaluatie<br />
- Steekproefmethode: We konden onmogelijk gebruik maken van de<br />
enkelvoudige aselecte steekproefmethode vermits we in dat geval 17 landen en<br />
enkele afgelegen geografische gebieden in sommige van die landen hadden<br />
moeten bezoeken. Deze methode zou eveneens een oververtegenwoordiging van<br />
het programma in de DRC betekenen in vergelijking met de MIP’s in de andere<br />
landen. We konden bovendien geen gestratificeerde steekproef op basis van<br />
homogene variabelen uitvoeren (zelfde periode, zelfde sector, zelfde aard, zelfde<br />
type begunstigde, zelfde geografische situering, zelfde financieringsbedrag,…)<br />
uitgaande van de jaarverslagen van de BTC. We opteerden uiteindelijk voor een<br />
15 Bijvoorbeeld, wanneer onze studie aangeeft dat 80 percent van de MI’s de geplande onmiddellijke resultaten<br />
behaalde, betekent dit dat we voor 95 percent zeker zijn dat 71 tot 89 percent van de MI’s de geplande<br />
onmiddellijke resultaten heeft behaald. Er is echter een kans van 5 percent dat minder dan 71 percent of meer<br />
dan 89 percent de geplande onmiddellijke resultaten behaalde.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 20 / 135
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
1<br />
4<br />
20 19<br />
21<br />
35<br />
2005 2006 2007 2008 2009 2010<br />
Diagram 1: Verdeling van de steekproef volgens<br />
het jaar van goedkeuring van de financiering.<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
40<br />
30<br />
20<br />
10<br />
0<br />
75<br />
12<br />
14<br />
Materiëel Immateriëel Gemengd<br />
Diagram 3: Verdeling van de steekproef volgens<br />
100%<br />
90%<br />
80%<br />
70%<br />
60%<br />
50%<br />
40%<br />
30%<br />
20%<br />
10%<br />
0%<br />
de aard van de MI.<br />
Niet<br />
productief<br />
75<br />
Productief<br />
25<br />
Diagram 5: Verdeling van de steekproef volgens<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
het oogmerk van de MI.<br />
Z.B.ISP;<br />
21<br />
Z.ISP; 42<br />
Z.HS; 37<br />
Z.B.ISP;<br />
39<br />
Z.ISP; 17<br />
Z.HS; 44<br />
Z.B.ISP;<br />
15<br />
Z.ISP; 15<br />
Z.HS; 70<br />
Z.B.ISP;<br />
15<br />
Z.ISP; 61<br />
Z.HS; 24<br />
2007 2008 2009 2010<br />
Diagram 7: Verdeling van de steekproef volgens<br />
geografische zone (hoofdstad (HS), ISP-gebied,<br />
buiten ISP-gebied) volgens jaar (in %)<br />
Inleiding<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 21 / 135<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
0 tot 7000<br />
13<br />
8000<br />
12<br />
9000<br />
9<br />
10000<br />
16<br />
11000<br />
12<br />
12000<br />
16<br />
12500<br />
21<br />
Diagram 2: Verdeling van de steekproef<br />
volgens het bedrag van de Belgische bijdrage.<br />
50<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
29<br />
26<br />
44<br />
Platteland Stadsrand Stad<br />
Diagram 4: Verdeling van de steekproef<br />
45<br />
40<br />
35<br />
30<br />
25<br />
20<br />
15<br />
10<br />
5<br />
0<br />
volgens het milieu van de MI.<br />
6<br />
32<br />
42<br />
20<br />
≤ 10 ≤ 100 ≤ 1000 > 1000<br />
Diagram 6: Verdeling van de steekproef<br />
volgens het aantal werkelijke begunstigden.<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
NP<br />
P<br />
NP<br />
P<br />
NP<br />
P<br />
NP<br />
2007 2008 2009 2010<br />
Diagram 8: Verdeling van de steekproef<br />
volgens prioritaire (P) of niet-prioritaire (NP)<br />
sector van het ISP volgens jaar (in %)<br />
P
Inleiding<br />
steekproef op basis van een beoordeling 16 in de 6 landen die elk een gebied van<br />
de Belgische bilaterale samenwerking vertegenwoordigen. De representativiteit
Inleiding<br />
beoordelingscriteria werd toegekend. Bovendien kon voor tal van<br />
beoordelingscriteria geen score worden toegekend.<br />
- De systematische analyse van ruim 1000 individuele verslagen van microinterventies<br />
leverde weinig bruikbare gegevens op en bleek niet erg efficiënt. De<br />
resultaten van die analyse, die in Bijlage 8 worden voorgesteld, moeten met het<br />
gebruikelijke voorbehoud worden geïnterpreteerd. De kwaliteit van de verslagen<br />
m.b.t. de individuele micro-interventies voldeed niet om een database samen te<br />
stellen met het oog op het indelen van de verschillende micro-interventies<br />
volgens de basiskenmerken van iedere interventie. Dit maakte een statistische<br />
analyse op basis van alle micro-interventies onmogelijk.<br />
- Administratieve en financiële problemen gelinkt aan de budgettaire bepalingen als<br />
gevolg van de Belgische politieke situatie met een ‘regering van lopende zaken’.<br />
- We stellen vast dat de hoeveelheid en de aard van de documenten die ons<br />
werden bezorgd enigszins verschillen van land tot land. Het was niet altijd<br />
gemakkelijk om voor een bepaalde micro-interventie inzage te krijgen in de<br />
documenten die betrekking hebben op de volledige procedure: oorspronkelijk<br />
voorstel, aangepast voorstel, selectieverslag, overeenkomst met de organisatie,<br />
tussentijdse en eindverslagen.<br />
- Er is geen enkele schriftelijke neerslag terug te vinden m.b.t. de meting van de<br />
impact van het programma of van een micro-interventie, in de zin van de definitie<br />
van het DAC. Een impactmeting zou enerzijds inhouden dat de referentiesituatie<br />
nog voor de start van de micro-interventie werd beschreven en anderzijds dat er<br />
voldoende middelen beschikbaar zouden zijn om verscheidene jaren na afloop<br />
van de micro-interventie ter plaatse te gaan kijken en de verschillen op te<br />
tekenen tussen de huidige situatie en de referentiesituatie. Onze vaststellingen<br />
wat impact betreft, zijn dus louter gebaseerd op waarnemingen voor de microinterventies<br />
die meer dan 2 jaar geleden afliepen en op projecties voor de microinterventies<br />
die recenter werden voltooid.<br />
- De micro-interventies worden vaak uitgevoerd in een omgeving waarin meerdere<br />
donoren tegelijk of achtereenvolgens actief zijn, wat de toewijzing van de<br />
resultaten uiteraard bemoeilijkt.<br />
1.2.4. Uiteenlopende meningen<br />
De beoordelingen en conclusies van dit verslag zijn het voorwerp van een consensus<br />
binnen de Dienst Bijzondere Evaluatie.<br />
De waarden aangegeven in de resultaten van de interviews en peilingen zijn gewogen<br />
gemiddelden. Voor alle vragen waarbij de respondenten tussen 4 waarden moesten<br />
kiezen, gaande van ‘helemaal akkoord’ tot ‘helemaal niet akkoord’, of van ‘prioritair’ tot<br />
‘zelden gebruikt’, noteerden we telkens antwoorden aan elk uiteinde van de<br />
waarderingsschaal.<br />
Bij de interpretatie van de interview- en peilingsresultaten die betrekking hebben op een<br />
persoonlijke mening wijzen we erop dat de meerderheid niet noodzakelijk meer gelijk<br />
heeft dan de minderheid. De redenen voor deze uiteenlopende zienswijzen worden in dit<br />
verslag toegelicht. De redenen die de attachés en de BTC PV’s in de ene of andere<br />
richting kunnen doen overhellen, worden verduidelijkt in Bijlage 10.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 23 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 24 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
2. Beschrijving van het huidige programma, van<br />
het instrument en van de context<br />
2.1. Historiek van het MIP<br />
We onderscheiden twee perioden sinds de lancering van het MIP. Een ‘ABOS’ periode die<br />
loopt van de opzet van het programma in 1990 tot 2001 en een ‘DG-D - BTC’ periode die<br />
loopt van 2001 tot nu.<br />
2.1.1. ABOS-periode<br />
Het doel van het MIP bij zijn lancering is om kleine lokale initiatieven van duidelijk<br />
afgebakende groepen te steunen en hun ontwikkeling, autonomie en onafhankelijkheid<br />
te bevorderen. Het programma is opgevat als een gedecentraliseerd, flexibel en snel<br />
inzetbaar instrument. De Samenwerkingssectie is als enige verantwoordelijk voor de<br />
financieringsbeslissingen. Het programma wordt niet formeel beperkt tot bepaalde<br />
sectoren of thema's, maar 3 thema’s (gender, milieu en cultureel leven) en 2 sectoren<br />
(landbouwsector en de sociale sector) worden wel in het bijzonder naar voren<br />
geschoven.<br />
Het MIP maakt geen deel uit van de ‘gewone’ bilaterale hulp maar mikt eerder op de<br />
civiele maatschappij. De officiële partner van de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
wordt hiervan louter op de hoogte gesteld.<br />
Het programma wordt beheerd door de Samenwerkingssectie, maar de eigenlijke<br />
uitvoering van de interventies wordt doorgaans toevertrouwd aan de groepen zelf, die<br />
soms op bijstand van een NGO kunnen rekenen.<br />
De interventies worden elk afzonderlijk gefinancierd. Van de begunstigde groep wordt<br />
een aanzienlijke bijdrage in geld of in natura gevraagd. De Belgische bijdrage wordt<br />
beperkt tot 250.000 BEF of ongeveer 6.200 €, in de vorm van gesplitste kredieten 17 .<br />
Het programma loopt in 21 landen, met een globaal jaarbudget van 50 miljoen BEF<br />
(ongeveer 1,2 miljoen €).<br />
2.1.2. BTC-periode<br />
Vanaf 2001 wordt de uitvoering van het MIP toevertrouwd aan de BTC.<br />
Van 2001 tot 2003 wordt het programma in een conventie tot tenuitvoerlegging per land<br />
gegoten. Het MIP wordt in elk land op dezelfde manier behandeld als de andere<br />
bilaterale interventies.<br />
Vanaf 2004 wordt voor het MIP, in overeenstemming met het 2de beheerscontract<br />
tussen de Belgische staat en de BTC, één globale financieringsovereenkomst per jaar<br />
opgemaakt met daarin de programmering voor ieder land. “De concrete invulling van<br />
deze programma’s gebeurt nadien, in overleg met de attaché en het partnerland 18 .”<br />
17 Geen tijdsbeperking voor uitgaven<br />
18 Tweede beheerscontract tussen de Belgische staat en de BTC.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 25 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Het programma is opgevat als een samenwerkingsprestatie met een eigen algemeen en<br />
specifiek doel. Het wordt mee beheerd door de attachés voor de<br />
ontwikkelingssamenwerking en de plaatselijke vertegenwoordigers van de BTC volgens<br />
een taakverdeling vastgelegd in de algemene conventie tot tenuitvoerlegging. Het MIP<br />
behield zijn gedecentraliseerde, flexibele en snelle karakter ondanks de vele richtlijnen<br />
en andere administratieve verplichtingen die doorheen de jaren bijkomend werden<br />
opgelegd.<br />
Het MIP werkt momenteel binnen het wettelijke en regelgevende kader dat hierna wordt<br />
uitgetekend. Het doel van het programma is nog steeds om kleine interventies met een<br />
beperkte looptijd te financieren voor een maximumbedrag van 12.500 euro per<br />
interventie. Het programma loopt in 15 partnerlanden en de bezette Palestijnse<br />
gebieden, met een totaalbudget van meer dan 4.300.000 € voor 2011.<br />
2.2. Wettelijk en regelgevend kader<br />
Het wettelijke en regelgevende kader voor het MIP als programma en als instrument<br />
omvat verscheidene documenten die hieronder in de beschreven volgorde worden<br />
opgesomd: wetsartikelen, koninklijke besluiten, conventie tot tenuitvoerleggingen,<br />
richtlijnen, verscheidene andere min of meer dwingende bepalingen.<br />
In de Wet van 25 mei 1999 betreffende de Belgische internationale samenwerking is<br />
er nergens sprake van het micro-interventieprogramma.<br />
In de wet van 21 december 1998 tot oprichting van de “Belgische Technische<br />
Coöperatie” in de vorm van een vennootschap van publiek recht wordt het microinterventieprogramma<br />
evenmin vermeld.<br />
Het koninklijk besluit houdende instemming met het derde beheerscontract vermeldt<br />
het MIP in artikel 11 als volgt:<br />
“1° Vóór 31 december van elk jaar legt de Staat, in samenspraak met B.T.C., de<br />
begroting van het MIP-programma per land vast voor het volgende jaar, en notificeert<br />
deze aan B.T.C. De kosten voor de voortzetting van de lopende MIP’s zijn in die<br />
begroting begrepen.<br />
2° Tegen 31 januari bezorgt B.T.C. de ondertekende conventie tot tenuitvoerlegging. De<br />
concrete invulling van het programma gebeurt nadien, in overleg met de Attaché.<br />
3° Tegen 31 maart van het volgende jaar bezorgt B.T.C. aan de Staat een verslag over<br />
de uitvoering van het voormelde programma.”<br />
Artikel 11 staat onder Titel III die luidt: “Algemene bepalingen betreffende de uitvoering<br />
van taken van openbare dienst inzake directe bilaterale samenwerking, zoals beschreven<br />
in artikel 5, §2 ,3°,5°,8° van de wet tot oprichting van B.T.C.”. Artikel 5 van die wet<br />
verleent de BTC de exclusieve bevoegdheid inzake de tenuitvoerlegging, binnen of buiten<br />
het grondgebied van België, van taken van openbare dienst m.b.t. directe bilaterale<br />
samenwerking met de partnerlanden. Het micro-interventieprogramma wordt niet<br />
vermeld in §2, waarin de bedoelde taken worden beschreven. De bedoelde taken worden<br />
voorafgegaan door de woorden “met name” maar de wet bepaalt duidelijk dat de<br />
“directe bilaterale samenwerking” wordt uitgevoerd “op basis van een overeenkomst<br />
tussen twee landen”.<br />
De « conventions générales de mise en œuvre de la prestation de coopération<br />
dénommée « Programme de micro-intervention MIP » » van de afgelopen jaren<br />
verwijzen allemaal naar de wet tot oprichting van de B.T.C. en naar het Koninklijk besluit<br />
houdende instemming met het derde beheerscontract. De algemene conventie tot<br />
tenuitvoerleggingen van de laatste jaren verwijzen eveneens naar artikel 5 van<br />
voormelde wet van 21 december 1998 tot oprichting van de “Belgische Technische<br />
Coöperatie”.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 26 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Bijlage 1 bij de algemene conventies tot tenuitvoerlegging bepaalt de<br />
doelstellingen, uitvoeringsbepalingen en mechanismen voor het microinterventieprogramma,<br />
die verder in dit hoofdstuk uitvoerig worden beschreven.<br />
Het document “Het Micro-interventie programma – MIP - INSTRUCTIE voor de<br />
Attachés en DGIS” (2001) definieert een micro-interventie als<br />
- behorende tot de bilaterale samenwerking, en<br />
- waarvan de begunstigde zich in het partnerland bevindt maar er niet de regering<br />
van is.<br />
Verder beschrijft het document het algemene beleidskader, het specifieke beleidskader,<br />
de betrekkingen tussen de verschillende actoren en het administratieve en<br />
begrotingsbeheer van het MIP.<br />
Het document “Instructions à l’usage des attachés concernant la préparation<br />
du programme indicatif de coopération (PIC) et de la Commission mixte (CM)”<br />
van februari 2009” bepaalt dat de programmering van een MIP in het partnerland in<br />
de tweede fase (uitwerking van het ISP) als volgt moet worden beschouwd (vrije<br />
vertaling): “Eventueel gemotiveerde programmering van micro-interventieprogramma’s<br />
(MIP); minstens de helft van de MIP’s is voorbehouden voor activiteiten die de<br />
empowerment van vrouwen bevorderen.” Verder wordt aangevoerd dat de MIP’s,<br />
beurzen en fondsen zich niet op 2 sectoren moeten toespitsen.<br />
De verklarende nota betreffende basisallocatie 14 54 10 54.00.02 – “Dekking<br />
operationele kosten van de BTC en bevoorrading van de medebeheerde of door<br />
de partner beheerde rekeningen”, vermeldt m.b.t. het micro-interventieprogramma:<br />
“Het programma voor micro-interventies steunt de minst begunstigde lagen van de<br />
bevolking door financiering van tussenkomsten in kleinschalige initiatieven, die uitgaan<br />
van de plaatselijke doelgroep zelf. De doelgroep moet een overwegende rol hebben in de<br />
voorbereiding en de uitvoering van het project en moet voor een betekenisvolle inbreng<br />
zorgen. Bijzondere aandacht wordt geschonken aan initiatieven in het kader van de<br />
sociale economie en aan projecten die de positie van de meest kwetsbare<br />
bevolkingsgroepen versterken.<br />
Zowel het beurzenprogramma als het micro-interventieprogramma zullen door BTC<br />
uitgevoerd worden op basis van een globale jaarlijkse overeenkomst.”<br />
De gids voor uitvoering van het MIP ontwikkeld door en voor toepassing door<br />
de BTC (juni 2007) is hoofdzakelijk gebaseerd op de inhoud van het derde<br />
beheerscontract en op de tekst van de jaarlijkse algemene conventie tot<br />
tenuitvoerlegging. Het document bevat tevens een aantal modeldocumenten (algemene<br />
conventie tot tenuitvoerlegging, verantwoording van uitgaven, technische projectfiche,<br />
conventie tot tenuitvoerlegging, eindverslag) en een bijlage m.b.t. de budgetprocedure<br />
en het selectieverslag.<br />
Daar waar het MIP in het ISP wordt opgenomen of vermeld, maken alle specifieke<br />
bepalingen betreffende het MIP en overeengekomen tussen de Belgische staat<br />
en het partnerland deel uit van het lokale kader voor het MIP, naast het algemene<br />
kader van het MIP.<br />
De verslagen van de selectiecomités alsook de conventie’s tot<br />
tenuitvoerlegging (ondertekend door de BTC PV’s en de begunstigde van de microinterventie)<br />
bevatten op hun eigen niveau verplichtingen die moeten worden<br />
nagekomen.<br />
Tot slot wijzen we erop dat het MIP ook in overeenstemming moet zijn met de<br />
bepalingen van Titel VII van het beheerscontract m.b.t. het budget, de financiering en<br />
verantwoording van de uitgaven.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 27 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
2.3. Definities<br />
De algemene conventie tot tenuitvoerleggingen voor de MIP’s bevatten strikt genomen<br />
geen definitie van het begrip ‘micro-interventie’. De meest recente definitie is die<br />
opgenomen in de instructies voor de attachés van 2001. Het begrip ‘micro-interventie’<br />
wordt daarin gedefinieerd als een samenwerkingsprestatie<br />
- behorende tot de bilaterale samenwerking,<br />
- van relatief kleine omvang,<br />
- waarvan de begunstigde zelf de initiatiefnemer is,<br />
- waarvan de begunstigde zich in het partnerland bevindt maar er niet de regering<br />
van is, en<br />
- waarbij de financieringsbeslissingen gedecentraliseerd zijn, d.w.z. genomen<br />
worden door de Attaché voor Internationale Samenwerking 19 .
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
- de duurzame menselijke, sociale, culturele en economische ontwikkeling in de<br />
hand werken;<br />
- de armoede bestrijden;<br />
- het partnership bevorderen tussen de Belgische bevolking en de bevolking van<br />
het partnerland;<br />
- de democratie in de hand werken alsmede de rechtsstaat, de rol van de civiele<br />
maatschappij en het behoorlijke bestuur;<br />
- de eerbied bevorderen voor de menselijke waardigheid en de rechten en<br />
vrijheden van de mens;<br />
- alle vormen van discriminatie bestrijden die gesteund zijn op sociale, etnische,<br />
religieuze, filosofische of seksuele motieven.<br />
In de algemene conventie tot tenuitvoerleggingen van 2008 tot 2011, de bekendste en<br />
vaakst toegepaste regelgevingsteksten, wordt de algemene doelstelling van het MIP<br />
omschreven als “de duurzame menselijke, sociale, culturele en economische<br />
ontwikkeling in de hand werken door het maatschappelijke draagvlak in het partnerland<br />
te versterken 22 ”. De specifieke doelstelling van het MIP is dan om “wettelijke of feitelijke<br />
groepen en verenigingen van de civiele maatscappij en plaatselijke overheden te helpen<br />
die bewezen hebben dat ze zelf de door hen voorgestelde micro-interventie kunnen<br />
identificeren en uitvoeren, om meer autonomie te verwerven zodat ze gemakkelijker de<br />
ontwikkeling van hun eigen gemeenschap ten laste kunnen nemen” 23 .<br />
Diagram 9 schetst de huidige programmaopzet in de vorm van een interventielogica<br />
uitgaande van de formulering van voormelde algemene en specifieke<br />
doelstelling.<br />
Deze interventielogica wordt hieronder doorgelicht en toegelicht in punt 5.1.<br />
‘programmastrategie’.<br />
2.5. Begunstigden<br />
De potentiële begunstigden worden in de algemene conventie tot tenuitvoerlegging<br />
omschreven als “groepen en verenigingen, in rechte of in feite, de civiele maatscappij en<br />
plaatselijke overheden die bewezen hebben dat ze zelf de micro-interventie kunnen<br />
identificeren en uitvoeren”.<br />
In de verantwoording van de algemene uitgavenbegroting 2010 worden de begunstigden<br />
gedefinieerd als behorende tot de “minste begunstigde lagen van de bevolking” en de<br />
“meest kwetsbare bevolkingsgroepen”. 24<br />
De instructie van staatssecretaris Boutmans beschrijft de begunstigde als ‘initiatiefnemer<br />
van de interventie’, ‘die in het partnerland verblijft maar er niet de regering van is’ en<br />
- de armoede bestrijden;<br />
- het partnership bevorderen tussen de Belgische bevolking en de bevolking van het partnerland;<br />
- de democratie in de hand werken alsmede de rechtsstaat, de rol van de civiele maatschappij en het<br />
behoorlijke bestuur;<br />
- de eerbied bevorderen voor de menselijke waardigheid en de rechten en vrijheden van de mens;<br />
- alle vormen van discriminatie bestrijden die gesteund zijn op sociale, etnische, religieuze, filosofische of<br />
seksuele motieven.”<br />
22 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009, 2010 en 2011”; bijlage 1.<br />
23 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009”; bijlage 1.<br />
24 “Micro-interventieprogramma”; Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting 2010,<br />
organisatieafdeling 54, pagina 19 en 20.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 29 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
die een ‘feitelijke vereniging, coöperatie, stichting, oudercomité van een school enz. kan<br />
zijn’ 25 .<br />
Resultaten op lange<br />
termijn/impact:<br />
Resultaten op korte en<br />
middellange termijn:<br />
Onmiddellijke resultaten:<br />
Domeinen van<br />
werkzaamheden:<br />
Duurzame menselijke, economische, sociale en<br />
culturele ontwikkeling<br />
Ontwikkeling van eigen gemeenschap<br />
gemakkelijker zelf ten laste nemen<br />
- Versterkt maatschappelijk draagvlak in het<br />
partnerland<br />
- Meer autonomie<br />
“ … in de sectoren (bepaald in het ISP), thema’s<br />
en interventiegebieden van de wet betreffende<br />
de internationale samenwerking die de integratie<br />
toelaten van (i) een culturele dimensie, (ii) de<br />
instandhouding en bevordering van culturele<br />
waarden en identiteiten alsook artistieke<br />
productie, (iii) het behoud en de ondersteuning<br />
van capaciteitsopbouw in die sector .<br />
Diagram 9: Interventielogica van het micro-interventieprogramma volgens ACTT 2008 tot 2011.<br />
De begunstigden kunnen op basis van verschillende criteria in groepen worden<br />
ingedeeld. Op basis van de vragenlijsten die naar de attachés en BTC PV’s werden<br />
gestuurd, werden de begunstigden als volgt ingedeeld:<br />
- Volgens de kenmerken van de vereniging:<br />
Groepen die geen ervaring hebben met het uitschrijven van projecten.<br />
Bekende verenigingen.<br />
Organisaties en/of gemeenschappen met ten minste 10 leden,<br />
Wettelijke of feitelijke vereniging,<br />
Publieke, godsdienstige en/of universitaire instellingen;<br />
- Op basis van hun situering:<br />
In een achtergestelde wijk net buiten de stad,<br />
Op het platteland,<br />
In de stad,<br />
In gebieden die niet door interventies van de overheid of donoren worden<br />
ondersteund.<br />
- Op basis van de doelgroep:<br />
Kinderen,<br />
Jongeren,<br />
Vrouwengroepen,<br />
Achtergestelde/kwetsbare/gemarginaliseerde groepen<br />
Niet nader bepaald<br />
Uitgeslotenen<br />
Weeskinderen<br />
25 Het “Micro-interventie programma” - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 30 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Werklozen<br />
Personen met een handicap<br />
De allerarmsten<br />
Groepen die geen toegang hebben tot andere financieringen<br />
Zieken<br />
Landlozen.<br />
Producentenverenigingen.<br />
2.6. De programmacyclus<br />
2.6.1. Beheer<br />
Het personeel dat instaat voor het beheer van het MIP zijn o.a. medewerkers in Brussel,<br />
op de zetel van de BTC en van de DG-D, medewerkers bij iedere vertegenwoordiging van<br />
de BTC en in elke ambassade in de partnerlanden.<br />
De kosten voor het beheer van het MIP door de staat zijn opgenomen in de globale<br />
beheerkosten van de Belgische ontwikkelingssamenwerking per zetel en per post.<br />
Voor de BTC zijn de beheerkosten voor uitvoering van de prestatie volgens de conventie<br />
tot tenuitvoerleggingen van 2008, 2009, 2010 en 2011 “inbegrepen in de globale<br />
beheerkosten die de BTC jaarlijks uitgekeerd krijgt. De BTC ontvangt tevens een<br />
voordeel van 1% van de gedane uitgaven‟.<br />
Bovenop dit bedrag wordt sinds 2009 “een deel van het budget, dat niet meer dan 5%<br />
van het totale jaarbudget bedraagt ter plaatse ter beschikking gesteld voor de opleiding<br />
van de begunstigden. Het doel is allereerst een prestatie van betere kwaliteit en<br />
duurzame acties met het oog op capaciteitsopbouw bij de verenigingen of doelgroepen<br />
(geselecteerde micro-interventies). 26 ”<br />
Het beheer en de opvolging van de effectieve uitvoering worden in de ACTT geregeld 27 :<br />
“De plaatselijke vertegenwoordiger van de BTC is verantwoordelijk voor het beheer van<br />
de uitvoering van het micro-interventieprogramma.” “De plaatselijke vertegenwoordiger<br />
van de BTC garandeert een passende begeleiding van medewerkers bij de lokale partner<br />
voor… uitvoering van de micro-interventie”.<br />
“De plaatselijke vertegenwoordiger waarborgt de monitoring van de micro-interventie<br />
door de lokale partner.”<br />
26 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009, artikel 2, punt 2.4”, 2 de paragraaf.<br />
27 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2010”<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 31 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
2.6.2. Begrotingsprogrammering<br />
Tabel 1: Toegekende budgetten en uitgaven per land Bron ODA.be<br />
Budget Uitgaven Budget Uitgaven Budget Uitgaven Budget<br />
Land 2008 2008 2009 2009 2010 2010 2011<br />
Zuid-Afrika 122388 88699 129130 75068 125145 93670 131800<br />
Algerije 99000 69927 115200 37040 70000 50050 68322<br />
Benin 109723 61495 116778 110227 101560 63470 100000<br />
Bolivië 369000 246659 338480 178407 318400 264400 313360<br />
Burundi 377189 106421 333458 283686 473509 349184 313306<br />
Congo (DRC) 1303491 1244636 561092 457957 1113043 865921 998716<br />
Ecuador 199961 148337 323614 165419 249194 201911 202212<br />
Mali 134335 148690 95000 64066 135000 107569 162950<br />
Marokko 139792 116316 183393 137683 178197 103936 151270<br />
Mozambique 153750 78502 168806 96744 177015 97330 188750<br />
Niger 123392 113502 258149 144053 281217 147028 339181<br />
Oeganda 75000 61006 147030 105186 143388 133967 126102<br />
Palestina 214978 188948 409645 236491 279084 223824 221951<br />
Peru 276624 213663 320249 156081 351788 221469 251889<br />
Rwanda 297981 283912 423442 169582 605821 401796 263061<br />
Senegal 227393 184393 208087 131084 295880 187212 252598<br />
Tanzania 138200 105639 172567 81617 283222 202110 251720<br />
Vietnam 20000 7058 20000 8097 6205 6250 0<br />
TOTAAL 4382197 3467803 4324120 2638488 5187668 3721097 4337188<br />
Tabel 2: Evolutie van toegekende budgetten voor nieuwe interventies per land over de voorbije 6<br />
jaar. Bron ACTT<br />
Jaarbudget Jaarbudget Jaarbudget Jaarbudget Jaarbudget Jaarbudget<br />
Land 2006 2007 2008 2009 2010 2011<br />
Zuid-Afrika 100000 100000 100000 70.000 100000 100000<br />
Algerije 60000 72000 72000 50.000 40000 45000<br />
Benin 100000 100000 100000 80.000 100000 100000<br />
Bolivië 250000 250000 250000 180.000 250000 250000<br />
Burundi 200000 200000 200000 400.000 300000 200000<br />
Congo (DRC) 1000000 1000000 500000 500000 1000000 705000<br />
Ecuador 150000 180000 180000 180.000 150000 150000<br />
Mali 85000 85000 85000 85000 125000 125000<br />
Marokko 100000 100000 100000 120.000 150000 90000<br />
Mozambique 100000 100000 100000 120.000 150000 150000<br />
Niger 50000 100000 100000 180.000 250000 200000<br />
Oeganda 20000 20000 75000 100.000 125000 120000<br />
Palestina 100000 200000 200000 300000 200000 200000<br />
Peru 180000 200000 220000 180000 250000 160000<br />
Rwanda 300000 300000 200000 400000 400000 0<br />
Senegal 50000 300000 200000 150000 250000 165000<br />
Tanzania 100000 100000 120000 85000 250000 160000<br />
Vietnam 0 0 20000 20000 0 0<br />
TOTAAL 2945000 3407000 2822000 3200000 4090000 2920000<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 32 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Volgens de bepalingen van de ACTT moet de attaché voor 30 november van jaar N<br />
aangeven wat hij nodig heeft voor het jaar N+1, terwijl de PV BTC voor 15 november<br />
van jaar N aangeeft welke bedragen moeten worden overgedragen om het programma<br />
van jaar N te voltooien in het jaar N+1.<br />
Tabel 1 en tabel 2 gaan op het eerste gezicht gelijk op. De verschillen kunnen worden<br />
verklaard door het feit dat de bedragen die jaarlijks worden toegekend (toegekende<br />
budgetten, tabel 1) deels zijn samengesteld uit een budget voor nieuwe interventies<br />
(tabel 2) en voor het overige deel bestaan uit het niet-bestede saldo van het jaar<br />
voordien (= overgedragen bedragen). Het deel van dit bedrag dat niet in het<br />
overdrachtjaar werd besteed, gaat onherroepelijk verloren.<br />
De jaarverslagen van de BTC vermelden voor het jaarbudget de vastgelegde en de<br />
werkelijk betaalde bedragen.<br />
De budgetten die voor nieuwe interventies 28 worden toegekend, variëren sterk van jaar<br />
tot jaar. Het is niet meteen mogelijk een correlatie vast te stellen tussen het budget voor<br />
de directe bilaterale samenwerking en het budget voor het MIP in een land. 29 De<br />
grootste begunstigde van het programma is de DRC; de kleinste begunstigde is Vietnam.<br />
Wanneer we kijken naar de evolutie van de budgetten over de afgelopen jaren, zoals<br />
bepaald in 2009, stellen we vast dat het budget in bepaalde landen toeneemt (Oeganda,<br />
Niger, Palestijnse gebieden, Rwanda), in sommige landen stabiel blijft (Mali, Ecuador,<br />
Marokko, Bolivië, Mozambique, Vietnam) en in andere landen afneemt (DR Congo, Peru,<br />
Senegal, Tanzania, Zuid-Afrika). Deze trend kan echter evengoed ombuigen.<br />
De oorzaak van deze schommelende budgetten kon tijdens de terreinmissies niet echt<br />
worden opgespoord. Hoogst waarschijnlijk zijn de schommelingen het gevolg van<br />
verschillende factoren (andere strategie, overplaatsing van medewerkers,<br />
beleidsbeslissing,…) en hebben ze derhalve weinig te maken met efficiëntieoverwegingen<br />
zoals: “Welk budget kan het personeel dat ter plaatse beschikbaar is in de ambassade en<br />
bij de PV BTC op een doeltreffende manier beheren?”.<br />
Ook het peil van de jaarlijkse uitgaven t.o.v. het budget varieert sterk. Deze variërende<br />
uitgaven hebben vooral te maken met de min of meer laattijdige goedkeuring van de<br />
ACTT, waardoor het programma al dan niet snel ter plaatse kan worden opgestart.<br />
Sommige micro-interventies kunnen omwille van hun aard nu eenmaal niet binnen een<br />
tijdspanne van één jaar worden uitgevoerd. Het niet-bestede saldo wordt dan<br />
overgedragen naar het budget voor het volgende werkjaar.<br />
2.6.3. Projectoproep en indiening van aanvragen tot financiering<br />
Voor het doorlopen van deze fase bevat de ACTT de volgende bepalingen: “De attaché<br />
voor internationale samenwerking brengt de potentiële partners op de hoogte van de<br />
uiterste datum voor indiening van dossiers 30 ”, terwijl “de plaatselijke vertegenwoordiger<br />
van de BTC een passende begeleiding van medewerkers bij de lokale partner garandeert<br />
voor de voorbereiding (en uitvoering) van de micro-interventie 31 ”.<br />
De projectoproep kan verschillende vormen aannemen: website van de ambassade, van<br />
de plaatselijke vertegenwoordiging van de BTC, van een forum van Belgische actoren,<br />
van een gemeenschappelijk forum van donoren,…; verschijning in kranten; bericht op<br />
het aankondigingenbord van de ambassade, van de plaatselijke vertegenwoordiging van<br />
de BTC, van de vertegenwoordiging van de Europese Unie, de Belgische besturen in de<br />
geografische concentratiegebieden,…; verspreiding van brochures of folders over het<br />
28<br />
Het betreft jaarbudgetten voor de nieuwe programma’s (die dus geen rekening houden met het deel van het<br />
budget nodig om de MI’s van het vorige jaar af te ronden.<br />
29<br />
Enkele voorbeelden: Peru 2009: directe bilaterale samenwerking: 4 554 448,45 € – MIP: 177 750€<br />
Tanzania 2009: directe bilaterale samenwerking: 5892 296,52 € - MIP: 83 400 €<br />
30 ACTT, bijlage 1, 4.1, 2°.<br />
31 ACTT, bijlage 1, 4.2, 2°<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 33 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
programma; informatieverstrekking via bilaterale projecten; individuele of collectieve<br />
infovergaderingen…<br />
De standaardformulieren die de aanvragers moeten invullen (zie bijlage 12) bevatten de<br />
volgende rubrieken, die bovendien worden toegelicht: algemene doelstelling, specifieke<br />
doelstelling, resultaten, werkzaamheden…<br />
2.6.4. Selectieprocedure<br />
De selectieprocedure en het verloop daarvan worden beschreven in bijlage 1 bij de<br />
ACTT.<br />
1) “De attaché voor internationale samenwerking beslist in overleg met de plaatselijke<br />
vertegenwoordiger van de BTC over de ontvankelijkheid van de micro-interventies. Gaat<br />
het om een economische belangengemeenschap, dan ziet hij er meer bepaald op toe dat<br />
de micro-interventie niet tot oneerlijke concurrentie kan leiden.”<br />
“Dossiers kunnen doorlopend, het hele jaar door worden onderzocht.”<br />
“Wanneer ze risico’s inhouden, kunnen de plaatsbezoeken door de plaatselijke<br />
vertegenwoordiger gepland worden.”<br />
2) De ACTT bevat de mogelijkheid tot een tussenstap met een preselectie wanneer er<br />
teveel ontvankelijke voorstellen zouden worden ingediend: “Een preselectie, zonder<br />
enige verplichting, kan gezamenlijk worden georganiseerd.”<br />
3) “De attaché voor internationale samenwerking en de plaatselijke vertegenwoordiger<br />
van de BTC beslissen welke micro-interventies wel of niet worden geselecteerd in het<br />
kader van een “Gezamenlijk selectiecomité” 32 .<br />
Zoals eerder aangehaald, vermelden de instructies die als leidraad dienen voor de ISP's<br />
dat “minstens de helft van de MIP’s is voorbehouden voor activiteiten die de<br />
empowerment van vrouwen bevorderen”.<br />
De ACTT bepaalt de interventiesectoren en -thema’s (“interventiesectoren, -thema’s en<br />
-gebieden van de wet betreffende de internationale samenwerking”) en legt duidelijk de<br />
klemtoon op de transversale integratie van de culturele dimensie 33 .<br />
Een andere bron stelt dat “bijzondere aandacht wordt geschonken aan initiatieven in het<br />
kader van de sociale economie” 34 .<br />
2.6.5. Formulering<br />
“De plaatselijke vertegenwoordiger van de BTC garandeert een passende begeleiding van<br />
medewerkers bij de lokale partner voor de voorbereiding… van de micro-interventie”.<br />
“De plaatselijke vertegenwoordiger ondertekent een conventie tot tenuitvoerlegging met<br />
de lokale partner.” 35<br />
Het technische en financiële dossier van de micro-interventies wordt vervangen door een<br />
‘technische projectfiche’ 36 . Deze fiche bevat alle gebruikelijke details: nummer(s),<br />
32<br />
Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2011”; bijlage 1<br />
33<br />
Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009”; bijlage 1.<br />
34<br />
“Micro-interventieprogramma”; Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting 2010, organieke<br />
afdeling 54, pagina 19 en 20.<br />
35 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2011”; bijlage 1<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 34 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
projecttitel, geografische situering, sectoren, begunstigden, verantwoordelijke lokale<br />
partner, startdatum, looptijd van het project, medewerkers en financiële middelen. De<br />
laatste twee paragrafen bevatten een beknopte beschrijving van het project en de<br />
verwachte resultaten.<br />
2.6.6. Rapportage<br />
De rapportage wordt eveneens in de ACTT geregeld. Artikel 8 van de ACTT stelt meer<br />
bepaald dat de BTC een eindverslag over het jaarprogramma moet voorleggen aan de<br />
staat 37 . “Dit verslag bevat voor ieder land en voor elk programma:<br />
- het aantal lopende en afgeronde micro-interventies,<br />
- een korte beschrijving van het verloop van iedere micro-interventie,<br />
- de algemene beoordeling van de uitvoering,<br />
- conclusies m.b.t. de coherentie en relevantie voor ontwikkeling,<br />
- een financieel verslag”<br />
Bijlage 1 bij de ACTT bepaalt het volgende: “De plaatselijke vertegenwoordiger staat in<br />
voor… de beoordeling van de resultaten” van de micro-interventie.<br />
“De plaatselijke vertegenwoordiger stelt een eindverslag op conform artikel 8 van deze<br />
overeenkomst waarvan hij een kopie aan de attaché voor internationale samenwerking<br />
bezorgt.”<br />
De halfjaarlijkse financiële verslagen en de verantwoording van de uitgaven worden<br />
opgesteld en voorgelegd in overeenstemming met het beheerscontract.<br />
De rapportage aangaande de individuele micro-interventies in het jaarverslag voor de<br />
DG-D m.b.t. het programma, uitgesplitst naar land, volgt het model van het eindverslag<br />
zoals vermeld in de gids van de BTC 38 .<br />
Dit model bevat daartoe vier rubrieken: 1) nummer en titel van de MI; 2) statuut<br />
(voltooid, in uitvoering,…) van de MI; 3) beschrijving (max. 5 regels); en 4) voortgang<br />
(max. 5 regels).<br />
De algemene beoordeling van het programma opgenomen in de jaarverslagen voor de<br />
DG-D steunt op drie pijlers: (i) synthese van de struikelblokken; (ii) aanbevelingen; en<br />
(iii) opmerkingen m.b.t. relevantie, coherentie en duurzaamheid. De lokale partner moet<br />
eveneens een voortgangsverslag en een eindverslag opmaken volgens het model van de<br />
BTC 39 .<br />
2.6.7. Evaluatie<br />
De evaluatie van het MIP als programma in één of meer landen is de<br />
verantwoordelijkheid van de Dienst Bijzondere Evaluatie; de DG-D en de attachés<br />
kunnen daarbij suggesties doen.<br />
36 Guide de mise en œuvre de la prestation MIP juin 2007 (version 02), annexe 3 : Fiche technique de projet.<br />
37 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2010”<br />
38 Guide de mise en œuvre de la prestation MIP juin 2007 (version 02), annexe 5 : Modèle de rapport final.<br />
39 Guide de mise en œuvre de la prestation MIP juin 2007 (version 02), annexe 4 : Modèle de convention<br />
d’exécution, punt 2.2, derde streepje.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 35 / 135
Beschrijving van het huidige programma, van het instrument en van de context<br />
Deze evaluatie wordt vermeld in artikel 6 (evaluatie en monitoring) van de ACTT 40 : “De<br />
BTC verbindt zich ertoe haar medewerking te verlenen aan elke evaluatie en monitoring<br />
door de staat tijdens of na de uitvoering van de samenwerkingsprestatie.”<br />
Sinds 2001 werden verscheidene evaluaties uitgevoerd, meer bepaald:<br />
- Verslag interne evaluatie van het micro-interventieprogramma, Bolivië, 2002-<br />
2003<br />
- Evaluatie projecten 2005-2007 van het micro-interventieprogramma, Benin,<br />
februari 2008<br />
- Evaluatie van het micro-interventieprogramma (terreinmissies in de DRC, in<br />
Algerije en in Peru), maart 2008<br />
- Evaluatie van het micro-interventieprogramma in Tanzania, 2009<br />
- Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP) in de Democratische<br />
Republiek Congo (2007-2009), november 2010.<br />
40 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2010”<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 36 / 135
Analyse van het wettelijke en regelgevende kader<br />
3. Analyse van het wettelijke en regelgevende<br />
kader<br />
Het wettelijke en regelgevende kader wordt hoger in punt 2.1 beschreven en wordt in<br />
Bijlage 7 verder doorgelicht.<br />
Het MIP-programma kan niet zomaar worden gesitueerd op basis van een welbepaald<br />
artikel van de wet van 25 mei 1999 betreffende de internationale samenwerking. Het<br />
MIP valt niet binnen de wettelijke definitie van de directe bilaterale samenwerking gezien<br />
het MIP zich toespitst op eventueel publieke lokale gemeenschappen of privé-initiatieven<br />
voor gemeenschapontwikkeling 41 . Artikel 11 van de wet kan dan eerder als wettelijke<br />
grondslag voor het MIP worden gezien. Dit artikel tekent het wettelijke kader uit voor de<br />
indirecte samenwerking met andere partners naast de niet-gouvernementele<br />
organisaties (ngo’s), de universiteiten en wetenschappelijke instellingen.<br />
De wet tot oprichting van de BTC biedt evenmin een ideaal kader voor het MIP, niet in<br />
artikel 5 vermits het MIP niet het voorwerp uitmaakt van een overeenkomst tussen<br />
staten, noch in artikel 6 gezien het MIP niet voorkomt in de lijst van taken van openbare<br />
dienst die daarin expliciet worden opgesomd, noch in artikel 7 omdat hier geen sprake is<br />
van concurrentie.<br />
Door het MIP-programma te vermelden in het tweede en het derde beheerscontract met<br />
de BTC brengt de koning het MIP de facto onder bij artikel 5 of 6 van de wet tot<br />
oprichting van de BTC vermits het beheerscontract, krachtens artikel 15 van voormelde<br />
wet, de bijzondere regels en voorwaarden van artikelen 5 en 6 van diezelfde wet<br />
bepaalt 42 .<br />
Het derde beheerscontract bepaalt zelfs dat het MIP onder artikel 5, §2, 3° (financiële<br />
samenwerking), 5° (beurzen) of 8° (noodhulp) valt.<br />
De interpretatie die stelt dat het MIP onder artikel 5 valt, wordt bevestigd in de<br />
“jaarlijkse conventie tot tenuitvoerleggingen voor het MIP-programma.”<br />
Het MIP strookt evenwel niet met de wettelijke definitie van de directe bilaterale<br />
samenwerking (“ ...gefinancierd door de Belgische Staat op basis van een overeenkomst<br />
tussen de twee landen”), zelfs niet nu het MIP sinds kort in de ISP’s moet worden<br />
vermeld. Het MIP spitst zich immers toe op eventueel publieke lokale gemeenschappen<br />
of privé-initiatieven voor gemeenschapsontwikkeling.<br />
De instructies voor de attachés die als leidraad dienen voor de ISP’s (2009) geven blijk<br />
van een verslappend engagement ten aanzien van het programma, dat een ‘eventuele’<br />
mogelijkheid wordt en ‘verantwoord’ moet worden. Vietnam, waar het programma sinds<br />
2001 zo goed als stilligt, grijpt deze instructie aan als grondslag voor het niet toepassen<br />
van het instrument. Het is echter Rwanda dat de instructie als eerste effectief toepast<br />
door het MIP uit het nieuwe ISP te schrappen en dit ook te verantwoorden. De opname<br />
41 We wijzen erop dat hetzelfde argument ook opgaat voor het bilaterale beurzenprogramma, behalve dat dit<br />
programma in artikel 5 wordt vermeld. Staatssecretaris Boutmans (jurist van opleiding) was zich bewust van<br />
het probleem; in sommige ISP’s werd daartoe een bilateraal project opgenomen dat deze beurzen omvat en<br />
met als titel “training facility .<br />
42 Artikel 15. § 1: “de bijzondere regels en voorwaarden waaronder de BTC de taken van openbare dienst<br />
vervult die haar door artikelen 5 en 6 zijn toevertrouwd, worden vastgelegd in een beheerscontract gesloten<br />
tussen de federale Staat en de BTC .<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 37 / 135
Analyse van het wettelijke en regelgevende kader<br />
van het MIP in het ISP heeft immers niet alleen maar voordelen. De vermelde bepalingen<br />
aangaande het programma alsook het voor meerdere jaren vastgelegde budget dwingen<br />
het MIP hier en daar eerder in een keurslijf dan het binnen een bepaald kader te<br />
situeren. Het verslag van de peer review van het DAC bevestigt dit verminderde<br />
engagement, of tenminste toch het niet-prioritaire karakter van het MIP voor sommige<br />
verantwoordelijken en in bepaalde landen.<br />
De instructie volgens dewelke “minstens de helft van de MIP’s is voorbehouden voor<br />
activiteiten die de empowerment van vrouwen bevorderen” geeft aanleiding tot<br />
onzekerheid omtrent de precieze betekenis van het woord ‘empowerment’. Deze<br />
bepaling wordt in de tekst van bijlage 1 bij de ACTT afgezwakt door de toepassing ervan<br />
te beperken “tot de partnerlanden waarvoor het ISP een genderevenwicht bepaalt”.<br />
Algemeneconventie tot<br />
tenuitvoerlegging van de 'MIP'<br />
prestatie<br />
Derde beheerscontract met<br />
BTC, titel 3, artikel 11<br />
Gemotiveerde programmatie<br />
in de voorbereiding van het<br />
ISP en 50% voorbehouden<br />
voor 'empow erment' van de<br />
vrouw en<br />
Instructies van S.S.<br />
Boutmans 2001<br />
Aanbevelingen COTA<br />
evaluatie 2008<br />
Toegepast Att.'s 33<br />
Gekend PV's 46<br />
Toegepast PV's 36<br />
Toegepast Att.'s 33<br />
Toegepast PV's 62<br />
Gekend Att's 56<br />
Gekend Att's 56<br />
Toegepast PV's 64<br />
Toegepast Att.'s 94<br />
Gekend PV's 100<br />
Toegepast PV's 93<br />
Toegepast Att.'s 83<br />
Toegepast Att.'s 78<br />
Gekend Att's 100<br />
Gekend Att's 89<br />
Gekend PV's 93<br />
Toegepast PV's 92<br />
Gekend Att's 89<br />
Gekend PV's 87<br />
Gekend PV's 91<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
Diagram 10: kennis en toepassing van regelgevingsteksten en COTA-evaluatie 2008 op het terrain<br />
De kennis van het wettelijke en regelgevende kader bij die personen die dit kader<br />
moeten toepassen of op de toepassing ervan moeten toezien, wisselt niet alleen van<br />
persoon tot persoon maar ook voor de verschillende documenten.<br />
De regelgevingstekst waarmee praktijkmedewerkers en beleidsmensen het meeste<br />
vertrouwd zijn en die het vaakst op het terrein wordt toegepast, is ontegensprekelijk de<br />
jaarlijkse algemene conventie tot tenuitvoerlegging voor de MIP-prestatie. Vietnam is het<br />
enige land waar deze overeenkomst niet wordt toegepast. Zoals we eerder al<br />
aanhaalden, wordt het MIP-programma in dat land sinds 2001 praktisch niet meer<br />
uitgevoerd. Het deel van het derde beheerscontract dat betrekking heeft op het MIP<br />
(Titel 3, artikel 11) is eveneens goed gekend en wordt vaak toegepast (gekend door 89<br />
percent en toegepast door 84 percent).<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 38 / 135
Analyse van het wettelijke en regelgevende kader<br />
De grote verschillen in de kennis en toepassing van bepaalde teksten door de<br />
ambassades en de BTC PV’s hebben waarschijnlijk te maken met het feit dat sommige<br />
teksten eerder bestemd zijn voor attachés (Instructie voor de Attachés van<br />
Staatssecretaris Boutmans van 2001; gemotiveerde programmering in het ISP / 50<br />
percent voorbehouden voor de empowerment van vrouwen) en andere voor de BTC PV’s<br />
(aanbevelingen van de evaluatie van het MIP door COTA van 2008) 43 .<br />
Hetzelfde geldt voor de teksten die in de vragenlijst niet aan bod kwamen en waarvan<br />
het bestaan geheel terecht werd aangehaald door de attachés (vermelding van het MIP<br />
in de verklarende tekst bij de begrotingswet) en de BTC PV’s (uitvoeringsgids BTC van<br />
2007, selectieverslag, individuele overeenkomst voor iedere micro-interventie,<br />
instructies voor de financiële planning).<br />
We stellen vast dat alle regelgevende teksten vaak “in de mate van het mogelijke”<br />
worden toegepast. Dit zou wel eens een verklaring kunnen zijn voor het negatieve<br />
verschil tussen het cijfer ‘gekend’ en het cijfer ‘toegepast’, waarbij verscheidene<br />
respondenten ‘nee’ antwoordden van zodra één bepaling niet naar de letter werd<br />
toegepast of van toepassing was en anderen ‘ja’ antwoordden in de mate van het<br />
mogelijke. De toepassing van de verschillende teksten hangt ook af van de lokaal<br />
uitgestippelde MIP-strategie. Vandaar dat verschillende elementen in punt 5.1. met<br />
betrekking tot de MIP-strategie verder in detail worden belicht.<br />
De interviews in Brussel bevestigen het gebrek aan coherentie tussen de teksten<br />
onderling. Bovendien zijn de meningen aangaande het nut van de regelgeving en de<br />
huidige procedures verdeeld. Volgens sommigen vormen ze samen een degelijk kader<br />
voor de huidige werking van het MIP, terwijl ze volgens anderen te soepel of niet soepel<br />
genoeg zijn.<br />
Het regelgevende kader is dus geen echt kader; de verschillende wettelijke bepalingen<br />
en regelgevingen bevatten hier en daar tegenstrijdigheden waardoor de integrale<br />
toepassing van alle bepalingen onmogelijk wordt.<br />
Tot slot wijzen we erop dat het MIP ook aan de geldende financiële regels moet voldoen.<br />
De terugkerende vraag vanuit het terrein naar meer middelen voor opvolging en een<br />
grotere financiële flexibiliteit strookt niet echt met de financiële controle proceduren, die<br />
stellen dat ieder programma/instrument zich moet houden aan de voorziene procedures<br />
en de administratieve en budgettaire controle en dient meer bepaald voldoende<br />
garanties te bieden omtrent opvolging en rapportage van de voortgang/resultaten.<br />
De opzet van een nieuw programma of instrument (of het behoud van een dergelijk<br />
programma of instrument) moet een echte toegevoegde waarde aantonen en mag geen<br />
bijkomende administratieve kosten met zich meebrengen. 44<br />
43 De evaluatie is geen regelgevingstekst op zich. We weten niet of deze aanleiding heeft gegeven tot<br />
welbepaalde instructies m.b.t. het al dan niet toepassen van de aanbevelingen binnen de DGOS of de BTC.<br />
44 Interview met financiële controle.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 39 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 40 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
4. Evaluatie van het MIP en het instrument<br />
volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De verschillende criteria worden hier belicht vanuit de invalshoek van de microinterventie<br />
en/of het micro-interventieprogramma en/of instrument/MIPuitvoeringsbepaling.<br />
In de diagrammen<br />
- komt het aantal antwoorden overeen met de omvang van de steekproef die kon<br />
worden gebruikt om het diagram op te stellen,<br />
- stemmen de staven per EV overeen met het antwoord (op basis van de<br />
plaatsbezoeken voor 120 micro-interventies) van de evaluatoren op de<br />
evaluatievragen.<br />
4.1. Relevantie van programma en instrument<br />
4.1.1. Inleiding: aard en rol van de begunstigden<br />
De instructies m.b.t. begunstigden worden in de praktijk in elk land verschillend<br />
geïnterpreteerd. In sommige partnerlanden mikken de micro-interventies eerder op<br />
kwetsbare en achtergestelde groepen, terwijl de micro-interventies in andere landen<br />
omwille van het tekort aan middelen voor hun opvolging en capaciteitsopbouw zich<br />
eerder richten tot groepen die in staat zijn zelf een voorstel te formuleren en uit te<br />
voeren. Op zichzelf beschouwd komt de aard van de begunstigden pas op de 11de plaats<br />
in de lijst van 22 toegepaste selectiecriteria (zie Diagram 55, pagina 87).<br />
Bij de toepassing van teksten vervaagt soms het begrip ‘begunstigde’ door het feit dat<br />
één of meer tussenschakels worden ingeschakeld, hetzij een kleine lokale NGO, een<br />
organiserende overheid (school of gezondheidscentrum bijvoorbeeld), een<br />
liefdadigheidsinstelling, of een lokale overheid. De meeste micro-interventies die tijdens<br />
de terreinmissies werden bezocht, werden aan dergelijke tussenorganisaties en niet aan<br />
zelf samengestelde groepen van begunstigden toegewezen. Bij sommige interventies<br />
fungeerden deze organisaties als een soort van koepel, terwijl er in andere gevallen geen<br />
rechtstreekse link was met de begunstigden.<br />
Heel wat micro-interventies voldoen aan een of meer dringende behoeften van de<br />
begunstigden, maar het programma in zijn geheel werd niet zodanig opgevat dat het ten<br />
goede komt aan de gemeenschappen/groepen met de grootste noden. Dit heeft<br />
voornamelijk te maken met de selectieprocedure die verder in punt 5.2.5 wordt<br />
doorgelicht.<br />
Wanneer een micro-interventie wordt opgezet om een waterput te bouwen, dan zijn de<br />
begunstigden van die interventie zonder enige twijfel de personen die water uit deze put<br />
zullen halen. 45 Wanneer een micro-interventie echter bedoeld is om een folkloristische<br />
groep te ondersteunen, zijn de begunstigden dan de leden van die groep of de<br />
toeschouwers die (vaak tegen betaling) toegang krijgen tot het lokale culturele erfgoed?<br />
45 Uiteraard mits er in de put steeds voldoende water staat.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 41 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Bij culturele micro-interventies wordt het publiek van dergelijke evenementen (dans,<br />
theater, muziek, film, …) doorgaans, op een paar uitzonderingen na 46 , volledig buiten<br />
beschouwing gelaten. De echte begunstigden zijn dan de organisatoren, producenten en<br />
artiesten van die evenementen. Precies daarom besloten we de toeschouwers van<br />
dergelijke manifestaties niet als eindbegunstigden te beschouwen.<br />
Binnen een vereniging kunnen we dan nog een onderscheid maken tussen de<br />
bestuursleden (voorzitter, ondervoorzitter, secretaris, penningmeester,…) en de gewone<br />
leden. Als echte begunstigden beschouwden we dus systematisch die personen die het<br />
meeste voordeel uit de interventie haalden.<br />
Deze gedachtegang moet ook hier worden ingepast in het kader van de toepassing van<br />
de richtlijn die oneerlijke concurrentie wil vermijden. Wanneer het een productieve<br />
micro-interventie of een micro-interventie van economische aard betreft, dan zal deze<br />
interventie onvermijdelijk één groep bevoordelen ten opzichte van een andere, tenzij de<br />
groep van begunstigden de hele bevolking omvat, of een groep die onmogelijk kan<br />
concurreren met de gewone bevolking (personen met een handicap, ongeschoolden, ...).<br />
In de praktijk troffen we bijzonder weinig basisverenigingen aan in de zin van een ‘zelf<br />
samengestelde groep van begunstigden’.<br />
In principe zijn het de begunstigde groepen zelf die de financieringsaanvraag moeten<br />
indienen. In de praktijk verloopt dit ter plaatse meestal via één of meer tussenniveaus.<br />
4.1.2. Invulling van verwachtingen van begunstigden<br />
Volgens de BTC PV's beantw oord het MI programma<br />
op de verw achtingen van de begunstigden<br />
Volgens de Attachés beantw oord het MI programma<br />
op de verw achtingen van de begunstigden<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 42 / 135<br />
7,6<br />
7,7<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 11: Oordeel van de attachés en BTC PV’s omtrent de mate waarin het MIP aan de<br />
verwachtingen van de begunstigden beantwoordt (10 = helemaal mee eens)<br />
Diagram 11 illustreert hoe de attachés en PV’s BTC de mate waarin het MIP aan de<br />
verwachtingen van de begunstigden beantwoordt, beoordelen.<br />
We stellen vast dat het MIP, dat wordt gezien als de som van alle microinterventies<br />
die er deel van uitmaken, in ruime mate tegemoetkomt aan de<br />
noden van de rechtstreekse begunstigden. Dit is alleen maar logisch, gezien de<br />
manier waarop de voorstellen worden ingediend. Wanneer het microproject wordt<br />
geselecteerd, voldoet het ten minste gedeeltelijk aan de behoeften die in het voorstel<br />
worden beschreven. Zo'n project vult evenwel maar zelden alle behoeften in gelet op de<br />
beperkingen (bedrag van de micro-interventie en uitvoeringstijd) en de aard van de<br />
meeste micro-interventies. Zo beschikken de kinderen in een blindenschool dankzij een<br />
micro-interventie over een goed bed en een degelijke matras, maar was er niet genoeg<br />
geld om muskietennetten te kopen, die nochtans onmisbaar zijn om goed te kunnen<br />
slapen.<br />
Uit Diagram 12 blijkt dat de eindbegunstigden bij voorkeur ofwel vertrouwen op een<br />
tussenorganisatie, ofwel actief meewerken aan het opstellen van een aanvraag en het<br />
zoeken naar een sponsor.<br />
46 Bijvoorbeeld de bouw en uitrusting van een cultureel centrum of een voor iedereen toegankelijke bibliotheek.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De kolom waaruit een geringe betrokkenheid blijkt, heeft betrekking op de rechtstreekse<br />
of eindbegunstigden die niet in staat zijn zelf een aanvraag in te dienen. Ze kennen het<br />
MIP niet, beschikken niet over de middelen om zelf een aanvraag op te stellen, hebben<br />
niet leren denken in termen van doelstellingen/resultaten/activiteiten/middelen.<br />
De kolom waaruit een sterke betrokkenheid blijkt, kenmerkt ofwel micro-interventies<br />
waar één of meer voortrekkers binnen de groep van begunstigden een prima dialoog<br />
onderhield(en) met een tussenorganisatie, ofwel micro-interventies waarbij een<br />
vereniging met een (zeer) beperkt aantal leden erin slaagde een financiering ‘binnen te<br />
halen’.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
bijna nul<br />
38,2<br />
zwak<br />
11,2 11,2<br />
middelmatig<br />
goed<br />
15,7<br />
zeer goed<br />
23,6<br />
Diagram 12: Verdeling van de mate van<br />
betrokkenheid van de begunstigden bij het<br />
opstellen van de aanvraag en het zoeken naar<br />
een sponsor (in % van de 89 antwoorden)<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 43 / 135<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
ja<br />
81,2<br />
5,9 7,1 5,0<br />
misschien<br />
neen<br />
0,0<br />
Diagram 13: Voornemen van de begunstigde<br />
organisatie om een aanvraag in te dienen voor<br />
een andere investeringsfinanciering (in % van<br />
de 85 antwoorden)<br />
We kunnen ons tevens vragen stellen bij de selectie van enkel en alleen microinterventies<br />
van culturele aard in landen waar een enorme behoefte is aan<br />
basisvoorzieningen 47 . Verder in dit document belichten we onder meer het feit dat, met<br />
uitzondering van de verklarende tekst bij de begrotingswet 48 , de algemene doelstelling<br />
van het MIP en tal van regelgevingteksten ook de financiering van micro-interventies<br />
toelaten die niet echt verband houden met dringende en prioritaire noden van de<br />
partner.<br />
Relevantie van iedere micro-interventie afzonderlijk<br />
Volgens de evaluators hebben de bezochte MI op de<br />
noden van de eindbegunstigden geantw oord (85<br />
antw oorden)<br />
Volgens de eindbegunstigden antw oord de microinterventie<br />
aan hun noden (42 antw oorden)<br />
7,1<br />
8,2<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 14: Mate waarin de MI beantwoordt aan de verwachtingen van de begunstigden (10 =<br />
helemaal mee eens)<br />
47 In landen waar doorgaans beter in alle basisbehoeften wordt voorzien, kunnen ‘culturele’ MI’s waardevol<br />
zijn, zoals bijvoorbeeld met het oog op het behoud van het overwegend Maghrebijnse karakter van de oude<br />
stadskern van Jeruzalem.<br />
48 De tekst vermeldt als doelstelling: “de positie van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen versterken .
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Diagram 14 illustreert 2 verschillende beoordelingen omtrent de mate waarin de microinterventies<br />
tegemoetkomen aan de noden van de begunstigden. Vermits we tijdens de<br />
terreinmissies maar moeilijk contact konden leggen met de uiteindelijke begunstigden,<br />
konden we niet anders dan een eigen beoordeling op het enquêteformulier noteren<br />
m.b.t. de invulling van de reële behoeften van de begunstigden.<br />
Volgens de evaluatoren en voorzag meer dan 70 percent van de micro-interventies in<br />
een behoefte van de begunstigden. Volgens de begunstigden zelf is dit eerder 80<br />
percent. Zo’n 20 tot 30 percent van de micro-interventies lijkt dus niet erg relevant. Eén<br />
voorbeeld betreft de 3 psychologische bijstandssessies voor terrorismeslachtoffers door<br />
psychologen die de voertaal niet spreken noch begrijpen.<br />
Uit Diagram 13 blijkt evenwel dat ruim 80 percent van de begunstigde organisaties vast<br />
van plan is om België of een andere donor om extra middelen te vragen om een<br />
bijkomende investering te financieren. Anderzijds heeft geen enkele van de bezochte<br />
organisaties het voornemen om nooit meer een beroep te doen op externe financiering 49 .<br />
In die zin is één enkele micro-interventie, zelfs indien die in een welbepaalde behoefte<br />
voorziet, niet echt voldoende met het oog op meer autonome gemeenschappen.<br />
Heel wat micro-interventies zouden bovendien nauwelijks relevant zijn indien ze niet aan<br />
een meer solide en duurzame structuur waren gekoppeld. Dat is bijvoorbeeld het geval<br />
voor de micro-interventie waarbij bedden aan een weeshuis werden geschonken. Deze<br />
micro-interventie is alleen maar relevant omdat het een bestaand gebouw betreft en<br />
omdat het weeshuis door een religieuze orde wordt beheerd. De bouw van een leslokaal<br />
is enkel relevant in het kader van een onderwijsinstelling die door een organiserende<br />
overheid wordt beheerd en wanneer een ministerie van Onderwijs in de begeleiding<br />
daarvan voorziet, meer bepaald een leraar voor dat leslokaal.<br />
We wijzen er eveneens op dat voor alle interessante, bruikbare voorstellen die in een<br />
reële behoefte willen voorzien, maar die, om uiteenlopende redenen (niet binnen<br />
geografisch gebied, thema, sector, geen budget, budget groter dan 12500€, …) niet<br />
worden geselecteerd, deze behoefte uiteraard niet wordt ingevuld.<br />
4.1.3. Voordelen gebonden aan de specificiteit van het instrument<br />
Het MIP instrument biedt<br />
een grote meerw aarde<br />
Het MIP instrument is zeer<br />
relevant<br />
Attachés 6,0<br />
BTC PV's 7,8<br />
Attachés 7,8<br />
BTC PV's 7,9<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 15: Beoordeling van de relevantie van het instrument (10 = helemaal mee eens)<br />
Het MIP is lang niet de enige mogelijkheid of het enige instrument in België voor de<br />
ontwikkeling van lokale gemeenschappen. Zonder exhaustief te willen zijn, vermelden<br />
we in deze context het programma voor samenwerking met organisaties uit het lokale<br />
civiele maatschappij, de indirecte samenwerking via een waaier van NGO's, verscheidene<br />
programma’s van het Belgisch Fonds voor de Voedselzekerheid, de bilaterale<br />
programma’s ter ondersteuning van de decentralisatie of lokale ontwikkelingsinitiatieven<br />
en de vaak cultureel geïnspireerde samenwerking met de Belgische deelstaten. Hoewel<br />
49 Tal van verenigingen kunnen voor hun werkingskosten rekenen op regelmatige sponsors. Deze kosten<br />
worden in principe nooit door een MI gefinancierd.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 44 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
wordt aangenomen dat ze allemaal dezelfde doelgroepen beogen, functioneren deze<br />
programma’s binnen verschillende, ongecoördineerde wettelijke en regelgevende kaders.<br />
Het specifieke, gerichte karakter van het instrument wordt door de meeste bevraagden<br />
erkend. Dankzij zijn gedecentraliseerde procedure kan het MIP op een soepele, snelle en<br />
gerichte manier voldoen aan de verwachtingen van een welbepaalde groep<br />
begunstigden.<br />
De wachttijd tussen de indiening van een aanvraag, de toekenning van de subsidie en de<br />
voltooiing van de micro-interventie verschilt van land tot land en hangt af van de aard<br />
van de micro-interventie, maar blijft behoorlijk kort in vergelijking met andere<br />
hulpvoorzieningen 50 . Wanneer in de loop van het kalenderjaar verschillende selectiedata<br />
worden ingepland, kan de procedure nog sneller verlopen. In dat opzicht kan een microinterventie<br />
bijzonder relevant zijn wanneer snelle, gerichte actie noodzakelijk is.<br />
Via het programma kunnen ook de basisdoelgroepen (‘grassroot’) worden bereikt die<br />
niet door middel van andere samenwerkingsinstrumenten worden aangesproken. De<br />
micro-interventies vormen zo een niche voor de Belgische ontwikkelingssamenwerking<br />
en voor verscheidene andere donoren met een vergelijkbaar programma (zie<br />
benchmarkingstudie in Bijlage 2).<br />
Ook het maximumbedrag van de financiering, momenteel vastgesteld op 12.500€, is<br />
kenmerkend voor het instrument. Dit plafond heeft zowel voor- als nadelen. Enerzijds<br />
kan met een relatief klein bedrag, zelfs in vergelijking met de programma’s van andere<br />
donoren, een zo groot mogelijk aantal aanvragen worden ingewilligd. Op die manier<br />
worden buitensporige aanvragen afgewimpeld en worden aanvragers aangespoord om<br />
de toegekende middelen zo nuttig en concreet mogelijk in te zetten. Anderzijds kan het<br />
bepalen van een plafond sommige aanvragers ertoe aanzetten het maximum te vragen<br />
zodat valabele voorstellen waarvoor een budget van pakweg 20.000€ nodig is, niet meer<br />
gefinancierd kunnen worden. Precies daarom vermelden verscheidene donoren het<br />
toegestane plafond niet en/of bouwen ze bij het bepalen van dat plafond hier en daar<br />
een marge in.<br />
In sommige gevallen was het doel van de micro-interventie wel relevant, maar waren de<br />
activiteiten met het oog op het verwezenlijken van dit doel dat veel minder. Zo beoogde<br />
één micro-interventie een verbeterde opleiding in landbouwtechnieken: i.p.v. de<br />
slaapzalen van de studenten te renoveren 51 , financierde de micro-interventie een<br />
woonruimte voor landbouwers/lesgevers die amper 20 dagen op het jaar bewoond is.<br />
Hoewel andere donoren ook beschikken over instrumenten in de lijn van “kleinschalige<br />
ambassadeprojecten” is en blijft het MIP een instrument met bepaalde typisch Belgische<br />
kenmerken (zoals de uitvoering door een afzonderlijk orgaan, integratie in het ISP’s, het<br />
nastreven van meer dan een louter zichtbaarheidverhogend effect of public relations).<br />
Daar waar het programma in het ISP wordt vermeld, wordt het trouwens als zodanig,<br />
zonder enige ambiguïteit benoemd. 52<br />
Het vernieuwende karakter van bepaalde micro-interventies wordt soms in de verf<br />
gezet als rechtvaardiging voor het programma. Een micro-interventie zou toelaten om op<br />
kleine schaal en met een beperkt fiduciair risico een nieuwe aanpak te toetsen die<br />
vervolgens in het kader van een grotere samenwerkingsinterventie op ruimere schaal<br />
kan worden toegepast. De inschakeling van het MIP wordt hiertoe door verscheidene<br />
vorige evaluaties aanbevolen. Dit strookt echter totaal niet met de aard en opzet van het<br />
instrument. In dat geval is het immers duidelijk dat het initiatief niet uitgaat van een<br />
plaatselijke gemeenschap en dat de begunstigde groepen verschillen. Vernieuwende<br />
micro-interventies worden ook niet ingeschakeld in een leerprocesbeleid dat wil<br />
voortbouwen op de lessen die uit deze experimenten kunnen worden getrokken en dat<br />
50 Uitgezonderd misschien de noodhulp<br />
51<br />
De interventielogica is dat studenten die over een betere slaapruimte beschikken ook beter slapen en dus<br />
beter uitgerust zijn en aandachtiger zijn tijdens de lessen.<br />
52<br />
Een voorbeeld: ISP DRC en Burundi: “Le programme des Micro Interventions sera géré par la Partie belge<br />
et… - Het micro-interventieprogramma zal worden beheerd door de Belgische partij en …<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 45 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
zou kunnen leiden tot een compleet nieuwe benadering. Dat betekent evenwel niet dat<br />
vernieuwende micro-interventies geen goede resultaten kunnen opleveren, maar we zijn<br />
van mening dat iedere nieuwe aanpak beter in het kader van een proefproject kan<br />
worden getoetst en opgevolgd.<br />
Het MIP-instrument laat voorts toe om bij de interventies op een min of meer flexibele<br />
manier in te zoomen op vrouwenverenigingen op het microniveau.<br />
Uit de resultaten van de bevraging op het terrein (Diagram 16) blijkt dat de meeste<br />
micro-interventies neutraal zijn wat het geslacht van de begunstigden betreft. Meer dan<br />
10 percent van de interventies bevoordelen in meer of mindere mate mannen en<br />
jongens, bijvoorbeeld bij de bouw of uitrusting van een laswerkplaats in een technische<br />
school. Een derde van de bezochte micro-interventies bevoordeelt in meer of mindere<br />
mate vrouwen en meisjes, bijvoorbeeld door steun te verlenen aan een centrum voor de<br />
herinschakeling van werkloze jonge vrouwen.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
4,3<br />
6,4<br />
neutraal<br />
56,4<br />
16,0 17,0<br />
Diagram 16: Verdeling van micro-interventies<br />
volgens het geslacht van de begunstigden (in<br />
% van de 94 antwoorden)<br />
100,0<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 46 / 135<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
10,5<br />
21,1<br />
5,9<br />
100% ♀<br />
80% ♀<br />
15,0<br />
30,0<br />
30,3<br />
12,1<br />
2007 2008 2009 2010<br />
Diagram 17: Verhouding van micro-interventies<br />
die bijzondere aandacht besteden aan vrouwen<br />
(in % van de steekproef per jaar) (totale<br />
steekproef van 89 antwoorden)<br />
We hebben geen eenduidig inzicht in de doelgroepbepaling waarbij specifiek wordt<br />
ingezoomd op vrouwenverenigingen. Wanneer in de interventiecriteria evenwel<br />
bijzondere aandacht wordt besteed aan vrouwen, spelen de micro-interventies vaak een<br />
belangrijke rol in de responsabilisering van vrouwen, het versterken van hun autonomie<br />
en hun economische en maatschappelijke positie op het niveau van de begunstigde<br />
gemeenschap.<br />
Deze empowerment gebeurt echter niet automatisch. Er is immers een groot verschil<br />
tussen een initiatief dat een zelf samengestelde groep van vrouwen helpt om een<br />
collectieve, winstgevende activiteit op te starten en duurzaam te beheren en de bouw<br />
van een klaslokaal in een middelbare meisjesschool. Diagram 17 schetst een<br />
overduidelijk positieve evolutie van de micro-interventies die strikt genomen bijstand<br />
verlenen aan vrouwen voor de periode 2008-2010 (100 percent) 53 . De resultaten zijn<br />
minder uitgesproken voor een tranche van 80 percent, maar 2 percent extra brengt ons<br />
niettemin dichter bij de aanvankelijk vooropgestelde 50 percent.<br />
4.1.4. Invulling van noden in het partnerland en algemene<br />
prioriteiten<br />
We kunnen ons moeilijk voorstellen dat de noden in de partnerlanden van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking, bepaald in het strategische programma voor<br />
armoedebestrijding, verschillen van de algemene prioriteiten opgenomen in de<br />
millenniumdoelstellingen.<br />
53 We wijzen erop dat de instructies omtrent de verplichting om 50% van de MI’s voor te behouden voor<br />
vrouwen dateren van februari 2009.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Het MIP komt, althans op papier, tegemoet aan sommige van die algemene prioriteiten<br />
in die zin dat de algemene doelstelling van het MIP – de duurzame menselijke, sociale,<br />
culturele en economische ontwikkeling in de hand werken door het maatschappelijke<br />
draagvlak in het partnerland te versterken – elementen bevat die aansluiten bij<br />
verscheidene prioriteiten. Een kleine meerderheid van de bevraagden sluit zich hierbij<br />
aan.<br />
Enerzijds wordt deze doelstelling echter zo algemeen geformuleerd dat zowat alles wat<br />
we als ‘prioritair’ kunnen beschouwen erin vervat zit; anderzijds beschikt het MIP over<br />
de middelen om zijn ambities waar te maken en mogelijk bij te dragen tot de<br />
verwezenlijking van deze doelstelling op een schaal die de microwereld van de<br />
begunstigde gemeenschap overstijgt.<br />
Het MIP komt tegemoed aan<br />
de noden van het partnerland<br />
Het MIP komt tegemoed aan<br />
de globale prioriteiten (MDG)<br />
Attachés 6,2<br />
BTC PV's 5,8<br />
Attachés 5,6<br />
BTC PV's 6,5<br />
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0<br />
Diagram 18: Beoordeling van de mate waarin het MIP tegemoetkomt aan de algemene prioriteiten<br />
en noden van de partnerlanden (10 = helemaal mee eens).<br />
We stellen vast dat het MIP in de praktijk een geheel eigen logica volgt waardoor het<br />
steeds minder aansluit bij de nieuwe hulpmodellen en in het bijzonder bij de beginselen<br />
i.v.m. ownership en afstemming. Net als de andere programma’s in de benchmarking is<br />
het MIP grotendeels gedecentraliseerd binnen de ambassades die via dit instrument een<br />
zekere bevoegdheid in dit domein krijgen toegewezen. De meesten zien het MIP daarom<br />
als het laatste instrument waarmee de donor zelf en alleen zijn prioriteiten kan<br />
vastleggen.<br />
Sinds 2009 moet de programmering van de micro-interventies worden gemotiveerd en<br />
opgenomen in het ISP 54 . De motivering dient te gebeuren in functie van de noden van<br />
het partnerland en de opname van het MIP in het ISP moet het ownership door het<br />
partnerland min of meer garanderen vermits het ISP het resultaat is van<br />
onderhandelingen tussen België en het partnerland.<br />
Het typisch Belgische karakter van het programma bemoeilijkt de harmonieuze integratie<br />
van het MIP in de ontwikkelingsprioriteiten van de partner.<br />
In Algerije wordt het MIP door de overheden louter ‘getolereerd’.<br />
In Rwanda wordt bij consensuele beslissing tussen de 2 landen niet langer een MIP in<br />
het nieuwe ISP 2011-2014 opgenomen.<br />
In Benin worden de micro-interventies niet in aanmerking genomen in de verschillende<br />
ontwikkelingsplannen van de lokale gemeenschappen. Op lokaal niveau wordt het MIP<br />
dus niet in de ontwikkelingsstrategieën ingeschakeld.<br />
In de meeste andere partnerlanden reikt de betrokkenheid van de partneroverheden niet<br />
verder dan het verstrekken van informatie. Voor zover wij weten is de DR Congo een van<br />
de landen waar de partner (sinds 2010) een actieve, inhoudelijke bijdrage levert tot het<br />
programma en de selectie van de begunstigde interventies. In de DRC moet het MIP<br />
54 Instructions à l’usage des Attachés concernant la préparation du PIC et de la commission mixte.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 47 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
aansluiten bij de prioriteiten van het partnerland: de inhoud van het MIP wordt duidelijk<br />
uitgetekend in het ISP en het MIP wordt regelmatig als agendapunt door het<br />
partnercomité besproken.<br />
Wanneer we kijken naar het volume van de micro-interventies naar aantal en budget<br />
stellen we niet meteen een verband vast met de index van de menselijke ontwikkeling of<br />
Human Development Index (HDI) 55 . Wel stellen we vast dat het programma tot voor kort<br />
goed ontwikkeld was in de 3 ‘historische’ partnerlanden van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking (DR Congo, Rwanda 56 en Burundi). Voor andere landen<br />
(Tanzania, Peru,…) zien we daarentegen geen verband tussen het volume van de microinterventies<br />
en het globale volume van de Belgische ODA (zie tabel 1 en tabel 2).<br />
Vietnam wijkt hier enigszins van af: het feit dat het programma de afgelopen jaren<br />
nauwelijks of niet werd toegepast is het gevolg van een beslissing van de opeenvolgende<br />
attachés van de ontwikkelingssamenwerking en niet van een of andere behoefte (of het<br />
ontbreken daarvan) in het partnerland.<br />
4.1.5. Coherentie met het beleid van de partners<br />
De terreinmissies bevestigden dat heel wat micro-interventies de rol van de staat<br />
volledig of gedeeltelijk overnemen: bouw van klaslokalen, polyvalente zalen,<br />
gezondheidscentra, bruggen, uitrusting van deze infrastructuren,<br />
drinkwaterbevoorrading,…<br />
Vaak willen deze micro-interventies tegemoetkomen aan een reële, dringende behoefte,<br />
maar houden ze geen rekening met de prioriteiten en het beleid van de partner, meer<br />
bepaald m.b.t. situering, sector of prioritaire begunstigden.<br />
Het MIP is coherent met het<br />
beleid van de parnerlanden<br />
en van de donoren<br />
Attachés 4,4<br />
BTC PV's 5,2<br />
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0<br />
Diagram 19: Beoordeling van de coherentie van het MIP met het beleid van het partnerland en van<br />
de andere donoren (10 = helemaal mee eens).<br />
Hoewel de micro-interventieprogramma’s in ieder land bij voorkeur in een gezamenlijk<br />
uitgetekend geografisch, sectoraal en thematisch kader worden ingepast, heeft het<br />
algemene micro-interventieprogramma niet de intentie aan te sluiten bij het beleid van<br />
de partners op het vlak van gemeenschapsontwikkeling of ondersteuning van plaatselijke<br />
initiatieven. Het programma is duidelijk toespitst op de lokale bevolking en<br />
gemeenschappen en is niet meteen relevant voor de centrale overheden.<br />
Sommige partnerlanden zijn weliswaar niet gedecentraliseerd en/of hebben geen echt<br />
beleid in dit domein. Zelfs in die landen waar effectief inspanningen met het oog op<br />
decentralisering werden geleverd, zoals in Benin, werden de micro-interventies evenmin<br />
in het proces voor lokale ontwikkeling in het partnerland ingeschakeld.<br />
De vereisten met betrekking tot sector, transversaal thema en de plaats van de<br />
interventies, evenals de verantwoording van de noodzaak om een MIP in het ISP van een<br />
land op te nemen, werden pas onlangs gedefinieerd.<br />
De analyse van de micro-interventies van de afgelopen 4 jaar en de vaststellingen op het<br />
terrein wijzen op een geleidelijke, maar trage tot zeer trage toepassing van deze<br />
richtlijnen, zoals ook blijkt uit Diagram 7 en Diagram 8, op pagina 21. We vinden daarbij<br />
55 Wanneer we de HDI beschouwen als indicator voor de noden in een bepaald land.<br />
56 Rwanda besliste vanaf 2011 niet langer van deze mogelijkheid gebruik te maken.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 48 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
iets meer micro-interventies terug in de Belgische concentratiegebieden en met<br />
betrekking tot Belgische thema’s. Deze concentratie leidt in de partnerlanden echter<br />
zelden of niet tot koppelingen en synergieën tussen het ISP en het MIP. In dat opzicht<br />
sluiten de evaluatoren aan bij de COTA-evaluatie (vrije vertaling): “deze programma’s<br />
werden traditioneel beschouwd als grotendeels onafhankelijk van de rest van de<br />
bilaterale samenwerking” 57 .<br />
Tot slot licht de algemene conventie tot tenuitvoerlegging toe dat “de microinterventieprogramma’s<br />
bij voorkeur worden uitgevoerd in de geografische<br />
concentratiegebieden en prioritaire sectoren en thema’s die gezamenlijk door het<br />
partnerland en België werden bepaald. 58 ” Onrechtstreeks moedigt de ACTT dus de<br />
afstemming van het MIP op het beleid van het partnerland aan.<br />
Een kleine meerderheid van de bevraagden bevestigt dat het MIP weinig samenhang<br />
vertoont met het beleid van het partnerland en van de andere donoren. Met uitzondering<br />
van één of twee landen blijven zowel de communicatie als de betrokkenheid van het<br />
partnerland en de andere donoren beperkt. Bepaalde informatie wordt bij algemene<br />
coördinatievergaderingen via de pers of de website meegedeeld 59 .<br />
Uit de Benchmarking studie is gebleken dat de meeste donoren kleine lokale fondsen als<br />
hun laatste jachtterrein zien. Wanneer de partner toch bij het hele proces wordt<br />
betrokken dan is dat vooral bij de selectie waarvoor vertegenwoordigers van de staat en<br />
van de civiele maatschappij worden uitgenodigd.<br />
4.2. Doeltreffendheid<br />
In dit hoofdstuk peilen we naar de doeltreffendheid van het MIP, waarbij we de<br />
doeltreffendheid van het instrument en de behaalde resultaten beoordelen op de<br />
volgende drie analyseniveaus:<br />
- het micro-interventieprogramma in het algemeen op basis van de<br />
interventielogica van de ACTT, uiteengezet in diagram 9, pagina 30<br />
- het programma zoals dat in ieder land wordt toegepast<br />
- de micro-interventies als individuele bouwstenen van het programma.<br />
4.2.1. Doeltreffendheid van het MIP als instrument<br />
De doorgedreven decentralisering van het MIP-instrument bevordert geenszins het<br />
behalen van globale resultaten. Zoals we verder zullen zien, boekt het MIP echter hier en<br />
daar succes wanneer we de programma’s in ieder land, en dan vooral de microinterventies<br />
zelf, afzonderlijk beschouwen.<br />
EV3: In w elke w erken de<br />
specifieke kenmerken van<br />
het MIP instrument betere<br />
resultaten in de hand?<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 49 / 135<br />
5,0<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 20: antwoord van de evaluatoren op evaluatievraag 3.<br />
57 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.<br />
58 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009”; bijlage 1.<br />
59 Zie antwoorden op de vragen over de programmastrategie.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De succesfactoren 60 op niveau van het land of de micro-interventie houden verband met<br />
de algemene opzet van het instrument. Deze factoren zijn:<br />
- allereerst de tijd en middelen die worden geïnvesteerd;<br />
- de nabijheid van de beslissende overheid bij de doelgroep (zo dicht mogelijk);<br />
- de verdeling van taken onder personen die vertrouwd zijn met het terrein: tal van<br />
beslissingen worden in verschillende mate en op verschillende<br />
bevoegdheidsniveaus genomen door personen die dicht bij de praktijk staan;<br />
- de soepelheid van de instrumenten voor het opzetten van projecten en de<br />
financieringsvoorwaarden;<br />
- de strikte toepassing van enkele grondregels: termijn voor indiening van<br />
aanvragen, maximumduur, maximum- en minimumbedragen;<br />
- de betrokkenheid van de BTC (of in zeldzame gevallen een derde) bij de<br />
doorlichting van de voorstellen, bij hun eventuele finetuning, bij de selectie en<br />
financiële opvolging van de micro-interventies;<br />
- de versterking van institutionele en beheercapaciteiten dankzij het delen van de<br />
verantwoordelijkheden met de doelgroep voor het beheer en de uitvoering ter<br />
plaatse;<br />
- de mogelijkheid om de lokale participatie te verzilveren in de vorm van werk of<br />
materieel;<br />
- de selectie die toelaat om de beste voorstellen te kiezen op basis van hun<br />
wezenlijke kwaliteiten (logische opzet, technische kwaliteit, beheer en opvolging<br />
door de begunstigden,…).<br />
De problemen m.b.t. de doeltreffendheid van het instrument die in verscheidene<br />
jaarverslagen van de BTC worden aangehaald, hebben meestal te maken met het gebrek<br />
aan adequate beheermiddelen, wat een weerslag heeft op alle niveaus van de<br />
procedure: mogelijkheid (of onmogelijkheid) om de aanvraagdossiers grondig te<br />
bestuderen, voorselectiebezoeken te organiseren, de uitwerking van een technisch<br />
dossier te begeleiden, het project ter plaatse op te volgen, de deadlines na te leven, de<br />
capaciteiten van de begunstigde organisatie te versterken,…<br />
De meerderheid van de evaluatoren en bevraagden meent dat de verplichte bilaterale<br />
verankering geen factor is die de doeltreffendheid van het MIP positief beïnvloedt. Noch<br />
de actoren van de ontwikkelingssamenwerking noch de evaluatoren zien het MIP<br />
trouwens als een bilateraal programma (in de zin van een samenwerking tussen twee<br />
staten). De verwijzing naar artikel 5 van de wet betreffende de BTC wordt als een<br />
materiële fout gezien.<br />
De plaatsbezoeken toonden aan dat het MIP, in ieder geval tot vandaag, niet wordt<br />
aangewend om kennis, ervaringen en verworvenheden in de prioritaire sectoren van het<br />
ISP te versterken. Omgekeerd konden we geen enkele synergie aantonen tussen de<br />
bilaterale samenwerkingsprojecten en het MIP. In sommige landen is het ontbreken van<br />
enige link met het ISP het gevolg van een bewuste keuze. Het zou dan ook tevergeefs<br />
zoeken zijn naar een of andere synergie.<br />
4.2.2. Doeltreffendheid van het programma<br />
Wanneer we vertrekken van de interventielogica zoals uiteengezet in diagram 9 op<br />
pagina 30 op het niveau van het partnerland, dan kunnen we alleen maar besluiten dat<br />
60 De hierna volgende lijst werd opgesteld op basis van de antwoorden op de vragenlijsten, de interviews en<br />
persoonlijke bevindingen van de evaluatoren tijdens de terreinmissies.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 50 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
het programma nauwelijks de vooropgestelde onmiddellijke resultaten (outputs =<br />
versterkt sociaal draagvlak in het partnerland, plus verworven autonomie) en de<br />
beoogde resultaten op korte en middellange termijn inlost (outcome = vlottere<br />
tenlasteneming en toe-eigening van de ontwikkeling van hun eigen gemeenschap). Zelfs<br />
in de DRC, waar het programma de laatste jaren het vaakst werd toegepast, werd het<br />
algemene maatschappelijke draagvlak 61 niet beduidend versterkt en verwierf de<br />
gemeenschap niet echt een grotere autonomie dankzij het MIP.<br />
Het mislukken van het MIP in het algemeen wat betreft het verwezenlijken van de<br />
doelstellingen bepaald in de ACTT en in de richtlijnen van Staatssecretaris Boutmans, is<br />
voornamelijk te wijten aan het feit dat de financiële middelen en mensen die hiervoor<br />
worden ingezet niet in verhouding zijn met deze toch wel ambitieuze doelstellingen 62 . We<br />
kunnen ons trouwens afvragen of het überhaupt zin heeft om voor dergelijk programma<br />
globale resultaten vast te leggen.<br />
4.2.3. Doeltreffendheid van het programma in ieder land<br />
Het is geen sinecure om de doeltreffendheid van het programma in ieder land<br />
afzonderlijk te beoordelen vermits geen enkel land een echte strategie lijkt te volgen,<br />
met welomlijnde streefdoelen.<br />
Uit de verzamelde gegevens kunnen we niet opmaken of er soms effecten optreden die<br />
verder reiken dan de loutere ontwikkeling van de directe begunstigden en nabijgelegen<br />
gemeenschappen (en die bijvoorbeeld een invloed hebben op de sociaal-economischculturele<br />
ontwikkeling van het gebied).<br />
De doeltreffendheid van het programma in elk land bestaat dus hoofdzakelijk uit de som<br />
van de individuele resultaten van iedere micro-interventie.<br />
Wanneer we vertrekken van de interventielogica zoals uiteengezet in diagram 9 op<br />
pagina 30 op het niveau van iedere begunstigde gemeenschap, zijn onze<br />
conclusies minder duidelijk.<br />
In de DRC bijvoorbeeld, stellen we vast dat hoewel de gemeenschap hier en daar haar<br />
ontwikkeling in eigen hand heeft genomen, dit misschien ook te maken heeft met het feit<br />
dat ze daartoe werd gedwongen door de structurele tekorten van een staat in de nasleep<br />
van conflicten.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
19,2<br />
7,7<br />
es<br />
23,1<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 51 / 135<br />
50,0<br />
0,0<br />
neen ± ja<br />
Diagram 21: Beoordeling van de mate van versterking van de autonomie bij begunstigde<br />
organisaties of tussenorganisaties (in % van de 26 antwoorden)<br />
Hoewel verscheidene respondenten vinden dat de specifieke doelstelling van het<br />
programma globaal gezien werd verwezenlijkt, stellen we integendeel vast dat<br />
uiteindelijk zeer weinig micro-interventies de specifieke doelstelling m.b.t. een grotere<br />
autonomie, die eerder op een algemene manier werd gedefinieerd (een vlottere<br />
61 Dit verwijst naar het doelpubliek in zijn totaliteit<br />
62 De relatief goede score voor evaluatievraag 2 (6,7) is het resultaat van de goede scores toegekend aan de<br />
beoordelingscriteria m.b.t. de uitvoering van de activiteiten en het behalen van onmiddellijke resultaten.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
tenlasteneming en toe-eigening van de ontwikkeling van hun gemeenschap door de<br />
begunstigden), effectief realiseren.<br />
Diagram 21 heeft betrekking op niet meer dan 26 micro-interventies. Hieruit blijkt dat<br />
geen enkele van de bezochte micro-interventies 100 percent autonoom werkt, wat<br />
logisch is gezien een absolute autonomie niet realistisch is. Uit dit diagram blijkt<br />
daarenboven dat minder dan 20% van de begunstigde gemeenschappen helemaal niet<br />
werd versterkt.<br />
Het feit dat de meeste micro-interventies te weinig aandacht besteden aan institutionele<br />
problemen is beslist een handicap.<br />
De doeltreffendheid van het programma in ieder land, die, zoals we eerder al stelden,<br />
louter bestaat uit de som van de individuele resultaten van iedere micro-interventie,<br />
verschilt sterk van land tot land en is in verschillende mate afhankelijk van meerdere<br />
factoren, meer bepaald:<br />
- de selectiestrategieën;<br />
- de specifieke nationale context;<br />
- het professionalisme van de interveniënten;<br />
- de kwaliteit van het selectieproces;<br />
- de mate van begeleiding (voor, tijdens en na de micro-interventie) en de<br />
middelen voor die begeleiding;<br />
- de (zelf)evaluatie van de micro-interventies en/of het lokale MIP en het gebruik<br />
dat daarvan wordt gemaakt;<br />
- de verstrekking van informatie omtrent lessen (opvolging) en m.b.t. plaatselijke<br />
tussenorganisaties;<br />
- het delen en integreren van deze gegevens in nieuwe selecties en voorstellen<br />
(vermits de micro-interventies in principe eenmalige interventies zijn zonder<br />
mogelijkheid tot herfinanciering, kunnen de lessen en aanbevelingen uit een<br />
evaluatie van een micro-interventie enkel op het niveau van het programma<br />
worden aangewend);<br />
- en tot slot misschien wel de voornaamste: de menselijke factor en de relaties<br />
tussen de attaché en de PV BTC.<br />
Een indirecte uitwerking van het programma in sommige landen is alvast de betere<br />
kennis van en voeling met de praktische realiteit via plaatsbezoeken van de<br />
ambassade of de BTC. Dit argument gaat uiteraard enkel op voor die landen waar het<br />
jaarlijkse aantal micro-interventies, de af te leggen afstanden, de toestand van wegen<br />
en paden en de menselijke en materiële middelen van de ambassade en van de PV BTC<br />
dergelijke bezoeken toelaten.<br />
Een ander indirect resultaat van het programma dat doorgaans als belangrijk wordt<br />
aangemerkt bij de analyse van de landenverslagen is de zichtbaarheid van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking, voor zover het aantal micro-interventies voldoende groot is<br />
en er voor de meeste micro-interventies een inhuldigingsceremonie wordt gehouden<br />
en/of een bord wordt aangebracht waarop wordt aangegeven dat het project met<br />
Belgische steun werd gerealiseerd. Public relations en zichtbaarheid zijn geen<br />
doelstellingen die als dusdanig worden erkend in de teksten m.b.t. het MIP, maar de<br />
micro-interventies hebben vaak een groter zichtbaarheids rendement dan grote<br />
projecten.<br />
Micro-interventies zijn immers meestal kleine, concrete projecten waarbij de ‘harde’<br />
component (infrastructuur en uitrusting) veel groter is dan de ‘softe’ component<br />
(opleiding en capaciteitsopbouw). De verhouding ‘hard/soft’ is bij grote projecten net<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 52 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
omgekeerd. Een gebouw is sowieso ‘tastbaarder’ dan bijvoorbeeld de capaciteitsopbouw<br />
bij een lokale verantwoordelijke.<br />
De zichtbaarheid van België varieert sterk naargelang van de micro-interventie 63 .<br />
Volgens 30% van de verantwoordelijken ter plaatse (attachés en PV BTC, Diagram 24) is<br />
dit niet meteen een doel op zich. Het belang dat aan dit criterium wordt gehecht, wordt<br />
echter door de ambassadeur, de attaché en de PV BTC samen bepaald.<br />
De bevindingen van de terreinmissies (Diagram 22 en Diagram 23) zijn evenwel<br />
verrassend omwille van het grote aandeel micro-interventies waar de sponsor nergens<br />
wordt vermeld en de zichtbaarheid van België zo goed als nihil is. Zelfs wanneer de<br />
micro-interventie op een of andere manier wordt aangegeven, wordt vaak de BTC als<br />
uitvoerder en geldschieter opgegeven, zonder expliciete vermelding van de woorden<br />
‘Belgisch’ of ‘België’. Vaak zijn het vierkleurige logo en het letterwoord CTB / BTC de<br />
enige zichtbare bakens.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
69,9<br />
9,6<br />
20,5<br />
hard paneel spandoek niets<br />
Diagram 22: verdeling van MI’s aangegeven<br />
met een vast bord of spandoek (in % van de<br />
83 antwoorden)<br />
De zichtbaarheid van België<br />
via het programma en de<br />
MI's is een belangkrijk<br />
resultaat<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
16,2 16,2 12,2<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 53 / 135<br />
0,0<br />
45,9<br />
bijna<br />
geen<br />
9,5<br />
zw ak matig goed zeer<br />
goed<br />
Diagram 23: verdeling van MI’s op basis van<br />
de zichtbaarheidsgraad van België (in % van<br />
de 74 antwoorden)<br />
Attachés: 6,8<br />
BTC PV's: 7,6<br />
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0<br />
Diagram 24: mening van attachés en PV’s BTC omtrent het belang van de zichtbaarheid van<br />
België via MI’s (10 = helemaal mee eens)<br />
Die zichtbaarheid van België omvat evenwel veel meer dan een loutere vermelding van<br />
de oorsprong van de interventiemiddelen: Belgische aanwezigheid tijdens de uitvoering<br />
(opvolging) en inhuldiging, associatie van de behaalde resultaten met de Belgische<br />
inbreng enz. De zichtbaarheid van België varieert sterk van land tot land, maar ook de<br />
plaats en de aard van de micro-interventie.<br />
63 Zichtbaarheid verwijst niet noodzakelijk naar een ‘duurzaam’ bord of een plaat. Indien de MI bestaat uit één<br />
enkele realisatie, bijvoorbeeld de organisatie van een conferentie of een seminar, dan zal een spandoek<br />
ruimschoots volstaan. En wanneer de MI bijvoorbeeld bestaat uit de realisatie van een boek, een strip of<br />
tijdschrift, dan kan het ‘bord’ worden vervangen door een vermelding van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking op het schutblad.<br />
De aanwezigheid van een indicatie omtrent de oorsprong van de financiële middelen is maar tijdelijk bij<br />
projecten die niet louter materieel zijn. Wanneer een MI een colloquium, workshop of cultureel evenement<br />
sponsort, dan is de spandoek niet blijvend. Zelfs wanneer de MI bestaat uit de bouw van een school of medisch<br />
centrum bijvoorbeeld, is het niet zeker of het bord waarop de sponsor wordt aangegeven ook effectief zal<br />
blijven staan. Er zijn twee factoren die het plaatsen van zo’n bord zouden kunnen verhinderen: enerzijds moet<br />
daarvoor soms een vergunning van de overheid worden aangevraagd (tegen betaling); anderzijds wordt het<br />
bord vaak snel gestolen om de materialen te kunnen recupereren.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De micro-interventies zijn doorgaans erg ‘materieel’ en hun resultaten zijn dan ook beter<br />
zichtbaar dan die van bilaterale projecten die eerder capaciteitsopbouwend werken. Deze<br />
zichtbaarheid gaat gepaard met een relatief groter aantal bezoeken en/of inhuldigingen<br />
door bezoekende prominenten. Het grote aantal micro-interventies t.o.v. het kleinere<br />
aandeel bilaterale projecten biedt eveneens meer mogelijkheden om projecten officieel in<br />
te huldigen en lintjes door te knippen.<br />
Tegelijkertijd kunnen we ons vragen stellen bij de effectieve waarde van die<br />
zichtbaarheid binnen de nieuwe hulpmodellen. In verscheidene landen is zichtbaarheid<br />
geen doel op zich. Bovendien liggen sommige micro-interventies op meer dan 4 uur<br />
rijden van de dichtstbijzijnde verharde weg.<br />
Bevorderen van een partnership tussen de Belgische bevolking en de bevolking in het<br />
partnerland:<br />
In sommige landen worden tijdens dienstreizen om andere redenen door leden van de<br />
ambassade, van de BTC PV, delegaties van gemeenschappen en regio’s, ministers enz.<br />
ook ‘beloften’ gedaan omtrent financieringen. 64 Deze trend lijkt evenwel af te nemen.<br />
In verscheidene landen zijn de micro-interventies ook het doel van een bezoek vanwege<br />
diezelfde personen, al dan niet in het gezelschap van de Belgische pers.<br />
De begunstigde organisaties ten behoeve waarvan de micro-interventies worden<br />
uitgevoerd, hebben hier en daar een link met België (NGO, provincie, religieuze orde,<br />
gemeente, regio, gemeenschap). In die zin kunnen we stellen dat de micro-interventies<br />
bijdragen tot een partnership met de Belgische bevolking.<br />
4.2.4. Doeltreffendheid van de micro-interventies<br />
4.2.4.1. Onmiddellijke resultaten<br />
De MI's berijken hun<br />
geplande onmiddelijke<br />
resultaten (outputs)<br />
Attachés 7,0<br />
Evaluators 8,4<br />
BTC PV's 7,7<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 25: beoordeling m.b.t. het behalen van de geplande onmiddellijke resultaten (10 = alle<br />
MI’s behalen 100% van de geplande resultaten)<br />
Uit diagram 25 en diagram 26 blijkt dat de terreinmissies het oordeel van de BTC PV’s en<br />
attachés bevestigen en zelfs nog kracht bijzetten, evenals de gegevens die we uit de<br />
verschillende jaarverslagen voor ieder land kunnen halen: het merendeel van de microinterventies<br />
behaalt (bijna) alle geplande onmiddellijke resultaten (outputs). Diagram 27<br />
toont aan dat deze vaststelling opgaat voor zowel de materiële als de immateriële of<br />
gemengde micro-interventies 65 . Dat de doeltreffendheid van de micro-interventies vooral<br />
betrekking heeft op de onmiddellijke resultaten is geen verrassing. Verscheidene PV’s<br />
BTC zijn van mening “dat een micro-interventie eerder een actie is met een output,<br />
zonder meer.” Heel wat financieringsvoorstellen worden in die zin opgemaakt en door de<br />
selectiecomités goedgekeurd. Wanneer de micro-interventie wordt benoemd als “levering<br />
64 In minstens één land bevatten verschillende dossiers de vermelding: “MIP op vraag van de ambassadeur,<br />
naar aanleiding van het bezoek van …”.<br />
65 Onze steekproef is te klein om een beduidend verschil te onderscheiden<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 54 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
van materiaal voor de bouw van… “ dan betekent de effectieve realisatie van het<br />
geplande bouwwerk ook meteen dat de micro-interventie met succes werd afgerond.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
zeer zwak<br />
Immateriëel<br />
Gemengd<br />
Materiëel<br />
zwak<br />
matig<br />
voldoende<br />
goed<br />
Diagram 26: verdeling van MI’s volgens de<br />
mate waarin de geplande onmiddellijke<br />
resultaten worden behaald (in % van de 82<br />
antwoorden)<br />
I<br />
100%<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 55 / 135<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
Matériel<br />
4.2.4.2. Resultaten op korte en middellange termijn<br />
De MI's berijken hun<br />
geplande resultaten op<br />
korte en middellange<br />
termijn (outcomes)<br />
Evaluators 5,7<br />
Mixte<br />
Immatériel<br />
volledig<br />
zw ak<br />
middelmatig<br />
faiblement<br />
nul<br />
Diagram 27: verdeling van de mate waarin de<br />
onmiddellijke resultaten worden behaald naar<br />
Attachés 5,6<br />
materiële, immateriële of gemengde MI.<br />
BTC PV's 6,7<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 28: beoordeling m.b.t. het behalen van de geplande resultaten op korte en middellange<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
geen<br />
6,1<br />
bijna geen<br />
termijn (10 = alle MI’s behalen 100% van de geplande resultaten)<br />
16,3<br />
zwakachtig<br />
8,2<br />
middelmatig<br />
22,4<br />
bijna geen<br />
32,7<br />
volledig<br />
14,3<br />
Diagram 29: verdeling van MI’s volgens de mate<br />
waarin de geplande resultaten op korte en<br />
middellange worden behaald (in % van de 49<br />
antwoorden)<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
productief niet<br />
productief<br />
goed<br />
voldoende<br />
matig<br />
zw ak<br />
zeer zw ak<br />
Diagram 30: verdeling van de mate waarin de<br />
resultaten op korte en middellange termijn<br />
worden behaald naar productieve of niet-<br />
productieve MI<br />
In de praktijk worden de regels in bepaalde landen, voor sommige micro-interventies<br />
en/of in bepaalde bijzondere omstandigheden, ietwat soepeler toegepast om de<br />
geplande resultaten te behalen. Zo werd bijvoorbeeld een budgetverhoging toegestaan<br />
omdat de prijs van cement op 3 maanden tijd is verdubbeld 66 .<br />
66 Deze mogelijkheid wordt trouwens opgenomen in artikel 2.4 van de ACTT dat stelt dat de Belgische inbreng<br />
in de financiering van een micro-interventie wordt beperkt tot 12500 euro. Deze inbreng kan worden
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Diagram 28 en diagram 29 tonen aan dat de doeltreffendheid minder uitgesproken, maar<br />
toch goed blijft wat de resultaten op korte en middellange termijn betreft (outcomes).<br />
Een flink deel van de bevraagden vindt dat de micro-interventies eerder mikken op<br />
snelle resultaten, zonder al te veel aandacht voor de middellange termijn. Met andere<br />
woorden, de doelstellingen van de micro-interventies worden zelden bepaald in termen<br />
van effecten (outcomes), maar eerder in termen van tastbare resultaten (molen,<br />
klaslokaal, cultureel centrum,…) of zelfs gerichte activiteiten (aankoop materieel of<br />
uitrusting zoals naaimachines, computers, naaimaterieel, tuingereedschap,…). Op die<br />
manier worden sommige micro-interventies herleid tot loutere liefdadigheid i.p.v. een<br />
ontwikkelingsinterventie en blijft het ownership van de resultaten bij de begunstigde<br />
gemeenschappen beperkt.<br />
Het eigenlijke gebruik van het gebouw, het voortbestaan daarvan, toegang en<br />
onderhoud zijn allemaal elementen die eerder onder de noemer ‘outcome’ vallen en die<br />
niet direct aan de orde zijn, net als de duurzaamheid van de resultaten. Er is nochtans<br />
een wezenlijk verschil. Voor sommige micro-interventies konden de bouwwerken niet<br />
worden voltooid en dus ook niet in gebruik worden genomen omwille van problemen met<br />
de eigendom van de grond, inflatie en een schommelende wisselkoers. Bij andere microinterventies<br />
werd het gebouw waarin het materieel werd ondergebracht ter beschikking<br />
gesteld (of gehuurd van) iemand uit de gemeenschap die zich, na een meningsverschil,<br />
uit de groep terugtrok. De overige leden werden dus gewoon op straat gezet.<br />
Wanneer er niet echt aandacht wordt besteed aan de middellange termijn is het ook<br />
moeilijk om na te gaan of de resultaten op die termijn wel of niet voldoen 67 .<br />
Zonder al te veel te willen speculeren, is het erg waarschijnlijk dat de bouw van een<br />
gezondheidscentrum bijvoorbeeld, op een plaats waar nog geen centrum is, de afstand<br />
en tijd voor het toedienen van de eerste zorgen drastisch zal verkorten. Op dezelfde<br />
manier zal de bouw van een klaslokaal de afstand en tijd nodig om onderwijs te kunnen<br />
volgen hier en daar flink korter maken. De bouw van een polyvalente zaal bevordert de<br />
deelname van burgers aan het politieke, sociale en culturele leven in hun gemeenschap.<br />
De herstelling van het dak van een internaat zorgt ervoor dat honderden kinderen jaar<br />
na jaar in betere, menswaardige omstandigheden kunnen slapen. 68<br />
De terreinmissies (diagram 30) geven aan dat de niet-productieve (of sociale) microinterventies<br />
beter scoren wat resultaten op middellange termijn betreft dan de<br />
productieve micro-interventies (economische en landbouwinterventies inbegrepen). Bij<br />
sommige productieve micro-interventies levert de activiteit voldoende inkomsten op en<br />
kunnen we spreken van een succes. In andere gevallen is de rendabiliteit onvoldoende<br />
om de levensomstandigheden van de doelgroep beduidend te verbeteren.<br />
Wanneer de micro-interventies bestaan uit het leveren van materieel voor activiteiten<br />
die inkomsten genereren dan zijn de effecten naar aanleiding van het gebruik van dat<br />
materieel doorgaans waarneembaar. De resultaten moeten evenwel worden<br />
genuanceerd naargelang van de vraag en het aanbod van het product, de rendabiliteit,<br />
concurrentie, toegang tot de markten en distributiekanalen, de mate van individuele<br />
begeleiding m.b.t. het gebruik van het collectieve materieel,... 69<br />
Een positieve vaststelling bij mislukking of moeilijkheden is dat de begunstigde<br />
gemeenschappen de problemen vaak niet proberen toedekken, maar er waardevolle<br />
lessen uit trekken en op zoek gaan naar alternatieve oplossingen.<br />
aangepast indien een significant verschil wordt opgemerkt tussen de geraamde kosten op de datum van<br />
indiening van de aanvraag en de selectiedatum, of tijdens de uitvoering (inflatie, ongunstige wisselkoers,…).<br />
67 De ‘outcomes’ van niet meer dan een vijftigtal MI’s konden door de evaluatoren worden beoordeeld.<br />
68 Uiteraard voor zover deze lokalen met gepast materieel worden uitgerust en er personeel wordt<br />
ingeschakeld, voor zover ze toegankelijk zijn vanuit financieel, maatschappelijk en cultureel standpunt en voor<br />
zover ze een hoogwaardige dienstverlening verzekeren.<br />
69 Evaluatie van het MIP in Benin, Institut de Recherche et d’Action pour la Développement (IRAD) , februari<br />
2008.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 56 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De terreinmissies gaven ook aanleiding tot het bijsturen van onze voorlopige conclusies<br />
omtrent de micro-interventies toegespitst op ‘public relations’. De algemene opvatting<br />
was dat dit soort micro-interventies de algemene doeltreffendheid van het MIP<br />
afvlakken. Dit geldt eigenlijk alleen maar voor bepaalde micro-interventies toegespitst<br />
op ‘public relations’ die worden toegestaan aan invloedrijke personen, gewoonweg omdat<br />
dit moeilijk kan worden geweigerd.<br />
Dit gaat niet op voor micro-interventies die worden toegestaan aan (of met tussenkomst<br />
van) personen of organisaties die bekend zijn bij de ambassade en waarvoor de<br />
uitstekende ervaringen met vroegere micro-interventies zo goed als een garantie zijn<br />
voor het welslagen van de interventie. Het inschakelen van personen of organisaties die<br />
een bevoorrechte vertrouwensrelatie met de ambassade hebben opgebouwd, vermindert<br />
bovendien aanzienlijk het fiduciaire risico.<br />
In de kleine groep van landen waar micro-interventies soms worden gepromoot door<br />
‘invloedrijke’ personen, kan de toekenning van een subsidie ofwel de contacten en de<br />
toegang tot andere nuttige informatiebronnen voor de ambassade vergemakkelijken,<br />
ofwel opent dit deuren en kan dit later zeer nuttig blijken wanneer de promotor intussen<br />
is opgeklommen tot secretaris-generaal, minister of een andere sleutelpost.<br />
Volgens de attachés en BTC PV’s zijn de onervarenheid van de doelgroep en het gebrek<br />
aan adequate middelen voor een degelijke voorbereiding, begeleiding en opvolging van<br />
de projecten de voornaamste hinderpalen die doeltreffende micro-interventies in de weg<br />
staan. De interviews op de hoofdzetel en de resultaten van de benchmarking bevestigen<br />
dat de doeltreffendheid kan worden verhoogd dankzij een systematische opleiding van<br />
de begunstigden en programmabeheerders in de partnerlanden, maar ook door een<br />
betere coherentie met de geografische gebieden en sectoren van het ISP.<br />
Nog andere factoren, zoals de inflatie, slecht uitgevoerde werken, uitzonderlijke<br />
weersomstandigheden, diefstal enz. kunnen eveneens de individuele doeltreffendheid<br />
van micro-interventies negatief beïnvloeden en zelfs helemaal tenietdoen. 70<br />
4.3. Efficiëntie<br />
In dit hoofdstuk belichten we die factoren die de efficiëntie van het programma en het<br />
instrument globaal beïnvloeden. Vervolgens wordt gepeild naar de efficiëntie van de<br />
afzonderlijke micro-interventies. Tot slot worden de efficiëntiefactoren die specifiek aan<br />
een bepaalde stap in de procedure kunnen worden gekoppeld in de evaluatie van deze<br />
procedures doorgelicht.<br />
Volgens de definitie van het DAC-OESO wordt de efficiëntie gekenmerkt door de<br />
verhouding tussen de behaalde resultaten en de kost van de middelen nodig voor het<br />
behalen van die resultaten. De efficiëntie is dus optimaal wanneer ook de middelen<br />
optimaal worden ingezet.<br />
Er zijn ons inziens twee manieren om de efficiëntie van het MIP te beoordelen:<br />
Enerzijds beoordelen we de efficiëntie van het programma, waarbij we naspeuren of de<br />
strategie en begunstigden zo voordelig mogen werden gekozen om de doelstellingen van<br />
het programma te verwezenlijken; anderzijds peilen we naar de efficiëntie van het<br />
instrument waarbij we nagaan of er geen manier is om nog efficiënter te werken binnen<br />
de lijnen van de gekozen strategie en begunstigden.<br />
70 Zoals een mislukte waterput die altijd droog staat, een brugje dat bij het eerste hoogwater werd<br />
meegesleurd, boeken die werden aangekocht voor een bibliotheek die nog moet worden gebouwd.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 57 / 135
4.3.1. Efficiëntie van het programma<br />
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
We haalden eerder al aan dat de doelstelling van het programma, zoals beschreven in de<br />
ACTT en waarvoor we de interventielogica in punt 2.4. trachtten te ontrafelen, totaal niet<br />
in verhouding staat tot de middelen die daarvoor worden ingezet.<br />
De oorzakelijkheidverbanden die het verwezenlijken van de beoogde doelstellingen in de<br />
hand moeten werken, blijven eerder beperkt. Een culturele oriëntering is niet meteen de<br />
beste manier om het gewenste ontwikkelingsresultaat te bekomen, namelijk meer<br />
autonomie voor de begunstigde gemeenschap. Dezelfde redenering gaat op voor de nog<br />
ambitieuzere doelstellingen die eerder door staatssecretaris Boutmans werden<br />
vooropgesteld.<br />
De indicator kost per begunstigde laat doorgaans toe om een algemeen idee te krijgen<br />
van de efficiëntie van een project of programma. Deze indicator heeft echter weinig<br />
waarde voor het beoordelen van de efficiëntie van het globale programma omdat deze<br />
sterk verschilt van land tot land en van micro-interventie tot micro-interventie.<br />
Bovendien is het begrip ‘begunstigde’ voor interpretatie vatbaar.<br />
Omdat een degelijke strategie in de vorm van een interventielogica op het niveau van<br />
het MIP in de partnerlanden doorgaans ontbreekt, kunnen we hieromtrent geen<br />
conclusies formuleren.<br />
4.3.2. Efficiëntie van het MIP als instrument<br />
De beoogde categorie van potentiële begunstigden werkt de efficiëntie van het<br />
instrument niet in de hand vermits deze begunstigden vaak niet over de nodige<br />
technische en/of administratieve en/of financiële capaciteiten beschikken. We wijzen er<br />
evenwel op dat de doelgroep momenteel zeer algemeen wordt bepaald (zie onze<br />
opmerkingen hieromtrent in punt 4.1.2. dat nagaat in welke mate de micro-interventies<br />
de verwachtingen van de begunstigden invullen.)<br />
Van zodra de beleidsbeslissing wordt genomen om door middel van positieve<br />
discriminatie hulp te (blijven) verlenen aan een min of meer afgebakende doelgroep,<br />
moet alleen nog worden nagegaan of de processen eigen aan het MIP-instrument zo<br />
efficiënt mogelijk zijn en of er misschien een nog efficiëntere manier is om de beoogde<br />
resultaten van het MIP te verwezenlijken.<br />
EV5: in w elke mate w ordt de efficiencie bevorderd door<br />
de specificiteit van het instrument?<br />
Het beheersw ijze van het programma en de verdeling<br />
van de taken tussen Ambassade en BTC zijn klaar, duidig<br />
en eenzinnig.<br />
De plaatselijke vertegew ordiging van BTC heeft<br />
voldoende middelen om haar taken te vervullen<br />
Er is voldoende beheersautonomie<br />
Evaluators 3,7<br />
Attachés 6,2<br />
BTC PV's 5<br />
BTC PV's 6,9<br />
Attachés 8,0<br />
BTC PV's 8,2<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 31: Beoordeling van de efficiëntie van het instrument d.m.v. verschillende proxy-<br />
indicatoren.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 58 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De geringe kost van het instrument is voor sommigen een reden om de efficiëntie<br />
positief te beoordelen: “Het micro-interventieprogramma is efficiënt op het niveau van<br />
ieder land omdat er behalve de tijd die het samenwerkingsbureau van de ambassade en<br />
de plaatselijke vertegenwoordiging van de BTC aan de interventie besteden, geen vast<br />
team is voor het beheer van het programma en er dus ook geen regelmatige<br />
beheervergaderingen worden gehouden”. Verscheidene respondenten vinden<br />
daarentegen dat “de werklast te hoog is voor de beperkte resultaten”.<br />
Het terrein meent vrijwel unaniem dat het MIP als instrument wordt gehinderd door een<br />
tekort aan mensen en aan logistieke en financiële middelen voor de identificatie en<br />
opvolging van de micro-interventies. Deze middelen “zijn allesbehalve aangepast”. Deze<br />
vraag werd niet als dusdanig aan de attachés voorgelegd, maar hun commentaren<br />
staven deze bewering. Voor sommige actoren, vooral binnen de BTC, zou het optrekken<br />
van deze middelen de doeltreffendheid van het instrument verhogen zodat de<br />
verhouding waarde/kosten van de resultaten toeneemt. De evaluatoren konden echter<br />
onvoldoende afdoende elementen verzamelen om deze bewering te staven dan wel te<br />
weerleggen. De onzekerheid blijft, zeker wanneer we de efficiëntie van het instrument<br />
voor ieder land vergelijken met de potentiële efficiëntie van een project in ieder land.<br />
Deze onzekerheid heeft voornamelijk te maken met het relatief kleine bedrag dat voor<br />
de programmering per land wordt uitgetrokken: van minder dan 50.000 euro tot<br />
1.000.000 euro per jaar.<br />
De heersende opvatting, die door de bevraagden op de zetel van de DG-D algemeen<br />
wordt bevestigd, is dat het instrument nodig voor het goed functioneren van een<br />
programma met een waaier van microprojecten in 17 verschillende landen (16 in 2011),<br />
omwille van zijn aard en – zelfs vereenvoudigde – procedures minder efficiënt is dan een<br />
bilateraal project met een identiek budget. Voor velen is het gebrek aan efficiëntie dan<br />
ook het pijnpunt bij uitstek van het MIP-instrument, voornamelijk omwille van de kosten<br />
voor het beheer en de opvolging van de interventies 71 .<br />
Jaarlijk aantal man x dagen werk<br />
300<br />
250<br />
200<br />
150<br />
100<br />
50<br />
0<br />
Ambassade<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80<br />
Jaarlijks gemiddeld aantal MI (berekend op 2007,2008 en 2009)<br />
BTC plaatselijke<br />
vertegenwoordiging<br />
Diagram 32: Verband tussen het aantal MI’s per jaar en de tijd besteed aan het MIP (in persoon x<br />
dag)<br />
Deze opvatting wordt ook in het verslag van de DAC peer review van België in de verf<br />
gezet: (vrije vertaling) “De procedures voor de microprojecten die door de BTC worden<br />
uitgevoerd, …, zijn erg tijdrovend… België zou moeten nagaan of de hoge<br />
71 We wijzen er nogmaals op dat het gaat om meningen die tijdens de interviews worden geuit en die we dus<br />
niet kunnen bevestigen noch ontkrachten.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 59 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
transactiekosten voor deze kleinschalige voorzieningen in verhouding staan tot hun<br />
positieve ontwikkelingseffecten.” 72<br />
Uit de hierna volgende doorlichting van verscheidene efficiëntiefactoren leiden we af dat<br />
een eenduidige omschrijving van de doelstellingen van het MIP en de aard van de<br />
begunstigden de efficiëntie van het instrument alleen maar ten goede kan komen.<br />
Het MIP – en waarschijnlijk nog andere instrumenten voor het beheren van kleinschalige<br />
programma’s – wordt nauwelijks of niet in aanmerking genomen bij de toewijzing van<br />
medewerkers op het niveau van de ambassade of de BTC PV.<br />
In de meeste landen (uitgezonderd de DRC) zijn het jaarlijkse aantal micro-interventies<br />
en het financiële volume te klein om de inzet van één voltijdse medewerker te<br />
rechtvaardigen. En omdat een medewerker niet kan worden opgesplitst, staat de<br />
persoon die verantwoordelijk is voor het MIP ook in voor andere programma’s.<br />
Bovendien lopen de middelen die ter plaatse ter beschikking worden gesteld voor de<br />
uitvoering van elke stap in het proces sterk uiteen.<br />
Diagram 32 hierboven geeft enerzijds aan dat de ambassade minder tijd aan het MIP<br />
besteedt dan de plaatselijke vertegenwoordiging van de BTC, wat niet meteen een<br />
verrassing is, en anderzijds dat bepaalde posten relatief efficiënter zijn dan andere en<br />
dat schaalbesparingen vanaf een bepaald volume mogelijk zijn. Dit diagram maakt een<br />
duidelijk onderscheid tussen twee verschillende benaderingswijzen: de blauwe lijn wijst<br />
op een intensieve benadering, terwijl de paarse lijn een extensieve benadering<br />
illustreert. Met 1 FTE per jaar (260 dagen) voert de BTC 17, 40 of 75 micro-interventies<br />
uit 73 . Efficiëntiewinsten zijn dus mogelijk.<br />
(Zie ook punt 5.1.2.8 betreffende de invloed van de strategische programmering op de<br />
efficiëntie).<br />
Wat de kosten voor het beheer van het MIP betreft, kunnen we, samen met de<br />
overgrote meerderheid van de bevraagden, niet beweren dat het MIP niet over middelen<br />
beschikt. Wel is het zo dat het programma niet over al te veel gerichte middelen<br />
beschikt, wat niet in overeenstemming is met de taken die op grond van artikel 6 van de<br />
wet aan de BTC worden toevertrouwd (waarvoor een percentage voor beheerkosten<br />
wordt uitgetrokken) en in tegenstelling tot de bilaterale projecten die binnen hun eigen<br />
budget over financiële, materiële middelen en mensen beschikken die uitsluitend voor<br />
het beheer van de projecten worden ingezet.<br />
De procedures van het MIP zijn minder omslachtig dan die voor een klassiek project.<br />
Ondanks het feit dat staatssecretaris Boutmans erkent dat de taken die in het kader van<br />
het MIP aan de BTC worden toevertrouwd “vaak arbeidsintensief” 74 zijn, worden geen<br />
bijzondere middelen uitgetrokken om het werk van de vertegenwoordigingen van de BTC<br />
en de BTC-beheerder van het programma in Brussel te financieren. Deze taken omvatten<br />
een aantal verplichtingen waar de BTC niet onderuit kan, zoals het integraal naleven van<br />
de bepalingen betreffende de rijkscomptabiliteit en het beheer van de grotere fiduciaire<br />
risico’s verbonden aan dit specifieke instrument.<br />
Dit is echter niets nieuws. Het MIP is altijd al het stiefkind van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking geweest. Van bij zijn lancering in 1990 werd het MIP<br />
meestal beheerd door de boekhoudkundige verantwoordelijke van de afdeling<br />
ontwikkelingssamenwerking of de ambassade. Dit bleef ook na de hervorming van de<br />
Belgische ontwikkelingssamenwerking in 2000 ongewijzigd. Het MIP werd in de<br />
wetteksten van 1999 ‘vergeten’ (zie punt 2.2 en punt 3. over het wetgevende en<br />
regelgevende kader) en bij de uitwerking van de procedures in 2001 stelt<br />
Staatssecretaris Boutmans het volgende: “Het MIP vormt slechts één van de vele<br />
72 <strong>Belgium</strong> (2010) DAC Peer Review; pagina 45<br />
73 Ter herinnering: het betreft hier jaarlijkse gemiddelden voor 2007, 2008 en 2009.<br />
74 Nota aan Mevrouw C. Funès-Noppen, Bijzonder Commissaris betreffende het Micro-Interventie Programma<br />
(MIP), kopie aan BTC, van 29-04-2001.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 60 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
instrumenten van onze samenwerking en is, gezien de beperkte omvang en focus, zeker<br />
niet het belangrijkste instrument. De tijd en energie die eraan worden besteed, moeten<br />
dan ook in verhouding zijn 75 .”<br />
De teksten m.b.t. de verdeling van de taken onder de attaché en de PV BTC zijn niet<br />
altijd duidelijk en laten heel wat ruimte voor interpretatie. Tijdens de terreinmissies<br />
hebben we kunnen vaststellen dat dit gebrek aan duidelijkheid de samenwerking tussen<br />
de ambassade en de PV BTC en dus ook de efficiëntie van het MIP niet negatief heeft<br />
beïnvloed. Niettemin speelt de menselijke factor hier een belangrijke rol en houdt de<br />
ambigue taakverdeling ontegensprekelijk een groot potentieel risico in.<br />
Wat de wachttijd tussen de indiening van een aanvraag, de toekenning van de<br />
subsidie en tot slot de voltooiing van de micro-interventie betreft, onderscheiden we<br />
allereerst de termijn vanaf de indiening van een financieringsvoorstel tot de officiële<br />
aanvaarding van de aanvraag, met de uiteindelijke ondertekening van een<br />
overeenkomst. Deze termijn is afhankelijk van de datum van indiening van het voorstel,<br />
de uiterste datum van indiening, het tijdstip van ondertekening van de ACTT en de lokale<br />
prioriteiten in de verschillende partnerlanden, met één of meer selectierondes per jaar.<br />
Het kan gebeuren dat de financiering van prima voorstellen om begrotingsredenen met<br />
een jaar wordt uitgesteld.<br />
Deze termijnen zijn evenwel behoorlijk kort wanneer we ze vergelijken met andere<br />
voorzieningen 76 of instrumenten en kunnen nog worden verkort wanneer in één<br />
kalenderjaar meerdere selectiemomenten worden georganiseerd.<br />
4.3.3. Efficiëntie van de micro-interventies<br />
De efficiëntie van de individuele micro-interventies is erg variabel.<br />
Het is praktisch onmogelijk om de resultaten van een micro-interventie te becijferen en<br />
dus de verhouding resultaten/kosten te berekenen. Verscheidene factoren beïnvloeden<br />
de efficiëntie van de micro-interventies in positieve of in negatieve zin:<br />
- Het aantal begunstigden: De terreinmissies bevestigen de analyse van de<br />
detailverslagen: eenzelfde bedrag kan ofwel worden besteed aan de bouw van 5<br />
putten in 5 dorpen (verscheidene duizenden begunstigden), ofwel voor de<br />
aankoop van audiovisueel materieel voor 5 begunstigden. De verhouding<br />
kost/begunstigde is geenszins een 100% objectieve indicator voor de efficiëntie<br />
van de interventie, maar geeft niettemin een indicatie.<br />
- Het kwalificatieniveau van de doelgroep: Wanneer de beoogde doelgroep<br />
van de micro-interventie goed georganiseerd is, steun krijgt van een<br />
tussenorganisatie en over de nodige capaciteiten en kennis beschikt m.b.t. het<br />
uitvoeren en beheren van projecten, dan zal deze doelgroep wat het behalen van<br />
de vooropgestelde resultaten betreft doorgaans efficiënter zijn dan een minder<br />
goed gestructureerde groep van begunstigden.<br />
- De inbreng van de begunstigde groep in geld of in natura: De financiële<br />
inbreng van de begunstigde groep beïnvloedt de absolute efficiëntie van de<br />
micro-interventie niet, maar heeft wel een positieve invloed op de efficiëntie van<br />
de Belgische bijdrage. Ook al wordt deze binnen de geplande termijn en voor het<br />
beloofde bedrag gerealiseerd, dan is de inbreng in natura, bijvoorbeeld in de<br />
vorm van vrijwillige ongeschoolde arbeid, levering van uitrusting, materiaal ter<br />
plaatse, terbeschikkingstelling van terrein, … moeilijker in cijfers te vatten, maar<br />
dat betekent niet dat de inbreng in natura geen positieve invloed zou hebben op<br />
de efficiëntie. De terreinmissies bevestigden dat de inbreng van de begunstigden<br />
75 Nota aan Mevrouw C. Funès-Noppen, Bijzonder Commissaris betreffende het Micro-Interventie Programma<br />
(MIP), kopie aan BTC, van 29-04-2001.<br />
76 Uitgezonderd misschien de noodhulp.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 61 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
in natura wel degelijk de efficiëntie verhoogt tegenover een klassiek project dat<br />
zelf moet betalen voor een terrein, arbeid en materialen tegen marktprijzen. Dit<br />
wordt eveneens bevestigd door verscheidene bevraagden: “De individuele microinterventies<br />
zijn bijzonder efficiënt omdat de lokale actoren veel kunnen doen met<br />
weinig geld en zonder omslachtige administratieve procedures”.<br />
- Deze redenering gaat ook op voor de eventuele middelen in het kader van een<br />
co-financiering door een andere donor, waarbij deze andere donor al dan niet<br />
de kosten voor de opvolging van het hele microproject voor zijn rekening kan<br />
nemen.<br />
- Het feit dat de micro-interventie werd gerealiseerd binnen het geplande<br />
budget is een andere indicator van de efficiëntie van de micro-interventie.<br />
Diagram 33 hieronder geeft aan dat ruim 60 percent van de micro-interventies<br />
binnen het geplande budget wordt voltooid. Wanneer de micro-interventie niet<br />
binnen het geplande budget kan worden uitgevoerd, dan is dat niet noodzakelijk<br />
te wijten aan een slecht beheer. Koerswijzigingen, inflatie, een al te optimistische<br />
raming zijn allemaal factoren die roet in het eten kunnen gooien.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
1,2<br />
zeer<br />
buiten<br />
budget<br />
2,5<br />
13,6<br />
buiten<br />
budget<br />
16,0<br />
63,0<br />
binnen<br />
budget<br />
Diagram 33: Aandeel (in % van de 81<br />
antwoorden) van de MI’s binnen of boven<br />
budget<br />
100%<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 62 / 135<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
Materiëel Gemengd Immateriëel<br />
Diagram 34: Verdeling van de budgettaire<br />
binnen<br />
budget<br />
buiten<br />
budget<br />
zeer<br />
buiten<br />
budget<br />
efficiëntie volgens de aard van de interventie<br />
(materieel, immaterieel of gemengd)<br />
- De aard van de micro-interventie: De bouw van een centrum voor werkloze<br />
jonge mannen kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de begunstigden zelf<br />
als arbeiders in te zetten; dit is niet mogelijk voor de bouw van een klaslokaal in<br />
een meisjesschool, of bij de bouw van een centrum voor blinden. Het aandeel van<br />
het budget dat eventueel wordt besteed aan de vergoeding van geschoold<br />
personeel om een degelijke kwaliteit te waarborgen (bijvoorbeeld: metser,<br />
timmerman, trainer, spreker, inrichter, musici, expert,...) heeft een impact op de<br />
efficiëntie.<br />
- De uitvoering van de micro-interventie binnen de geplande termijn is een<br />
andere indicatie en tevens factor van de efficiëntie. De effectieve termijn voor<br />
uitvoering van de micro-interventie varieert naargelang van het soort activiteit.<br />
De aankoop van materieel kan meestal heel snel gebeuren. Bouwwerken nemen<br />
meer tijd in beslag en ondervinden meer invloed van externe factoren<br />
(bijvoorbeeld cementschaarste, slecht weer, tekort aan arbeiders tijdens de<br />
oogst,…); landbouwinterventies zijn extra gevoelig voor weersveranderingen.<br />
Opvallend is dat de in de voorstellen vermelde uitvoeringstermijnen soms<br />
beduidend korter zijn dan de termijnen die in de overeenkomsten worden<br />
bepaald; deze laatste zijn de contractueel na te leven termijnen 77 . Een ruime<br />
meerderheid van de micro-interventies wordt niettemin binnen een aanvaardbare<br />
termijn uitgevoerd.<br />
77 De toekomstige begunstigden zijn doorgaans erg optimistisch en de termijn die in de overeenkomst met de<br />
BTC wordt vermeld, is hier en daar dubbel zo lang als de termijn die oorspronkelijk in het voorstel werd<br />
vooropgesteld.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
- De termijn beïnvloedt de efficiëntie van de micro-interventie in die zin dat de<br />
prijzen die worden gebruikt voor het opstellen van het budget (meestal op basis<br />
van pro forma facturen) 6 tot 12 maanden later niet langer van toepassing zijn.<br />
- Diagram 36 toont aan dat immateriële micro-interventies de deadline iets vaker<br />
ruim overschrijden, maar de steekproef is te klein om van een significant verschil<br />
te kunnen spreken. Onze conclusie is dus dat de aard van de micro-interventie<br />
(materieel, gemengd of immaterieel) geen invloed heeft op de naleving van de<br />
uitvoeringstermijn.<br />
- Binnen de steekproef van bezochte micro-interventies noteren we voor bijna 40<br />
percent een vertraging in de uitvoering van meer dan 10 percent ten opzichte van<br />
de planning opgenomen in de individuele overeenkomst.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
12,3<br />
met veel<br />
vertraging<br />
11,1<br />
7,4 7,4<br />
met<br />
vertraging<br />
61,7<br />
op tijd<br />
Diagram 35: Aandeel (in % van de 64<br />
antwoorden) van de MI’s binnen of over<br />
deadline<br />
100%<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 63 / 135<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
Materiëel Gemengd Immateriëel<br />
op tijd<br />
met<br />
vertraging<br />
met veel<br />
vertaging<br />
Diagram 36: Verdeling van de uitvoeringstijd op<br />
basis van materiële, immateriële of gemengde MI<br />
- Tot slot houdt het MIP-instrument zelf materiële risico’s in m.b.t. het uitblijven<br />
van resultaten evenals fiduciaire risico’s omwille van ontoereikende<br />
controlemechanismen. Tijdens de 6 terreinmissies konden de evaluatoren<br />
evenwel geen enkel geval van fraude vaststellen.<br />
4.4. Duurzaamheid<br />
Het DAC definieert het begrip ‘duurzaamheid’ als volgt: “De voortzetting van<br />
opbrengsten van een ontwikkelingsinterventie nadat deze beëindigd is. De<br />
waarschijnlijkheid om opbrengsten op lange termijn te verkrijgen. De weerstand tegen<br />
risico’s van de netto opbrengststromen.”<br />
De duurzaamheid van het MIP in het algemeen en van de MIP’s in de verschillende<br />
partnerlanden is in feite gelijk aan de duurzaamheid van de micro-interventies die het<br />
MIP financiert. Dit hoofdstuk zal dus voornamelijk de duurzaamheid van de interventies<br />
vanuit verschillende gezichtspunten doorlichten.<br />
4.4.1. Duurzaamheid van het programma<br />
We stipten eerder al aan dat het MIP als programma geen uitwerking heeft op het<br />
macroniveau, wat ook verder in het hoofdstuk over de impact van het MIP wordt<br />
bevestigd. Het is derhalve zinloos om te peilen naar de duurzaamheid van onbestaande<br />
effecten. Onze conclusies steunen enerzijds op het gebrek aan een degelijke strategie en<br />
interventielogica en anderzijds op het ontbreken van een globale exit strategie. Uit de<br />
verschillende verslagen, de resultaten van de interviews en de terreinmissies blijkt dat<br />
de duurzaamheid van de interventies sterk verschilt van land tot land, wat erop wijst dat
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
bepaalde strategieën, of liever sommige werkwijzen, meer duurzame resultaten<br />
opleveren dan andere.<br />
4.4.2. Duurzaamheid van de interventies<br />
Algemeen stellen we vast dat er zeer weinig informatie omtrent duurzaamheid<br />
voorhanden is omdat een min of meer objectieve beoordeling de uitvoering van ex-post<br />
opdrachten zou inhouden, terwijl de overgrote meerderheid van de interveniënten nu al<br />
klaagt over een tekort aan middelen. Voor het beoordelen van de duurzaamheid steunen<br />
we dus voornamelijk op de terreinmissies die in het kader van deze evaluatie werden<br />
uitgevoerd (uitgezonderd micro-interventies van 2010) alsook eerdere evaluaties.<br />
EV 6: In w elke mate w orden de onmiddelijke<br />
resultaten en de effecten van de MI's voortgezet na<br />
stopzetting van de belgische steun?<br />
Het criterium van potentiele duurzaamheid is<br />
belankrijk in de selectie<br />
Eén voor één genomen zijn de MI's duurzaam<br />
Evaluators 3,8<br />
BTC PV's 6,7<br />
Attachés 4,8<br />
Attachés 9,0<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 37: Oordeel van evaluators, attachés en BTC PV’s aangaande de duurzaamheid van de<br />
interventies (10 = helemaal mee eens).<br />
Het MIP bevat enkele wezenlijke elementen die de levensvatbaarheid van de interventies<br />
ondersteunen, maar heeft tegelijk een aantal kenmerken die de duurzaamheid<br />
ondermijnen.<br />
Diagram 55, pagina 87 illustreert dat de potentiële duurzaamheid van de interventie<br />
voor de attachés het op één na belangrijkste selectiecriterium is 78 . Daarenboven blijken<br />
de meningen omtrent de duurzaamheid van de micro-interventies globaal gezien eerder<br />
verdeeld te zijn. Zoals ook het geval is voor tal van andere vragen oordelen<br />
verscheidene respondenten (vooral bij de BTC) “dat de individuele interventies<br />
doorgaans duurzaam zijn”.<br />
4.4.2.1. Financiële duurzaamheid<br />
De micro-interventies moeten ook na stopzetting van de Belgische financiering<br />
financieel levensvatbaar zijn 79 . Behoudens behoorlijk gemotiveerde en door de DG-D<br />
toegestane uitzonderingen, heeft het beginsel van levensvatbaarheid enkele praktische<br />
gevolgen: (i) de micro-interventies kunnen niet dienen om nood- of voedselhulp te<br />
financieren; (ii) de micro-interventies kunnen geen financieel supplement zijn van een<br />
door België via andere kanalen of door andere donoren gefinancierde interventie; en (iii)<br />
de financiering van een micro-interventie is eenmalig 80 . Uit de analyse van de individuele<br />
interventieverslagen per land blijkt evenwel dat vaak van voorwaarden (ii) en (iii) wordt<br />
afgeweken.<br />
Op enkele uitzonderingen na kan het Belgische aandeel in de micro-interventie dus niet<br />
worden aangewend om recurrente kosten zoals lonen, brandstof, verbruiksgoederen,<br />
78 Zie gedetailleerde rangschikking van criteria in het hoofdstuk m.b.t. selectiestrategie<br />
79 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS.<br />
80 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 64 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
energie of telefonie te financieren. Deze bepaling houdt in dat de begunstigde vereniging<br />
ofwel via de micro-interventie inkomsten moet genereren om deze recurrente kosten te<br />
betalen, ofwel - wat veel vaker het geval is - dat de micro-interventie moet worden<br />
uitgevoerd door goed georganiseerde en betrouwbare organisaties met een degelijke<br />
financiële basis.<br />
Heel wat micro-interventies streven er trouwens naar eigen inkomsten te genereren.<br />
Wanneer de aankoop van kleinvee bijvoorbeeld, toelaat om een bedrijfje op te zetten,<br />
dan kan de micro-interventie inderdaad duurzaam zijn.<br />
Voor productieve micro-interventies kunnen de resultaten soms eenduidiger in cijfers<br />
worden uitgedrukt in termen van economisch of landbouwrendement.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
9,0<br />
12,8 15,4 17,9<br />
44,9<br />
geen ± volledig<br />
Diagram 38: Verdeling van de steekproef op<br />
basis van operationele financiële autonomie (in<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
25,0<br />
% van de 78 antwoorden) 81<br />
17,6<br />
26,5<br />
11,8<br />
42,6<br />
geen ± volledig<br />
Diagram 40: Verdeling van de steekproef op<br />
basis van de algemene financiële<br />
levensvatbaarheid (in % van de 83<br />
antwoorden) 82<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 65 / 135<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
productief niet<br />
productief<br />
volledig<br />
bijna<br />
±<br />
bijna geen<br />
geen<br />
Diagram 39: Operationele financiële autonomie<br />
volgens de aard van de interventie (productief<br />
100%<br />
80%<br />
60%<br />
40%<br />
20%<br />
0%<br />
of niet-productief)<br />
Productif Non productif<br />
volledig<br />
bijna<br />
±<br />
bijna geen<br />
geen<br />
Diagram 41: Algemene financiële<br />
levensvatbaarheid volgens de aard van de<br />
interventie (productief of niet-productief)<br />
Dat een project niet rendabel genoeg is, is soms te wijten aan het sociale karakter van<br />
de economische micro-interventie. Het is vaak moeilijker om de economische<br />
levensvatbaarheid van de interventie te garanderen met een groep lichamelijk of<br />
geestelijk mindervaliden dan met een groep validen 83 .<br />
81 Antwoorden van de evaluatoren op de vraag: Staat de vereniging zelf in voor de operationele kosten voor<br />
het voorzetten van de activiteiten?<br />
82 Antwoorden van de evaluatoren op de vraag: Is de financiële autonomie van de begunstigde vereniging<br />
gewaarborgd; genereert de vereniging eigen middelen of heeft de vereniging sponsors op lange termijn?<br />
83 We zeggen ‘moeilijker’ omdat we niet willen beweren dat economische rendabiliteit met een groep<br />
mindervaliden niet haalbaar zou zijn.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
De kans dat een interventie duurzaam is, lijkt in bepaalde omstandigheden groter te zijn<br />
wanneer de Belgische financiering een aanvulling is op een lokale financiering of de<br />
grotere inbreng van een andere donor.<br />
De micro-interventies die de gemeenschap eigenaar maken van een goed dat vroeger<br />
werd gehuurd, garanderen extra budgetruimte.<br />
De Belgische subsidie is soms de enige financieringsbron voor uitvoering van de microinterventie.<br />
De verslagen besluiten terecht dat dit een groot risico inhoudt in die zin dat<br />
de gemeenschap voortdurend afhankelijk is en blijft van externe financieringen.<br />
Voor ‘materiële’ micro-interventies is de duurzaamheid van materieel afhankelijk van de<br />
kwaliteit bij levering en van het onderhoud. Problemen die de terreinmissies vaststelden,<br />
zijn:<br />
- De inning van gebruikersbijdragen wordt soms achterwege gelaten of is<br />
onvoldoende.<br />
- De rendabiliteit is niet voldoende om duurzaamheid te garanderen.<br />
- Door de hollende inflatie neemt de waarde van de gemeenschappelijke fondsen<br />
snel af (in termen van koopkracht).<br />
- Vertrek of ziekte van een kernmedewerker.<br />
Uit tabel 38 tot tabel 41 hierboven blijkt duidelijk dat productieve micro-interventies<br />
dankzij de middelen die ze zelf genereren, beter dan andere interventies de betaling van<br />
de operationele kosten kunnen waarborgen bij de uitvoering van hun werkzaamheden.<br />
Dit gaat niet op voor de algemene financiële levensvatbaarheid. Tal van sociale<br />
verenigingen genereren immers eigen middelen uit externe activiteiten, buiten de microinterventie<br />
om, en/of via doorlopende financieringen van nationale of buitenlandse<br />
sponsors op lange termijn: het ministerie van onderwijs voor klaslokalen, het ministerie<br />
van gezondheid voor consultatiebureaus, het ministerie van sociale zaken voor<br />
achtergestelde groepen. Nog andere kanalen: financiering via een nationale NGO, een<br />
religieuze ‘moederorde’ in Europa, een weldoener,…<br />
De link met een Belgische sponsor kan zorgen voor een betere institutionele versterking<br />
en financiële zekerheid van de begunstigde groep, twee sleutelfactoren voor<br />
duurzaamheid.<br />
4.4.2.2. Institutionele duurzaamheid<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
2,5<br />
5,1<br />
7,6<br />
neen serieuse<br />
tw ijfels<br />
13,9<br />
70,9<br />
Diagram 42: Institutionele duurzaamheid van<br />
verengingen (in % van de 79 antwoorden) 84<br />
ja<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 66 / 135<br />
0,0<br />
17,2<br />
18,8<br />
25,0<br />
21,9<br />
17,2<br />
neen ± ja<br />
Diagram 43: Verdeling van de steekproef volgens<br />
de levensvatbaarheid van het materiële en<br />
menselijke kapitaal van de organisaties 85 (in %<br />
van de 69 antwoorden)<br />
84 Antwoord op de vraag of de organisatie, de NGO, of groepering die de oorspronkelijke financieringsaanvraag<br />
heeft ingediend nog bestaat.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Zo’n 70 percent van de verenigingen, organisaties, structuren of groepen waarvoor een<br />
micro-interventie werd opgestart, bestaan 1 tot 5 jaar later nog altijd. De evaluatoren<br />
konden steeds spreken met een verantwoordelijke. De verschillende twijfelgradaties<br />
hebben te maken met het feit dat ofwel de vereniging geen andere leden heeft<br />
(vermoeden van vereniging met één enkel lid), ofwel tijdelijk ontbonden is of de<br />
activiteiten van de vereniging tijdelijk werden stopgezet.<br />
Sinds 2009 is een deel van niet meer dan 5% van het budget ter plaatse beschikbaar<br />
voor de opleiding van de begunstigden. Doelstellingen zijn een betere duurzaamheid en<br />
capaciteitsopbouw 86 . De praktische toepassing van deze mogelijkheid verschilt sterk van<br />
land tot land en van jaar tot jaar.<br />
Buiten het kader van deze bepaling omvatten verscheidene micro-interventies in<br />
verschillende mate een aantal opleidingsactiviteiten. De opleidingen worden algemeen<br />
goed onthaald, maar beantwoorden onvoldoende aan de basisnoden van de organisaties.<br />
De begunstigden vinden de opleidingen vaak ontoereikend en te kort. Bij sommige<br />
micro-interventies is het enkel het managementteam, of enkel de directeur die van deze<br />
opleidingen kan profiteren. Niettemin was het oorspronkelijke personeel bij de overgrote<br />
meerderheid van de micro-interventies nog steeds aanwezig en werkzaam binnen de<br />
organisatie. Dit betekent dat de inspanningen met het oog op een versterking van de<br />
institutionele capaciteit doorgaans niet tevergeefs waren. Dit succes kan ook worden<br />
verklaard door het feit dat de organisaties waarvoor de micro-interventies worden<br />
opgestart en die deze interventies ook beheren, ofwel zelf begunstigden zijn, ofwel – wat<br />
vaker het geval is – zeer dicht bij die begunstigden staan.<br />
De eigendom van de productiegoederen, van het productieterrein en/of het<br />
productiegebouw is eveneens een belangrijke factor van institutionele duurzaamheid.<br />
Twee voorbeelden van mislukte interventies:<br />
- In het kader van een micro-interventie wordt een naaiatelier volledig vernieuwd<br />
voor een groep vrouwen. Het lokaal wordt echter gehuurd van iemand uit de<br />
groep die zich, na een ruzie, uit de groep terugtrekt en de overeenkomst niet<br />
verlengt.<br />
- Een micro-interventie levert landbouwmaterieel aan senioren zodat ze hun eigen<br />
groenten kunnen kweken, eten en verkopen. Na een poos wil de eigenaar van het<br />
land, waar intussen verbeteringswerken werden uitgevoerd en waarop een<br />
beschutting werd gebouwd, zijn grond terug.<br />
4.4.2.3. Technische duurzaamheid<br />
Diagram 44 en Diagram 45 illustreren twee aspecten van de technische<br />
levensvatbaarheid van de interventie. Het eerste aspect betreft de beschikbaarheid ter<br />
plaatse van het gebouw dat werd opgetrokken, het materieel dat werd geleverd of het<br />
personeel dat werd opgeleid. Het tweede aspect is dan het effectieve gebruik van de<br />
infrastructuren, uitrusting of het opgeleide personeel door de begunstigden. De<br />
diagrammen wijzen voor beide aspecten op een goede levensvatbaarheid, ook al is het<br />
gebruik van bepaalde realisaties niet optimaal.<br />
Wanneer de micro-interventie het optrekken van een gebouw betreft, dan zijn deze<br />
gebouwen doorgaans van degelijke kwaliteit zodat ze verscheidene generaties kunnen<br />
meegaan. De duurzaamheid van de dakelementen en het schrijnwerk zal mogelijk pas<br />
op langere termijn problemen stellen en kan worden verlengd dankzij regelmatig<br />
onderhoud waarvoor de lokale gebruikers probleemloos financieel kunnen instaan.<br />
85 Antwoord van de evaluatoren op de vraag of er, naargelang van de aard van de MI, een reserve wordt<br />
aangelegd voor het onderhoud en de afschrijving van materieel/infrastructuren, en/of er kennisoverdracht is<br />
van de ‘oude’ naar de nieuwe leden van de groep.<br />
86 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-interventieprogramma<br />
MIP 2009”; artikel 2.4.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 67 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
Hetzelfde geldt voor andere infrastructuurwerken zoals de exploitatie van een bron of<br />
een waterput 87 .<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
1,4<br />
1,4<br />
5,6<br />
30,6<br />
61,1<br />
nee ± ja<br />
Diagram 44: (on)beschikbaarheid van de<br />
realisaties van de MI ter plaatse (in % van de<br />
72 antwoorden)<br />
100,0<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 68 / 135<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
4,3<br />
1,4<br />
17,4<br />
33,3<br />
43,5<br />
nee ± ja<br />
Diagram 45: (niet-)gebruik van de realisaties van<br />
de MI (in % van de 69 antwoorden)<br />
Het beoordelen van de technische duurzaamheid van micro-interventies die bestaan uit<br />
de aankoop van materieel dat onderhevig is aan normale slijtage en economische<br />
veroudering, of zelfs diefstal, of waaraan recurrente werkingskosten zijn verbonden, is<br />
minder vanzelfsprekend. Verscheidene voorbeelden in verschillende van de bezochte<br />
landen tonen aan dat de aankoop van elektronisch materieel, computers of<br />
muziekinstrumenten bijvoorbeeld, enkele specifieke problemen stelt. Dit materieel moet<br />
op middellange of zelfs korte termijn worden vervangen omwille van normale slijtage of<br />
omdat het verouderd is. Niet alle micro-interventies leggen reserves aan voor courante<br />
onderhoudswerken en al zeker niet voor de afschrijving van het materieel (zie Diagram<br />
43).<br />
In sommige landen komt bij heel wat micro-interventies het woord ‘herwaardering’ in de<br />
titel of in de beschrijving van de geplande activiteiten voor, wat erop wijst dat de<br />
promotoren van de micro-interventie een bouwwerk of uitrusting die al heeft gewerkt<br />
maar die om onbekende redenen (gebrekkig onderhoud of geen afschrijvingsreserve)<br />
werd stilgelegd of in onbruik is geraakt (pomp, koker, waterput, machine, lokaal...),<br />
opnieuw in werking willen stellen. Het gebruik van dit woord is dus op zich al een<br />
indicatie m.b.t. een verhoogd duurzaamheidsrisico.<br />
4.4.2.4. Socioculturele duurzaamheid<br />
We spreken van socioculturele duurzaamheid wanneer de begunstigden zich de<br />
resultaten van de interventie eigen maken. Ingevoerde inrichtingen of bouwwerken die<br />
niet zijn aangepast aan de lokale gewoonten bijvoorbeeld, zullen al gauw door de<br />
potentiële gebruikers worden opgegeven of genegeerd (bijvoorbeeld de inrichting van<br />
een eetzaal in een school met veel te dure maaltijden en op een plaats waar de kinderen<br />
gewoonlijk hun eigen lunch meebrengen).<br />
“De duurzaamheid van projecten waarbij in mensen wordt geïnvesteerd, is altijd<br />
moeilijker te meten” 88 . Bij een micro-interventie met voornamelijk opleidingsactiviteiten<br />
bijvoorbeeld, is het bijzonder moeilijk om na te gaan in hoever de opleidingskandidaten<br />
zich de leerstof eigen hebben gemaakt. Nog moeilijker is het om te achterhalen in welke<br />
mate ze de verworven kennis effectief gebruiken en of ze deze kennis onthouden of snel<br />
vergeten.<br />
Bij micro-interventies die culturele manifestaties steunen, stoppen de effecten meestal<br />
bij afloop van de actie of manifestatie. Er zijn echter uitzonderingen, bijvoorbeeld een<br />
87 Uiteraard voor zover deze elementen van een degelijke kwaliteit zijn.<br />
88 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
dansfestival dat nu internationale bekendheid geniet en dus ook andere donoren<br />
aantrekt.<br />
4.5. Impact<br />
Ook in dit hoofdstuk maken we een onderscheid tussen de impact van het programma<br />
en de impact van de individuele micro-interventies. Zoals we al aanhaalden in punt<br />
1.2.4. m.b.t. de beperkingen van de evaluatie, kunnen we zowel de impact van het MIP<br />
als de impact van de individuele micro-interventies niet op een objectieve manier meten.<br />
Onze beoordeling steunt dus op onze eigen bevindingen en de antwoorden van de<br />
begunstigden.<br />
Het MIP heeft nauwelijks of geen uitwerking op het niveau van de doelstellingen van het<br />
MIP zoals bepaald in de ACTT (duurzame menselijke, sociale, culturele en economische<br />
ontwikkeling in de hand werken) of in de instructies van staatssecretaris Boutmans (het<br />
aantal armen flink terugschroeven, meer autonomie voor de basisorganisaties,<br />
versterking van de rechtsstaat, van de civiele maatschappij en de democratie). Ook het<br />
bevorderen van de eerbied voor de menselijke waardigheid en de rechten van de mens,<br />
meer bepaald door alle vormen van discriminatie die gesteund zijn op sociale, etnische,<br />
religieuze, filosofische of gendermotieven te bestrijden, is een doelstelling die buiten het<br />
kader van het MIP valt; deze ambities zijn allesbehalve realistisch. De geringe impact<br />
van het programma, voorgesteld in Diagram 46 (EV7a), is dan ook niet verrassend.<br />
4.5.1. Impact van het programma<br />
QE7a: In w elke mate heeft het MIP positieve effecten<br />
op lange termijn? (résultaat sur 5 terreinzendingen)<br />
EV7b: In w elke mate heeft het MIP geen negatieve<br />
effecten veroorzaakt (résultaat op 3<br />
terreinzendingen)<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 69 / 135<br />
1,4<br />
8,9<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 46: Antwoord van de evaluatoren op evaluatievraag 7<br />
Drie van de zes terreinmissies spreken zich niet uit over de eventuele negatieve<br />
gevolgen van het MIP (EV7b). Van de 3 missies die wel een mening formuleerden, maakt<br />
slechts één gewag van negatieve gevolgen. We spreken bijvoorbeeld van een negatief<br />
gevolg wanneer de operationele kosten die moeten worden gemaakt opdat de microinterventie<br />
behoorlijk zou werken, groter zijn dan de winst die de interventie oplevert, of<br />
wanneer het delen van de resultaten van de micro-interventie tot meningsverschillen en<br />
onenigheid binnen de begunstigde groep leidt.<br />
4.5.2. Impact van de micro-interventies<br />
Zoals we hoger al aanhaalden, heeft het MIP geen langetermijnuitwerking op de<br />
samenleving in het algemeen. In wat volgt peilen we naar de impact van de bezochte<br />
micro-interventies, waarbij we echter gebruik maken van een impactindicator die vaak<br />
wordt vermeld in documenten omtrent microprojecten m.b.t. de directe begunstigden.<br />
Uit Diagram 47 blijkt dat meer dan 75 percent van de 54 micro-interventies waarvoor<br />
een antwoord kon worden gegeven, een positieve impact heeft op de<br />
levensomstandigheden van de begunstigden op lange termijn. Wanneer een blinde in<br />
braille leert lezen, schrijven en tellen, dan verandert dat ongetwijfeld zijn leven.<br />
Wanneer een heel dorp voortaan over een eigen drinkwatervoorziening beschikt, dan
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
verandert dat ook het leven van de hele gemeenschap doordat er veel minder zieken zijn<br />
en er veel minder mensen sterven door onzuiver water. Bovendien wordt de aanvoer van<br />
water, een taak die meestal wordt overgelaten aan vrouwen en kinderen, een pak<br />
gemakkelijker. Omdat de projecten nog te recent zijn, kunnen we ons evenwel niet<br />
uitspreken over de duurzaamheid van deze effecten.<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
16,7<br />
5,6<br />
33,3<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 70 / 135<br />
37,0<br />
7,4<br />
nee ± ja<br />
Diagram 47: Mate waarin de levensomstandigheden van de begunstigden al dan niet merkbaar<br />
zijn verbeterd (in % van de 54 antwoorden)<br />
In die landen waar positieve discriminatie effectief wordt toegepast ten voordele van<br />
vrouwen, stelden we geen effecten vast op het gebied van empowerment, in de zin van<br />
een versterkte socio-economische positie (of macht) van de vrouw 89 .<br />
Wat de onrechtstreekse impact op lange termijn betreft, kunnen we stellen dat het<br />
rechtstreekse oorzakelijkheidverband al zo fragiel en gering is dat het helemaal<br />
onmogelijk wordt om een verband vast te stellen tussen de micro-interventie en de<br />
onrechtstreekse gevolgen daarvan (als die er al zijn).<br />
De terreinmissies zetten enkele mooie successen in de schijnwerpers, maar maken<br />
anderzijds ook melding van een aantal regelrechte mislukkingen. In Bijlage 3 worden<br />
zowel goede als minder goede praktijken uitvoeriger belicht.<br />
Micro-interventies met een vastgestelde of erg waarschijnlijke impact:<br />
- tweejaarlijks internationaal festival voor hedendaagse Afrikaanse dans, dat zijn<br />
oorsprong vindt in een micro-interventie van 2006.<br />
- 3 micro-interventies in een muziekschool die vandaag over alle nodige<br />
instrumenten beschikt, met een enorme instroom van leerlingen.<br />
- Een film of boeken/strips die een ludieke boodschap brengen om ziekte tegen te<br />
gaan.<br />
- Exploitatie van een bron en inrichting van de toegang tot deze bron die duizenden<br />
dorpelingen van drinkwater voorziet.<br />
Micro-interventies met een geringe (potentiële) impact:<br />
- De producten uit een micro-interventie worden verkocht maar brengen niet<br />
genoeg op om de levensomstandigheden van de begunstigden merkbaar te<br />
verbeteren.<br />
- De financiering van psychologische bijstand voor terrorismeslachtoffers door<br />
psychologen die niet eens de locale taal spreken.<br />
- De financiering van verbruiksgoederen en lonen voor de begunstigden.<br />
89 Dit betekent niet noodzakelijk dat dit effect er niet zou zijn. Dat we zo’n effect niet konden vaststellen, is<br />
grotendeels te wijten aan het feit dat het niet gemakkelijk was om de begunstigden zelf te bereiken en<br />
daarover aan te spreken.
4.6. Coherentie<br />
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
4.6.1. Interne coherentie met het Belgische beleid inzake<br />
ontwikkelingssamenwerking<br />
Het MIP zou in theorie volledig op één lijn moeten zitten met het Belgische beleid omdat<br />
het zijn eigen beleidskader heeft 90 . In zijn inleidende nota bepaalt Staatssecretaris<br />
Boutmans dat het MIP voor elk land moet aansluiten bij de Strategische nota van België<br />
voor dat land 91 . Vandaag zijn zowel de instructies van staatssecretaris Boutmans als de<br />
strategische landennota’s grotendeels in onbruik geraakt omdat, zoals we al aangaven in<br />
hoofdstuk 3, de ACTT (en bijlage 1) het vaakst toegepaste regelgevende kader van het<br />
MIP uitmaakt. De strategische landennota’s - de eerste dateren al van 2002 - worden<br />
vandaag bijna niet meer gebruikt. Ze werden geleidelijk vervangen door de basisnota’s<br />
ter voorbereiding van de ISP's. De ACTT bevat evenwel heel wat conceptuele elementen<br />
die werden overgenomen uit het document van staatssecretaris Boutmans.<br />
Zeker sinds 2007 worden de ACTT’s jaar na jaar bijna klakkeloos gekopieerd i.p.v.<br />
vernieuwd, zodat we kunnen stellen dat het MIP-beleid van België sindsdien nauwelijks<br />
is veranderd.<br />
De culturele dimensie die in de ACTT aan het MIP wordt opgelegd, is niet coherent met<br />
de sectoren en thema’s van de wet. Deze verplicht culturele inslag wordt door de posten,<br />
de attachés en zelfs door de jaren heen trouwens zeer verschillend opgevat en<br />
toegepast. Deze culturele verplichting strookt niet met de sectorale voorkeur van de<br />
ISP’s. Want hoe kan men nu aan culturele landbouw of gezondheidszorg doen?<br />
4.6.2. Coherentie met de prioriteiten van het ISP<br />
Het ISP werd samengesteld in overleg met het partnerland, de BTC en de Belgische en<br />
buitenlandse indirecte betrokkenen. Het ISP wordt dus verondersteld de Belgische<br />
prioriteiten en de prioriteiten van het partnerland – ook van de civiele maatschappij – in<br />
één programma te bundelen.<br />
Vermits het MIP in principe in de nieuwe ISP's vermeld moet worden, wordt daarover,<br />
tenminste op papier, overlegd met de BTC en het partnerland. In de praktijk vindt in het<br />
kader van het partnercomité echter weinig gericht overleg met de partnerlanden plaats<br />
over de eigenlijke programmastrategie.<br />
De redenen voor deze beperkte betrokkenheid van de partner zijn meer bepaald de<br />
focus van het programma (corruptiebestrijding, mensenrechten,…) en het voornemen<br />
om het MIP voor te behouden voor een civiele maatschappij dat onafhankelijk is van de<br />
overheid.<br />
De meningen omtrent het betrekken van de BTC bij het uitstippelen van de<br />
programmastrategie zijn verdeeld. De BTC PV’s die deelnamen aan de strategische<br />
denkoefening m.b.t. de geografische, sectorale en thematische concentratie van het ISP,<br />
zijn van mening dat ze dus de facto hebben bijgedragen tot de uitwerking van een<br />
concentratiestrategie voor het MIP 92 . Enkele attachés menen dat de BTC als partner, net<br />
als alle andere belangrijke partners, bij dit proces betrokken moet worden 93 , maar de<br />
90 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS. Punt 2: Het beleidskader.<br />
91 Nota aan Mevrouw C. Funès-Noppen, Bijzonder Commissaris betreffende het Micro-Interventie Programma<br />
(MIP), kopie aan BTC, van 29-04-2001.<br />
92 “De PV is betrokken bij het opstellen van het ISP en dus ook bij de uitwerking van een strategie voor het<br />
MIP<br />
93 “Als partner moet BTC, zoals alle belangrijke partners, betrokken worden”<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 71 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
meeste attachés zijn niet dezelfde mening toegedaan. Hun standpunt is eerder<br />
gebaseerd op de ‘strategische’ privileges van hun functie 94 .<br />
Tot voor kort sloten de MIP’s niet of nauwelijks aan bij de concentratiegebieden, de<br />
thema’s en sectoren van het ISP. We stellen evenwel vast dat het MIP steeds meer op<br />
één lijn met het ISP komt te liggen. Toch is deze aansluiting bij de sectoren en gebieden<br />
van het ISP in sommige landen geen prioriteit. Indien bepaalde micro-interventies<br />
voorrang krijgen omwille van hun plaats of sector, dan heeft dat vaak te maken met het<br />
opvolgingsgemak. De hoofdstad en omgeving blijft nog steeds een voorrangsgebied (ook<br />
voor de andere donoren), ongeacht of deze zone nu wel of niet deel uitmaakt van de<br />
ISP-gebieden. Voorts gaat de voorkeur vaak ook uit naar voorstellen voor projecten in<br />
de buurt van een ander Belgisch project (bilateraal of NGO) of van een andere donor.<br />
Wanneer de micro-interventies in de prioritaire gebieden van België werden<br />
geselecteerd, was het voor ons onmogelijk om de meerwaarde daarvan na te gaan. Dit is<br />
ook logisch gezien de selectieprocedure niet meteen zo’n meerwaarde nastreeft. We<br />
kunnen hier verscheidene voorbeelden aanhalen waarbij een overeenstemming qua<br />
sector weinig efficiënt is gebleken 95 . Het is bijzonder moeilijk om de lokale bevolking<br />
doeltreffend en efficiënt te helpen op dezelfde plaats en in dezelfde sector waar ook de<br />
capaciteit van de overheid wordt versterkt met het oog op het vervullen van haar taak<br />
van openbare dienstverlening.<br />
EV9: In w elke mate is het MIP coherent met de<br />
prioriteiten van het ISP?<br />
EV10: In w elke mate is het programma gecoördineerd<br />
met andere projecten van het ISP?<br />
0,7<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 72 / 135<br />
4,1<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 48: Antwoord van de evaluatoren op EV 9 en EV 10<br />
Overeenkomstig de instructies als leidraad voor het ISP moet de helft van de microinterventies<br />
voorbehouden worden voor activiteiten die de empowerment van vrouwen<br />
bevorderen. De toepassing van deze instructie raakt langzaam maar zeker meer<br />
ingeburgerd. Bijlage 1 (punt 3) van de ACTT beperkt deze bepaling echter tot de ISP’s<br />
die een genderevenwicht nastreven.<br />
Veel van de bezochte micro-interventies werden opgestart en zelfs voltooid nog voor<br />
deze instructies werden opgelegd. Dit geldt eveneens voor verscheidene ISP’s die<br />
momenteel nog lopen.<br />
Het is dan ook niet verwonderlijk dat het MIP en het ISP in sommige landen vandaag<br />
nauwelijks op elkaar zijn afgestemd.<br />
De evaluatoren van het MIP in Benin stelden onlangs dat “er weinig links/synergieën zijn<br />
tussen het ISP en de micro-interventies. Van bij het begin van de jaren 1990 werden de<br />
micro-interventies opgevat als programma’s die grotendeels onafhankelijk zijn van de<br />
rest van de bilaterale samenwerking ; en dat “de micro-interventies niet noodzakelijk in<br />
de Belgische concentratiegebieden worden uitgevoerd 96 .<br />
Meer algemeen toont de analyse van de landendossiers aan dat bepaalde selectiecriteria<br />
die werden ingevoerd om de opvolging van de projecten te vergemakkelijken, zoals<br />
sectorale homogeniteit (bijvoorbeeld keuze voor één enkele sector: de culturele sector)<br />
94 “Ieder zijn rol: Het is aan de DGOS en aan de attachés om de strategieën uit te tekenen en uit te voeren; de<br />
BTC staat in voor de uitvoering van de interventies.”<br />
95 Zoals het gemeenschapscentrum voor gezondheidszorg (MIP) dat praktisch tegen het belangrijkste<br />
ziekenhuis in het district werd gebouwd (gouvernementele samenwerking).<br />
96 Programme des micro-interventions. Evaluation des projets 2005-2007, Cotonou, februari 2008.
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
of geografische concentratie (bijvoorbeeld: in de buurt van bilaterale projecten; rond of<br />
in de hoofdstad), niet stroken met de doelstelling om tegemoet te komen aan de<br />
basisbehoeften van de meest achtergestelden.<br />
4.6.4. Externe coherentie met het beleid van andere donoren<br />
Sommige donoren implementeren programma's die vergelijkbaar zijn met het MIP, maar<br />
andere beschikken niet over een dergelijk programma.<br />
Eén van de voornaamste verdiensten van deze evaluatie is dat ze diverse soortgelijke<br />
programma’s met elkaar vergelijkt om de coherentie tussen donoren na te gaan en te<br />
leren van elkaars goede praktijken, zoals die in onze aanbevelingen worden gebundeld.<br />
De resultaten van deze benchmarking worden integraal toegevoegd in Bijlage 2.<br />
De beschouwde programma’s beogen stuk voor stuk een verbetering van de<br />
levensomstandigheden ter plaatse, een duurzame menselijke ontwikkeling en een<br />
vermindering van de armoede in het partnerland. Ze spitsen zich echter meer toe op het<br />
uitvoeren van bepaalde activiteiten en het behalen van onmiddellijke resultaten dan het<br />
verwezenlijken van deze specifieke doelstelling.<br />
Allemaal worden ze grotendeels lokaal beheerd en leven ze lokaal opgestelde regels na<br />
op basis van een stramien dat door de verschillende zetels werd uitgewerkt, maar dat<br />
zeer flexibel is. Dit zorgt ervoor dat de programma’s zijn aangepast aan de specifieke<br />
omstandigheden ter plaatse.<br />
Het gebrek aan coherentie stellen we niet alleen vast op Belgisch niveau, maar uiteraard<br />
ook tussen de programma’s van verschillende donoren op alle niveaus:<br />
subsidiabiliteitscriteria, maximumbedrag van de subsidies, maximale looptijd van de<br />
projecten, wachttijd tussen (of mogelijkheid tot) meerdere financieringen,<br />
selectiecriteria, aard en inbreng van de begunstigden, eventuele mogelijkheid tot cofinanciering,<br />
subsidieerbaarheid van bepaalde uitgaven, betalingsvoorwaarden,…<br />
De meeste donoren zien de microprojecten als een (laatste) jachtterrein, met<br />
financiering naar eigen goeddunken van de ambassade. Net als bij het Belgische MIP -<br />
en soms veel meer dan bij het Belgische MIP – zijn de microprojecten ook voor de<br />
andere donoren een middel om een groep met goede relaties met de ambassade gunstig<br />
te stemmen, om het project te bezoeken en/of de nationale vlag te laten wapperen of<br />
een lintje door te knippen.<br />
Uiteraard zijn deze programma’s dan ook zelden coherent of complementair en worden<br />
ze nauwelijks gecoördineerd op basis van geografisch gebied of sector.<br />
Een grotere coherentie van het MIP met de strategische programma’s voor<br />
armoedebestrijding, het harmonisatiebeginsel van de Verklaring van Parijs en de<br />
Europese consensus omtrent taakverdeling, zou dit probleem in theorie in de toekomst<br />
moeten verlichten om uiteindelijk tot een gezamenlijke landenstrategie te komen met<br />
het oog op micro-interventies die tegemoet komen aan concrete noden en die aan de<br />
omstandigheden ter plaatse zijn aangepast.<br />
4.6.5. Coördinatie met vergelijkbare programma’s van andere<br />
donoren<br />
De communicatie en dus ook de samenwerking met andere donoren over de respectieve<br />
programma’s met zogenaamde ‘kleinschalige ambassadeprojecten’ verschillen van land<br />
tot land. Algemeen staat de coördinatie van kleinschalige ambassadeprojecten en andere<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 73 / 135
Analyse volgens de criteria van het DAC en de 3 C’s<br />
lokale fondsen tussen donoren onderling nog in de kinderschoenen 97 . Vergaderingen<br />
over deze programma’s ter plaatse waaraan verschillende donoren deelnemen, zijn<br />
eerder sporadisch en worden niet in elk land georganiseerd. De coördinatie tussen<br />
donoren is ofwel hoofdzakelijk informatief (in het kader van ruimere<br />
coördinatievergaderingen), ofwel passief (via pers of website) 98 .<br />
EV11: In w elke mate is het programma gecoördineerd<br />
met gelijkaardige programma's gefinancierd door<br />
andere donoren?<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 74 / 135<br />
5,6<br />
0,0 2,0 4,0 6,0 8,0 10,0<br />
Diagram 49: Antwoord van de evaluatoren op evaluatievraag 11<br />
Daar waar de programma’s toch op een of andere manier worden gecoördineerd, blijft<br />
die coördinatie echter heel informeel, deels omdat niemand echt tijd heeft om hier werk<br />
van te maken. De voordelen die worden aangehaald, zijn onder meer het uitwisselen van<br />
ervaringen, vermijden van dubbele financieringen, gedachtewisseling m.b.t. mogelijke<br />
organisaties, doorspelen van interessante vragen aan andere donoren, uitbouw van een<br />
database zodat iedereen beter weet wie wat doet, waar en met wie. Het gebeurt maar<br />
heel zelden dat een Belgische interventie door een andere donor wordt opgevolgd en<br />
vice versa, bijvoorbeeld omdat die donor al met een ander doel een plaatsbezoek plant.<br />
De meeste begunstigden van een micro-interventie krijgen ook middelen van andere<br />
geldschieters. In dat geval eist de Belgische ontwikkelingssamenwerking doorgaans dat<br />
de uiteindelijke bestemming van de Belgische middelen duidelijk wordt vastgelegd.<br />
Voornaamste bedoeling is om dubbele financieringen voor alle donoren te vermijden.<br />
Naargelang van het land en de betrokken donoren is het potentieel voor verbetering van<br />
de coördinatie groot tot zeer groot.<br />
97 In de meeste gevallen is er geen actieve communicatie met de andere donoren in dit domein. Ze hebben<br />
uiteraard toegang tot middelen om het programma onder potentiële begunstigden te verspreiden. Hier en daar<br />
wordt er binnen de coördinatiestructuren van de donoren wel overlegd. In minstens één geval woonde een<br />
andere donor de selectievergaderingen bij, voornamelijk om dubbele financiering te vermijden.<br />
98 Zie antwoorden op de vragen over de programmastrategie.
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
5. Evaluatie van de strategieën en processen<br />
5.1. Strategie van het programma in het algemeen<br />
We willen er eerst aan herinneren dat we onder 'strategie' de interventielogica verstaan<br />
die (uit andere mogelijke kandidaten binnen de doelstellingenstructuur) wordt gekozen<br />
om tot de realisatie van de doelstellingen van het programma te komen.<br />
De instructies van februari 2001 99 nemen het MIP op in een doelstellingenkader met zes<br />
punten (zie punt 2.4.) Andere teksten vermelden een merkbaar andere doelstelling voor<br />
het programma: “de positie van de meest kwetsbare bevolkingsgroepen versterken . 100<br />
Deze verschillende doelstellingen zijn nooit uitgemond in een strategie om ze ook<br />
daadwerkelijk te realiseren. De meest recente strategie, die onder punt 2.4. hierboven<br />
werd gereconstrueerd via de ACTT, is niet veranderd sinds 2007. We merken ook dat er<br />
geen enkel resultaat in SMART 101 -termen werd vastgelegd. De logische oorzakelijke<br />
verbanden tussen de verschillende resultaatniveaus zijn eveneens zeer zwak en op z'n<br />
minst gezegd vrij optimistisch.<br />
De doelstellingen van het<br />
MIP, zoals vastgesteld in<br />
bijlage 1 van de ACTT zijn<br />
specifiek en relevant<br />
Attachés 6,1<br />
BTC PV's 8,3<br />
0,0 1,0 2,0 3,0 4,0 5,0 6,0 7,0 8,0 9,0 10,0<br />
Diagram 50: Beoordeling van de relevantie van de doelstellingen van het MIP (10 = helemaal mee<br />
eens).<br />
Net zoals bij de andere programma's die in het kader van de benchmarking werden<br />
geëvalueerd 102 , is de strategische doelstelling van het MIP volgens de teksten gericht op<br />
het verbeteren van de levensomstandigheden, duurzame menselijke ontwikkeling en<br />
bestrijding van de armoede.<br />
De middelen om deze doelstelling te bereiken – de strategieën dus –, kunnen variëren<br />
maar laten heel wat ruimte voor flexibiliteit omdat ze worden geformuleerd in zeer<br />
algemene termen zoals "versterken van het maatschappelijke draagvlak, structurering<br />
99 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS. Punt 2: Het beleidskader,<br />
2.1, 1: “Het MIP moet behoren tot het volgende doelstellingenkader:<br />
- de duurzame menselijke, sociale, culturele en economische ontwikkeling in de hand werken;<br />
- de armoede bestrijden;<br />
- het partnership bevorderen tussen de Belgische bevolking en de bevolking van het partnerland;<br />
- de democratie in de hand werken alsmede de rechtsstaat, de rol van de civiele maatschappij en het<br />
behoorlijke bestuur;<br />
- de eerbied bevorderen voor de menselijke waardigheid en de rechten en vrijheden van de mens;<br />
- alle vormen van discriminatie bestrijden die gesteund zijn op sociale, etnische, religieuze, filosofische of<br />
seksuele motieven.<br />
100 “Micro-interventieprogramma”; Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting 2010, organieke<br />
afdeling 54, pagina 19 en 20.<br />
101 SMART staat voor Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Relevant en Tijdsgebonden.<br />
102 De volledige resultaten van de benchmarkingstudie kunnen worden geraadpleegd in bijlage 2.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 75 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
van de civiele maatschappij, capaciteitsopbouw, versterken van het democratische<br />
proces,..."<br />
De doelgroep wordt evenmin duidelijk omschreven. Net zoals in de andere programma's<br />
die bij de benchmarking werden geëvalueerd, moeten de begunstigden van het MIP<br />
worden ondergebracht in een lokale 'basisgroep' 103 ; dit is zeer vaag en zeer ruim.<br />
Voor de attachés voor de ontwikkelingssamenwerking is het feit dat de micro-interventie<br />
een lokaal initiatief moet zijn het allerbelangrijkste ontvankelijkheidscriterium (zie<br />
diagram 55, pagina 87).<br />
Het vastleggen van algemene ontvankelijkheidscriteria voor de aanvragen dient, volgens<br />
ons, te gebeuren in de algemene strategie van het MIP. De basisinstructies 104 bevatten<br />
strikt genomen geen hoofdstuk met als titel "ontvankelijkheidscriteria". Toch bevatten<br />
deze instructies indirect welk heel wat criteria. Zo moeten de voorstellen voor de microinterventies<br />
sinds 2001 binnen een kader van 6 doelstellingen 105 vallen, trachten een<br />
lijst van 5 elementen 106 te realiseren en aan 9 specifieke vereisten 107 voldoen. Bovendien<br />
moet het identificatiedossier 9 basisgegevens 108 bevatten. Binnen de grenzen die worden<br />
opgelegd door de instructies van S.S. Boutmans, kunnen de attachés bijkomende<br />
specifieke criteria en geografische, sectorale of thematische grenzen te definiëren voor<br />
de landen waar ze aangesteld zijn 109 .<br />
5.2. Strategie op het niveau van de MIP's in elk<br />
partnerland<br />
In bepaalde landen voor het Belgische MIP, en voor sommige andere donoren meer dan<br />
voor andere, hebben vergelijkbare programma's een min of meer uitgesproken PRdoelstelling.<br />
De fondsen moeten duidelijk de aanwezigheid van de donorstaat en de<br />
solidariteit met de lokale bevolking tonen. Vandaar dat de interventie door de<br />
ambassadeur of een andere belangrijke persoon die op bezoek is, wordt gelanceerd en<br />
nationale en/of internationale media-aandacht krijgt. In dit laatste geval wordt de<br />
interventie ook aangewend om de resultaten van de samenwerking te tonen aan de<br />
belastingbetalers van de donoren.<br />
103 Zie ook onze opmerkingen aangaande de doelgroep in het hoofdstuk over de relevantie.<br />
104 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS.<br />
105 Zie punt 2.4. en de opmerking onderaan pagina 20.<br />
106 1) Versterking van de institutionele en beheerscapaciteiten; 2) technische en financiële levensvatbaarheid;<br />
3) doelmatige en doeltreffende tenuitvoerlegging waarbij de beslissingsbevoegdheid zo dicht mogelijk bij de<br />
doelgroep wordt geplaatst; 4) maatschappijopbouw en bestrijding van conflicten; en 5) beheer van de<br />
natuurlijke rijkdommen dat eerbied opbrengt voor het milieu en voor de wijze waarop de bevolking die van die<br />
bronnen afhankelijk is, ze beheert.<br />
107 1) De micro-interventies zijn bestemd voor verenigingen zonder winstoogmerk en niet op bedrijven of<br />
personen die financiële rendabiliteit nastreven; 2) De micro-interventies zijn giften; leningen van gelijk welke<br />
aard, inclusief microkredieten, zijn uitgesloten; 3) er moet prioriteit worden gegeven aan micro-interventies<br />
met een multiplicatoreffect of die kunnen fungeren als gids-activiteit; 4) de micro-interventies mogen niet<br />
worden gebruikt voor nood- of voedselhulp, als aanvulling van een andere Belgische of buitenlandse<br />
financiering; de financiering moet eenmalig zijn; 5) de steun mag het vastgelegde maximumbedrag niet<br />
overschrijden; 6) de micro-interventie dient te gebeuren met goedkeuring van de lokale overheid; 7) de<br />
begunstigde gemeenschap moet een eigen inbreng van minstens 20% leveren; 8) de identificatie en<br />
tenuitvoerlegging gebeuren zoveel mogelijk door de begunstigden zelf; en 9) het bedrag van de steun moet in<br />
redelijke verhouding staan tot de kosten die noodzakelijk zijn voor het beheer en het toezicht erop.<br />
108 1) Naam van de micro-interventie; 2) lokalisatie van de begunstigden en de micro-interventie; 3)<br />
beschrijving van de begunstigde en diens activiteiten; 4) korte beschrijving van de problemen en<br />
interventielogica die aansluit op de te realiseren doelstelling; 5) ten minste één referentie van een persoon of<br />
instelling; 6) beschrijving van de wijze waarop de micro-interventie zal worden uitgevoerd, meer in het<br />
bijzonder van de inbreng van de begunstigden zelf; 7) in voorkomend geval, een volledige identificatie van een<br />
derde die betrokken is bij de tenuitvoerlegging; 8) raming van de totale kosten en de duur van de microinterventie;<br />
en 9) technische en financiële haalbaarheid van de micro-interventie en, indien nodig, bestemming<br />
van de opbrengsten.<br />
109 Het “Micro-interventie programma” - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 76 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
Volgens een tekst uit 2007 "is deze programmering de exclusieve bevoegdheid van de<br />
attaché voor de internationale samenwerking die bovendien de vrijheid heeft om een<br />
dergelijk programma te weigeren in het land waarvoor hij/zij verantwoordelijk is 110 ."<br />
Hierbij moet worden opgemerkt dat het gebruik van dit voorrecht destijds niet moest<br />
worden gerechtvaardigd.<br />
Sindsdien hebben verschillende elementen deze exclusieve bevoegdheid aangetast:<br />
- de behoefte aan een MIP in een bepaald land moet worden geargumenteerd in de<br />
voorbereiding van het ISP;<br />
- de strategie dient verplicht een positieve discriminatie ten gunste van vrouwen te<br />
omvatten.<br />
- Het MIP wordt gekaderd in het ISP; dit betekent dat bepaalde strategische<br />
aspecten worden besproken en, in sommige gevallen, onderhandeld met het<br />
partnerland.<br />
Bestaat er een specifieke interventie logica voor het MIP in<br />
het partnerland ?<br />
Bestaat er een specifieke geografische, thematische of<br />
sectoriele concentratie strategie voor het MIP in het<br />
partnerland ?<br />
Is de strategie aan het ISP gebonden?<br />
Is de strategie aan de, volgens de w et opgemaakt,<br />
landenstrategienota gebonden ?<br />
Hebben jullie een dialoog met de Attaché over de MIP<br />
stragie en het MIP instrument ?<br />
Was de PV van BTC betrokken bij het opstellen van een<br />
specifieke interventielogica voor het partnerland ?<br />
Was de PV van BTC betrokken bij het opstellen van een<br />
specifieke geografische, thematische of sectoriele<br />
concentratie strategie voor het MIP in het partnerland ?<br />
Indien er een specifieke MIP strategie bestaat voor het land,<br />
w as het partnerland betrokken bij het opstellen daarvan ?<br />
0 20 40 60 80 100<br />
Attachés 33,3<br />
Attachés 27,8<br />
BTC PV's 7,1<br />
Attachés 27,8<br />
Attachés 5,6<br />
Attachés 61,1<br />
Attachés 61,1<br />
Attachés 66,7<br />
BTC PV's 64,3<br />
BTC PV's 64,3<br />
BTC PV's 60<br />
Diagram 51: Gegevens over de strategische programmering van de MIP's in de partnerlanden (in %<br />
positieve antwoorden)<br />
61 procent van de huidige attachés bevestigt dat ze voor het MIP beschikken over een<br />
specifieke strategie voor het partnerland waar ze actief zijn. Toch ontvingen we maar<br />
weinig concrete voorbeelden 111 . Zelfs in de zeldzame voorbeelden die we kregen,<br />
kopieert de interventielogica de algemene strategie van het MIP zoals gedefinieerd in de<br />
jaarlijkse ACTT en kadert ze niet in een aan het land aangepaste strategie.<br />
110 Guide de mise en œuvre de la prestation MIP juin 2007 (version 02), point 1,3.<br />
111 Onder specifieke strategie voor het partnerland verstaan wij de bepaling van een te realiseren specifieke<br />
doelstelling voor een specifieke categorie begunstigde groepen; en de bepaling, op basis van deze specifieke<br />
doelstelling, van tussentijdse resultaten, activiteiten en noodzakelijke middelen.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 77 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
Het ontbreken van een in een interventielogica vertaalde strategie maakt elke<br />
begrotingsprogrammering op basis van de noodzakelijke behoeften voor de realisatie<br />
van een SMART-doelstelling onmogelijk.<br />
Het feit dat er in bepaalde landen geen strategie is voor het MIP wordt gerechtvaardigd<br />
door het feit dat "de micro-interventies zich voor sommigen veeleer binnen een<br />
operationeel dan een strategisch kader situeren." Slechts 50 procent van de attachés die<br />
een tijdelijke post hebben op de zetel van de DG-D zijn voorstander van de uitwerking<br />
van een specifieke interventielogica voor elk land. Hetzelfde fenomeen werd vastgesteld<br />
bij de benchmarking, waar de geëvalueerde programma's evenmin een specifieke<br />
strategie hebben voor de verschillende partnerlanden.<br />
Het ontbreken van een strategie in bepaalde landen, kan waarschijnlijk ook worden<br />
toegeschreven aan de verschillende interpretatie van wat een ontvankelijkheidscriterium<br />
en wat een selectiecriterium is. Zoals meer dan 60 procent van de bevraagde personen,<br />
zijn wij van mening dat de geografische, sectorale of thematische concentratie,<br />
gebaseerd op de geografische zones en de sectoren van het ISP, kan worden beschouwd<br />
als een programmastrategie, omdat dit eigenlijk ontvankelijkheidscriteria zijn 112 .<br />
Slechts in 6 op 18 partnerlanden, is de strategie van het MIP gelinkt aan de Belgische<br />
strategienota voor die landen. Dit is toe te schrijven aan het feit dat er tegenwoordig<br />
algemeen genomen maar weinig gebruik wordt gemaakt van de strategienota's voor de<br />
verschillende landen.<br />
Het bestaan van een strategie m.b.t. geografische, thematische en sectorale<br />
concentratie in 11 partnerlanden op 18 (61 procent van de gevallen) is duidelijker<br />
bewezen. Wanneer er een strategie bestaat, is die gewoonlijk volledig of gedeeltelijk<br />
gelinkt met het ISP.<br />
Eens de dialoog over de strategie en het instrument is opgestart in het kader van het<br />
ISP, wordt hij gewoonlijk voortgezet tussen de attaché en de PV BTC in regelmatige<br />
vergaderingen (gemiddeld 2,2 per jaar) in het specifieke kader van het beheer van het<br />
MIP of in het meer algemene overlegkader tussen de ambassade en de BTC.<br />
Diagram 51 hierboven toont aan dat, hoewel er algemeen genomen wel een dialoog<br />
bestaat over de strategie inzake ontvankelijkheid en selectie, veel attachés de BTC toch<br />
slechts een beperkte rol toedichten in de selectie.<br />
5.2.1. Geografische concentratie<br />
Door de evolutie van de internationale context moeten de donoren zich geografisch gaan<br />
concentreren en de verschillende geografische zones onderling verdelen. Aangezien het<br />
MIP in de teksten wordt beschouwd als een onderdeel van de directe bilaterale hulp, zou<br />
men een gelijkaardige concentratie kunnen verwachten op het niveau van de<br />
verschillende 'lokale fondsen'. De documentanalyse toont aan dat dit in verschillende<br />
landen (Algerije, Burundi, Zuid-Afrika, Senegal, Tanzania, Bolivia en Rwanda) nog niet<br />
het geval is. In Rwanda, waar er sinds 2011 geen MIP meer is, is de geografische<br />
versnippering het gevolg van een weloverwogen keuze, met name door de beperkte<br />
grootte van het land.<br />
In andere landen zoals Niger, Ecuador of Marokko kunnen de meeste micro-interventies<br />
worden gesitueerd in de Belgische concentratiegebieden. Deze tendens naar meer<br />
geografische concentratie neemt toe sinds het MIP wordt vermeld in het ISP en dus<br />
naarmate er nieuwe ISP's worden onderhandeld. Dit is met name het geval in Senegal.<br />
112 Wij definiëren ontvankelijkheidscriterium als een criterium waarvan de aanwezigheid of afwezigheid<br />
automatisch resulteert in de aanvaarding of weigering van de financieringsaanvraag, los van de intrinsieke<br />
kwaliteit van deze aanvraag. Ontvankelijkheidscriteria staan tegenover selectiecriteria, aan de hand waarvan<br />
de verschillende ontvankelijk verklaarde aanvragen kunnen worden gerangschikt op hun nut.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 78 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
In Peru wordt het geografische criterium anders gehanteerd. Om de opvolging te<br />
vereenvoudigen, wordt elk voorstel voor een micro-interventie op meer dan een uur<br />
rijden van een eenvoudig bereikbare stad, sinds 2010 geweigerd.<br />
Een andere tendens binnen de geografische concentratie is het voortdurend toenemende<br />
aantal micro-interventies in achtergestelde gebieden in en rond de hoofdstad. Dit is met<br />
name het geval in Marokko, Niger, de DRC, Senegal en Mozambique. Uit de<br />
terreinmissies en de interviews is gebleken dat deze evolutie wel degelijk voortvloeit uit<br />
een reële strategische optie. De nabijheid van de hoofdstad vereenvoudigt niet alleen de<br />
opvolging maar verhoogt ook de zichtbaarheid.<br />
5.2.2. Sectorale en thematische concentratie<br />
Door de evoluerende internationale context moeten de donoren ook de taken gaan<br />
verdelen en zich op specifieke sectoren en thema's concentreren.<br />
Ook hier toont de evaluatie aan dat deze concentratie toeneemt naarmate de MIP's<br />
worden vermeld in de ISP's waarin het aantal sectoren werd teruggebracht tot 2 (of 3<br />
voor de 3 landen in Centraal-Afrika).<br />
Maar aangezien onze analyse ook betrekking heeft op de micro-interventies die van start<br />
zijn gegaan vanaf 2006 (soms zelfs 2005), is er in de meeste landen nog een grote<br />
diversiteit merkbaar in de thema's en sectoren die in de micro-interventies aan bod<br />
komen. Anderzijds hebben we vastgesteld dat de sectorale en thematische concentratie<br />
in de realiteit slechts zeer langzaam een concrete vorm aanneemt. En wanneer een<br />
dergelijke concentratie bestaat, wordt die niet noodzakelijk toegepast op de sectoren<br />
van het ISP.<br />
Vaak hebben deze micro-interventies tot doel om de inkomsten van de economisch<br />
minst bedeelden te genereren of verhogen; bijvoorbeeld door plattelandsontwikkeling of<br />
via de ambachten.<br />
In sommige landen wordt bijzondere aandacht geschonken aan meer specifieke thema's<br />
en sub-sectoren zoals bijv. HIV/AIDS en de strijd tegen de criminaliteit in Zuid-Afrika,<br />
maatschappijopbouw in Peru,...<br />
Culturele 'mainstreaming' is in principe verplicht, hoewel dit thema niet als prioritair<br />
wordt beschouwd in de wet van 1999. Deze verplichting wordt in de verschillende landen<br />
op uiteenlopende manieren geïnterpreteerd. Zo werd ze voor zover wij weten<br />
grotendeels nageleefd in de Palestijnse gebieden, in de DRC (2008 tot 2010) en in<br />
Mozambique (tot 2009).<br />
We zagen ook al (in hoofdstuk 3 en onder punt 4.1.3.) dat de genderthematiek in<br />
principe eveneens een verplicht strategisch element is, dat ook op zeer diverse manieren<br />
wordt geïnterpreteerd.<br />
5.2.3. Materieel versus immaterieel<br />
Voor dit punt gelden de volgende grote lijnen: In de geëvalueerde steekproef is 89<br />
procent van de micro-interventies gedeeltelijk of volledig gebaseerd op de levering van<br />
apparatuur, materialen of kleine infrastructuur, al dan niet in combinatie met activiteiten<br />
die een capaciteitsversterking beogen. Het gaat om micro-interventies waarbij vee of<br />
apparatuur (zoals machines, boeken, computers,...) wordt geleverd (met of zonder<br />
training) aan een organisatie of aan kwetsbare groepen die geacht worden deze te<br />
gebruiken. In sommige landen volstaat de Belgische bijdrage enkel om dit type goederen<br />
te financieren en moet de begunstigde vereniging systematisch instaan voor de betaling<br />
van aanverwante diensten. Zo financiert België bij de bouw van een lokaal bijvoorbeeld<br />
zand, cement, dakbalken en -platen, terwijl de begunstigden het werk betalen.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 79 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
5.2.4. Caritatief, mecenaat, economische, maatschappelijke<br />
dienstverlening<br />
Naargelang de strategie voor het land (als die bestaat) en de begunstigde organisatie,<br />
treffen we minder of meer micro-interventies aan die zuiver caritatief zijn (verbetering<br />
van de levensomstandigheden van een groep blinden), sociale micro-interventies<br />
(scholen, bibliotheken, waterputten), economische micro-interventies (genereren van<br />
inkomsten) of zelfs mecenaat (schilderen, sponsoring van een cultureel evenement,…).<br />
We denken dat de 'economische' micro-interventies een groter risico op oneerlijke<br />
concurrentie inhouden behalve wanneer ze er specifiek op gericht zijn om een<br />
benadeelde groep opnieuw in een 'eerlijke' concurrentiepositie te brengen. Het blijft<br />
evenwel moeilijk om deze elementen precies te beoordelen.<br />
5.2.5. Doelgroepen<br />
Er zijn maar weinig algemene richtlijnen over de doelgroepen van het MIP, afgezien van<br />
de ACTT waarin de doelgroep op een zeer algemene manier wordt omschreven. De<br />
keuze van één of meerdere bevoorrechte doelgroepen is dus een ander strategisch<br />
element dat specifiek is voor elk land. Zowel de verslagen als de resultaten van de<br />
interviews en de bezoeken op het terrein bevestigden de grote diversiteit aan<br />
doelgroepen en de aard van de begunstigden, zeker omdat bepaalde begunstigden<br />
moeiteloos in meerdere categorieën kunnen worden ondergebracht. Zo zou een microinterventie<br />
voor blinde jonge vrouwen bijvoorbeeld tegelijk in de categorieën 'jong',<br />
'vrouwelijk' en 'personen met een handicap' moeten worden ondergebracht.<br />
Gezien die enorme verscheidenheid is het moeilijk om verder te gaan dan een<br />
eenvoudige opsomming op basis van de verschillende categorieën (zie punt 2.5).<br />
Naargelang het land kan de strategie toegespitst zijn op één of meerdere van de<br />
vermelde groepen, wat resulteert in een sterke diversiteit van de MIP's in de<br />
verschillende landen.<br />
We vinden maar zelden interventies die specifiek gericht zijn op één enkele groep<br />
begunstigden (bijv.: de bevolking van de Westelijke Sahara en de Kabylen in Algerije).<br />
Algemeen genomen worden er meerdere categorieën begunstigden beoogd.<br />
Uit de analyse van het honderdtal op het terrein bezochte micro-interventies blijkt dat<br />
vrouwen en kansarme, achtergestelde en kwetsbare groepen bijzondere aandacht<br />
genieten 113 . We hebben al gezien dat een gendergerichte micro-interventie van<br />
toepassing kan zijn in verschillende sectoren en het aantal subcategorieën in de klasse<br />
'achtergesteld/kwetsbaar/kansarm' is veelzeggend. Tot slot hebben we tijdens de<br />
terreinmissies vastgesteld dat heel wat micro-interventies gericht zijn op de volledige<br />
'bevolking' van één of zelfs meerdere dorpen, zonder dat daarbij een groot economisch<br />
of maatschappelijk onderscheid wordt gemaakt.<br />
5.2.6. Strategie van innovatieve "piloot"-interventies<br />
De strategie van specifieke steun of positieve discriminatie ten gunste van pilootinterventies<br />
vloeit voort uit de toepassing van de instructies van S.S. Boutmans 114 . Het<br />
idee wordt in meerdere partnerlanden opgepikt maar stuit op het probleem van de<br />
beperkte middelen voor follow-up, die in dit geval nog groter moeten zijn dan voor de<br />
meer klassieke micro-interventies.<br />
113 Er is geen statistische significantie bij de genoemde groepen.<br />
114 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS. Punt 3: de realisatie van<br />
een micro-interventie.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 80 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
5.2.7. Strategie 'public relations' en/of zichtbaarheid<br />
Zoals we al enkele keren aanhaalden in dit rapport, wordt de begrotingslijn van het MIP<br />
soms nog gebruikt voor micro-interventies als 'geschenk van de ambassadeur' of 'public<br />
relations van de ambassade' 115 , hoewel deze trend wel lijkt af te nemen. Dergelijke<br />
micro-interventies hebben als doel om in de gunst te komen van of een gunst te<br />
verlenen aan een persoon of invloedrijke groep personen. Ze zijn niet noodzakelijk<br />
minder relevant voor de ontwikkeling en leveren vaak goede resultaten op voor de<br />
betrokken groep begunstigden. Ze zijn echter moeilijker in te passen in een vooraf<br />
bepaald strategisch kader. De strategie ter bevordering van de zichtbaarheid heeft niet<br />
helemaal hetzelfde doel omdat ze ofwel de Belgische aanwezigheid wil tonen, los van de<br />
groep begunstigden, ofwel de Belgische bevolking een blik wil gunnen op de Belgische<br />
samenwerking in het betrokken land. Een dergelijke strategie werkt bijvoorbeeld met<br />
vaste constructies langs de weg (met groot paneel en vlag), evenementen die op veel<br />
media-aandacht kunnen rekenen, de micro-interventies met belangrijke zichtbare<br />
resultaten, gemakkelijk bereikbare micro-interventies (niet ver van een geasfalteerde<br />
weg) en de micro-interventies dicht bij de hoofdstad (om niet te veel tijd te verliezen bij<br />
de opvolging).<br />
5.2.8. Invloed van de strategie op de efficiëntie<br />
De lokaal ontwikkelde strategieën (of het ontbreken daarvan) kunnen ook de efficiëntie<br />
van de behaalde resultaten beïnvloeden. Een voorbeeld: de beslissing van een MIPverantwoordelijke<br />
om de Belgische fondsen enkel te gebruiken voor de aankoop van<br />
materiële goederen, om met een bekende en betrouwbare tussenpersoon te werken,<br />
bekende en betrouwbare gemeenschappen te financieren, zich geografisch te beperken<br />
tot een gemakkelijk bereikbaar gebied en zich te beperken tot één of meerdere goed<br />
gekende sectoren, vermindert de middelen die nodig zijn voor de opvolging.<br />
Zoals we al schreven is de personeelsbezetting in de samenwerkingsbureaus van de<br />
ambassades en in de PV's BTC niet altijd aangepast aan het objectieve werkvolume dat<br />
het beheer van het MIP met zich meebrengt. Dit kan tijdelijk zijn (verhuis, verlof, ziekte)<br />
of permanent (met name door het feit dat een personeelslid ondeelbaar is). Bijgevolg<br />
kunnen de situaties van land tot land zeer sterk verschillen. Maar het belang dat aan het<br />
MIP wordt toegekend ten opzichte van de andere te implementeren of te<br />
superviseren/volgen projecten en de prioriteiten die elke betrokkene stelt bij het<br />
toekennen van de beschikbare middelen verschillen en behoren eveneens tot de<br />
strategische programmering.<br />
Zo zijn er partnerlanden waar elke micro-interventie systematisch wordt bezocht, soms<br />
meerdere keren, soms door de ambassade en door de BTC, voor, tijdens en/of na afloop<br />
van de uitvoering ervan. Omgekeerd zijn er ook landen waar sommige microinterventies<br />
nooit worden bezocht.<br />
Er zijn nog andere factoren van strategische aard die de beheerskosten van het MIP op<br />
het niveau van een land en daardoor ook de efficiëntie ervan beïnvloeden. Het gaat met<br />
name om:<br />
- het statuut van de programmaverantwoordelijken naargelang ze lokaal<br />
aangeworven zijn of niet;<br />
- de mate waarin het beheer wordt overgedragen aan tussenorganisaties<br />
(internationale NGO's,...); en<br />
- de verdeling van de taken tussen de ambassade en de Vertegenwoordiging van<br />
de BTC 116 .<br />
115 We hebben verschillende voorbeelden gezien van micro-interventies die ter uitvoering naar de BTC PV<br />
werden gestuurd met als mededeling: "MIP op vraag van de ambassadeur, na zijn bezoek aan..."<br />
116 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 81 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
Ook op het niveau van het budget van een micro-interventie zijn er zeer grote variaties.<br />
Het maximumbedrag is vastgelegd op € 12.500, maar in vele landen wordt die<br />
bovengrens verlaagd om aan meer aanvragen tegemoet te kunnen komen. In Mali<br />
bijvoorbeeld, bedroeg het plafond voor de micro-interventies in 2009, 9000€. Algerije is<br />
het enige land waar een maximaal gebruik van het maximumbudget een strategische<br />
keuze is die het met name mogelijk maakt om de beheerskosten te beperken.<br />
5.3. Evaluatie van de processen<br />
Naargelang de bronnen omvat de verwezenlijkingscyclus van het MIP 4 fasen 117 (de<br />
programmering, de identificatie en ontvankelijkheid, de uitvoering en de beoordeling) of<br />
7 stappen 118 (de aanvraag, de identificatie, de beoordeling, de formulering door de BTC,<br />
de overeenkomst tussen België en de begunstigde, de uitvoering en de evaluatie).<br />
Hieronder worden enkele punten uit de procedure van dichterbij bekeken.<br />
5.3.1. Begrotingsprogrammering<br />
5.3.1.1. Algemeen programma en landenprogramma's<br />
Als de procedure voor de begrotingsprogrammering zoals die staat beschreven in de<br />
ACTT naar de letter zou worden toegepast, zou ze moeten toelaten om de volledige<br />
begrotingsbehoeften voor het jaar N+1 te kennen voor afloop van het jaar N en er op die<br />
manier voor zorgen dat het bovengenoemde 3 e beheerscontract wordt gerespecteerd.<br />
De procedure die in de realiteit wordt toegepast, is echter helemaal anders.<br />
- Enerzijds, zoals we hoger ook al aanhaalden, maakt het ontbreken van een in een<br />
interventielogica vertaalde strategie elke begrotingsprogrammering op basis van<br />
de noodzakelijke behoeften voor de realisatie van een welomlijnde doelstelling<br />
onmogelijk.<br />
- Anderzijds staat de programmering van de micro-interventies sinds 2009<br />
ingeschreven in de ISP's. In die gevallen "is de attaché niet langer betrokken bij<br />
het bepalen van het budget, behalve in de voorbereiding van de Gemengde<br />
Commissie". Het budget voor de MIP's is dan een globaal bedrag voor de<br />
volledige looptijd van het ISP en wordt niet altijd uitgesplitst op jaarbasis.<br />
- Tot slot hebben de terreinmissies de resultaten van de interviews op het niveau<br />
van de attachés bevestigd, met name dat daar waar het nog mogelijk is (waar<br />
het MIP niet in het ISP zit), de deadline van 30 november onmogelijk gehaald kan<br />
worden.<br />
Wordt de procedure uit de<br />
ACTT in verband met de<br />
begrotingsprogrammatie<br />
integraal toegepast?<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
Attachés 60<br />
BTC PV's 85,7<br />
Diagram 52: oordeel van de attachés en de PV’s BTC omtrent de mate van toepassing van<br />
de procedure voor begrotingsprogrammering<br />
De redenen die worden aangevoerd voor deze niet strikte naleving van de procedures<br />
zijn:<br />
117 Guide de mise en œuvre de la prestation MIP juin 2007 (version 02), point 1,3.<br />
118 Het “Micro-interventie programma - MIP INSTRUCTIE voor de Attachés en DGIS. Punt 2.2, 3°.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 82 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
- voor de attachés: de onderbemanning van het samenwerkingsbureau,<br />
belangrijkere prioriteiten, de arbitraire vastlegging van het budget door Brussel<br />
en het gebrek aan goede voorstellen. Om zijn rol binnen de<br />
begrotingsprogrammering correct te vervullen, had de attaché de procedure voor<br />
de projectoproep en -selectie moeten afsluiten voor 30 november, wat quasi<br />
onmogelijk is. Hierdoor neemt de attaché vaak hetzelfde bedrag over van jaar tot<br />
jaar, of wordt er een arbitrair bedrag vastgelegd door de DG-D in Brussel;<br />
- voor de PV BTC: zij vervullen hun rol maar het zijn de attachés die soms niet de<br />
mogelijkheid hebben om hun rol te vervullen omdat ze de instructies te laat in<br />
hun bezit krijgen.<br />
De jaarverslagen van de BTC vermelden voor het jaarbudget de vastgelegde en de<br />
werkelijk betaalde bedragen. De vastgelegde bedragen komen overeen of liggen iets<br />
lager dan het toegekende budget. De werkelijk betaalde bedragen liggen vaak veel<br />
lager 119 .<br />
Het jaarlijkse karakter van de ACTT en het daaraan gekoppelde budget wordt door bijna<br />
iedereen aangehaald als een rem op het goede beheer van het MIP.<br />
Zowel de inschrijving van het budget in het ISP als de hierboven vermelde laattijdigheid<br />
wanneer de toepassing van de procedure nog mogelijk is, leiden onvermijdelijk tot een<br />
beheer dat meer gericht is op de beschikbare middelen dan op resultaten. Tot op heden<br />
werden de budgetaanvragen, zelfs wanneer die hoger lagen dan het in het ISP voorziene<br />
bedrag, goedgekeurd, maar de interviews in Brussel en de ACTT bevestigen dat dit in<br />
2011 niet meer het geval is, zeker in de landen waar er recent een ISP werd afgesloten.<br />
We moeten ook opmerken dat er, ten minste in één bezocht land, een budgetverhoging<br />
werd toegekend terwijl het budget van het voorgaande jaar niet volledig kon worden<br />
geïnvesteerd.<br />
Zowel in de vragenlijsten uit het terrein als tijdens de missies gingen er heel wat<br />
stemmen op die een versoepeling van de financiële programmering vroegen. Het<br />
jaarlijkse karakter van de begroting leidt ertoe dat bedragen die in jaar N niet worden<br />
uitgegeven moeten worden overgedragen op het budget van jaar N+1 en dat de microinterventies<br />
die van start gingen in de loop van jaar N ten laatste in de loop van jaar<br />
N+1 moeten worden afgerond. Er is geen enkele logische verklaring voor deze instructie<br />
die alleen maar een negatieve invloed kan hebben op de voorspelbaarheid en het goede<br />
verloop van bepaalde micro-interventies en waarin tijd moet worden geïnvesteerd die de<br />
betrokkenen van het MIP sowieso al niet hebben.<br />
Het verschil tussen de mate van toepassing van de ACTT bij de attachés en bij de PV's<br />
BTC kan worden verklaard door het feit dat de rol die beide partijen hebben in de<br />
begrotingsprogrammering verschilt en dat die rol beduidend eenvoudiger is voor de PV's<br />
BTC (zie beschrijving van de procedure onder punt 2.6.2.).<br />
5.3.1.2. Afzonderlijke budgetten voor de micro-interventies<br />
De structuur en de inhoud van de afzonderlijke budgetten voor elke micro-interventie die<br />
de steun krijgt van de Belgische ontwikkelingssamenwerking, zijn zeer verschillend. Dit<br />
verschil is in grote mate toe te schrijven aan het lokale beleid van de attaché en de PV<br />
BTC ter zake. De verschillen tussen de landen onderling, hebben vaak betrekking op:<br />
- De uitgaven die in aanmerking komen: in sommige landen komen enkel materiële<br />
uitgaven (materiaal, apparatuur,...) in aanmerking voor een micro-interventie, en<br />
dit op een zeer strikte manier. In dit geval zijn het werk en de diensten die nodig<br />
zijn voor de realisatie van de micro-interventie ten laste van de begunstigde<br />
organisatie of van een medefinancier die deze soort uitgaven wel kan financieren.<br />
In andere landen is een financiering van gekwalificeerde arbeidskrachten,<br />
119 De redenen voor deze verschillen worden toegelicht in § 2.6.2.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 83 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
opleidingssessies en andere diensten met het Belgische budget wel mogelijk en<br />
toegelaten.<br />
- De beoordeling door de aanvrager van de financiële waarde van zijn bijdrage<br />
(vastgelegd op minstens 20 procent) en de manier waarop deze bijdrage wordt<br />
geïmplementeerd.<br />
- De mogelijkheid tot medefinanciering, die soms tot vijf keer groter is dan de<br />
Belgische bijdrage (meerdere voorbeelden in Palestina).<br />
- De mogelijkheid om het toegelaten maximumbudget te verdubbelen of zelfs te<br />
verdrievoudigen door de financiering te spreiden over meerdere voorstellen met<br />
opeenvolgende financiering.<br />
5.3.1.3. Conclusies aangaande de budgetprocedures<br />
Een procedure voor begrotingsprogrammering zou normalerwijze gestoeld moeten zijn<br />
op een raming van de middelen die nodig zijn om de verwachte resultaten te bereiken.<br />
Voor het MIP worden de micro-interventies in 50 procent van de gevallen geselecteerd<br />
tot het beschikbare budget op is, omdat er niet voldoende budget beschikbaar is; in de<br />
andere 50 procent van de gevallen zijn er niet voldoende voorstellen van goede kwaliteit<br />
om het budget op te maken. In de budgetraming die de aanvragers van de microinterventies<br />
bij hun voorstel voegen, worden het materiaal, de apparatuur of de<br />
activiteiten bepaald door het maximumbedrag dat door België wordt toegekend.<br />
5.3.2. Projectoproep / indiening van aanvragen tot financiering<br />
De projectoproep is een van de fases waar de autonomie en de decentralisatie op het<br />
terrein het duidelijkst naar voren komen. Mogelijke redenen hiervoor zijn dat de oproep<br />
uiteenlopende vormen kan aannemen en dat de ACTT maar weinig informatie over deze<br />
nochtans essentiële fase bevat.<br />
De standaardformulieren die door de aanvragers moeten worden ingevuld (zie bijlage<br />
11), worden niet in alle landen systematisch gebruikt.<br />
Wordt de procedure uit de ACCT inzake de indiening<br />
van voorstellen / financieringsaanvragen integraal<br />
toegepast?<br />
Neemt de BTC PV op een ander manier deel aan het<br />
informeren van mogelijke begunstigden over het<br />
bestaan van het instrument?<br />
Helpt de BTC mogelijke begunstigden bij het indienen<br />
van voorstellen?<br />
Moeten de voorstellen w orden opgesteld volgens een<br />
strikt en verplicht stramien?<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
BTC PV's 53,3<br />
Attachés 68,8<br />
BTC PV's 80<br />
BTC PV's 80<br />
BTC PV's 85,7<br />
Diagram 53: Informatie met betrekking tot het indienen van voorstellen / aanvragen tot<br />
financiering (in % van de antwoorden)<br />
De terreinmissies hebben, net zoals de overgrote meerderheid van de interviews,<br />
duidelijk gemaakt dat het grootste probleem op het vlak van de projectoproepen is dat<br />
er te veel aanvragen zijn voor de beschikbare financieringsmiddelen. Deze visie wordt<br />
gedeeld door alle donoren die werden bevraagd in het kader van de benchmarking. Het<br />
is de reden waarom de meeste posten maar een beperkte promotiestrategie hebben en<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 84 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
vaak enkel werken met 'mond aan mond' reclame. Door deze beperkte publiciteit<br />
ontstaat er een positieve discriminatie van de groepen die op de hoogte zijn van het<br />
bestaan van het MIP en/of zij die gemakkelijk toegang hebben tot eventuele websites<br />
waarop het programma wordt vermeld.<br />
Het feit dat er veel aanvragen binnenkomen, betekent niet noodzakelijk dat daar altijd<br />
voldoende aanvragen van goede kwaliteit bij zijn 120 . In Oeganda heeft een rechtstreekse<br />
projectoproep op het internet tot gevolg dat de ambassade nu overspoeld wordt met<br />
honderden voorstellen, wat een objectieve selectie van een tiental aanvragen<br />
bemoeilijkt.<br />
Zoals voor de meeste programma's die in het kader van de benchmarking werden<br />
geëvalueerd, wordt bij de projectoproep soms een min of meer gedetailleerd formaat<br />
voor de aanvraag tot financiering gevoegd. Het standaardmodel vereist vaak dat er met<br />
IT-materiaal wordt gewerkt en benadeelt op die manier de meest achtergestelde<br />
gemeenschappen wanneer die laatste de echte initiatiefnemers van de aanvraag zijn<br />
(hoewel we al hebben gemerkt dat dit maar zelden het geval is).<br />
Het is vooral doordat de termijnen niet worden nageleefd, door een gebrek aan<br />
personeel of belangrijkere prioriteiten, dat niet 100 procent van de richtlijnen van de<br />
ACTT wordt nageleefd.<br />
De gebruikte verspreidingswijze hangt in grote mate af van het land zelf en<br />
waarschijnlijk van de manier waarop het programma en de taken worden opgevat door<br />
de verantwoordelijken van de ambassade en de BTC PV’s. Ze wordt maar door twee of<br />
drie attachés in vraag gesteld, maar wel op zeer pertinente wijze: "De projectoproep zou<br />
zeer ruim en open moeten zijn, maar hoe kun je dan het grote aantal aanvragen op een<br />
rechtvaardige manier behandelen?" "Hoe voorkom je dat degenen die het best zijn<br />
uitgerust om een goed MIP in te dienen, worden bevoordeeld ten opzichte van de minder<br />
goed bedeelden?" "De publiciteit voor te besteden fondsen maakt projectschrijvers<br />
wakker. Voor hen is het uiteindelijke doel de financiering van een project en niet de<br />
realisatie van een ontwikkelingsdoel via een project."<br />
De BTC speelt bij de hulp aan potentiële begunstigden vaak een grotere rol dan voorzien<br />
in de ACTT. Omdat ze meer in contact staat met het terrein, wordt ze vaker<br />
geconfronteerd met aanvragen. Haar hulp aan potentiële begunstigden gaat van<br />
eenvoudige informatieverstrekking over het bestaan van het programma en individuele<br />
uitleg bij de procedure en de stukken waaruit het dossier bestaat, tot advies om de<br />
kwaliteit van het voorstel te verbeteren. Maar de BTC is zeker niet de enige Belgische<br />
link / tussenpersoon die in meerdere of mindere mate de indiening van een relevante<br />
aanvraag vereenvoudigt. Andere contacten zijn: de ambassade, de Belgische NGO's ter<br />
plaatse, de religieuze ordes met zetel in België, de gemeenschappen (Franstalig-<br />
Brussels), gewesten (Vlaams), provincies en gemeenten.<br />
5.3.4. Selectiestrategie<br />
Net zoals in de andere programma's die in het kader van de benchmarking werden<br />
geëvalueerd, omvat de selectiestrategie de volgende verschillende stappen:<br />
- Er moet zijn voldaan aan de ontvankelijkheidscriteria die door de hoofdzetel van<br />
de DG-D en de BTC in Brussel werden vastgelegd in de teksten die de eigenlijke<br />
essentie van het programma definiëren. Een voorbeeld: geen micro-interventies<br />
waarvan het gevraagde initiële bedrag hoger ligt dan € 12.500; geen microinterventies<br />
in de sector van de microkredieten; ...<br />
120 In Mozambique bijvoorbeeld, elimineert het programma ongeveer 70 procent van de aanvragen aangezien<br />
ze niet-ontvankelijk zijn. Toch is het land er nooit in geslaagd zijn budget volledig op te maken, omdat er niet<br />
voldoende goede voorstellen binnenkomen.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 85 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
- Er moet zijn voldaan aan de ontvankelijkheidscriteria die werden bepaald in de<br />
lokale strategie van het MIP in het partnerland, die de door de hoofdzetels<br />
vastgelegde criteria specificeert en beperkt. Een voorbeeld: beperking tot een<br />
specifiek geografisch gebied, strikte navolging van het opgelegde model of<br />
beperking tot twee of zelfs één welomschreven sector/thema, strikte bepaling van<br />
de aard van de begunstigden,... Verder kunnen de posten in de projectoproep die<br />
jaarlijks op het terrein gebeurt ook bijkomende ontvankelijkheids- of<br />
uitsluitingscriteria vastleggen op basis waarvan ze de beste aanvragen kunnen<br />
selecteren uit een hanteerbaar aantal voorstellen die aan de<br />
ontvankelijkheidscriteria beantwoorden.<br />
Met selectiestrategie bedoelen we de strategie die wordt gebruikt om de verschillende<br />
aanvragen die aan de ontvankelijkheidscriteria beantwoorden te rangschikken volgens<br />
prioriteit.<br />
Er zijn in de verschillende regelgevende teksten instructies omtrent de selectiestrategie<br />
terug te vinden. Zoals eerder aangehaald, vermelden de instructies ter voorbereiding<br />
van de ISP's dat “minstens 50% van de MIP’s zijn voorbehouden voor activiteiten die de<br />
empowerment van vrouwen bevorderen”. De ACTT legt duidelijk de klemtoon op de<br />
transversale integratie van de culturele dimensie 121 . Een andere bron stelt dat<br />
“bijzondere aandacht wordt geschonken aan initiatieven in het kader van de sociale<br />
economie” 122 . Zoals we al schreven in het hoofdstuk over het wettelijke en regelgevende<br />
kader zijn deze en andere teksten niet eenduidig en zijn ze sinds 2001 allemaal bovenop<br />
elkaar gekomen zonder dat er ooit een officieel werd herroepen. Zo krijgen de attachés<br />
en de BTC PV’s heel wat vrijheid om voor elk partnerland een eigen selectiestrategie te<br />
ontwikkelen. Net zoals voor de andere vergelijkbare programma's die in het kader van<br />
de benchmarking werden geëvalueerd, is de selectiestrategie dus een ander element<br />
waarin de autonomie en de decentralisatie op het terrein sterk naar voren komen.<br />
Zo wordt de culturele dimensie op zeer consequente wijze toegepast in Palestina (en tot<br />
recent ook in de DRC), terwijl cultuur in andere landen zeer sterk op het achterplan<br />
komt.<br />
Een ander selectiecriterium dat min of meer strikt wordt toegepast, is het feit dat de<br />
geselecteerde micro-interventie niet tot oneerlijke concurrentie mag leiden. In<br />
werkelijkheid hangt de toegankelijkheid van het programma echter in sterke mate af<br />
van:<br />
- de middelen waarover de tussenorganisatie (of de begunstigde) beschikt,<br />
- de nabijheid van de hoofdstad of een weg,<br />
- de betrokkenheid van de ambassadeur / ambassadrice,<br />
- de ervaring van de schrijver van het voorstel 123 , en<br />
- sinds kort ook van het feit of de aanvraag binnen een sector van het ISP valt,<br />
uitgaat van een vrouwengroep, of gelegen is in de bilaterale interventiezones.<br />
Zodra men voor een gemeenschap productiemiddelen financiert die de<br />
buurgemeenschap niet heeft, creëert men de facto een vorm van oneerlijke<br />
concurrentie, in die zin dat de grote meerderheid van de micro-interventies met<br />
productief oogmerk gericht is op het genereren van inkomsten.<br />
Deze ongelijkheid in de selectie kan worden geïllustreerd door het eenvoudige feit dat de<br />
projectoproepen in sommige landen voor meer details verwijzen naar de website van de<br />
121 Algemene uitvoeringsovereenkomst voor de samenwerkingsprestatie genoemd ‘micro-<br />
interventieprogramma MIP 2009”; bijlage 1.<br />
122 “Micro-interventieprogramma”; Verantwoording van de algemene uitgavenbegroting 2010, organieke<br />
afdeling 54, pagina 19 en 20.<br />
123 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 86 / 135
Worden de interventiethemas en sectoren integraal<br />
toegepast?<br />
Hebt u formeel of de facto, op het niveau van het land,<br />
bijkomende selectiecriteria opgesteld?<br />
Heeft de BTC PV meegew erkt aan het opstellen van<br />
een eigen selectiestrategie voor het partnerland?<br />
Heeft de Attaché hierbij de BTC/de partner betrokken?<br />
Voert u met de Attaché een dialoog over de selectie<br />
strategie?<br />
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
Attachés 44,4<br />
BTC PV's 35,7<br />
BTC PV's 71,4<br />
Attachés 61,1<br />
BTC PV's 86,7<br />
Diagram 54: betrokkenheid van de attachés, de PV's BTC en het partnerland in de selectiestrategie<br />
(in % van de antwoorden)<br />
ambassade en/of de BTC PV. Om meer kans te maken om van het programma te kunnen<br />
genieten, moet men dus toegang hebben tot het internet, en die hebben de mensen die<br />
dit programma in theorie beoogt gewoonlijk niet. De ongelijkheid hangt ook af van<br />
demanier waarop de selectie in de verschillende landen gebeurt. Uit onze peer reviews<br />
bleek ook al het volgende: "In sommige gevallen gebeurt de selectie van de microinterventies<br />
in functie van precieze en transparante criteria, en wordt ze herbekeken<br />
door een selectiecomité. In andere gevallen gebeurt de selectie zonder welomschreven<br />
criteria, zonder transparantie en zonder selectiecomité. Dit werkt favoritisme en<br />
cliëntelisme in de hand" 124 . Een groot aantal aanvragen dat afkomstig is van dezelfde<br />
bron, wijst eveneens op een gebrek in de selectieprocedure.<br />
Er schuilt bovendien een zekere tegenstelling tussen het verbod om economisch<br />
winstgevende initiatieven te steunen enerzijds en de behoefte aan duurzaamheid en het<br />
verbod op een louter caritatieve interventie anderzijds. Ondanks de instructies hebben<br />
sommige groepen in bepaalde landen kunnen genieten van een tweede of zelfs derde<br />
financiering in hetzelfde jaar (bijvoorbeeld: Al Quds Universiteit in Palestina) of in<br />
opeenvolgende jaren. Verder hebben ook heel wat tussenpersonen die als "groep met<br />
economische belangen" worden gekwalificeerd, een financiering bekomen. Het aantal<br />
begunstigden is geen selectiecriterium, zoals de analyse van het programma in Senegal<br />
voor de micro-interventies die afliepen in 2007, 2008 en 2009 aantoont. Voor eenzelfde<br />
bedrag kan het aantal begunstigden per micro-interventie variëren van enkele personen<br />
tot meerdere duizenden mensen. (Zie diagram 6, pagina 21)<br />
In sommige landen gebeurt de laatste fase van de selectie op basis van een lokaal<br />
overeengekomen geschreven tekst en wordt er een selectiesysteem 'met punten'<br />
toegepast. Op die manier kan de selectie worden geobjectiveerd en kunnen discussies<br />
tot een minimum worden beperkt. Een goed voorbeeld van dit systeem wordt<br />
beschreven in bijlage 3.<br />
De partnerlanden kunnen dus een specifieke strategie uitwerken door de<br />
ontvankelijkheidscriteria te beperken, eventuele preselectiecriteria vast te leggen en<br />
prioriteiten te bepalen voor de selectie.<br />
De mate waarin een dergelijke strategie is uitgewerkt, verschilt van land tot land, maar<br />
heel wat attachés en BTC PV's zijn overtuigd van het nut ervan.<br />
Om het uitwerken van een selectiestrategie te vereenvoudigen, stellen we de resultaten<br />
van de enquête die werd afgenomen bij de attachés over het relatieve belang van de<br />
verschillende ontvankelijkheids-, preselectie- en selectiecriteria (diagram 55) ter<br />
beschikking van de posten. Het belang dat wordt toegekend aan een bepaald criterium,<br />
wordt niet noodzakelijk weerspiegeld in de realiteit op het terrein. Het duidelijkste<br />
124 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 87 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
voorbeeld daarvan is ongetwijfeld het feit dat de interventie een duurzaam karakter<br />
moet hebben.<br />
De MI moet een locaal initiatief zijn<br />
De MI moet duurzaam zijn<br />
Een groep begunstigden mag slechts één MI krijgen<br />
Thematische concentratie<br />
Uitvoeringstermijn van max. 15 maanden over max 2<br />
calender jaren<br />
Gemakkelijkheid van de opvolging (hoofdstad + nabijheid<br />
belgische aanw ezigheid)<br />
Sectoren en thema's van de 1998 w et<br />
De noodzakelijke middelen voor de MI zijn plaatselijk<br />
beschikbaar<br />
Budget lager dan 12.500€<br />
De MI mag niet puur caritatief zijn<br />
Aard van de doelgroep (vrouw en, geandicapten,<br />
marginalen, straatkinderen)<br />
Eigen inbreng van 20 %<br />
Geografische concentratie in de ISP zone<br />
Aantal begunstigden<br />
Innovatie karakter van het voorstel<br />
Concentratie rond de ISP sectoren<br />
Ervaring en reputatie van de vragende organisatie<br />
Voldoende expertise van de Attaché op het gebied van de<br />
voorstellen<br />
Een enkel MI per ondersteuning organisatie<br />
Officiëel statut van de vragende organisatie<br />
Materiële aard van de MI<br />
De MI is niet gecofinancierd door andere donoren<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 88 / 135<br />
5,9<br />
5,7<br />
6,3<br />
6,2<br />
6,2<br />
6,7<br />
7,3<br />
7,1<br />
7,1<br />
7<br />
7,6<br />
7,6<br />
7,6<br />
7,5<br />
8,1<br />
8<br />
7,9<br />
7,9<br />
7,9<br />
8,2<br />
9,3<br />
0 2 4 6 8 10<br />
Diagram 55: Mate waarin de attachés een bepaald ontvankelijkheids-/selectiecriterium belangrijk<br />
vinden; geklasseerd van prioritair (10) tot 'zelden gebruik' (0)<br />
5.3.5. Selectieprocedure<br />
Wordt de procedure voor selectie en goedkeuring van<br />
de voorstellen zoals vermeld in de ACTT integraal<br />
toegepast?<br />
Is de selectie van de MI onderw orpen aan een<br />
voorafgaand bezoek ter plaatse?<br />
Stopt de semectie w anneer er geen goede voorstellen<br />
meer zijn, zelfs als het budget nog niet is opgebruikt?<br />
0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100<br />
Attachés 52,8<br />
Attachés 50<br />
Attachés 75<br />
BTC PV's 64,3<br />
BTC PV's 57,1<br />
Diagram 56: informatie omtrent de selectieprocedure (in % van de antwoorden)<br />
9
Betrokkenheid van de verschillende partijen bij de selectie:<br />
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
In sommige gevallen beslist de attaché alleen over de uiteindelijke selectie, in andere<br />
gevallen beslissen de attaché en de PV BTC samen, en in nog andere gaat het om een<br />
gezamenlijke beslissing van de attaché, de PV BTC, een vertegenwoordiger van het<br />
partnerland, een vertegenwoordiger van de civiele maatschappij en vertegenwoordigers<br />
van andere donoren die een vergelijkbaar programma hebben.<br />
In de gevallen waarin andere donoren worden uitgenodigd en actief deelnemen, wordt<br />
België ook gevraagd om deel te nemen aan de selectieprocedure van deze laatsten. Deze<br />
werkwijze beperkt het risico op dubbele financiering, maar houdt wel in dat men tijd<br />
moet vrijmaken voor het bestuderen, zelfs al was het maar oppervlakkig, van de<br />
dossiers.<br />
Wanneer men het niet eens wordt, bijvoorbeeld over de relevantie of de<br />
levensvatbaarheid, is het altijd de attaché (het samenwerkingsbureau) die beslist.<br />
Het feit dat de bepalingen van de ACTT inzake selectie niet worden nageleefd, is<br />
hoofdzakelijk toe te schrijven aan:<br />
- vertragingen in de selectieprocedure die zelf soms het gevolg zijn van een<br />
laattijdige ondertekening van die ACTT; en<br />
- het feit dat de Plaatselijke Vertegenwoordiging van de BTC niet of te weinig<br />
betrokken is bij de beslissing rond de ontvankelijkheid en de preselectie. De ACTT<br />
stelt evenwel: "De attaché beslist over de ontvankelijkheid van de voorstellen in<br />
samenspraak met de permanente vertegenwoordiger van de BTC"; "de<br />
ontvankelijke dossiers worden overgemaakt aan de Vertegenwoordiging"; "in<br />
geval van risico kunnen er door de plaatselijke vertegenwoordiger<br />
terreinbezoeken worden gepland"; "er kan gezamenlijk een preselectie worden<br />
gedaan"; "de Attaché en de plaatselijke vertegenwoordiger beslissen over de<br />
selectie... en ondertekenen samen het selectierapport."<br />
In de meeste gevallen wordt er een modus vivendi gevonden voor de verdeling van de<br />
taken. Zelfs al zouden de instructies strikt worden toegepast, dan nog kunnen begrippen<br />
als 'in samenspraak met' en 'gezamenlijke selectie' niet op een eenduidige manier<br />
worden geoperationaliseerd.<br />
De ontvankelijke voorstellen worden slechts in een kleine meerderheid van de landen<br />
bezocht, ofwel gezamenlijk, ofwel apart door de attaché, de PV BTC, de<br />
programmaverantwoordelijke op de ambassade, de programmaverantwoordelijke van de<br />
PV BTC, een junior expert, een medewerker die goed op de hoogte is van de<br />
thematiek,... Wanneer dit niet systematisch gebeurt, worden er bezoeken georganiseerd<br />
in geval van twijfel, ondanks een algemeen positieve indruk, of door de BTC in de<br />
periode tussen de selectie en de ondertekening van de overeenkomst. Het spreekt voor<br />
zich dat de personen die een voorafgaand terreinbezoek uitvoeren een doorslaggevende<br />
invloed hebben op de selectie. De middelen die noodzakelijk zijn voor de<br />
terreinbezoeken, maar ook de mogelijke resultaten van die voorbereidende bezoeken,<br />
beïnvloeden de efficiëntie op zeer verschillende wijze naargelang de aard van de microinterventie<br />
en de kwalificaties van de potentiële begunstigden. In sommige landen<br />
vinden er identificatiebezoeken plaats om contact te leggen met de begunstigde<br />
gemeenschappen met het oog op de definitieve selectie van de dossiers die in<br />
aanmerking komen voor financiering. De beschikbare middelen, als die bestaan, laten<br />
evenwel niet toe om te controleren of de voorgestelde interventie optimaal kan<br />
beantwoorden aan de door de gemeenschappen geformuleerde behoeften, rekening<br />
houdend met de capaciteiten van deze laatsten.<br />
Uit de analyse van de landenrapporten blijkt dat er enkele zeldzame gevallen zijn waarin<br />
een micro-interventie eerst werd goedgekeurd en vervolgens geannuleerd om diverse<br />
redenen (er was ondertussen een andere financiering gevonden, het vereiste zeer<br />
gespecialiseerde personeel was niet meer beschikbaar, er was een groot verschil tussen<br />
wat er werd beschreven in de fondsaanvraag en de realiteit op het terrein,...).<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 89 / 135
5.3.6. Beheer, uitvoering, opvolging en evaluatie<br />
5.3.6.1. Mobilisering van de middelen<br />
De microinterventie heefd al de beloofde fondsen<br />
ontvangen (85 antw oorden)<br />
De promotor van de MI of de begunstigde organisatie<br />
heeft tot de financiëele middelen bijgedragen zoals<br />
voorzien (47 antw oorden)<br />
De begunstigden van de MI hebben tot het uitvoeren<br />
van de activiteiten bijgedragen zoals voorzien (60<br />
antw oorden)<br />
De plaatselijke verantw oordelijke heeft al de fondsen<br />
gebruikt zoals voorzien in het voorstel (good<br />
governance van de lokale partner / heeft geen<br />
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
0 20 40 60 80 100<br />
Diagram 57: mate waarin de verschillende middelen werden geleverd vergeleken met de beloftes<br />
en voorzieningen. (in % van het aantal antwoorden)<br />
Op het vlak van de middelen, blijkt uit diagram 57 hierboven het volgende:<br />
- België stort volledig de beloofde fondsen. In de enkele uitzonderlijke gevallen<br />
waarin niet het volledige bedrag werd gestort, is dit omdat de procedures inzake<br />
rapportage niet werden nageleefd of omdat de micro-interventie niet tot op het<br />
einde werd geïmplementeerd.<br />
- Wat betreft de financiële bijdrage van de promotor of de begunstigde organisatie,<br />
wordt volgens de evaluatoren meer dan 80% van de voorziene bedragen ook<br />
effectief gestort. De micro-interventies die het op dit gebied niet goed doen,<br />
worden hoofdzakelijk geleid door organisaties die hun 'persoonlijke' bijdrage<br />
halen bij een andere donor en niet uit verkoopbare goederen of fondsen die ze<br />
halen uit bijdragen van leden.<br />
- Niet alle micro-interventies lenen zich tot een bijdrage van de begunstigden. Bij<br />
op infrastructuur gerichte micro-interventies bijvoorbeeld, kunnen werkloze<br />
jongeren bijvoorbeeld vrijwillig meewerken als ongeschoolde arbeidskrachten.<br />
Dit geldt evenwel niet voor de bouw van een leslokaal voor jonge blinden. De<br />
evaluatie heeft uitgewezen dat de bijdrage van de begunstigden aan de financiële<br />
middelen zeer approximatief werd vertaald in financiële termen (soms sterk<br />
overschat, soms sterk onderschat).<br />
- Tot slot specialiseren enkele tussenpersonen zich soms in het uitwerken van<br />
voorstellen voor eindbegunstigden, soms zelfs ten gunste van zichzelf. De<br />
evaluatie bevestigt dit maar brengt de praktijk wel terug tot zijn echte (en<br />
beperkte) omvang.<br />
5.3.6.2. Uitvoering van de activiteiten<br />
Uit de evaluatie is gebleken dat de activiteiten die worden voorzien voor een microinterventie<br />
algemeen genomen worden geïmplementeerd 125 . Maar er werden ook kleine<br />
en grote problemen vastgesteld. In sommige micro-interventies werden de activiteiten<br />
wel uitgevoerd maar werd geen bevredigende mate van uitvoering bereikt. Wat betreft<br />
de realisatie van de activiteiten zijn er geen grote verschillen tussen de micro-<br />
125 We hebben geen uitspraak kunnen doen over een aantal micro-interventies die van start zijn gegaan in<br />
2010 en die nog niet beëindigd waren.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 90 / 135<br />
83<br />
86<br />
93<br />
99
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
interventies van materiële aard en de micro-interventies van immateriële aard: de<br />
materialen worden geleverd, de uitrusting wordt aangekocht, de opleidingen,<br />
evenementen, seminaries worden georganiseerd, diverse diensten worden geleverd,...<br />
100,0<br />
80,0<br />
60,0<br />
40,0<br />
20,0<br />
0,0<br />
zeer zwak<br />
2,5 3,8 7,5<br />
zwak<br />
matig<br />
voldoende<br />
Diagram 58: indeling van de micro-interventies op basis van de mate waarin de voorziene<br />
5.3.6.3. Beheer<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 91 / 135<br />
12,5<br />
goed<br />
73,8<br />
activiteiten werden gerealiseerd (in % van 80 antwoorden)<br />
Het MIP werd altijd gekenmerkt door een systeem van gezamenlijk beheer door<br />
verschillende partijen, door een decentralisering op het terrein en door een min of meer<br />
ruime flexibiliteit.<br />
Het MIP wordt beheerd op de zetel van de BTC in Brussel door een voltijdse<br />
medewerker. De dossierverantwoordelijke van de DG-D is vooral betrokken bij de<br />
behandeling van de jaarlijkse conventie tot tenuitvoerlegging en bij de controle op de<br />
naleving van deze overeenkomst door de betrokken partijen.<br />
De antwoorden op de vragenlijsten die naar de mensen op het terrein werden gestuurd,<br />
bevestigen dat de uitvoering vooral de bevoegdheid is van de BTC, hoewel de attachés<br />
soms betrokken worden en in sommige landen uitsluitend in zaken die politiek gevoelig<br />
liggen of in de controlebezoeken.<br />
Zoals we al enkele malen aanhaalden in dit rapport wijzen zowel de attachés als de PV<br />
BTC systematisch op het gebrek aan middelen, zowel voor de voorbereiding als voor de<br />
begeleiding, opvolging, controle, rapportage en evaluatie. De terreinmissies hebben een<br />
bijkomend probleem aan het licht gebracht, met name dat wanneer er menselijke<br />
middelen (duur wat betreft de loonkost) aanwezig zijn op de ambassade en/of de PV<br />
BTC, er geen materiële (voertuigen,...) of financiële middelen (budget voor<br />
missiekosten) zijn om de efficiëntie te optimaliseren.<br />
De onderstaande grafiek geeft bij wijze van voorbeeld enkele gemiddelde waarden voor<br />
de belangrijkste stappen in de uitvoering van een interventie. Aangezien het aantal<br />
micro-interventies per land sterk varieert, kunnen we uit de gemiddelde tijden die<br />
worden besteed aan het programma enkel afleiden dat de PV BTC er ongeveer tweemaal<br />
zoveel tijd aan besteedt als de ambassade.<br />
De frequentie en de grondigheid van de opvolging variëren sterk van het ene land tot het<br />
andere en/of van de ene donor tot de andere. Er zijn inderdaad landen waar alle microinterventies<br />
systematisch worden bezocht voor en/of tijdens en/of op het einde van de<br />
uitvoering ervan. In andere landen gebeurt de opvolging 'op dossier' en via de<br />
rapportage, vooral financieel, al dan niet aangevuld met foto's van de realisaties.<br />
Zoals we hierboven al schreven, worden het jaarlijkse karakter van de ACTT en het<br />
daaraan gekoppelde budget door bijna iedereen aangehaald als een rem op het goede<br />
beheer van het MIP.
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
Voor de mensen in Brussel die betrokken zijn bij het MIP, gebeurt de uitvoering van het<br />
MIP "zonder al te veel problemen."<br />
Gemiddelde tijd die de Ambassade besteed aan het<br />
programma<br />
Gemiddelde tijd die de BTC plaatselijke<br />
vertegenw oordiging besteed aan het programma<br />
Gemiddelde tijd tussen ontvangst van de selectie PV<br />
en de ondertekening van de (eerste) contracten<br />
Gemiddelde tijd noodzakelijk voor de ondertekening<br />
van al de contracten van het eerste selectie PV<br />
Gemiddelde tijd tussen de ondertekening van het<br />
contract en het storten van de eerste schijf<br />
Gemiddelde tijd tussen aanvraag volgende schijven<br />
en het storten daarvan<br />
0 20 40 60 80 100 120<br />
Ambassade 67<br />
28 dagen<br />
45 dagen<br />
11,6 dagen<br />
22 dagen<br />
BTC PV 111 dagen<br />
Diagram 59: Gemiddelde tijd besteed aan het MIP (in personen x dagen) en de uitvoering van<br />
Wordt het aantal of het budget voor de MI aangepast<br />
aan de beschikbare middelen binnen de Ambassade /<br />
de BTC plaatselijke vertegenw oordiging?<br />
Is de attaché op het ene of op het andere manier<br />
betrokken bij het uitvoeren van de MI ?<br />
Is het ondertekenen van de conventie afhankelijk van<br />
een voorafgaand bezoek ter plaatse ?<br />
Zijn regelmatige bezoeken systematisch voorzien<br />
tijdens de uitvoering ?<br />
Hebben jullie op locaal niveau en specifiek voor het<br />
partnerland, een opvolgings handleiding en op te<br />
volgen principes opgesteld ?<br />
Is de rapportage procedure, zoals beschreven in de<br />
ACTT integraal toegepast ?<br />
bepaalde fasen (in kalenderdagen)<br />
0 20 40 60 80 100<br />
Attachés 38,9<br />
BTC PV 14,3<br />
Attachés 40<br />
BTC PV 50,6<br />
BTC PV 21,4<br />
BTC PV 78,6<br />
Attachés 64,3<br />
BTC PV 100<br />
Diagram 60: Informatie over het beheer, de uitvoering, de opvolging en de evaluatie van het<br />
programma (in % van de antwoorden)<br />
Op de DG-D zijn de activiteiten met betrekking tot het programma eerder beperkt en<br />
toegespitst op de jaarlijkse ACTT. Deze overeenkomst wordt trouwens vaak met<br />
vertraging ondertekend. De jaarlijkse rapportage die door de overeenkomst wordt<br />
voorzien, wordt tijdig overgemaakt aan de DG-D, maar wordt daarna niet echt gebruikt.<br />
Ze wordt niet gelezen en rechtstreeks geklasseerd. Het rapport mag dan al volledig aan<br />
de bepalingen van de ACTT voldoen, het strategische nut ervan is eerder beperkt of zelfs<br />
onbestaand.<br />
Het gebrek aan middelen voor het beheer van de fondsen voor microprojecten is een<br />
constante bij alle gecontacteerde donoren, maar is wel duidelijker bij sommigen dan bij<br />
anderen. Canada bijvoorbeeld, besteedt toch 15 procent van het budget aan de<br />
aspecten identificatie, opvolging en evaluatie. Om het gebrek aan middelen op te<br />
vangen, maken diverse programma's die in de benchmarking werden bestudeerd,<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 92 / 135
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
gebruik van trucs: ze beperken zich tot gebieden dicht bij de hoofdstad, beperken de<br />
financiering tot eenvoudige activiteiten zonder groot fiduciair risico, houden het aantal<br />
interventies zeer laag,...<br />
5.3.6.4. Technische fiche<br />
De technische projectfiches worden niet in alle landen gebruikt.<br />
De analyse van de individuele rapporten maar vooral de studie van de dossiers in de 6<br />
bezochte landen tonen aan dat de voorstellen niet worden uitgewerkt aan de hand van<br />
de DIP-methode, maar eerder via een 'omgekeerde' interventielogica die vertrekt van<br />
een beschikbaar bedrag (vaak het maximum) om zo tot de activiteiten en de<br />
productiemiddelen te komen.<br />
De standaardformulieren die de aanvragers moeten indienen (zie bijlage 11) bevatten<br />
wel de nuttige rubrieken (algemene doelstelling, specifieke doelstelling, resultaten,<br />
activiteiten...) met uitleg over deze termen, maar we kunnen alleen maar vaststellen dat<br />
deze 'vakken' vaak zonder veel nadenken worden ingevuld. Bovendien worden deze<br />
standaardformulieren niet in alle landen gebruikt.<br />
De BTC speelt bij het opstellen van het 'FTD' vaak een grotere rol dan voorzien in de<br />
ACTT. De eerste versie die naar de attaché wordt gestuurd, wordt vaak aangevuld door<br />
de PV BTC om tot een beter realiseerbaar project te komen. Dit is uiteindelijk niet meer<br />
dan logisch in die zin dat de BTC daarna zal instaan voor het beheer van de uitvoering.<br />
Het is tot slot de overeenkomst die tussen de BTC en de begunstigde vereniging wordt<br />
ondertekend, die de enige echte te volgen technische en financiële elementen bevat.<br />
5.3.6.5. Opvolging<br />
In de praktijk gebeurt de opvolging in alle landen op een andere manier, aangezien het<br />
gedecentraliseerde beheer van het programma, de teksten en de principes een grote<br />
flexibiliteit mogelijk maken.<br />
We zagen al (onder punten 4.2. en 4.3.) dat de opvolging een invloed had op de<br />
doeltreffendheid.<br />
De boekhoudkundige verantwoording van de uitgaven krijgt voorrang omdat met de<br />
normale werkingsbudgetten enkel de boekhoudkundige opvolging wordt gedekt 126 . We<br />
stellen vast dat het goed werd aangekocht, de dienst werd geleverd en de<br />
boekhoudkundige stukken kloppen. Er lijkt een zeker verband te bestaan tussen het<br />
aantal keren dat een micro-interventie wordt bezocht en de nabijheid van de zetel van<br />
de ambassade en de PV BTC 127 .<br />
In sommige landen waar het jaarlijkse aantal micro-interventies rond de 10 schommelt,<br />
werden er toch inspanningen geleverd ondanks de weinige middelen die beschikbaar zijn<br />
voor een kwalitatieve opvolging van de interventies. In ten minste één land werden alle<br />
micro-interventies minstens eenmaal per jaar bezocht. In andere landen, met name in<br />
de DRC die een enorme oppervlakte heeft en waar er geregeld een honderdtal microinterventies<br />
per jaar zijn, is een dergelijke opvolging uiteraard onmogelijk.<br />
126 Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP), vzw COTA, Bruno Kervyn, Monique Munting; 2008.<br />
127 Meerdere vermeldingen in de rapporten: "Dit MIP werd bezocht omdat het dicht bij... ligt". Met daarbij<br />
vermeld dan de naam van de hoofdstad.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 93 / 135
5.3.6.6. Rapportage van de BTC aan de DG-D<br />
Evaluatie van de strategieën en processen<br />
De rapportageprocedure wordt beschreven in punt 2.6.6, pagina 35, en in bijlage 8<br />
wordt een afzonderlijke beoordeling van de rapporten met betrekking tot de<br />
programma's in elk land gegeven.<br />
Naargelang het land en de verantwoordelijken in dat land, bevat het beschrijvende<br />
gedeelte al dan niet enkele indicaties over de naam van de tussenorganisatie, de plaats<br />
waar de micro-interventie gebeurt, de totale kosten, de bijdrage van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking, het aantal en de aard van de begunstigden, de sector, de<br />
doelstelling(en), het percentage vrouwen onder de begunstigden...<br />
Wanneer de doelstellingen al worden vermeld, zijn ze niet duidelijk en worden ze vaak<br />
uitgedrukt in termen van activiteiten. Een voorbeeld: de doelstelling is om een klaslokaal<br />
te bouwen, niet om opgeleide kinderen te krijgen.<br />
Het is ook duidelijk dat er maar heel weinig tijd wordt besteed aan het opstellen van die<br />
rapporten. Zo bevatten rapporten bijvoorbeeld delen die volledig zijn gekopieerd van de<br />
voorgaande jaren, zijn ze niet volledig en zijn ze systematisch niet ondertekend. Dit<br />
toont aan dat de rapportage wordt gezien als een administratieve verplichting maar ook<br />
dat er gewoonlijk weinig feedback komt van de attachés en de verantwoordelijken op de<br />
zetels van de DG-D en de BTC, en dat er gewoonlijk eerder weinig belang wordt gehecht<br />
aan deze eventuele feedback en het programma.<br />
We kunnen stellen dat de informatie in de rapporten van de BTC algemeen genomen<br />
lacunes bevat (zij het dat die verschillen van land tot land en van de ene PV BTC tot de<br />
andere in eenzelfde land). In sommige landen merkten we dat er pogingen werden<br />
ondernomen om de rapportage te verbeteren: volledigere individuele rapporten,<br />
inplantingskaart (eveneens ten opzichte van de gebieden van het ISP), duidelijk<br />
gedefinieerde doelstellingen,...<br />
5.3.6.7. Capaciteitsopbouw<br />
Ter herinnering is sinds 2009 "een deel van het budget, dat niet meer bedraagt dan 5%<br />
van het totale jaarbudget, lokaal beschikbaar voor de opleiding van de begunstigden met<br />
name om de kwaliteit en de duurzaamheid te verbeteren en de capaciteiten van de<br />
doelgroepen te versterken"<br />
Dit budget wordt soms gebruikt om het gebrek aan middelen die nodig zijn voor de<br />
opvolging, te verhelpen. In andere landen werd deze bepaling nooit toegepast.<br />
5.3.6.8. Evaluatie<br />
Iedereen lijkt het erover eens dat de evaluatie van het MIP als programma en als<br />
instrument de verantwoordelijkheid is van de Staat.<br />
Het evaluatierapport (COTA, 2008) werd door meerdere personen van de DG-D en de<br />
BTC gelezen, maar volgens heel wat respondenten werd er maar weinig gevolg gegeven<br />
aan de aanbevelingen of zijn die gevolgen onbekend.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 94 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
6. Conclusies en meningen over de toekomst van<br />
het programma<br />
6.1. Conclusies<br />
6.1.1. Wettelijk en regelgevend kader<br />
Het wettelijke en regelgevende kader is incoherent. Het is verdeeld over meerdere<br />
teksten die werden geschreven in een periode van meer dan 10 jaar en die bestemd zijn<br />
voor verschillende gebruikers. De teksten bevatten elementen die vatbaar zijn voor<br />
interpretatie en elkaar soms tegenspreken, en leggen voor sommige procedures<br />
deadlines op die moeilijk of helemaal niet haalbaar zijn. De ACTT is de meest bekende<br />
en gebruikte tekst, maar het is op z'n minst verrassend dat er meermaals extra<br />
reglementeringen werden opgelegd zonder dat er enige orde werd gecreëerd.<br />
De koppeling van het MIP aan artikel 5 van de wet op de BTC (directe bilaterale<br />
samenwerking) is zuiver arbitrair. Het MIP vormt niet het voorwerp van een<br />
overeenkomst tussen Staten. Doordat het MIP de voorbije jaren werd ingeschreven in<br />
het ISP, wordt het programma nog meer in een keurslijf gedwongen.<br />
Met het MIP zoals dat nu is opgesteld, kan er geen precieze doelgroep worden<br />
afgebakend. Ook andere programma’s (NGO, directe financiering van de civiele<br />
maatschappij, bilaterale projecten ter ondersteuning van lokale initiatieven en<br />
gemeenschapsontwikkeling) zijn gericht op de versterking van de lokale<br />
gemeenschappen.<br />
6.1.2. Strategie<br />
De strategie van het MIP zoals die is beschreven in de ACTT's van de voorbije 5<br />
jaar, vertoont een gebrek aan 'logica'. De elementen waaruit ze is opgebouwd<br />
(algemene doelstelling, specifieke doelstelling, en tussentijdse resultaten) werden niet<br />
vertaald in SMART-termen en de oorzakelijke verbanden tussen de verschillende<br />
elementen zijn zwak.<br />
Zowel in de ACTT's van de voorbije jaren, de instructie van S.S. Boutmans of de<br />
verklarende nota voor het budget van de Staat worden de vermelde doelstellingen op<br />
zeer algemene wijze beschreven, uitermate ambitieus en totaal niet in<br />
overeenstemming met de benadering van het programma en de beschikbare<br />
middelen voor de uitvoering ervan in de realiteit. Het is een illusie om te denken<br />
dat deze doelstellingen ooit kunnen worden bereikt met de middelen die op dit moment<br />
zijn voorbehouden voor het programma, via een benadering met kleine, gerichte<br />
interventies en gebruik makend van het huidige wettelijke en regelgevende kader. De<br />
doelstellingen worden bovendien niet expliciet voortgezet. Het MIP is geen<br />
programma dat continuïteit beoogt; het is eerder een gedecentraliseerd<br />
instrument voor de financiering van kleine, gerichte interventies.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 95 / 135
6.1.3. Relevantie<br />
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
De evaluatoren zijn niet van mening dat het MIP relevant is op het gebied van<br />
ontwikkelingshulp. Het is niet ingebed in de prioriteiten van het partnerland en<br />
beantwoordt niet aan een strategische benadering, noch vanwege de partner, noch<br />
vanwege de Belgische ontwikkelingssamenwerking. Door zijn werking op basis van een<br />
eenmalige subsidie zonder enige andere dan administratieve begeleiding, gaat het<br />
voorbij aan elementen zoals duurzaamheid en partnerschap die inherent zijn aan elk<br />
ontwikkelingsproces. Bovendien is het moeilijk in te passen in de nieuwe<br />
hulpmodellen, met name de millenniumdoelstellingen, de Verklaring van Parijs, de<br />
sectorale benadering en de Europese consensus over ontwikkelingssamenwerking.<br />
Op het niveau van de individuele interventies is het MIP echter een zeer flexibel<br />
instrument waarmee snel en op een soepele en gerichte manier kan worden ingegrepen<br />
om op kleine schaal reële problemen op te lossen die soms niet of slechts moeilijk<br />
andere financieringsbronnen zouden kunnen vinden. Het programma maakt het mogelijk<br />
om rechtstreeks een antwoord te bieden op het/de vastgestelde proble(e)m(en) of om<br />
aanvragen van begunstigden snel te financieren.<br />
Voor sommige ambassades vormt het MIP ook een goed middel om in contact te komen<br />
met de realiteit op het terrein. Zoals de programma's voor kleine ambassadeprojecten<br />
van andere donoren, heeft het MIP een logica die gericht is op het behalen van directe<br />
resultaten.<br />
Het heeft meer weg van vrijgevigheid dan van ontwikkelingshulp.<br />
De begunstigden van de micro-interventies worden geval per geval gedefinieerd. Ze<br />
worden geselecteerd op basis van zeer variabele criteria en behoren niet altijd tot de<br />
minder begunstigde lagen van de bevolking.<br />
Dit neemt niet weg dat het MIP een relatief hoog aantal begunstigden kan bereiken.<br />
In de meeste gevallen beantwoorden micro-interventies aan de verwachtingen van de<br />
begunstigden. Ze komen vooral tegemoet aan hun directe behoeften aan middelen en<br />
materiaal. Toch ontbreekt er bijna altijd een visie op middellange en lange termijn. Het<br />
probleem dat wordt opgelost is niet noodzakelijk het dringendste of belangrijkste van de<br />
begunstigde gemeenschap.<br />
In de overgrote meerderheid van de gevallen krijgen de begunstigden toegang tot de<br />
financiering van een micro-interventie via een lokale tussenpersoon die een<br />
financieringsvoorstel in gepaste bewoordingen kan schrijven en die over de nodige<br />
communicatiemiddelen (internet) en contacten met de Belgische ambassade beschikt.<br />
Het begrip oneerlijke concurrentie (die de micro-interventies moeten voorkomen) is<br />
slecht gedefinieerd en wordt niet in alle posten op dezelfde manier geïnterpreteerd. Het<br />
zijn vaak de personen of groepen die al deel uitmaken van het "systeem" die effectief<br />
van de subsidie genieten.<br />
Heel wat micro-interventies nemen op zeer kleine schaal de taken en<br />
verantwoordelijkheden over die normaal voor rekening van het partnerland zijn.<br />
6.1.4. Doeltreffendheid<br />
Op het niveau van het Programma bereikt het MIP slechts gedeeltelijk het<br />
beoogde doelpubliek, met name de basisgemeenschappen. De resultaten bereiken<br />
enkel de rechtstreeks begunstigde groep en diens directe omgeving.<br />
De zichtbaarheid van België en het gebruik van het MIP voor PR-doeleinden worden door<br />
sommige gesprekspartners, vooral binnen de Belgische ambassades, als heel belangrijk<br />
bestempeld. Bij de beoordeling werd overigens vastgesteld dat de micro-interventies die<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 96 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
gericht zijn op PR of zichtbaarheid wat betreft de bereikte resultaten niet minder<br />
doeltreffend zijn dan de andere. Ze worden meestal uitgevoerd door vertrouwde<br />
personen of instanties, wat het fiduciaire risico beperkt.<br />
Zowel in partnerlanden met een groter budget als in minder bevolkte landen en zelfs in<br />
het kleinste land zijn de resultaten van het MIP op nationale schaal niet meer dan een<br />
druppel water op een hete plaat. De resultaten, die uiteraard waardevol zijn voor de<br />
begunstigden, volstaan niet om een synergie of multiplicatoreffect teweeg te brengen.<br />
Als we naar de afzonderlijke micro-interventies kijken, stellen we vast dat de overgrote<br />
meerderheid de directe resultaten (output) die voorzien waren, bereikt. Dit kan worden<br />
verklaard door het feit dat het doel van de micro-interventies vaak bestaat in de<br />
aankoop van materiaal en/of apparatuur, of in het uitvoeren van activiteiten.<br />
Aangezien de resultaten op middellange termijn (outcomes) van de micro-interventies<br />
nagenoeg nooit worden gedefinieerd, kunnen we geen objectieve conclusies trekken over<br />
de mate waarin deze worden bereikt.<br />
Vaak volstaat de Belgische steun via een micro-interventie niet om de door het<br />
financieringsvoorstel beoogde problemen definitief op te lossen. Men creëert geen<br />
maatschappelijk draagvlak met one-shot financieringen zonder begeleiding.<br />
Het aandeel van de micro-interventies die exclusief of sterk gericht zijn op vrouwen of<br />
meisjes is de voorbije 2 jaar (2008-2010) sterk toegenomen. Toch zijn er maar heel<br />
weinig micro-interventies die het economische en/of sociale statuut van de vrouwen echt<br />
verbeteren.<br />
6.1.5. Efficiëntie<br />
Het is niet bewezen dat het MIP in zijn geheel minder efficiënt is dan een traditioneel<br />
project dat over eenzelfde budget beschikt, hoewel velen denken dat dit wel zo is.<br />
De evaluatie heeft aangetoond dat de efficiëntie van het MIP zou kunnen<br />
worden verbeterd, met name door een betere taakverdeling tussen de verschillende<br />
actoren, door betere strategische keuzes op het vlak van de ontvankelijkheids- en<br />
selectiecriteria en door de sectorale, thematische en geografische ambities en de<br />
nagestreefde resultaten beter af te stemmen op de beschikbare materiële en menselijke<br />
middelen.<br />
Hoewel het logisch lijkt dat een verhoging van de middelen voor het MIP de<br />
doeltreffendheid ervan zou verbeteren, is niet bewezen dat dit ook de efficiëntie<br />
(uitgedrukt in de kosten-/resultatenverhouding) ten goede zou komen.<br />
De efficiëntie van de afzonderlijke micro-interventies varieert sterk en hangt met<br />
name samen met het aantal begunstigden, het kwalificatieniveau van de doelgroep, de<br />
bijdrage van de begunstigden, een eventuele medefinanciering door andere donoren, de<br />
aard van de activiteiten en de naleving van de termijnen.<br />
6.1.6. Duurzaamheid<br />
Het criterium duurzaamheid kan enkel redelijkerwijze beoordeeld worden op niveau van<br />
de individuele micro-interventies. Voor 9 op 10 attachés is de mogelijke duurzaamheid<br />
van de micro-interventies een belangrijk selectiecriterium. In werkelijkheid denkt<br />
minder dan de helft van de attachés dat de micro-interventies duurzaam zijn,<br />
en de evaluatoren zijn nog pessimistischer.<br />
Onze enquêtes hebben aangetoond dat minder dan 50 procent van de micro-interventies<br />
financieel levensvatbaar zijn op termijn en maatregelen hebben genomen om het<br />
materiële en menselijke kapitaal te behouden.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 97 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
Eveneens in minder dan 50 procent van de gevallen, wordt datgene wat met behulp van<br />
de micro-interventie werd gerealiseerd op zekere wijze gebruikt.<br />
Meer dan 80% van de bezochte verenigingen hebben de intentie om naar een andere<br />
financiering op zoek te gaan bij België of een andere donor. Hieruit leiden we af dat de<br />
door de micro-interventie geleverde interventie dus niet volstond. Om duurzame<br />
resultaten te bereiken is een grotere (budgettair gezien), meer regelmatige en langere<br />
steun nodig.<br />
6.1.7. Impact<br />
De impact wordt heel algemeen genomen beschouwd in termen van resultaten op lange<br />
termijn, mate waarin de algemene doelstelling wordt gerealiseerd en de veranderingen<br />
in de gemeenschap waarbinnen de interventie heeft plaatsgevonden<br />
Het MIP werd niet ontwikkeld om een verregaande sociale impact te realiseren.<br />
Aangezien de beoogde doelstellingen totaal niet in verhouding staan tot de<br />
beschikbare middelen, heeft het MIP geen of maar heel weinig impact wat betreft het<br />
terugdringen van de armoede, verbetering van de economische, sociale en culturele<br />
situatie, autonomie van de basisorganisaties, versterking van de rechtstaat en<br />
versterking van de civiele maatschappij of de democratie. Het bevorderen van het<br />
respect voor de menselijke waardigheid en de mensenrechten, met name via de strijd<br />
tegen elke vorm van discriminatie op sociale, etnische, religieuze, filosofische of<br />
gendergerelateerde gronden, valt eveneens volledig buiten het terrein van de microinterventies<br />
en de ambities op dit vlak zijn niet realistisch.<br />
Op basis van de vaststellingen tijdens onze terreinmissies zijn we van oordeel dat een<br />
klein aantal micro-interventies de levensomstandigheden van de begunstigden en hun<br />
directe omgeving duidelijk op een duurzame manier verbetert.<br />
6.1.8. Coherentie, coördinatie en complementariteit<br />
Het MIP is maar weinig coherent met het beleid van de partnerlanden, in die zin dat de<br />
programmering niet gebeurt op basis van een analyse van de sectoren waar de Staat<br />
actief is en de sectoren waar de Staat maar moeilijk een sociaal vangnet voor de meest<br />
achtergestelde groepen kan ontwikkelen. Dit staat een echte complementariteit in de<br />
weg en verhoogt het risico dat het MIP de rol inneemt die normaal voor het partnerland<br />
is voorzien. In de praktijk nemen heel wat micro-interventies de normale rol van de<br />
overheid volledig of gedeeltelijk over 128 .<br />
Het MIP is in hoofdzaak een Belgisch programma. Het overleg met het partnerland is<br />
heel beperkt.<br />
Met uitzondering van de culturele mainstreaming die door de ACTT wordt opgelegd, is<br />
het MIP coherent met het Belgische beleid inzake ontwikkelingssamenwerking.<br />
Het programma volgt, althans op papier, geografisch, sectoraal en thematisch de grote<br />
assen die in de wet worden gedefinieerd.<br />
We moeten hier opmerken dat de Belgische ontwikkelingssamenwerking beschikt over<br />
een ander instrument voor de directe financiering van de civiele maatschappij. De<br />
128 We hebben het hier bijvoorbeeld over micro-interventies voor de bouw en/of<br />
inrichting van een klaslokaal of een polikliniek waarbij de volledige bevolking gebaat is.<br />
We hebben het hier niet over micro-interventies van sociale aard ten gunste van<br />
achtergestelde groepen voor wie een zekere overname van de rol van de staat<br />
gerechtvaardigd is.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 98 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
uitvoeringswijze en het financieringsniveau hiervan verschillen echter grondig van die<br />
van het MIP.<br />
De evaluatoren hebben maar weinig coherentie met de prioriteiten van het ISP<br />
vastgesteld, en nagenoeg geen coördinatie met de bilaterale projecten van het ISP.<br />
Bovendien dwingt de inschrijving van het MIP in het ISP met de beschrijving van de<br />
procedures en de vastlegging van een budget het MIP veeleer in een keurslijf dan in een<br />
kader.<br />
Alle donoren die over een instrument beschikken dat vergelijkbaar is met het MIP,<br />
hebben gelijkaardige doelstellingen die gericht zijn op een duurzame menselijke<br />
ontwikkeling, op het verbeteren van de levensomstandigheden en het bestrijden van de<br />
armoede. De meeste van deze donoren beschouwen deze 'lokale fondsen' als een<br />
domein waarover de ambassade exclusief kan beslissen. De ambassades van diverse<br />
andere donoren beheren een klein programma van minder dan tien projecten per jaar.<br />
Het Belgische MIP staat iets meer open voor de Staat en de civiele maatschappij van<br />
bepaalde partnerlanden dan de programma's van andere donoren. De onderlinge<br />
coördinatie ter zake tussen de donoren verschilt sterk van land tot land en gebeurt vaak<br />
op een informele manier. Ze gaat zelden verder dan een uitwisseling van informatie met<br />
als grootste bezorgdheid het vermijden van dubbele financieringen.<br />
6.1.9. Procedures<br />
We hebben al gezien dat het wettelijke en regelgevende kader diverse bepalingen bevat<br />
die elkaar tegenspreken of onmogelijk kunnen worden gerealiseerd binnen de opgelegde<br />
termijnen. De procedures worden dus enkel 'in de mate van het mogelijke' toegepast,<br />
wat de flexibiliteit van het gedecentraliseerde programma nog vergroot.<br />
Het feit dat dit programma in grote mate gedecentraliseerd is, resulteert in een kloof<br />
tussen het terrein en Brussel. De verschillen in opvatting tussen de attaché en de PV BTC<br />
zijn gewoonlijk beperkt, logisch en duidelijk te verklaren. Er worden reële inspanningen<br />
geleverd - zij het niet systematisch - om de procedures te verbeteren en rationaliseren:<br />
opleidingen, coördinatievergaderingen, toepassing van aanbevelingen uit eerdere<br />
evaluaties, zoeken naar synergieën met het bilaterale programma, coördinatie met<br />
andere donoren,...<br />
De jaarlijkse begrotingsprogrammering per land bouwt niet voort op een<br />
interventielogica maar vloeit eerder voort uit een beheer dat gericht is op de beschikbare<br />
middelen. Er gebeuren overdrachten van de ene ACTT naar de andere, wat de<br />
doeltreffendheid en efficiëntie niet noodzakelijk ten goede komt.<br />
De selectie van de micro-interventies lijdt onder diverse grote problemen, met name:<br />
- het grote aantal aanvragen,<br />
- de lage kwaliteit van de financieringsvoorstellen,<br />
- het gebrek aan middelen om een 'ex-ante' screening uit te voeren, en<br />
- het feit dat maar zeer weinig posten een echte selectiestrategie hebben die is<br />
gebaseerd op vooraf bepaalde, geharmoniseerde, gerichte en objectieve<br />
ontvankelijkheids- en selectiecriteria.<br />
- De voorziene middelen voor het beheer van het MIP in de partnerlanden volstaan<br />
niet voor de opvolging en begeleiding van de zwakste en meest kwetsbare<br />
groepen.<br />
Daarentegen is voor de micro-interventies die worden gesuperviseerd door een<br />
tussenorganisatie (of zelfs een erkend vertrouwenspersoon) maar weinig of helemaal<br />
geen opvolging nodig.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 99 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
Bij gebrek aan middelen krijgen de boekhoudkundige opvolging en rapportage voorrang<br />
op de opvolging van de activiteiten en de resultaten.<br />
De narratieve rapportage door de begunstigde organisaties aan de BTC, en door de BTC<br />
aan de Belgische Staat, beantwoordt aan wat wordt voorgeschreven in de ACTT, maar<br />
maakt geen strategische sturing van het MIP mogelijk.<br />
6.2. Meningen van de verschillende actoren over de<br />
toekomst van het MIP<br />
Onvoorw aardelijk voortzetting<br />
van het MIP ( ja exclusief)<br />
Het is te vroeg om zich voor<br />
het behoud uit te spreken<br />
Behoud van het MIP maar<br />
verbeteringen zijn mogelijk<br />
Behoud van het MIP op<br />
voorw aarde van<br />
veranderingen<br />
Afschaffen van het MIP tenzij<br />
er verbeteringen komen<br />
Onvoorw aardelijk afschaffen<br />
van het MIP (ja exclusief)<br />
De bilaterale verankering<br />
versterken en het MIP binnen<br />
het ISP inschrijven<br />
Fusie van het MIP met andere<br />
instrumenten van de<br />
Belgische samenw erking<br />
Fusie van het MIP met het<br />
programma van steun aan de<br />
civiele maatschappij<br />
Integratie in locale<br />
ontw ikkelingsstrategieën<br />
Meer betrokkenheid van de<br />
Belgische / locale NGO's bij<br />
de uitvoering<br />
0 20 40 60 80 100<br />
CTB PV's 0<br />
CTB PV's 6,7<br />
Attachés 8,3<br />
CTB PV's 6,7<br />
Attachés 16,7<br />
CTB PV's 0<br />
Attachés 20<br />
Attachés 12,5<br />
Attachés 33,5<br />
CTB PV's 14,3<br />
Attachés 12,5<br />
Attachés 37,5<br />
CTB PV's 57,1<br />
CTB PV's 61,5<br />
CTB PV's 46,7<br />
CTB PV's 60<br />
Attachés 59,1<br />
Attachés 70,8<br />
CTB PV's 93,3<br />
Diagram 61: meningen van de attachés en de PV's BTC over de toekomst van het programma (in %<br />
van de antwoorden)<br />
In Brussel blijkt uit de interviews dat er bij de DG-D, inclusief bij de attachés die tijdelijk<br />
op de zetel werkzaam zijn, maar in mindere mate ook bij de BTC, heel wat voorstanders<br />
zijn van een stopzetting van het programma. Ze zijn die mening vooral toegedaan<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 100 / 135
Conclusies en meningen over de toekomst<br />
omwille van het relatief hoge prijskaartje van het programma. Er zou dan kunnen<br />
worden gedacht aan een verschuiving van het budget van de MIP's naar het<br />
financieringsprogramma voor de organisaties uit de civiele maatschappij.<br />
De voorstanders van een voortzetting van het programma halen als rechtvaardiging voor<br />
hun mening het specifieke karakter van het MIP en de relatieve voordelen ervan aan.<br />
Sommigen benadrukken dat een MIP niet in alle partnerlanden kan worden gemotiveerd<br />
en dat het eerder geval per geval zou moeten worden bekeken. Volgens hen moeten er<br />
geen MIP's worden opgezet in landen waar de noodzaak of het nut ervan niet is<br />
bewezen.<br />
Op het terrein troffen we maar weinig voorstanders van een afschaffing van het<br />
programma aan, maar er zijn er ook maar weinig die een voortzetting van het MIP in zijn<br />
huidige vorm willen. De overgrote meerderheid van de attachés en de BTC PV's willen<br />
dat het programma wordt behouden, maar dan met kleine of grotere aanpassingen.<br />
Er is daarentegen niemand (ook niet in Brussel) die te vinden is voor een fusie van het<br />
MIP met het financieringsprogramma van de organisaties van de civiele maatschappij.<br />
Als een dergelijke fusie toch zou worden overwogen, zou de uitvoering van het<br />
programma volledig moeten worden gedelegeerd, ofwel aan de BTC, ofwel eventueel aan<br />
de lokale of Belgische NGO's ter plaatse.<br />
Tot slot toont diagram 61 ook dat er binnen de BTC relatief gezien meer voorstanders te<br />
vinden zijn voor een bilaterale verankering dan binnen de DG-D om redenen van<br />
relevantie en efficiëntie.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 101 / 135
Opties en aanbevelingen<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 102 / 135
7. Opties en aanbevelingen<br />
Opties en aanbevelingen<br />
We hebben er van bij het opstartverslag voor gekozen om het programma en het<br />
instrument te evalueren op basis van verschillende mogelijke opties voor de toekomst.<br />
We hebben dus rekening gehouden met deze verschillende opties bij het opstellen van<br />
de vragenlijsten die werden gebruikt in Brussel en bij de verschillende terreinmissies.<br />
Op het einde van de procedure lijkt het ons duidelijk dat het behouden van het MIP in<br />
zijn huidige vorm geen optie is, want zoals het gezegde luidt, "je herstelt geen oud<br />
kleed met een nieuwe lap".<br />
- Het micro-interventieprogramma is geen ontwikkelingsprogramma. Het is een<br />
gedecentraliseerd en weinig geformaliseerd instrument dat eerder gerichte steun<br />
levert aan lokale organisaties dan aan basisgroepen.<br />
- Het wettelijke en regelgevende kader van het MIP is totaal incoherent. Dit<br />
kader bestaat uit diverse teksten die niet op elkaar zijn afgestemd en die op<br />
verschillende momenten op verschillende niveaus en door verschillende personen<br />
werden opgesteld. Het bevat tegenstrijdigheden, zowel op wettelijk vlak als op<br />
het vlak van de procedures.<br />
- Het MIP is geen instrument voor gouvernementele samenwerking, noch voor<br />
indirecte samenwerking. De koppeling van het MIP aan artikel 5 van de wet op de<br />
BTC is zuiver arbitrair. Het feit dat het MIP door deze koppeling aan artikel 5<br />
steeds vaker wordt ingeschreven in het ISP (een contractueel document met het<br />
partnerland), ondergraaft de voornaamste kwaliteit ervan, met name zijn<br />
flexibiliteit.<br />
- Meer dan 50% van de gemeenschappen die van een micro-interventie konden<br />
genieten, mag daar dan wel op een of andere manier door versterkt zijn, toch<br />
werd de specifieke doelstelling van het MIP, namelijk "gemeenschappen die zelf<br />
gaan instaan voor hun eigen ontwikkeling" nooit gerealiseerd. In vele gevallen<br />
wordt de specifieke doelstelling van het MIP zelfs niet nagestreefd.<br />
- De geest en de letter van de basisregels van het programma worden naargelang<br />
het land en de verantwoordelijke anders geïnterpreteerd en aangepast. Hoewel<br />
de praktijk in theorie niet is toegelaten, genieten sommige groepen van meerdere<br />
financieringen, van micro-interventies die de concurrentie aantasten, van zuiver<br />
caritatieve micro-interventies en van micro-interventies die vallen onder<br />
sponsoring en mecenaat.<br />
- Het MIP is een programma dat van start is gegaan in een periode waarin elke<br />
donor op eigen houtje handelde. Tegenwoordig kadert het MIP helemaal niet<br />
meer in de nieuwe hulpmodellen, in het bijzonder de Verklaring van Parijs en<br />
de responsabilisering van het partnerland. Ook al wordt het MIP ingeschreven en<br />
beschreven in het ISP, toch is de tussenkomst van het partnerland in het beheer<br />
ervan, slechts minimaal. De prioriteiten van het MIP zijn vaak niet de prioriteiten<br />
van de partner.<br />
- Heel wat micro-interventies nemen de rol van de overheid over met name<br />
in de gezondheidssector (uitrusting van gezondheidscentra), het onderwijs (bouw<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 103 / 135
Opties en aanbevelingen<br />
en uitrusting van klaslokalen) en de sector van de kleine basisinfrastructuur<br />
(bouw van culturele centra) 129 .<br />
De vaststelling dat het MIP onmogelijk in zijn huidige vorm kan worden behouden,<br />
brengt ons tot de volgende aanbevelingen:<br />
A1: 2012 uitroepen tot een overgangsjaar voor het MIP.<br />
A2: Het MIP niet vermelden in het volgende (4 e ) beheerscontract tussen de Belgische<br />
Staat en de BTC.<br />
A3: Het MIP in de toekomst niet meer inschrijven in de indicatieve<br />
samenwerkingsprogramma's.<br />
Aangezien het naar onze mening niet mogelijk is om het programma in zijn<br />
huidige vorm voort te zetten, stellen we de overheid, de Directie-Generaal<br />
Ontwikkelingssamenwerking en de Voorzitter van het Directiecomité van de<br />
BTC voor om 2 mogelijkheden te bekijken die elk worden beargumenteerd met<br />
positieve en negatieve elementen die voortbouwen op deze evaluatie.<br />
7.1. Optie 1:<br />
Zuivere afschaffing van het MIP.<br />
Enkele van de belangrijkste elementen die pleiten voor een afschaffing van het MIP en<br />
die we al hebben vermeld (zie hoger), zijn:<br />
- Het feit dat het MIP geen ontwikkelingsprogramma is,<br />
- Het feit dat het MIP niet binnen de gouvernementele samenwerking noch binnen<br />
de indirecte samenwerking een plaats heeft,<br />
- De incoherentie van het regelgevende kader,<br />
- Het feit dat de specifieke doelstelling van het MIP in vele gevallen niet wordt<br />
nagestreefd. Het feit dat het MIP helemaal niet meer kadert in de nieuwe<br />
hulpmodellen.<br />
- Tot slot het feit dat heel wat micro-interventies de rol van de overheid<br />
overnemen.<br />
Daar komt nog bij<br />
- Dat het MIP niet aansluit bij de geest van de hervorming van de Belgische<br />
ontwikkelingssamenwerking van 1999, die een scheiding beoogde tussen de<br />
ontwerptaken van de DG-D en de uitvoeringstaken van verschillende partners via<br />
een programmagerichte benadering. Het MIP-instrument leent zich namelijk<br />
helemaal niet tot een programmabenadering en de BTC is niet de ideale<br />
uitvoeringspartner voor een programma dat in werkelijkheid helemaal niet<br />
bilateraal is.<br />
- Dat gemeenschapsontwikkeling grotendeels ook de doelstelling is van vele NGO's<br />
die mee gefinancierd worden door België, van het programma voor directe<br />
financiering van de civiele maatschappij, van de samenwerking tussen steden en<br />
gemeenten of van de projecten ter ondersteuning van de decentralisatie. Al die<br />
129 We hebben het hier niet over micro-interventies van sociale aard ten gunste van<br />
achtergestelde groepen voor wie een zekere overname van de rol van de staat<br />
gerechtvaardigd is.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 104 / 135
Opties en aanbevelingen<br />
partners zijn volgens ons beter in staat om met succes bij te dragen tot de<br />
ontwikkeling van basisgemeenschappen.<br />
- Dat we niets objectiefs kunnen zeggen over de resultaten van de microinterventies<br />
op middellange en lange termijn. Als deze resultaten bestaan, is<br />
dat enkel binnen de cirkel van de groep begunstigden en hun directe omgeving.<br />
- Dat de laatste peer review van België door de DAC vermeldt dat de kleine<br />
programma's van het type MIP bijdragen tot de versnippering van de<br />
hulp.<br />
Wanneer wordt gekozen voor de optie 'afschaffing van het MIP', willen we daar de<br />
volgende aanbevelingen bij doen:<br />
A4: De regeringen van de partnerlanden officieel op de hoogte brengen van het<br />
voornemen van België om het instrument af te schaffen.<br />
A5: De wettelijke en regelgevende bepalingen met betrekking tot het programma en het<br />
instrument herroepen.<br />
A6: Voor de landen waarvoor het programma specifiek wordt vermeld in het ISP, het<br />
MIP laten uitdoven op het einde van de looptijd van het ISP of met de betrokken<br />
regeringen een eventuele nieuwe bestemming voor de resterende budgetten bespreken.<br />
A7: Het vastleggen, in nauwe samenspraak met de BTC, van<br />
overgangsmaatregelen om te garanderen dat alle micro-interventies die al het<br />
voorwerp vormen van een overeenkomst met succes kunnen worden afgerond.<br />
7.2. Optie 2:<br />
Een nieuw MIP waarvoor middelen worden voorzien die zijn afgestemd op de beoogde<br />
doelstellingen 130 .<br />
De volgende elementen kunnen worden aangehaald ter ondersteuning van deze optie:<br />
- Het instrument heeft ontegenzeglijk voordelen die geen enkel ander instrument<br />
en geen enkele andere modaliteit heeft: decentralisatie, snelheid, interventie aan<br />
de basis, afbakening van een specifieke doelgroep zoals bijvoorbeeld vrouwen,<br />
ownership en uitvoering door de begunstigden zelf, zichtbaarheid...<br />
- Enkele partnerlanden tonen belangstelling voor het programma en het<br />
instrument. De grote meerderheid van de partnerlanden is het programma niet<br />
kwaadgezind.<br />
Als deze optie wordt weerhouden, willen we de volgende aandachtspunten aanbevelen:<br />
A8: Rekening houden met de conclusies van deze evaluatie en vanaf 2012 dus ook<br />
de formulering van de ACTT van het MIP aanpassen.<br />
A9: Een nieuw regelgevend kader uitwerken. Dit moet een uniek of op z'n minst<br />
een gecoördineerd en coherent instrument worden dat eerst en vooral de oude<br />
voorgaande teksten herroept en dat de wetgeving met betrekking tot de Belgische<br />
Ontwikkelingssamenwerking respecteert. De attachés nauw betrekken bij de uitwerking<br />
van dit kader.<br />
A10: Het facultatieve karakter van het programma en de verplichting om de<br />
noodzaak ervan te rechtvaardigen, behouden.<br />
130 Als deze optie niet wordt weerhouden, direct naar aanbeveling XXX gaan<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 105 / 135
Opties en aanbevelingen<br />
A11: Het gedecentraliseerde karakter van het programma vrijwaren. In Brussel<br />
niet meer dan enkele essentiële bakens en enkele ontvankelijkheids- en/of<br />
uitsluitingscriteria vastleggen. Daarbij is het van belang om de groepen begunstigden<br />
duidelijk te definiëren zodanig dat het programma toegespitst wordt op behoeftige<br />
groepen die niet (of zeer moeilijk) bereikt worden door andere donoren, partners,<br />
samenwerkingsinstrumenten of -vormen en die evenmin kunnen worden bijgestaan in<br />
het kader van de normale rol van het partnerland.<br />
Het aan de attachés overlaten om samen met de Belgische en lokale partners en met de<br />
andere donoren een lokale strategie uit te werken die is aangepast aan de eigenheden<br />
van het instrument, met een interventielogica die rekening houdt met de context en met<br />
specifieke, meetbare, realiseerbare, relevante en in de tijd vastgelegde doelstellingen.<br />
De attaché zelf de uitvoeringspartner laten kiezen in functie van de lokale situatie (BTC,<br />
coalitie van internationale NGO's, andere betrouwbare organisatie die op het terrein<br />
aanwezig is,...)<br />
A12: Het instrument de nodige en voldoende middelen bieden om de beoogde<br />
resultaten te bereiken. Er moet met name op worden toegezien dat de doelgroep van<br />
bij het formuleren van de interventie goed wordt omkaderd.<br />
A13: De individuele opvolging van de micro-interventies toespitsen op het<br />
bereiken van de resultaten en de landenprogramma's (inclusief de rapportage), op<br />
de behoeften inzake strategische sturing.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 106 / 135
8. Management response<br />
8.1. Management Response van BTC<br />
Inleiding<br />
Management response<br />
Eerst en vooral wenst de BTC het team van S4 te danken voor de evaluatie van het<br />
micro-interventieprogramma (MIP). Er werd een indrukwekkende hoeveelheid informatie<br />
verwerkt, wat op zich ook de omvang van het werk tot uitdrukking brengt. De opties die<br />
uit de analyse en de conclusies voortvloeien, worden op duidelijke wijze voorgesteld.<br />
De “management response” van de BTC beperkt zich tot hoofdstuk 7 “Opties en<br />
aanbevelingen” van de evaluatie. We willen ons standpunt geven over elke voorgestelde<br />
optie om zo bij te dragen tot de gedachtewisseling en de besluitvorming over de<br />
voortzetting van het micro-interventieprogramma.<br />
Algemene opmerkingen over het MIP<br />
Het MIP is een atypisch ontwikkelingsinstrument. De evaluatoren merken terecht op dat<br />
het een sterk gedecentraliseerd, weinig geformaliseerd instrument is voor gerichte en<br />
flexibele steun die bedoeld is voor lokale organisaties. De doelstellingen zijn<br />
resultaatgericht in de zin dat de toegekende financieringen in eerste instantie tot doel<br />
hebben de begunstigden te steunen met producten en diensten opdat zij van hun kant<br />
hun ontwikkeling zelf in handen kunnen nemen. Hierin ligt ook het verschil tussen het<br />
MIP en een andere interventie: het is niet de bedoeling de begunstigden te begeleiden<br />
bij de verandering die ze willen inzetten.<br />
De voor optie 1 aangevoerde argumenten voor de afschaffing van het MIP zijn het<br />
overwegen waard, maar moeten wel in hun context worden geplaatst:<br />
- De herziening van het wettelijke en regelgevende kader is nodig met het oog op<br />
een grotere coherentie. Het gaat hier dus om een administratieve formaliteit die<br />
geen invloed heeft op de resultaten van het MIP zelf. Dit mag geen argument zijn<br />
om een einde te stellen aan het programma.<br />
- Aangezien er een intrinsiek verschil is tussen het MIP en een zogenaamd<br />
“klassiek” ontwikkelingsprogramma kan men zich terecht de vraag stellen of een<br />
evaluatie aan de hand van alle DAC-criteria voldoende licht werpt op de<br />
bijzondere kenmerken, voordelen en nadelen van het MIP.<br />
- Het verschil met een klassiek programma verklaart ook waarom het MIP niet<br />
aansluit bij de nieuwe hulpmodellen: een donorstaat kent rechtstreekse steun toe<br />
aan een begunstigde bevolkingsgroep zonder dat de partnerstaat hierbij een<br />
inbreng heeft. Vanwege zijn kleine omvang is het weinig waarschijnlijk dat het<br />
MIP bijdraagt tot de versnippering van de hulp en dat het de rol overneemt van<br />
de overheid. Het is daarentegen wel een instrument waarmee op snelle en<br />
soepele wijze kan worden gehandeld daar waar de overheid bevolkingsgroepen<br />
niet of maar moeilijk bereikt. Het neemt de rol van de overheid niet over, maar<br />
vult deze juist aan. Dat de partnerstaten niet tegen het MIP waren gekant, is daar<br />
een bewijs van. Zelfs als het waar is dat het MIP de rol van de overheid<br />
overneemt, dan nog moet dit argument worden afgezwakt vanwege de geringe<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 107 / 135
Management response<br />
omvang van de financiering die de begunstigde groepen ontvangen en vanwege<br />
de bescheiden doelstellingen die voorop worden gesteld bij de micro-interventies<br />
die via het MIP worden gefinancierd. We zijn dan ook van oordeel dat de “schade”<br />
die het MIP aan de partnerstructuren berokkent, verwaarloosbaar of zelfs<br />
onbestaande is.<br />
- Nu de programma’s steeds meer worden ingepast in een sectorale benadering en<br />
onze interventies bijgevolg steeds vaker beperkt blijven tot het institutionele<br />
niveau van de partners, is het belangrijk een minimale band te bewaren met de<br />
begunstigde bevolking. Deze lokale activiteiten brengen op korte termijn een<br />
dynamiek tot stand in de interventiegebieden en kunnen dan ook een aanvulling<br />
zijn op de meer institutionele interventies met doelstellingen op lange termijn, die<br />
dus minder zichtbaar of “tastbaar” zijn voor de bevolkingsgroepen en de<br />
Belgische belastingbetaler.<br />
- De Belgische samenwerking financiert op federaal of regionaal niveau ook een<br />
reeks andere instrumenten die inderdaad gericht zijn op<br />
gemeenschapsontwikkeling. Het MIP is evenwel een instrument dat de<br />
mogelijkheid biedt een actie te financieren los van de politieke, sociale, culturele,<br />
ideologische of andere affiniteit van de begunstigden. Het volstaat dat zij de<br />
handen in elkaar slaan om samen aan een vastgestelde behoefte te voldoen. Dit<br />
programma vult dus een lacune op in de plaats van de bilaterale of multilaterale<br />
of nog de indirecte samenwerking.<br />
Met betrekking tot de argumenten die voor optie 2 naar voren worden gebracht, willen<br />
we de context schetsen en de volgende aspecten aanhalen:<br />
- De invoering van een nieuw instrument gaat inderdaad gepaard met de<br />
uitwerking van een nieuw reglementair kader waarvoor voldoende middelen<br />
moeten worden uitgetrokken teneinde de beoogde doelstellingen te<br />
verwezenlijken. Naast flexibiliteit en een gedecentraliseerd programma biedt het<br />
MIP de mogelijkheid om innoverende acties te steunen, een lokale dynamiek op<br />
gang te brengen, de meest kwetsbare bevolkingsgroepen te bereiken of ook de<br />
zichtbaarheid van de Belgische samenwerking in de interventiegebieden te<br />
verhogen en “voeling” te houden met de behoeften die de bevolking ervaart. Een<br />
ander argument dat in het voordeel van optie 2 pleit, is dat het MIP de<br />
bevolkingsgroepen de middelen aanreikt om zelf hun ontwikkeling in handen te<br />
nemen, en dit zonder dat ze hierbij slaafs een strakke planning ex ante moeten<br />
volgen. Dit punt is zeer belangrijk in de context van “fragiele staten” of in<br />
“postconflictsituaties”, in situaties dus die belangrijk zijn voor de Belgische<br />
samenwerking.<br />
- We steunen het voorstel om een globaal referentiekader uit te werken met<br />
essentiële bakens en ontvankelijkheids- en/of uitsluitingcriteria.<br />
- We vrezen evenwel dat het uitwerken van een logisch kader op nationaal niveau<br />
een onnodige ballast betekent die de flexibiliteit en diversiteit van het MIP in de<br />
weg staat. Aan de hand van de bakens en ontvankelijkheid-/uitsluitingcriteria<br />
moet het mogelijk zijn de aanvragen afdoend in hun context te plaatsen.<br />
Tegelijkertijd zien we niet goed in hoe het mogelijk is de “behoeften” te plannen<br />
waarop het MIP normaliter gericht is. Als dat de bedoeling is, dan dreigt het MIP<br />
te veranderen in een “klassiek” programma, terwijl het zich nu net hierdoor<br />
onderscheidt dat het dat niet is. We zijn daarentegen ervan overtuigd dat voor<br />
het MIP niet enkel een globaal referentiekader nodig is, maar ook een lokale<br />
strategie die de geografische gebieden, sectoren, communicatiemethoden,<br />
selectiewijzen, enz. beschrijft. Daarnaast moet voor het MIP een eenvoudig<br />
opvolgings- en evaluatiesysteem worden ingesteld teneinde een overzicht te<br />
hebben van de bereikte resultaten en om hieruit de lessen te trekken die dan<br />
weer in de strategie worden verwerkt.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 108 / 135
Management response<br />
- De uitvoering van het MIP verloopt minder vlot vanwege de huidige structurering<br />
van het programma: de jaarlijkse overeenkomst zet een kunstmatig proces in<br />
gang (selectie op een gegeven moment, de grootte van de jaar tot jaar<br />
beschikbare budgetten is niet gekend …). Hieraan kan worden verholpen door het<br />
afsluiten van een meerjarenovereenkomst voor het MIP. Dankzij de stabiliteit die<br />
een meerjarenbudget biedt, is inderdaad een hoge responssnelheid mogelijk en<br />
kunnen de begunstigden snel over de fondsen beschikken.<br />
- Wanneer wordt overwogen om het MIP in het ISP in te bedden, moet een analyse<br />
worden gemaakt van de gevolgen inzake flexibiliteit, aanwezigheid op het terrein<br />
en decentralisatie. We zijn van oordeel dat bij de opname van het MIP in het ISP<br />
al deze voordelen teniet worden gedaan.<br />
- We vinden het weinig doeltreffend om de keuze van de uitvoeringspartner te<br />
laten afhangen van de lokale omstandigheden. Onze ervaring leert dat het MIP<br />
voordelen inhoudt voor de bilaterale Belgische samenwerking die verloren gaan<br />
indien het programma wordt uitbesteed aan een orgaan dat geen deel uitmaakt<br />
van onze samenwerking, zoals de evaluatoren voorstellen. De BTC zal gunstig<br />
reageren op een eventuele vraag van de Belgische Staat om dit programma te<br />
blijven uitvoeren, op voorwaarde dat ze de nodige middelen krijgt om deze<br />
verantwoordelijke taak tot een goed einde te brengen, rekening houdend met de<br />
omvang van de rapportageplicht die de Belgische Staat eist. Het spreekt vanzelf<br />
dat voor een intensievere opvolging en controle van het MIP gepaste middelen<br />
vereist zijn.<br />
Nu blijft de vraag of de Belgische samenwerking nog steeds nood heeft aan een<br />
instrument waarmee ze snel, heel flexibel en met zo weinig mogelijk administratieve en<br />
technische rompslomp kan inspelen op de bescheiden behoeften van de<br />
bevolkingsgroepen in de partnerlanden en of de bevolkingsgroepen er baat bij hebben<br />
toegang te krijgen tot de middelen die met dit soort instrument worden aangereikt, al<br />
dan niet zonder tussenkomst van een publieke of niet-gouvernementele instelling.<br />
Afhankelijk van het antwoord op deze vragen zal het wel of niet mogelijk zijn de<br />
doelstellingen van het MIP opnieuw te bepalen. Als het antwoord positief is, moet het<br />
MIP ongetwijfeld worden herzien en herijkt.<br />
“Je herstelt geen oud kleed met een nieuwe lap”: dat mag wel zo zijn, maar wij scharen<br />
ons niet achter de eerste optie die de algehele afschaffing van het MIP bepleit. De<br />
argumenten die ter ondersteuning van deze optie worden aangevoerd, houden verband<br />
met het kader waaronder het MIP valt. De typische kenmerken van de resultaten die met<br />
het MIP worden bereikt, blijven buiten beschouwing. Wij zijn evenwel van oordeel dat<br />
het MIP in vergelijking met de andere instrumenten van de Belgische samenwerking nog<br />
steeds comparatieve voordelen inhoudt die de moeite waard zijn en dat we niet het kind<br />
met het badwater moeten weggooien.<br />
We zijn uiteraard bereid die gedachtewisseling over de toekomst van het MIP voort te<br />
zetten.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 109 / 135
8.2. Management Respons van DG-D<br />
Management response<br />
Het MIP laat toe basisgroepen te bereiken, specifiek vrouwengroepen, die anders geen<br />
deel zouden hebben in de samenwerkingsprojecten. Bijna alle MIP bereiken hun directe<br />
resultaten binnen de voorziene duur en in 75% van de gevallen verbeteren ze de<br />
levenscondities van de begunstigden. Het MIP is volledig gedecentraliseerd naar de<br />
posten, die dit vehicel gretig en met grote flexibiliteit gebruiken om vlug en precies in te<br />
spelen op de directe behoeften van kleine groepen. Het programma laat de staf van de<br />
ambassades toe korte terreinbezoeken af te leggen en het verschaft goede maar<br />
beperkte zichtbaarheid aan de Belgische aanwezigheid in het partnerland. Het kan zelfs<br />
als hefboom gebruikt worden bij autoriteiten.<br />
Anderzijds zijn er ook veel negatieve vaststellingen zoals:<br />
- de heel beperkte middelen van het MIP staan niet in verhouding tot het objectief<br />
- de begunstigden behoren meestal niet tot armste laag van de bevolking<br />
- de principes van Parijs worden niet gevolgd en het MIP wordt niet in de<br />
ontwikkelingsplannen opgenomen<br />
- er is geen specifieke MIP strategie in de ISPs en de MIPs zijn geen toegevoegde<br />
waarde voor de concentratiesectoren<br />
- volgens 40% van de posten hebben MIPs geen toegevoegde waarde<br />
- een MIP leidt niet tot financiële autonomie van de begunstigde groep maar<br />
verhoogt eerder haar donorafhankelijkheid<br />
- productieve MIPs creëren automatisch deloyale concurrentie<br />
- de meest MIPs financieren enkel hardware en bouwen geen capaciteit op<br />
- slechts 63% van de MIPs worden uitgevoerd binnen het voorziene budget<br />
- MIPs hebben geen duurzame resultaten op middellange termijn<br />
- het MIP heeft te grote transactiekosten, zowel voor de posten als voor de BTC<br />
representatie, en is niet compatibel met de hoofdtaken van de attachés<br />
- vele bilaterale projecten hebben vertraging in de uitvoering en opvolging en de<br />
middelen van de BTC representatie zijn beperkt ; daardoor vraagt het MIP te veel<br />
energie van hen<br />
- niet de effectiviteit maar de visibiliteit op korte termijn vormt de bestaansreden<br />
van de MIPs. In tijden van beperkte budgettaire en personeelsmiddelen<br />
beantwoorden de MIPs niet langer aan de noodzaak om de middelen van<br />
ontwikkelingssamenwerking te concentreren op onze core business.<br />
De Directie generaal Ontwikkelingssamenwerking zal dan ook aan de Minister voorstellen<br />
om dit instrument stop te zetten.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 110 / 135
Tabel met management response<br />
Aanbevelingen<br />
A1 : 2012 uitroepen als een<br />
overgangsjaar voor het MIP.<br />
A2 : het MIP niet vermelden in<br />
het toekomstige (4 e )<br />
beheerscontract dat de<br />
Belgische staat en de BTC<br />
zullen aangaan.<br />
A3 : het MIP in de toekomst<br />
niet meer inschrijven in de<br />
indicatieve samenwerkingsprogramma’s.<br />
Status<br />
Aanvaard <br />
Gedeeltelijk<br />
aanvaard<br />
Verworpen<br />
Toelichtingen bij de aanbeveling<br />
Management response<br />
X De programmering is voltooid, de conventie tot tenuitvoerlegging zal<br />
aan de Minister worden voorgesteld, de selectie in de partnerlanden<br />
wordt momenteel verricht<br />
X Dit is alleen nuttig wanneer de BTC niet meer verantwoordelijk zou zijn<br />
voor de besteding van de fondsen van het MIP en die<br />
verantwoordelijkheid opnieuw zou worden doorgeschoven naar de<br />
attachés, zoals voor het bestaan van de BTC het geval was. Maar het<br />
beheer van de fondsen van de DGD is niet de taak van de attachés, zij<br />
hebben andere meer strategische taken.<br />
Daarnaast is het ook zo dat deze aanbeveling overbodig is als het MIP<br />
wordt geschrapt.<br />
Ze is daarentegen wel van tel als een MIP buiten het beheer van de BTC<br />
zou doorlopen.<br />
X Het MIP is niet coherent met de prioriteiten van de indicatieve<br />
samenwerkingsprogramma’s en het partnerland heeft terzake geen<br />
inspraak (of is er zelfs tegen gekant). Daarnaast hebben een aantal<br />
landen geen MIP meer. De inschrijving ervan komt de flexibiliteit van<br />
het MIP niet ten goede.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 111 / 135
Keuze van optie 1 : Het MIP wordt geschrapt<br />
A4 : de regeringen van de<br />
partnerlanden officieel in<br />
kennis stellen van het<br />
voornemen van België dit<br />
instrument te schrappen.<br />
A5 : de wet- en regelgevende<br />
bepalingen inzake het<br />
programma en het instrument<br />
schrappen.<br />
A6 : wat de landen betreft<br />
waarvoor het MIP specifiek in<br />
het indicatief samenwerkingsprogramma<br />
vermeld wordt,<br />
het MIP laten uitdoven aan het<br />
einde van de ISP-periode of<br />
met de betreffende regeringen<br />
onderhandelen over een<br />
herschikking van de<br />
resterende budgettaire<br />
enveloppes.<br />
A7 : In nauwe samenwerking<br />
met de BTC<br />
overgangsmaatregelen<br />
vastleggen om alle microinterventies<br />
die reeds het<br />
voorwerp zijn van een<br />
overeenkomst, een slaagkans<br />
te geven.<br />
Management response<br />
X Aangezien het MIP is ingeschreven in het indicatief<br />
samenwerkingsprogramma, moet dat gebeuren. Niet het voornemen maar<br />
wel de beslissing moet worden meegedeeld.<br />
X Het MIP staat niet vermeld in de wet betreffende de samenwerking en ook<br />
niet in de wet betreffende de BTC. De conventie tot tenuitvoerlegging en<br />
de vermelding in de begrotingswet kunnen worden geschrapt zodra er<br />
geen MIP meer moet worden gefinancierd. En geen conventie tot<br />
tenuitvoerlegging betekent geen MIP.<br />
X Vanaf 2008, is voor de meeste indicatieve samenwerkingsprogramma’s<br />
voorzien in een MIP; voor de indicatieve samenwerkingsprogramma’s van<br />
voor die datum, zijn er geen fondsen meer. Het is dus zaak vanaf 2012<br />
geen MIPs meer vast te leggen in de nieuwe indicatieve<br />
samenwerkingsprogramma’s..<br />
X Voor de MIPs die reeds zijn opgenomen in de bestaande conventies tot<br />
tenuitvoerlegging waarin alles op gedetailleerde wijze staat beschreven,<br />
zijn geen overgangsmaatregelen vereist. Het volstaat met het MIP van de<br />
bestaande indicatieve samenwerkingsprogramma’s geleidelijk weg te laten<br />
uit de jaarlijkse conventies tot tenuitvoerlegging.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 112 / 135
Keuze van optie 2 : een nieuw MIP dat is toegerust met middelen die op de doelstellingen zijn toegesneden<br />
A8 : rekening houden met de<br />
conclusies van deze evaluatie<br />
en de formulering van de<br />
algemene conventie tot<br />
tenuitvoerlegging van het MIP<br />
vanaf 2012<br />
dienovereenkomstig wijzigen.<br />
A9 : een nieuw uniek of, op<br />
zijn minst gecoördineerd en<br />
coherent regelgevend kader<br />
opstellen, dat begint met het<br />
schrappen van de vorige<br />
verouderde teksten en dat de<br />
wetgeving inzake de Belgische<br />
samenwerking in acht neemt.<br />
De attachés nauw betrekken<br />
bij de opstelling van dit kader<br />
A10 : het facultatief karakter<br />
van het programma behouden<br />
en voorzien in de verplichting<br />
de noodzaak ervan te<br />
rechtvaardigen<br />
A11 : het gedecentraliseerde<br />
karakter van het programma<br />
behouden. In Brussel alleen<br />
Management response<br />
X Zie A1 : over de conventie tot tenuitvoerlegging van 2012 werd reeds<br />
onderhandeld.<br />
X Aangezien de Belgische wetgeving niet voorziet in het MIP, veronderstelt<br />
de inachtneming van de wetgeving dan ook dat er geen MIPs worden<br />
opgemaakt.<br />
X De minpunten wegen veel zwaarder dan de pluspunten. Maar de minister<br />
zou kunnen beslissen de mogelijkheid inzake een beperkt fonds open te<br />
laten voor de ambabels die een MIP buiten het kader van het indicatief<br />
samenwerkingsprogramma willen voortzetten, dat rechstreeks door hen<br />
(de attachés) wordt beheerd. Er zou een beperking kunnen worden<br />
ingesteld om MIPs in het kader van de strijd tegen de armoede in de<br />
hoofdstad en omgeving te steunen (wat nu reeds geldt voor 35% van de<br />
gevallen)<br />
X Decentralisatie en flexibiliteit zijn twee pluspunten van het huidige MIP.<br />
Dat moet ook zo blijven als aanbeveling 10 wordt opgevolgd.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 113 / 135
enkele grote krijtlijnen<br />
uitzetten en een aantal criteria<br />
vastleggen om in aanmerking<br />
te komen voor steun en/of<br />
uitgesloten te worden van<br />
steun.<br />
A12 : voorzien in het<br />
instrument dat zorgt voor<br />
voldoende middelen om deze<br />
resultaten te bereiken. Erop<br />
toezien dat de doelgroep al<br />
goed wordt omkaderd bij de<br />
formulering van de interventie.<br />
A13 : de individuele opvolging<br />
van de micro-interventies<br />
toespitsen op het bereiken van<br />
resultaten en de opvolging van<br />
de landenprogramma’s (met<br />
inbegrip van de rapportering)<br />
toespitsen op de noden inzake<br />
strategische begeleiding.<br />
Management response<br />
X Dit zou (in het kader van de huidige budgettaire restricties) teveel<br />
middelen vereisen die niet in verhouding staan tot de resultaten die<br />
hiermee kunnen worden bereikt. Alleen een beperkt fonds voor kleine<br />
ambabelprojecten behoort eventueel tot de mogelijkheden.<br />
X Idem A12<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 114 / 135
BIJLAGEN<br />
A1. Referentietermen<br />
A1.1. Verantwoording<br />
Bijlage 1: Referentietermen<br />
De evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP) komt tegemoet aan een<br />
terugkerende vraag van de attachés voor de Ontwikkelingssamenwerking. Het<br />
onderwerp werd officieel aan de orde gesteld op de attachédagen in 2004. Het werd<br />
behandeld door de dienst D0.2 die een interne enquête en een eerste documentanalyse<br />
heeft uitgevoerd. Deze inspanningen resulteerden echter niet in een evaluatie. Er werd<br />
dus beslist om een interne evaluatie van het MIP te plannen in het kader van de<br />
programmering van de evaluaties 2009-2010 die werd goedgekeurd door het<br />
beheerscomité van de DG-D.<br />
De interne evaluatie van het MIP komt eveneens tegemoet aan de vraag van de Directie-<br />
Generaal naar een grotere betrokkenheid als "evaluator" van het personeel van de<br />
evaluatiediensten in de uitvoering van de evaluaties. In een eerste fase bevestigde de<br />
DG haar interesse in deze evaluatie tijdens het planningsgesprek met het Hoofd van de<br />
dienst D0.2. Na de samensmelting van de evaluatiediensten onder de Directie van de<br />
Bijzondere Evaluator werd beslist om zowel het voorwerp als de interne benadering van<br />
deze evaluatie te behouden in de programmering 2010, maar voortaan<br />
gemeenschappelijk.<br />
Het MIP is vrij neutraal om te dienen als pilootexperiment.<br />
Wat het MIP bijzonder maakt, is dat het op een gedecentraliseerde, flexibele en snelle<br />
wijze wordt beslist en beheerd. Het is dus uitermate geschikt voor een interne evaluatie<br />
van zowel de relevantie en de meerwaarde van dit type instrument als van de uitvoering<br />
ervan. Omdat het om een intern uitgevoerde evaluatie gaat, zal ze bijdragen tot de<br />
capaciteitsversterking van de bijzondere evaluatiedienst en zal ze het reflectie- en<br />
zelfstudieproces van de DG-D en de attachés die betrokken partij zijn bij de oefening,<br />
stimuleren. Ook de BTC, die op dit moment belast is met de uitvoering van het<br />
programma, zal worden betrokken. De aanbevelingen zullen van strategische aard zijn<br />
en vertaald worden in nuttige operationele voorstellen voor alle betrokkenen van het<br />
Programma.<br />
De interne evaluatie zal een aanvulling zijn op de andere evaluaties van de MIP's, in het<br />
bijzonder op de externe evaluatie die in 2007-2008 door COTA werd uitgevoerd op<br />
initiatief van de BTC en die zich vooral toespitste op drie aspecten:<br />
De relevantie van de MIP's ten opzichte van de algemene doelstelling van het<br />
programma en ten opzichte van het ISP.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 115 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
De administratieve, financiële en menselijke middelen die de beheerders en<br />
coördinatoren van het programma ter beschikking hebben.<br />
De effecten van het MIP op de begunstigden in termen van duurzame ontwikkeling.<br />
De interne evaluatie zal zich meer toespitsen op de relevantie van het programma in zijn<br />
geheel, op de mogelijke meerwaarde ervan vergeleken met andere instrumenten, op zijn<br />
doeltreffendheid en op zijn efficiëntie.<br />
A1.2. Context van de evaluatie: het programma van de<br />
micro-interventies<br />
A1.2.1. Sinds de oprichting in 1990<br />
Het doel van het MIP is om kleine lokale initiatieven van welomschreven groepen te<br />
steunen en hun ontwikkeling, autonomie en onafhankelijkheid te bevorderen.<br />
Het programma is opgevat als een gedecentraliseerd, flexibel en snel inzetbaar<br />
instrument. De Samenwerkingssectie is als enige verantwoordelijk voor de<br />
financieringsbeslissingen.<br />
Het programma wordt niet formeel beperkt tot bepaalde sectoren of thema's, maar 3<br />
thema’s (gender, milieu en cultureel leven) en 2 sectoren (landbouwsector en de sociale<br />
sector) worden wel in het bijzonder naar voren geschoven.<br />
Het MIP maakt geen deel uit van de ‘gewone’ bilaterale hulp maar mikt eerder op de<br />
civiele maatschappij.<br />
De officiële partner van de Belgische ontwikkelingssamenwerking wordt hiervan louter op<br />
de hoogte gesteld.<br />
Van de begunstigde groep wordt een aanzienlijke bijdrage in geld of in natura gevraagd.<br />
Financiering op basis van de afzonderlijke interventies.<br />
Geen beperking in de tijd (gesplitste kredieten)<br />
Het programma wordt beheerd door het bestaande personeel van de<br />
Samenwerkingssectie, maar de eigenlijke uitvoering van de interventies wordt<br />
doorgaans toevertrouwd aan de groepen zelf, die soms op bijstand van een NGO kunnen<br />
rekenen.<br />
Het doel van het programma is om kleine interventies te financieren met een plafond<br />
van 250.000 BEF of ongeveer € 6.200. Het programma loopt in 21 landen, met een<br />
globaal budget van 50 miljoen BEF (ongeveer € 1,2 miljoen).<br />
A1.2.2. Tegenwoordig<br />
De algemene doelstelling van de MIP's is het bevorderen van de duurzame menselijke<br />
ontwikkeling op sociaal, cultureel en economisch vlak door het maatschappelijke<br />
draagvlak in het partnerland te versterken. De specifieke doelstelling bestaat erin<br />
groepen en verenigingen, in rechte of in feite, van de civiele maatschappij en plaatselijke<br />
overheden die bewezen hebben dat ze zelf de micro-interventie kunnen identificeren en<br />
uitvoeren, te helpen om meer autonomie te verwerven zodat ze gemakkelijker de<br />
ontwikkeling van hun eigen gemeenschap ten laste kunnen nemen.<br />
Het Programma is nog steeds gedecentraliseerd, flexibel en snel.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 116 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
De attaché voor de Ontwikkelingssamenwerking is samen met de plaatselijk<br />
vertegenwoordiger van de BTC verantwoordelijk voor de financieringsbeslissing.<br />
Bij voorkeur ingepast in de geografische concentratiegebieden en de prioritaire sectoren<br />
en thema's die door België en het partnerland in onderling overleg worden vastgelegd en<br />
waarbij een integratie van (i) een culturele dimensie, (ii) het behoud en de bevordering<br />
van de culturele waarden en identiteiten alsook de artistieke productie, (iii) de vrijwaring<br />
en ondersteuning van de capaciteitsontwikkeling in die sector mogelijk is. Ten minste 50<br />
procent van de MIP's ter ondersteuning van de empowerment van de vrouwen. De MIP's<br />
in productiesectoren mogen niet leiden tot oneerlijke concurrentie.<br />
Het MIP wordt ingeschreven en gerechtvaardigd in het ISP (is er een ISP waarin er een<br />
rechtvaardiging is?); het wordt uitgebreid tot de lokale overheden.<br />
De officiële partner wordt meer geïnformeerd (en kan zelfs onderhandelen via de<br />
inschrijving in het ISP).<br />
Financiering per globaal jaarprogramma uitgevoerd door de BTC.<br />
Beperkt in de tijd tot 15 maanden per interventie.<br />
Programma gezamenlijk beheerd door de attachés en de plaatselijke vertegenwoordigers<br />
volgens een in de conventie tot tenuitvoerlegging vastgelegde welomschreven<br />
taakverdeling<br />
Het programma is nog steeds gericht op het financieren van kleine interventies van<br />
maximum € 12.500. Het loopt in de 17 partnerlanden en de Palestijnse gebieden met<br />
een totaal jaarbudget van ± € 4.225.000.<br />
A1.3. Doelstelling en scope van de interne evaluatie<br />
De interne evaluatie heeft betrekking op het MIP als instrument voor<br />
ontwikkelingssamenwerking. Ze zal worden uitgevoerd via casestudy's maar zonder<br />
individuele beoordeling van de microprojecten zelf.<br />
De belangrijkste doelstellingen zijn:<br />
- het verzamelen van elementen die een reflectie over de relevantie van dit<br />
programma en de mogelijke meerwaarde ervan mogelijk maken<br />
- het verzamelen van elementen die een reflectie mogelijk maken met het oog op<br />
een betere bepaling van de strategie van de DG-D met betrekking tot de microinterventies<br />
(is een MIP-strategie absoluut nodig?); en<br />
- het verzamelen van aanbevelingen met het oog op een optimaal gebruik van dit<br />
instrument door de actoren in het veld.<br />
A1.4. Specifieke vragen en criteria<br />
Er zal getracht worden om de criteria van de DAC te volgen en daarbij zoveel mogelijk te<br />
focussen op de strategische aspecten die de verantwoordelijkheid vormen van de DG-D,<br />
maar zonder de andere aspecten zoals de formulering, opvolging-evaluatie, de uitvoering<br />
uit het oog te verliezen. Ook de coherentie en de synergie zullen worden onderzocht.<br />
A1.4.1. Relevantie<br />
De beoordeling van de relevantie zal geen betrekking hebben op de interne coherentie<br />
van het programma, maar op de onderlinge afstemming tussen het instrument en de<br />
beoogde resultaten. Met andere woorden:<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 117 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
- In welke mate biedt het programma op een relevante manier een antwoord op de<br />
problemen van de begunstigden?<br />
- Bevoordeelt het programma door zijn systeem van giften de begunstigden niet op<br />
een oneerlijke manier ten opzichte van de niet-begunstigden die verplicht zijn om<br />
minder gunstige systemen te gebruiken (microkredieten, eigen fondsen,<br />
vrijwilligerswerk,...)?<br />
- Is de doelstelling van het MIP relevant?<br />
- Is het MIP als instrument relevant?<br />
- Biedt het programma een meerwaarde in vergelijking met alle andere<br />
instrumenten die door de DG-D worden ingezet?<br />
- Kunnen we niet met andere instrumenten een antwoord bieden op de gestelde<br />
problemen? (beschikbaar bij de DG-D en/of binnen de FOD BUZA)<br />
- Wat zijn / zijn er selectiecriteria die gelinkt zijn aan de relevantie?<br />
- Worden de transversale thema's (gender, milieu, rechten van het kind, aids)<br />
geïntegreerd (mainstreamed) en/of bevoorrecht in het programma?<br />
Vergelijken met de situatie bij de andere donoren<br />
A1.4.2. Doeltreffendheid<br />
- Wat is de doeltreffendheid van het programma, rekening houdend met de<br />
eigenheden ervan als gedecentraliseerd financieringsinstrument?<br />
- Leidt de gedecentraliseerde uitvoerings- en beslissingsprocedure tot meer<br />
doeltreffendheid?<br />
- Draagt de bilaterale verankering bij tot een grotere doeltreffendheid;<br />
- via inschrijving in de sectoren / thema's van het ISP?<br />
- via een grotere of kleinere betrokkenheid van het partnerland?<br />
- via delegatie van de uitvoering aan de BTC?<br />
- Dragen de opgelegde voorwaarden (plafond, uitvoeringstijd, eenmalige en niet<br />
louter caritatieve karakter,...) bij tot de doeltreffendheid?<br />
- Is er een rapportage over de resultaten (output - outcome) naar de DG-D /<br />
attachés toe; hoe worden deze rapporten gebruikt?<br />
- Wat zijn / zijn er selectiecriteria die gelinkt zijn aan de doeltreffendheid?<br />
- Respecteren de attachés de selectiecriteria?<br />
- Hoe komen de attachés tot de uiteindelijke selectie? Waarom wordt een project A<br />
wel opgenomen en een project B niet?<br />
- Is het MIP erin geslaagd om kansen en voordelen te genereren voor de<br />
transversale thema's (gender, milieu, rechten van het kind, aids)?<br />
A1.4.3. Efficiëntie<br />
- Wat is de efficiëntie van het programma, rekening houdend met de eigenheden<br />
ervan als gedecentraliseerd financieringsinstrument?<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 118 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
- Is er een rapportage over de efficiëntie van het programma naar de DG-D /<br />
attachés toe en, indien dit het geval is, hoe worden deze rapporten gebruikt?<br />
- Rechtvaardigen de resultaten van het programma de tijd die werd besteed aan de<br />
voorbereiding, het beheer en de opvolging ervan?<br />
- Zijn de financieringsmodaliteiten efficiënt?<br />
- Draagt de bilaterale verankering bij tot een grotere efficiëntie;<br />
- via inschrijving in de sectoren / thema's van het ISP?<br />
- via een grotere of kleinere betrokkenheid van het partnerland?<br />
- via delegatie van de uitvoering aan de BTC?<br />
- Dragen de opgelegde voorwaarden (plafond, uitvoeringstijd, eenmalige en niet<br />
louter caritatieve karakter,...) bij tot de efficiëntie?<br />
- Wat zijn / zijn er selectiecriteria die gelinkt zijn aan de efficiëntie?<br />
A1.4.4. Duurzaamheid<br />
Dragen de lokale bijdrage en de mate van ownership bij tot de duurzaamheid?<br />
Wat zijn / zijn er selectiecriteria die gelinkt zijn aan de duurzaamheid?<br />
Wat blijft er van de MIP's en hun directe resultaten over na 3 jaar, 6 jaar, 9 jaar?<br />
A1.4.5. Impact<br />
Wat is de impact van het programma, rekening houdend met de eigenheden ervan als<br />
gedecentraliseerd financieringsinstrument?<br />
Welke groepen begunstigden hebben meer autonomie verworven?<br />
Zijn de groepen begunstigden in staat gebleken om de gekregen bijdrage te beheren?<br />
Werden er snel capaciteitsversterkende maatregelen genomen als dit niet het geval was?<br />
Hebben de MIP's andere effecten gehad op de ontwikkeling van de begunstigde<br />
gemeenschappen?<br />
Is er een rapportage over de impact van het programma naar de DG-D / attachés toe<br />
en, indien dit het geval is, hoe worden deze rapporten gebruikt?<br />
A1.4.6. Coherentie<br />
Bestaan er synergieën tussen de MIP's en de andere Belgische (bilaterale en indirecte)<br />
programma's en projecten?<br />
A1.5. Methodologische benaderingen<br />
A1.5.1. Interne evaluatie<br />
De evaluatie gebeurt intern. Het betreft een vormende evaluatie waarbij alle<br />
stakeholders van de FOD en de BTC betrokken worden.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 119 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
Een interne evaluatie maakt een beter ownership van de praktijk en de cultuur van de<br />
evaluatie mogelijk. Ze betrekt een groter aantal actoren en fungeert als een normale<br />
stap in de interventiecyclus van een programma. Tot slot maakt een interne evaluatie<br />
een beter ownership van de lessen, conclusies en aanbevelingen bij de volledige<br />
administratie en de BTC mogelijk.<br />
De uitvoering van een interne evaluatie heeft implicaties op het gebied van menselijke,<br />
materiële en financiële middelen. Meer in het bijzonder:<br />
Is de actieve deelname van de attachés voor de ontwikkelingssamenwerking en de<br />
plaatselijke vertegenwoordigers noodzakelijk van bij de ontwikkeling van de<br />
referentietermen en moet die deelname gedurende de volledige evaluatie worden<br />
bestendigd. In de 6 landen waar de casestudy's worden uitgevoerd, zal een nog<br />
intensievere deelname vereist zijn, met name omdat er een lokale consultant moet<br />
worden gerekruteerd.<br />
Moeten er, met name voor het lokale transport, de communicatie, het drukken en<br />
kopiëren van de documenten logistieke middelen worden voorzien zonder dat dit de<br />
normale werking van het samenwerkingsbureau en de Vertegenwoordiging van de BTC<br />
verstoort.<br />
Moet er ook een budget worden voorzien om deze specifieke uitgaven te dekken.<br />
A1.5.2. 3 stappen<br />
Documentatiefase: Tijdens de documentatiefase worden er enerzijds documenten<br />
verzameld en geanalyseerd en anderzijds meningen verzameld en geanalyseerd van de<br />
personen die betrokken zijn bij het programma, zowel in Brussel als in de partnerlanden<br />
(vragenlijst via e-mail).<br />
Documenten die worden geraadpleegd:<br />
Het beheerscontract met de BTC en de 'Algemene conventie tot tenuitvoerlegging voor<br />
de samenwerkingsprestatie genoemd "micro-interventieprogramma MIP"' 2008 en 2009.<br />
Evaluatie van het micro-interventieprogramma (MIP); COTA; maart 2008.<br />
Interne evaluatie van de MIP's Bolivia, programma 2002-2003.<br />
Het beheer van de micro-interventies en hun plaats ten opzichte van andere<br />
instrumenten; ABOS; september 1998.<br />
De samenvatting van de antwoorden op de vragenlijst met betrekking tot het MIP; Jozef<br />
Dewint, 2004.<br />
Micro-interventieprogramma; evaluatie van de projecten 2005-2007, Benin.<br />
Joint Evaluation of the GEF Small Grants Program, GEF Evaluation Office, juli 2008.<br />
Evaluatie van het systeem voor directe financiering van de lokale NGO's; Group One,<br />
ACE Europe, april 2006.<br />
Evaluatie van het micro-interventieprogramma - Senegal; november 1996.<br />
Elk ander relevant document dat wordt vermeld tijdens de interviews.<br />
Het is eveneens interessant om voor een periode van 3 jaar een lijst op te stellen van<br />
alle toegekende en uitgevoerde MIP's in de 18 partnerlanden, per activiteitensector, en<br />
om een analyse te maken van deze volledige lijst.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 120 / 135
Personen waarmee moet worden afgesproken in België:<br />
- Kabinet Ontwikkelingssamenwerking.<br />
- De Algemeen Directeur van de DG-D.<br />
Bijlage 1: Referentietermen<br />
- De Directeur van D1 + Luc Timmermans (voormalig waarnemend directeur van D1)<br />
- Mevr. Degrugillier, programmabeheerder, DG-D<br />
- Carl Michiels, Voorzitter van het Directiecomité BTC<br />
- De programmabeheerders bij de BTC in Brussel.<br />
Terreinfase: De terreinfase zal plaatsvinden in 6 landen die worden geselecteerd op basis<br />
van de resultaten uit de documentatiefase, aangevuld met de volgende bijkomende<br />
criteria:<br />
- Ten minste één land in elk continent / subcontinent.<br />
- Insluiting van minstens 2 van de 3 casestudy's van de COTA-evaluatie (maart 2008:<br />
DRC, Peru, Algerije), met name om na te gaan in welke mate de aanbevelingen<br />
werden opgevolgd.<br />
- Logistieke en praktische haalbaarheid in overleg met de attaché.<br />
- Tijdens deze fase zullen de resultaten van de documentanalyse worden<br />
geconsolideerd en aangevuld met interviews/focusgroepen met begunstigden, en met<br />
vaststellingen ter plaatse.<br />
Personen waarmee moet worden afgesproken in de partnerlanden:<br />
- De instanties die belast zijn met het medebeheer, de medeselectie, de goedkeuring<br />
of de verzameling van informatie van (over) het MIP.<br />
- Het kantoor van de Attaché voor de Ontwikkelingssamenwerking.<br />
- Het kantoor van de plaatselijk vertegenwoordiger van de BTC.<br />
- De eventuele Belgische/lokale partners.<br />
- De groepen begunstigden.<br />
- Afhankelijk van het bezochte land, de verantwoordelijken voor de samenwerking in<br />
de ambassades / uitvoeringsagentschappen van technische en financiële partners die<br />
programma's hebben die vergelijkbaar zijn met het MIP, alsook met eventuele<br />
bestaande thematische groepen over dit onderwerp.<br />
Synthesefase: De synthesefase omvat de rapportage en de restitutie van conclusies en<br />
aanbevelingen van strategische aard voor de DG-D.<br />
A1.5.3. Evaluatiekader<br />
De evaluatievragen zullen vanuit drie hoeken worden bekeken. De hoek van wat er in de<br />
teksten staat geschreven; de hoek van wat de gesprekspartners zeggen/beweren, en de<br />
hoek van de persoonlijke vaststellingen van de evaluatoren op het terrein.<br />
A1.5.4. vergelijkende analyse<br />
De evaluatievragen zullen ook worden onderworpen aan een vergelijking met andere,<br />
vergelijkbare programma's die recent werden geëvalueerd; het gaat daarbij om:<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 121 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
Het Belgische programma voor directe financiering van de lokale NGO's, recent<br />
uitgebreid naar alle partnerlanden en alle organisaties uit de civiele maatschappij.<br />
Het 'Small Grants Programme' van het Wereldmilieufonds (GEF), uitgevoerd door de<br />
UNDP.<br />
Het 'programme des petits projets' (DGCID, Frankrijk)<br />
Het programma voor kleine ambassadeprojecten (Nederland)<br />
Ter gelegenheid van de casestudy's zullen de evaluatoren ook trachten om interventies<br />
van hetzelfde type, uitgevoerd met een financiering van andere donoren, te bezoeken.<br />
A1.5.5. Werkwijze<br />
Deze evaluatie zal het resultaat zijn van teamwork. Om praktische redenen zullen de<br />
interviews worden uitgevoerd door teams van 2 of 3 evaluatoren op basis van een<br />
gemeenschappelijke vragenlijst en methodologisch kader. De documenten zullen in een<br />
eerste fase individueel worden geanalyseerd.<br />
De beoordelingen en conclusies van elke evaluator zullen worden samengelegd om tot<br />
een consensus te komen.<br />
A1.6. Rapporten en restitutie<br />
De volgende rapporten worden voorzien:<br />
Een tussentijds rapport op het einde van de documentatiefase. Dit rapport zal de eerste<br />
lessen bevatten die uit de documentatiefase werden getrokken, samen met een<br />
gedetailleerde beschrijving van de elementen waarvoor meer informatie moet worden<br />
verzameld op het terrein. De gemotiveerde keuze van de 6 landen waar een casestudy<br />
zal worden uitgevoerd; en de gedetailleerde vragenlijst met de vragen die tijdens de<br />
missies aan de verschillende gesprekspartners zullen worden gesteld.<br />
Een korte eindsamenvatting voor elke terreinmissie. Deze samenvatting zal worden<br />
besproken op een debriefing met de attaché en de plaatselijke vertegenwoordiger, en zal<br />
worden gebruikt als basis voor het opstellen van een missierapport per land.<br />
Een voorlopig syntheserapport.<br />
Een definitief syntheserapport dat rekening houdt met de opmerkingen op het voorlopige<br />
syntheserapport.<br />
A1.7. Profiel van de evaluatoren / experts<br />
Deze evaluatie zal worden uitgevoerd door de Dienst Bijzondere Evaluatie (S4). Als<br />
tijdens de uitvoering blijkt dat externe expertise absoluut noodzakelijk is om de<br />
doelstellingen van de evaluatie te realiseren, zal er een beroep worden gedaan op één of<br />
meerdere interne of externe experts.<br />
De coördinator van deze evaluatie is Dhr. Karel Cools, Opdrachthouder; de andere leden<br />
van S4 vormen het evaluatieteam.<br />
Verder wordt in elk land voorzien in de rekrutering van een lokale expert die is<br />
gespecialiseerd in gemeenschapsontwikkeling. De lokale expert zal ook betrokken zijn bij<br />
het uitwerken van het opdrachtprogramma, het leggen van contacten, het vertalen,...<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 122 / 135
Bijlage 1: Referentietermen<br />
Naargelang het bezochte land kunnen de opdrachten ook worden begeleid door een<br />
officiële vertegenwoordiger van het partnerland / lid van het partnercomité en/of een<br />
vertegenwoordiger van het lokale kantoor van de BTC.<br />
A1.8. Stuurcomité - kwaliteitszorg.<br />
De kwaliteitszorg zal worden gewaarborgd door de Bijzondere Evaluator. Op het einde<br />
van de verschillende sleutelfases van de evaluatie worden er vergaderingen voorzien van<br />
het stuurcomité dat bestaat uit leden van S4 en de diensten binnen de DG-D die<br />
betrokken zijn bij het MIP.<br />
A1.9. Tijdsbestek<br />
Rekening houdend met het feit dat deze evaluatie de aanwezigheid ter plaatse vereist<br />
van de attachés en de BTC PV's, wordt het volgende tijdsbestek voorgesteld:<br />
- Verzending van de Referentietermen naar de attachés voor de<br />
Ontwikkelingssamenwerking: 1 juli 2009<br />
- Finalisering van de Referentietermen: maart 2010<br />
- Documentonderzoek: van maart tot juni 2010<br />
- Terreinmissies: van augustus tot oktober 2010<br />
- Voorlopig eindverslag: november 2010<br />
- <strong>Eindverslag</strong>: januari 2011<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 123 / 135
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 124 / 135
A2. Benchmarking resultaten<br />
A2.1. Inleiding<br />
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
Er werden zes programma's geselecteerd voor het uitvoeren van een vergelijking per<br />
studie om te achterhalen wat de goede praktijken, algemeen gehanteerde praktijken en<br />
grote verschillen zijn. Verscheidene van deze programma’s werden vrij recent nog<br />
geëvalueerd.<br />
Het gaat met name om:<br />
- Het Belgische micro-interventieprogramma. (Belgisch MIP)<br />
- Het Belgische programma voor samenwerking met lokale civiele<br />
maatschappijorganisaties (Coop OSC).<br />
- Het Canadian Fund for Local Initiatives (Canadees FLI).<br />
- Het Nederlandse Small Activities Programme Fund (SAPF).<br />
- Het Franse Fonds Social de Développement (FSD)<br />
- Het Small Grants Programme van de Global Environment Facility (GEF SGP)<br />
Tijdens de terreinmissies werden meerdere ambassades van de donorlanden van deze<br />
verschillende fondsen geconsulteerd om onze bevindingen te bevestigen / valideren.<br />
Waar mogelijk werden ook andere ambassades geconsulteerd die vergelijkbare fondsen<br />
hanteren maar niet zijn opgenomen in de bovenstaande lijst. Het gaat meer bepaald om<br />
het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Senegal;<br />
A2.2. Algemene vaststellingen<br />
De zes onderzochte fondsen zijn lokale fondsen. Ze worden dus grotendeels lokaal<br />
beheerd en beantwoorden aan regels die lokaal werden opgesteld op basis van een door<br />
de verschillende zetels uitgewerkt stramien maar die zeer flexibel worden toegepast.<br />
Deze flexibiliteit vertaalt zich met name in de zeer uiteenlopende voorstellingen van<br />
eenzelfde programma op de websites van de ambassades en zorgt ervoor dat het<br />
programma aan de specifieke lokale omstandigheden kan worden aangepast.<br />
A2.3. Doelstellingen<br />
De doelstelling van de zes programma's is gericht op de verbetering van de<br />
levensomstandigheden, duurzame menselijke ontwikkeling en bestrijding van de<br />
armoede.<br />
De middelen om deze doelstelling te realiseren, kunnen verschillen naargelang het<br />
programma of van land tot land voor eenzelfde programma.<br />
Het GEF-SGP stimuleert van nature de bescherming van het milieu. De meeste andere<br />
programma's hebben het over innovatie, versterking van het maatschappelijke<br />
draagvlak, structurering van de civiele maatschappij en capaciteitsontwikkeling.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 125 / 135
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
De oorzakelijke verbanden tussen de doelstelling en de middelen om deze te bereiken,<br />
zijn zeer algemeen en, met uitzondering van de Samenwerking met de Lokale civiele<br />
maatschappijorganisaties waarvoor er verplicht een specifieke strategie moet worden<br />
uitgewerkt, hebben maar heel weinig Belgische of buitenlandse ambassades een<br />
dergelijke strategie uitgewerkt.<br />
A2.4. Ontvankelijkheidscriteria<br />
Hoewel de 6 onderzochte programma's niet allemaal een formeel onderscheid maken,<br />
kunnen we twee niveaus onderscheiden in de procedure die resulteert in de selectie van<br />
een voorstel.<br />
Aan de hand van de ontvankelijkheidscriteria kunnen de niet-conforme voorstellen<br />
worden uitgesloten. Deze criteria zijn niet flexibel.<br />
De 6 onderzochte programma's hanteren allemaal de volgende criteria:<br />
- de organisatie moet gedurende een minimumperiode (officieel) bestaan voordat<br />
het voorstel wordt ingediend.<br />
- De begunstigde organisatie moet lokaal zijn.<br />
- Er is een bepaalde budgettaire vork<br />
- De begunstigde instantie mag geen winstgevend doel hebben; geen privébedrijf,<br />
geen oneerlijke concurrentie.<br />
- Het voorstel moet ingeschreven zijn in een min of meer beperkte lijst van<br />
welomschreven sectoren<br />
- Het project mag niet financierbaar zijn door een ander programma van dezelfde<br />
donor.<br />
- Projecten voor microkredieten komen niet in aanmerking.<br />
- Een eigen inbreng is verplicht<br />
- Er geldt een maximumduur voor de activiteit<br />
- Er bestaat een langere of minder lange wachttijd tussen 2 financieringen.<br />
Er is daarentegen geen overeenstemming over de volgende punten, die soms ook niet<br />
worden vermeld:<br />
- De mogelijkheid tot medefinanciering door andere donoren.<br />
- De mogelijkheid en de wachttijd om een nieuwe aanvraag in te dienen<br />
- Beperkt geografisch gebied<br />
- Minimumaantal begunstigden<br />
- De begunstigde organisatie mag wel of niet een lokale gouvernementele<br />
organisatie of een academische instelling zijn<br />
A2.5. Bedrag van de subsidie<br />
Het bedrag van de subsidie - of het nu gaat om een maximumbedrag of een<br />
minimummaximum vork, is in alle onderzochte programma's een<br />
ontvankelijkheidscriterium. Dit bedrag verschilt sterk van het ene programma tot het<br />
andere. Het Belgische MIP heeft de laagste maximumlimiet. De Samenwerking met de<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 126 / 135
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
Lokale civiele maatschappijorganisaties heeft de hoogste maximumlimiet (hoewel die<br />
niet strikt is vastgelegd). We moeten vaststellen dat België voorstellen tussen € 12.500<br />
en € 100.000 niet dekt, ondanks het bestaan van 2 afzonderlijke instrumenten. De<br />
vastgelegde limieten lijken eerder te beantwoorden aan administratieve en<br />
boekhoudkundige vereisten dan aan een reflectie over hoeveel middelen er nodig zijn om<br />
de doelstellingen van een lokale gemeenschap te realiseren.<br />
A2.6. Maximumduur van de activiteiten<br />
De voorziene maximumduur voor het gebruik van de subsidie is eveneens in alle<br />
onderzochte programma's een ontvankelijkheidscriterium. Behalve voor de<br />
Samenwerking met de Lokale civiele maatschappijorganisaties, die een maximumduur<br />
van 60 maanden hanteert, financieren de 5 andere programma's interventies die tussen<br />
één en twee jaar duren.<br />
A2.7. Wachttijden tussen 2 financieringen<br />
Ook dit is een ontvankelijkheidscriterium, dat evenwel soms als selectiecriterium wordt<br />
gebruikt. In de 6 onderzochte programma's is deze wachttijd soms zeer restrictief (het<br />
Franse FSD "kan niet worden hernieuwd voor eenzelfde project of voor projecten van<br />
eenzelfde vereniging") of zeer ruim (Canadees FLI "een enkel voorstel per organisatie en<br />
per jaar")<br />
A2.8. Sleutelsectoren<br />
De sleutelsectoren maken ofwel deel uit van de ontvankelijkheidscriteria, ofwel eerder<br />
deel van de selectieprioriteiten.<br />
Het GEF-SGP geeft voorrang aan de subsectoren die aan milieubescherming doen. De 5<br />
andere programma's concentreren zich op de thema's en sectoren die prioritair zijn voor<br />
de ontwikkelingssamenwerking van de respectieve donoren, hetzij op internationale<br />
schaal, hetzij op de schaal van het individuele land (Samenwerking met Lokale civiele<br />
maatschappijorganisaties). Naast milieubescherming zijn gendergelijkheid, onderwijs,<br />
gezondheid en plattelandsontwikkeling de meest constante sectoren/thema's. (Lokaal)<br />
(goed) bestuur wordt minder vaak vermeld (4 programma's op 6), net zoals de culturele<br />
sector (3 programma's op 6). We moeten hier ook opmerken dat door de Nederlandse<br />
ambassades gefinancierde culturele steun niet wordt opgenomen als ODA.<br />
A2.9. Prioritaire selectiecriteria<br />
Onder prioritaire selectiecriteria verstaan we de elementen die worden gebruikt om een<br />
prioritaire rangorde op te stellen van de voorstellen die aan alle ontvankelijkheidscriteria<br />
voldoen en die dus niet werden geweigerd.<br />
Het is moeilijk om op dit niveau elementen te vinden die constant zijn voor alle<br />
programma's. Dit vooral omdat de lokale beleidsmakers over een grote autonomie<br />
beschikken om hun eigen regels en voorkeuren te bepalen.<br />
Enkele van de vaakst genoemde criteria zijn de interventiesectoren/-thema's, de<br />
bekendheid van de organisatie, het innovatieve/'proef'-karakter van het voorstel, de<br />
technische en financiële capaciteiten van de aanvragende instantie, de mate van<br />
betrokkenheid van de gemeenschap, de aard van de uiteindelijke begunstigden<br />
(vrouwen, achtergestelde groepen), het geografische gebied (binnen of buiten de<br />
bilaterale zones) van het voorstel.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 127 / 135
A2.10. Begunstigde groepen<br />
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
Er is unanimiteit over het feit dat de begunstigden een lokale 'basisgroep' moeten<br />
vormen of, voor de programma's waar dat mogelijk is, afhangen van een lokale<br />
administratie (type gemeente). De vorming van een officieel erkende groep maakt altijd<br />
deel uit van de ontvankelijkheidscriteria. Sommige programma's sluiten in hun teksten of<br />
in de geest van het programma organisaties uit die private belangen behartigen, winst<br />
nastreven of die filialen zijn van organisaties 'uit het Noorden'.<br />
A2.11. Aard van de uiteindelijke begunstigden<br />
Het bepalen van de uiteindelijke begunstigden wordt gewoonlijk aan het terrein<br />
overgelaten. Het gaat vaak om een prioritair selectiecriterium. Begunstigden die<br />
gewoonlijk prioriteit krijgen, zijn: armen, vrouwen en achtergestelde personen (wezen,<br />
straatkinderen, andere slecht beschermde kinderen of jongeren die van hun rechten zijn<br />
beroofd, personen met een handicap, personen met AIDS, slachtoffers van geweld,<br />
immigranten, culturele minderheden, thuislozen, mensen die in afgelegen gebieden<br />
wonen,...)<br />
A2.12. Bijdrage van de begunstigden<br />
Met uitzondering van het programma voor Samenwerking met Lokale civiele<br />
maatschappijorganisaties dat de financiële situatie van de betrokken organisatie wel<br />
nauwkeurig onderzoekt alvorens een voorstel te financieren, vermelden alle onderzochte<br />
programma's expliciet een verplichte bijdrage van de begunstigde groep alsook een lijst<br />
van onkosten die niet in aanmerking komen (en die dus eveneens door de groep zelf<br />
moeten worden gefinancierd).<br />
Sommige programma's geven een precies cijfer, in 'procent' van de gevraagde subsidie,<br />
andere zijn vager of flexibeler naargelang de locatie. De participatie van de begunstigde<br />
groep kan de vorm hebben van een financiële bijdrage, een terbeschikkingstelling van<br />
terreinen, installaties, materiaal of apparatuur, of vrijwillige arbeidskrachten.<br />
A2.13. Medefinanciering<br />
Alle beoordeelde programma's hebben een verschillende reglementering aangaande de<br />
mogelijkheden tot medefinanciering. Toch sluit geen enkel programma de deur volledig<br />
en wordt zowel in de teksten als in de realiteit een grote aanpassingsvrijheid gelaten aan<br />
het terrein. Zo wordt de medefinanciering van Belgische micro-interventies in principe<br />
niet aangemoedigd maar wordt het principe af en toe, en in bepaalde landen zelfs<br />
systematisch, toegepast.<br />
Het Franse FSD stipuleert expliciet dat de medefinanciering door een andere donor niet<br />
in de plaats mag komen van de verplichte bijdrage van de begunstigde.<br />
A2.14. Uitgaven die wel en niet in aanmerking komen<br />
Het programma voor Samenwerking met Lokale civiele maatschappijorganisaties vormt<br />
hier een uitzondering op de andere, omdat het officieel core funding, de financiering van<br />
operationele activiteiten en specifieke steun, en menselijke, institutionele en<br />
organisatorische capaciteitsversterking toelaat.<br />
De andere onderzochte programma's voorzien algemeen genomen geen financiering<br />
voor:<br />
- lonen, vergoedingen en per diem voor de coördinatoren of het vaste personeel<br />
van de vereniging;<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 128 / 135
- de werkingskosten;<br />
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
- beurzen, studiereizen, studies, expertises, seminaries, zuiver onderzoek...;<br />
- voertuigen en andere zware apparatuur;<br />
- Louter caritatieve acties.<br />
A2.15. Uiterste datum voor indiening van voorstellen<br />
Deze data worden lokaal vastgelegd. Ze variëren dus van programma tot programma, en<br />
zelfs binnen eenzelfde programma.<br />
A2.16. Inhoud van de voorstellen<br />
Alle programma's komen in grote lijnen overeen wat betreft de inhoud van de<br />
financieringsvoorstellen. Er wordt bijna altijd een inleidend kader geleverd. Algemeen<br />
genomen moet een voorstel min of meer gedetailleerd de volgende elementen bevatten:<br />
- Algemene informatie over de aanvrager: Contactgegevens, bankgegevens,<br />
statuten, doelstellingen en ervaringen van de organisatie, informatie over de<br />
leden en de bestuurders, informatie over de huidige activiteiten, financiële<br />
middelen,...<br />
- Beschrijving van het project: Titel, plaats van uitvoering, op te lossen<br />
proble(e)m(en), voorgestelde oplossing(en) en interventielogica (soms wordt er<br />
expliciet een logisch kader gevraagd): doelstelling(en), resultaten, voorziene<br />
activiteiten, financiële en menselijke middelen, risico's en voorziene maatregelen<br />
om die te beperken,...<br />
- Gedetailleerde informatie over de doelgroepen / de begunstigden en hun<br />
bijdrage.<br />
- Een gedetailleerd activiteitenplan (uitvoeringskalender)<br />
- Een budget (uitgavenkalender)<br />
- Een plan dat aantoont dat het om een duurzaam project gaat.<br />
We willen hier nog opmerken dat het Canadese FLI expliciet vraagt om een vorm van<br />
publiciteit of promotie voor Canada te voorzien.<br />
A2.17. Behandeling van de voorstellen<br />
Vier van de zes onderzochte programma's vermelden een procedure voor selectie van de<br />
voorstellen op 2 niveaus.<br />
Binnen het Belgische MIP beslist de ambassade meer over de relevantie en de BTC meer<br />
over de haalbaarheid.<br />
In het programma voor Samenwerking met Lokale civiele maatschappijorganisaties<br />
moeten de subsidies ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Inspecteur van<br />
Financiën en de Minister, en moeten ze het voorwerp vormen van een Koninklijk Besluit.<br />
Het Franse FSD en het GEF-SGP nemen een beslissing over een "concept note" alvorens<br />
een gedetailleerder voorstel te vragen of een "grant application form" op te sturen.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 129 / 135
A2.18. Betalingsvoorwaarden<br />
Bijlage 2: Benchmarking resultaten<br />
Alle onderzochte programma's werken met bewijsstukken en boekhoudkundige<br />
documenten.<br />
Het bedrag van het voorschot, het aantal betalingsschijven en het bedrag van de laatste<br />
schijf verschillen van het ene programma tot het andere en vaak ook binnen eenzelfde<br />
programma in verschillende landen. Ook de vereisten inzake opvolging en evaluatie<br />
waaraan het vrijgeven van de schijven is gekoppeld, variëren. De laatste schijf moet<br />
nagenoeg altijd worden voorgefinancierd door de begunstigde organisatie en wordt pas<br />
vrijgegeven nadat de verschillende vereiste narratieve en boekhoudkundige documenten<br />
zijn voorgelegd.<br />
A2.19. Resultaten en geleerde lessen<br />
Algemeen genomen vinden de verschillende donoren de programma's van het type<br />
micro-interventie vrij doeltreffend en verdienen ze hun plaats tussen de andere<br />
instrumenten voor ontwikkelingssamenwerking.<br />
Het grootste pijnpunt voor alle donoren (uitgezonderd misschien Canada) is de opvolging<br />
van de interventies bij gebrek aan menselijke en financiële middelen die daarvoor vereist<br />
zijn.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 130 / 135
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
A3. Voorbeelden van goede en minder goede<br />
praktijken<br />
A3.1. Enkele micro-interventies die zeer goede<br />
resultaten hebben geboekt<br />
A3.1.1. Aanleg van een drinkwaterbron<br />
Het bestaan van de bron is reeds voor de interventie bekend, maar ze is gelegen op een<br />
zeer steile helling. De weinige gebruikers en gebruiksters moeten hun recipiënten vullen<br />
in een klein uitgegraven bassin stroomafwaarts van de bron, wat de kwaliteit en de<br />
drinkbaarheid van het water zeker niet ten goede komt. Het gebeurt ook regelmatig dat<br />
mensen met hun volle recipiënten hun evenwicht verliezen, wat het verlies van zowel het<br />
recipiënt als de inhoud ervan tot gevolg heeft.<br />
Met de interventie werd ervoor gezorgd dat het water voortaan op zo'n manier wordt<br />
opgevangen dat het door meerdere verschillende leidingen loopt. Op de steile helling<br />
naar de bron werd een trap in cement aangelegd.<br />
Aangezien de bron nu eenvoudig bereikbaar is, is het aantal gebruikers en gebruiksters<br />
na de interventie sterk toegenomen. Het water stroomt door 5 verschillende leidingen. Er<br />
kunnen dus 5 keer meer mensen tegelijk hun recipiënten vullen. Er is een bewaarder die<br />
instaat voor de veiligheid en het onderhoud van de bron. Hij wordt cash of in natura<br />
betaald door de ongeveer 500 gebruikers die dagelijks naar de bron komen. Sinds de<br />
interventie is het aantal gevallen van diarree in de omliggende dorpen sterk afgenomen.<br />
A3.1.2. Bevordering, uitrusting en stimulering van het leerproces<br />
met wiskundige logicaspelletjes in openbare lagere scholen.<br />
Deze micro-interventie is een ietwat bijzondere huiswerkschool. De kinderen hebben<br />
twee uur per week de mogelijkheid om via spelletjes hun logisch redeneervermogen te<br />
ontwikkelen en wiskunde te leren.<br />
Deze micro-interventie komt tegemoet aan een concrete behoefte via een gerichte<br />
interventie bij een welomschreven doelpubliek.<br />
Strategisch gezien heeft de actie de intellectuele ontwikkeling van de bevolking tot doel.<br />
De resultaten worden versterkt door gemotiveerde leraars.<br />
A3.1.3. Dansatelier<br />
Deze micro-interventie wil de hedendaagse dans in een partnerland stimuleren.<br />
Via deze interventie kon een lokale vereniging een dansatelier op hoog niveau<br />
organiseren voor een geïnteresseerd jongerenpubliek.<br />
Op het einde van het atelier organiseerde de vereniging een publieke opvoering voor<br />
enkele uitstekende dansers. Het initiatief kende een groot succes en is uitgegroeid tot<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 131 / 135
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
een tweejaarlijks dansfestival dat ondertussen meerdere financieringsbronnen ter<br />
beschikking heeft.<br />
A3.1.4. Bouw van een sociaal centrum voor kinderen en<br />
tienermoeders<br />
Het centrum doet dienst als kleuterschool en biedt diverse diensten aan tienermoeders in<br />
een volkswijk waar onderwijsinstanties maar zeer beperkt aanwezig zijn.<br />
Voor de micro-interventie steunde het centrum voornamelijk op vrijwilligerswerk en<br />
giften. De huur van het gebouw slorpte het grootste deel van de middelen op en wat<br />
overbleef volstond nauwelijks om de dagelijkse werking te financieren.<br />
Dankzij de micro-interventie kon er een gebouw voor het centrum worden gebouwd. Dit<br />
bood een dubbel voordeel: enerzijds moet het centrum geen huur meer betalen terwijl<br />
net die de grootste uitgavenpost vormde. Het geld dat op die manier wordt vrijgemaakt,<br />
wordt gebruikt om meer diensten aan te bieden en de kwaliteit ervan te verbeteren.<br />
Anderzijds verbetert het nieuwe gebouw de werk- en onderwijsomstandigheden, met<br />
name omdat het beter bestand is tegen overstromingen.<br />
A3.1.5. Productie en verdelen van een handboek over natuurlijke<br />
methodes om dieren te verzorgen.<br />
Een associatie die lokale boeren ondersteunt, heeft een MI gevraagd om een handboek<br />
te produceren en te verdelen waarin natuurlijke methodes uitgelegd staan om dieren te<br />
genezen. De boeren die aangesloten zijn, hebben vaak slechts enkele dieren die ze<br />
verkopen om wat inkomen te hebben. Traditionele geneesmiddelen zijn dus vaak te duur<br />
voor deze boeren.<br />
Door de MI heeft men traditionele methodes kunnen documenteren en op een<br />
didactische manier weergeven in een handboek voor de boeren. Dit handboek is op een<br />
korte periode uitverkocht en er werd op het moment van het bezoek reeds aan een<br />
tweede druk gewerkt.<br />
Door het gebruik van deze traditionele methodes om zieke dieren te genezen, moet de<br />
boer veel minder middelen gebruiken om zijn dieren gezond te houden. Daardoor geeft<br />
hij minder geld uit aan geneesmiddelen, en verhoogt zijn inkomen doordat meer dieren<br />
verkocht kunnen worden.<br />
A3.2. Enkele micro-interventies met zeer slechte of<br />
weinig duurzame resultaten<br />
A3.2.1. Landbouwproductie voor 'plattelandsvrouwen'<br />
De micro-interventie wil de inkomsten verhogen van een groep 'plattelandsvrouwen' die<br />
in feite in de hoofdstad wonen. De Belgische bijdrage wordt gebruikt om wat<br />
landbouwgereedschap en zaad te kopen, maar vooral om een terrein 60 km verderop te<br />
huren, het te laten bewerken door een tractor en om landbouwers te betalen om<br />
verschillende karweien op te knappen (onkruid wieden, oogsten,...).<br />
De opbrengst van de oogst werd verkocht en op de bank gezet (in vreemde valuta<br />
omwille van de snel stijgende inflatie).<br />
In dit geval werden de fondsen nagenoeg volledig geïnvesteerd in productiemiddelen en<br />
om consumptiegoederen en arbeid te betalen. Het staat zo goed als vast dat het om een<br />
eenmalige, niet duurzame operatie gaat ten voordele van enkele vrouwen die ver van de<br />
productieplaats wonen.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 132 / 135
A3.2.2. Herstel van het sociale weefsel<br />
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
De financieringsaanvraag voor deze interventie werd ingediend door een tussenpersoon<br />
in de hoofdstad van het partnerland. Het gaat om een interventie die ingediend werd via<br />
een intermediair in Lima. Ze betreft de psychologische bijstand van personen in een<br />
gebied waar het tot voor kort onrustig was.<br />
Een dergelijke bijstand is op zich erg relevant aangezien de bevolking sterk heeft<br />
geleden onder de terreur van de rebellen en de gewapende troepen. De gevolgen zijn<br />
vandaag de dag nog altijd merkbaar en de bevolking wacht nog steeds op de erkenning<br />
als slachtoffer en de vergoeding van geleden schade.<br />
Het MIP is echter niet geschikt om deze soort problemen op te lossen. De<br />
vooropgestelde doelstellingen waren te ambitieus en met het vastgelegde<br />
maximumbudget konden niet de nodige activiteiten worden ontwikkeld om tastbare<br />
resultaten te boeken. Bovendien was de maximumduur van één jaar veel te kort en lag<br />
de interventieplek op meer dan 5 uur rijden van de dichtstbijzijnde stad.<br />
A3.2.3. Genereren van inkomsten met legkippen<br />
De micro-interventie wil een inkomen genereren voor een groep vrouwen uit de rand van<br />
een grote stad.<br />
De bron van inkomsten is de verkoop van kippeneieren. In een latere fase zou de<br />
productie van groenten de variatie in het voedingspatroon van de vrouwen ten goede<br />
moeten komen.<br />
De tussenstructuur heeft ervoor gezorgd dat het initiatief een hangar ter beschikking<br />
kreeg en een lapje grond voor de groenteteelt.<br />
Met de micro-interventie werd de aankoop van kooien en kippen gefinancierd, samen<br />
met de eerste zakken voeding voor legkippen.<br />
De vrouwen krijgen een opleiding om de kippen te voeden en hun gezondheid te<br />
bewaken.<br />
Het project creëerde bij de vrouwen de sterke hoop dat hun dagelijks leven zou<br />
verbeteren.<br />
Vaststelling van de evaluatie:<br />
- De vaste kosten en de risico's werden niet op een correcte manier ingecalculeerd.<br />
Als het tij niet keert, zullen de productiekosten de winst uit de verkoop van de<br />
eieren snel overstijgen en komt het project in gevaar.<br />
- De prijs van de voeding stijgt meer dan voorzien<br />
- De kippen werden getroffen door een epidemie: er waren geen medicijnen<br />
voorzien, net zo min als een vervanging van de legkippen die stierven.<br />
Bovendien is het project gevestigd in een gebied dat een snelle stedelijke ontwikkeling<br />
kent, wat het project op relatief korte termijn in het gedrang zal brengen.<br />
A3.2.4. Aanleg van een waterput<br />
Met de aanleg van een waterput wou het project de melkproductie verhogen door de<br />
afstand van tot een waterpunt voor het vee te verkorten.<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 133 / 135
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
De micro-interventie werd niet toegekend aan de vereniging van veehouders, maar wel<br />
aan een commercieel bedrijf dat actief is in de sector van de melkverwerking. Voor dit<br />
bedrijf bestond het doel er vooral in om de gemeenschappen te binden.<br />
De put werd gegraven zonder voorafgaande studie van de meest geschikte plek en er<br />
werd niet zo diep gegraven als voorzien in de aanvraag, zodat het ondergrondse<br />
waterbekken niet werd bereikt.<br />
Resultaten:<br />
- De waterput staat droog en wordt verwaarloosd.<br />
- Er is een conflict tussen het bedrijf en de vereniging van veehouders<br />
- De waterput staat in het gebied bekend als de "Belgische put" en geeft België dus<br />
een slecht imago.<br />
A3.2.5. Bouw van een gezondheidscentrum<br />
Een gezondheidscentrum dat in heel slechte staat was, had een MI aangevraagd om een<br />
nieuw gezondheidscentrum te bouwen dat beter kan voldoen aan de behoeften van de<br />
patiënten van het gezondheidscentrum.<br />
Met de fondsen van de MI is een stuk grond aangekocht en is de bouw begonnen van het<br />
nieuwe centrum. Twee problemen hebben ervoor gezorgd dat het nieuwe centrum er<br />
nooit gekomen is:<br />
- een gebrek aan geld om het centrum volledig af te maken door slechte<br />
budgettering in combinatie met een torenhoge inflatie<br />
- de aankoop van de grond is te goeder trouw gebeurd, en dus niet correct<br />
verlopen. Er is nooit een geldig eigendomscertificaat gegeven aan de nieuwe<br />
eigenaar.<br />
Daardoor staan er nu vier muren op een stuk grond waarvan de eigendomsrechten<br />
betwist worden. Er is dus geen enkele verbetering ten opzichte van de beginsituatie.<br />
A3.3. Best practice van de selectiestrategie<br />
Selection of MIPs: The criteria used are:<br />
- 1. The beneficiaries are the vulnerable groups in the society (youth, woman,<br />
elder, disabled)<br />
- 2. Income generating<br />
- 3. Gender oriented<br />
- 4. Focused and verifiable results<br />
- 5. New MIP<br />
- 6. Budget oriented to the beneficiaries<br />
The criteria will be rated according to four classes (0 - 1 - 2 - 3). At this stage all criteria<br />
have equal weight and the Embassy CSR has not yet been taken into account.<br />
Values of the classes for the different criteria:<br />
1) Vulnerable groups<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 134 / 135
- 0 = not at all.<br />
- 1 = indirectly<br />
- 2 = directly<br />
Bijlage 3: Voorbeelden van goede en minder goede praktijken<br />
- 3= high and direct return for the vulnerable groups<br />
2) Income generating<br />
- 0 = no income is or will be generated<br />
- 1 = some income might be generated in the future<br />
- 2 = income is generated already during the project<br />
- 3 = income generating during the project will increase with time (multiplication<br />
effect)<br />
3) Gender<br />
- 0 = men / women are not equally considered<br />
- 1 = men / woman are equally considered<br />
- 2 = woman are positively discriminated<br />
- 3 = status of woman will be improved<br />
4) Focused on results<br />
- 0 = results / services to deliver are unclear<br />
- 1 = results are clear but doubts exist if these are of interest for the beneficiaries<br />
- 2 = clear results of interest for the beneficiaries<br />
- 3 = sharp results and of high interest for the beneficiaries<br />
5) New MIPs<br />
- 0 = applicant was already granted a MIP in 2009 or 2008<br />
- 1 = applicant was granted a MIP in 2007; 2006 or 2005<br />
- 2 = applicant was granted a MIP before 2005<br />
- 3 = applicant was never granted a MIP<br />
Evaluatie van het micro-interventie programma blz. 135 / 135
Evaluatie nr S4/2010/06<br />
Wettelijk depot : 0218/2011/46<br />
KOnInKRIJK BELGIË<br />
Federale Overheidsdienst<br />
<strong>Buitenlandse</strong> <strong>Zaken</strong>,<br />
<strong>Buitenlandse</strong> handel en<br />
Ontwikkelingssamenwerking<br />
Dienst Bijzondere Evaluatie van de Internationale samenwerking<br />
Egmont • Karmelietenstraat 15, B-1000 Brussel • + 32 2 (0)2 501 38 34 • www.diplomatie.belgium.be • www.dg-d.be • ses-dbe@diplobel.fed.be