Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs
Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs
Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
j a a r g a n g 3 5<br />
j u l i / a u g u s t u s 2 0 1 1<br />
nummer<br />
7/8<br />
MODERN<br />
MEDICINE<br />
h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />
tHemanummer pijn<br />
• medicinale behandeling van pijn bij kanker<br />
• Pijn en pijnbehandeling bij osteoporose<br />
• Cardiovasculaire autonome neuropathie bij diabetes<br />
• neuropathische pijn bij diabetes<br />
• menstruele migraine: een praktisch overzicht<br />
Furunculoïde myiasis en de behandeling<br />
Hypertrofische littekens en keloïd
Colofon<br />
Algemeen <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> is een praktisch en informatief<br />
tijdschrift. Het doel van <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> is de<br />
lezer inzicht en overzicht te geven op medisch gebied.<br />
Dankzij <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> raakt men snel en op toegankelijke<br />
wijze op de hoogte van actuele ontwikkelingen in<br />
een breed kader. Naast artikelen bevat <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong><br />
een aantal vaste rubrieken met aandacht voor een veelheid<br />
van onderwerpen.<br />
Onafhankelijkheid <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong><br />
wordt samengesteld vanuit een wetenschappelijk kader.<br />
De inhoud van <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> wordt bepaald en<br />
bewaakt door de redactie en aan de uitgever verbonden<br />
artsen. Het uitgangspunt is dat alle informatie herleidbaar<br />
tot de bron moet zijn. Er is geen inhoudelijke<br />
invloed van de farmaceutische industrie, wel kunnen<br />
voor de huisarts specifieke onderwerpen ter beoordeling<br />
aan de redactie worden aangedragen. Artikelen binnen<br />
rubrieken congresnieuws, medisch nieuws en referaten<br />
kunnen tot stand komen op verzoek van de farmaceutische<br />
industrie.<br />
Vanzelfsprekend staat <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> open voor bijdragen<br />
van lezers. Publicaties of referaten kunnen, na<br />
beoordeling door de redactie( adviesraad), worden<br />
geplaatst. Voor meer informatie kan men zich wenden<br />
tot de uitgever.<br />
Redactie<br />
dr. I. Arnold, huisarts (hoofdredacteur)<br />
dr. A. Knuistingh Neven, huisarts<br />
dr. H.A. Thiadens, huisarts<br />
dr. Y. Groeneveld, huisarts<br />
dr. M. Brueren, huisarts<br />
dr. H.W.J. van Marwijk, huisarts<br />
drs. P.W. Dielissen, huisarts<br />
Bladredactie<br />
Eindredactie: mw. C. Harting<br />
Bladmanager: mw. A. Roosenbrand<br />
roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />
Redactie medisch nieuws: dr. J.D. Schuijf<br />
Uitgever<br />
Van Zuiden Communications B.V.<br />
Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn<br />
Tel.: 0172-47 61 91, Fax: 0172-47 18 82<br />
E-mail: roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />
Internet: www.vanzuidencommunications.nl<br />
Advertentie-exploitatie<br />
Van Zuiden Communications B.V.<br />
Tel.: 0172-47 61 91<br />
E-mail: info@vanzuidencommunications.nl<br />
<strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> wordt op basis van ‘controlled circulation’<br />
aan praktiserende huisartsen en huisartsen-inopleiding<br />
verspreid. Deze mailing is verzorgd op basis van<br />
het Pharbase- gegevensbestand van Cegedim Dendrite,<br />
Naarden.<br />
ISSN: 0929-0141<br />
Oplage: 7.200 exemplaren, Frequentie: 11 keer per jaar<br />
Abonnementsprijs (per jaar, incl. b.t.w.)<br />
Nederland _ 117,00 Europa _ 165,00<br />
Losse nummers _ 15,00, incl. b.t.w.<br />
Beëindigen abonnement: opzeggen van het abonnement<br />
dient schriftelijk en ten minste twee kalendermaanden<br />
voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden<br />
bij de uitgever.<br />
©<strong>2011</strong>, Van Zuiden Communications B.V. Het is niet<br />
toegestaan om, zonder schriftelijke toestemming van de<br />
uitgever, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan<br />
over te nemen, te publiceren of anderszins openbaar te<br />
maken of te vermenigvuldigen. Beweringen en meningen<br />
geuit in deze publicatie zijn die van de auteur(s) en<br />
niet (noodzakelijkerwijs) die van de redactie of de uitgever.<br />
Grote zorgvuldigheid wordt betracht bij de samenstelling<br />
van artikelen. Fouten (in de gegevensverwerking)<br />
kunnen echter niet altijd worden voorkomen. Met<br />
het oog hierop en omdat de ontwikkelingen in de medische<br />
wetenschap snel voortschrijden, wordt de lezer<br />
aangeraden onafhankelijk inlichtingen in te winnen en/<br />
of onderzoek te verrichten wat betreft de vermelde diagnostische<br />
methoden, doseringen van medicijnen, etc. De<br />
redactie en de uitgever wijzen elke verantwoordelijkheid<br />
of aansprakelijkheid voor (de juistheid van) dergelijke<br />
gegevens van de hand en garanderen noch ondersteunen<br />
enig product of enige dienst geadverteerd in deze publicatie,<br />
noch staan zij garant voor enige door de vervaardiger<br />
van dergelijke producten of diensten gedane beweringen.<br />
editorial<br />
P i j n a l s s i g n a a l<br />
MODERN<br />
MEDICINE<br />
h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />
Patiënten melden zich meestal direct bij de dokter als zij pijn ergens voelen. Vooral<br />
patiënten met pijn in de rug zitten vaak in de wachtkamer. Blijkbaar is rugpijn een<br />
duidelijk signaal dat er iets mis is en de patiënt verwacht dat de dokter daar iets aan<br />
gaat doen. Wij als dokters hebben bij rugpijn zelf een probleem veroorzaakt. Immers,<br />
tot 15 jaar geleden luidde het advies bij rugklachten: twee weken bedrust. Platliggen!<br />
Toch is het ook bij rugpijn goed om op te letten, zie de casus in dit nummer. Sommige<br />
patiënten blijven langdurig pijn ervaren, ook als geen duidelijke pathologie aantoonbaar<br />
is. Zij ervaren vaak dagelijks pijnklachten die hun leven negatief beïnvloeden. Gelukkig<br />
zijn recent nieuwe richtlijnen ontwikkeld om deze patiënten betere zorg te bieden dan<br />
de mededeling ‘het zit tussen uw oren’. Omgekeerd zullen huisartsen ook hun ideeën<br />
hebben over bepaalde pijnklachten; zij ondernemen actie bij buikpijn of bij een diabeet,<br />
als de patiënt door neuropathie juist geen pijn meer voelt in zijn benen of coronairvaten.<br />
Buiten de spreekkamer is pijn ook een positief signaal. De held van de Tour de France<br />
is de renner die het beste zijn pijn kan opzoeken en verdragen. Voor gewone sporters is<br />
spierpijn het teken dat er goed is getraind en de conditie vooruit gaat. Ook bij revalidatie<br />
na een operatie of blessure is het advies om zo snel mogelijk te gaan bewegen. Op<br />
deze manier kunnen spieren, pezen en botten weer op de juiste manier functioneren.<br />
Aan het einde van het leven kan kanker veel pijn en ongemak veroorzaken. Patiënten<br />
en familie vinden dit meestal het grootste probleem in de laatste fase. Vaak is het<br />
voor de huisarts niet zo eenvoudig om maatwerk te leveren bij terminale kanker. In<br />
dit nummer informatie over bijvoorbeeld doorbraakpijn en het nut van intranasale<br />
toediening van morfine. Als u er nog niet uitkomt kunt u in elke regio een palliatief<br />
consulent raadplegen.<br />
ingrid arnold<br />
Hoofdredacteur, huisarts<br />
223
perifere en centrale neuropathische pijn<br />
Het ondraaglijke<br />
kalmeren<br />
Lyrica. Snelle en aanhoudende<br />
pijnverlichting (1-5)<br />
11.LYP.1.11<br />
inhoud<br />
artikelen<br />
parasitologie<br />
‘i’ve got you under my skin’<br />
Over furunculoïde myiasis en de behandeling<br />
Drs. R. Bachasingh-Ramdin, dr. L. van Lieshout,<br />
parasitoloog, dr. W. de Ruijter<br />
Met het toenemende aantal reizen naar tropische vakantiebestemmingen<br />
groeit ook het aantal reizigers dat<br />
‘exotische’ ziekten van allerlei aard mee terugneemt. Uit<br />
onderzoek van Wetsteyn et al blijkt dat huidafwijkingen<br />
bij Nederlandse tropenreizigers frequent voorkomen.<br />
Diabetuscasus<br />
Casus: patiënte is het vertrouwen in de<br />
behandeling kwijt<br />
Dr. S.T. Houweling, dr. S. Verhoeven, drs. K.J.J. van<br />
Hateren , dr. N. Kleefstra , mw. M.B. van der Leeden,<br />
prof. dr. H.J.G. Bilo<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />
225<br />
232<br />
kleine kwalen<br />
Hypertrofische littekens en keloïd 230<br />
R. Meijer, dr. A. Knuistingh Neven, dr. J.A.H. Eekhof<br />
tHemanummer pijn<br />
Diabetische perifere neuropathische pijn<br />
voor het voetlicht<br />
Dr. C.J. Vos<br />
Perifere neuropathische pijn bij patiënten met diabetes<br />
mellitus is een ondergediagnosticeerde en daarmee<br />
onderbehandelde ziekte. Een juiste diagnose en bijbehorende<br />
behandeling zijn essentieel voor een goede zorg.<br />
235<br />
neuropathische pijn bij diabetes mellitus 237<br />
Dr. H.W. de Valk<br />
Neuropathische pijn is een complicatie van een aantal<br />
vormen van neuropathie en wordt in de setting daarvan<br />
beschreven. Neuropathische pijn staat vaak niet op<br />
zichzelf en is een onderdeel van verschillende directe<br />
en indirecte consequenties van zenuwschade.<br />
pijn en pijnbehandeling bij osteoporose 242<br />
Prof. dr. W.W.A. Zuurmond1, prof. dr. J.J. de Lange,<br />
dr. A.P.E. Vielvoye-Kerkmeer<br />
Osteoporose komt in het algemeen vooral na het vijftigste<br />
jaar voor bij vrouwen en na het zestigste en<br />
zeventigste jaar bij mannen. Klinisch komt osteoporose<br />
vooral tot uiting in botbreuken, waardoor het een van<br />
de hoofdoorzaken is van morbiditeit, mortaliteit en<br />
hoge medische kosten. 3 Het is duidelijk dat acute (rug)<br />
pijn bij osteoporose ontstaat ten gevolge van een wervelinzakking.<br />
MODERN<br />
MEDICINE<br />
h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />
60-jarige politieagent met rugpijn en<br />
uitstraling naar het been<br />
D.W. Hinkema, dr. J.B.M de Vos-van de Biezenbos<br />
Pijn in de rug met uitstraling naar het been met krachtsen<br />
sensibiliteitsverlies zijn symptomen die tezamen<br />
kunnen wijzen op radiculopathie. Radiculopathie wordt<br />
vaak veroorzaakt door compressie van een wortel door<br />
een hernia nuclei pulposi.<br />
247<br />
pijn bij gewrichtsaandoeningen 249<br />
Dr. T.L. Jansen<br />
Veel consulten bij de huisarts en wel tot 90% van de<br />
consulten bij de reumatoloog betreffen locomotorische<br />
pijn: pijnklachten van het bewegingsapparaat. Pijn is een<br />
onafhankelijke sensatie doorgegeven via een gespecialiseerd<br />
neuronaal apparaat. Voor clinici kan grofweg een<br />
onderverdeling worden gemaakt in ontstekingsgerelateerde<br />
en niet-ontstekingsgerelateerde – mechanische<br />
– gewrichtspijnen.<br />
medicinale behandeling van pijn bij kanker 252<br />
Drs. P.C. de Jong<br />
In dit artikel wordt aandacht besteed aan de medicamenteuze<br />
behandeling van pijn bij kanker. Aan bod<br />
komen onder meer de veranderde houding ten aanzien<br />
van opioïden, het te volgens stappenplan bij kankerpijn<br />
en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van pijnbestrijding<br />
bij kanker.<br />
menstruele migraine: een praktisch overzicht 258<br />
Dr. J.S.P. van den Berg<br />
Menstruele migraine heeft in Nederland een prevalentie<br />
van 3%. Er is een onderverdeling in echte menstruele<br />
migraine en de menstruatiegerelateerde migraine. De<br />
menstruele migraine leidt bij vrouwen tot een ernstige<br />
sociale beperking.<br />
rubrieken<br />
editorial 223<br />
medisch nieuws 234<br />
referaat<br />
inzet langwerkende insuline-analogen en<br />
glykemische controle in nederland bij Dm2<br />
Darmschade door nsaiD’s: onzichtbaar<br />
maar wel aanwezig<br />
229<br />
257<br />
Verslag<br />
triptanen voor migraine: welke voorkeur 261<br />
heeft de patiënt?<br />
galenusprijzen <strong>2011</strong> <strong>262</strong><br />
224
klinisCHe les<br />
‘i’ve got you under my skin’<br />
Over furunculoïde myiasis en de behandeling ervan<br />
Drs. r. bachasingh-ramdin, huisarts, destijds aiOs huisartsgeneeskunde 1 , dr. l. van lieshout, parasitoloog 2 en dr. w. de ruijter, huisarts/senioronderzoeker 1<br />
1 Leids Universitair Medisch Centrum, afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, 2 Leids Universitair Medisch Centrum, afdeling Parasitologie<br />
Met het toenemende aantal reizen naar tropische<br />
vakantiebestemmingen groeit ook het<br />
aantal reizigers dat ‘exotische’ ziekten van<br />
allerlei aard mee terugneemt.<br />
artsen zien in toenemende mate infectieziekten die kenmerkend<br />
zijn voor deze gebieden.<br />
uit onderzoek van wetsteyn et al 1 blijkt dat huidafwijkingen<br />
bij nederlandse tropenreizigers frequent voorkomen.<br />
Veroorzakers zijn onder meer streptokokken en ectoparasieten<br />
zoals zandvlooien, scabiës en de maden die<br />
myiasis veroorzaken. midden- en Zuid-amerika, vooral het<br />
amazonegebied, en sub-sahara afrika zijn endemische<br />
gebieden voor cutane myiasis.<br />
in dit artikel beschouwen wij een vorm van cutane myiasis,<br />
zogenoemde furunculoïde myiasis en de behandeling hiervan<br />
aan de hand van een casus.<br />
Ziektegeschiedenis<br />
Patiënte, een 11-jarige meisje, bezocht met haar moeder<br />
het spreekuur van haar huisarts met een pijnlijke, rode en<br />
warme zwelling van haar rechteronderbeen, die ontstaan<br />
was na een muggenbeet een week eerder. Haar moeder gaf<br />
aan dat patiënte frequent ontstekingen van haar huid kreeg<br />
na een insectenbeet en zij maakte zich zorgen gezien een<br />
voorgenomen reis naar Suriname binnenkort.<br />
De huidafwijking werd door de huisarts als een secundaire<br />
bacteriële infectie behandeld met flucloxacilline viermaal<br />
daags 500 mg voor een week. Hierop verbeterde het huidbeeld<br />
met uiteindelijk restloze genezing. Gezien deze en<br />
eerdere episoden van secundaire infectie na insectenbeten,<br />
werd aan patiënte eenzelfde antibioticumkuur meegegeven<br />
voor ‘zo nodig’ tijdens de vakantie. Met daarbij het advies<br />
gesloten katoenen kleding te dragen en eventueel ter plaatse<br />
een arts te consulteren bij recidieven.<br />
Drie weken na terugkomst bezocht patiënte het spreekuur<br />
met haar zus. Direct viel een zwelling en roodheid van haar<br />
rechteronderarm op. Deze zwelling was ontstaan in Suriname<br />
waar zij zoals verwacht veel insectenbeten had opgelopen. Zij<br />
was daar ook in het binnenland geweest. Aanvankelijk was<br />
het een soort puist waaruit vocht was gekomen. De afgelopen<br />
week was een zwelling rondom deze puist ontstaan en<br />
toegenomen. Ze had lichte pijn, maar met name jeuk aan de<br />
huidafwijking. De antibiotica had zij nog niet gebruikt.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 225
In de voorafgaande dagen had haar moeder de zwelling<br />
besmeerd met een meelpapje. Patiënte vertelde dat er de<br />
avond tevoren iets uit de zwelling was gekropen, nadat zij<br />
had geprobeerd haar ‘uit te knijpen’. Ze had een potje met<br />
‘de vangst’ bij zich.<br />
De huisarts zag een angstige jongedame en zeer bezorgde<br />
zus. Patiënte maakte een niet-zieke indruk. De lateralodorsale<br />
zijde van de rechteronderarm was rood en gezwollen.<br />
Vijf centimeter caudaal van de elleboog was een furunculoïde<br />
afwijking met centraal waarneembare opening. De arm was<br />
niet pijnlijk of warm en de functie van het ellebooggewricht<br />
was normaal.<br />
In het potje was een bewegende witte larve van circa acht<br />
millimeter zichtbaar met enkele rijen zwarte stippen, die<br />
bij nadere inspectie haakjes bleken te zijn.<br />
Differentiaaldiagnostisch werd gedacht aan een beginnend<br />
abces ten gevolge van een insectenbeet of parasiet na<br />
tropenbezoek. Na overleg met een parasitoloog, op advies<br />
van de tevens geconsulteerde chirurg, leek de larve zeer<br />
suspect voor Dermatobia hominis. Het behandeladvies was<br />
een expectatief beleid te voeren en alleen te starten met<br />
antibiotica bij een evidente secundaire bacteriële infectie.<br />
Na uitleg gingen patiënte en zus gerustgesteld naar huis,<br />
met het advies contact op te nemen bij toenemende ontstekingsverschijnselen.<br />
Parasitologisch onderzoek bevestigde dat het een larve van<br />
Dermatobia hominis betrof. Een week later vond controle<br />
plaats. De arm was niet meer rood of gezwollen en van<br />
de furunculoïde afwijking was slechts een rest aanwezig,<br />
die niet pijnlijk was. Ondanks de eerdere complicaties na<br />
insectenbeten was nu sprake van bijna restloze genezing<br />
zonder gebruik van antibiotica.<br />
Beschouwing<br />
Myiasis is afgeleid van het Griekse woord myia wat vlieg<br />
betekent. Het betekent de infestatie van mensen of dieren<br />
door larven van tweevleugelige vliegen (orde Diptera). 2<br />
Vliegenlarven worden ook wel maden genoemd.<br />
226<br />
Myiasis kan entomologisch en klinisch worden geclassificeerd.<br />
Entomologisch wordt onderscheid gemaakt in drie<br />
groepen: obligaat, facultatief en accidenteel.<br />
De larven van obligate myiasisveroorzakers passeren het<br />
larvestadium parasitair in levend weefsel van met name<br />
dieren, maar soms ook mensen.<br />
De larven van de facultatieve groep ontwikkelen zich in<br />
kadavers of rottend vlees, maar kunnen ook voorkomen in<br />
(necrotische) wonden.<br />
In accidentele myiasis kunnen de larven zich na ingestie<br />
van besmet voedsel of drank in de darmen verder ontwikkelen.<br />
3<br />
De klinische vormen zijn ten eerste cutane myiasis, die<br />
op haar beurt kan worden onderverdeeld in furunculoïde<br />
myiasis, subcutane myiasis (creeping myiasi) en wondmyiasis.<br />
Ten tweede myiasis van holtes zoals nasale, oculaire,<br />
auriculaire en vaginale myiasis en ten derde inwendige<br />
myiasis, zoals gastro-intestinale en urogenitale myiasis. 4<br />
De meest gevallen van furunculoïde myiasis worden veroorzaakt<br />
door twee obligate verwekkers: Dermatobia hominis<br />
en Cordylobia antropophaga. In minderde mate kan furunculoïde<br />
myiasis ook worden veroorzaakt door Cuterebra<br />
en Wohlfahrtia vigil die beide voornamelijk voorkomen in<br />
Noord-Amerika. 4<br />
Dermatobia hominis<br />
Dermatobia hominis ofwel ‘the human botfly’, ‘el torsalo’<br />
(Centraal-Amerika), ‘moyocuil’ (Mexico), ‘berne’ (Brazilië)<br />
of ‘maskita woron’ / paardevlieg (Suriname) is een soort<br />
binnen de Oestridae familie (horzels). Centraal- en Zuid-<br />
Amerika, van Mexico tot noordelijk Argentinië en Chili<br />
vormen het endemisch gebied. Vooral in en rond het<br />
Amazonegebied komt de vlieg veel voor. 3,4,5 Het is voornamelijk<br />
een parasiet van zwijnen, paarden, schapen, katten en<br />
honden en vormt een plaag met aanzienlijke economische<br />
verliezen in de vee-, melk- en lederhandel in betreffende<br />
gebieden. 6,7 Furunculoïde myiasis is het gevolg van de incidentele<br />
infestatie van de mens.<br />
KernPunten<br />
• Furunculoïde myiasis is een vorm van cutane myiasis die vooral wordt veroorzaakt door de larve van de vliegen<br />
Dermatobia hominis en Cordylobia antropophaga. Deze vliegen komen endemisch voor in midden- en Zuidamerika,<br />
respectievelijk sub-sahara afrika.<br />
• infestatie van een gastheer, waaronder bijvoorbeeld de mens, is een essentieel onderdeel van de ontwikkelingsstadia<br />
van deze vliegen. Door toename van het aantal verre reizen worden artsen vaker geconfronteerd met deze<br />
huidafwijking.<br />
• Het klinische beeld kan worden verward met pyodermie (etterige huidziekte). De primaire behandeling is echter<br />
het verwijderen van de larve en niet het starten van antibiotica. Vroege herkenning is van therapeutische waarde<br />
en de behandeling kan goed door de huisarts worden uitgevoerd.<br />
De volwassen vlieg is gemiddeld 1,5 centimeter groot, geelbruin<br />
van kleur en heeft pluimachtige sprieten. Zij heeft<br />
een unieke levenscyclus waardoor ze de bijnaam ‘the hitchhiking<br />
larva’ heeft gekregen. 8 De volwassen vrouwelijke<br />
vlieg voedt zich niet, maar gebruikt de voeding opgeslagen<br />
tijdens het larvenstadium. De vrouwelijke vlieg plakt haar<br />
eitjes aan de buik van een ander vliegend en bloedzuigend<br />
insect, meestal een muskiet. Wanneer dit niet lukt worden<br />
de eitjes ook wel op planten gelegd. Wanneer deze drager<br />
zich voedt aan een warmbloedige gastheer verlaten de jonge<br />
larven het eitje en invaderen de huid waar ze subdermaal<br />
blijven zitten. Dit veroorzaakt de furunculoïde afwijking.<br />
De larve ontwikkelt zich van stadium-I naar stadium-III<br />
binnen ongeveer 30 dagen en voedt zich met name met<br />
wondvocht. 9 Het staarteinde is vaak zichtbaar in de ademopening,<br />
centraal in de huidafwijking. In stadium-III kruipt<br />
de larve uit de huid om zich vervolgens op de grond te verpoppen,<br />
waarna de larve zich binnen twee tot vier weken<br />
ontwikkelt tot volwassen vlieg. 4,10<br />
Cordylobia antropophaga<br />
De tweede obligate verwekker van furunculoïde myiasis<br />
is Cordylobia antropophaga, ook wel ‘tumbu fly’, ‘putsi fly’,<br />
‘mango fly’ of ‘verde cayor’ genoemd. Deze vlieg behoort<br />
tot de familie van Calliphoridae (bromvliegen) en komt<br />
endemisch voor in tropisch Sub-Sahara Afrika.<br />
Voornamelijk wilde knaagdieren, maar ook huisdieren<br />
en de mens kunnen worden geïnfesteerd. 3,4,11 Het RIVM<br />
meldde in 2008 een toenemend aantal patiënten met<br />
myiasis, waarbij opviel dat een groot deel hiervan dat had<br />
opgelopen in Gambia. 12<br />
De volwassen vlieg is geelbruin van kleur en kan tot 1,5<br />
centimeter groot worden. De vrouwelijke vlieg legt ongeveer<br />
300 eitjes in droge aarde of zand gecontamineerd met urine<br />
of faeces. De eitjes kunnen ook op bezwete of onvoldoende<br />
gewassen kleding of bedlinnen worden gelegd, met name<br />
als deze buiten in de schaduw te drogen worden gehangen.<br />
Door de warmte van de huid wordt de larve geactiveerd en<br />
infesteert pijnloos binnen een minuut de huid wanneer<br />
deze in contact komt met gecontamineerde grond, kleding<br />
of beddengoed. Het veroorzaakt een furunculoïde afwijking<br />
met lokale pijn en jeuk. Soms kan sprake zijn van algemene<br />
malaise met koorts en lymfadenopathie. Ook hierbij is<br />
meestal een duidelijke ademopening waarneembaar. De<br />
larve ontwikkelt zich in acht tot 12 dagen en voedt zich met<br />
levend weefsel van de gastheer. Hierna kruipt de larve uit de<br />
huid, waarna hij zich op de grond binnen 10 tot 20 dagen<br />
ontpopt tot een volwassen vlieg. 4,10,14<br />
Behandeling<br />
De furunculoïde afwijkingen kunnen pijnlijk zijn en<br />
jeuken. Gezien de presentatie wordt differentiaaldiagnostisch<br />
frequent gedacht aan een oppervlakkige pyodermie<br />
(etterige huidziekte). Op basis hiervan wordt vaak gestart<br />
met antibiotica.<br />
De behandeling van furunculoïde myiasis, ongeacht of het<br />
wordt veroorzaakt door Dermatobia hominis of Cordylobia<br />
antropophaga, bestaat echter uit het verwijderen van de<br />
larve wanneer deze nog in situ is. Naarmate de larve zich<br />
ontwikkelt wordt hij anterieur dikker en ronder met meer<br />
weerhaken, wat het verwijderen moeizaam en pijnlijk<br />
maakt. Dit geldt in het bijzonder voor D. hominis. De literatuur<br />
beschrijft diverse technieken voor het verwijderen van<br />
de larve. Traditionele methodes zijn onder meer het afdekken<br />
van de ademopening met varkensvet (de zogenoemde<br />
bacon therapy), boter, petroleum of olie, met de bedoeling<br />
dat de larve uit de huid kruipt om verstikking te voorkomen.<br />
Een injectie lidocaïne onder de ademopening kan ook voldoende<br />
druk geven om de larve te exprimeren. Met name<br />
in een gevorderd stadium kan het noodzakelijk zijn de larve<br />
chirurgisch te verwijderen door de ademopening met een<br />
kruisvormige incisie te vergroten en de larve instrumenteel<br />
te verwijderen. Hierbij is het van belang de larve compleet te<br />
verwijderen, aangezien onvolledige verwijdering kan leiden<br />
tot een inflammatoire respons, die op zich overigens geen<br />
antibiotische behandeling noodzakelijk maakt. Na verwijderen<br />
van de larve geneest de huidafwijking vrijwel restloos<br />
en meestal binnen een tot twee weken.<br />
Uit diverse onderzoeken blijkt dat de larve bacteriostatische<br />
extracten uitscheidt waarmee de groei van pyogene bacteriën<br />
wordt tegengegaan en waardoor acute secundaire bacteriële<br />
infectie bij de mens meestal uitblijft. 13 Dit bevestigt de<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 227
evinding dat verwijderen van de larve in principe curatief<br />
is. Indien toch secundaire bacteriële infectie optreedt,<br />
meestal veroorzaakt door uitgebreide manipulatie, na een<br />
moeizame exprimatie of bij zeer uitgebreide laesies, dient<br />
te worden gestart met de gebruikelijke antibiotica hiervoor.<br />
Preventie van infectie is mogelijk door gesloten, bedekkende<br />
kleding te dragen. In het geval van Cordylobia antropophaga<br />
dient men kleding goed te wassen en niet buiten te<br />
laten drogen of anders grondig aan beide kanten te strijken.<br />
Het vermijden van direct contact van de huid met de grond,<br />
bijvoorbeeld bij zonnebaden zonder handdoek, kan ook<br />
preventief werken. 14<br />
Conclusies<br />
Gezien de presentatie van furunculoïde myiasis wordt deze<br />
huidafwijking nogal eens verward met pyodermie of insectenbeet<br />
met secundaire impetiginisatie. Ondanks het feit dat<br />
myiasis in Nederland zeldzaam is moet de huisarts hierop<br />
wel bedacht zijn bij een patiënt met jeukende, pijnlijke<br />
furunculoïde afwijking na terugkeer uit de tropen. Zeker<br />
na falen van eventueel gestarte antibiotische therapie. Een<br />
goede reisanamnese, met aandacht voor endemische gebieden<br />
zoals Zuid-Amerika en Afrika, is hierbij van belang.<br />
De behandeling van furunculoïde myiasis, eenmaal herkend,<br />
kan zeer goed door de huisarts worden verricht. Het<br />
bestaat uit verwijderen van de larve, is in principe curatief<br />
en antibiotische behandeling is meestal niet nodig.<br />
voor professionals <<br />
> door professionals<br />
literatuurlijst<br />
1. Wetsteyn JC, Driessen SO, Vries PJ de, Cobelens FG, Kager PA. Tropische<br />
ziekten en importaandoeningen bij 1763 patiënten op de polikliniek voor<br />
Tropische Ziekten van het Academisch Medisch Centrum, Amsterdam<br />
(1996-1997). Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2152-6.<br />
2. Hope FW. On insects and their larvae occasionally found in the human body.<br />
Trans R Soc (Lond). 1840;2:256-271.<br />
3. Burns T. Myiasis. In: Rook’s Textbook of Dermatology, 7 edition. Oxford:<br />
Blackwell Science. 2004;33.9-33.10.<br />
4. Canizares O. Myiasis. In: Canizares O. Clinical tropical dermatology. Oxford:<br />
Blackwell Scientific Publications. 1975;252-<strong>262</strong>.<br />
5. Faber WR. Myiasis. In: Faber WR, Naafs B. Import Dermatologie.<br />
Nieuwegein. QM Gastmann Wichersstichting. 1995;147-149.<br />
6. Goddard J. Anthropods, Tongue Worms, Leeches, and Anthropod-Borne<br />
Diseases. In: Essentials of Tropical infectious diseases. New York: Churchill<br />
Livingstone. 2001; 602-604.<br />
7. Sancho E. Dermatobia, the neotropical warble fly. Parasitol Today. 1988;4:242-6.<br />
8. Bemmelen SP van, Kaay HJ van der. Dermatobia hominis, the ‘hitchhiking’<br />
larva. Ned Tijdschr Geneeskd. 1983;127:2089-91.<br />
9. Haruki K, Hayashi T, Kobayashi M, Katagiri T, Sakurai Y, Kitajima T. Myiasis<br />
with Dermatobia hominis in a traveler returning from Costa Rica: review of<br />
33 cases imported from South America to Japan. J Travel Med. 2005;12:285-8.<br />
Review.<br />
10. Garcia LS. Medical important anthropods. In: Garcia LS, Bruckner DA.<br />
Diagnostic medical parasitology, 2nd edition. Washington: Am Soc for<br />
Microbiology. 1993;452-4<strong>54</strong>.<br />
11. James AS, Stevenson J. Cutaneous myiasis due to Tumbu fly. Arch Emerg<br />
Med. 1992;9:58-61.<br />
12. Infectieziekten Bulletin jaargang 19 nummer 05 2008, rubriek gesignaleerd.<br />
http://www.rivm.nl/cib/publicaties/bulletin/jaargang_19/bull1905/<br />
gesignaleerd.jsp<br />
13. Sancho E, Caballero M, Ruíz-Martínez I. The associated microflora to the<br />
larvae of human bot fly Dermatobia hominis L. Jr. (Diptera: Cuterebridae)<br />
and its furuncular lesions in cattle. Mem Inst Oswaldo Cruz. 1996;91:293-8.<br />
14. Robbins K, Khachemoune A. Cutaneous myiasis: a review of the common<br />
types of myiasis. Int Journal of Dermatology. 2010;49:1092-1098.<br />
referaat<br />
gebruik langwerkende insuline-analogen en<br />
glykemische controle bij patiënten met Dm<br />
type 2: nederlandse data<br />
Een real life-onderzoek van nederlandse bodem<br />
bevestigt dat de insuline-analogen insuline detemir<br />
(iDet) en insuline glargine (iglar) bij diabetes<br />
mellitus type 2 (Dm2) een vergelijkbare effectiviteit hebben<br />
bij vergelijkbare dosering. 1 Daarnaast bleek bij aanvang van<br />
de behandeling dat slechts 11% van de patiënten een Hba 1c -<br />
streefwaarde had van
Hypertrofische littekens en keloïd<br />
r. meijer, dr. a. knuistingh neven, dr. j.a.H. eekhof, huisartsen-epidemiologen<br />
Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden<br />
Hypertrofische littekens en keloïd zijn overmatige<br />
bindweefsel proliferaties van de huid, meestal<br />
ontstaan na huidtrauma. keloïdweefsel kan<br />
echter ook spontaan ontstaan. Het zijn rode of gelige, verheven<br />
en vaak glanzende laesies die vaster aanvoelen dan de<br />
normale huid. Voorkeursplaatsen zijn de oorlel, de schouderregio,<br />
presternaal en de rug. alle soorten trauma kunnen<br />
aanleiding zijn voor het ontstaan van een hypertrofisch<br />
litteken of keloïd; dus naast snijwonden en brandwonden<br />
bijvoorbeeld ook als gevolg van tatoeages, insectenbeten,<br />
vaccinaties of acne. 1<br />
Keloïd onderscheidt zich van hypertrofische littekens doordat<br />
het de grenzen van de oorspronkelijke wond overschrijdt en<br />
meer verheven is. Daarnaast recidiveert keloïd vaker en reageert<br />
minder goed op excisie dan hypertrofische littekens. 1,2<br />
etiologie en pathogenese<br />
De oorzaak van hypertrofische littekens en keloïd is niet<br />
bekend. Verschillende factoren blijken een rol te spelen. 1<br />
Personen met een donkere huid (met name negroïde en<br />
Aziatische personen) hebben een duidelijke predispositie<br />
voor het ontwikkelen van afwijkende littekens. 1,3 Ook<br />
kunnen stoornissen in de beginfase van de wondgenezing<br />
bijdragen aan de ontwikkeling van een hypertrofisch litteken<br />
of keloïd. Denk hierbij aan: infectie, abnormale wondspanning,<br />
hematomen in of nabij de wond, aanwezigheid<br />
van een vreemd lichaam, onderliggend lijden zoals diabetes<br />
mellitus en hypoxie ten gevolge van slechte perfusie. 1,3<br />
De ontstaanswijze van keloïd en hypertrofische littekens<br />
is in een aantal fasen in te delen. Enkele weken na epithelialisatie<br />
van de wond begint de proliferatieve fase. Deze<br />
duurt drie tot zes maanden. Hierna treedt gedurende één tot<br />
anderhalf jaar regressie op, waarna de restsituatie duidelijk<br />
wordt. Overigens kan een keloïd zich één tot twee jaar na<br />
het initiële trauma alsnog ontwikkelen. 1,2<br />
Patiënten hebben een verhoogde kans op afwijkende littekens<br />
indien zij een voorgeschiedenis hebben van hypertrofische littekens<br />
of keloïd of een donkere huid, een wond op een van de<br />
voorkeursplaatsen of als er wondcomplicaties zijn (geweest).<br />
Waarmee komt de patiënt?<br />
Een reden voor het consult bij de huisarts is dikwijls dat<br />
het litteken irritatie geeft, zoals jeuk en/of pijn. Daarnaast<br />
zijn cosmetische bezwaren vaak de reden van consultatie.<br />
In ernstige gevallen kan sprake zijn van dysfunctie van het<br />
bewegingsapparaat ten gevolge van dermatogene contractu-<br />
230<br />
kleine kwalen<br />
ren, zoals na brandwonden. Tot slot kan een patiënt met een<br />
verhoogde kans op hypertrofische littekens of keloïd zich tot<br />
de huisarts wenden met vragen over preventie, bijvoorbeeld in<br />
geval van recent huidtrauma of toekomstige operatie/ingreep.<br />
epidemiologie<br />
De incidentiecijfers van hypertrofische littekens en keloïd zijn<br />
niet bekend. Er is geen verschil in voorkomen tussen beide<br />
seksen. 1 Zowel hypertrofische littekens als keloïd komen<br />
onder alle rassen voor, maar negroïde personen hebben een<br />
drie- tot achttienmaal grotere kans. 1 Hypertrofische littekens<br />
en keloïd komen in alle leeftijdscategorieën voor, maar met<br />
name in de categorie van 10 tot 30 jaar. 1<br />
Keloïd recidiveert na monotherapie door middel van excisie<br />
in 100% van de gevallen. 2<br />
anamnese<br />
De huisarts vraagt :<br />
• naar de aard van het voorafgaande trauma;<br />
• hoe lang de afwijking bestaat;<br />
• hoe het beloop van het litteken is gegaan;<br />
• naar de complicaties in de eerste weken na het trauma:<br />
wondinfectie, wijkende wondranden, te strakke of te losse<br />
hechtingen;<br />
• naar eerder littekenvorming;<br />
• naar jeuk-/pijnklachten;<br />
• naar bewegingsbeperking ten gevolge van het litteken;<br />
• of er cosmetische bezwaren zijn en zo ja, hoe zwaar<br />
deze wegen.<br />
Onderzoek<br />
De diagnose wordt gesteld door inspectie en palpatie van<br />
de laesie(s), zo nodig bekijkt de huisarts ook andere oude<br />
littekens. Andere diagnoses kunnen bij inspectie worden<br />
uitgesloten.<br />
Beleid<br />
In eerste instantie informeert de huisarts de patiënt over<br />
het te verwachten natuurlijke beloop van littekens. De eerste<br />
weken kan het litteken dikker worden en anders van kleur<br />
zijn. Pas na zes maanden treedt gedurende één tot anderhalf<br />
jaar regressie op, waarna de restsituatie duidelijk wordt.<br />
Behandeling van hypertrofische littekens en keloïd door de<br />
huisarts zal vooral de kleinere laesies betreffen, al dan niet<br />
in cosmetisch minder belangrijke gebieden. In alle andere<br />
gevallen wordt de patiënt, die wenst zich voor het hypertrofische<br />
litteken of keloïd te laten behandelen, verwezen naar<br />
de plastisch chirurg.<br />
De behandelingsmogelijkheden die de huisarts tot zijn<br />
beschikking heeft zijn het preventief aanbrengen van hydrocolloïdpleisters<br />
bij een nieuw litteken en het aanbrengen<br />
van corticosteroïd crèmes en het intralesionaal injecteren<br />
van een corticosteroïd bij reeds bestaande littekens.<br />
De behandeling van reeds bestaande hypertrofische littekens<br />
of keloïd is bij patiënten met een verhoogde kans<br />
op afwijkende littekens in aanvang dezelfde als de in opzet<br />
preventieve behandeling van huidtrauma.<br />
Het lokaal aanbrengen van een siliconen- of hydrocolloïdpleister<br />
wordt gestart bij een verse wond, nadat de epithelialisatie<br />
is voltooid en eventuele hechtingen zijn verwijderd. 2<br />
De pleister dient ten minste 12 uur per dag, gedurende drie<br />
tot zes maanden, te worden gedragen. Minimum draagtijd<br />
is drie maanden. 2,4,5,6 Het litteken dient schoon en droog te<br />
zijn alvorens de pleister te plaatsen, waarna deze, afhankelijk<br />
van de soort, meerdere dagen kan blijven zitten. De<br />
pleister bedekt twee tot drie centimeter van de omliggende<br />
huid. De irritatieve klachten verdwijnen meestal snel na<br />
aanvang van deze therapie. Verder kan vermindering van<br />
induratie en litteken-elevatie en verbetering van kleur<br />
worden verwacht. 4,6 Bijwerkingen zijn er nauwelijks; een<br />
enkele patiënt ontwikkelt lokale roodheid en irritatie. 6<br />
Het lokaal aanbrengen van een corticosteroïd crème (klasse<br />
2 of 3) op het litteken kan vermindering van jeuk geven. Of<br />
het regressie van littekenweefsel geeft is onduidelijk. Er zijn<br />
geen artikelen waarin dit wordt onderbouwd.<br />
Wanneer dit na zes maanden onvoldoende of geen bevredigend<br />
resultaat heeft gegeven kan een lokale injectie van<br />
triamcinolonacetonide (10 mg/ml) in een 1:1 verhouding<br />
met lidocaïne (10 mg/ml) met een dunne naald in het<br />
vaste bindweefsel van de laesie worden gegeven. Per 1 cm 2<br />
wordt 1 ml triamcinolonacetonide gegeven. Eventueel kan<br />
de injectie na vier tot zes weken éénmaal worden herhaald.<br />
Mogelijke bijwerkingen zijn: lokale verbleking en subcutane<br />
atrofie, hetgeen grotendeels kan worden voorkomen door<br />
niet buiten de laesie te injecteren. Is er na de injectietherapie<br />
nog steeds geen of onvoldoende resultaat kan de patiënt<br />
het beste worden doorverwezen.<br />
Er is in de huisartspraktijk geen plaats voor (re-)excisie van<br />
hypertrofische littekens of keloïd. Allereerst omdat dit zeer<br />
nauwkeurig en onder ideale omstandigheden moet worden<br />
uitgevoerd. Daarnaast heeft excisie als monotherapie een<br />
recidief percentage van 100%. In combinatie met een van<br />
de vele andere therapieën daalt dit percentage onder de<br />
50%.<br />
De huisarts dient er bij de behandeling en follow-up van<br />
littekens rekening mee te houden dat met name een keloïd<br />
zich nog een tot twee jaar na het trauma kan ontwikkelen. 1<br />
De follow-up is dus lang.<br />
Wat is aangetoond?<br />
In een Cochrane review naar de preventie en behandeling<br />
van hypertrofische littekens met siliconenpleisters<br />
en hydrocolloïdpleisters werd geconcludeerd dat er geen<br />
kwalitatief goed onderzoek naar is gedaan. Dit maakt het<br />
in de bestaande onderzoeken gevonden positieve effect van<br />
de pleisters betwistbaar. 7<br />
In twee reviews wordt op basis van een tiental onderzoeken<br />
geconcludeerd dat intralesionale corticosteroïdinjecties als<br />
eerste aanpak de therapie van eerste keus is. Het succespercentage<br />
zou 80% zijn. Wel wordt bij 50% van de patiënten<br />
bijwerkingen gerapporteerd, zoals hypopigmentatie, teleangiëctasieën<br />
(rode vlekjes door verwijding van de bloedvaten)<br />
en huidatrofie. 8,9<br />
Wanneer verwijzen?<br />
Indien sprake is van zeer uitgebreide laesies, laesies in<br />
cosmetisch belangrijke gebieden (zoals het gelaat en op de<br />
voorzijde thorax), of indien sprake is van functionaliteitverlies<br />
dient de patiënt te worden verwezen. Daarnaast speelt<br />
ook de betekenis van de afwijking voor de patiënt en de<br />
eigen expertise een rol in het verwijsbeleid. Behandeling in<br />
de tweede lijn kan bestaan uit: nauwkeurige excisie, cryotherapie,<br />
lasertherapie, radiotherapie en soms lokale injecties<br />
met bleomycine, 5-fluorouracil of interferon-gamma<br />
Preventie en voorlichting<br />
Preventie is mogelijk door het enkel met goede indicatie<br />
en lege artis uitvoeren van kleine (chirurgische) verrichtingen<br />
en door een goede wondbehandeling. Dit betekent<br />
in de praktijk: zo atraumatisch en aseptisch mogelijk<br />
werken en waar nodig wondtoilet uitvoeren. Holtevorming<br />
kan worden voorkomen door de wond in lagen te sluiten.<br />
Spanningsreductie van de wond kan worden verkregen met<br />
behulp van steristrips en/of speciale adaptatiehechtingen,<br />
bijvoorbeeld Donati-hechtingen. 3<br />
Deze bijdrage in de serie ‘Kleine kwalen in de huisartspraktijk’<br />
zal te zijner tijd worden gepubliceerd in de 6e druk van<br />
het gelijknamige boek onder redactie van J.A.H. Eekhof, A.<br />
Knuistingh Neven en W. Opstelten. Amsterdam: Elsevier<br />
Gezondheidszorg. Publicatie in <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> gebeurt<br />
met toestemming van de uitgever.<br />
literatuur<br />
1. Shaffer JJ, Taylor SC, Cook-Bolden F. Keloidal scars: A review with a critical<br />
look at therapeutic options. J Am Acad Dermat. 2002:46(2 suppl):s63-97.<br />
2. Mustoe TA, Cooter RD, Gold MH, et al. International Clinical Recommendations<br />
on Scar Management. Plast Reconstr Surg. 2002;110:560-571.<br />
3. Keeman JN. Kleine chirurgische ingrepen. Maarsen: Elsevier Gezondheidszorg,<br />
2001.<br />
4. De Oliveira GV, Nunes TA, Magna LA, et al. Silicone versus nonsilicone<br />
dressings: a controlled trial. Dermatol Surg. 2001;27:271-6.<br />
5. Gold MH, Foster TD, Adair MA, et al. Prevention of hypertrofic scars and<br />
keloids by the prophylactic use of topical silicone gel sheets following a surgical<br />
procedure in an office setting. Dermat Surg. 2001;27:641-4.<br />
6. Phillips TJ, Gerstein AD, Lordan V. A randomized controlled trial of hydrocolloiddressing<br />
in the treatment of hypertrofic scars and keloids. Deratol<br />
Surg. 1996;22:775-8.<br />
7. O’Brien L, Pandit A. Silicon gel sheeting for preventing and treating hypertrophic<br />
and keloid scars. Cochrane Database of Systematic Reviews 2006,<br />
Issue 1. Art. No.:CD003826.<br />
8. Mustoe TA, Cooter RD, Gold MH, et al. International Advisory Panel on Scar<br />
Management. International clinical recommendations on scar management.<br />
Plast Reconstr Surg. 2002;110:560-71.<br />
9. Al-Attar A, Mess S, Thomassen JM, et al. Keloid pathogenesis and treatment.<br />
Plast Reconstr Surg. 2006;117:286-300.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 231
Mevrouw van de Berg, 69 jaar, heeft sinds 15 jaar diabetes<br />
mellitus 2 (DM2). Zij is verminderd mobiel en gebruikt een<br />
scootmobiel om zich buitenshuis te verplaatsen. Zij was<br />
eerst ingesteld op een humane mix-insuline, werd daarna<br />
overgezet op een analoge mix-insuline, maar kreeg hierbij<br />
een toename van het aantal hypoglycemieën. Inmiddels is<br />
zij ingesteld op een basaal-bolus regime. Er is geen stabiele<br />
situatie en er zijn regelmatig hypoglycemieën, met name<br />
na de middagmaaltijd. Ondanks alle veranderingen is er<br />
geen verbetering merkbaar. Ze raakt het vertrouwen zo<br />
langzamerhand kwijt.<br />
232<br />
Diabetes Casus<br />
Patiënte is het vertrouwen in de behandeling<br />
kwijt<br />
aan deze serie casuïstiek hebben meegewerkt: dr. s.t. Houweling (huisarts), dr. s. Verhoeven (huisarts np), drs. k.j.j. van Hateren (arts-onderzoeker),<br />
dr. n. kleefstra (arts-onderzoeker), mw. m.b. van der leeden (diabetesverpleegkundige) en prof. dr. H.j.g. bilo (internist)<br />
Overige gegevens:<br />
- Bmi: 28,5 kg/m 2<br />
- Kreatinine: -<br />
- Cockcroft / mDrD: -<br />
- Hba 1c : 7,9%<br />
(63 mmol/mol)<br />
Bloedglucosedagcurve<br />
n nO Vm nm Va na Vs O<br />
a<br />
10.00<br />
D<br />
11,8 - 13,9 4,0 7,9 - - 36 e 42 e 40 e 24 e<br />
8,4 - 10,2 2,3 7,5 - - 36 e 42 e 40 e 24 e<br />
A = Insuline Aspart<br />
D = Insuline Detemir<br />
Vraag 1.<br />
welke aanvullende informatie heeft u nodig?<br />
Antwoord 1.<br />
Allereerst is het belangrijk de mogelijke oorzaken van een<br />
hypoglycemie op een rij te zetten. Dit zijn de meest voorkomende<br />
oorzaken:<br />
• te veel insuline gespoten;<br />
• onvoldoende of te laat gegeten;<br />
• (onvoorziene) extra lichaamsbeweging;<br />
• (overmatig) gebruik van alcohol;<br />
m<br />
a<br />
a<br />
a<br />
• te veel orale bloedglucoseverlagende medicatie;<br />
• spuitinfiltraten (als gevolg van zeer wisselende resorptie<br />
zijn hypoglycemieën ook mogelijk bij spuitinfiltraten).<br />
Om in deze casus achter de oorzaak van de hypoglycemieën<br />
te komen, heeft u de volgende aanvullende informatie<br />
nodig.<br />
• Spuit de patiënte de juiste hoeveelheid insuline? Zijn er<br />
spuitinfiltraten?<br />
• Wanneer treden de hypoglycemieën precies op? Direct<br />
na de maaltijd, of later?<br />
• Hoe is het exacte eetpatroon? Wordt erop de juiste<br />
momenten gespoten? Eet de patiënte wel op ongeveer<br />
dezelfde tijden? Is er mogelijk een relatie met het type<br />
maaltijd of met de hoeveelheid of samenstelling van het<br />
voedsel dat is gegeten?<br />
• Hoe is het bewegingspatroon (in deze casus waarschijnlijk<br />
van minder belang)?<br />
• Laat de patiënte een aantal goede 7-punts dagcurven<br />
maken!<br />
• Als er met name na de middagmaaltijd hypoglycemieën<br />
optreden, waarom worden dan 40 eenheden van een<br />
snelwerkend insuline-analoog bij het middageten gegeven<br />
(ook gezien de gepresenteerde waarden in de twee<br />
curven)? Zouden haar waarden anders beduidend hoger<br />
zijn na deze maaltijd?<br />
Vraag 2.<br />
wat zou u doen ten aanzien van het insulineregime?<br />
Antwoord 2.<br />
Voor het beantwoorden van deze vraag gaan we ervan uit<br />
dat de patiënte een lunch gebruikt op vaste tijdstippen en<br />
met een vaste samenstelling. In dat geval zijn er voor het<br />
insulineregime een aantal mogelijkheden.<br />
• In de eerste plaats moeten nieuwe hypoglycemieën<br />
worden voorkomen. De dosering van de snelwerkende<br />
insuline-analoog bij de lunch moet worden verlaagd,<br />
bijvoorbeeld naar 30 E. Na verlaging zullen de waarden<br />
na de lunch hoger worden.<br />
• In de tweede plaats kan de glycemische regulatie misschien<br />
beter. De primaire focus blijft echter het oplossen<br />
van het hypoglycemieprobleem. Daarna kunt u het<br />
beleid structureel aanpassen. Laten de 7-punts curven<br />
ook bij de andere maaltijden zien dat de waarden preprandiaal<br />
hoger zijn dan postprandiaal, dan kunt u<br />
beter een kortwerkende humane insuline voorschrijven.<br />
De bloedglucosewaarden kort na de maaltijd dalen dan<br />
minder snel en de waarden voor de volgende maaltijd<br />
dalen dan juist meer. In theorie kan zelfs per maaltijd<br />
een keuze worden gemaakt voor een analoog of humane<br />
kortwerkende insuline, maar gezien de beschrijving in<br />
de casus zal dat waarschijnlijk niet haalbaar zijn.<br />
• Voorzichtigheidshalve (‘speel op veilig’-regel) moet bij<br />
overschakelen de dosis van deze kortwerkende humane<br />
insuline voor de lunch ook iets worden verlaagd, bijvoor-<br />
beeld naar 30 E. Door de kortwerkende insuline van de<br />
ochtenddosering valt de waarde voor de lunch mogelijk<br />
ook wat lager uit.<br />
• Gezien het overgewicht en de enorme hoeveelheid<br />
insuline die nodig is om deze regulatie te bereiken, is<br />
het goed te kijken naar de mogelijkheid om de metforminebehandeling<br />
te intensiveren, als u een oplossing<br />
hebt gevonden voor het hypoglycemieprobleem. Daarna<br />
kunt u zo nodig de insuline weer verder intensiveren.<br />
• Het is ook mogelijk om de insuline detemir naar de<br />
avond te verplaatsen. In ieder geval blijkt uit onderzoek<br />
dat de avond zowel voor de NPH-insuline als de langwerkende<br />
insuline-analogen het beste moment is. Door<br />
het verschuiven van de insuline detemir naar de avond<br />
zullen waarschijnlijk ook de lichtverhoogde, nuchtere<br />
bloedglucosewaarden gaan dalen.<br />
Deze casus is gebaseerd op een hoofdstuk in het boek:<br />
Insuline Casuïstiek, 40 waargebeurde casus uit de diabetespraktijk.<br />
Langerhans, Zwolle 2010. ISBN: 978-90-78380-092<br />
in modern medicine 5 <strong>2011</strong>, is op <strong>pagina</strong> 166 een<br />
foto geplaatst van een dosisaerosol inhalator. Het<br />
onderzoek dat wordt besproken in het artikel is<br />
uitgevoerd met een droogpoeder inhalator, te zien<br />
op bovenstaande foto.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 233
meDisCH nieuWs<br />
advies gezondheidsraad: nieuwe opzet<br />
screening baarmoederhalskanker<br />
De gezondheidsraad adviseert om het bevolkingsonderzoek<br />
(BVO) baarmoederhalskanker drastisch te veranderen.<br />
Het advies werd dinsdag 24 mei aan de minister van<br />
Volksgezondheid aangeboden. in het voorstel voor het herziene<br />
BVO wordt het uitstrijkje primair beoordeeld op de aanwezigheid<br />
van hoogrisico humaan papillomavirus (hrHPV). als<br />
het uitstrijkje positief is voor hrHPV, wordt het uitstrijkje beoordeeld<br />
voor afwijkende cellen. Volgens de gezondheidsraad<br />
is het van groot belang om maatregelen te nemen om de<br />
deelname aan het BVO te vergroten. Haar advies is om de<br />
huisarts een grotere rol te laten spelen bij de uitnodiging en<br />
herinnering. De verwachting is dat met de herziene opzet<br />
jaarlijks 75 gevallen van baarmoederhalskanker extra kunnen<br />
worden voorkomen. meer informatie is te vinden op de website<br />
van de gezondheidsraad (www.gezondheidsraad.nl).<br />
Bron: Gezondheidsraad, 24 mei <strong>2011</strong><br />
agomelatine biedt mogelijk voordeel bij<br />
depressie<br />
agomelatine kan mogelijk voordeel bieden bij de behandeling<br />
van depressie door verbetering van slaapklachten. Dit<br />
schrijven australische onderzoekers in de lancet. Verstoring<br />
van het slaap-waak ofwel circadiane ritme speelt een<br />
belangrijke rol bij het ontwikkelen van depressieve klachten.<br />
agomelatine is een nieuw antidepressivum dat werkt als<br />
een agonist op de melatonine-receptoren (mt 1 en mt 2 ) en<br />
als antagonist op de 5-Ht 2c receptoren. Op korte term biedt<br />
agomelatine een vergelijkbare effectiviteit als venlafaxine,<br />
fluoxetine en sertraline. Op de lange termijn vertonen patienten<br />
op agomelatine minder terugval (23,9%) in vergelijking<br />
tot placebo (50,0%). Patiënten die voor hun depressie<br />
met agomelatine worden behandeld melden een betere kwaliteit<br />
van hun nachtrust en verminderd nachtelijk ontwaken.<br />
Op grond van het werkingsmechanisme – agomelatine heeft<br />
geen invloed op de hoeveelheid serotonine – is aangenomen<br />
dat het middel een lagere kans heeft op bijwerkingen zoals<br />
op het maagdarmstelsel of seksueel gebied.<br />
Bron: Lancet, 18 mei <strong>2011</strong><br />
Kennis genetische aanleg diabetes of hart- en<br />
vaatziekten leidt niet tot fatalisme<br />
Wie te horen krijgt dat hij een genetische aanleg heeft voor<br />
diabetes of hart- en vaatziekten, gaat niet direct bij de pakken<br />
neer zitten. Dit concludeert sociaalpsycholoog liesbeth<br />
Claassen (Vu medisch centrum) in haar proefschrift, waarop<br />
zij 1 juni <strong>2011</strong> is gepromoveerd. Vaak wordt door zorgverleners<br />
gevreesd dat het wijzen op een genetisch risico bij pati-<br />
234<br />
enten aanleiding kan geven tot fatalistische reacties. Deze<br />
vrees lijkt ongegrond. tijdens het onderzoek van Claassen<br />
gaven mensen met een belaste familiegeschiedenis aan dat<br />
zij op de hoogte waren van hun verhoogde risico ten opzichte<br />
van mensen zonder een positieve familiegeschiedenis. Zij<br />
waren ook van mening dat dit verhoogde risico grotendeels<br />
werd opgeheven door het hanteren van een gezondere<br />
leefstijl. uit het onderzoek bleek verder dat mensen goed<br />
op de hoogte zijn van wat de belangrijkste oorzaken en risicofactoren<br />
zijn van diabetes en hart- en vaatziekten. echter,<br />
deze kennis betrekt men over het algemeen niet op zichzelf.<br />
Bron: VU medisch centrum Amsterdam, 31 mei <strong>2011</strong><br />
Cardiovasculair risico gehalveerd met polypil<br />
Het dagelijks slikken van een polypil, bestaande uit een combinatie<br />
van aspirine en bloeddruk- en cholesterolverlagers,<br />
halveert het voorspelde risico op hart- en vaatziekten bij<br />
mensen die hiervoor een verhoogd risico hebben. Dit blijkt<br />
uit een internationaal onderzoek waaraan ook nederlandse<br />
onderzoekers hebben meegewerkt. De polypil werd getest<br />
bij 378 gezonde mensen van 50 tot 70 jaar met een verhoogd<br />
risico op hart- en vaatziekten (5-jaarsrisico 7,5%).<br />
Deelnemers waren gerandomiseerd naar ofwel dagelijks de<br />
polypil (bestaand uit 75 mg aspirine, 10 mg lisinopril, 12,5 mg<br />
hydrochlorazide en 20 mg simvastatine) of placebo.<br />
na 12 weken behandeling met de combinatiepil werd verlaging<br />
van de bloeddruk en het cholesterolgehalte gezien. Dit<br />
gunstige effect had als gevolg dat het berekende risico op<br />
hart- en vaatziekten in de behandelgroep werd gehalveerd.<br />
eén op de zes deelnemers had last van bijwerkingen, zoals<br />
maagproblemen en duizeligheid.<br />
Bron: UMC Utrecht, 27 mei <strong>2011</strong><br />
Fouten bij onderzoek naar spoedlijn huisartsen<br />
De inspectie voor de gezondheidszorg (igZ) heeft schriftelijk<br />
excuus aangeboden aan 147 huisartsen die zij ten<br />
onrechte heeft berispt vanwege slechte bereikbaarheid bij<br />
spoed. Bij nader onderzoek bleek een verkeerd telefoonnummer<br />
te zijn gebeld. Deze fouten zijn niet altijd de<br />
schuld van de onderzoekers geweest. Bij controle van het<br />
onderzoek bleek dat huisartsen niet altijd hun spoednummer<br />
juist vermelden in adresboeken of op hun websites.<br />
Bovendien benadrukt de inspectie dat over het geheel genomen<br />
de resultaten van het onderzoek onveranderd blijven.<br />
uit de steekproef bij 4400 huisartsen bleek dat één op de<br />
vier huisartspraktijken een spoedoproep niet beantwoordt<br />
binnen de gestelde norm van 30 seconden.<br />
Bron: Mednet, 24 mei <strong>2011</strong><br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />
10%-20% van de diabetes patiënten<br />
lijdt aan neuropatische pijn 12<br />
Mijn voeten<br />
doen pijn<br />
Direct met Cymbalta<br />
aan de slag5<br />
• Snelle, krachtige en aanhoudende pijnverlichting 1-4<br />
• Goede verdraagbaarheid & eenvoudig in gebruik 5-9<br />
• Verbeterde levenskwaliteit 10,11<br />
CYM00134
tHemanummer<br />
pijn<br />
235<br />
neuropathische pijn<br />
pijnbehandeling<br />
lagerugpijn<br />
pijn bij gewrichtsaandoeningen<br />
menstruele migraine<br />
Diabetische perifere neuropathische pijn<br />
Hoe vaak ziet u het in de praktijk?<br />
Dr. C.j. Vos<br />
Huisarts in Spijkenisse, tevens Erasmus MC, Rotterdam<br />
Perifere neuropathische pijn bij patiënten met<br />
diabetes mellitus is een ondergediagnosticeerde<br />
en daarmee onderbehandelde ziekte. een juiste<br />
diagnose en bijbehorende behandeling zijn essentieel voor<br />
een goede zorg.<br />
Naar schatting heeft 10 tot 20% van de diabetespatiënten<br />
perifere neuropathische pijn. 1,2 In een vergelijkend onderzoek<br />
met een grote huisartsendatabank met meer dan een miljoen<br />
patiëntjaren komt een forse onderdiagnostiek naar voren. 3<br />
De onderdiagnostiek van DPNP ligt niet alleen bij de huisarts,<br />
die onvoldoende vraagt naar de betreffende symptomen,<br />
maar ook bij de patiënt, die deze symptomen in onvoldoende<br />
mate benoemt in de spreekkamer of het verband<br />
tussen de diabetes en de pijn niet herkent. Slechts één op<br />
de drie patiënten komt met een dergelijke pijn bij de dokter.<br />
Van hen verschijnt de helft maar één keer met deze klacht<br />
op het spreekuur. Het is dus belangrijk om bij de jaarlijkse<br />
diabetescontrole naast visusproblemen, cardiovasculaire<br />
klachten en seksuele problemen ook expliciet te vragen naar<br />
neuropathische klachten en hier onderzoek naar te doen.<br />
Hierbij neemt de POH-er een belangrijke rol in (kader).<br />
Diagnose en impact op functioneren<br />
DPNP is een klinische diagnose, waarbij andere oorzaken<br />
van neuropathie uitgesloten dienen te worden. Tijdens de<br />
jaarlijkse controle van diabetespatiënten wordt nog onvoldoende<br />
aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van<br />
perifere neuropathische pijn. Bovendien beginnen patiënten<br />
er zelden zelf over, ondanks dat ze last hebben van pijn. De<br />
symptomen van diabetische perifere neuro pathische pijn<br />
kunnen sterk verschillen van patiënt tot patiënt. Veel voorkomende<br />
klachten zijn: een verminderd gevoel in voeten en in<br />
handen, doffe pijn in de benen, branderige voetzolen of het<br />
gevoel op watten te lopen. Ook kunnen zich evenwichtstoornissen<br />
voordoen, die het lopen bemoeilijken. Daarnaast zijn<br />
pijnscheuten, tintelingen of kramp belangrijke signalen<br />
van perifere neuropathische pijn. Al met al kunnen deze<br />
klachten behoorlijke gevolgen hebben voor het dagelijkse<br />
functioneren van de patiënt. Naast de pijn zelf kan de patiënt<br />
de volgende invaliderende klachten ervaren:<br />
• een verslechterde nachtrust, doordat de pijn in eerste<br />
instantie vooral ’s nachts het hevigste is;<br />
• fysieke beperkingen;<br />
• een verminderde kwaliteit van leven.<br />
De kans op deze vorm van neuropathische pijn neemt<br />
meestal progressief toe in de loop der jaren. Hoewel een<br />
duidelijk verband bestaat tussen diabetes en het ontwikkelen<br />
van perifere neuropathische pijn is het onderliggende<br />
mechanisme nog niet volledig bekend. Een mogelijke<br />
verklaring is dat de neuropathie ontstaat door chronische<br />
inflammatie van de zenuwen ten gevolge van de diabetes.<br />
Omdat de neuropathische pijn grotendeels afhankelijk<br />
is van de perifere en centrale sensitisatie, verandert een<br />
scherpere instelling van de glucosespiegels vrij weinig aan<br />
de ernst van de pijn. Daarom wordt de neuropathische pijn<br />
als een aandoening op zichzelf gezien.<br />
Neuropathie wordt aanvankelijk gekenmerkt door een verminderd<br />
pijngevoel (onder meer uitval van gevoels- en temperatuurzin).<br />
Na verloop van tijd ontwikkelt één op de drie<br />
diabetespatiënten echter ook een toename van pijn (pijnlijke<br />
ketenzorg en vragenlijsten<br />
De ketenzorg voor diabetespatiënten wordt vooral<br />
door praktijkondersteuners van de huisarts (POHers)<br />
uitgevoerd. Dat wordt in samenhang met het<br />
huisartsen informatie systeem (His) vastgelegd<br />
in zogenoemde keteninformatiesystemen (Kis).<br />
Hoewel de ketenzorg op het gebied van diabetes<br />
in ons land een enorme vlucht heeft genomen<br />
gedurende de afgelopen jaren, zit het vragen naar<br />
neuropathische pijn nog onvoldoende verweven in<br />
de beschikbare protocollen. Op een enkele zorggroep<br />
na zijn vragenlijsten op het gebied van neuropathische<br />
pijn nog nauwelijks geïmplementeerd<br />
in de eerste lijn.<br />
aan de hand van dergelijke checklisten en de daarbij<br />
aangegeven afkappunten zou de diagnose diabetische<br />
neuropathische pijn beter en makkelijker<br />
kunnen worden gesteld. een positieve ontwikkeling<br />
is dat de neuropathische pijn in toenemende mate<br />
wordt opgenomen in de opleidingen van zowel de<br />
huisarts als de POH.<br />
neuropathie). Vervolgens breidt de neuropathische pijn zich<br />
vaak over een steeds groter gebied uit. Ook het karakter van<br />
de pijn verandert, waarbij de pijn meer brandend, stekend<br />
en lancinerend/schietend wordt. De patiënt reageert sneller<br />
met pijngevoel (hyperpathie) of ervaart een niet-pijnlijke<br />
prikkel als pijnlijk (allodynie).<br />
recente behandelrichtlijnen<br />
Het is onbekend of door vroegdiagnostiek de verdere<br />
ontwikkeling c.q. verslechtering van de pijn kan worden<br />
afgeremd. Daarentegen is een adequate en vroegtijdige<br />
behandeling natuurlijk van belang voor de pijnbestrijding.<br />
Hiermee blijkt de pijnscore en het beperkingenniveau af te<br />
nemen en de kwaliteit van leven te verbeteren. In de afgelopen<br />
jaren zijn er behandelopties bijgekomen waardoor<br />
de NHG-Standaard en CBO-richtlijn niet meer up-to-date<br />
zijn. 4,5 Hoewel de behandelingen nog voor verbetering vatbaar<br />
zijn, want het pijnvrij krijgen van deze patiënten is nog<br />
niet aan de orde, kent het afgelopen decennium absoluut<br />
enkele verbeteringen.<br />
Deze nieuwe behandelopties zijn opgenomen in de vorig<br />
jaar herziene richtlijnen van de European Federation of<br />
Neurological Societies (EFNS) en het Engelse National<br />
Institute for Health and Clinical Excellence (NICE). 6,7 In de<br />
EFNS-richtlijnen wordt het gebruik van tricyclische antidepressiva,<br />
gabapentine, pregabaline en SNRI (duloxetine,<br />
venlafaxine) als eerste keus behandeling aanbevolen. Tweede<br />
keus is tramadol, behalve bij patiënten met frequente exacerbaties<br />
van pijn of patiënten waarbij aanwezige pijn grotendeels<br />
een niet-neuropathische oorsprong heeft. Sterke opiaten<br />
worden pas als derde keus aanbevolen. De aanbevelingen<br />
gedaan in de NICE-richtlijnen zijn weergegeven in tabel 1.<br />
tabel 1<br />
advies van niCe over de behandeling van DPnP (maart 2010) 6<br />
stap 1<br />
• Oraal duloxetine<br />
• Oraal amitriptyline, indien duloxetine gecontra-indiceerd is<br />
analyse van de behandeling<br />
• Beoordeel de patiënt vroegtijdig met een nieuw ingestelde behandeling<br />
• Beoordeel de patiënt regelmatig met een bestaande behandeling<br />
• let op onvoldoende pijnverlichting bij de maximaal verdraagbare<br />
dosering<br />
stap 2<br />
Behandeling met een ander geneesmiddel in plaats van of in combinatie<br />
met het huidige geneesmiddel na adviesgesprek met de patiënt<br />
• na een initiële behandeling met duloxetine: stap over op amitriptyline<br />
of pregabaline of combineer duloxetine met pregabaline<br />
• na een initiële behandeling met amitriptyline: stap over op pregabaline<br />
of combineer amitriptyline met pregabaline<br />
Meer informatie op www.nice.org.uk of www.guidance.nice.org.uk/CG96<br />
Er bestaat momenteel in ons land nog geen specifieke richtlijn<br />
over DPNP. Gezien de bovengenoemde internationale<br />
ontwikkelingen zijn ook de Nederlandse behandeladviezen<br />
toe aan een herziening. Op dit moment wordt door een<br />
groep huisartsen en internisten een Nederlandse richtlijn<br />
op het gebied van DPNP opgesteld. Naar verwachting zal dit<br />
document eind <strong>2011</strong> of begin 2012 verschijnen. Voor meer<br />
informatie over het management van neuropathische pijn<br />
binnen de huisartspraktijk wordt naar een aantal recent<br />
verschenen reviews verwezen. 8-11<br />
Conclusie<br />
In de diabeteszorg is er een onderdiagnose voor neuropathische<br />
pijn, terwijl deze ziekte een grote impact heeft op het<br />
functioneren van deze patiëntengroep. Door het stellen van<br />
de diagnose en de bijbehorende behandeling kan de kwaliteit<br />
van leven van deze patiëntengroep worden verbeterd.<br />
Het advies is: controleer jaarlijks op neuropathische pijn bij<br />
uw diabetes patiënten!<br />
literatuur<br />
1. Sadosky A, McDermott AM, Brandenburg NA, et al. A review of the epidemiology<br />
of painful diabetic peripheral neuropathy, postherpetic neuralgia,<br />
and less commonly studied neuropathic pain conditions. Pain Pract.<br />
2008.;8:45-56.<br />
2. Argoff CE, Eliot Cole B, Fishbain DA, et al. Diabetic peripheral neuropathic<br />
pain: clinical and quality-of-life issues. Mayo Clin Proc. 2006;81(suppl):S3-S11.<br />
3. Dieleman JP, Kerklaan J, Huygen FJ, et al. Incidence rates and treatment of<br />
neuropathic pain conditions in the general population. Pain. 2008;137:681-8.<br />
4. NHG. Diabetes mellitus type 2. M01; maart 2006.<br />
5. CBO. Polyneuropathie. 2005.<br />
6. NICE. www.nice.org.uk/guidance/CG96. Maart 2010.<br />
7. Attal N, Cruccu G, Baron R, et al. European Federation of Neurological<br />
Societies. EFNS guidelines on the pharmacological treatment of neuropathic<br />
pain: 2010 revision. Eur J Neurol. 2010;17:1113-e88.<br />
8. Hall GC, Carroll D, Parry D, et al. Epidemiology and treatment of neuropathic<br />
pain: the UK primary care perspective. Pain. 2006;122:156-62.<br />
9. Freynhagen R, Bennett MI. Diagnosis and management of neuropathic<br />
pain. BMJ. 200;339:b3002.<br />
10. Haanpää ML, Backonja MM, Bennett MI, et al. Assessment of neuropathic<br />
pain in primary care. Am J Med. 2009;122(10 Suppl):S13-21.<br />
11. Kuritzky L. Managing diabetic peripheral neuropathic pain in primary care.<br />
J Fam Pract. 2010;59(5 Suppl):S15-22.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 236
neuropathische pijn bij diabetes<br />
Dr. H.w. de Valk, internist-endocrinoloog<br />
UMC Utrecht<br />
In dit artikel wordt speciaal aandacht besteed aan<br />
neuropathische pijn bij patiënten met diabetes. Deze<br />
pijn is een complicatie van een aantal vormen van<br />
neuropathie en wordt in de setting daarvan beschreven.<br />
neuropathische pijn staat vaak niet op zichzelf en is een<br />
onderdeel van verschillende directe en indirecte consequenties<br />
van zenuwschade.<br />
Neuropathische pijn wil zeggen: pijn gegenereerd door<br />
primaire schade aan of disfunctie van het zenuwstelsel zelf<br />
(centraal of perifeer). 1 De zenuwschade kan veroorzaakt<br />
worden door metabole (diabetes), toxische, infectieuze<br />
(herpes zoster), immuungemedieerde, traumatische, compressie<br />
(carpaaltunnelsyndroom) of hereditaire of ischaemische<br />
fafactoren of als gevolg van compressie van de zenuw<br />
(carpaal tunnel syndroom).en door ischemie. 2 Deze zenuwschade<br />
leidt tot ontwikkeling van pijn via verschillende<br />
237<br />
pijn<br />
mechanismen, onafhankelijk van de precieze pathogenetische<br />
factor of factoren. De tegenhanger is nociceptieve pijn.<br />
Nociceptieve pijn wordt veroorzaakt door weefselschade<br />
met prikkeling van de nociceptieve receptoren in het<br />
zenuwweefsel. Daarnaast zijn er bij sommige patiënten<br />
mengbeelden (nociceptieve én neuropathische pijn). Veel<br />
voorkomende klinische situaties van neuropathische pijn<br />
zijn diabetische neuropathie, herpes zoster, trigeminus<br />
neuralgie en soms is deer pijn bij maligniteiten (deels) van<br />
neuropathische oorsprong.<br />
casus<br />
De 45-jarige mevrouw Azus is sinds acht jaar bekend met diabetes<br />
mellitus type 2; op hetzelfde moment werd hypertensie<br />
vastgesteld. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen voor chronische<br />
orgaancomplicaties. Zij komt nu voor haar jaarlijkse evaluatie en<br />
vertelt spontaan dat zij de laatste maanden wat ‘vreemde’ gevoelens<br />
heeft in de voeten, soms opkruipend naar de onderbenen, die<br />
zij niet beter onder woorden kan brengen. Zij heeft er vooral last<br />
van na het wakker worden. De huidige medicatie bestaat uit metforminea<br />
(2dd 500 mg) en irbesartanb (1dd 150 mg). Bij lichamelijk<br />
onderzoek is de bloeddruk 140/80 mm Hg bij een regulaire<br />
polsfrequentie van 100 slagen/ minuut. De body-mass index is 31.<br />
Bij vasculair onderzoek zijn er geen souffles over de grote vaten<br />
en zijn de perifere pulsaties goed voelbaar. Bij neurologisch onderzoek<br />
worden normale reflexen aan de benen gevonden, maar is<br />
de vibratiezin aan de hallux beiderzijds verminderd. Er is geen<br />
abnormaal eelt aan de voet. Het laboratoriumonderzoek laat<br />
alleen een licht verhoogde HbA1c zien (59 (oude waarde 7,6%))<br />
en een licht verhoogde nuchtere glucose-waarde (8,1 mmol/l).<br />
Wanneer we de patiënte analyseren vallen een aantal zaken<br />
op. Er zijn aanwijzingen voor een perifere polyneuropathie<br />
bij diabetes: de vibratiezin is aan de hallux van beide voeten<br />
verminderd. De strekreflexen aan de benen zijn normaal,<br />
maar dat hoeft de diagnose perifere polyneuropathie bij<br />
diabetes niet minder waarschijnlijk te maken. De Semmes-<br />
Weinstein (monofilament) test is niet gedaan. Deze test<br />
wordt gebruikt om het risico op ulceratie en een diabetische<br />
voet in te schatten, maar is geen diagnostische test voor<br />
diabetische polyneuropathie.<br />
De glucoseregulatie is niet optimaal en de systolische bloeddrukwaarde<br />
bij behandeling voldoet niet aan de laatste<br />
richtlijnen. Wij concluderen dat zich bij de patiënte een diabetische<br />
polyneuropathie heeft ontwikkeld. Neuropathische<br />
pijn is slechts een van de manifestaties van neuropathie,<br />
maar wel een van de meest ingrijpende en een van de meest<br />
gevreesde door patiënten.<br />
Vormen van neuropathie<br />
Bij patiënten met diabetes komen verschillende vormen<br />
van neuropathie voor. 3 (Zie tabel 1). De symmetrische neuropathie<br />
(polyneuropathie) komt veruit het meeste voor,<br />
oplopend tot bij wel 40% van de patienten. Deze polyneuropathie<br />
zal gebruikt worden voor de verdere uitwerking<br />
van neuropathische pijn. Pijn kan ook een meer of minder<br />
vaak voorkomend symptoom zijn bij andere vormen van<br />
neuropathie. Zo kan pijn een belangrijk fenomeen zijn<br />
bij de plexopathie (schade aan bijvoorbeeld de plexus<br />
lumbosacralis), bij mononeuropathie (n. medianus) en<br />
tabel 1<br />
Verschillende vormen van neuropathie bij diabetes<br />
• symmetrische polyneuropathie<br />
• autonome neuropathie<br />
• Proximale amyotrofische neuropathie<br />
• Plexopathie<br />
• mononeuropathie<br />
• Craniele neuropathie<br />
• intercostale neuropathie<br />
bij de intercostaal neuropathie. Deze laatste neuropathie<br />
kan sterk lijken op een (beginnende) herpes zoster, alleen<br />
zullen zich geen blaasjes ontwikkelen. Naast de chronische<br />
neuropathie bestaat er een acute, pijnlijke neuropathie die<br />
weleens gezien wordt bij snelle verbetering van een slechte<br />
glucoseregulatie, bijvoorbeeld na ontdekking van de ziekte,<br />
of door intensieve insulinetherapie bij een langer bestaande<br />
diabetes.<br />
Klinische manifestaties<br />
Het klinisch beeld is een belangrijke pijler voor de diagnose.<br />
Wanneer we naar de polyneuropathie kijken, zijn er<br />
twee belangrijke groepen van klachten: de negatieve symptomen<br />
(gewaarwordingen die er zouden moeten zijn maar<br />
er niet meer zijn) en de positieve symptomen (symptomen<br />
die er zijn maar niet hadden moeten zijn). 2 (Zie tabel 2).<br />
Neuropathische pijn hoort thuis in de tweede categorie. Veel<br />
patiënten met diabetische polyneuropathie hebben vooral of<br />
uitsluitend negatieve symptomen.<br />
Neuropathische pijn kan betekenen dat er paresthesieën zijn<br />
(spontane tintelingen), maar kan ook een stekende, brandende<br />
of lancinerende pijn betekenen. Patiënten kunnen<br />
het gevoel hebben op een hete ondergrond te lopen. Jeuk<br />
kan ook een positief symptoom zijn; hetzelfde geldt voor<br />
warmte- of koude gevoelens en in het laatste geval lijken de<br />
klachten soms initieel op die bij claudicatio intermittens. Er<br />
zijn ook stimulusafhankelijke fenomenen. Hyperesthesie<br />
betekent een sterke reactie op een sterke prikkel die normaliter<br />
ook pijn gegeven zou hebben, alleen niet zoveel.<br />
Allodynie betekent een sterke pijngewaarwording bij een<br />
normaliter onschuldige prikkel. Een voorbeeld van het laatste<br />
is pijn als gevolg van lichte aanraking of als gevolg van<br />
een deken op het been. Neuropathische pijn komt dus door<br />
schade aan het zenuwweefsel, in het bijzonder van de dunne<br />
ongemyeliniseerde C-vezels. (Zie tabel 3). Negatieve symptomen<br />
zoals het verminderen van de vibratiezin en de tastzin<br />
zijn een gevolg van schade aan de dikkere, gemyeliniseerde<br />
Aa-, Ab- en C-vezels. Deze verschillende schades zijn van<br />
belang wanneer we naar het lichamelijk onderzoek gaan.<br />
tabel 2<br />
symptomen bij polyneuropathie<br />
negatieVe<br />
symptOmen<br />
pOsitieVe symptOmen<br />
Stimulus-afhankelijk Stimulus-onafhankelijk<br />
Dove gevoelens Hyperesthesie Brandend<br />
allodynie lancinerend<br />
stekend<br />
Krampend gevoel in<br />
spieren<br />
Paraesthesie<br />
jeuk, koude, warmte<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 238
tabel 3<br />
Zenuwvezels en functie<br />
mODaliteit VeZels myelinisatie<br />
Druk aa en ab gemyeliniseerd<br />
Vibratiezin ab gemyeliniseerd<br />
temperatuur<br />
- Koud ad gemyeliniseerd<br />
- Warmte C niet-gemyeliniseerd<br />
Pijn C niet-gemyeliniseerd<br />
Diagnostiek van polyneuropathie<br />
Diagnostiek van polyneuropathie en diagnostiek van neuropathische<br />
pijn zijn twee verschillende dingen. Neuropathische<br />
pijn omvat een aantal belangrijke karakteristieken die in<br />
kaart gebracht moeten worden. Neuropathische pijn kan<br />
een heftige intensiteit hebben met een dramatische impact<br />
op de kwaliteit van leven. Deze intensiteit van de pijn kan<br />
men door de patiënt zelf aan laten geven met een VAS-score<br />
(Visual Analogue Scale). Op deze schaal, waar verschillende<br />
vormen van bestaan, geeft de patiënt op een schaal<br />
van 0 tot en met 100 aan hoe erg de pijn is, bijvoorbeeld de<br />
piekpijn en de gemiddelde pijn op een dag of gedurende een<br />
bijvoorbeeld voor een week. Hiermee kan niet alleen een<br />
semi-kwantitatieve inschatting gemaakt worden van de ernst<br />
voor de patiënt, maar kan ook het verloop in de tijd gevolgd<br />
worden. Naast de pijn zelf, zijn nog twee andere aspecten<br />
van groot belang. Samen met de pijn vormen zij een immer<br />
aanwezige driehoek. (Zie figuur 1). De twee andere aspecten<br />
zijn slaapstoornissen en depressie. In de praktijk betekent<br />
dat dit bij een patiënt met neuropathische pijn al deze drie<br />
factoren proactief benoemd moeten worden. Eventueel<br />
moet naast de behandeling van de pijn ook gedacht worden<br />
aan behandelingen van de andere punten van de driehoek,<br />
soms klaren slaapstoornissen en depressieve gevoelens sterk<br />
op bij verlichting van de pijn. Wanneer we het toestandsbeeld<br />
van de neuropathische pijn goed in beeld gebracht<br />
hebben, is de volgende stap het zo goed mogelijk aantonen<br />
dat het om een neuropathische pijn gaat, dat wil zeggen dat<br />
figuur 1<br />
De driehoek bij neuropathische pijn<br />
239<br />
neuropathische pijn<br />
Depressie slaapstoornissen<br />
zenuwschade aan deze situatie ten grondslag ligt. Hier ligt<br />
een belangrijke valkuil. Bij het gebruikelijke onderzoek dat<br />
gedaan wordt naar het bestaan van een (soms klinisch stille)<br />
neuropathie, wordt gebruik gemaakt van de stemvork die<br />
op het interfalangeale gewricht van de hallux of op de top<br />
van de hallux geplaatst wordt. Deze test meet de vibratiezin,<br />
dat wil zeggen een dikke vezelkwaliteit. Pijn is een dunne<br />
vezelkwaliteit en meestal zal deze samen gaan met schade<br />
aan en symptomen van de dikke vezel. Vaak, maar niet altijd.<br />
Sommige patiënten zullen onmiskenbaar een dunne vezelschade<br />
hebben (pijn) en toch een normale vibratiezin aan de<br />
hallux. U kunt dan niet zeggen dat er geen polyneuropathie<br />
is of zou kunnen zijn, alleen geen ‘dikke vezel neuropathie’.<br />
Er is een andere punt dat in deze situatie zou kunnen helpen.<br />
Temperatuurszin is ook een kwaliteit van de dunne vezel en<br />
soms vertellen patiënten dat zij het verschil niet goed kunnen<br />
voelen tussen (gradaties) van koud en warm. Zo vertelde<br />
een patiënte met een eerder bewezen neuropathie en een<br />
normale vibratiezin dat zij met de hand de temperatuur van<br />
het badwater voelde omdat zij met de voet geen enkel verschil<br />
tussen koel, lauw en heet voelde. Bij lichamelijk onderzoek<br />
kan de warmte- en koude-discriminatie ook getest worden,<br />
maar dat is geen onderdeel van het gebruikelijke onderzoek<br />
en semi-quantitatief. Hetzelfde geldt voor de test waarbij het<br />
verschil tussen een scherpe en een stompe prikkel wordt<br />
vergeleken. Bij twijfel is een verwijzing naar de neuroloog<br />
met deze specifieke vraagstelling een goede optie.<br />
Patiënten met polyneuropathie hebben vaak ook tekenen van<br />
een simultane autonome neuropathie en dit heeft specifieke<br />
kenmerken en consequenties. 4 In de voet leidt schade aan<br />
het autonome zenuwstelsel tot vermindering of verdwijning<br />
van de zweetsecretie en tot een verandering van de kleine<br />
circulatie met versterkte doorbloeding van de huid maar<br />
afgenomen circulatie in de diepere lagen. Deze factoren<br />
spelen waarschijnlijk een belangrijke rol bij het ontstaan van<br />
een diabetische voet. Maar ook andere vormen van autonome<br />
neuropathie kunnen samen gaan met polyneuropathie; denk<br />
hierbij bijvoorbeeld aan maagdarm- functiestoornissen en<br />
aan urogenitale functiestoornissen. Tenslotte moet ook<br />
aandacht besteed worden aan een mogelijk motore component<br />
van perifere polyneuropathie, waarbij er een versterkte<br />
dorsiflexie in het metatarsofalangeale gewricht is en een<br />
versterkte flexie in het interfalangeale gewricht. De versterkte<br />
dorsiflexie betekent hoge voetdrukken in dat gebied en vooral<br />
de plaats onder het metatarsofalangeale gewicht van de eerste<br />
straal is een beruchte en welhaast pathognomonische plaats<br />
voor het ontstaan van een neuropathisch ulcus.<br />
Wat betreft de patiënte in casus kunnen we stellen dat er<br />
een neuropathische pijnbeleving is met tekenen van polyneuropathie.<br />
De hartfrequentie in rust kan duiden op een<br />
cardiale autonome neuropathie aangezien in eerste instantie<br />
de n. vagus uitvalt leidende tot een rusttachycardie. Later<br />
valt de sympathicus ook uit en daalt de hartfrequentie weer.<br />
Belangrijk is bij haar de stemming en de aanwezigheid van<br />
slaapstoornissen te evalueren.<br />
KernPunten<br />
• De symmetrische neuropathie (polyneuropathie) komt veruit het meeste voor. Pijn kan ook een symptoom zijn<br />
bij andere vormen van neuropathie zoals bij plexopathie, mononeuropathie en de intercostaal neuropathie.<br />
• Bij behandeling van neuropathische pijn, moet ook gedacht worden aan behandelingen van slaapstoornissen en<br />
depressie.<br />
• Vooral bij oudere patiënten met type-2-diabetes moet men bedacht zijn op paraneoplastische polyneuropathie.<br />
Bij atypische kenmerken is verdere diagnostiek en verwijzing de aangewezen weg.<br />
casus<br />
De 61-jarige heer Bergman heeft sinds tien jaar heeft diabetes mellitus<br />
type 2, waarop hij de eerste jaren weinig acht op had geslagen.<br />
Drie jaar geleden ontstond een wondje aan de linkervoet en<br />
dit leidde tot een ernstige diabetische voet. Uiteindelijk volgde zes<br />
maanden later een amputatie van het linkeronderbeen. Hetzelfde<br />
heeft zich een jaar geleden aan de andere kant voorgedaan.<br />
Patiënt heeft nu twee onderbeensprotheses en verplaatst zich buitenshuis<br />
met een scootmobiel. Er zijn echter wel fantoompijnen.<br />
Daarnaast is er pijn bij het plassen. Hij wordt behandeld met<br />
insuline en zes maanden geleden heeft hij een CABG (coronaryartery<br />
bypass graft) ondergaan. De medicatie bestaat uit insuline<br />
novomixc (38 tot 24 eenheden), metformine (3dd 500 mg), atorvastatined<br />
(1dd 40 mg), carbasalaatcalciume (1dd 80 mg), paracetamol/codeïne<br />
(4dd 1) en carbamazepinef (1-2-1 tabletten per<br />
dag). Bij lichamelijk onderzoek is de bloeddruk 130/70 mmHg<br />
bij een regulaire polsfrequentie van 80 slagen/minuut. De body<br />
mass index is 25. Bij vasculair onderzoek zijn er geen souffles over<br />
de grote vaten; bij onderzoek van de amputatiestomp zijn er geen<br />
wonden of andere afwijkingen. Bij laboratoriumonderzoek wor-<br />
den goede waarden voor de glucose- en lipiden-regulatie gevonden<br />
en een normale nierfunctie. Bij urine-onderzoek wordt een lichte<br />
pathologische micro-albuminurie gevonden.<br />
Wanneer we naar deze patiënt kijken, vallen de recidiverende<br />
urineweginfecties op die kunnen passen bij een<br />
obstructie (bijvoorbeeld een vergrote prostaat) maar die<br />
ook zou kunnen passen bij blaasfunctiestoornissen als<br />
gevolg van autonome neuropathie. Er is een mogelijke<br />
pathologische micro-albuminurie waarbij eerst wel een<br />
urineweginfectie moet worden uitgesloten. We kunnen nu<br />
niet bewijzen dat er een perifere neuropathie was, maar de<br />
gegevens in de status laten dat wel zien. De fantoompijn is<br />
een vorm van neuropathische pijn. In hoeverre de diabetes<br />
bij hem een rol speelt is onbekend en in hoeverre patiënten<br />
met diabetes meer kans hebben op fantoompijn is ook onbekend.<br />
Hij heeft deze fantoompijnen ondanks dat hij al twee<br />
middelen ter bestrijding hiervan heeft. Bij ernstige pijn zal<br />
een derde middel geïntroduceerd moeten worden (bijvoorbeeld<br />
pregabaline of amitryptiline); men kan er voor kiezen<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 240
meteen één van de andere middelen te stoppen of dit, bij<br />
een positief effect, later te doen. Bij deze patiënt moet ook<br />
weer pro-actief naar de andere twee punten van de driehoek<br />
gevraagd en gezien de neuropathie en vasculopathie, is het<br />
extra belangrijk de seksualiteit ook aan te snijden.<br />
Valkuil<br />
Zeker bij oudere patienten met een type 2 diabetes moetmen<br />
beducht zijn voor een lelijke valkuil. Niet elke polyneuropathie<br />
bij een patiënt met diabetes is een diabetische<br />
neuropathie. In een aantal gevallen kan het ook gaan<br />
om bijvoorbeeld een paraneoplastische polyneuropathie.<br />
Hierop moet men zeker bij de oudere patiënt met een type-<br />
2-diabetes mellitus bedacht zijn. Dit betekent dat wanneer<br />
de polyneuropathie atypische kenmerken heeft, zoals een<br />
asymmetrische presentatie of wanneer het beloop snel is<br />
(snel opstijgen van de sensibiliteitsafwijkingen), verdere<br />
diagnostiek en verwijzing aangewezen is.<br />
therapie<br />
De eerste stap bij de behandeling is goede uitleg, zo nodig<br />
bij volgende consulten te herhalen. De daaropvolgende stap<br />
is de bestrijding van de neuropathische klachten van het<br />
been. Bij neuropathische pijn hebben NSAID’s weinig effect<br />
en zijn dan ook niet de middelen van eerste keus. (Zie tabel<br />
4). Verschillende reviews en richtlijnen zijn verschenen die<br />
vaak tot verschillende aanbevelingen komen, waarbij wel<br />
een soort praktische handleiding bedacht kan worden. 5-9<br />
Amitriptylineg is een klassiek middel dat van oudsher<br />
gebruikt wordt. Meestal wordt het eerst aan het eind van de<br />
avond gegeven om zo de bijwerking (sufheid en slaperigheid)<br />
overdag zoveel mogelijk te voorkomen. Meestal wordt<br />
relatief laag gedoseerd uit angst voor de bijwerkingen en<br />
zelfs onder die omstandigheden zijn de bijwerkingen soms<br />
niet gering. Een recent alternatief is pregabaline dat specifiek<br />
geregistreerd is voor de behandeling van neuropathische<br />
pijn. Pregabalineh remt de Ca2+-influx door blokkade<br />
tabel 4<br />
middelen te gebruiken bij neuropathische pijn<br />
• tricyclische anti-depressiva<br />
– amitriptyline (tryptizol)<br />
• anti-epileptica<br />
– pregabaline (lyrica)<br />
– gabapentine (neurontin)<br />
– carbamazepine (tegretol)<br />
– fenytoïne (Diphantoïne, epanutin)<br />
– lamotrigine (lamictal)<br />
• Opioïden<br />
– buprenofine (transtec)<br />
– tramadol (tramagetic, tramal e.a.)<br />
– tramadol/paracetamol (Zaldiar)<br />
• ssri (diverse)<br />
• Overige<br />
– duloxetine (Cymbalta)<br />
– nitraat crème (Daktarin, Dermacure)<br />
– capsaïcine crème<br />
241<br />
van de a2d kanalen. Het middel is effectief tegen neuropathische<br />
pijn waarbij studies hebben laten zien dat het effect<br />
binnen drie weken te zien is. Als bijwerking geldt ook hier<br />
duizeligheid en sufheid. Gabapentinei is een voorloper<br />
van pregabaline met een ingewikkelder farmacokinetisch<br />
profiel en een trapsgewijs doseerschema. Gabapentine is<br />
een antiepilepticum en werd off-label gebruikt bij neuropathische<br />
pijn.<br />
Verschillende andere anti-epileptica worden ook ingezet bij<br />
neuropathische pijn. Te denken is aan carbamazepine en<br />
difantoïne. Hetzelfde geldt voor opioïden zoals tramadolf.<br />
De genoemde middelen hebben hun werkzaamheid bewezen<br />
in trials waarbij zij werden vergeleken met placebo.<br />
Goede ‘hHead-to-head’ trials zijn er voor deze specifieke<br />
indicatie niet weinig en voorschrijven berust op persoonlijke<br />
voorkeur en ervaring. Wanneer het met één middel<br />
of hooguit twee middelen niet lukt, dan is dit een goede<br />
reden voor verwijzing. Praktisch gesproken kan het beste<br />
met of amitriptyline of met pregabaline begonnen worden,<br />
daarna komen de andere middelen, alleen of in combinatie<br />
met andere middelen. De diagnose van neuropathische pijn<br />
berust vooral op anamnese en lichamelijk onderzoek, naast<br />
waakzaamheid voor de mogelijkheid van deze chronische<br />
orgaancomplicatie bij diabetes. Behandeling kan moeizaam<br />
zijn en soms is een combinatie van middelen nodig. In veel<br />
gevallen is het resultaat vermindering, niet het verdwijnen<br />
van de klachten.<br />
in dit artikel genoemde geneesmiddelen<br />
a. metformine - Glucophage/ Metformine<br />
b. irbesartan - Aprovel<br />
c. insuline aspart/<br />
aspartprotamine - Insuline Novomix<br />
d. atorvastatine - Lipitor<br />
e. carbasalaatcalcium - Ascal<br />
f. carbamazepine - Tegretol<br />
g. amitriptyline - Tryptizol<br />
h. pregabaline - Lyrica<br />
literatuur<br />
1. Backomja M. Managing painful diabetic neuropathy. Hosp Pract 1999; 34:<br />
79-88.<br />
2. Woolf CJ, Mannion RJ. Neuropathic pain: aeriology, symptoms, mechanisms,<br />
and management. The Lancet 1999; 353: 1959-64.<br />
3. Boulton AJM, Malik RA, Arezzo JC, Sosenko JM. Diabetic somatic neuropathies.<br />
Diabetes Care 2004; 27: 1458-86.<br />
4. Benbow SJ, Cossins L, MacFarlane IA. Painful diabetic neuropathy. Diabet<br />
Med 1999; 16; 632-44.<br />
5. Adriaensen H, Plaghki L, Mathieu C, Joffroy A, Vissers K. Critical review of<br />
oral drug treatments for diabetic neuropathic pain – clinical outcomes based<br />
on efficacy and safety data form placebo-controlled and direct comparative<br />
studies. Diabetes Metab Res Rev 2005; 21: 231-40.<br />
6. Vinik AJ, Maser RE, Mitchell BD, Freeman R. Diabetic autonomic neuropathy.<br />
Diabetes Care 2003; 26: 1553-79.<br />
7. Spruce MC, Potter J, Coppini DV. The pathogenesis and management of<br />
painful diabeti c neuropathy: a review. Diab Med 2003; 20: 88-98.<br />
8. Vinik AJ. Use if antiepileptic drugs in the treatment of chronic painful diabetic<br />
neuropathy. J Clin Endcrinol Metab 2005; 90: 4936-45.<br />
9. Richtlijn Polyneuropathie. CBO, 2005.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />
september beschikbaar<br />
Online nascholing voor huisartsen:<br />
Depressiemanagement in de huisartsenpraktijk:<br />
‘praktische leidraad en nieuwste ontwikkelingen’<br />
Online nascholing voor huisartsen gratis te volgen!<br />
Huisartsen vormen een belangrijke sleutelfiguur in de herkenning en behandeling van depressie.<br />
De leerdoelen van de online nascholing zijn:<br />
• Kennis nemen van de epidemiologie en etiologie van depressie<br />
• Kennis nemen van de nieuwe multidisciplinaire richtlijn depressie<br />
• Kennis nemen van het stepped care behandelmodel<br />
• Kennis nemen van farmacotherapie, zoals effectiviteit, bijwerkingen en non-respons<br />
• Kennis nemen van de impact, oorzaken en aanpak van therapieontrouw<br />
k i j k O p H e t p l at f O r m w w w. p r a k t i j k e D u C at i e . n l
Referenties: 1. SmPC Instanyl® 50, 100, 200 µg/dosis, <strong>juli</strong> 2009 2. Christrup LL et al. Pharmacokinetics,<br />
effi cacy, and tolerability of fentanyl following intranasal versus intravenous administration in adults undergoing<br />
third-molar extraction: a randomized, double-blind, double-dummy, two-way, crossover study.<br />
Clin Ther 2008;30:469-481 3. Kress HG et al. Effi cacy and tolerability of intranasal fentanyl spray 50 to 200<br />
mg for breakthrough pain in patients with cancer: a phase III, multinational, randomized, double blind, placebo-controlled,<br />
crossover trial with a 10-month, open-label extension treatment period. Clin Ther 2009;31<br />
4. Mercadante S et al. A comparison of intranasal fentanyl spray with oral transmucosal fentanyl citrate for the treatment<br />
of breakthrough cancer pain – an open-label, randomised, crossover trial. Curr Med Res Opin 2009;25(11):2805-2815<br />
Instanyl 50 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 100 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 200 microgram/dosis<br />
neusspray, oplossing. Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: 1 ml oplossing bevat fentanylcitraat equivalent<br />
aan respectievelijk 500, 1000 en 2000 microgram fentanyl. 1 dosis (100 microliter) bevat respectievelijk 50, 100 en 200 microgram<br />
fentanyl. Farmaceutische vorm: Neusspray, oplossing. Heldere, kleurloze oplossing. Therapeutische indicaties: Instanyl is geïndiceerd<br />
voor de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen die al een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen tegen chronische<br />
kankerpijn. Doorbraakpijn is een tijdelijke exacerbatie van pijn die optreedt bovenop een bestaande, aanhoudende pijn die reeds onder<br />
controle is. Patiënten die een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen, gebruiken minstens 60 mg orale morfi ne per dag,<br />
minstens 25 microgram transdermale fentanyl per uur, minstens 30 mg oxycodon per dag, minstens 8 mg orale hydromorfon per dag<br />
of een equianalgetische dosis van een ander opioïd gedurende één week of langer. Dosering en wijze van toediening: De behandeling<br />
dient te worden ingesteld door en onder toezicht te blijven van een arts met ervaring in de behandeling van kankerpatiënten met<br />
opioïden. Voor verdere informatie, zie de volledige IB-tekst. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of<br />
voor één van de hulpstoffen. Gebruik bij opioïd-naïeve patiënten. Ernstige respiratoire depressie of ernstige obstructieve longaandoeningen.<br />
Eerdere faciale radiotherapie. Terugkerende epistaxisaanvallen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Zoals bij alle<br />
krachtige opioïden kan er klinisch signifi cante respiratoire depressie optreden bij gebruik van fentanyl en moeten patiënten geobserveerd<br />
worden op deze effecten. Patiënten met pijn die een chronische opioïdbehandeling ontvangen, ontwikkelen een tolerantie voor respiratoire<br />
depressie en dus is het risico op respiratoire depressie bij deze patiënten lager. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het centrale<br />
zenuwstelsel onderdrukken kan het risico op respiratoire depressie verhogen. Bij patiënten met chronische obstructieve longaandoeningen<br />
kan fentanyl ernstigere bijwerkingen hebben. Bij deze patiënten kunnen opioïden de ademhalingsprikkel onderdrukken en de weerstand<br />
van de luchtwegen verhogen. Fentanyl dient met zorg te worden toegediend aan patiënten met matige tot ernstige lever- of<br />
nierfunctiestoornissen. De invloed van lever- en nierfunctiestoornissen op de farmacokinetiek van Instanyl is niet geëvalueerd; wanneer<br />
fentanyl echter intraveneus wordt toegediend, is de klaring gewijzigd als gevolg van lever- en nierfunctiestoornissen, veroorzaakt door<br />
veranderingen in metabole klaring en plasma-eiwitten. Fentanyl dient met zorg te worden gebruikt bij patiënten met tekenen van een<br />
verhoogde intracraniale druk, een verminderd bewustzijn of coma. Instanyl dient met zorg te worden gebruikt bij patiënten met een<br />
hersentumor of hoofdletsel. Fentanyl kan bradycardie veroorzaken. Fentanyl dient daarom met zorg te worden toegediend aan patiënten<br />
met bradyaritmie. Opioïden kunnen hypotonie veroorzaken, vooral bij patiënten met hypovolemie. Instanyl dient daarom met zorg<br />
te worden gebruikt bij patiënten met hypotonie en/of hypovolemie. Als de patiënt herhaalde episodes van epistaxis of nasaal ongemak<br />
ervaart bij het gebruik van Instanyl, dient een andere toedieningsvorm voor de behandeling van doorbraakpijn overwogen te worden.<br />
De totale blootstelling aan fentanyl bij personen met een verkoudheid, zonder eerdere behandeling met een nasale vasoconstrictor, is<br />
vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Tolerantie en lichamelijke en/of psychische fhankelijkheid kan optreden na herhaald gebruik<br />
van opioïden zoals fentanyl. Iatrogene verslaving na therapeutisch gebruik van opioïden komt echter zelden voor bij de behandeling<br />
van kankergerelateerde pijn. Ontwenningsverschijnselen kunnen optreden door de toediening van stoffen met opioïd-antagonistische<br />
activiteit, bijv. naloxon, of door analgetica met een gecombineerde agonistische en antagonistische werking (bijv. pentazocine, butorfanol,<br />
buprenorfi ne, nalbufi ne). Wanneer de behandeling met Instanyl wordt gestart, dienen andere toedieningsvormen overwogen te worden<br />
voor gelijktijdige behandeling van samenlopende ziektes die via de neus kunnen worden behandeld. Bijwerkingen: Met het gebruik<br />
van Instanyl kunnen typische opioïd-gerelateerde bijwerkingen worden verwacht. Vaak zullen na voortgezet gebruik van het geneesmiddel<br />
de meeste van deze bijwerkingen verdwijnen of in intensiteit afnemen. De meest ernstige bijwerkingen zijn respiratoire depressie<br />
(mogelijk leidend tot apneu of ademstilstand), circulatoire depressie, hypotensie en shock. Alle patiënten dienen nauwlettend te<br />
worden geobserveerd op deze bijwerkingen. De volgende categorieën worden gebruikt om de bijwerkingen volgens frequentie van<br />
voorkomen te rangschikken: zeer vaak (≥1/10); vaak (>1/100 en 1/1.000 en 1/10.000 en
stekend van karakter in de nek, beide armen, thorax en lage<br />
rug. Zij is bekend bij de cardioloog met decompensatieklachten<br />
die met medicatie zijn gereguleerd. Zij is vrijwel niet mobiel en<br />
komt niet meer met haar rollator buiten. Welke mogelijkheden<br />
zijn er wat betreft pijnbestrijding?<br />
Paracetamol werkt bij haar niet voldoende. NSAID’s kan<br />
zij gezien haar cardiale toestand slecht verdragen. TENS<br />
kan zij moeilijk bedienen. Zenuwblokkaden zijn niet zinvol<br />
vanwege de vele pijnlokalisaties. Getracht wordt haar in te<br />
stellen op tramadol in druppelvorm, waarbij wordt gestart<br />
met vijf druppels (12,5 mg) met het advies op te klimmen<br />
naar driemaal daags vijf druppels. Het druppelen is voor<br />
haar geen probleem. Zij heeft een vaste hand en een goed<br />
gezichtsvermogen. De pijn neemt af tot VAS 3 en zij kan<br />
met haar rollator weer naar buiten.<br />
casus 2<br />
Een 64-jarige vrouw met aangetoonde osteoporose maakt een<br />
ongelukkige val, waarbij een inzakkingsfractuur op niveau Th10<br />
ontstaat met hevige pijn thoracaal zonder uitstraling, die het<br />
bewegen vrijwel onmogelijk maakt. Zij durft het bed niet meer<br />
te verlaten. Zij gebruikte reeds Arthrotec ® driemaal daags 1 en<br />
paracetamol driemaal daags 500 mg.<br />
De medicatie wordt uitgebreid met calcitonine-injecties,<br />
en een fentanyl-12microgr/uur-pleister. De pijnstilling is<br />
dan zodanig dat mevrouw weer kan worden gemobiliseerd.<br />
casus 3<br />
Een 67-jarige vrouw met osteoporose klaagt over lagerugklachten<br />
met uitstralende pijn vanuit de rug, achterkant van het<br />
bovenbeen, kuit en mediale zijde van de voet. De pijn is tintelend<br />
en brandend van karakter. De nachtrust is ernstig gestoord.<br />
Af en toe is er ook wat krachtsverlies in het linkerbeen.<br />
De gemaakte röntgenfoto toont aan dat er sprake is van een<br />
kalkarm skelet met discopathie van L3 tot en met L5, facetartrose<br />
L4/L5, L5/S1; een MRI sluit een evidente HNP uit.<br />
TENS, NSAID’s, paracetamol, tramadol en zenuw blokkaden<br />
leverden geen pijnvermindering op. Patiënte wordt daarna<br />
ingesteld op pregabaline 75 mg tweemaal daags, een antiepilepticum<br />
dat effectief kan zijn bij neuropathische pijn.<br />
De VAS-score daalde daarop van 7 naar 2 en de nachtrust<br />
verbeterde aanzienlijk.<br />
meting van pijn<br />
Alvorens de pijn te behandelen is het raadzaam de ernst<br />
van de pijn te meten. Dat kan op verschillende manieren.<br />
Ten eerste kan het door gebruik te maken van de Visueel<br />
Analoge Schaal (VAS) voor de meting van pijn: de pijnschaal.<br />
Dit is een plastic latje van 10 cm waarop de patiënt<br />
kan aangeven hoe sterk de pijn wordt ervaren: bij 10 is er<br />
243<br />
sprake van ondraaglijke pijn, bij 0 is er geen pijn. De patiënt<br />
kan zelf aangeven hoe sterk de pijn is.<br />
Ten tweede kan een pijndagboek worden bijgehouden om te<br />
kijken wanneer en hoe vaak de pijn optreedt. Meestal wordt<br />
dit gecombineerd met een ‘pijncijfer’ (VAS). In dit dagboek<br />
dient naast de meting van pijn aandacht te worden besteed<br />
aan pijngedrag. Een aantal te meten parameters is:<br />
• a(ctiviteiten) d(agelijks) l(even)-niveau (ADL);<br />
• het aantal uren dat de patiënt per etmaal op bed doorbrengt;<br />
• geneesmiddelengebruik, welke middelen en hoeveel?<br />
Op voorbedrukte bladen kan de patiënt per dag noteren<br />
wat de activiteiten waren (slapen, liggen, zitten), wat de<br />
pijnscore is en het geneesmiddelengebruik. De voordelen<br />
zijn dat het verslag van de pijn niet wordt beïnvloed door<br />
incidentele pijn-‘pieken’ en een beeld wordt verkregen van<br />
het activiteitenpatroon van de patiënt en de invloed van pijn<br />
hierop. Aan de hand van de aangegeven ernst van de pijn<br />
en het tijdstip waarop deze het hevigst is, kan de medicatie<br />
worden aangepast. Het bijhouden van het dagboek is eenvoudig<br />
en geeft een indruk van het gedrag van de patiënt<br />
thuis. Een nadeel zou kunnen zijn dat door het bijhouden<br />
van het dagboek de patiënt gefixeerd kan raken op zijn pijn<br />
en pijnbeleving. Bovendien zal er individueel verschil zijn<br />
tussen mensen wat betreft de accuratesse bij het invullen<br />
van het dagboek.<br />
Er zijn verschillende manieren van behandelen mogelijk.<br />
Deze worden achtereenvolgens besproken.<br />
Causale behandeling van pijn<br />
De orale bisfosfaten risedronaat en alendronaat en de selectieve<br />
oestrogeenreceptormodulator raloxifeen, al of niet<br />
gecombineerd met calcium of vitamine-D, zijn de meest<br />
gebruikte geneesmiddelen. Eenmaal jaarlijks intraveneus<br />
zoledroninezuur is voor die patiënten waarbij therapietrouw<br />
een probleem is of die orale middelen niet verdragen een<br />
optie. Calcitonine kan worden voorgeschreven bij pijnlijke<br />
wervelfracturen. De causale aanpak van osteoporose valt<br />
buiten het bestek van deze bijdrage.<br />
medicamenteuze pijnbestrijding: principes 7<br />
Bij de medicamenteuze behandeling van pijn dient een<br />
aantal regels in acht te worden genomen.<br />
• Bij voorkeur dient één arts de coördinatie van de pijnbestrijding<br />
op zich te nemen.<br />
• Beslissingen inzake de pijnmedicatie dienen te worden<br />
genomen aan de hand van objectieve criteria zoals vermeld<br />
bij de meting van pijn.<br />
• De pijnmedicatie mag het dagelijks leven en activiteiten<br />
niet in gevaar brengen: duizeligheid en/of sufheid kan<br />
bedreigend zijn voor de patiënt, aangezien vallen bij<br />
osteoporose snel tot fracturen kan leiden. Met name<br />
bij de oudere patiënten dient de dosering te worden<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />
Help uw patiënten om<br />
fracturen te voorkomen!<br />
alendronaat 70mg/colecalciferol 5600 IE, MSD<br />
Voor meer productinformatie zie verkorte SPC<br />
elders in dit blad.<br />
Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC)<br />
alvorens FOSAVANCE voor te schrijven.<br />
Postbus 581, 2003 PC Haarlem.<br />
Tel. 0800-9999000, e-mail: medicalinfo.nl@merck.com<br />
www.msd.nl, www.univadis.nl<br />
MET 5600 IE<br />
VITAMINE D!<br />
De osteoporosetherapie<br />
met...<br />
• Fractuurpreventie op<br />
de heup en wervelkolom<br />
met de zekerheid van<br />
een wekelijkse dosis<br />
vitamine D<br />
• In één tablet per week<br />
Ware grootte<br />
1211FSP10NL661J1210
aangepast aan de (meestal) verhoogde gevoeligheid voor<br />
geneesmiddelen.<br />
• Bij het voorschrijven van pijnmedicatie dient rekening te<br />
worden gehouden met het profiel van het analgeticum.<br />
Bij het voorschrijven van analgetica dient men vaste<br />
doseerschema’s op te stellen en niet te zeggen: ‘innemen<br />
indien nodig’. Ook moet bij het voorschrijven van analgetica<br />
worden voorkomen dat de patiënt gedurende de<br />
nacht enerzijds wakker wordt van de pijn, anderzijds de<br />
wekker moet zetten om de medicatie in te nemen. In dat<br />
geval moet voor de nacht een hogere dosering worden<br />
voorgeschreven. Voortdurend moet men zich afvragen<br />
wat de oorzaak van de pijn is.<br />
specifieke medicamenteuze pijnbestrijding<br />
De analgetica kan worden onderverdeeld in de niet-opioïde<br />
(paracetamol en de non-steroidal anti-inflammatory drugs;<br />
NSAID’s), de niet-opioïde (opioïden) en de adjuvante of<br />
co-medicatie.<br />
paracetamol en nsaiD’s<br />
Primair komt bij osteoporose paracetamol in combinatie<br />
met een NSAID in aanmerking.<br />
De niet-opioïde analgetica hebben hun aangrijpingspunt op<br />
de plaats van de pijnreceptoren – nocicepsis – waar ze een<br />
remmende werking uitoefenen via de chemische stoffen,<br />
‘mediatoren’ die uit de beschadigde cellen vrijkomen. Naast<br />
een direct analgetisch effect hebben zij dikwijls een anti-ontstekingsachtig<br />
effect, waardoor oedeemvorming en druk op<br />
het omringende weefsel worden geremd. Paracetamol heeft,<br />
indien de maximale dosering niet wordt overschreden, nauwelijks<br />
bijwerkingen. Het anti-ontstekingsachtige effect is<br />
bij paracetamol niet of nauwelijks aanwezig. Het kan zowel<br />
oraal als per suppositorium worden toegediend. De NSAID’s<br />
kunnen een belangrijk aandeel in de pijnbestrijding hebben.<br />
Behalve een mogelijk centraal analgetisch effect wordt de<br />
perifere prostaglandinesynthese geremd. Aangezien prostaglandine<br />
E2 een rol speelt bij osteolyse, kunnen NSAID’s<br />
hier pijnvermindering geven. De belangrijkste bijwerkingen<br />
zijn maag-darm bezwaren, maagbloeding, stollingsstoornissen<br />
door remming van de trombocytenaggregatie, nierfunctiestoornissen<br />
en allergische reacties. Andere, minder<br />
vaak voorkomende bijwerkingen, zijn retentie van vocht,<br />
vasodilatatie, leverfunctiestoornissen en hematurie. Bij het<br />
voorschrijven dient een afweging te worden gemaakt van het<br />
te verwachten effect en de mogelijke complicaties.<br />
Het aantal beschikbare NSAID’s is groot en deze zijn onder<br />
te verdelen in de antranilzuur-, pyrazolinon-, fenylazijnzuur-<br />
en indolazijnzuurverbindingen, propionzuurderivaten<br />
en overige verbindingen. De arts dient ervaring op te<br />
bouwen met slechts een beperkt aantal middelen, waarbij de<br />
keuze moet worden gemaakt aan de hand van de farmacokinetiek<br />
en de werkingsduur. Naproxen, ibuprofen, diclofenac<br />
en paracetamol zijn de meest voorgeschreven analgetica uit<br />
de groep van niet-opioïde analgetica. Paracetamol, naproxen<br />
en ibuprofen kunnen zonder recept worden verkregen. De<br />
244<br />
bijwerkingen van de NSAID’s worden vaak onderschat,<br />
zeker als men in beschouwing neemt dat de mensen met<br />
pijn ten gevolge van osteoporose die deze middelen – vaak<br />
langdurig – gebruiken, veelal ouderen zijn.<br />
Bij de anamnese moet in ieder geval worden gevraagd naar<br />
zelfmedicatie, dus de NSAID’s die zelf worden gekocht<br />
(OTC = over the counter-medicatie) of van goedwillende<br />
familieleden zijn verkregen.<br />
Uitvoerig onderzoek wordt verricht naar NSAID’s met een<br />
veiliger werkingsprofiel. Nieuwe NSAID’s die minder bijwerkingen<br />
hebben, zijn:<br />
• een meer zuivere vorm van het racemische ibuprofen,<br />
dexibuprofen, waarbij minder bijwerkingen zouden<br />
kunnen op treden;<br />
• de zoge noemde cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmers.<br />
Er zijn twee soorten cyclo-oxygenasen, COX-1 en COX-2.<br />
Het COX-1-enzym produceert prostaglandinen die met<br />
name betrokken zijn bij de bescherming van het maagslijmvlies.<br />
COX-2 produceert prostaglandinen die een rol spelen<br />
bij pijn- en ontstekingsreacties. De COX-2-remmers hebben<br />
minder invloed op het maagslijmvlies en geven daardoor<br />
minder kans op maagzweren. Onderzoek vindt plaats naar<br />
bijwerkingen. Met name op cardiovasculair gebied en bij<br />
patiënten met een cardiale of cerebrovasculaire belasting in<br />
de anamnese zijn deze middelen niet geïndiceerd.<br />
neuropathische pijn<br />
Neuropathische pijn kan zich uiten door uitstralende pijn<br />
naar armen, handen, benen en voeten of door tintelingen<br />
in handen of voeten. Deze pijn is soms moeilijk te behandelen,<br />
maar kan in een aantal gevallen worden behandeld,<br />
waaronder:<br />
• tricyclische antidepressiva in een lage dosering zoals<br />
clomipramine, amitriptyline en imipramine. 8 Van de<br />
selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) is<br />
de werking op neuropathische pijn niet bekend c.q.<br />
afwezig. Wel is effectiviteit bij neuropathische pijn te<br />
verwachten van duloxetine en venlafaxine. 9,10<br />
• de anti-epileptica gabapentine, 11,12 pregabaline, 13 carbamazepine,<br />
depakine en clonazepam.<br />
Zoals gesteld in de inleiding moet bij het voorschrijven<br />
van antidepressiva of anti-epileptica bij de oudere patiënt<br />
worden rekening gehouden met mogelijke bijwerkingen als<br />
sufheid en duizeligheid, die het risico op het ontstaan van<br />
fracturen kunnen doen toenemen.<br />
Tevens is recent bekend geworden dat het gebruik van sommige<br />
anti-epileptica kan leiden tot depressieve klachten<br />
c.q. suïcide 21<br />
Opioïden<br />
Over het voorschrijven van opiaten, de zoge noemde<br />
‘morfine achtige’ middelen, is nog steeds verschil van<br />
mening. Men maakt een onderscheid tussen zwak- en sterkwerkende<br />
opioïden. Het verschil is afhankelijk van de werking<br />
van de opioïden op de receptoren: de receptorbinding<br />
KernPunten<br />
• er kan ook pijn optreden bij patiënten met osteoporose zonder dat sprake is van een botbreuk of trauma.<br />
• analgetica moeten met vaste doseerschema’s worden gebruikt en niet op basis van: ‘innemen indien nodig’.<br />
• Pijn bij osteoporose kan verschillende oorzaken hebben: botpijn zonder dat sprake is van een fractuur, verandering<br />
in het houdings- en looppatroon, wervelfracturen en neuropathische pijn door inzakking van de wervelkolom.<br />
• neuropathische pijn is soms moeilijk te behandelen. in een aantal gevallen zijn tricyclische antidepressiva in een<br />
lage dosering en anti-epileptica effectief.<br />
• De pijnbestrijding moet zodanig worden ingesteld dat er geen delier, sufheid of duizeligheid kan ontstaan.<br />
en de intrinsieke receptoractiviteit. De moderne definitie<br />
van een opioïdreceptor is dat deze een specifieke affiniteit<br />
voor de opiaatantagonist naloxon heeft zonder intrinsieke<br />
activiteit. Om tot activiteit te komen dienen de opioïden<br />
een receptor te bezetten. Opioïdreceptoren bleken niet<br />
uitsluitend in het centraal zenuwstelsel en de tractus digestivus<br />
voor te komen, maar ook in andere organen en wel<br />
met name op perifere zenuwuiteinden. Deze zijn in eerste<br />
instantie verantwoordelijk voor de pijngeleiding (nociceptoren).<br />
De lichaamseigen endogene opioïden voor deze<br />
receptoren blijken aanwezig te zijn in de immuuncellen,<br />
die worden geactiveerd door een actief ontstekingsproces.<br />
Voor opioïden zijn bij de mens vier hoofdgroepen van receptoren<br />
bekend: mureceptoren, deltareceptoren, kappareceptoren<br />
en sigmareceptoren. Sigmareceptoren zijn eigenlijk<br />
niet-opioïde receptoren, omdat deze vrijwel identiek zijn met<br />
de fenylcyclohexylpiperidine receptoren waaraan fencyclidine<br />
en verwante farmaca zoals LSD zich binden. Ze hebben geen<br />
specifieke affiniteit voor naloxon. Toch worden ze (klinisch) nog<br />
wel samen met de opioïdreceptoren genoemd, omdat veel opioiden<br />
ook een intrinsieke activiteit op de sigmareceptor hebben,<br />
hetgeen belangrijke klinische consequenties kan hebben.<br />
‘Morfineachtige’ opioïdagonisten<br />
Vooral werkzaam op de mu- en deltareceptoren en mogelijk<br />
ook de kappareceptoren: ze hebben een specifieke affiniteit<br />
en intrinsieke activiteit. De belangrijkste zijn morfine,<br />
fentanyl, oxycodon, hydromorfon en methadon.<br />
Opioïdantagonisten<br />
Opioïdantagonisten oefenen uitsluitend antagonistische<br />
werking uit op alle opioïdreceptoren: ze hebben een specifieke<br />
affiniteit voor de receptor, maar geen intrinsieke<br />
activiteit. Naloxon is een pure opioïdantagonist.<br />
Opioïdagonist-antagonisten<br />
Zij gaan een binding aan met de mureceptor en vertonen<br />
daardoor een competitief werkingsmechanisme met andere<br />
stoffen. Wanneer deze binding tot geen effect leidt (geen<br />
intrinsieke activiteit, maar wel affiniteit), spreekt men van<br />
een antagonist – pentazocine, nalbufine en butorfanol – en<br />
wanneer het effect slechts in beperkte mate wordt teweeg<br />
gebracht (wel enige intrinsieke activiteit), spreekt men<br />
van een partiële agonist (buprenorfine). Sommige opioïde<br />
agonist-antagonisten hebben ook specifieke affiniteit voor<br />
de delta- en kappareceptoren.<br />
Zwakwerkende opioïden<br />
Tot de zwakwerkende opioïden rekent men codeïne en tramadol.<br />
Codeïne, al of niet gecombineerd met paracetamol, wordt<br />
tot op heden veel voorgeschreven. Codeïne is een ‘prodrug’<br />
van het werkzame codeïne-6-fosfaat en heeft als nadeel dat<br />
het bij een relatief lage werkzame analgetische werking tot<br />
obstipatie kan leiden. Tramadol is, ondanks het feit dat het een<br />
mu-agonist is, een zwakwerkend opioïd door de zwakke receptorbinding.<br />
Bij neuropathische pijn kan tramadol ook effectief<br />
zijn, doordat de serotonine- en noradrenalineheropname wordt<br />
geremd. Het is aan te bevelen te starten met de druppelvorm<br />
waarbij een druppel 2,5 mg tramadol bevat. De patiënt kan<br />
zelf zijn/haar optimale dosering titreren aan de hand van een<br />
mee te geven globaal schema. Hiermee kan worden voorkomen<br />
dat de patiënt relatief te hoge doses toegediend krijgt.<br />
Uiteindelijk kan de benodigde hoeveelheid tramadol variëren<br />
van 25 mg tot 150 mg per dag, maar hogere doses kunnen<br />
worden overwogen. Bij oudere patiënten is het zoeken naar de<br />
optimale lage dosering een eerste vereiste. Bij het optreden van<br />
bijwerkingen zonder dat er voldoende pijnstilling optreedt, is<br />
een reden tot staken van de tramadoltoediening. Tramadol is<br />
in verschillende toedieningsvormen te ver krijgen (druppels,<br />
capsules, bruis- en ‘slow release (SR)-tabletten). Tevens bestaat<br />
er een combinatiepreparaat van paracetamol (325 mg) en<br />
tramadol (37,5 mg).<br />
Sterkwerkende opioïden<br />
Tot de belangrijkste sterkwerkende opioïden behoren, in<br />
alfabetische volgorde: buprenorfine, fentanyl, hydromorfon,<br />
methadon, morfine en oxycodon. Tegen het voorschrijven<br />
van sterkwerkende opio ïden bestaat weerstand bij zowel<br />
arts als patiënt. De angst voor verslaving is daarbij het<br />
belangrijkste argument. 14<br />
Aanvankelijk werden de sterkwerkende opi oïden uitsluitend<br />
voorgeschreven bij inzakking van de wervelkolom of wervelfractuur<br />
wanneer de voorgeschreven paracetamol, NSAID’s<br />
en zwakwerkende opioïden onvoldoende pijnbestrijding<br />
opleverden. Echter, bij ernstige chronische pijn, met een<br />
duidelijk te traceren oorzaak, die de kwaliteit van leven<br />
aanzienlijk vermindert, kan eveneens worden overwogen<br />
sterkwerkende opioïden voor te schrijven. Het verdient aan-<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 245
eveling deze patiënten te volgen om het langetermijneffect<br />
te meten en de bijwerkingen centraal te registreren.<br />
Morfine, met name in de SR-vorm, oxycodon, hydromorfon,<br />
de fentanylpleister, de buprenorfinepleister of methadon<br />
kan worden voorgeschreven. Te allen tijde dient rekening<br />
gehouden te worden met het voorkomen van obstipatie,<br />
sufheid, delier of duizeligheid. De fentanylpleister heeft<br />
een lagere incidentie van obstipatie en heeft bovendien het<br />
voordeel dat de pleister slechts om de drie dagen vervangen<br />
hoeft te worden. 15 De angst voor verslaving is bij een goede<br />
afweging niet terecht. 16 De pleister is thans beschikbaar als<br />
matrixpleister.<br />
Buprenorfine is behalve sublinguaal ook in pleistervorm<br />
beschikbaar waarbij het toedienen van lagere doseringen<br />
mogelijk is (minimaal 5 mcg/uur).<br />
Bij het voorschrijven van opioïden dient men een laxans aan<br />
de receptuur toe te voegen.<br />
Oxycodon is nu ook beschikbaar in een combinatietablet<br />
met naloxon om de obstipatie tegen te gaan.<br />
Naast medicamenteuze behandeling staan nog de volgende<br />
mogelijkheden tot onze beschikking.<br />
Fysio- of oefentherapie<br />
Fysio- of oefentherapie helpt niet alleen de mobiliteit te<br />
verbeteren en spieren te versterken, maar kan ook de pijn<br />
verlichten.<br />
transcutane elektrische zenuwstimulatie<br />
Door middel van op de huid geplakte elektroden (pleisters)<br />
kunnen lichte elektrische prikkels worden toegediend, die<br />
de pijn kunnen verminderen. Bij osteoporose kan dit een<br />
effectieve vorm van pijnbestrijding opleveren.<br />
Psychologische behandeling<br />
Ter ondersteuning bij het accepteren van osteoporose dient<br />
de patiënt te leren omgaan met pijn. 17<br />
Zenuwblokkade<br />
Door de anesthesioloog kan een blokkade van zenuwen<br />
of zenuwbanen worden uitgevoerd, zodat deze worden<br />
uitgeschakeld met behulp van radiofrequentielaesies. Bij<br />
osteoporose is vaak sprake van meerdere plaatsen en dan<br />
is het minder zinvol om op vele plaatsen een injectie toe te<br />
dienen. Daarom wordt er terughoudend mee omgegaan.<br />
Belangrijke blokkaden bij duidelijke en beperkte lokalisatie<br />
zijn de percutane cervicale, thoracale en lumbale facetdenervaties<br />
en rizotomieën. 18-20<br />
stofnaam merknaam<br />
Amitriptyline Tryptizol ® / Sarotex ® / Tryptizol ®<br />
Buprenorfine Temgesic ®, TransTec ® , BuTrans ®<br />
Carbamazepine Tegretol ®<br />
Celecoxib Celebrex ®<br />
Clomipramine Anafranil ®<br />
Clonazepam Rivotril ®<br />
246<br />
Duloxitine Cymbalta ®<br />
Dexibuprofen Seractil ®<br />
Etoricoxib Arcoxia ® / Auxib ®<br />
Fentanylpleister Durogesic ®<br />
Gabapentine Neurontin ®<br />
Hydromorfon Palladon ®<br />
Ibuprofen Advil ® , Brufen ® , Nurofen ® , Sarixell ® ,<br />
Spidifen ® , Zafen ®<br />
Methadon Symoron ®<br />
Morfine retard MSContin ® , Kapanol ®<br />
Naproxen Aleve ® , Naprovite ®<br />
Oxycodon Oxycontin ® , Oxynorm ®<br />
Paracetamol Panadol ®<br />
Paracetamol/codeïne Finimal ® , Panadol-plus ® , Paracof<br />
Roter ® , Witte Kruis ®<br />
Parecoxib Dynastat ®<br />
Pentazocine Fortral ®<br />
Pregabaline Lyrica ®<br />
Venlafaxine Efexor ®<br />
Zoledroninezuur Aclasta ® , Zometa ®<br />
literatuur<br />
De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever,<br />
roosenbrand@vanzuidencommunications.nl.<br />
Zeker Zaldiar<br />
Referenties: 1. Registratietekst Zaldiar. 2. Medve RA, et al. Anesth Prog. 2001; 48: 79-81<br />
Verkorte Productinformatie Zaldiar® / Zaldiar® Bruis 37,5 mg/325 mg<br />
Samenstelling: ZALDIAR fi lmomhulde tabletten en ZALDIAR BRUIS bruistabletten bevatten 37,5 mg tramadol en<br />
325 mg paracetamol. Indicaties: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS zijn bestemd voor de symptomatische behandeling<br />
van matige tot ernstige pijn. Dosering: Het wordt aanbevolen de behandeling te starten met twee (bruis)<br />
tabletten, maximale dosering per dag is acht (bruis)tabletten (overeenkomend met 300 mg tramadol en 2600<br />
mg paracetamol). ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 12 jaar. Contraindicaties:<br />
Overgevoeligheid voor tramadol, paracetamol of voor één van de hulpstoffen. Acute intoxicatie met<br />
alcohol, hypnotica, centraal werkende analgetica, opioïden of psychotrope middelen. Gebruik van MAO-remmers,<br />
ernstige leverfunctiestoornissen, epilepsie die niet voldoende onder controle is door middel van behandeling.<br />
Speciale waarschuwingen: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij patiënten met ernstige<br />
nierinsuffi ciëntie (creatinineklaring < 10 ml/min) of bij ernstige ademhalingsinsuffi ciënte. Niet gelijktijdig gebruiken<br />
met andere paracetamol of tramadol bevattende geneesmiddelen zonder een arts te raadplegen. Epilepsiepatiënten<br />
die met behandeling onder controle zijn of patiënten die ontvankelijk zijn voor aanvallen, mogen alleen met ZALDIAR<br />
of ZALDIAR BRUIS worden behandeld als dat absoluut noodzakelijk is. Gelijktijdig gebruik van opioïd-agonistenantagonisten<br />
(nalbufi ne, buprenorfi ne, pentazocine) wordt niet aangeraden. ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS moeten<br />
met voorzichtigheid worden gebruikt bij opioïd-afhankelijke patiënten of bij patiënten met een craniaal trauma, met<br />
een aanleg voor convulsieve aandoeningen, galwegaandoeningen, in een toestand van shock, in een toestand van<br />
veranderd bewustzijn van onbekende oorzaak, met problemen van het ademhalingscentrum of de ademhalingsfunctie,<br />
of met een verhoogde intracraniale druk. ZALDIAR fi lmomhulde tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame<br />
erfelijke aandoeningen als galactose-intoleratie, Lapp lactasedefi ciëntie of glucose-galactose malabsorptie mogen<br />
dit geneesmiddel niet nemen. Interacties: MAO-remmers, alcohol, carbamazepine en andere enzyminductoren,<br />
opioïd-agonisten-antagonisten, SSRI’s, triptanen, andere opioïdderivaten, benzodiazepinen, barbituraten, anxiolytica,<br />
hypnotica, sedatieve antidepressiva, sedatieve antihistaminica, neuroleptica, centraal werkende antihypertensieve<br />
middelen, thalidomide, baclofen, warfarines, andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze CYP3A4 remmen,<br />
bupropion. Meest voorkomende bijwerkingen: misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid, hoofdpijn, beven,<br />
verwardheid, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, braken, constipatie, droge mond, diarree, abdominale pijn,<br />
dyspepsie, fl atulentie, zweten, pruritus. Houdbaarheid: ZALDIAR 3 jaar / ZALDIAR BRUIS 2 jaar. Verpakking<br />
en prijs: ZALDIAR 30 of 60 tabletten per verpakking / ZALDIAR BRUIS 30 tabletten per verpakking. Prijs: zie<br />
Z-Index taxe. Registratienummer: ZALDIAR RVG 28113 / ZALDIAR BRUIS RVG 101592. Afl everstatus: UR.<br />
Vergoeding: volledig vergoed. Datering IB tekst: ZALDIAR Januari <strong>2011</strong> en ZALDIAR BRUIS Maart 2010.<br />
Volledige productinformatie is op aanvraag verkrijgbaar: Grünenthal B.V., Kosterijland 70-78,<br />
3981 AJ Bunnik. Tel: 030 – 60 463 70. E-mail: info.nl@grunenthal.com. Website: www.grunenthal.nl<br />
Ook als bruis beschikbaar<br />
ZLD-ADV-110630-01<br />
pijn<br />
60-jarige politieagent met rugpijn en uitstraling<br />
naar het been<br />
D.w. Hinkema, dr. j.b.m de Vos-van de biezenbos, afdeling neurologie<br />
Martini Ziekenhuis, Groningen<br />
Pijn in de rug met uitstraling naar het been met<br />
krachts- en sensibiliteitsverlies zijn symptomen<br />
die tezamen kunnen wijzen op radiculopathie.<br />
radiculopathie wordt vaak veroorzaakt door compressie<br />
van een wortel door een hernia nuclei pulposi. Deze<br />
klinische casus gaat over een 60-jarige man met pijn en<br />
krachtsverlies met sensibiliteitsstoornissen in het gehele<br />
been. Op de mri-scan bleek geen hernia nuclei pulposi<br />
aanwezig te zijn.<br />
anamnese<br />
Een 60-jarige politieagent werd op de spoedeisende hulp<br />
gezien door de chirurg, wegens rugpijn met uitstraling<br />
naar het been. Daarna volgde een consult neurologie. De<br />
patiënt had al jarenlang last van rugklachten, maar het<br />
was hem in één keer in de rug geschoten. Ongeveer 20<br />
minuten daarna kreeg hij pijn in het linkerbeen, die vanaf<br />
de rug door het gehele been uitstraalde. Drukverhogende<br />
momenten hadden geen invloed op de pijn. Samen met de<br />
pijn was doofheid en krachtsverlies in het been ontstaan,<br />
dat diffuus door het hele been aanwezig was. De patiënt<br />
had rechts geen klachten. Er waren geen problemen met de<br />
mictie. Er was geen aanleiding geweest, zoals een ongewone<br />
belasting van de rug. De voorgeschiedenis was behoudens<br />
de rugpijn en nicotineabusus blanco.<br />
neurologisch onderzoek<br />
Bij neurologisch onderzoek reageerde de patiënt helder<br />
en adequaat. Onderzoek van de hersenzenuwen liet geen<br />
bijzonderheden zien. De kracht van de armen en van het<br />
rechterbeen was niet afwijkend. Links had de patiënt een<br />
parese, hij kon de tenen een beetje heen en weer bewegen,<br />
het onderbeen met moeite heffen met ondersteuning in<br />
de knie en het bovenbeen slechts een klein beetje heffen.<br />
Bij het sensibiliteitsonderzoek had hij subjectieve doofheid<br />
in het verzorgingsgebied van L3 tot en met S1 links<br />
en gaf hij subjectief ook een iets ander gevoel aan vanaf<br />
ongeveer Th8 links naar caudaal. Zowel de kniepees- als<br />
de achillespeesreflex waren rechts goed aanwezig en<br />
links afwezig. De voetzoolreflex was rechts plantair, links<br />
indifferent. De directe en de gekruiste proef van Lasègue<br />
waren negatief, de omgekeerde proef van Lasègue was<br />
links positief.<br />
Waarschijnlijkheidsdiagnose polyradiculo pathie<br />
Omdat zowel de kniepees- als de achillespeesreflex links<br />
afwezig waren, werd gedacht aan polyradiculopathie. De<br />
waarschijnlijkheidsdiagnose luidde: een grote mediale<br />
hernia nuclei pulposi op het niveau L3-L4, die wortels L3<br />
tot en met S1 beïnvloedde. Gezien het krachtsverlies en de<br />
afwezige reflexen werd met spoed een MRI van de lumbale<br />
wervelkolom (LWK) gemaakt. De patiënt werd opgenomen<br />
ter observatie, pijnbestrijding en mictiecontrole.<br />
mri lumbale wervelkolom en observatie<br />
De MRI-LWK toonde geen aanwijzingen voor een hernia<br />
nuclei pulposi, evenmin voor caudacompressie links. In de<br />
loop van de middag nam de pijn fors toe. Deze was gelokaliseerd<br />
links in de rug en in de lies. Het linkerbovenbeen<br />
voelde doof. De patiënt lag met de benen wat opgetrokken<br />
in bed op zijn rechterzij. Hij kon het linkerbeen niet meer<br />
strekken en er was psoasprikkeling links aanwezig met een<br />
parese van de musculus iliopsoas. De kniepeesreflex was<br />
rechts normaal levendig en links afwezig. De achillespeesreflex<br />
was beiderzijds aanwezig, rechts levendiger dan<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 247
figuur 1<br />
transversaal mri-beeld (t2-gewogen opname) van de patiënt<br />
met een afwijkend beeld van de linker arteria iliaca<br />
links. De voeten waren warm. Het laboratoriumonderzoek<br />
van het bloed toonde een creatinekinase van 11.728 U/l<br />
(normaalwaarde
Zie verkorte productinformatie elders vermeld in dit blad<br />
4x<br />
superieure risicoreductie<br />
van gastro-intestinale events<br />
in de gehele<br />
tractus digestivus<br />
met Celebrex vs. diclofenac SR plus omeprazol<br />
CONDOR studie, Lancet 2010; 376: 173-179<br />
Een nieuwe standaard voor<br />
het verminderen van het risico<br />
op gastro-intestinale events?<br />
Celebrex is geïndiceerd voor symptoomverlichting bij de behandeling<br />
van artrose, reumatoïde artritis en spondylitis ankylopoetica.<br />
Experience to believe in<br />
CEL-10-018<br />
uitstelt, mannen net iets meer dan vrouwen (86% vs. 84%)<br />
en ouderen (≥41 jaar) meer dan jongeren (71% vs. 29%).<br />
Uit dit onderzoek blijkt verder dat bij Nederlanders veel<br />
vragen leven over hoe zij op de juiste manier met pijnstillers<br />
moeten omgaan.<br />
Pathofysiologie van gewrichtspijn<br />
Artrose is een degeneratieve ziekte gekenmerkt door progressieve<br />
erosie van het gewrichtskraakbeen. Door leeftijdsgerelateerde<br />
veranderingen in het kraakbeen, zoals veranderingen<br />
van collageen en proteoglycanen, is het kraakbeen minder<br />
bestand tegen drukkrachten en worden de chondrocyten die<br />
de turnover van kraakbeenmatrix bepalen, mechanisch meer<br />
belast. Vervolgens stimuleren door de chondrocyten uitgescheiden<br />
cytokinen dezelfde chondrocyten tot productie van<br />
matrixafbrekende enzymen. Daardoor wordt bij artrose relatief<br />
meer matrix afgebroken en wordt het kraakbeen dunner<br />
en minder stevig. Hoewel het dus niet primair een ontstekingsgerelateerde<br />
aandoening is, kunnen secundair aan de<br />
artrose wel, aanvankelijk meestal in lichte mate, inflammatoire<br />
verschijnselen optreden die – mede – verantwoordelijk<br />
zijn voor de (pijn)klachten. De pijnklachten kunnen leiden tot<br />
verminderde beweeglijkheid, met als gevolg een afnemend<br />
diffusieproces in de matrix en verdere verslechtering van het<br />
chondrocytenmetabolisme. In dergelijke beginstadia kan een<br />
ontstekingsremmend regime dan ook wel helpen. Chronische<br />
reumatoïde artritis (RA) is een immuungemedieerde aandoening,<br />
resulterend in microvasculaire schade en chronische<br />
ontsteking van het synoviale weefsel. Chronische ontsteking<br />
leidt uiteindelijk tot woekering van de synovia aan de randen<br />
van het gewrichtskraakbeen, waardoor het kraakbeen en<br />
onderliggend bot worden aangetast, met als gevolg lokale<br />
ontkalking en (bot)erodering. Tevens is er vaak sprake van<br />
tendinitis en bursitis. Mede hierdoor kan bij progressie van de<br />
ziekte het kapsel verzwakt raken en worden spieren en weefsel<br />
aangetast, waardoor onherstelbare gewrichtsschade optreedt.<br />
symptomen<br />
Bij een mechanische oorzaak (artrose) is pijn vaak de eerste<br />
klacht, aanvankelijk optredend bij starten van een beweging<br />
en te lang belasten van het gewricht. De pijn neemt vaak<br />
toe over de dag. In een latere fase is er ook pijn in rust en<br />
nachtelijke pijn. Na een rustperiode is vaak sprake van stijfheid,<br />
de zogenoemde startstijfheid, die vaak maximaal 30<br />
tot 60 minuten aanhoudt.<br />
Een dik, warm en rood gewricht is uiteraard indicatief voor<br />
een onderliggend ontstekingsproces. In tegenstelling tot<br />
pijn door een mechanische oorzaak treedt bij een ontstekingsgerelateerde<br />
oorzaak (RA) de pijn juist met name op<br />
na langdurige rust.<br />
Het typische beeld van beginnende RA is een sluipend<br />
beginnende pijn, stijfheid en symmetrische zwelling van<br />
polsen of kleine gewrichten van handen of voeten. Zwelling<br />
en bewegingsbeperking zijn veelal de meest opvallende<br />
bevindingen bij lichamelijk onderzoek.<br />
Andere mogelijke symptomen zijn ondermeer vermoeidheid,<br />
algemene malaise, spierpijn en ochtendstijfheid.<br />
Behandeling<br />
Niet-medicamenteus is goede training van de spieren<br />
belangrijk, zeker wanneer sprake is van enige gewrichtsslijtage.<br />
Over het algemeen verbetert daar ook de gewrichtspijn<br />
door. Te veel ontzien van spieren – en rug – werkt vaak<br />
juist averechts.<br />
Voor de medicamenteuze pijnstilling wordt veelal de<br />
‘pijnladder’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)<br />
gehanteerd. Hoewel oorspronkelijk ontwikkeld voor de<br />
behandeling van kankergerelateerde pijn, is deze ook toepasbaar<br />
bij chronische benigne pijn. De stappen van de<br />
WHO-ladder zijn:<br />
1. paracetamol/NSAID’s;<br />
2. zwakwerkende opioïden (in combinatie met paracetamol/NSAID’s);<br />
3. opioïden oraal/rectaal (in combinatie met paracetamol/<br />
NSAID’s);<br />
4. opioïden parenteraal (in combinatie met paracetamol/<br />
NSAID’s).<br />
De rationale voor een goede pijnbehandeling is weergegeven<br />
in tabel 3.<br />
Bij inflammatoire pijn is het van belang vroegtijdig, bij voorkeur<br />
voor aanvang van de pijnbestrijding, te achterhalen<br />
welk soort inflammatie het betreft, bijvoorbeeld een chronische<br />
tendinitis/bursitis of periartritis dan wel een artritis,<br />
jicht, pseudo-jicht of lyme-artritis. Als de patiënt eenmaal<br />
anti-inflammatoire pijnstillers gebruikt, is het namelijk<br />
lastiger om nog zwelling waar te nemen of de oorzaak vast<br />
te stellen en dus ook om de meest adequate behandeling te<br />
starten. Primair dient de onderliggende oorzaak te worden<br />
aangepakt in de meest acute fase, mede omdat op een later<br />
moment, wanneer de pijnstilling effectief is, de patiënt en<br />
ook de arts minder gemotiveerd zullen zijn verder onderzoek<br />
te ondergaan/ in te zetten, terwijl er vaak wel vragen<br />
over prognose komen.<br />
Voor de behandeling van de ontstekingsgerelateerde<br />
gewrichtspijnen komen de klassieke NSAID’s of de selectievere<br />
coxibs (etoricoxib, celecoxib, meloxicam) in aanmerking.<br />
De eerste keus is vaak naproxen (tweemaal daags 500<br />
mg) of ibuprofen, met eventuele maagprotectie conform<br />
de landelijke richtlijn (preventie maagschade). Deze geven<br />
minder risico op leverfunctiestoornissen dan het in de<br />
eerste lijn frequent voorgeschreven diclofenac. Zeker wanneer<br />
behandeling met disease-modifying anti-rheumatic<br />
drugs (DMARD’s) in het verschiet ligt, speelt dit een rol.<br />
Naproxen en ibuprofen zijn echter niet per se effectiever<br />
dan andere NSAID’s. Als de patiënt niet goed op een middel<br />
heeft gereageerd, kan dus gemakkelijk voor een ander<br />
worden gekozen. Naast maag/darmzweren zijn NSAID’s<br />
qua nevenwerking ook geassocieerd met vochtretentie/<br />
nierfunctievermindering en atriumfibrilleren/-flutter.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 250
tabel 3<br />
rationale pijnbehandeling<br />
inflammatoire pijn:<br />
dolor + calor + tumor + functiolaesa + (soms)<br />
nsaiD, evt. Cox-selectief<br />
rubor<br />
glucocorticosteroïd (lokaal)<br />
neuropathische pijn tricyclische antidepressiva<br />
Als behandeling met NSAID’s of coxibs onvoldoende effect<br />
heeft, kan paracetamol of, een stap verder, tramadol worden<br />
toegevoegd. Het combineren van NSAID’s geeft – in tegenstelling<br />
tot de combinatie NSAID/paracetamol – veelal geen<br />
additief effect, maar wel een grotere kans op bijwerkingen.<br />
Wel kan bij bijwerkingen of onvoldoende effect een NSAID<br />
uit een andere groep worden geprobeerd. Paracetamol en<br />
tramadol bieden bij ontstekingsgerelateerde gewrichtspijn<br />
maar weinig symptoombestrijding en hebben geen causaal<br />
effect.<br />
Bij niet-ontstekingsgerelateerde gewrichtspijn kan worden<br />
volstaan met paracetamol (drie- tot viermaal daags 1000<br />
mg) of paracetamol met codeïne. Wanneer echter sprake<br />
is van een inflammatoire component is het raadzaam om<br />
al dan niet Cox-selectieve NSAID’s te gebruiken. Eventueel<br />
kan paracetamol met een NSAID worden gecombineerd,<br />
waardoor een lagere NSAID-dosis kan worden gebruikt. Bij<br />
onvoldoende effect van een dergelijke combinatie of bij een<br />
contra-indicatie voor NSAID’s komen opioïde analgetica in<br />
aanmerking. Een nadeel van de opioïden is de vlot-optredende<br />
tolerantie, waardoor steeds verdere dosisverhogingen<br />
en/of behandelpauzes nodig zijn en er problemen optreden<br />
met de darmmotiliteit leidend tot obstipatie.<br />
Bij één ontstoken gewricht kan intra-articulaire injectie<br />
van glucocorticosteroïden een aanzienlijke reductie van de<br />
pijn geven. Een dergelijke behandeling is ook aan de orde<br />
bij een (relatieve) contra-indicatie voor NSAID’s, zoals bij<br />
nierfunctiestoornissen en in afwachting van de werking<br />
van DMARD’s. In plaats van intra-articulaire corticosteroïden<br />
kunnen overigens ook orale glucocorticosteroïden<br />
(15-20 mg/dag) worden overwogen. Middelen in ontwikkeling<br />
voor de behandeling van ontstekingsgerelateerde<br />
gewrichtspijn zijn ondermeer IL-1-blokkers, met name bij<br />
jichtontstekingen, en prednisonachtige NO-preparaten die<br />
specifiek ontstekingsgebieden opzoeken/targetten.<br />
251<br />
anticonvulsiva<br />
lokale anesthetica<br />
neuropeptide antagonist<br />
nmDa-receptorantagonist<br />
mechanische pijn acetaminifeen<br />
Opioïdeagonist<br />
antiprostaglandine<br />
Vasculaire/cellulaire effecten<br />
serotonine/noradrenaline-gemedieerde centrale<br />
systemen<br />
remming spontane ontladingen<br />
neuronale blokkade<br />
substance P/CgrP<br />
Oppositie voor eaa<br />
Centrale analgesie<br />
activatie μ-receptor (brein)<br />
κ- en d-receptor (spinaal)<br />
Perifere actie<br />
Voor neuropathische pijnen kan worden gebruikgemaakt<br />
van middelen zoals amitriptyline, carbamazepine, duloxetine,<br />
pregabaline of gabapentine. In gerandomiseerde<br />
onderzoeken gaven tricyclische antidepressiva bij 30% van<br />
de patiënten 50% afname van de neuropathische pijn. Een<br />
vergelijkbare afname, ten koste van wat meer bijwerkingen,<br />
is gezien met gabapentine en tramadol. Een dergelijke<br />
pijnreductie voldoet echter niet altijd aan de verwachtingen<br />
van de behandeling die de patiënt heeft. Multidisciplinaire<br />
behandeling is dan soms geïndiceerd.<br />
Verwijzen<br />
Veel locomotore problemen kunnen in de eerste lijn blijven<br />
al dan niet met fysiotherapeutische begeleiding. Bij een duidelijk<br />
mechanisch gewrichtsprobleem is een orthopeed te<br />
overwegen. Bij onduidelijke diagnosestelling, wat met name<br />
een rol speelt bij artritis, en/of wanneer de in de eerste<br />
lijn gestarte therapie niet afdoende is, is verwijzing naar<br />
de reumatoloog geïndiceerd. Vooral in de diagnostiek en<br />
behandeling van ontstekingsgerelateerde gewrichtsklachten<br />
zijn reumatologen in principe de aangewezen behandelaars.<br />
Bij onbegrepen gewrichtspijnen in de eerste lijn is het zeker<br />
zinnig te overwegen of de reumatoloog daar iets in zou<br />
kunnen betekenen. Daarbij ziet de reumatoloog een patiënt<br />
met een gewrichtsontsteking bij voorkeur in de acute fase,<br />
omdat de diagnose ter bevestiging van een artritis/bursitis<br />
dan wel een kristalartritis dan het best kan worden gesteld.<br />
Dus: ‘bellen bij zwellen!’<br />
Conclusie<br />
De moderne tijd vereist een zekere diagnose, in de acute<br />
fase, nogal eens op een willekeurig moment van de dag,<br />
opdat vlot de juiste behandeling kan volgen. Hiertoe is een<br />
goede samenwerking tussen eerste en tweede lijn van eminent<br />
belang. Feitelijk is iedere patiënt die deze pijn ervaart,<br />
opnieuw een test van dit systeem.<br />
pijn<br />
medicinale behandeling van pijn bij kanker<br />
Drs. p.C. de jong, anesthesioloog/specialist pijngeneeskunde en voorzitter werkgroep oncologische pijn, integraal kankercentrum limburg<br />
DC|Pijncentrum, Roermond<br />
In dit artikel besteden we aandacht aan de medicamenteuze<br />
behandeling van pijn bij kanker. aan<br />
bod komen onder meer de veranderde houding<br />
ten aanzien van opioïden, het te volgens stappenplan bij<br />
kanker pijn en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied<br />
van pijnbestrijding bij kanker.<br />
Pijn kan acuut of chronisch zijn. Chronische pijn wordt<br />
weer onderverdeeld in kankerpijn en chronische benigne<br />
pijn. Hoewel weinig deskundigen deze indeling in twijfel<br />
trekken is deze toch vrij wankel. Het verklaart niet<br />
waarom chronische pijn iets anders is dan acute pijn die<br />
wat langer duur. Waarom wordt bij sommige mensen de<br />
acute pijn chronisch terwijl anderen met dezelfde pijn vlot<br />
genezen? Is pijn bij kanker ernstiger dan pijn van benigne<br />
oorsprong? In de ervaring van de meeste pijndeskundigen<br />
kan chronisch benigne pijn net zo erg zijn, maar duurt<br />
het vaak veel langer. Wellicht is de indeling neuropathisch<br />
versus nociceptief belangrijker dan de indeling maligne<br />
versus benigne.<br />
Niet alle patiënten met kanker hebben pijn. In de beginfase van<br />
de ziekte heeft ongeveer 30% van de patiënten pijnklachten. In<br />
een latere fase heeft 60 tot 80% van de patiënten met kanker<br />
ernstige pijnklachten. In de beginfase van de ziekte is het beleid<br />
vooral gericht op het diagnosticeren en het behandelen van<br />
de kanker zelf. Omdat ongeveer de helft van de mensen met<br />
kanker uiteindelijk geneest, zal de pijn doorgaans verminderen<br />
of verdwijnen; hoewel ernstige chronisch postchirurgische<br />
pijn niet zeldzaam is. In een latere fase van kanker, bijvoorbeeld<br />
bij uitgebreide uitzaaiingen of doorgroei van de tumor,<br />
wordt genezing minder waarschijnlijk of onmogelijk. Ook dan<br />
kunnen soms behandelingen op zijn plaats zijn die de bedoeling<br />
hebben de groei van de kanker te remmen. Het beste<br />
voorbeeld hiervan is palliatieve radiotherapie bij botmetastasen.<br />
Oorzaken van pijn bij kanker:<br />
- Directe doorgroei van de tumor in huid, zenuwweefsel<br />
of weke delen.<br />
- Indirecte gevolgen van de ziekte; bijvoorbeeld pathologische<br />
fracturen, ulcera, infecties, obstructie van holle<br />
organen (koliekpijn), verstopping van bloedvaten en<br />
verhoogde intracraniële druk.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 252
- Latrogeen: bijvoorbeeld littekenpijn, fantoompijn, fibrosering<br />
door bestraling en zenuwgeleidingsstoornissen<br />
door chemotherapie.<br />
- Pijn die niet is gerelateerd aan de tumor (bij ongeveer<br />
10% van de kankerpatiënten).<br />
Pijnladder<br />
Tot in de jaren 70 kwam het voor dat aan patiënten met<br />
eindstadium kanker een adequate pijnbehandeling werd<br />
onthouden omdat men bang was voor de ernstige bijwerkingen<br />
en verslaving van opioïden. 5 Dat vanaf de jaren 80 opioïden<br />
wel routinematig worden toegepast bij oncologische<br />
pijn had te maken met de gedachte dat het om eindstadium<br />
kanker ging. Men hoefde dus niet te vrezen voor verslavingsproblematiek.<br />
Gebruik van opioïden bij chronisch<br />
benigne pijn was tot 1995 volledig taboe.<br />
Het is nu 18 jaar geleden dat de Wereldgezondheidsorganisatie<br />
(WHO) de pijnladder presenteerde. Dit was<br />
werkelijk één van de mijlpalen in de pijnbestrijding. Het<br />
is interessant om te constateren dat de pijnladder destijds<br />
als controversieel werd gezien. 1-3 Er werd getwijfeld aan<br />
de effectiviteit van een dergelijk simpel schema, maar<br />
ook aan de veiligheid. De meeste integrale kankercentra<br />
hebben in de loop van de jaren pijnboekjes en pijnkaarten<br />
uitgebracht waarvan de basis te vinden was in deze pijnladder.<br />
Ook de CBO-richtlijn 12 is nog steeds gebaseerd op<br />
de pijnladder. Helaas geldt tegenwoordig nog steeds dat<br />
veel patiënten met een maligniteit onnodig pijn lijden<br />
omdat de basisprincipes van de pijnladder niet worden<br />
geïmplementeerd.<br />
Dat werd getwijfeld aan de effectiviteit had vooral te maken<br />
met onervarenheid met opioïden. Dat men twijfelde aan de<br />
veiligheid is een weerspiegeling van de opiofobie die toen<br />
nog sterker heerste dan nu. Al in 1982 werd geconstateerd<br />
dat de kans op verslaving bij gebruik van orale morfine a<br />
minder was dan 1 op 1000. 4<br />
In 1986 waren er geen opioïden met gereguleerde afgifte.<br />
Er werd vooral gewerkt met morfine, drank of tabletten.<br />
Gezien de halfwaardetijd van drie tot vier uur, moesten<br />
deze zes tot acht maal daags worden ingenomen om de<br />
adequate analgesie te bereiken van 24 uur per dag. Hierbij<br />
zag men sterke schommelingen in plasmaconcentraties,<br />
zodat men relatief veel bijwerkingen kon verwachten bij<br />
iedere piekconcentratie.<br />
Een stap 2 in de vorm van codeïne was vrij essentieel om<br />
de overgang van NSAID’s/paracetamol soepeler te laten<br />
verlopen. Vanaf de invoering van morfinesulfaat met gereguleerde<br />
afgifte zag men dat het mogelijk was stap 2 in veel<br />
gevallen over te slaan. In pijnboekjes vanaf begin jaren 90<br />
wordt hiervan al melding gemaakt. In een reviewartikel uit<br />
1996 kon in een meta-analyse de meerwaarde van codeïne<br />
boven een NSAID niet worden aangetoond. 6<br />
Het gebruik van opioïden bij de behandeling van kankerpijn<br />
is inmiddels niet meer controversieel. Zelfs bij niet-oncologische<br />
pijn is het gebruik van opioïden geen taboe meer.<br />
253<br />
stap 1: nsaiD’s en paracetamol<br />
Niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen ofwel<br />
NSAID’s zijn middelen waarvan de werking berust op remming<br />
van het enzym cyclo-oxygenase (COX). Dit enzym<br />
is noodzakelijk voor de omzetting van arachidonzuur in<br />
prostaglandines en is dus essentieel voor de totstandkoming<br />
van een ontstekingsreactie.<br />
Het oudste middel uit deze groep, het acetylsalicylzuur, werd<br />
al aan het eind van de negentiende eeuw toegepast. Toen de<br />
WHO-pijnladder werd voorgesteld in 1986 was het gebruik<br />
van NSAID’s nauwelijks discutabel. De veiligheid van opioïden<br />
werd in twijfel getrokken, maar de bijwerkingen van<br />
NSAID’s werden eerder gezien als hinderlijk dan gevaarlijk.<br />
Paracetamol is bekend vanaf het midden van de negentiende<br />
eeuw. Het werkingsmechanisme is inmiddels opgehelderd.<br />
Het zou eveneens een remmend effect hebben op cyclooxygenase<br />
van het type COX-3 in het centrale zenuwstelsel,<br />
dat weinig tot geen anti-inflammatoire eigenschappen<br />
heeft maar wel analgetisch actief is via het descenderend<br />
inhiberend systeem met als gevolg een remming van de<br />
pijn op spinaal niveau.<br />
In het verleden werden deze analgetica gezamenlijk perifere<br />
analgetica genoemd, omdat werd verondersteld dat in<br />
tegenstelling tot opioïden, deze geneesmiddelen uitsluitend<br />
buiten het centrale zenuwstelsel werkzaam waren. Het is<br />
echter later gebleken dat dit niet juist is. NSAID’s en paracetamol<br />
hebben belangrijke analgetische activiteit in het<br />
centrale zenuwstelsel. Voor paracetamol is dit wellicht de<br />
enige activiteit. De indeling perifere en centrale analgetica<br />
is inmiddels verlaten.<br />
In het algemeen worden NSAID’s beschouwd als zwakke<br />
analgetica en opioïden als sterke. Evidence-based medicine<br />
heeft dit tot dusver niet kunnen bevestigen. De meeste<br />
NSAID’s lijken ongeveer even effectief te zijn als 5 tot 10 mg<br />
morfine. Het grootste verschil is dan dat bij NSAID’s een<br />
plafond effect wordt bereikt bij een dosering die ongeveer<br />
anderhalf maal de gebruikelijke therapeutische dosering<br />
bedraagt. Bij opioïden is dit plafond voor zover aantoonbaar,<br />
in ieder geval veel hoger. Zwakke opioïden (partiële muagonisten<br />
als codeïne, tramadol en buprenorphine) hebben<br />
wel een plafond.<br />
De werking van NSAID’s is inmiddels grotendeels opgehelderd<br />
sinds de ontdekking dat er minstens twee isovormen<br />
zijn. 7 Dit leidde tot het inzicht dat COX-1 een rol speelt bij<br />
maagwandbescherming en thrombocytenaggregatie, en<br />
COX-2 betrokken is bij ontstekingsreacties. De klassieke<br />
NSAID’s zijn niet-selectief en hebben dus een remmend<br />
effect op zowel COX-1 als COX-2. Inmiddels zijn nieuwe<br />
middelen geïntroduceerd die een selectieve werking hebben<br />
op het COX-2 iso-enzym.<br />
Bijwerkingen nsaiD’s<br />
De bijwerkingen van NSAID’s zijn bepaald niet onschuldig.<br />
8,9 De meeste aandacht gaat uit naar gastro-intestinale<br />
complicaties, maar de meest voorkomende oorzaak van<br />
KernPunten<br />
• toen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 1986 de pijnladder introduceerde was het nog erg controversieel<br />
om opioïden te gebruiken. De nadelen van nsaiD’s daarentegen werden als vrij onbetekenend gezien. toch is de<br />
mortaliteit als gevolg van bijwerkingen van nsaiD’s aanzienlijk. Dit is vooral het gevolg van hartfalen.<br />
• Bij pijn als gevolg van kanker is in de meeste gevallen geen plaats meer voor stap 2 in de pijnladder met zwak<br />
opioïden<br />
• nieuwere toedieningsvormen van opioïden zoals vertraagde afgifte via pleisters of juist snelle afgifte sublinguaal<br />
of intranasaal maken een betere instelling mogelijk. Hierdoor kan een onderhoudsdosering worden gecombineerd<br />
met een snelwerkend middel voor doorbraakpijn<br />
opnames in het ziekenhuis ten gevolge van NSAID-gebruik<br />
is hartfalen. Daarnaast is verhoogde bloedingsneiging<br />
vooral perioperatief een belangrijk probleem. Het aantal<br />
ziekenhuisopnames in Nederland ten gevolge van NSAIDgebruik<br />
wordt geschat op 2000. Het aantal sterfgevallen<br />
zou tussen 200 en 300 liggen. Om dit in het juiste perspectief<br />
te brengen moet men zich realiseren dat dit aantal<br />
groter is dan het aantal dat overlijdt aan de gevolgen van<br />
cervixcarcinomen of astma. 10<br />
In de recent verschenen conceptrichtlijn NSAID-gebruik en<br />
preventie van maagschade van het CBO is vrijwel uitsluitend<br />
gekeken naar de gastro-intestinale bijwerkingen en complicaties.<br />
10 NSAID’s veroorzaken door hun inhibitie van COX-1<br />
een vermindering van de doorbloeding van de maagwand.<br />
De prostaglandines hebben hier ook een beschermend<br />
effect tegen celbeschadiging door de inwerking van maagzuur.<br />
Hierdoor is een verhoogde neiging tot ulceratie van de<br />
maag en duodenum. Dit kan leiden tot ernstige bloedingen<br />
en perforaties. De veelvuldig voorkomende dyspeptische<br />
klachten die men ziet bij NSAID’s staan min of meer los<br />
van de ernstigere GI-bijwerkingen. Dat wil zeggen dat sommige<br />
patiënten ‘maagklachten’ krijgen zonder aantoonbare<br />
afwijkingen, terwijl anderen ernstige ulceraties krijgen<br />
zonder vooraf klachten te hebben gehad.<br />
Er is ten aanzien van de gastro-intestinale bijwerkingen een<br />
aantal risicogroepen gesignaleerd:<br />
- leeftijd ouder dan 65 jaar;<br />
- voorgeschiedenis met ulcus of complicaties daarvan;<br />
- gebruik van corticosteroïden;<br />
- gebruik van coumarinederivaten of acetylsalicylzuur;<br />
- hoge dosering NSAID’s of meerdere NSAID’s gelijktijdig;<br />
- helicobacter pylori infectie<br />
In ieder geval wordt voor patiënten in deze risicogroepen<br />
geadviseerd maatregelen te nemen om GI-complicaties<br />
te voorkomen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het<br />
gelijktijdig voorschrijven van misoprostol of een protonpompremmer,<br />
dan wel het overstappen op een selectieve<br />
COX-2-remmer.<br />
Op indicatie kan de Helicobacter pylori worden bestreden.<br />
Voorschrijven van een antacidum dan wel een<br />
H2-receptorantagonist is niet afdoende.<br />
De literatuur aangaande NSAID’s gaat meestal niet specifiek<br />
over oncologische pijn. Over gebruik van COX-2remmers<br />
bij oncologische pijn is vrijwel geen literatuur.<br />
Men kan er doorgaans van uitgaan dat wat bij benigne pijn<br />
van toepassing is geëxtrapoleerd kan worden naar oncologische<br />
pijn. De eerste meta-analyse over gebruik van NSAID’s<br />
bij kankerpijn verscheen al in 1994. 8 Hierin kwamen twee<br />
interessante conclusies naar voren. Er lijkt geen specifiek<br />
voordeel te zijn voor NSAID’s bij pijn door botmetastasen<br />
boven andere soorten pijn. Verder is de toevoeging van een<br />
zwak opioïd aan een NSAID niet zinvol.<br />
Er zijn momenteel 25 NSAID’s in de handel in Nederland,<br />
waarvan vijf worden gezien als COX-2-selectief. Nabumetan<br />
neemt een middenpositie in, omdat de activiteit op de COX-<br />
1-receptor niet te verwaarlozen is. Er zijn geen NSAID’s die<br />
op grond van hun effectiviteit de voorkeur genieten. Ook<br />
ten aanzien van protonpompremmers kan geen voorkeur<br />
worden gegeven.<br />
stap 3: toevoegen opioïden<br />
Stap 2 wordt niet meer aanbevolen (codeïne, tramadol,<br />
buprenorfine). 6 Opioïden worden aan de behandeling toegevoegd<br />
als sprake is van matige tot ernstige pijn, ondanks het<br />
gebruik van een adequate dosis paracetamol en/of NSAID.<br />
Met behulp van de WHO-ladder, mits goed gebruikt, kan<br />
71 tot 100% van de patiënten adequaat worden behandeld. 13<br />
Gemiddeld wordt bij circa 80% van de patiënten met kankergerelateerde<br />
pijn acceptabele pijncontrole verkregen met<br />
uitsluitend analgetica. 14<br />
Er zijn veel vooroordelen tegen middelen als morfine. Ze<br />
zouden gevaarlijk zijn. Mits aan bepaalde regels wordt<br />
gehouden, is dit zeker niet van toepassing bij patiënten met<br />
kankerpijn. Morfine kan, zonder gevaar, ook in hoge dosis<br />
lang worden gebruikt door een patiënt met pijn.<br />
Morfine is op zichzelf een snel en kortwerkend middel.<br />
Sinds 20 jaar bestaan echter middelen met een vertraagde<br />
afgifte, morfine retard, zodat de werkingsduur wordt verlengd.<br />
Er bestaan verschillende doseringen. De effectieve<br />
werkingsduur is 8 tot 12 uur en het middel dient men minimaal<br />
tweemaal daags in te nemen. De dosering kan zonodig<br />
om de paar dagen worden verhoogd. Het is te krijgen in<br />
de sterktes 10, 15, 30, 60, 100 en 200 mg. Een maximum<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 2<strong>54</strong>
NIEUW!<br />
Tegen doorbraakpijn<br />
bij kanker<br />
PSSST!<br />
Bij doorbraakpijn kies je het<br />
liefst de snelste weg.<br />
Daarom is er nu Instanyl®: de<br />
eerste intranasale toedienings<br />
vorm van fentanyl, die binnen<br />
10 minuten betekenisvolle pijnverlichting geeft.<br />
Snel 1-3<br />
Kortwerkend 2,3<br />
Eenvoudig 4<br />
HET NIEUWSTE SNUFJE<br />
TEGEN DOORBRAAKPIJN BIJ KANKER<br />
A-10-4067<br />
dosering bestaat niet. De enige beperkingen zijn eventueel<br />
de bijwerkingen die kunnen optreden. De drie belangrijkste<br />
bijwerkingen van morfine retard zijn: verstopping, misselijkheid<br />
en slaperigheid.<br />
Verstopping treedt bijna altijd op, zeker bij een hoge dosering.<br />
Daarom krijgen alle patiënten die MS Contin gebruiken<br />
ook een laxeermiddel. Misselijkheid treedt slechts op<br />
bij 30 tot 40% van de patiënten en wordt alleen zonodig<br />
behandeld. Het optreden van sufheid is zeer wisselend,<br />
maar ook dit kan eventueel met medicamenten worden<br />
behandeld. Bijvoorbeeld: methylfenidaat tweemaal daags<br />
(’s morgens en ’s middags). Onderdrukking van de ademhaling<br />
treedt alleen op bij zeer plotselinge verhoging van<br />
de dosering, met name bij patiënten die dit middel nooit<br />
eerder hebben gehad.<br />
Bij plotseling staken van morfine kunnen ontwenningsverschijnselen<br />
optreden (versnelde hartslag, zweten). Soms<br />
kan de behandeling worden gestopt omdat de pijn door de<br />
behandeling van de kanker afneemt of door een zenuwblokkade.<br />
In dat geval is soms begeleiding nodig om het<br />
gebruik van morfine af te bouwen. Doorgaans lukt dat goed<br />
bij patiënten die weinig pijn hebben.<br />
Oxycodon met gereguleerde afgifte werkt niet alleen langer<br />
dan morfine maar ook sneller (binnen een uur). De werkingsduur<br />
is ongeveer 12 uur. Het middel is te krijgen in<br />
de sterktes 5, 10, 20, 40 of 80 mg. De kortwerkende vorm<br />
is in de sterktes 5 en 10 mg verkrijgbaar.<br />
Hydromorfon is verkrijgbaar in een langwerkende (SR) variant<br />
in de sterktes 4, 8, 16 of 24 mg en een kortwerkende<br />
(IR) variant: 1,3 en 2,6 mg.<br />
Er bestaan ook pleisters die fentany bevatten, een zeer<br />
lipofiel opioïd waardoor het vrij makkelijk door de huid kan<br />
worden getransporteerd. Er waren pleisters in vier sterktes,<br />
namelijk 25, 50, 75 en 100 (mcg/uur). Sinds de invoering<br />
van de D-trans technologie is ook nog een lagere dosis verkrijgbaar,<br />
namelijk 12 mcg/uur. De werking begint pas 12<br />
uur nadat de pleister is opgeplakt.<br />
Bij de overgang van morfinetabletten naar pleisters dient de<br />
patiënt rekening te houden met de verschillende effecten<br />
in de tijd. Na het plakken van de eerste pleister moet nog<br />
één keer de orale opioïde medicatie in tabletvorm worden<br />
genomen. De werkingsduur van een pleister is drie dagen.<br />
Hierna kan hij worden vervangen door een nieuwe pleister.<br />
Een enkele keer laat de pleister de derde dag iets afweten.<br />
Men kan dan de dosering verhogen of de pleisters om de<br />
andere dag plakken.<br />
De pleisters lijken minder verstopping en misselijkheid<br />
te veroorzaken dan de andere genoemde middelen. 15 Veel<br />
patiënten hebben geen laxeermiddel nodig.<br />
nieuwe ontwikkelingen behandeling en<br />
preventie obstipatie door opioïden<br />
De meeste bijwerkingen van opioïden worden veroorzaakt<br />
door de werking op mu-endorfinereceptoren in het centrale<br />
zenuwstelsel. Alleen obstipatie wordt veroorzaakt door de<br />
werking op mu-receptoren in de tractus gastro-intestinalis.<br />
Dat houdt dus in dat het denkbaar is de twee effecten van<br />
elkaar te scheiden door een middel of combinatie van middelen<br />
toe te dienen die de receptoren selectief benaderen.<br />
Methylnaltrexone is een mu-antagonist, die de bloed-hersenbarrière<br />
niet kan passeren, waardoor het effect op de<br />
darmen wordt geantagoneerd, zonder dat het analgetisch<br />
wordt gecompromitteerd. Door dit middel subcutaan toe<br />
te dienen kan hardnekkige obstipatie door opioïden vaak<br />
binnen een halfuur worden opgelost. 16<br />
Door oxycodon te combineren met naloxone in één preparaat<br />
is het mogelijk de obstipatie voor te zijn. De naloxone<br />
is na intraveneuze toediening wel in staat om de bloedhersenbarrière<br />
te passeren. Echter, na orale toediening<br />
wordt 99% door de lever afgebroken, nadat het zijn werking<br />
in het darmstelsel heeft gedaan. De 1% die over blijft heeft<br />
geen meetbaar effect op de analgesie. 17<br />
Het middel is wel geregistreerd in Nederland maar is<br />
niet opgenomen in het Geneesmiddelvergoedingssysteem<br />
(GVS). Dit heeft te maken met de discussie of het combinatiepreparaat<br />
dient te worden ingedeeld in een groep onderling<br />
vervangbare opioïden of een meerwaarde heeft en dus in<br />
een andere categorie zou moeten worden ingedeeld. De<br />
indeling heeft gevolgen voor de hoogte van de vergoeding.<br />
De fabrikant heeft onlangs een beroepsprocedure aangetekend.<br />
De Voorzieningenrechter in ’s-Gravenhage heeft op<br />
25 juni van dit jaar de fabrikant in het ongelijk gesteld, met<br />
als gevolg dat het, in tegenstelling tot de landen om ons<br />
heen, nog steeds niet wordt vergoed.<br />
Doorbraakpijn<br />
Doorbraakpijn is een vertaling van de term breakthrough<br />
pain die in 1990 door Portenoy et al 18,19 voor het eerst uitvoerig<br />
werd beschreven. Hij omschreef doorbraakpijn als<br />
een plotselinge toename van pijn die door de langwerkende<br />
medicatie heen breekt. Het gaat dus om patiënten met<br />
pijn bij kanker, die een continue achtergrondpijn hebben<br />
die goed reageert op langwerkende opioïden, maar die<br />
desondanks pijnepisodes beleven van kortere duur. Dat<br />
dit verschijnsel niet eerder werd beschreven heeft alles te<br />
maken met de komst van opioïden met gereguleerde afgifte.<br />
De belangrijkste groep doorbraakpijn is de incidentpijn. Dit<br />
zijn pijnen die ontstaan naar aanleiding van een activiteit<br />
aan de kant van de patiënt of van zijn omgeving. De aanleiding<br />
kan zijn: diep zuchten, hoesten, lopen, draaien in<br />
bed, overstappen van bed naar stoel, urineren, flatuleren,<br />
defaeceren en slikken. Ook ziet men vaak dat de patiënt<br />
vooral pijn heeft tijdens de verzorging.<br />
Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen incidentpijn<br />
die voorspelbaar is en pijn die de patiënt niet kan<br />
anticiperen.<br />
Een tweede groep doorbraakpijn ontstaat spontaan, zelfs<br />
in rust en is volslagen onvoorspelbaar. Het is dus nooit<br />
mogelijk op deze pijn te anticiperen door op voorhand<br />
maatregelen te nemen om de pijn te voorkomen.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 255
Er is echter nog een belangrijke derde groep doorbraakpijn.<br />
Deze pijn ontstaat aan het einde van het dosisinterval van<br />
de langwerkende medicatie. Strikt genomen is dit geen<br />
echte doorbraakpijn maar een vorm van achtergrondpijn<br />
die niet adequaat wordt behandeld. Deze zou men dan<br />
ook het beste kunnen behandelen door aanpassing van de<br />
achtergrondmedicatie.<br />
De prevalentie van doorbraakpijn wordt geschat op 64%<br />
tot 86%. 1-5 De patiënten die aangeven dat ze wel eens<br />
doorbraakpijn ervaren, rapporteren dat ze gemiddeld vier<br />
aanvallen krijgen per dag. De duur van een dergelijk aanval<br />
varieert van enkele seconden tot enkele uren, met een<br />
gemiddelde van 30 minuten.<br />
In het onderzoek van Portenoy bleek dat in bijna de helft van<br />
de gevallen de pijn plotseling kwam opzetten terwijl er in<br />
de overige gevallen sprake was van een geleidelijke aanloop<br />
van de pijn. Bij 29% van de patiënten trad de pijn uitsluitend<br />
op aan het einde van het dosisinterval. Bij 55% was sprake<br />
van incidentpijn, waarbij de aanleiding zeer variabel was.<br />
In veel gevallen was de patiënt niet in staat te voorkomen<br />
dat de pijn zou optreden. De pathofysiologie van de pijn was<br />
verdeeld met 33% somatische pijn, 20% viserale pijn, 27%<br />
neuropathische pijn en 20% gemengd pijntype.<br />
Het simpelweg verhogen van de dosering langwerkende<br />
opioïden is geen goede oplossing. Als de dosis zodanig<br />
wordt verhoogd dat ook de doorbraakpijn onder controle is,<br />
leidt dit in de meeste gevallen tot onaanvaardbare bijwerkingen<br />
gedurende de rest van de dag. De oplossing moet<br />
worden gezocht in een snel- en kortwerkend opioïd. Onder<br />
ideale omstandigheden zou het middel vrijwel onmiddellijk<br />
moeten kunnen werken en ook ophouden te werken als de<br />
pijnepisode voorbij is.<br />
Hierbij doet zich een dilemma voor. De beschikbare orale<br />
middelen hebben onset van 30 tot 60 minuten. Indien men<br />
de pijn kan anticiperen kan de patiënt deze middelen een<br />
halfuur van tevoren innemen. Echter, in de helft van de<br />
gevallen van doorbraakpijn is sprake van onvoorspelbare<br />
pijn. Gezien het feit dat de pijnepisodes gemiddeld slechts<br />
30 minuten duren loopt de patiënt telkens achter de feiten<br />
aan. Parenterale toediening zou een oplossing kunnen zijn<br />
omdat de onset dan korter wordt. Echter, in tegenstelling tot<br />
wat veel mensen denken is de onset van morfine, zelfs bij<br />
intraveneuze toediening, nog altijd 15 tot 30 minuten, omdat<br />
dit middel niet snel de bloed-hersenbarrière kan passeren.<br />
Hoewel dit beter is dan de orale route is toediening per<br />
injectie over het algemeen ongewenst en brengt bovendien<br />
een logistiek probleem met zich mee. Er is niet altijd iemand<br />
in de buurt die de injectie kan geven. Alleen patiënten die<br />
voorzien zijn van PCA-pompen voor subcutane of intraveneuze<br />
pijnbestrijding kunnen zich redelijk helpen.<br />
Een nieuwe ontwikkeling is het orale transmucosale fentanylcitraat<br />
(OTFC). Eind jaren 80 werd het al ontwikkeld als<br />
een methode om kinderen voor operaties te voorzien van<br />
een krachtige pijnstiller zonder dat er een naald bij aan te<br />
256<br />
pas kwam. Het had de vorm van een lolly en wordt daarom<br />
ten onrechte de fentanyl-lolly genoemd.<br />
Prospectief gerandomiseerde onderzoeken hebben al aangetoond<br />
dat OTFC effectief is bij de behandeling van doorbraakpijn.<br />
19,20 Dit middel is inmiddels in veel landen al in de<br />
handel. Dit preparaat bestaat uit een stift die de patiënt bij<br />
zich kan dragen en kan innemen op het moment dat de pijn<br />
komt opzetten. De patiënt wrijft de stift tegen de tong of het<br />
tandvlees. De onset ligt in de orde van 5 tot 10 minuten en<br />
is daarmee nog sneller dan intraveneus morfine. Hiermee<br />
lijkt het profiel beter overeen te komen met het profiel van<br />
de ideale doorbraakmedicatie.<br />
Intussen is dit oromucosale ’zuigtablet’ met applicator in<br />
Nederland in gebruik, waarbij opname van 25% van de fentanyl<br />
wordt geabsorbeerd en snel in de circulatie komt. Van<br />
de rest die wordt doorgeslikt komt nog één derde langzaam<br />
via het maagdarmkanaal in de circulatie. Het farmacokinetisch<br />
profiel is zodanig dat het eerder te vergelijken is<br />
met intraveneus morfine dan met oraal morfine. Bovendien<br />
is het veel patiëntvriendelijker omdat er geen naald bij aan<br />
te pas komt. Er wordt geadviseerd met de 400 μg dosering<br />
te beginnen.<br />
Medio 2010 werd een nieuwe toedieningsvorm geïntroduceerd.<br />
Fentanyl kan nu ook intranasaal worden toegediend.<br />
Hierbij is de biologische beschikbaarheid aanzienlijk hoger<br />
(ruim 90%). De aanbevolen startdosis is daarom ook lager,<br />
namelijk 50 μg. De onset is vergelijkbaar met die van OTFC. 21<br />
Dit jaar kwam er nog een derde preparaat bij, namelijk het<br />
buccaal fentanyl-tablet. Dit is wat werking betreft het meest<br />
te vergelijken met OTFC. 22,23<br />
literatuur<br />
De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever via:<br />
roosenbrand@vanzuidencommunications.nl.<br />
in dit artikel genoemde geneesmiddelen<br />
a. morfine - Oramorph<br />
b. paracetamol - Daro, Panadol, Roter,<br />
Perfalgan, Sinaspril<br />
c. acetylsalicylzuur - Alka-Seltzer, Aspégic,<br />
Aspirine, Aspro<br />
d. tramadol - Tradonal, Tramadol,<br />
Tramagetic,Tramal<br />
e. buprenorfine - Temgesic, Transtec, Butrans<br />
f. misoprostol - Cytotec, Arthrotec (combinatie<br />
met diclofenac)<br />
g. morfine retard - MS Contin, Kapanol<br />
h. oxycodon - Oxycontin, Oxynorm<br />
i. hydromorfon - Palladon<br />
j. fentanyl - Actiq, Durogesic, Instanyl,<br />
Effentora<br />
k. methylnaltrexone - Relistor<br />
l. combinatiepreparaat<br />
oxycodone/naloxone - Targinact<br />
referaat<br />
Darmschade door nsaiD’s: onzichtbaar maar<br />
wel aanwezig<br />
De belangrijkste conclusie van de COnDOrstudie<br />
was dat langdurig nsaiD-gebruik kan<br />
leiden tot schade in de dunne en dikke darm<br />
die grotendeels onzichtbaar is, maar die (nog onduidelijke)<br />
klinische consequenties kan hebben. aldus een commentaar<br />
op COnDOr, die een ‘landmark-studie’ wordt<br />
genoemd die nieuw inzicht verschaft in de pathofysiologie<br />
van het darmstelsel en de preventie van complicaties van<br />
nsaiD’s.<br />
‘Man sieht nur, was man weiß’, sierde als motto het commentaar<br />
door prof. dr. M.A.F.J. van de Laar, reumatoloog<br />
aan het Reumacentrum Twente in Enschede, op de<br />
CONDOR-studie. 1 We houden vaak uitsluitend voor waar<br />
wat we zien, en herkennen alleen wat we erkennen. Een<br />
fraai voorbeeld is de overtuiging dat maagzweerlijden<br />
psychosomatisch van aard is. De helicobacter pylori was al<br />
100 jaar geleden in maagpreparaten aanwezig, maar werd<br />
lang genegeerd als mogelijke veroorzaker van de ziekte.<br />
Onthullen de resultaten van CONDOR een vergelijkbaar<br />
voorbeeld van een aandoening die we niet wilden erkennen<br />
omdat we hem niet zagen?<br />
Opzet en uitkomsten<br />
Door de hoge prevalentie van pijn zijn NSAID’s waarschijnlijk<br />
de meest toegepaste medische behandeling.<br />
NSAID-gebruik gaat vaak gepaard met buikklachten. Grote<br />
gerandomiseerde studies hebben laten zien dat maagprotectie<br />
in de vorm van selectieve COX-remmers of comedicatie<br />
met protonpompremmers resulteert in een afname van<br />
ulcuslijden dat veroorzaakt kan worden door NSAID’s. 2,3<br />
Deze zelfde studies hebben ook aangetoond dat darmklachten<br />
en onverklaarde bloedarmoede zich voordoen tijdens<br />
NSAID-gebruik.<br />
CONDOR was een grootschalig dubbelblind gerandomiseerd<br />
onderzoek bij 4484 patiënten met artrose of RA. Zij<br />
kregen celecoxib 200 mg 2dd of diclofenac slow release 75<br />
mg 2dd plus omeprazol 20 mg 1dd. Het primaire eindpunt<br />
was de hoeveelheid klinisch significante gebeurtenissen<br />
in het bovenste en onderste deel van de tractus digestivus<br />
(CSULGIEs).<br />
Een surrogaat-uitkomstmaat, omdat inspectie van de dunne<br />
en dikke darm bijna ondoenlijk en nooit compleet is. Kritiek<br />
luidde dat CSULGIEs vooral hemoglobinedalingen door<br />
onbekende oorzaak, maar waarschijnlijk bloedverlies uit de<br />
darm, betreffen. Van de Laar stelt daar tegenover dat zelfs<br />
de modernste technieken, zoals videocapsules, lang niet<br />
altijd de bloedingsbron in de tractus digestivus zichtbaar<br />
maken.<br />
Het eindpunt werd gehaald door 20 patiënten (0,9%) in de<br />
celecoxibgroep en door 81 (3,8%) in de combinatiegroep<br />
(HR 4,3, p
Transtec:<br />
de pleister voor<br />
ernsti ge chronische pijn 1<br />
35<br />
μg/uur<br />
52,5<br />
μg/uur<br />
70<br />
μg/uur<br />
SLECHTS<br />
2 PLEISTERS<br />
PER WEEK 1<br />
TTC-ADV-110630-01 Zie productinformatie elders in dit tijdschrift<br />
pijn<br />
menstruele migraine: een praktisch overzicht<br />
Dr. j.s.p. van den berg, neuroloog<br />
Isala Klinieken, Zwolle<br />
Menstruele migraine heeft in nederland een<br />
prevalentie van 3%. er is een onderverdeling<br />
in echte menstruele migraine – de migraineaanvallen<br />
treden alleen op twee dagen voor tot twee<br />
dagen na de menstruatie – en de menstruatiegerelateerde<br />
migraine – er treden ook op andere dagen migraineaanvallen<br />
op. De menstruele migraineaanvallen zijn zonder aura,<br />
duren langer, geven meer hoofdpijn en zijn minder gevoelig<br />
voor aanvalsmedicatie. De menstruele migraine leidt<br />
bij vrouwen tot een ernstige sociale beperking. naast de<br />
reguliere behandeling van migraine bestaat er ook een op<br />
menstruele migraine gerichte behandeling, de zogenoemde<br />
intermitterende profylaxe. De meest belovende resultaten<br />
worden behaald met frovatriptan.<br />
Migraine is een veelvoorkomende neurologische aandoening<br />
die wordt gekenmerkt door aanvallen van heftige<br />
hoofdpijn, gepaard gaand met klachten van misselijkheid,<br />
overgeven, fotofobie en fonofobie. Een deel van de migraine<br />
wordt voorafgegaan door aura. Dit zijn voorbijgaande neurologische<br />
klachten die gewoonlijk korter duren dan 60<br />
minuten en waarvan de visuele (flikkeringen voor de ogen<br />
of een verplaatsend scotoom) de bekendste zijn. De hoofdpijnaanvallen<br />
ontstaan meestal voor het 20 e levensjaar met<br />
een piek tussen 25 en 55 jaar. Migraine komt bij vrouwen<br />
twee- tot driemaal vaker voor dan bij mannen.<br />
De pathofysiologie van migraine is gedeeltelijk opgehelderd.<br />
Door stimulatie van de nervus trigeminus (vijfde<br />
hersenzenuw) komt er in de hersenvliezen een neuropeptide<br />
(een aan het calcitonine-gen gerelateerd peptide)<br />
vrij die de migraineaanval veroorzaakt. Echter, waarom<br />
de n. trigeminus wordt gestimuleerd, is nog onduidelijk.<br />
Migraineaanvallen kunnen door een aantal factoren worden<br />
uitgelokt, de zogenoemde triggers. Veel vrouwen ervaren<br />
dat er een relatie bestaat tussen menstruatie en migraine;<br />
vandaar de term menstruele migraine.<br />
Menstruele migraine wordt onderverdeeld in ‘echte’ menstruele<br />
migraine en aan de menstruatie gerelateerde<br />
migraine. Er wordt van echte menstruele migraine gesproken<br />
als de migraineaanvallen optreden tussen twee dagen<br />
voor de eerste dag van de menstruatie tot twee dagen erna.<br />
Verder moeten er migraineaanvallen optreden gedurende<br />
ten minste twee van de drie menstruele cycli en mogen er<br />
op andere dagen geen migraineaanvallen optreden. Voor<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 258
menstruatiegerelateerde migraine geldt dat naast de aanvallen<br />
rondom de menstruatie ook op andere dagen aanvallen<br />
mogen optreden. 1<br />
menstruele migraine<br />
De prevalentie van menstruele migraine in Nederland ligt<br />
rond 3%. Dit betekent dat er in Nederland zo’n 500.000<br />
vrouwen rondlopen bij wie de migraine geassocieerd is met<br />
de menstruatie. Hiervan heeft de meerderheid menstruatiegerelateerde<br />
migraine en een klein deel (rond 33.000) de<br />
echte menstruele migraine. 2<br />
De menstruele migraine verschilt van gewone migraine.<br />
De aanvallen zijn bijna altijd zonder aura; ook als de vrouw<br />
oorspronkelijk migraineaanvallen met aura heeft. De menstruele<br />
migraineaanvallen zijn langer van duur en heftiger<br />
van intensiteit. Vrouwen met menstruele migraine zijn door<br />
de hoofdpijn meer beperkt in hun sociaal functioneren,<br />
wat ondermeer leidt tot meer verzuim op school en werk. 2<br />
Oorzaak van menstruele migraine<br />
Door het verband met de menstruele cyclus is gezocht naar<br />
een relatie met de vrouwelijke geslachtshormonen progesteron<br />
en oestrogeen. De afgelopen tijd is duidelijk geworden<br />
dat de oestrogenen verantwoordelijk zijn. Onderzoek bij<br />
vrouwen toonde aan dat vooral de daling van de oestrogeenspiegel<br />
migraineaanvallen gaf en dit was niet het geval<br />
bij daling van de progesteronspiegel. Verder bleek dat er<br />
significant minder migraineaanvallen ontstonden tijdens<br />
het stijgen van de oestrogeenspiegel. 3<br />
Uit onderzoek viel verder op dat vrouwen met menstruele<br />
migraine tijdens de luteale fase hogere oestrogeenspiegels<br />
hebben dan werd verwacht, waardoor de mate van daling<br />
ook groter was. Deze vrouwen zijn vaak in de dertig of tegen<br />
de veertig en worden soms ook beschreven als premenopauzaal.<br />
3 In diverse onderzoeken blijkt dat vrouwen met<br />
menstruele migraine een gemiddelde leeftijd hebben die<br />
ruim boven de dertig jaar is. 2,4<br />
Hoe de oestrogenen migraine veroorzaken, is niet geheel<br />
duidelijk, maar bekend is dat serotonineproducerende neuronen<br />
gevoelig zijn voor de aanwezigheid van oestrogenen<br />
en dat oestrogeenspiegels invloed hebben op de serotoninespiegels<br />
in de hersenen. 5,6<br />
Behandeling<br />
Het advies is om menstruele migraine in eerste instantie<br />
te behandelen als ‘gewone’ migraine. Dus: leefregels om<br />
hoofdpijn te voorkomen (tabel 1), starten van medicatie om<br />
aanvallen te voorkomen en indien nodig starten van profylactische<br />
medicatie.<br />
Triptanen, serotine (5-hydroxytryptamine)-5-HT 1B/1D -agonisten,<br />
worden gebruikt als aanvalsmedicatie bij migraine.<br />
In vergelijking met de gewone migraine blijken triptanen<br />
minder effect te hebben op de hoofdpijn die optreedt tijdens<br />
menstruele migraineaanvallen. 2 In de praktijk merken<br />
vrouwen met ‘gewone’ en menstruele migraine die medicamenteus<br />
(aanval en profylaxe) worden behandeld, dat de<br />
259<br />
tabel 1<br />
leefregels ter voorkoming van migraine<br />
regelmatig slaap- en eetpatroon<br />
Voldoende ontspanning en lichaamsbeweging<br />
Vermijden van alcohol, ve-tsin, aspartaam en cafeïneproducten<br />
gewone migraine duidelijk verbetert terwijl de menstruele<br />
migraine onveranderd aanwezig blijft. Naast de reguliere<br />
behandeling van migraine bestaat er ook specifiek op menstruele<br />
migraine gerichte behandeling. Deze wordt rond<br />
de menstruatie gegeven. De medicatie wordt drie tot vijf<br />
dagen voor het begin van de menstruatie gestart. Vandaar<br />
dat wordt gesproken van intermitterende profylaxe.<br />
intermitterende profylaxe<br />
In de literatuur worden hiervoor alle bekende migraineprofylactica<br />
(zoals bètablokkers, methysergide, pizotifeen,<br />
clonidine) voorgesteld en geprobeerd. Maar dit is nog nooit<br />
gedaan in gecontroleerde onderzoeken; het is verder de<br />
vraag of deze medicatie snel genoeg werkt om in de paar<br />
dagen voor de menstruatie een beschermende spiegel op<br />
te bouwen.<br />
In een onderzoek werd naproxen gebruikt: een tablet van 550<br />
mg per dag die zeven dagen voor de menstruatie tot zeven<br />
dagen erna werd ingenomen. Dit gaf minder migraineaanvallen,<br />
die daarbij korter duurden en minder heftig waren. 7<br />
magnesium<br />
Onderzoek waarbij magnesium werd toegediend, 360 mg<br />
per dag te starten op de 15 e dag van de cyclus tot de volgende<br />
menstruele bloeding of 1 of 2 g magnesiumsulfaat intraveneus<br />
een week voor het begin van de menstruatie, laat<br />
een lichte verbetering zien van de menstruele migraine. 8,9<br />
triptanen<br />
Een placebogecontroleerd onderzoek met naratriptan (tweemaal<br />
daags 1 of 2,5 mg gedurende vijf dagen en te starten<br />
twee dagen voor de menstruatie) als intermitterende profylaxe<br />
bij vrouwen met menstruele migraine liet zien dat de<br />
groep die 1 mg naratriptan kreeg, minder migraine dagen<br />
had dan de placebogroep, maar dit gold niet voor de groep<br />
die 2,5 mg kreeg. 10<br />
Frovatriptan, het triptan met de langste halfwaardetijd (rond<br />
26 uur), is als intermitterende profylaxe voor menstruele<br />
migraine bestudeerd in twee grote, gerandomiseerde,<br />
placebogecontroleerde onderzoeken. De resultaten van het<br />
eerste onderzoek toonden aan dat frovatriptan ervoor zorgde<br />
dat minder vrouwen menstruele migraine kregen. Verder<br />
gaf frovatriptan een duidelijke vermindering van duur en<br />
intensiteit van de hoofdpijn. Er waren twee verschillende<br />
medicatieschema’s van frovatriptan: het eerste was eenmaal<br />
daags 2,5 mg en het tweede was tweemaal daags 2,5<br />
mg. Twee dagen voor de verwachte hoofdpijn werd gestart<br />
met de medicatie. De medicatie werd gedurende zes dagen<br />
KernPunten<br />
• menstruele migraineaanvallen zijn vaak zonder aura, duren langer en gaan gepaard met heftigere hoofdpijn.<br />
• menstruele migraine wordt waarschijnlijk uitgelokt door een daling van de oestrogeenspiegel.<br />
• Voor menstruele migraine geldt dat naast de reguliere migrainebehandeling ook intermitterende profylaxe of<br />
hormoonbehandeling kan worden gegeven.<br />
• menstruele migraineaanvallen reageren minder goed op de reguliere aanvalsmedicatie voor migraine.<br />
gebruikt. In de groep die tweemaal daags frovatriptan nam,<br />
waren de resultaten wat betreft de verbetering van de menstruele<br />
migraine in vergelijking met de groep die eenmaal<br />
daags gebruikte, zelfs nog beter. 11<br />
Ook in een tweede placebogecontroleerd, gerandomiseerd<br />
onderzoek met vrouwen die moeilijk te behandelen menstruele<br />
migraine hadden, gaf frovatriptan een duidelijke<br />
verbetering van de menstruele migraine. In de groep die<br />
werd behandeld met frovatriptan, kregen minder vrouwen<br />
menstruele migraine en als de migraine wel ontstond, was<br />
deze minder heftig.<br />
Net als in het eerste onderzoek werd frovatriptan gegeven<br />
gedurende zes dagen waarbij een- of tweemaal daags 2,5 mg<br />
werd gebruikt. In beide onderzoeken werd op de eerste dag<br />
van behandeling een oplaaddosis gegeven van 5 of 10 mg. 12<br />
Hormoonbehandeling<br />
Zoals eerder vermeld, bestaat een verband tussen de daling<br />
van de oestrogeenspiegel en het ontstaan van de menstruele<br />
migraine.<br />
In de praktijk wordt aan vrouwen met menstruele migraine<br />
geadviseerd de orale anticonceptiva (OAC) door te slikken.<br />
De meeste OAC zijn combinatiepreparaten van oestrogeen<br />
en een progesteron die gedurende 21 dagen worden ingenomen<br />
en tijdens de stopweek (zeven dagen) niet. Om<br />
een daling van de oestrogeenspiegel te voorkomen slikt de<br />
vrouw de OAC gedurende een aantal cycli, ook tijdens de<br />
stopweek, door. Het advies is door te slikken totdat er een<br />
doorbraakbloeding ontstaat; dit is meestal na vier tot zes<br />
maanden. De volgende periode van doorslikken begint na<br />
één stopweek. Om een doorbraakbloeding te vermijden is<br />
het advies om de OAC maar drie maanden door te slikken.<br />
Het doorslikken van de OAC kan een vermindering geven<br />
van het anticonceptieve effect; dit geldt vooral voor de sub-<br />
30-OAC’s.<br />
Er is onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre het toedienen<br />
van extra oestrogeen een verbetering van de menstruele<br />
migraine zou geven. Dit is gedaan met oestradiolpleisters<br />
die de eerste twee tot drie dagen voor de menstruatie<br />
worden aangebracht. Vervolgens wordt de pleister verwisseld<br />
één dag voor en één dag na de menstruatie. Pleisters<br />
met een hoge oestrogeenconcentratie (de ‘100’-pleisters)<br />
kunnen effectief zijn in het voorkomen van menstruele<br />
migraine, maar dit geldt niet voor pleisters met lagere oestrogeenconcentraties.<br />
13<br />
Het is ook mogelijk door middel van oestrogeen in gelvorm<br />
de oestrogeenspiegel niet te laten dalen. Onderzoek toont<br />
dat dit een verbetering geeft van de menstruele migraine,<br />
maar het nadeel is dat migraine optreedt nadat met de gel<br />
wordt gestopt. 4<br />
Vrouwen die een pil gebruiken met een hoge dosis oestrogenen,<br />
hebben meer kans op het krijgen van trombose.<br />
Dit geldt vooral voor vrouwen bij wie de familieanamnese<br />
positief is voor trombose, bijvoorbeeld door de aanwezigheid<br />
van factor V Leiden. 14<br />
Verwijderen eierstokken?<br />
De hoofdpijnaanvallen veroorzaakt door de menstruele<br />
migraine kunnen voor vrouwen sociaal ernstig invaliderend<br />
werken. Daarom wordt wel eens de vraag gesteld: ‘Dokter,<br />
kunnen de eierstokken niet worden verwijderd?’ Door het<br />
verwijderen van de eierstokken kan de vrouw in een premature<br />
menopauze komen met alle nadelige gevolgen die dit<br />
met zich meebrengt, zoals het ontwikkelen van osteoporose.<br />
Uit onderzoek blijkt dat na de menopauze de migraine kan<br />
verbeteren en dat de spierspanninghoofdpijn erger wordt.<br />
Echter, bij vrouwen bij wie de eierstokken waren verwijderd,<br />
was de migraine erger geworden in vergelijking met<br />
vrouwen die op een natuurlijke manier in de menopauze<br />
waren gekomen. 15 Het advies is dus om niet de eierstokken<br />
te verwijderen bij vrouwen met menstruele migraine om<br />
een verbetering van de migraine te krijgen.<br />
Beschouwing<br />
Menstruele migraine komt vaak voor, met een geschatte<br />
prevalentie van 3%. Verder blijkt uit Nederlands onderzoek<br />
dat vrouwen met menstruele migraine vaker naar de<br />
huisarts gaan dan vrouwen met andere typen hoofdpijn. 2<br />
Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat menstruele<br />
migraineaanvallen heftiger zijn, langer duren en minder<br />
reageren op aanvalsmedicatie. Het is daarom belangrijk<br />
menstruele migraine te herkennen als apart ziektebeeld en<br />
niet te beschouwen als een onderdeel van de menstruatie.<br />
Naast de reguliere migrainebehandeling kan ook hormoonbehandeling<br />
of intermitterende profylaxe worden gegeven.<br />
literatuur<br />
De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever via:<br />
roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 260
In het heetst van de strijd<br />
staan échte helden op!<br />
Migraine is als een bosbrand; om er echt mee af te rekenen is vroegtijdig, effectief en<br />
langdurig blussen noodzakelijk. Vertrouw daarom in het heetst van de strijd op Fromirex, de triptaan<br />
met een lange halfwaardetijd1 . Bij circa 80% van de patiënten volstaat één tablet2 .<br />
Voordat u overweegt om het product voor te schrijven dient u de IB-tekst te bestuderen. Verwezen wordt naar de<br />
referenties. Hierin treft u meer informatie aan over het betreffende onderwerp. Raadpleeg voor uitvoerige informatie<br />
de IB-tekst. Alle informatie is opvraagbaar bij Menarini.<br />
De triptaan met een lánge halfwaardetijd<br />
triptanen voor migraine: welke voorkeur heeft<br />
de patiënt?<br />
Het menarini symposium tijdens het congres<br />
van de international Headache society (iHs)<br />
in berlijn op 23 juni behandelde de vraag: hoe<br />
meet je het beste of een behandeling voor migraineaanvallen<br />
succes heeft? Onder leiding van michel ferrari debatteerden<br />
peter goadsby en Hans-Christoph Diener over de<br />
stelling: De huidige richtlijnen voor klinisch onderzoek van<br />
migraine zijn onvoldoende gericht op de klinisch relevante<br />
aspecten van behandeling met triptanen. Of wel: is de<br />
huidige door de iHs aanbevolen primaire uitkomstmaat<br />
(pijnvrij na twee uur) adequaat? na het debat besprak<br />
ferrari een preference trial voor migraine, die past in de<br />
trend naar meer ‘patient centered medicine resp outcomes’.<br />
Prof. Goadsby (Universiteit van California, USA) had de<br />
meest eenvoudige rol in het debat: hij was voor de stelling,<br />
net als de meerderheid van het publiek. Hij benadrukte<br />
het woord huidige in de stelling, en voorkwam daarmee dat<br />
zijn opponent de initiatieven binnen de IHS om tot nieuwe<br />
richtlijnen te komen bij zijn argumentatie kon betrekken.<br />
Klinisch relevant is uiteindelijk: wat wil de patiënt?<br />
Volgens Goadsby is dit een behandeling met snelle, totale<br />
en langdurige/blijvende verlichting van migrainesymptomen.<br />
‘Pijnvrij na twee uur’ zegt weinig wanneer je na zes<br />
uur weer een recurrence hebt, en het maakt verschil of een<br />
triptan al na 30 minuten of pas na 1,5 uur werkt. Het is per<br />
definitie klinisch relevant wat patiënten willen, en nu de<br />
wensen van patiënten niet in de aanbevolen uitkomstmaat<br />
zitten (of maar zeer ten dele) is deze niet adequaat. Wat<br />
en hoe je precies wel moet meten bleef helaas onduidelijk.<br />
Prof. Diener (Universiteit van Duisburg-Essen, Duitsland)<br />
benadrukte vooral het feit dat ‘pijnvrij na twee uur’ bewezen<br />
betrouwbaar en sensitief is. Je weet wat je meet en de betrouwbaarheidsintervallen<br />
en placebopercentages zijn hiermee klein.<br />
Het effect van migrainebehandeling is niet objectief meetbaar.<br />
Zodra je complexere vragen aan proefpersonen gaat stellen, is<br />
de kans groot dat je misverstanden en ruis introduceert in een<br />
studie. Hij waarschuwde ook voor het kiezen van allerlei op de<br />
eigenschappen van een bepaalde triptan aangepaste uitkomstmaten<br />
in gesponsorde studies. Specifiek over het alternatief van<br />
preference studies zei Diener dat ze nooit door de autoriteiten<br />
als voldoende voor registratie zullen worden geaccepteerd, en<br />
dat toevoegen van een ‘placebopoot’ aan een dergelijke trial het<br />
design extreem ingewikkeld zou maken.<br />
Ook de stemming na afloop van het debat gaf weer dat<br />
de meeste clinici de beperkingen van het ‘twee uur pijn-<br />
vrij’ model zo fors vonden dat men voor de stelling bleef.<br />
Goadsby werd als winnaar van het debat uitgeroepen.<br />
Prof. Ferrari (LUMC) sprak vervolgens over de preference<br />
trial als een model dat mogelijk meer klinisch relevant is,<br />
althans de patiënt nadrukkelijk aan het woord laat om op<br />
basis van eigen afwegingen te kiezen tussen twee middelen.<br />
Inmiddels zijn drie van dergelijke preference trials voltooid.<br />
Het idee was dat een dergelijke aanpak nuttige aanvullende<br />
informatie zou kunnen opleveren, waar de registratiestudies<br />
eigenlijk nauwelijks een reden bieden om onderscheid tussen<br />
triptanen te maken. Ferrari besprak een inmiddels gepubliceerde<br />
rizatriptan versus frovatriptan trial, met ongeveer 230<br />
subjects, met patient-preference als primaire uitkomstmaat.<br />
In deze dubbelblinde, gerandomiseerde, cross-over studie<br />
werd voor behandelen gekozen zodra de migraine begint,<br />
en niet wachten tot de migraine minstens ‘matig ernstig’<br />
is. Deze manier van behandelen sluit immers beter aan op<br />
de praktijk. De patiënt behandelde tweemaal drie aanvallen.<br />
Daarna moest hij zijn mate van voorkeur voor één van beide<br />
triptanen op een visuele schaal van 10 cm aangeven (+ 5 cm<br />
= sterke voorkeur voor riza, 0 = geen voorkeur, -5 cm = sterke<br />
voorkeur voor frova). De conclusie was dat er geen ‘beste’<br />
triptan was, maar dat proefpersonen wel degelijk vaak (57%)<br />
een voor hen duidelijk favoriete triptan aanwezen. Ongeveer<br />
even vaak was dat rizatriptan als frovatriptan. Er was geen<br />
correlatie van betekenis tussen klassieke IHS-eindpunten<br />
en de voorkeur van patiënten. Wel leek rizatriptan sneller<br />
en korter en frovatriptan langzamer en langer te werken, wat<br />
gepaard ging met significant minder recurrence. Hierdoor<br />
was het aantal patiënten dat succesvol werd behandeld, op<br />
basis van sustained pain free en de voorkeur voor een van<br />
de triptanen, gelijk. De praktische boodschap uit deze studie<br />
zou kunnen zijn dat in de kliniek de patiënt de gelegenheid<br />
moet krijgen met enkele triptanen kennis te maken, om<br />
vervolgens het middel te kiezen dat hij prefereert.<br />
Tot slot sprak Carlo Lisotto (Universiteit van Padua, Italië)<br />
over het optimaliseren van triptan therapie in de praktijk.<br />
In deze lezing werd benadrukt dat in individuele gevallen<br />
de kenmerken van een migraineaanval erg uiteen kunnen<br />
lopen. Het is de kunst een triptan te vinden die optimaal aansluit<br />
bij de daaruit voortkomende behoeften van de patiënt.<br />
Dr. J.A. Carpay, neuroloog Tergooiziekenhuizen te Hilversum/<br />
Blaricum<br />
Dit verslag is mede mogelijk gemaakt door een educational<br />
grant van Menarini<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 261
Zeker Zaldiar<br />
• Maximaal 8 tabletten per dag 1<br />
• 3-4 maal daags, 1-2 tabletten 1<br />
• Zaldiar werkt na ongeveer 17 minuten 2<br />
ZLD-ADV-110630-01 Zie productinformatie elders in dit tijdschrift<br />
galenusprijZen <strong>2011</strong><br />
galenusprijzen <strong>2011</strong> voor dr. i. de esch en arzerra<br />
De galenus researchprijs <strong>2011</strong> is op 27 juni<br />
uitgereikt aan dr. iwan de esch van de Vrije<br />
universiteit amsterdam (Vu). Hij kreeg de<br />
prijs voor zijn onderzoek naar het ontwikkelen van nieuwe<br />
geneesmiddelen door middel van geavanceerde computertechnologieën.<br />
De galenus geneesmiddelprijs <strong>2011</strong> werd<br />
dit jaar toegekend aan arzerra ® (ofatumumab) van de firma<br />
glaxosmithkline b.V. arzerra is een nieuw middel tegen<br />
chronische lymfatische leukemie.<br />
De jaarlijkse uitreiking van de nationale Galenusprijzen,<br />
georganiseerd door de Stichting <strong>Galenusprijs</strong><br />
Nederland, vond plaats in CORPUS in Oegstgeest. De<br />
Geneesmiddelenprijs is voor het meest innovatieve en<br />
betekenisvolle geneesmiddel dat het voorgaande kalenderjaar<br />
in de handel werd gebracht. De Researchprijs is<br />
bestemd voor een veelbelovende jonge onderzoeker op het<br />
gebied van geneesmiddelonderzoek. Hoofdsponsor van<br />
de Galenusprijzen is de medische uitgeverij Van Zuiden<br />
Communications B.V. Overige sponsoren waren onder meer<br />
Nefarma en ZonMW.<br />
researchprijs <strong>2011</strong><br />
Winnaar van de Galenus Researchprijs <strong>2011</strong> was Dr.<br />
Iwan de Esch, universitair hoofddocent bij de Vakgroep<br />
Farmacochemie van de VU. De prijs werd uitgereikt door<br />
dr. Koen Wiedhaup, voormalig directeur Research &<br />
Development van Organon. Wiedhaup prees de dynamische<br />
instelling van De Esch. ”Hij is een aanstormende<br />
wetenschapper en gewaardeerd docent. Bovendien maakt<br />
hij tijd voor activiteiten waar veel wetenschappers, zowel<br />
jong als oud, voor terugdeinzen.” Ook de voorzitter van<br />
de jury, emeritus hoogleraar Farmacochemie prof. dr.<br />
Henk Timmerman, roemde de bedrijvigheid van De Esch.<br />
”De jury concludeert dat Iwan de Esch niet alleen hoog<br />
scoort met betrekking tot de primaire activiteiten van een<br />
universitaire medewerker, maar bovenal ook excelleert bij<br />
het valoriseren van de bereikte onderzoeksresultaten. Hij<br />
verdient de Galenus Researchprijs <strong>2011</strong> ten volle!”<br />
Kandidaten geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong><br />
Voor de Galenus Geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong> waren<br />
dit jaar vier kandidaten: Arzerra ® (ofatumumab) van<br />
GlaxoSmithKline B.V., Instanyl ® (intranasaal fentanylcitraat)<br />
van Nycomed B.V.,. Iressa ® (gefitinib) van AstraZeneca<br />
B.V. en Valdoxan ® (agomelatine) van Servier B.V.<br />
uitreiking door minister schippers<br />
Uit de vier kandidaten waren door de jury twee middelen,<br />
namelijk Arzerra en Iressa genomineerd. Voordat de<br />
winnaar van de Galenus Geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong> werd<br />
bekendgemaakt, richtte drs. Edith Schippers, minister van<br />
VWS, zich tot de aanwezigen. Met de woorden ”Zonder<br />
vernieuwing staat Nederland stil” besprak ze de noodzaak<br />
voor een maatschappelijk klimaat dat ruimte geeft aan<br />
innovatief onderzoek. Maar ook de noodzaak tot kostenbeperking<br />
kwam aan bod, waarbij de minister de aangekondigde<br />
bezuinigingen in de zorg verdedigde. Echter, de<br />
kabinetsplannen bevatten ook een aantal maatregelen om<br />
innovatie te stimuleren, zoals voorwaardelijke toelating van<br />
nieuwe middelen tot het basispakket en aandacht voor life<br />
sciences als één van de topprioriteitsgebieden.<br />
arzerra winnaar geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong><br />
Tot slot werd de Galenus Geneesmiddelenprijs overhandigd<br />
door de minister aan Rudolf van Olden, medisch directeur<br />
van GlaxoSmithKline B.V., voor het geneesmiddel Arzerra.<br />
Van Olden gaf aan de prijs als een belangrijke erkenning te<br />
zien voor het samenwerkingsverband waar binnen dit nieuwe<br />
molecuul is ontwikkeld. Hierbij werd benadrukt dat een<br />
Nederlandse onderzoeker, prof. dr. Jan van de Winkel (hoogleraar<br />
immunologie UMC Utrecht), aan de wieg heeft gestaan<br />
van het nieuwe werkingsprincipe van het middel (Arzerra).<br />
Arzerra is een nieuw volledig humaan monoklonaal antilichaam<br />
dat is geregistreerd voor de behandeling van<br />
chronische lymfatische leukemie die refractair is voor de<br />
bestaande therapie. Volgens de jury is men erin geslaagd<br />
met dit middel een nieuw mechanisme voor de binding van<br />
het nieuwe antilichaam met CD20 te identificeren. Zeer bijzonder<br />
is dat dit geneesmiddel versneld voorlopige registratie<br />
heeft ontvangen op basis van één open label-onderzoek.<br />
Tijdens dit onderzoek werd een duidelijke verbetering in de<br />
overlevingsduur gezien. ”Arzerra is innovatief en voorziet<br />
in een unmet medical need”, aldus de jury.<br />
Over de galenusprijzen<br />
De Galenusprijzen worden jaarlijks toegekend. De prijzen<br />
werden in 1993 voor het eerst in Nederland uitgereikt.<br />
Sinds 2010 worden de prijzen beheerd door de Stichting<br />
<strong>Galenusprijs</strong> Nederland. De medische uitgeverij Van Zuiden<br />
Communications B.V. treedt op als hoofdsponsor. Hiernaast<br />
worden de prijzen grotendeels mogelijk gemaakt door Nefarma<br />
en ZonMW. Overige sponsoren zijn Corpus, Ephor, Hinfelaar<br />
PR, Smelik Abrahams Morssinkhof en Vondst Advocaten.<br />
De jury is onafhankelijk en bestaat uit wetenschappers en<br />
bestuurders van openbare lichamen in de medische sector.<br />
Meer informatie is te vinden op www.galenusprijs.nl.<br />
m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 <strong>262</strong>
REFERENTIES<br />
1. Wasan et al., Current Drug Safety 2009; 4(1): 22-29 2. Wernicke JF et al., Neurology 2006; 67: 1411-1420 3. Pritchett<br />
YL et al., Pain Med 2007; 8(5): 397-409 4. Farrar YT et al., Pain 2001; 94: 149-158 5. 1B-tekst Cymbalta 6. Witmijer VG et al.,<br />
J Clin Psychiatry 2007; 68:.123-128 7. Raskin J et al., J Clin Psychiatry 2003; 64(10): 1237-1244 8. Wernicke JF et al., Pain Med<br />
2007; 8(6): 503-513 9. Hudson et al., Human Psychopharmacology Clin Exp 2005; 20: 327-341 10. Fishbain et al., Pain Practice 2009<br />
11. Armstrong DG et al., Pain Med 2008; 8(5): 410-419 12. Baron R et al., Nature Clin Pract Neurology 2006; (2): 95-106<br />
Verkorte productinformatie CYMBALTA Naam en farmaceutische vorm: CYMBALTA 30 mg harde maagsapresistente capsules en CYMBALTA<br />
60 mg harde maagsapresistente capsules. Samenstelling: Elke capsule bevat ofwel 30 mg ofwel 60 mg duloxetine als duloxetinehydrochloride.<br />
Indicaties: Behandeling van depressieve stoornis. Behandeling van diabetische perifere neuropathische pijn. Cymbalta is geïndiceerd voor<br />
gebruik bij volwassenen. Behandeling van gegeneraliseerde angststoornis. Dosering: De startdosis en aanbevolen onderhoudsdosis voor<br />
depressieve stoornis en diabetische perifere neuropathische pijn bij volwassenen is 60 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Doseringen<br />
hoger dan 60 mg eenmaal daags, tot een maximale dosis van 120 mg per dag toegediend in gelijk verdeelde doses, zijn in klinische<br />
onderzoeken beoordeeld op veiligheid. Er is bij depressieve patiënten echter geen klinisch bewijs dat erop wijst dat patiënten die niet reageren<br />
op de aanbevolen startdosis, baat zouden kunnen hebben bij optitreren van de dosis. Bij patiënten met respons op duloxetine en met een<br />
voorgeschiedenis van herhaalde episoden van depressie kan een verdere langetermijn behandeling met een dosis van 60 tot 120 mg<br />
overwogen worden. Bij patiënten met diabetische perifere neuropathische pijn vertoonde de plasmaconcentratie van duloxetine grote interindividuele<br />
variabiliteit. Om die reden kunnen sommige patiënten, die onvoldoende reageren op 60 mg, baat hebben bij een hogere dosis.<br />
De aanbevolen startdosis voor gegeneraliseerde angststoornis is 30 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Bij onvoldoende respons kan<br />
verhoogd worden tot 60 mg. Bij comorbide depressie is de startdosis en onderhoudsdosering 60 mg eenmaal daags. Contra-indicaties:<br />
Overgevoeligheid voor duloxetine of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdig gebruik van CYMBALTA met niet-selectieve, irreversibele<br />
Monoamine-Oxidaseremmers (MAO-remmers). Een leveraandoening die leidt tot leverfunctiestoornis. Combinatie met fluvoxamine,<br />
ciprofloxacine of enoxacine (krachtige CYP1A2-remmers) aangezien de combinatie leidt tot verhoogde plasmaconcentraties van duloxetine.<br />
Ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Start van de behandeling met CYMBALTA bij patiënten met ongecontroleerde<br />
hypertensie. Waarschuwingen: Met voorzichtigheid gebruiken bij patiënten met een voorgeschiedenis van manie of met bipolaire stoornis en/<br />
of convulsies. Voorzichtigheid is geboden wanneer CYMBALTA wordt voorgeschreven aan patiënten met verhoogde intraoculaire druk of met<br />
een risico van acuut nauwe kamerhoekglaucoom. Bij patiënten met bekende hypertensie en/of andere hartziekte wordt geëigende controle van<br />
de bloeddruk aanbevolen, vooral in het begin van de behandeling. Duloxetine dient voorzichtig gebruikt te worden bij patiënten bij wie de<br />
conditie gepaard kan gaan met een versnelde hartslag of verhoogde bloeddruk. Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van CYMBALTA in<br />
combinatie met antidepressiva, met name gebruik met selectieve reversibele MAO- remmers wordt niet aanbevolen. Ongewenste effecten<br />
kunnen vaker optreden tijdens gelijktijdig gebruik van CYMBALTA en kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum perforatum). Gevallen<br />
van suïcidale gedachten en suïcidale gedragingen zijn gemeld tijdens therapie met duloxetine of vlak na het staken van de behandeling. Intensief<br />
toezicht op patiënten met een hoog suïciderisico is noodzakelijk. Patiënten (en verzorgers van patiënten) dienen bewust te worden gemaakt van<br />
de noodzaak om toezicht te houden op het optreden van elke klinische verslechtering, suïcidale gedachten/gedrag en ongebruikelijke<br />
veranderingen in gedrag en om onmiddellijk medisch advies te zoeken indien deze symptomen zich voordoen. CYMBALTA dient niet te worden<br />
gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die gebruik maken van<br />
anticoagulantia en/of geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de bloedplaatjesfunctie beïnvloeden en bij patiënten van wie bekend is dat ze<br />
bloedingsneigingen hebben. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een verhoogde kans op hyponatriëmie, zoals ouderen, cirrotische- of<br />
gedehydrateerde patiënten of patiënten behandeld met diuretica. Onthoudingsverschijnselen bij stopzetting van de behandeling zijn gebruikelijk,<br />
vooral wanneer abrupt wordt gestopt. Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van 120 mg CYMBALTA bij ouderen met depressieve<br />
stoornissen en over het gebruik van CYMBALTA bij ouderen met gegeneraliseerde angststoornis. Het gebruik van duloxetine wordt geassocieerd<br />
met het ontwikkelen van acathisie, gekarakteriseerd door een subjectieve onprettige, verontrustende rusteloosheid en de behoefte veel te<br />
bewegen, gepaard gaand met het niet in staat zijn om stil te zitten of stil te staan. Bij patiënten die deze symptomen ontwikkelen kan verhogen<br />
van de dosering schadelijk zijn. Duloxetine wordt toegepast onder verschillende handelsmerken bij verscheidene indicaties (CYMBALTA bij<br />
zowel diabetische neuropatische pijn, ernstige depressieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis en YENTREVE bij stress-urineincontinentie).<br />
Het gelijktijdige gebruik van meer dan één van deze producten dient te worden vermeden. Gevallen van leverbeschadiging<br />
waaronder ernstige verhogingen van leverenzymen (>10 maal de normale bovengrens), hepatitis en geelzucht zijn gerapporteerd met<br />
duloxetine. De meeste gevallen vonden plaats tijdens de eerste maanden van behandeling. Duloxetine moet met voorzichtigheid worden<br />
gebruikt bij patiënten die behandeld worden met andere geneesmiddelen geassocieerd met leverbeschadiging. CYMBALTA capsules bevatten<br />
sacharose. Patiënten met de zeldzame erfelijke problemen fructose-intolerantie, glucose-galactosemalabsorptie of sacharose-isomaltaseinsufficiëntie<br />
dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Zwangerschap en borstvoeding: Het gebruik van SSRI’s tijdens de zwangerschap, in<br />
het bijzonder aan het eind van de zwangerschap, kan de kans op blijvende pulmonaire hypertensie bij de pasgeborene (PPHN) verhogen.<br />
Hoewel er geen studies gedaan zijn die de relatie tussen PPHN en behandeling met SNRI hebben onderzocht, kan dit mogelijke risico, het<br />
betrokken werkingsmechanisme (remming van de serotonine-heropname) in aanmerking genomen, bij duloxetine niet worden uitgesloten.<br />
Bijwerkingen: zeer vaak (≥1/10): hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid, misselijkheid, droge mond; vaak (≥1/100 en
ARCOXIA HEEFT EEN BREED INDICATIEGEBIED<br />
ARCOXIA is geïndiceerd voor de symptomatische verlichting van:<br />
• ARTROSE • ARTROSE<br />
• REUMATOÏDE ARTRITIS<br />
• ZIEKTE VAN BECHTEREW<br />
De dosis voor elke indicatie is de maximale aanbevolen dagelijkse dosis,<br />
behalve voor artrose, waarvoor de maximale aanbevolen dagelijkse dosis 60 mg is.<br />
a. Arcoxia 120 mg moet alleen voor de acute symptomatische periode worden gebruikt<br />
(maximaal 8 dagen).<br />
Postbus 581, 2003 PC Haarlem. Tel. 0800-9999000<br />
E-mail: medicalinfo.nl@merck.com, www.msd.nl, www.univadis.nl<br />
30 mg 60 mg<br />
90 mg<br />
• ACUTE JICHTARTRITIS<br />
1 TABLET, ÉÉNMAAL DAAGS.<br />
THE POWER TO MOVE YOU<br />
120 mg a<br />
Raadpleeg de volledige productinformatie elders in<br />
dit tijdschrift alvorens het product voor te schrijven.<br />
1109ACX08NL884J1108