Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Jaarboek Thomas Instituut 1989 - Thomas Instituut te Utrecht
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
EEN HYPOTHESE csrorrsr 85<br />
waardoor de positiebepaling van dat eers<strong>te</strong> artikel <strong>te</strong>r dicussie<br />
ges<strong>te</strong>ld wordt : in nobis (obj. 1), proeedere a (obj. 2). In zijn<br />
positiebepaling begint <strong>Thomas</strong> niet alleen, zoals gewoonlijk, met<br />
het poneren van zijn visie met betrekking tot de ges<strong>te</strong>lde kwestie,<br />
maar laat hij hieraan de herhaling van wat hij in het vorige artikel<br />
betoogd heeft voorafgaan: ''Verbum proprie dictum in divinis<br />
personali<strong>te</strong>r accipitur et est proprium nomen personae Filli." In de<br />
beknop<strong>te</strong> argumentatie gebruikt <strong>Thomas</strong> weliswaar een nieuwe<br />
<strong>te</strong>rm (emanatio)om verbum <strong>te</strong> omschrijven,maar hij verbindt deze<br />
<strong>te</strong>rm met procedere: "Significat enim quandam emanationem<br />
in<strong>te</strong>llectus; persona au<strong>te</strong>m quae procedit in divinis secundum<br />
emanationem in<strong>te</strong>llectus dicitur filius." In fei<strong>te</strong> wordt hier dus<br />
uitgewerkt wat al in a. 1is ges<strong>te</strong>ld.(58) .<br />
Eenzelfdeopmerking kan gemaaktworden met betrekking tot het<br />
antwoord op de eers<strong>te</strong> objectio,zij het dat <strong>Thomas</strong> hier het verschil<br />
tussen in nobis - in divinis op een onthullende manier aanscherpt:<br />
"Innobis non est idem esse et in<strong>te</strong>lligere.... Sed esse Deiest ipsum<br />
ejusin<strong>te</strong>lligere."<strong>Thomas</strong>gebruikt hier de conclusievan een analyse<br />
die hij in q. 14, (Utrum suum in<strong>te</strong>lligere sit sua substantia: a. 4)<br />
gemaakt heeft. In deze analyse verwijst hij nadrukkelijk een aantal<br />
keren naar q. 3, de quaestio over de niet-samenges<strong>te</strong>ldheid van<br />
God, de quaestio waarmee hij zijn onderzoek naar de formele<br />
trekkenbegint (zieboven 1).<br />
3.3.4. "Utrum in nomine Verbiimpor<strong>te</strong>tur respectus ad creaturas"<br />
(a.3)<br />
<strong>Thomas</strong>' positiebepalig bestaat uit twee momen<strong>te</strong>n. In zijn<br />
respons concentreert<strong>Thomas</strong>zich op Gods kennis en formuleert zo<br />
een principieel standpunt: "In Verbo importatur respectus ad<br />
creaturam." Hij verwijst hierbij naar Ps. 32:9 "Dixit et facta sunt."<br />
In zijn reactie op de eers<strong>te</strong> en tweede objectio nuanceert hij dit<br />
principiëlestandpunt. Indeze structuur keert de spanning <strong>te</strong>rug die<br />
<strong>te</strong>n grondslag ligt aan de vraags<strong>te</strong>lling (zie boven 3.2). Bij beide<br />
nuanceringenmaakt hij gebruikvan eerdere analyseswaarin duidelijkeverbanden<br />
aan <strong>te</strong> wijzenzijnmet de openingsquaestiones.<br />
In de eers<strong>te</strong> objectio wordt ges<strong>te</strong>ld dat Woord', dat personeel<br />
gebruikt wordt, geen verhouding tot de schepping inhoudt, omdat<br />
de benamingen, die die verhouding inhouden, in divinis essentieel<br />
gebruikt worden. <strong>Thomas</strong> grijpt voor zijn reactie <strong>te</strong>rug op de analyse<br />
van 'persona', die hij aan zijn onderzoek naar de afzonderlijke