Onderzoeksrapport recht doen aan generaties (pdf, 985 kb) - Svb
Onderzoeksrapport recht doen aan generaties (pdf, 985 kb) - Svb
Onderzoeksrapport recht doen aan generaties (pdf, 985 kb) - Svb
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
onderzoeksrapport | <strong>recht</strong> <strong>doen</strong> <strong>aan</strong> <strong>generaties</strong><br />
De uitspraak over de Wet <strong>aan</strong>passing fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie<br />
levensloopregeling is gewezen door het Ge<strong>recht</strong>shof ’s-Hertogenbosch in een civiele<br />
procedure. De overige uitspraken zijn gewezen door de CRvB in een bestuurs<strong>recht</strong>elijk<br />
procedure.<br />
3.2.1 de overgangsvoordelen in de algemene ouderdomswet 158<br />
Betrokkene is geboren in 1929 en heeft de Nederlandse nationaliteit. Hij komt niet in <strong>aan</strong>merking<br />
voor de overgangsvoordelen op grond van de AOW, maar wel voor de overgangsvoordelen<br />
op grond van Bijlage VI bij EG-Verordening 1408/71. Begin 2000 verhuist hij van<br />
Frankrijk naar Zwitserland en verliest hij zijn <strong>recht</strong> op de overgangsvoordelen op grond van<br />
Bijlage VI. De SVB verlaagt de AOW-uitkering van 92% naar 66% van het pensioen voor een<br />
gehuwde. In de procedure die op deze verlaging volgt, doet betrokkene een beroep op<br />
artikel 26 IVBPR.<br />
Volgens de CRvB is er geen sprake van verboden onderscheid naar leeftijd als bedoel in<br />
artikel 26 IVBPR. Het onderscheid tussen personen die ten tijde van de inwerkingtreding van<br />
de AOW op 1 januari 1957 ouder of jonger dan 15 jaar waren vloeit voort uit het karakter<br />
van de AOW. Dit onderscheid is gebaseerd op redelijke en objectieve gronden. De CRvB<br />
verwijst niet naar de parlementaire geschiedenis.<br />
3.2.2 de tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening 159<br />
Betrokkene is op 1 juli 2007 nog geen pensioenge<strong>recht</strong>igde in de zin van de AOW. In<br />
oktober 2007 beslist de SVB dat zij geen <strong>recht</strong> heeft op een eenmalige uitkering op basis<br />
van de Tijdelijke regeling eenmalige tegemoetkoming pensioenverevening. Betrokkene<br />
beroept zich op artikel 26 IVBPR en voert <strong>aan</strong> dat zij ongelijk wordt behandeld ten<br />
opzichte van personen die voor 1 juli 2007 pensioenge<strong>recht</strong>igde in de zin van de AOW<br />
zijn geworden.<br />
De CRvB verwijst naar de parlementaire geschiedenis en stelt vast dat de wetgever<br />
bewust heeft gekozen voor een bepaalde groep personen. Bij deze keuze kan en mag<br />
de uitvoerbaarheid van een regeling een rol spelen. 160 Er is geen sprake van een niet te<br />
<strong>recht</strong>vaardigen vorm van ongelijke behandeling.<br />
3.2.3 de algemene nabest<strong>aan</strong>denwet 161<br />
Betrokkene is geboren op 4 juli 1950. Haar echtgenoot overlijdt eind 2000. Zij krijgt een<br />
Anw-uitkering omdat zij meer dan 45% arbeidsongeschikt is. Na een herkeuring in 2002<br />
beëindigt de SVB haar uitkering omdat zij niet langer meer dan 45% arbeidsongeschikt<br />
is. In hoger beroep stelt zij dat de Anw een onge<strong>recht</strong>vaardigd onderscheid maakt tussen<br />
personen geboren voor 1 januari 1950 en personen geboren op of na deze datum. Zij<br />
beroept zich op artikel 2 lid 1 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens,<br />
artikel 14 EVRM, EG-richtlijn 2000/78 en de WGBL.<br />
158 CRvB 23 januari 2004, 01/1829, LJN AO3131, RSV 2004/160, USZ 2004, 113.<br />
159 CRvB 12 april 2011, 08/5503 WWB, LJN BQ1135.<br />
160 CRvB 4 oktober 2000, 99/3814 Anw, LJN AA8249, RSV 2001/19, USZ 2000, 293 m. nt. MD.<br />
161 CRvB 2 maart 2007, 04/3371 ANW, LJN BA0269, JB 2007, 93, RSV 2007/129, USZ 2007, 119. Deze uitspraak is<br />
bevestigd in de uitspraak van de CRvB van 27 januari 2010, 08/4096 AOW, LJN BL2131.<br />
34