05.09.2013 Views

Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs

Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs

Modern Medicine juli/augustus 2011 pagina 262 (54) - Galenusprijs

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

j a a r g a n g 3 5<br />

j u l i / a u g u s t u s 2 0 1 1<br />

nummer<br />

7/8<br />

MODERN<br />

MEDICINE<br />

h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />

tHemanummer pijn<br />

• medicinale behandeling van pijn bij kanker<br />

• Pijn en pijnbehandeling bij osteoporose<br />

• Cardiovasculaire autonome neuropathie bij diabetes<br />

• neuropathische pijn bij diabetes<br />

• menstruele migraine: een praktisch overzicht<br />

Furunculoïde myiasis en de behandeling<br />

Hypertrofische littekens en keloïd


Colofon<br />

Algemeen <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> is een praktisch en informatief<br />

tijdschrift. Het doel van <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> is de<br />

lezer inzicht en overzicht te geven op medisch gebied.<br />

Dankzij <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> raakt men snel en op toegankelijke<br />

wijze op de hoogte van actuele ontwikkelingen in<br />

een breed kader. Naast artikelen bevat <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong><br />

een aantal vaste rubrieken met aandacht voor een veelheid<br />

van onderwerpen.<br />

Onafhankelijkheid <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong><br />

wordt samengesteld vanuit een wetenschappelijk kader.<br />

De inhoud van <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> wordt bepaald en<br />

bewaakt door de redactie en aan de uitgever verbonden<br />

artsen. Het uitgangspunt is dat alle informatie herleidbaar<br />

tot de bron moet zijn. Er is geen inhoudelijke<br />

invloed van de farmaceutische industrie, wel kunnen<br />

voor de huisarts specifieke onderwerpen ter beoordeling<br />

aan de redactie worden aangedragen. Artikelen binnen<br />

rubrieken congresnieuws, medisch nieuws en referaten<br />

kunnen tot stand komen op verzoek van de farmaceutische<br />

industrie.<br />

Vanzelfsprekend staat <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> open voor bijdragen<br />

van lezers. Publicaties of referaten kunnen, na<br />

beoordeling door de redactie( adviesraad), worden<br />

geplaatst. Voor meer informatie kan men zich wenden<br />

tot de uitgever.<br />

Redactie<br />

dr. I. Arnold, huisarts (hoofdredacteur)<br />

dr. A. Knuistingh Neven, huisarts<br />

dr. H.A. Thiadens, huisarts<br />

dr. Y. Groeneveld, huisarts<br />

dr. M. Brueren, huisarts<br />

dr. H.W.J. van Marwijk, huisarts<br />

drs. P.W. Dielissen, huisarts<br />

Bladredactie<br />

Eindredactie: mw. C. Harting<br />

Bladmanager: mw. A. Roosenbrand<br />

roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />

Redactie medisch nieuws: dr. J.D. Schuijf<br />

Uitgever<br />

Van Zuiden Communications B.V.<br />

Postbus 2122, 2400 CC Alphen aan den Rijn<br />

Tel.: 0172-47 61 91, Fax: 0172-47 18 82<br />

E-mail: roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />

Internet: www.vanzuidencommunications.nl<br />

Advertentie-exploitatie<br />

Van Zuiden Communications B.V.<br />

Tel.: 0172-47 61 91<br />

E-mail: info@vanzuidencommunications.nl<br />

<strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> wordt op basis van ‘controlled circulation’<br />

aan praktiserende huisartsen en huisartsen-inopleiding<br />

verspreid. Deze mailing is verzorgd op basis van<br />

het Pharbase- gegevensbestand van Cegedim Dendrite,<br />

Naarden.<br />

ISSN: 0929-0141<br />

Oplage: 7.200 exemplaren, Frequentie: 11 keer per jaar<br />

Abonnementsprijs (per jaar, incl. b.t.w.)<br />

Nederland _ 117,00 Europa _ 165,00<br />

Losse nummers _ 15,00, incl. b.t.w.<br />

Beëindigen abonnement: opzeggen van het abonnement<br />

dient schriftelijk en ten minste twee kalendermaanden<br />

voor het aflopen van de abonnementsperiode te geschieden<br />

bij de uitgever.<br />

©<strong>2011</strong>, Van Zuiden Communications B.V. Het is niet<br />

toegestaan om, zonder schriftelijke toestemming van de<br />

uitgever, gepubliceerde artikelen of gedeelten daarvan<br />

over te nemen, te publiceren of anderszins openbaar te<br />

maken of te vermenigvuldigen. Beweringen en meningen<br />

geuit in deze publicatie zijn die van de auteur(s) en<br />

niet (noodzakelijkerwijs) die van de redactie of de uitgever.<br />

Grote zorgvuldigheid wordt betracht bij de samenstelling<br />

van artikelen. Fouten (in de gegevensverwerking)<br />

kunnen echter niet altijd worden voorkomen. Met<br />

het oog hierop en omdat de ontwikkelingen in de medische<br />

wetenschap snel voortschrijden, wordt de lezer<br />

aangeraden onafhankelijk inlichtingen in te winnen en/<br />

of onderzoek te verrichten wat betreft de vermelde diagnostische<br />

methoden, doseringen van medicijnen, etc. De<br />

redactie en de uitgever wijzen elke verantwoordelijkheid<br />

of aansprakelijkheid voor (de juistheid van) dergelijke<br />

gegevens van de hand en garanderen noch ondersteunen<br />

enig product of enige dienst geadverteerd in deze publicatie,<br />

noch staan zij garant voor enige door de vervaardiger<br />

van dergelijke producten of diensten gedane beweringen.<br />

editorial<br />

P i j n a l s s i g n a a l<br />

MODERN<br />

MEDICINE<br />

h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />

Patiënten melden zich meestal direct bij de dokter als zij pijn ergens voelen. Vooral<br />

patiënten met pijn in de rug zitten vaak in de wachtkamer. Blijkbaar is rugpijn een<br />

duidelijk signaal dat er iets mis is en de patiënt verwacht dat de dokter daar iets aan<br />

gaat doen. Wij als dokters hebben bij rugpijn zelf een probleem veroorzaakt. Immers,<br />

tot 15 jaar geleden luidde het advies bij rugklachten: twee weken bedrust. Platliggen!<br />

Toch is het ook bij rugpijn goed om op te letten, zie de casus in dit nummer. Sommige<br />

patiënten blijven langdurig pijn ervaren, ook als geen duidelijke pathologie aantoonbaar<br />

is. Zij ervaren vaak dagelijks pijnklachten die hun leven negatief beïnvloeden. Gelukkig<br />

zijn recent nieuwe richtlijnen ontwikkeld om deze patiënten betere zorg te bieden dan<br />

de mededeling ‘het zit tussen uw oren’. Omgekeerd zullen huisartsen ook hun ideeën<br />

hebben over bepaalde pijnklachten; zij ondernemen actie bij buikpijn of bij een diabeet,<br />

als de patiënt door neuropathie juist geen pijn meer voelt in zijn benen of coronairvaten.<br />

Buiten de spreekkamer is pijn ook een positief signaal. De held van de Tour de France<br />

is de renner die het beste zijn pijn kan opzoeken en verdragen. Voor gewone sporters is<br />

spierpijn het teken dat er goed is getraind en de conditie vooruit gaat. Ook bij revalidatie<br />

na een operatie of blessure is het advies om zo snel mogelijk te gaan bewegen. Op<br />

deze manier kunnen spieren, pezen en botten weer op de juiste manier functioneren.<br />

Aan het einde van het leven kan kanker veel pijn en ongemak veroorzaken. Patiënten<br />

en familie vinden dit meestal het grootste probleem in de laatste fase. Vaak is het<br />

voor de huisarts niet zo eenvoudig om maatwerk te leveren bij terminale kanker. In<br />

dit nummer informatie over bijvoorbeeld doorbraakpijn en het nut van intranasale<br />

toediening van morfine. Als u er nog niet uitkomt kunt u in elke regio een palliatief<br />

consulent raadplegen.<br />

ingrid arnold<br />

Hoofdredacteur, huisarts<br />

223


perifere en centrale neuropathische pijn<br />

Het ondraaglijke<br />

kalmeren<br />

Lyrica. Snelle en aanhoudende<br />

pijnverlichting (1-5)<br />

11.LYP.1.11<br />

inhoud<br />

artikelen<br />

parasitologie<br />

‘i’ve got you under my skin’<br />

Over furunculoïde myiasis en de behandeling<br />

Drs. R. Bachasingh-Ramdin, dr. L. van Lieshout,<br />

parasitoloog, dr. W. de Ruijter<br />

Met het toenemende aantal reizen naar tropische vakantiebestemmingen<br />

groeit ook het aantal reizigers dat<br />

‘exotische’ ziekten van allerlei aard mee terugneemt. Uit<br />

onderzoek van Wetsteyn et al blijkt dat huidafwijkingen<br />

bij Nederlandse tropenreizigers frequent voorkomen.<br />

Diabetuscasus<br />

Casus: patiënte is het vertrouwen in de<br />

behandeling kwijt<br />

Dr. S.T. Houweling, dr. S. Verhoeven, drs. K.J.J. van<br />

Hateren , dr. N. Kleefstra , mw. M.B. van der Leeden,<br />

prof. dr. H.J.G. Bilo<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />

225<br />

232<br />

kleine kwalen<br />

Hypertrofische littekens en keloïd 230<br />

R. Meijer, dr. A. Knuistingh Neven, dr. J.A.H. Eekhof<br />

tHemanummer pijn<br />

Diabetische perifere neuropathische pijn<br />

voor het voetlicht<br />

Dr. C.J. Vos<br />

Perifere neuropathische pijn bij patiënten met diabetes<br />

mellitus is een ondergediagnosticeerde en daarmee<br />

onderbehandelde ziekte. Een juiste diagnose en bijbehorende<br />

behandeling zijn essentieel voor een goede zorg.<br />

235<br />

neuropathische pijn bij diabetes mellitus 237<br />

Dr. H.W. de Valk<br />

Neuropathische pijn is een complicatie van een aantal<br />

vormen van neuropathie en wordt in de setting daarvan<br />

beschreven. Neuropathische pijn staat vaak niet op<br />

zichzelf en is een onderdeel van verschillende directe<br />

en indirecte consequenties van zenuwschade.<br />

pijn en pijnbehandeling bij osteoporose 242<br />

Prof. dr. W.W.A. Zuurmond1, prof. dr. J.J. de Lange,<br />

dr. A.P.E. Vielvoye-Kerkmeer<br />

Osteoporose komt in het algemeen vooral na het vijftigste<br />

jaar voor bij vrouwen en na het zestigste en<br />

zeventigste jaar bij mannen. Klinisch komt osteoporose<br />

vooral tot uiting in botbreuken, waardoor het een van<br />

de hoofdoorzaken is van morbiditeit, mortaliteit en<br />

hoge medische kosten. 3 Het is duidelijk dat acute (rug)<br />

pijn bij osteoporose ontstaat ten gevolge van een wervelinzakking.<br />

MODERN<br />

MEDICINE<br />

h é t b l a d v o o r d e h u i s a r t s<br />

60-jarige politieagent met rugpijn en<br />

uitstraling naar het been<br />

D.W. Hinkema, dr. J.B.M de Vos-van de Biezenbos<br />

Pijn in de rug met uitstraling naar het been met krachtsen<br />

sensibiliteitsverlies zijn symptomen die tezamen<br />

kunnen wijzen op radiculopathie. Radiculopathie wordt<br />

vaak veroorzaakt door compressie van een wortel door<br />

een hernia nuclei pulposi.<br />

247<br />

pijn bij gewrichtsaandoeningen 249<br />

Dr. T.L. Jansen<br />

Veel consulten bij de huisarts en wel tot 90% van de<br />

consulten bij de reumatoloog betreffen locomotorische<br />

pijn: pijnklachten van het bewegingsapparaat. Pijn is een<br />

onafhankelijke sensatie doorgegeven via een gespecialiseerd<br />

neuronaal apparaat. Voor clinici kan grofweg een<br />

onderverdeling worden gemaakt in ontstekingsgerelateerde<br />

en niet-ontstekingsgerelateerde – mechanische<br />

– gewrichtspijnen.<br />

medicinale behandeling van pijn bij kanker 252<br />

Drs. P.C. de Jong<br />

In dit artikel wordt aandacht besteed aan de medicamenteuze<br />

behandeling van pijn bij kanker. Aan bod<br />

komen onder meer de veranderde houding ten aanzien<br />

van opioïden, het te volgens stappenplan bij kankerpijn<br />

en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van pijnbestrijding<br />

bij kanker.<br />

menstruele migraine: een praktisch overzicht 258<br />

Dr. J.S.P. van den Berg<br />

Menstruele migraine heeft in Nederland een prevalentie<br />

van 3%. Er is een onderverdeling in echte menstruele<br />

migraine en de menstruatiegerelateerde migraine. De<br />

menstruele migraine leidt bij vrouwen tot een ernstige<br />

sociale beperking.<br />

rubrieken<br />

editorial 223<br />

medisch nieuws 234<br />

referaat<br />

inzet langwerkende insuline-analogen en<br />

glykemische controle in nederland bij Dm2<br />

Darmschade door nsaiD’s: onzichtbaar<br />

maar wel aanwezig<br />

229<br />

257<br />

Verslag<br />

triptanen voor migraine: welke voorkeur 261<br />

heeft de patiënt?<br />

galenusprijzen <strong>2011</strong> <strong>262</strong><br />

224


klinisCHe les<br />

‘i’ve got you under my skin’<br />

Over furunculoïde myiasis en de behandeling ervan<br />

Drs. r. bachasingh-ramdin, huisarts, destijds aiOs huisartsgeneeskunde 1 , dr. l. van lieshout, parasitoloog 2 en dr. w. de ruijter, huisarts/senioronderzoeker 1<br />

1 Leids Universitair Medisch Centrum, afdeling Public Health en Eerstelijnsgeneeskunde, 2 Leids Universitair Medisch Centrum, afdeling Parasitologie<br />

Met het toenemende aantal reizen naar tropische<br />

vakantiebestemmingen groeit ook het<br />

aantal reizigers dat ‘exotische’ ziekten van<br />

allerlei aard mee terugneemt.<br />

artsen zien in toenemende mate infectieziekten die kenmerkend<br />

zijn voor deze gebieden.<br />

uit onderzoek van wetsteyn et al 1 blijkt dat huidafwijkingen<br />

bij nederlandse tropenreizigers frequent voorkomen.<br />

Veroorzakers zijn onder meer streptokokken en ectoparasieten<br />

zoals zandvlooien, scabiës en de maden die<br />

myiasis veroorzaken. midden- en Zuid-amerika, vooral het<br />

amazonegebied, en sub-sahara afrika zijn endemische<br />

gebieden voor cutane myiasis.<br />

in dit artikel beschouwen wij een vorm van cutane myiasis,<br />

zogenoemde furunculoïde myiasis en de behandeling hiervan<br />

aan de hand van een casus.<br />

Ziektegeschiedenis<br />

Patiënte, een 11-jarige meisje, bezocht met haar moeder<br />

het spreekuur van haar huisarts met een pijnlijke, rode en<br />

warme zwelling van haar rechteronderbeen, die ontstaan<br />

was na een muggenbeet een week eerder. Haar moeder gaf<br />

aan dat patiënte frequent ontstekingen van haar huid kreeg<br />

na een insectenbeet en zij maakte zich zorgen gezien een<br />

voorgenomen reis naar Suriname binnenkort.<br />

De huidafwijking werd door de huisarts als een secundaire<br />

bacteriële infectie behandeld met flucloxacilline viermaal<br />

daags 500 mg voor een week. Hierop verbeterde het huidbeeld<br />

met uiteindelijk restloze genezing. Gezien deze en<br />

eerdere episoden van secundaire infectie na insectenbeten,<br />

werd aan patiënte eenzelfde antibioticumkuur meegegeven<br />

voor ‘zo nodig’ tijdens de vakantie. Met daarbij het advies<br />

gesloten katoenen kleding te dragen en eventueel ter plaatse<br />

een arts te consulteren bij recidieven.<br />

Drie weken na terugkomst bezocht patiënte het spreekuur<br />

met haar zus. Direct viel een zwelling en roodheid van haar<br />

rechteronderarm op. Deze zwelling was ontstaan in Suriname<br />

waar zij zoals verwacht veel insectenbeten had opgelopen. Zij<br />

was daar ook in het binnenland geweest. Aanvankelijk was<br />

het een soort puist waaruit vocht was gekomen. De afgelopen<br />

week was een zwelling rondom deze puist ontstaan en<br />

toegenomen. Ze had lichte pijn, maar met name jeuk aan de<br />

huidafwijking. De antibiotica had zij nog niet gebruikt.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 225


In de voorafgaande dagen had haar moeder de zwelling<br />

besmeerd met een meelpapje. Patiënte vertelde dat er de<br />

avond tevoren iets uit de zwelling was gekropen, nadat zij<br />

had geprobeerd haar ‘uit te knijpen’. Ze had een potje met<br />

‘de vangst’ bij zich.<br />

De huisarts zag een angstige jongedame en zeer bezorgde<br />

zus. Patiënte maakte een niet-zieke indruk. De lateralodorsale<br />

zijde van de rechteronderarm was rood en gezwollen.<br />

Vijf centimeter caudaal van de elleboog was een furunculoïde<br />

afwijking met centraal waarneembare opening. De arm was<br />

niet pijnlijk of warm en de functie van het ellebooggewricht<br />

was normaal.<br />

In het potje was een bewegende witte larve van circa acht<br />

millimeter zichtbaar met enkele rijen zwarte stippen, die<br />

bij nadere inspectie haakjes bleken te zijn.<br />

Differentiaaldiagnostisch werd gedacht aan een beginnend<br />

abces ten gevolge van een insectenbeet of parasiet na<br />

tropenbezoek. Na overleg met een parasitoloog, op advies<br />

van de tevens geconsulteerde chirurg, leek de larve zeer<br />

suspect voor Dermatobia hominis. Het behandeladvies was<br />

een expectatief beleid te voeren en alleen te starten met<br />

antibiotica bij een evidente secundaire bacteriële infectie.<br />

Na uitleg gingen patiënte en zus gerustgesteld naar huis,<br />

met het advies contact op te nemen bij toenemende ontstekingsverschijnselen.<br />

Parasitologisch onderzoek bevestigde dat het een larve van<br />

Dermatobia hominis betrof. Een week later vond controle<br />

plaats. De arm was niet meer rood of gezwollen en van<br />

de furunculoïde afwijking was slechts een rest aanwezig,<br />

die niet pijnlijk was. Ondanks de eerdere complicaties na<br />

insectenbeten was nu sprake van bijna restloze genezing<br />

zonder gebruik van antibiotica.<br />

Beschouwing<br />

Myiasis is afgeleid van het Griekse woord myia wat vlieg<br />

betekent. Het betekent de infestatie van mensen of dieren<br />

door larven van tweevleugelige vliegen (orde Diptera). 2<br />

Vliegenlarven worden ook wel maden genoemd.<br />

226<br />

Myiasis kan entomologisch en klinisch worden geclassificeerd.<br />

Entomologisch wordt onderscheid gemaakt in drie<br />

groepen: obligaat, facultatief en accidenteel.<br />

De larven van obligate myiasisveroorzakers passeren het<br />

larvestadium parasitair in levend weefsel van met name<br />

dieren, maar soms ook mensen.<br />

De larven van de facultatieve groep ontwikkelen zich in<br />

kadavers of rottend vlees, maar kunnen ook voorkomen in<br />

(necrotische) wonden.<br />

In accidentele myiasis kunnen de larven zich na ingestie<br />

van besmet voedsel of drank in de darmen verder ontwikkelen.<br />

3<br />

De klinische vormen zijn ten eerste cutane myiasis, die<br />

op haar beurt kan worden onderverdeeld in furunculoïde<br />

myiasis, subcutane myiasis (creeping myiasi) en wondmyiasis.<br />

Ten tweede myiasis van holtes zoals nasale, oculaire,<br />

auriculaire en vaginale myiasis en ten derde inwendige<br />

myiasis, zoals gastro-intestinale en urogenitale myiasis. 4<br />

De meest gevallen van furunculoïde myiasis worden veroorzaakt<br />

door twee obligate verwekkers: Dermatobia hominis<br />

en Cordylobia antropophaga. In minderde mate kan furunculoïde<br />

myiasis ook worden veroorzaakt door Cuterebra<br />

en Wohlfahrtia vigil die beide voornamelijk voorkomen in<br />

Noord-Amerika. 4<br />

Dermatobia hominis<br />

Dermatobia hominis ofwel ‘the human botfly’, ‘el torsalo’<br />

(Centraal-Amerika), ‘moyocuil’ (Mexico), ‘berne’ (Brazilië)<br />

of ‘maskita woron’ / paardevlieg (Suriname) is een soort<br />

binnen de Oestridae familie (horzels). Centraal- en Zuid-<br />

Amerika, van Mexico tot noordelijk Argentinië en Chili<br />

vormen het endemisch gebied. Vooral in en rond het<br />

Amazonegebied komt de vlieg veel voor. 3,4,5 Het is voornamelijk<br />

een parasiet van zwijnen, paarden, schapen, katten en<br />

honden en vormt een plaag met aanzienlijke economische<br />

verliezen in de vee-, melk- en lederhandel in betreffende<br />

gebieden. 6,7 Furunculoïde myiasis is het gevolg van de incidentele<br />

infestatie van de mens.<br />

KernPunten<br />

• Furunculoïde myiasis is een vorm van cutane myiasis die vooral wordt veroorzaakt door de larve van de vliegen<br />

Dermatobia hominis en Cordylobia antropophaga. Deze vliegen komen endemisch voor in midden- en Zuidamerika,<br />

respectievelijk sub-sahara afrika.<br />

• infestatie van een gastheer, waaronder bijvoorbeeld de mens, is een essentieel onderdeel van de ontwikkelingsstadia<br />

van deze vliegen. Door toename van het aantal verre reizen worden artsen vaker geconfronteerd met deze<br />

huidafwijking.<br />

• Het klinische beeld kan worden verward met pyodermie (etterige huidziekte). De primaire behandeling is echter<br />

het verwijderen van de larve en niet het starten van antibiotica. Vroege herkenning is van therapeutische waarde<br />

en de behandeling kan goed door de huisarts worden uitgevoerd.<br />

De volwassen vlieg is gemiddeld 1,5 centimeter groot, geelbruin<br />

van kleur en heeft pluimachtige sprieten. Zij heeft<br />

een unieke levenscyclus waardoor ze de bijnaam ‘the hitchhiking<br />

larva’ heeft gekregen. 8 De volwassen vrouwelijke<br />

vlieg voedt zich niet, maar gebruikt de voeding opgeslagen<br />

tijdens het larvenstadium. De vrouwelijke vlieg plakt haar<br />

eitjes aan de buik van een ander vliegend en bloedzuigend<br />

insect, meestal een muskiet. Wanneer dit niet lukt worden<br />

de eitjes ook wel op planten gelegd. Wanneer deze drager<br />

zich voedt aan een warmbloedige gastheer verlaten de jonge<br />

larven het eitje en invaderen de huid waar ze subdermaal<br />

blijven zitten. Dit veroorzaakt de furunculoïde afwijking.<br />

De larve ontwikkelt zich van stadium-I naar stadium-III<br />

binnen ongeveer 30 dagen en voedt zich met name met<br />

wondvocht. 9 Het staarteinde is vaak zichtbaar in de ademopening,<br />

centraal in de huidafwijking. In stadium-III kruipt<br />

de larve uit de huid om zich vervolgens op de grond te verpoppen,<br />

waarna de larve zich binnen twee tot vier weken<br />

ontwikkelt tot volwassen vlieg. 4,10<br />

Cordylobia antropophaga<br />

De tweede obligate verwekker van furunculoïde myiasis<br />

is Cordylobia antropophaga, ook wel ‘tumbu fly’, ‘putsi fly’,<br />

‘mango fly’ of ‘verde cayor’ genoemd. Deze vlieg behoort<br />

tot de familie van Calliphoridae (bromvliegen) en komt<br />

endemisch voor in tropisch Sub-Sahara Afrika.<br />

Voornamelijk wilde knaagdieren, maar ook huisdieren<br />

en de mens kunnen worden geïnfesteerd. 3,4,11 Het RIVM<br />

meldde in 2008 een toenemend aantal patiënten met<br />

myiasis, waarbij opviel dat een groot deel hiervan dat had<br />

opgelopen in Gambia. 12<br />

De volwassen vlieg is geelbruin van kleur en kan tot 1,5<br />

centimeter groot worden. De vrouwelijke vlieg legt ongeveer<br />

300 eitjes in droge aarde of zand gecontamineerd met urine<br />

of faeces. De eitjes kunnen ook op bezwete of onvoldoende<br />

gewassen kleding of bedlinnen worden gelegd, met name<br />

als deze buiten in de schaduw te drogen worden gehangen.<br />

Door de warmte van de huid wordt de larve geactiveerd en<br />

infesteert pijnloos binnen een minuut de huid wanneer<br />

deze in contact komt met gecontamineerde grond, kleding<br />

of beddengoed. Het veroorzaakt een furunculoïde afwijking<br />

met lokale pijn en jeuk. Soms kan sprake zijn van algemene<br />

malaise met koorts en lymfadenopathie. Ook hierbij is<br />

meestal een duidelijke ademopening waarneembaar. De<br />

larve ontwikkelt zich in acht tot 12 dagen en voedt zich met<br />

levend weefsel van de gastheer. Hierna kruipt de larve uit de<br />

huid, waarna hij zich op de grond binnen 10 tot 20 dagen<br />

ontpopt tot een volwassen vlieg. 4,10,14<br />

Behandeling<br />

De furunculoïde afwijkingen kunnen pijnlijk zijn en<br />

jeuken. Gezien de presentatie wordt differentiaaldiagnostisch<br />

frequent gedacht aan een oppervlakkige pyodermie<br />

(etterige huidziekte). Op basis hiervan wordt vaak gestart<br />

met antibiotica.<br />

De behandeling van furunculoïde myiasis, ongeacht of het<br />

wordt veroorzaakt door Dermatobia hominis of Cordylobia<br />

antropophaga, bestaat echter uit het verwijderen van de<br />

larve wanneer deze nog in situ is. Naarmate de larve zich<br />

ontwikkelt wordt hij anterieur dikker en ronder met meer<br />

weerhaken, wat het verwijderen moeizaam en pijnlijk<br />

maakt. Dit geldt in het bijzonder voor D. hominis. De literatuur<br />

beschrijft diverse technieken voor het verwijderen van<br />

de larve. Traditionele methodes zijn onder meer het afdekken<br />

van de ademopening met varkensvet (de zogenoemde<br />

bacon therapy), boter, petroleum of olie, met de bedoeling<br />

dat de larve uit de huid kruipt om verstikking te voorkomen.<br />

Een injectie lidocaïne onder de ademopening kan ook voldoende<br />

druk geven om de larve te exprimeren. Met name<br />

in een gevorderd stadium kan het noodzakelijk zijn de larve<br />

chirurgisch te verwijderen door de ademopening met een<br />

kruisvormige incisie te vergroten en de larve instrumenteel<br />

te verwijderen. Hierbij is het van belang de larve compleet te<br />

verwijderen, aangezien onvolledige verwijdering kan leiden<br />

tot een inflammatoire respons, die op zich overigens geen<br />

antibiotische behandeling noodzakelijk maakt. Na verwijderen<br />

van de larve geneest de huidafwijking vrijwel restloos<br />

en meestal binnen een tot twee weken.<br />

Uit diverse onderzoeken blijkt dat de larve bacteriostatische<br />

extracten uitscheidt waarmee de groei van pyogene bacteriën<br />

wordt tegengegaan en waardoor acute secundaire bacteriële<br />

infectie bij de mens meestal uitblijft. 13 Dit bevestigt de<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 227


evinding dat verwijderen van de larve in principe curatief<br />

is. Indien toch secundaire bacteriële infectie optreedt,<br />

meestal veroorzaakt door uitgebreide manipulatie, na een<br />

moeizame exprimatie of bij zeer uitgebreide laesies, dient<br />

te worden gestart met de gebruikelijke antibiotica hiervoor.<br />

Preventie van infectie is mogelijk door gesloten, bedekkende<br />

kleding te dragen. In het geval van Cordylobia antropophaga<br />

dient men kleding goed te wassen en niet buiten te<br />

laten drogen of anders grondig aan beide kanten te strijken.<br />

Het vermijden van direct contact van de huid met de grond,<br />

bijvoorbeeld bij zonnebaden zonder handdoek, kan ook<br />

preventief werken. 14<br />

Conclusies<br />

Gezien de presentatie van furunculoïde myiasis wordt deze<br />

huidafwijking nogal eens verward met pyodermie of insectenbeet<br />

met secundaire impetiginisatie. Ondanks het feit dat<br />

myiasis in Nederland zeldzaam is moet de huisarts hierop<br />

wel bedacht zijn bij een patiënt met jeukende, pijnlijke<br />

furunculoïde afwijking na terugkeer uit de tropen. Zeker<br />

na falen van eventueel gestarte antibiotische therapie. Een<br />

goede reisanamnese, met aandacht voor endemische gebieden<br />

zoals Zuid-Amerika en Afrika, is hierbij van belang.<br />

De behandeling van furunculoïde myiasis, eenmaal herkend,<br />

kan zeer goed door de huisarts worden verricht. Het<br />

bestaat uit verwijderen van de larve, is in principe curatief<br />

en antibiotische behandeling is meestal niet nodig.<br />

voor professionals <<br />

> door professionals<br />

literatuurlijst<br />

1. Wetsteyn JC, Driessen SO, Vries PJ de, Cobelens FG, Kager PA. Tropische<br />

ziekten en importaandoeningen bij 1763 patiënten op de polikliniek voor<br />

Tropische Ziekten van het Academisch Medisch Centrum, Amsterdam<br />

(1996-1997). Ned Tijdschr Geneeskd. 2000;144:2152-6.<br />

2. Hope FW. On insects and their larvae occasionally found in the human body.<br />

Trans R Soc (Lond). 1840;2:256-271.<br />

3. Burns T. Myiasis. In: Rook’s Textbook of Dermatology, 7 edition. Oxford:<br />

Blackwell Science. 2004;33.9-33.10.<br />

4. Canizares O. Myiasis. In: Canizares O. Clinical tropical dermatology. Oxford:<br />

Blackwell Scientific Publications. 1975;252-<strong>262</strong>.<br />

5. Faber WR. Myiasis. In: Faber WR, Naafs B. Import Dermatologie.<br />

Nieuwegein. QM Gastmann Wichersstichting. 1995;147-149.<br />

6. Goddard J. Anthropods, Tongue Worms, Leeches, and Anthropod-Borne<br />

Diseases. In: Essentials of Tropical infectious diseases. New York: Churchill<br />

Livingstone. 2001; 602-604.<br />

7. Sancho E. Dermatobia, the neotropical warble fly. Parasitol Today. 1988;4:242-6.<br />

8. Bemmelen SP van, Kaay HJ van der. Dermatobia hominis, the ‘hitchhiking’<br />

larva. Ned Tijdschr Geneeskd. 1983;127:2089-91.<br />

9. Haruki K, Hayashi T, Kobayashi M, Katagiri T, Sakurai Y, Kitajima T. Myiasis<br />

with Dermatobia hominis in a traveler returning from Costa Rica: review of<br />

33 cases imported from South America to Japan. J Travel Med. 2005;12:285-8.<br />

Review.<br />

10. Garcia LS. Medical important anthropods. In: Garcia LS, Bruckner DA.<br />

Diagnostic medical parasitology, 2nd edition. Washington: Am Soc for<br />

Microbiology. 1993;452-4<strong>54</strong>.<br />

11. James AS, Stevenson J. Cutaneous myiasis due to Tumbu fly. Arch Emerg<br />

Med. 1992;9:58-61.<br />

12. Infectieziekten Bulletin jaargang 19 nummer 05 2008, rubriek gesignaleerd.<br />

http://www.rivm.nl/cib/publicaties/bulletin/jaargang_19/bull1905/<br />

gesignaleerd.jsp<br />

13. Sancho E, Caballero M, Ruíz-Martínez I. The associated microflora to the<br />

larvae of human bot fly Dermatobia hominis L. Jr. (Diptera: Cuterebridae)<br />

and its furuncular lesions in cattle. Mem Inst Oswaldo Cruz. 1996;91:293-8.<br />

14. Robbins K, Khachemoune A. Cutaneous myiasis: a review of the common<br />

types of myiasis. Int Journal of Dermatology. 2010;49:1092-1098.<br />

referaat<br />

gebruik langwerkende insuline-analogen en<br />

glykemische controle bij patiënten met Dm<br />

type 2: nederlandse data<br />

Een real life-onderzoek van nederlandse bodem<br />

bevestigt dat de insuline-analogen insuline detemir<br />

(iDet) en insuline glargine (iglar) bij diabetes<br />

mellitus type 2 (Dm2) een vergelijkbare effectiviteit hebben<br />

bij vergelijkbare dosering. 1 Daarnaast bleek bij aanvang van<br />

de behandeling dat slechts 11% van de patiënten een Hba 1c -<br />

streefwaarde had van


Hypertrofische littekens en keloïd<br />

r. meijer, dr. a. knuistingh neven, dr. j.a.H. eekhof, huisartsen-epidemiologen<br />

Leids Universitair Medisch Centrum, Leiden<br />

Hypertrofische littekens en keloïd zijn overmatige<br />

bindweefsel proliferaties van de huid, meestal<br />

ontstaan na huidtrauma. keloïdweefsel kan<br />

echter ook spontaan ontstaan. Het zijn rode of gelige, verheven<br />

en vaak glanzende laesies die vaster aanvoelen dan de<br />

normale huid. Voorkeursplaatsen zijn de oorlel, de schouderregio,<br />

presternaal en de rug. alle soorten trauma kunnen<br />

aanleiding zijn voor het ontstaan van een hypertrofisch<br />

litteken of keloïd; dus naast snijwonden en brandwonden<br />

bijvoorbeeld ook als gevolg van tatoeages, insectenbeten,<br />

vaccinaties of acne. 1<br />

Keloïd onderscheidt zich van hypertrofische littekens doordat<br />

het de grenzen van de oorspronkelijke wond overschrijdt en<br />

meer verheven is. Daarnaast recidiveert keloïd vaker en reageert<br />

minder goed op excisie dan hypertrofische littekens. 1,2<br />

etiologie en pathogenese<br />

De oorzaak van hypertrofische littekens en keloïd is niet<br />

bekend. Verschillende factoren blijken een rol te spelen. 1<br />

Personen met een donkere huid (met name negroïde en<br />

Aziatische personen) hebben een duidelijke predispositie<br />

voor het ontwikkelen van afwijkende littekens. 1,3 Ook<br />

kunnen stoornissen in de beginfase van de wondgenezing<br />

bijdragen aan de ontwikkeling van een hypertrofisch litteken<br />

of keloïd. Denk hierbij aan: infectie, abnormale wondspanning,<br />

hematomen in of nabij de wond, aanwezigheid<br />

van een vreemd lichaam, onderliggend lijden zoals diabetes<br />

mellitus en hypoxie ten gevolge van slechte perfusie. 1,3<br />

De ontstaanswijze van keloïd en hypertrofische littekens<br />

is in een aantal fasen in te delen. Enkele weken na epithelialisatie<br />

van de wond begint de proliferatieve fase. Deze<br />

duurt drie tot zes maanden. Hierna treedt gedurende één tot<br />

anderhalf jaar regressie op, waarna de restsituatie duidelijk<br />

wordt. Overigens kan een keloïd zich één tot twee jaar na<br />

het initiële trauma alsnog ontwikkelen. 1,2<br />

Patiënten hebben een verhoogde kans op afwijkende littekens<br />

indien zij een voorgeschiedenis hebben van hypertrofische littekens<br />

of keloïd of een donkere huid, een wond op een van de<br />

voorkeursplaatsen of als er wondcomplicaties zijn (geweest).<br />

Waarmee komt de patiënt?<br />

Een reden voor het consult bij de huisarts is dikwijls dat<br />

het litteken irritatie geeft, zoals jeuk en/of pijn. Daarnaast<br />

zijn cosmetische bezwaren vaak de reden van consultatie.<br />

In ernstige gevallen kan sprake zijn van dysfunctie van het<br />

bewegingsapparaat ten gevolge van dermatogene contractu-<br />

230<br />

kleine kwalen<br />

ren, zoals na brandwonden. Tot slot kan een patiënt met een<br />

verhoogde kans op hypertrofische littekens of keloïd zich tot<br />

de huisarts wenden met vragen over preventie, bijvoorbeeld in<br />

geval van recent huidtrauma of toekomstige operatie/ingreep.<br />

epidemiologie<br />

De incidentiecijfers van hypertrofische littekens en keloïd zijn<br />

niet bekend. Er is geen verschil in voorkomen tussen beide<br />

seksen. 1 Zowel hypertrofische littekens als keloïd komen<br />

onder alle rassen voor, maar negroïde personen hebben een<br />

drie- tot achttienmaal grotere kans. 1 Hypertrofische littekens<br />

en keloïd komen in alle leeftijdscategorieën voor, maar met<br />

name in de categorie van 10 tot 30 jaar. 1<br />

Keloïd recidiveert na monotherapie door middel van excisie<br />

in 100% van de gevallen. 2<br />

anamnese<br />

De huisarts vraagt :<br />

• naar de aard van het voorafgaande trauma;<br />

• hoe lang de afwijking bestaat;<br />

• hoe het beloop van het litteken is gegaan;<br />

• naar de complicaties in de eerste weken na het trauma:<br />

wondinfectie, wijkende wondranden, te strakke of te losse<br />

hechtingen;<br />

• naar eerder littekenvorming;<br />

• naar jeuk-/pijnklachten;<br />

• naar bewegingsbeperking ten gevolge van het litteken;<br />

• of er cosmetische bezwaren zijn en zo ja, hoe zwaar<br />

deze wegen.<br />

Onderzoek<br />

De diagnose wordt gesteld door inspectie en palpatie van<br />

de laesie(s), zo nodig bekijkt de huisarts ook andere oude<br />

littekens. Andere diagnoses kunnen bij inspectie worden<br />

uitgesloten.<br />

Beleid<br />

In eerste instantie informeert de huisarts de patiënt over<br />

het te verwachten natuurlijke beloop van littekens. De eerste<br />

weken kan het litteken dikker worden en anders van kleur<br />

zijn. Pas na zes maanden treedt gedurende één tot anderhalf<br />

jaar regressie op, waarna de restsituatie duidelijk wordt.<br />

Behandeling van hypertrofische littekens en keloïd door de<br />

huisarts zal vooral de kleinere laesies betreffen, al dan niet<br />

in cosmetisch minder belangrijke gebieden. In alle andere<br />

gevallen wordt de patiënt, die wenst zich voor het hypertrofische<br />

litteken of keloïd te laten behandelen, verwezen naar<br />

de plastisch chirurg.<br />

De behandelingsmogelijkheden die de huisarts tot zijn<br />

beschikking heeft zijn het preventief aanbrengen van hydrocolloïdpleisters<br />

bij een nieuw litteken en het aanbrengen<br />

van corticosteroïd crèmes en het intralesionaal injecteren<br />

van een corticosteroïd bij reeds bestaande littekens.<br />

De behandeling van reeds bestaande hypertrofische littekens<br />

of keloïd is bij patiënten met een verhoogde kans<br />

op afwijkende littekens in aanvang dezelfde als de in opzet<br />

preventieve behandeling van huidtrauma.<br />

Het lokaal aanbrengen van een siliconen- of hydrocolloïdpleister<br />

wordt gestart bij een verse wond, nadat de epithelialisatie<br />

is voltooid en eventuele hechtingen zijn verwijderd. 2<br />

De pleister dient ten minste 12 uur per dag, gedurende drie<br />

tot zes maanden, te worden gedragen. Minimum draagtijd<br />

is drie maanden. 2,4,5,6 Het litteken dient schoon en droog te<br />

zijn alvorens de pleister te plaatsen, waarna deze, afhankelijk<br />

van de soort, meerdere dagen kan blijven zitten. De<br />

pleister bedekt twee tot drie centimeter van de omliggende<br />

huid. De irritatieve klachten verdwijnen meestal snel na<br />

aanvang van deze therapie. Verder kan vermindering van<br />

induratie en litteken-elevatie en verbetering van kleur<br />

worden verwacht. 4,6 Bijwerkingen zijn er nauwelijks; een<br />

enkele patiënt ontwikkelt lokale roodheid en irritatie. 6<br />

Het lokaal aanbrengen van een corticosteroïd crème (klasse<br />

2 of 3) op het litteken kan vermindering van jeuk geven. Of<br />

het regressie van littekenweefsel geeft is onduidelijk. Er zijn<br />

geen artikelen waarin dit wordt onderbouwd.<br />

Wanneer dit na zes maanden onvoldoende of geen bevredigend<br />

resultaat heeft gegeven kan een lokale injectie van<br />

triamcinolonacetonide (10 mg/ml) in een 1:1 verhouding<br />

met lidocaïne (10 mg/ml) met een dunne naald in het<br />

vaste bindweefsel van de laesie worden gegeven. Per 1 cm 2<br />

wordt 1 ml triamcinolonacetonide gegeven. Eventueel kan<br />

de injectie na vier tot zes weken éénmaal worden herhaald.<br />

Mogelijke bijwerkingen zijn: lokale verbleking en subcutane<br />

atrofie, hetgeen grotendeels kan worden voorkomen door<br />

niet buiten de laesie te injecteren. Is er na de injectietherapie<br />

nog steeds geen of onvoldoende resultaat kan de patiënt<br />

het beste worden doorverwezen.<br />

Er is in de huisartspraktijk geen plaats voor (re-)excisie van<br />

hypertrofische littekens of keloïd. Allereerst omdat dit zeer<br />

nauwkeurig en onder ideale omstandigheden moet worden<br />

uitgevoerd. Daarnaast heeft excisie als monotherapie een<br />

recidief percentage van 100%. In combinatie met een van<br />

de vele andere therapieën daalt dit percentage onder de<br />

50%.<br />

De huisarts dient er bij de behandeling en follow-up van<br />

littekens rekening mee te houden dat met name een keloïd<br />

zich nog een tot twee jaar na het trauma kan ontwikkelen. 1<br />

De follow-up is dus lang.<br />

Wat is aangetoond?<br />

In een Cochrane review naar de preventie en behandeling<br />

van hypertrofische littekens met siliconenpleisters<br />

en hydrocolloïdpleisters werd geconcludeerd dat er geen<br />

kwalitatief goed onderzoek naar is gedaan. Dit maakt het<br />

in de bestaande onderzoeken gevonden positieve effect van<br />

de pleisters betwistbaar. 7<br />

In twee reviews wordt op basis van een tiental onderzoeken<br />

geconcludeerd dat intralesionale corticosteroïdinjecties als<br />

eerste aanpak de therapie van eerste keus is. Het succespercentage<br />

zou 80% zijn. Wel wordt bij 50% van de patiënten<br />

bijwerkingen gerapporteerd, zoals hypopigmentatie, teleangiëctasieën<br />

(rode vlekjes door verwijding van de bloedvaten)<br />

en huidatrofie. 8,9<br />

Wanneer verwijzen?<br />

Indien sprake is van zeer uitgebreide laesies, laesies in<br />

cosmetisch belangrijke gebieden (zoals het gelaat en op de<br />

voorzijde thorax), of indien sprake is van functionaliteitverlies<br />

dient de patiënt te worden verwezen. Daarnaast speelt<br />

ook de betekenis van de afwijking voor de patiënt en de<br />

eigen expertise een rol in het verwijsbeleid. Behandeling in<br />

de tweede lijn kan bestaan uit: nauwkeurige excisie, cryotherapie,<br />

lasertherapie, radiotherapie en soms lokale injecties<br />

met bleomycine, 5-fluorouracil of interferon-gamma<br />

Preventie en voorlichting<br />

Preventie is mogelijk door het enkel met goede indicatie<br />

en lege artis uitvoeren van kleine (chirurgische) verrichtingen<br />

en door een goede wondbehandeling. Dit betekent<br />

in de praktijk: zo atraumatisch en aseptisch mogelijk<br />

werken en waar nodig wondtoilet uitvoeren. Holtevorming<br />

kan worden voorkomen door de wond in lagen te sluiten.<br />

Spanningsreductie van de wond kan worden verkregen met<br />

behulp van steristrips en/of speciale adaptatiehechtingen,<br />

bijvoorbeeld Donati-hechtingen. 3<br />

Deze bijdrage in de serie ‘Kleine kwalen in de huisartspraktijk’<br />

zal te zijner tijd worden gepubliceerd in de 6e druk van<br />

het gelijknamige boek onder redactie van J.A.H. Eekhof, A.<br />

Knuistingh Neven en W. Opstelten. Amsterdam: Elsevier<br />

Gezondheidszorg. Publicatie in <strong>Modern</strong> <strong>Medicine</strong> gebeurt<br />

met toestemming van de uitgever.<br />

literatuur<br />

1. Shaffer JJ, Taylor SC, Cook-Bolden F. Keloidal scars: A review with a critical<br />

look at therapeutic options. J Am Acad Dermat. 2002:46(2 suppl):s63-97.<br />

2. Mustoe TA, Cooter RD, Gold MH, et al. International Clinical Recommendations<br />

on Scar Management. Plast Reconstr Surg. 2002;110:560-571.<br />

3. Keeman JN. Kleine chirurgische ingrepen. Maarsen: Elsevier Gezondheidszorg,<br />

2001.<br />

4. De Oliveira GV, Nunes TA, Magna LA, et al. Silicone versus nonsilicone<br />

dressings: a controlled trial. Dermatol Surg. 2001;27:271-6.<br />

5. Gold MH, Foster TD, Adair MA, et al. Prevention of hypertrofic scars and<br />

keloids by the prophylactic use of topical silicone gel sheets following a surgical<br />

procedure in an office setting. Dermat Surg. 2001;27:641-4.<br />

6. Phillips TJ, Gerstein AD, Lordan V. A randomized controlled trial of hydrocolloiddressing<br />

in the treatment of hypertrofic scars and keloids. Deratol<br />

Surg. 1996;22:775-8.<br />

7. O’Brien L, Pandit A. Silicon gel sheeting for preventing and treating hypertrophic<br />

and keloid scars. Cochrane Database of Systematic Reviews 2006,<br />

Issue 1. Art. No.:CD003826.<br />

8. Mustoe TA, Cooter RD, Gold MH, et al. International Advisory Panel on Scar<br />

Management. International clinical recommendations on scar management.<br />

Plast Reconstr Surg. 2002;110:560-71.<br />

9. Al-Attar A, Mess S, Thomassen JM, et al. Keloid pathogenesis and treatment.<br />

Plast Reconstr Surg. 2006;117:286-300.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 231


Mevrouw van de Berg, 69 jaar, heeft sinds 15 jaar diabetes<br />

mellitus 2 (DM2). Zij is verminderd mobiel en gebruikt een<br />

scootmobiel om zich buitenshuis te verplaatsen. Zij was<br />

eerst ingesteld op een humane mix-insuline, werd daarna<br />

overgezet op een analoge mix-insuline, maar kreeg hierbij<br />

een toename van het aantal hypoglycemieën. Inmiddels is<br />

zij ingesteld op een basaal-bolus regime. Er is geen stabiele<br />

situatie en er zijn regelmatig hypoglycemieën, met name<br />

na de middagmaaltijd. Ondanks alle veranderingen is er<br />

geen verbetering merkbaar. Ze raakt het vertrouwen zo<br />

langzamerhand kwijt.<br />

232<br />

Diabetes Casus<br />

Patiënte is het vertrouwen in de behandeling<br />

kwijt<br />

aan deze serie casuïstiek hebben meegewerkt: dr. s.t. Houweling (huisarts), dr. s. Verhoeven (huisarts np), drs. k.j.j. van Hateren (arts-onderzoeker),<br />

dr. n. kleefstra (arts-onderzoeker), mw. m.b. van der leeden (diabetesverpleegkundige) en prof. dr. H.j.g. bilo (internist)<br />

Overige gegevens:<br />

- Bmi: 28,5 kg/m 2<br />

- Kreatinine: -<br />

- Cockcroft / mDrD: -<br />

- Hba 1c : 7,9%<br />

(63 mmol/mol)<br />

Bloedglucosedagcurve<br />

n nO Vm nm Va na Vs O<br />

a<br />

10.00<br />

D<br />

11,8 - 13,9 4,0 7,9 - - 36 e 42 e 40 e 24 e<br />

8,4 - 10,2 2,3 7,5 - - 36 e 42 e 40 e 24 e<br />

A = Insuline Aspart<br />

D = Insuline Detemir<br />

Vraag 1.<br />

welke aanvullende informatie heeft u nodig?<br />

Antwoord 1.<br />

Allereerst is het belangrijk de mogelijke oorzaken van een<br />

hypoglycemie op een rij te zetten. Dit zijn de meest voorkomende<br />

oorzaken:<br />

• te veel insuline gespoten;<br />

• onvoldoende of te laat gegeten;<br />

• (onvoorziene) extra lichaamsbeweging;<br />

• (overmatig) gebruik van alcohol;<br />

m<br />

a<br />

a<br />

a<br />

• te veel orale bloedglucoseverlagende medicatie;<br />

• spuitinfiltraten (als gevolg van zeer wisselende resorptie<br />

zijn hypoglycemieën ook mogelijk bij spuitinfiltraten).<br />

Om in deze casus achter de oorzaak van de hypoglycemieën<br />

te komen, heeft u de volgende aanvullende informatie<br />

nodig.<br />

• Spuit de patiënte de juiste hoeveelheid insuline? Zijn er<br />

spuitinfiltraten?<br />

• Wanneer treden de hypoglycemieën precies op? Direct<br />

na de maaltijd, of later?<br />

• Hoe is het exacte eetpatroon? Wordt erop de juiste<br />

momenten gespoten? Eet de patiënte wel op ongeveer<br />

dezelfde tijden? Is er mogelijk een relatie met het type<br />

maaltijd of met de hoeveelheid of samenstelling van het<br />

voedsel dat is gegeten?<br />

• Hoe is het bewegingspatroon (in deze casus waarschijnlijk<br />

van minder belang)?<br />

• Laat de patiënte een aantal goede 7-punts dagcurven<br />

maken!<br />

• Als er met name na de middagmaaltijd hypoglycemieën<br />

optreden, waarom worden dan 40 eenheden van een<br />

snelwerkend insuline-analoog bij het middageten gegeven<br />

(ook gezien de gepresenteerde waarden in de twee<br />

curven)? Zouden haar waarden anders beduidend hoger<br />

zijn na deze maaltijd?<br />

Vraag 2.<br />

wat zou u doen ten aanzien van het insulineregime?<br />

Antwoord 2.<br />

Voor het beantwoorden van deze vraag gaan we ervan uit<br />

dat de patiënte een lunch gebruikt op vaste tijdstippen en<br />

met een vaste samenstelling. In dat geval zijn er voor het<br />

insulineregime een aantal mogelijkheden.<br />

• In de eerste plaats moeten nieuwe hypoglycemieën<br />

worden voorkomen. De dosering van de snelwerkende<br />

insuline-analoog bij de lunch moet worden verlaagd,<br />

bijvoorbeeld naar 30 E. Na verlaging zullen de waarden<br />

na de lunch hoger worden.<br />

• In de tweede plaats kan de glycemische regulatie misschien<br />

beter. De primaire focus blijft echter het oplossen<br />

van het hypoglycemieprobleem. Daarna kunt u het<br />

beleid structureel aanpassen. Laten de 7-punts curven<br />

ook bij de andere maaltijden zien dat de waarden preprandiaal<br />

hoger zijn dan postprandiaal, dan kunt u<br />

beter een kortwerkende humane insuline voorschrijven.<br />

De bloedglucosewaarden kort na de maaltijd dalen dan<br />

minder snel en de waarden voor de volgende maaltijd<br />

dalen dan juist meer. In theorie kan zelfs per maaltijd<br />

een keuze worden gemaakt voor een analoog of humane<br />

kortwerkende insuline, maar gezien de beschrijving in<br />

de casus zal dat waarschijnlijk niet haalbaar zijn.<br />

• Voorzichtigheidshalve (‘speel op veilig’-regel) moet bij<br />

overschakelen de dosis van deze kortwerkende humane<br />

insuline voor de lunch ook iets worden verlaagd, bijvoor-<br />

beeld naar 30 E. Door de kortwerkende insuline van de<br />

ochtenddosering valt de waarde voor de lunch mogelijk<br />

ook wat lager uit.<br />

• Gezien het overgewicht en de enorme hoeveelheid<br />

insuline die nodig is om deze regulatie te bereiken, is<br />

het goed te kijken naar de mogelijkheid om de metforminebehandeling<br />

te intensiveren, als u een oplossing<br />

hebt gevonden voor het hypoglycemieprobleem. Daarna<br />

kunt u zo nodig de insuline weer verder intensiveren.<br />

• Het is ook mogelijk om de insuline detemir naar de<br />

avond te verplaatsen. In ieder geval blijkt uit onderzoek<br />

dat de avond zowel voor de NPH-insuline als de langwerkende<br />

insuline-analogen het beste moment is. Door<br />

het verschuiven van de insuline detemir naar de avond<br />

zullen waarschijnlijk ook de lichtverhoogde, nuchtere<br />

bloedglucosewaarden gaan dalen.<br />

Deze casus is gebaseerd op een hoofdstuk in het boek:<br />

Insuline Casuïstiek, 40 waargebeurde casus uit de diabetespraktijk.<br />

Langerhans, Zwolle 2010. ISBN: 978-90-78380-092<br />

in modern medicine 5 <strong>2011</strong>, is op <strong>pagina</strong> 166 een<br />

foto geplaatst van een dosisaerosol inhalator. Het<br />

onderzoek dat wordt besproken in het artikel is<br />

uitgevoerd met een droogpoeder inhalator, te zien<br />

op bovenstaande foto.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 233


meDisCH nieuWs<br />

advies gezondheidsraad: nieuwe opzet<br />

screening baarmoederhalskanker<br />

De gezondheidsraad adviseert om het bevolkingsonderzoek<br />

(BVO) baarmoederhalskanker drastisch te veranderen.<br />

Het advies werd dinsdag 24 mei aan de minister van<br />

Volksgezondheid aangeboden. in het voorstel voor het herziene<br />

BVO wordt het uitstrijkje primair beoordeeld op de aanwezigheid<br />

van hoogrisico humaan papillomavirus (hrHPV). als<br />

het uitstrijkje positief is voor hrHPV, wordt het uitstrijkje beoordeeld<br />

voor afwijkende cellen. Volgens de gezondheidsraad<br />

is het van groot belang om maatregelen te nemen om de<br />

deelname aan het BVO te vergroten. Haar advies is om de<br />

huisarts een grotere rol te laten spelen bij de uitnodiging en<br />

herinnering. De verwachting is dat met de herziene opzet<br />

jaarlijks 75 gevallen van baarmoederhalskanker extra kunnen<br />

worden voorkomen. meer informatie is te vinden op de website<br />

van de gezondheidsraad (www.gezondheidsraad.nl).<br />

Bron: Gezondheidsraad, 24 mei <strong>2011</strong><br />

agomelatine biedt mogelijk voordeel bij<br />

depressie<br />

agomelatine kan mogelijk voordeel bieden bij de behandeling<br />

van depressie door verbetering van slaapklachten. Dit<br />

schrijven australische onderzoekers in de lancet. Verstoring<br />

van het slaap-waak ofwel circadiane ritme speelt een<br />

belangrijke rol bij het ontwikkelen van depressieve klachten.<br />

agomelatine is een nieuw antidepressivum dat werkt als<br />

een agonist op de melatonine-receptoren (mt 1 en mt 2 ) en<br />

als antagonist op de 5-Ht 2c receptoren. Op korte term biedt<br />

agomelatine een vergelijkbare effectiviteit als venlafaxine,<br />

fluoxetine en sertraline. Op de lange termijn vertonen patienten<br />

op agomelatine minder terugval (23,9%) in vergelijking<br />

tot placebo (50,0%). Patiënten die voor hun depressie<br />

met agomelatine worden behandeld melden een betere kwaliteit<br />

van hun nachtrust en verminderd nachtelijk ontwaken.<br />

Op grond van het werkingsmechanisme – agomelatine heeft<br />

geen invloed op de hoeveelheid serotonine – is aangenomen<br />

dat het middel een lagere kans heeft op bijwerkingen zoals<br />

op het maagdarmstelsel of seksueel gebied.<br />

Bron: Lancet, 18 mei <strong>2011</strong><br />

Kennis genetische aanleg diabetes of hart- en<br />

vaatziekten leidt niet tot fatalisme<br />

Wie te horen krijgt dat hij een genetische aanleg heeft voor<br />

diabetes of hart- en vaatziekten, gaat niet direct bij de pakken<br />

neer zitten. Dit concludeert sociaalpsycholoog liesbeth<br />

Claassen (Vu medisch centrum) in haar proefschrift, waarop<br />

zij 1 juni <strong>2011</strong> is gepromoveerd. Vaak wordt door zorgverleners<br />

gevreesd dat het wijzen op een genetisch risico bij pati-<br />

234<br />

enten aanleiding kan geven tot fatalistische reacties. Deze<br />

vrees lijkt ongegrond. tijdens het onderzoek van Claassen<br />

gaven mensen met een belaste familiegeschiedenis aan dat<br />

zij op de hoogte waren van hun verhoogde risico ten opzichte<br />

van mensen zonder een positieve familiegeschiedenis. Zij<br />

waren ook van mening dat dit verhoogde risico grotendeels<br />

werd opgeheven door het hanteren van een gezondere<br />

leefstijl. uit het onderzoek bleek verder dat mensen goed<br />

op de hoogte zijn van wat de belangrijkste oorzaken en risicofactoren<br />

zijn van diabetes en hart- en vaatziekten. echter,<br />

deze kennis betrekt men over het algemeen niet op zichzelf.<br />

Bron: VU medisch centrum Amsterdam, 31 mei <strong>2011</strong><br />

Cardiovasculair risico gehalveerd met polypil<br />

Het dagelijks slikken van een polypil, bestaande uit een combinatie<br />

van aspirine en bloeddruk- en cholesterolverlagers,<br />

halveert het voorspelde risico op hart- en vaatziekten bij<br />

mensen die hiervoor een verhoogd risico hebben. Dit blijkt<br />

uit een internationaal onderzoek waaraan ook nederlandse<br />

onderzoekers hebben meegewerkt. De polypil werd getest<br />

bij 378 gezonde mensen van 50 tot 70 jaar met een verhoogd<br />

risico op hart- en vaatziekten (5-jaarsrisico 7,5%).<br />

Deelnemers waren gerandomiseerd naar ofwel dagelijks de<br />

polypil (bestaand uit 75 mg aspirine, 10 mg lisinopril, 12,5 mg<br />

hydrochlorazide en 20 mg simvastatine) of placebo.<br />

na 12 weken behandeling met de combinatiepil werd verlaging<br />

van de bloeddruk en het cholesterolgehalte gezien. Dit<br />

gunstige effect had als gevolg dat het berekende risico op<br />

hart- en vaatziekten in de behandelgroep werd gehalveerd.<br />

eén op de zes deelnemers had last van bijwerkingen, zoals<br />

maagproblemen en duizeligheid.<br />

Bron: UMC Utrecht, 27 mei <strong>2011</strong><br />

Fouten bij onderzoek naar spoedlijn huisartsen<br />

De inspectie voor de gezondheidszorg (igZ) heeft schriftelijk<br />

excuus aangeboden aan 147 huisartsen die zij ten<br />

onrechte heeft berispt vanwege slechte bereikbaarheid bij<br />

spoed. Bij nader onderzoek bleek een verkeerd telefoonnummer<br />

te zijn gebeld. Deze fouten zijn niet altijd de<br />

schuld van de onderzoekers geweest. Bij controle van het<br />

onderzoek bleek dat huisartsen niet altijd hun spoednummer<br />

juist vermelden in adresboeken of op hun websites.<br />

Bovendien benadrukt de inspectie dat over het geheel genomen<br />

de resultaten van het onderzoek onveranderd blijven.<br />

uit de steekproef bij 4400 huisartsen bleek dat één op de<br />

vier huisartspraktijken een spoedoproep niet beantwoordt<br />

binnen de gestelde norm van 30 seconden.<br />

Bron: Mednet, 24 mei <strong>2011</strong><br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />

10%-20% van de diabetes patiënten<br />

lijdt aan neuropatische pijn 12<br />

Mijn voeten<br />

doen pijn<br />

Direct met Cymbalta<br />

aan de slag5<br />

• Snelle, krachtige en aanhoudende pijnverlichting 1-4<br />

• Goede verdraagbaarheid & eenvoudig in gebruik 5-9<br />

• Verbeterde levenskwaliteit 10,11<br />

CYM00134


tHemanummer<br />

pijn<br />

235<br />

neuropathische pijn<br />

pijnbehandeling<br />

lagerugpijn<br />

pijn bij gewrichtsaandoeningen<br />

menstruele migraine<br />

Diabetische perifere neuropathische pijn<br />

Hoe vaak ziet u het in de praktijk?<br />

Dr. C.j. Vos<br />

Huisarts in Spijkenisse, tevens Erasmus MC, Rotterdam<br />

Perifere neuropathische pijn bij patiënten met<br />

diabetes mellitus is een ondergediagnosticeerde<br />

en daarmee onderbehandelde ziekte. een juiste<br />

diagnose en bijbehorende behandeling zijn essentieel voor<br />

een goede zorg.<br />

Naar schatting heeft 10 tot 20% van de diabetespatiënten<br />

perifere neuropathische pijn. 1,2 In een vergelijkend onderzoek<br />

met een grote huisartsendatabank met meer dan een miljoen<br />

patiëntjaren komt een forse onderdiagnostiek naar voren. 3<br />

De onderdiagnostiek van DPNP ligt niet alleen bij de huisarts,<br />

die onvoldoende vraagt naar de betreffende symptomen,<br />

maar ook bij de patiënt, die deze symptomen in onvoldoende<br />

mate benoemt in de spreekkamer of het verband<br />

tussen de diabetes en de pijn niet herkent. Slechts één op<br />

de drie patiënten komt met een dergelijke pijn bij de dokter.<br />

Van hen verschijnt de helft maar één keer met deze klacht<br />

op het spreekuur. Het is dus belangrijk om bij de jaarlijkse<br />

diabetescontrole naast visusproblemen, cardiovasculaire<br />

klachten en seksuele problemen ook expliciet te vragen naar<br />

neuropathische klachten en hier onderzoek naar te doen.<br />

Hierbij neemt de POH-er een belangrijke rol in (kader).<br />

Diagnose en impact op functioneren<br />

DPNP is een klinische diagnose, waarbij andere oorzaken<br />

van neuropathie uitgesloten dienen te worden. Tijdens de<br />

jaarlijkse controle van diabetespatiënten wordt nog onvoldoende<br />

aandacht besteed aan de eventuele aanwezigheid van<br />

perifere neuropathische pijn. Bovendien beginnen patiënten<br />

er zelden zelf over, ondanks dat ze last hebben van pijn. De<br />

symptomen van diabetische perifere neuro pathische pijn<br />

kunnen sterk verschillen van patiënt tot patiënt. Veel voorkomende<br />

klachten zijn: een verminderd gevoel in voeten en in<br />

handen, doffe pijn in de benen, branderige voetzolen of het<br />

gevoel op watten te lopen. Ook kunnen zich evenwichtstoornissen<br />

voordoen, die het lopen bemoeilijken. Daarnaast zijn<br />

pijnscheuten, tintelingen of kramp belangrijke signalen<br />

van perifere neuropathische pijn. Al met al kunnen deze<br />

klachten behoorlijke gevolgen hebben voor het dagelijkse<br />

functioneren van de patiënt. Naast de pijn zelf kan de patiënt<br />

de volgende invaliderende klachten ervaren:<br />

• een verslechterde nachtrust, doordat de pijn in eerste<br />

instantie vooral ’s nachts het hevigste is;<br />

• fysieke beperkingen;<br />

• een verminderde kwaliteit van leven.<br />

De kans op deze vorm van neuropathische pijn neemt<br />

meestal progressief toe in de loop der jaren. Hoewel een<br />

duidelijk verband bestaat tussen diabetes en het ontwikkelen<br />

van perifere neuropathische pijn is het onderliggende<br />

mechanisme nog niet volledig bekend. Een mogelijke<br />

verklaring is dat de neuropathie ontstaat door chronische<br />

inflammatie van de zenuwen ten gevolge van de diabetes.<br />

Omdat de neuropathische pijn grotendeels afhankelijk<br />

is van de perifere en centrale sensitisatie, verandert een<br />

scherpere instelling van de glucosespiegels vrij weinig aan<br />

de ernst van de pijn. Daarom wordt de neuropathische pijn<br />

als een aandoening op zichzelf gezien.<br />

Neuropathie wordt aanvankelijk gekenmerkt door een verminderd<br />

pijngevoel (onder meer uitval van gevoels- en temperatuurzin).<br />

Na verloop van tijd ontwikkelt één op de drie<br />

diabetespatiënten echter ook een toename van pijn (pijnlijke<br />

ketenzorg en vragenlijsten<br />

De ketenzorg voor diabetespatiënten wordt vooral<br />

door praktijkondersteuners van de huisarts (POHers)<br />

uitgevoerd. Dat wordt in samenhang met het<br />

huisartsen informatie systeem (His) vastgelegd<br />

in zogenoemde keteninformatiesystemen (Kis).<br />

Hoewel de ketenzorg op het gebied van diabetes<br />

in ons land een enorme vlucht heeft genomen<br />

gedurende de afgelopen jaren, zit het vragen naar<br />

neuropathische pijn nog onvoldoende verweven in<br />

de beschikbare protocollen. Op een enkele zorggroep<br />

na zijn vragenlijsten op het gebied van neuropathische<br />

pijn nog nauwelijks geïmplementeerd<br />

in de eerste lijn.<br />

aan de hand van dergelijke checklisten en de daarbij<br />

aangegeven afkappunten zou de diagnose diabetische<br />

neuropathische pijn beter en makkelijker<br />

kunnen worden gesteld. een positieve ontwikkeling<br />

is dat de neuropathische pijn in toenemende mate<br />

wordt opgenomen in de opleidingen van zowel de<br />

huisarts als de POH.<br />

neuropathie). Vervolgens breidt de neuropathische pijn zich<br />

vaak over een steeds groter gebied uit. Ook het karakter van<br />

de pijn verandert, waarbij de pijn meer brandend, stekend<br />

en lancinerend/schietend wordt. De patiënt reageert sneller<br />

met pijngevoel (hyperpathie) of ervaart een niet-pijnlijke<br />

prikkel als pijnlijk (allodynie).<br />

recente behandelrichtlijnen<br />

Het is onbekend of door vroegdiagnostiek de verdere<br />

ontwikkeling c.q. verslechtering van de pijn kan worden<br />

afgeremd. Daarentegen is een adequate en vroegtijdige<br />

behandeling natuurlijk van belang voor de pijnbestrijding.<br />

Hiermee blijkt de pijnscore en het beperkingenniveau af te<br />

nemen en de kwaliteit van leven te verbeteren. In de afgelopen<br />

jaren zijn er behandelopties bijgekomen waardoor<br />

de NHG-Standaard en CBO-richtlijn niet meer up-to-date<br />

zijn. 4,5 Hoewel de behandelingen nog voor verbetering vatbaar<br />

zijn, want het pijnvrij krijgen van deze patiënten is nog<br />

niet aan de orde, kent het afgelopen decennium absoluut<br />

enkele verbeteringen.<br />

Deze nieuwe behandelopties zijn opgenomen in de vorig<br />

jaar herziene richtlijnen van de European Federation of<br />

Neurological Societies (EFNS) en het Engelse National<br />

Institute for Health and Clinical Excellence (NICE). 6,7 In de<br />

EFNS-richtlijnen wordt het gebruik van tricyclische antidepressiva,<br />

gabapentine, pregabaline en SNRI (duloxetine,<br />

venlafaxine) als eerste keus behandeling aanbevolen. Tweede<br />

keus is tramadol, behalve bij patiënten met frequente exacerbaties<br />

van pijn of patiënten waarbij aanwezige pijn grotendeels<br />

een niet-neuropathische oorsprong heeft. Sterke opiaten<br />

worden pas als derde keus aanbevolen. De aanbevelingen<br />

gedaan in de NICE-richtlijnen zijn weergegeven in tabel 1.<br />

tabel 1<br />

advies van niCe over de behandeling van DPnP (maart 2010) 6<br />

stap 1<br />

• Oraal duloxetine<br />

• Oraal amitriptyline, indien duloxetine gecontra-indiceerd is<br />

analyse van de behandeling<br />

• Beoordeel de patiënt vroegtijdig met een nieuw ingestelde behandeling<br />

• Beoordeel de patiënt regelmatig met een bestaande behandeling<br />

• let op onvoldoende pijnverlichting bij de maximaal verdraagbare<br />

dosering<br />

stap 2<br />

Behandeling met een ander geneesmiddel in plaats van of in combinatie<br />

met het huidige geneesmiddel na adviesgesprek met de patiënt<br />

• na een initiële behandeling met duloxetine: stap over op amitriptyline<br />

of pregabaline of combineer duloxetine met pregabaline<br />

• na een initiële behandeling met amitriptyline: stap over op pregabaline<br />

of combineer amitriptyline met pregabaline<br />

Meer informatie op www.nice.org.uk of www.guidance.nice.org.uk/CG96<br />

Er bestaat momenteel in ons land nog geen specifieke richtlijn<br />

over DPNP. Gezien de bovengenoemde internationale<br />

ontwikkelingen zijn ook de Nederlandse behandeladviezen<br />

toe aan een herziening. Op dit moment wordt door een<br />

groep huisartsen en internisten een Nederlandse richtlijn<br />

op het gebied van DPNP opgesteld. Naar verwachting zal dit<br />

document eind <strong>2011</strong> of begin 2012 verschijnen. Voor meer<br />

informatie over het management van neuropathische pijn<br />

binnen de huisartspraktijk wordt naar een aantal recent<br />

verschenen reviews verwezen. 8-11<br />

Conclusie<br />

In de diabeteszorg is er een onderdiagnose voor neuropathische<br />

pijn, terwijl deze ziekte een grote impact heeft op het<br />

functioneren van deze patiëntengroep. Door het stellen van<br />

de diagnose en de bijbehorende behandeling kan de kwaliteit<br />

van leven van deze patiëntengroep worden verbeterd.<br />

Het advies is: controleer jaarlijks op neuropathische pijn bij<br />

uw diabetes patiënten!<br />

literatuur<br />

1. Sadosky A, McDermott AM, Brandenburg NA, et al. A review of the epidemiology<br />

of painful diabetic peripheral neuropathy, postherpetic neuralgia,<br />

and less commonly studied neuropathic pain conditions. Pain Pract.<br />

2008.;8:45-56.<br />

2. Argoff CE, Eliot Cole B, Fishbain DA, et al. Diabetic peripheral neuropathic<br />

pain: clinical and quality-of-life issues. Mayo Clin Proc. 2006;81(suppl):S3-S11.<br />

3. Dieleman JP, Kerklaan J, Huygen FJ, et al. Incidence rates and treatment of<br />

neuropathic pain conditions in the general population. Pain. 2008;137:681-8.<br />

4. NHG. Diabetes mellitus type 2. M01; maart 2006.<br />

5. CBO. Polyneuropathie. 2005.<br />

6. NICE. www.nice.org.uk/guidance/CG96. Maart 2010.<br />

7. Attal N, Cruccu G, Baron R, et al. European Federation of Neurological<br />

Societies. EFNS guidelines on the pharmacological treatment of neuropathic<br />

pain: 2010 revision. Eur J Neurol. 2010;17:1113-e88.<br />

8. Hall GC, Carroll D, Parry D, et al. Epidemiology and treatment of neuropathic<br />

pain: the UK primary care perspective. Pain. 2006;122:156-62.<br />

9. Freynhagen R, Bennett MI. Diagnosis and management of neuropathic<br />

pain. BMJ. 200;339:b3002.<br />

10. Haanpää ML, Backonja MM, Bennett MI, et al. Assessment of neuropathic<br />

pain in primary care. Am J Med. 2009;122(10 Suppl):S13-21.<br />

11. Kuritzky L. Managing diabetic peripheral neuropathic pain in primary care.<br />

J Fam Pract. 2010;59(5 Suppl):S15-22.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 236


neuropathische pijn bij diabetes<br />

Dr. H.w. de Valk, internist-endocrinoloog<br />

UMC Utrecht<br />

In dit artikel wordt speciaal aandacht besteed aan<br />

neuropathische pijn bij patiënten met diabetes. Deze<br />

pijn is een complicatie van een aantal vormen van<br />

neuropathie en wordt in de setting daarvan beschreven.<br />

neuropathische pijn staat vaak niet op zichzelf en is een<br />

onderdeel van verschillende directe en indirecte consequenties<br />

van zenuwschade.<br />

Neuropathische pijn wil zeggen: pijn gegenereerd door<br />

primaire schade aan of disfunctie van het zenuwstelsel zelf<br />

(centraal of perifeer). 1 De zenuwschade kan veroorzaakt<br />

worden door metabole (diabetes), toxische, infectieuze<br />

(herpes zoster), immuungemedieerde, traumatische, compressie<br />

(carpaaltunnelsyndroom) of hereditaire of ischaemische<br />

fafactoren of als gevolg van compressie van de zenuw<br />

(carpaal tunnel syndroom).en door ischemie. 2 Deze zenuwschade<br />

leidt tot ontwikkeling van pijn via verschillende<br />

237<br />

pijn<br />

mechanismen, onafhankelijk van de precieze pathogenetische<br />

factor of factoren. De tegenhanger is nociceptieve pijn.<br />

Nociceptieve pijn wordt veroorzaakt door weefselschade<br />

met prikkeling van de nociceptieve receptoren in het<br />

zenuwweefsel. Daarnaast zijn er bij sommige patiënten<br />

mengbeelden (nociceptieve én neuropathische pijn). Veel<br />

voorkomende klinische situaties van neuropathische pijn<br />

zijn diabetische neuropathie, herpes zoster, trigeminus<br />

neuralgie en soms is deer pijn bij maligniteiten (deels) van<br />

neuropathische oorsprong.<br />

casus<br />

De 45-jarige mevrouw Azus is sinds acht jaar bekend met diabetes<br />

mellitus type 2; op hetzelfde moment werd hypertensie<br />

vastgesteld. Tot nu toe zijn er geen aanwijzingen voor chronische<br />

orgaancomplicaties. Zij komt nu voor haar jaarlijkse evaluatie en<br />

vertelt spontaan dat zij de laatste maanden wat ‘vreemde’ gevoelens<br />

heeft in de voeten, soms opkruipend naar de onderbenen, die<br />

zij niet beter onder woorden kan brengen. Zij heeft er vooral last<br />

van na het wakker worden. De huidige medicatie bestaat uit metforminea<br />

(2dd 500 mg) en irbesartanb (1dd 150 mg). Bij lichamelijk<br />

onderzoek is de bloeddruk 140/80 mm Hg bij een regulaire<br />

polsfrequentie van 100 slagen/ minuut. De body-mass index is 31.<br />

Bij vasculair onderzoek zijn er geen souffles over de grote vaten<br />

en zijn de perifere pulsaties goed voelbaar. Bij neurologisch onderzoek<br />

worden normale reflexen aan de benen gevonden, maar is<br />

de vibratiezin aan de hallux beiderzijds verminderd. Er is geen<br />

abnormaal eelt aan de voet. Het laboratoriumonderzoek laat<br />

alleen een licht verhoogde HbA1c zien (59 (oude waarde 7,6%))<br />

en een licht verhoogde nuchtere glucose-waarde (8,1 mmol/l).<br />

Wanneer we de patiënte analyseren vallen een aantal zaken<br />

op. Er zijn aanwijzingen voor een perifere polyneuropathie<br />

bij diabetes: de vibratiezin is aan de hallux van beide voeten<br />

verminderd. De strekreflexen aan de benen zijn normaal,<br />

maar dat hoeft de diagnose perifere polyneuropathie bij<br />

diabetes niet minder waarschijnlijk te maken. De Semmes-<br />

Weinstein (monofilament) test is niet gedaan. Deze test<br />

wordt gebruikt om het risico op ulceratie en een diabetische<br />

voet in te schatten, maar is geen diagnostische test voor<br />

diabetische polyneuropathie.<br />

De glucoseregulatie is niet optimaal en de systolische bloeddrukwaarde<br />

bij behandeling voldoet niet aan de laatste<br />

richtlijnen. Wij concluderen dat zich bij de patiënte een diabetische<br />

polyneuropathie heeft ontwikkeld. Neuropathische<br />

pijn is slechts een van de manifestaties van neuropathie,<br />

maar wel een van de meest ingrijpende en een van de meest<br />

gevreesde door patiënten.<br />

Vormen van neuropathie<br />

Bij patiënten met diabetes komen verschillende vormen<br />

van neuropathie voor. 3 (Zie tabel 1). De symmetrische neuropathie<br />

(polyneuropathie) komt veruit het meeste voor,<br />

oplopend tot bij wel 40% van de patienten. Deze polyneuropathie<br />

zal gebruikt worden voor de verdere uitwerking<br />

van neuropathische pijn. Pijn kan ook een meer of minder<br />

vaak voorkomend symptoom zijn bij andere vormen van<br />

neuropathie. Zo kan pijn een belangrijk fenomeen zijn<br />

bij de plexopathie (schade aan bijvoorbeeld de plexus<br />

lumbosacralis), bij mononeuropathie (n. medianus) en<br />

tabel 1<br />

Verschillende vormen van neuropathie bij diabetes<br />

• symmetrische polyneuropathie<br />

• autonome neuropathie<br />

• Proximale amyotrofische neuropathie<br />

• Plexopathie<br />

• mononeuropathie<br />

• Craniele neuropathie<br />

• intercostale neuropathie<br />

bij de intercostaal neuropathie. Deze laatste neuropathie<br />

kan sterk lijken op een (beginnende) herpes zoster, alleen<br />

zullen zich geen blaasjes ontwikkelen. Naast de chronische<br />

neuropathie bestaat er een acute, pijnlijke neuropathie die<br />

weleens gezien wordt bij snelle verbetering van een slechte<br />

glucoseregulatie, bijvoorbeeld na ontdekking van de ziekte,<br />

of door intensieve insulinetherapie bij een langer bestaande<br />

diabetes.<br />

Klinische manifestaties<br />

Het klinisch beeld is een belangrijke pijler voor de diagnose.<br />

Wanneer we naar de polyneuropathie kijken, zijn er<br />

twee belangrijke groepen van klachten: de negatieve symptomen<br />

(gewaarwordingen die er zouden moeten zijn maar<br />

er niet meer zijn) en de positieve symptomen (symptomen<br />

die er zijn maar niet hadden moeten zijn). 2 (Zie tabel 2).<br />

Neuropathische pijn hoort thuis in de tweede categorie. Veel<br />

patiënten met diabetische polyneuropathie hebben vooral of<br />

uitsluitend negatieve symptomen.<br />

Neuropathische pijn kan betekenen dat er paresthesieën zijn<br />

(spontane tintelingen), maar kan ook een stekende, brandende<br />

of lancinerende pijn betekenen. Patiënten kunnen<br />

het gevoel hebben op een hete ondergrond te lopen. Jeuk<br />

kan ook een positief symptoom zijn; hetzelfde geldt voor<br />

warmte- of koude gevoelens en in het laatste geval lijken de<br />

klachten soms initieel op die bij claudicatio intermittens. Er<br />

zijn ook stimulusafhankelijke fenomenen. Hyperesthesie<br />

betekent een sterke reactie op een sterke prikkel die normaliter<br />

ook pijn gegeven zou hebben, alleen niet zoveel.<br />

Allodynie betekent een sterke pijngewaarwording bij een<br />

normaliter onschuldige prikkel. Een voorbeeld van het laatste<br />

is pijn als gevolg van lichte aanraking of als gevolg van<br />

een deken op het been. Neuropathische pijn komt dus door<br />

schade aan het zenuwweefsel, in het bijzonder van de dunne<br />

ongemyeliniseerde C-vezels. (Zie tabel 3). Negatieve symptomen<br />

zoals het verminderen van de vibratiezin en de tastzin<br />

zijn een gevolg van schade aan de dikkere, gemyeliniseerde<br />

Aa-, Ab- en C-vezels. Deze verschillende schades zijn van<br />

belang wanneer we naar het lichamelijk onderzoek gaan.<br />

tabel 2<br />

symptomen bij polyneuropathie<br />

negatieVe<br />

symptOmen<br />

pOsitieVe symptOmen<br />

Stimulus-afhankelijk Stimulus-onafhankelijk<br />

Dove gevoelens Hyperesthesie Brandend<br />

allodynie lancinerend<br />

stekend<br />

Krampend gevoel in<br />

spieren<br />

Paraesthesie<br />

jeuk, koude, warmte<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 238


tabel 3<br />

Zenuwvezels en functie<br />

mODaliteit VeZels myelinisatie<br />

Druk aa en ab gemyeliniseerd<br />

Vibratiezin ab gemyeliniseerd<br />

temperatuur<br />

- Koud ad gemyeliniseerd<br />

- Warmte C niet-gemyeliniseerd<br />

Pijn C niet-gemyeliniseerd<br />

Diagnostiek van polyneuropathie<br />

Diagnostiek van polyneuropathie en diagnostiek van neuropathische<br />

pijn zijn twee verschillende dingen. Neuropathische<br />

pijn omvat een aantal belangrijke karakteristieken die in<br />

kaart gebracht moeten worden. Neuropathische pijn kan<br />

een heftige intensiteit hebben met een dramatische impact<br />

op de kwaliteit van leven. Deze intensiteit van de pijn kan<br />

men door de patiënt zelf aan laten geven met een VAS-score<br />

(Visual Analogue Scale). Op deze schaal, waar verschillende<br />

vormen van bestaan, geeft de patiënt op een schaal<br />

van 0 tot en met 100 aan hoe erg de pijn is, bijvoorbeeld de<br />

piekpijn en de gemiddelde pijn op een dag of gedurende een<br />

bijvoorbeeld voor een week. Hiermee kan niet alleen een<br />

semi-kwantitatieve inschatting gemaakt worden van de ernst<br />

voor de patiënt, maar kan ook het verloop in de tijd gevolgd<br />

worden. Naast de pijn zelf, zijn nog twee andere aspecten<br />

van groot belang. Samen met de pijn vormen zij een immer<br />

aanwezige driehoek. (Zie figuur 1). De twee andere aspecten<br />

zijn slaapstoornissen en depressie. In de praktijk betekent<br />

dat dit bij een patiënt met neuropathische pijn al deze drie<br />

factoren proactief benoemd moeten worden. Eventueel<br />

moet naast de behandeling van de pijn ook gedacht worden<br />

aan behandelingen van de andere punten van de driehoek,<br />

soms klaren slaapstoornissen en depressieve gevoelens sterk<br />

op bij verlichting van de pijn. Wanneer we het toestandsbeeld<br />

van de neuropathische pijn goed in beeld gebracht<br />

hebben, is de volgende stap het zo goed mogelijk aantonen<br />

dat het om een neuropathische pijn gaat, dat wil zeggen dat<br />

figuur 1<br />

De driehoek bij neuropathische pijn<br />

239<br />

neuropathische pijn<br />

Depressie slaapstoornissen<br />

zenuwschade aan deze situatie ten grondslag ligt. Hier ligt<br />

een belangrijke valkuil. Bij het gebruikelijke onderzoek dat<br />

gedaan wordt naar het bestaan van een (soms klinisch stille)<br />

neuropathie, wordt gebruik gemaakt van de stemvork die<br />

op het interfalangeale gewricht van de hallux of op de top<br />

van de hallux geplaatst wordt. Deze test meet de vibratiezin,<br />

dat wil zeggen een dikke vezelkwaliteit. Pijn is een dunne<br />

vezelkwaliteit en meestal zal deze samen gaan met schade<br />

aan en symptomen van de dikke vezel. Vaak, maar niet altijd.<br />

Sommige patiënten zullen onmiskenbaar een dunne vezelschade<br />

hebben (pijn) en toch een normale vibratiezin aan de<br />

hallux. U kunt dan niet zeggen dat er geen polyneuropathie<br />

is of zou kunnen zijn, alleen geen ‘dikke vezel neuropathie’.<br />

Er is een andere punt dat in deze situatie zou kunnen helpen.<br />

Temperatuurszin is ook een kwaliteit van de dunne vezel en<br />

soms vertellen patiënten dat zij het verschil niet goed kunnen<br />

voelen tussen (gradaties) van koud en warm. Zo vertelde<br />

een patiënte met een eerder bewezen neuropathie en een<br />

normale vibratiezin dat zij met de hand de temperatuur van<br />

het badwater voelde omdat zij met de voet geen enkel verschil<br />

tussen koel, lauw en heet voelde. Bij lichamelijk onderzoek<br />

kan de warmte- en koude-discriminatie ook getest worden,<br />

maar dat is geen onderdeel van het gebruikelijke onderzoek<br />

en semi-quantitatief. Hetzelfde geldt voor de test waarbij het<br />

verschil tussen een scherpe en een stompe prikkel wordt<br />

vergeleken. Bij twijfel is een verwijzing naar de neuroloog<br />

met deze specifieke vraagstelling een goede optie.<br />

Patiënten met polyneuropathie hebben vaak ook tekenen van<br />

een simultane autonome neuropathie en dit heeft specifieke<br />

kenmerken en consequenties. 4 In de voet leidt schade aan<br />

het autonome zenuwstelsel tot vermindering of verdwijning<br />

van de zweetsecretie en tot een verandering van de kleine<br />

circulatie met versterkte doorbloeding van de huid maar<br />

afgenomen circulatie in de diepere lagen. Deze factoren<br />

spelen waarschijnlijk een belangrijke rol bij het ontstaan van<br />

een diabetische voet. Maar ook andere vormen van autonome<br />

neuropathie kunnen samen gaan met polyneuropathie; denk<br />

hierbij bijvoorbeeld aan maagdarm- functiestoornissen en<br />

aan urogenitale functiestoornissen. Tenslotte moet ook<br />

aandacht besteed worden aan een mogelijk motore component<br />

van perifere polyneuropathie, waarbij er een versterkte<br />

dorsiflexie in het metatarsofalangeale gewricht is en een<br />

versterkte flexie in het interfalangeale gewricht. De versterkte<br />

dorsiflexie betekent hoge voetdrukken in dat gebied en vooral<br />

de plaats onder het metatarsofalangeale gewicht van de eerste<br />

straal is een beruchte en welhaast pathognomonische plaats<br />

voor het ontstaan van een neuropathisch ulcus.<br />

Wat betreft de patiënte in casus kunnen we stellen dat er<br />

een neuropathische pijnbeleving is met tekenen van polyneuropathie.<br />

De hartfrequentie in rust kan duiden op een<br />

cardiale autonome neuropathie aangezien in eerste instantie<br />

de n. vagus uitvalt leidende tot een rusttachycardie. Later<br />

valt de sympathicus ook uit en daalt de hartfrequentie weer.<br />

Belangrijk is bij haar de stemming en de aanwezigheid van<br />

slaapstoornissen te evalueren.<br />

KernPunten<br />

• De symmetrische neuropathie (polyneuropathie) komt veruit het meeste voor. Pijn kan ook een symptoom zijn<br />

bij andere vormen van neuropathie zoals bij plexopathie, mononeuropathie en de intercostaal neuropathie.<br />

• Bij behandeling van neuropathische pijn, moet ook gedacht worden aan behandelingen van slaapstoornissen en<br />

depressie.<br />

• Vooral bij oudere patiënten met type-2-diabetes moet men bedacht zijn op paraneoplastische polyneuropathie.<br />

Bij atypische kenmerken is verdere diagnostiek en verwijzing de aangewezen weg.<br />

casus<br />

De 61-jarige heer Bergman heeft sinds tien jaar heeft diabetes mellitus<br />

type 2, waarop hij de eerste jaren weinig acht op had geslagen.<br />

Drie jaar geleden ontstond een wondje aan de linkervoet en<br />

dit leidde tot een ernstige diabetische voet. Uiteindelijk volgde zes<br />

maanden later een amputatie van het linkeronderbeen. Hetzelfde<br />

heeft zich een jaar geleden aan de andere kant voorgedaan.<br />

Patiënt heeft nu twee onderbeensprotheses en verplaatst zich buitenshuis<br />

met een scootmobiel. Er zijn echter wel fantoompijnen.<br />

Daarnaast is er pijn bij het plassen. Hij wordt behandeld met<br />

insuline en zes maanden geleden heeft hij een CABG (coronaryartery<br />

bypass graft) ondergaan. De medicatie bestaat uit insuline<br />

novomixc (38 tot 24 eenheden), metformine (3dd 500 mg), atorvastatined<br />

(1dd 40 mg), carbasalaatcalciume (1dd 80 mg), paracetamol/codeïne<br />

(4dd 1) en carbamazepinef (1-2-1 tabletten per<br />

dag). Bij lichamelijk onderzoek is de bloeddruk 130/70 mmHg<br />

bij een regulaire polsfrequentie van 80 slagen/minuut. De body<br />

mass index is 25. Bij vasculair onderzoek zijn er geen souffles over<br />

de grote vaten; bij onderzoek van de amputatiestomp zijn er geen<br />

wonden of andere afwijkingen. Bij laboratoriumonderzoek wor-<br />

den goede waarden voor de glucose- en lipiden-regulatie gevonden<br />

en een normale nierfunctie. Bij urine-onderzoek wordt een lichte<br />

pathologische micro-albuminurie gevonden.<br />

Wanneer we naar deze patiënt kijken, vallen de recidiverende<br />

urineweginfecties op die kunnen passen bij een<br />

obstructie (bijvoorbeeld een vergrote prostaat) maar die<br />

ook zou kunnen passen bij blaasfunctiestoornissen als<br />

gevolg van autonome neuropathie. Er is een mogelijke<br />

pathologische micro-albuminurie waarbij eerst wel een<br />

urineweginfectie moet worden uitgesloten. We kunnen nu<br />

niet bewijzen dat er een perifere neuropathie was, maar de<br />

gegevens in de status laten dat wel zien. De fantoompijn is<br />

een vorm van neuropathische pijn. In hoeverre de diabetes<br />

bij hem een rol speelt is onbekend en in hoeverre patiënten<br />

met diabetes meer kans hebben op fantoompijn is ook onbekend.<br />

Hij heeft deze fantoompijnen ondanks dat hij al twee<br />

middelen ter bestrijding hiervan heeft. Bij ernstige pijn zal<br />

een derde middel geïntroduceerd moeten worden (bijvoorbeeld<br />

pregabaline of amitryptiline); men kan er voor kiezen<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 240


meteen één van de andere middelen te stoppen of dit, bij<br />

een positief effect, later te doen. Bij deze patiënt moet ook<br />

weer pro-actief naar de andere twee punten van de driehoek<br />

gevraagd en gezien de neuropathie en vasculopathie, is het<br />

extra belangrijk de seksualiteit ook aan te snijden.<br />

Valkuil<br />

Zeker bij oudere patienten met een type 2 diabetes moetmen<br />

beducht zijn voor een lelijke valkuil. Niet elke polyneuropathie<br />

bij een patiënt met diabetes is een diabetische<br />

neuropathie. In een aantal gevallen kan het ook gaan<br />

om bijvoorbeeld een paraneoplastische polyneuropathie.<br />

Hierop moet men zeker bij de oudere patiënt met een type-<br />

2-diabetes mellitus bedacht zijn. Dit betekent dat wanneer<br />

de polyneuropathie atypische kenmerken heeft, zoals een<br />

asymmetrische presentatie of wanneer het beloop snel is<br />

(snel opstijgen van de sensibiliteitsafwijkingen), verdere<br />

diagnostiek en verwijzing aangewezen is.<br />

therapie<br />

De eerste stap bij de behandeling is goede uitleg, zo nodig<br />

bij volgende consulten te herhalen. De daaropvolgende stap<br />

is de bestrijding van de neuropathische klachten van het<br />

been. Bij neuropathische pijn hebben NSAID’s weinig effect<br />

en zijn dan ook niet de middelen van eerste keus. (Zie tabel<br />

4). Verschillende reviews en richtlijnen zijn verschenen die<br />

vaak tot verschillende aanbevelingen komen, waarbij wel<br />

een soort praktische handleiding bedacht kan worden. 5-9<br />

Amitriptylineg is een klassiek middel dat van oudsher<br />

gebruikt wordt. Meestal wordt het eerst aan het eind van de<br />

avond gegeven om zo de bijwerking (sufheid en slaperigheid)<br />

overdag zoveel mogelijk te voorkomen. Meestal wordt<br />

relatief laag gedoseerd uit angst voor de bijwerkingen en<br />

zelfs onder die omstandigheden zijn de bijwerkingen soms<br />

niet gering. Een recent alternatief is pregabaline dat specifiek<br />

geregistreerd is voor de behandeling van neuropathische<br />

pijn. Pregabalineh remt de Ca2+-influx door blokkade<br />

tabel 4<br />

middelen te gebruiken bij neuropathische pijn<br />

• tricyclische anti-depressiva<br />

– amitriptyline (tryptizol)<br />

• anti-epileptica<br />

– pregabaline (lyrica)<br />

– gabapentine (neurontin)<br />

– carbamazepine (tegretol)<br />

– fenytoïne (Diphantoïne, epanutin)<br />

– lamotrigine (lamictal)<br />

• Opioïden<br />

– buprenofine (transtec)<br />

– tramadol (tramagetic, tramal e.a.)<br />

– tramadol/paracetamol (Zaldiar)<br />

• ssri (diverse)<br />

• Overige<br />

– duloxetine (Cymbalta)<br />

– nitraat crème (Daktarin, Dermacure)<br />

– capsaïcine crème<br />

241<br />

van de a2d kanalen. Het middel is effectief tegen neuropathische<br />

pijn waarbij studies hebben laten zien dat het effect<br />

binnen drie weken te zien is. Als bijwerking geldt ook hier<br />

duizeligheid en sufheid. Gabapentinei is een voorloper<br />

van pregabaline met een ingewikkelder farmacokinetisch<br />

profiel en een trapsgewijs doseerschema. Gabapentine is<br />

een antiepilepticum en werd off-label gebruikt bij neuropathische<br />

pijn.<br />

Verschillende andere anti-epileptica worden ook ingezet bij<br />

neuropathische pijn. Te denken is aan carbamazepine en<br />

difantoïne. Hetzelfde geldt voor opioïden zoals tramadolf.<br />

De genoemde middelen hebben hun werkzaamheid bewezen<br />

in trials waarbij zij werden vergeleken met placebo.<br />

Goede ‘hHead-to-head’ trials zijn er voor deze specifieke<br />

indicatie niet weinig en voorschrijven berust op persoonlijke<br />

voorkeur en ervaring. Wanneer het met één middel<br />

of hooguit twee middelen niet lukt, dan is dit een goede<br />

reden voor verwijzing. Praktisch gesproken kan het beste<br />

met of amitriptyline of met pregabaline begonnen worden,<br />

daarna komen de andere middelen, alleen of in combinatie<br />

met andere middelen. De diagnose van neuropathische pijn<br />

berust vooral op anamnese en lichamelijk onderzoek, naast<br />

waakzaamheid voor de mogelijkheid van deze chronische<br />

orgaancomplicatie bij diabetes. Behandeling kan moeizaam<br />

zijn en soms is een combinatie van middelen nodig. In veel<br />

gevallen is het resultaat vermindering, niet het verdwijnen<br />

van de klachten.<br />

in dit artikel genoemde geneesmiddelen<br />

a. metformine - Glucophage/ Metformine<br />

b. irbesartan - Aprovel<br />

c. insuline aspart/<br />

aspartprotamine - Insuline Novomix<br />

d. atorvastatine - Lipitor<br />

e. carbasalaatcalcium - Ascal<br />

f. carbamazepine - Tegretol<br />

g. amitriptyline - Tryptizol<br />

h. pregabaline - Lyrica<br />

literatuur<br />

1. Backomja M. Managing painful diabetic neuropathy. Hosp Pract 1999; 34:<br />

79-88.<br />

2. Woolf CJ, Mannion RJ. Neuropathic pain: aeriology, symptoms, mechanisms,<br />

and management. The Lancet 1999; 353: 1959-64.<br />

3. Boulton AJM, Malik RA, Arezzo JC, Sosenko JM. Diabetic somatic neuropathies.<br />

Diabetes Care 2004; 27: 1458-86.<br />

4. Benbow SJ, Cossins L, MacFarlane IA. Painful diabetic neuropathy. Diabet<br />

Med 1999; 16; 632-44.<br />

5. Adriaensen H, Plaghki L, Mathieu C, Joffroy A, Vissers K. Critical review of<br />

oral drug treatments for diabetic neuropathic pain – clinical outcomes based<br />

on efficacy and safety data form placebo-controlled and direct comparative<br />

studies. Diabetes Metab Res Rev 2005; 21: 231-40.<br />

6. Vinik AJ, Maser RE, Mitchell BD, Freeman R. Diabetic autonomic neuropathy.<br />

Diabetes Care 2003; 26: 1553-79.<br />

7. Spruce MC, Potter J, Coppini DV. The pathogenesis and management of<br />

painful diabeti c neuropathy: a review. Diab Med 2003; 20: 88-98.<br />

8. Vinik AJ. Use if antiepileptic drugs in the treatment of chronic painful diabetic<br />

neuropathy. J Clin Endcrinol Metab 2005; 90: 4936-45.<br />

9. Richtlijn Polyneuropathie. CBO, 2005.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />

september beschikbaar<br />

Online nascholing voor huisartsen:<br />

Depressiemanagement in de huisartsenpraktijk:<br />

‘praktische leidraad en nieuwste ontwikkelingen’<br />

Online nascholing voor huisartsen gratis te volgen!<br />

Huisartsen vormen een belangrijke sleutelfiguur in de herkenning en behandeling van depressie.<br />

De leerdoelen van de online nascholing zijn:<br />

• Kennis nemen van de epidemiologie en etiologie van depressie<br />

• Kennis nemen van de nieuwe multidisciplinaire richtlijn depressie<br />

• Kennis nemen van het stepped care behandelmodel<br />

• Kennis nemen van farmacotherapie, zoals effectiviteit, bijwerkingen en non-respons<br />

• Kennis nemen van de impact, oorzaken en aanpak van therapieontrouw<br />

k i j k O p H e t p l at f O r m w w w. p r a k t i j k e D u C at i e . n l


Referenties: 1. SmPC Instanyl® 50, 100, 200 µg/dosis, <strong>juli</strong> 2009 2. Christrup LL et al. Pharmacokinetics,<br />

effi cacy, and tolerability of fentanyl following intranasal versus intravenous administration in adults undergoing<br />

third-molar extraction: a randomized, double-blind, double-dummy, two-way, crossover study.<br />

Clin Ther 2008;30:469-481 3. Kress HG et al. Effi cacy and tolerability of intranasal fentanyl spray 50 to 200<br />

mg for breakthrough pain in patients with cancer: a phase III, multinational, randomized, double blind, placebo-controlled,<br />

crossover trial with a 10-month, open-label extension treatment period. Clin Ther 2009;31<br />

4. Mercadante S et al. A comparison of intranasal fentanyl spray with oral transmucosal fentanyl citrate for the treatment<br />

of breakthrough cancer pain – an open-label, randomised, crossover trial. Curr Med Res Opin 2009;25(11):2805-2815<br />

Instanyl 50 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 100 microgram/dosis neusspray, oplossing. Instanyl 200 microgram/dosis<br />

neusspray, oplossing. Kwalitatieve en kwantitatieve samenstelling: 1 ml oplossing bevat fentanylcitraat equivalent<br />

aan respectievelijk 500, 1000 en 2000 microgram fentanyl. 1 dosis (100 microliter) bevat respectievelijk 50, 100 en 200 microgram<br />

fentanyl. Farmaceutische vorm: Neusspray, oplossing. Heldere, kleurloze oplossing. Therapeutische indicaties: Instanyl is geïndiceerd<br />

voor de behandeling van doorbraakpijn bij volwassenen die al een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen tegen chronische<br />

kankerpijn. Doorbraakpijn is een tijdelijke exacerbatie van pijn die optreedt bovenop een bestaande, aanhoudende pijn die reeds onder<br />

controle is. Patiënten die een onderhoudsbehandeling met opioïden ontvangen, gebruiken minstens 60 mg orale morfi ne per dag,<br />

minstens 25 microgram transdermale fentanyl per uur, minstens 30 mg oxycodon per dag, minstens 8 mg orale hydromorfon per dag<br />

of een equianalgetische dosis van een ander opioïd gedurende één week of langer. Dosering en wijze van toediening: De behandeling<br />

dient te worden ingesteld door en onder toezicht te blijven van een arts met ervaring in de behandeling van kankerpatiënten met<br />

opioïden. Voor verdere informatie, zie de volledige IB-tekst. Contra-indicaties: Overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of<br />

voor één van de hulpstoffen. Gebruik bij opioïd-naïeve patiënten. Ernstige respiratoire depressie of ernstige obstructieve longaandoeningen.<br />

Eerdere faciale radiotherapie. Terugkerende epistaxisaanvallen. Bijzondere waarschuwingen en voorzorgen bij gebruik: Zoals bij alle<br />

krachtige opioïden kan er klinisch signifi cante respiratoire depressie optreden bij gebruik van fentanyl en moeten patiënten geobserveerd<br />

worden op deze effecten. Patiënten met pijn die een chronische opioïdbehandeling ontvangen, ontwikkelen een tolerantie voor respiratoire<br />

depressie en dus is het risico op respiratoire depressie bij deze patiënten lager. Gelijktijdig gebruik van geneesmiddelen die het centrale<br />

zenuwstelsel onderdrukken kan het risico op respiratoire depressie verhogen. Bij patiënten met chronische obstructieve longaandoeningen<br />

kan fentanyl ernstigere bijwerkingen hebben. Bij deze patiënten kunnen opioïden de ademhalingsprikkel onderdrukken en de weerstand<br />

van de luchtwegen verhogen. Fentanyl dient met zorg te worden toegediend aan patiënten met matige tot ernstige lever- of<br />

nierfunctiestoornissen. De invloed van lever- en nierfunctiestoornissen op de farmacokinetiek van Instanyl is niet geëvalueerd; wanneer<br />

fentanyl echter intraveneus wordt toegediend, is de klaring gewijzigd als gevolg van lever- en nierfunctiestoornissen, veroorzaakt door<br />

veranderingen in metabole klaring en plasma-eiwitten. Fentanyl dient met zorg te worden gebruikt bij patiënten met tekenen van een<br />

verhoogde intracraniale druk, een verminderd bewustzijn of coma. Instanyl dient met zorg te worden gebruikt bij patiënten met een<br />

hersentumor of hoofdletsel. Fentanyl kan bradycardie veroorzaken. Fentanyl dient daarom met zorg te worden toegediend aan patiënten<br />

met bradyaritmie. Opioïden kunnen hypotonie veroorzaken, vooral bij patiënten met hypovolemie. Instanyl dient daarom met zorg<br />

te worden gebruikt bij patiënten met hypotonie en/of hypovolemie. Als de patiënt herhaalde episodes van epistaxis of nasaal ongemak<br />

ervaart bij het gebruik van Instanyl, dient een andere toedieningsvorm voor de behandeling van doorbraakpijn overwogen te worden.<br />

De totale blootstelling aan fentanyl bij personen met een verkoudheid, zonder eerdere behandeling met een nasale vasoconstrictor, is<br />

vergelijkbaar met die bij gezonde personen. Tolerantie en lichamelijke en/of psychische fhankelijkheid kan optreden na herhaald gebruik<br />

van opioïden zoals fentanyl. Iatrogene verslaving na therapeutisch gebruik van opioïden komt echter zelden voor bij de behandeling<br />

van kankergerelateerde pijn. Ontwenningsverschijnselen kunnen optreden door de toediening van stoffen met opioïd-antagonistische<br />

activiteit, bijv. naloxon, of door analgetica met een gecombineerde agonistische en antagonistische werking (bijv. pentazocine, butorfanol,<br />

buprenorfi ne, nalbufi ne). Wanneer de behandeling met Instanyl wordt gestart, dienen andere toedieningsvormen overwogen te worden<br />

voor gelijktijdige behandeling van samenlopende ziektes die via de neus kunnen worden behandeld. Bijwerkingen: Met het gebruik<br />

van Instanyl kunnen typische opioïd-gerelateerde bijwerkingen worden verwacht. Vaak zullen na voortgezet gebruik van het geneesmiddel<br />

de meeste van deze bijwerkingen verdwijnen of in intensiteit afnemen. De meest ernstige bijwerkingen zijn respiratoire depressie<br />

(mogelijk leidend tot apneu of ademstilstand), circulatoire depressie, hypotensie en shock. Alle patiënten dienen nauwlettend te<br />

worden geobserveerd op deze bijwerkingen. De volgende categorieën worden gebruikt om de bijwerkingen volgens frequentie van<br />

voorkomen te rangschikken: zeer vaak (≥1/10); vaak (>1/100 en 1/1.000 en 1/10.000 en


stekend van karakter in de nek, beide armen, thorax en lage<br />

rug. Zij is bekend bij de cardioloog met decompensatieklachten<br />

die met medicatie zijn gereguleerd. Zij is vrijwel niet mobiel en<br />

komt niet meer met haar rollator buiten. Welke mogelijkheden<br />

zijn er wat betreft pijnbestrijding?<br />

Paracetamol werkt bij haar niet voldoende. NSAID’s kan<br />

zij gezien haar cardiale toestand slecht verdragen. TENS<br />

kan zij moeilijk bedienen. Zenuwblokkaden zijn niet zinvol<br />

vanwege de vele pijnlokalisaties. Getracht wordt haar in te<br />

stellen op tramadol in druppelvorm, waarbij wordt gestart<br />

met vijf druppels (12,5 mg) met het advies op te klimmen<br />

naar driemaal daags vijf druppels. Het druppelen is voor<br />

haar geen probleem. Zij heeft een vaste hand en een goed<br />

gezichtsvermogen. De pijn neemt af tot VAS 3 en zij kan<br />

met haar rollator weer naar buiten.<br />

casus 2<br />

Een 64-jarige vrouw met aangetoonde osteoporose maakt een<br />

ongelukkige val, waarbij een inzakkingsfractuur op niveau Th10<br />

ontstaat met hevige pijn thoracaal zonder uitstraling, die het<br />

bewegen vrijwel onmogelijk maakt. Zij durft het bed niet meer<br />

te verlaten. Zij gebruikte reeds Arthrotec ® driemaal daags 1 en<br />

paracetamol driemaal daags 500 mg.<br />

De medicatie wordt uitgebreid met calcitonine-injecties,<br />

en een fentanyl-12microgr/uur-pleister. De pijnstilling is<br />

dan zodanig dat mevrouw weer kan worden gemobiliseerd.<br />

casus 3<br />

Een 67-jarige vrouw met osteoporose klaagt over lagerugklachten<br />

met uitstralende pijn vanuit de rug, achterkant van het<br />

bovenbeen, kuit en mediale zijde van de voet. De pijn is tintelend<br />

en brandend van karakter. De nachtrust is ernstig gestoord.<br />

Af en toe is er ook wat krachtsverlies in het linkerbeen.<br />

De gemaakte röntgenfoto toont aan dat er sprake is van een<br />

kalkarm skelet met discopathie van L3 tot en met L5, facetartrose<br />

L4/L5, L5/S1; een MRI sluit een evidente HNP uit.<br />

TENS, NSAID’s, paracetamol, tramadol en zenuw blokkaden<br />

leverden geen pijnvermindering op. Patiënte wordt daarna<br />

ingesteld op pregabaline 75 mg tweemaal daags, een antiepilepticum<br />

dat effectief kan zijn bij neuropathische pijn.<br />

De VAS-score daalde daarop van 7 naar 2 en de nachtrust<br />

verbeterde aanzienlijk.<br />

meting van pijn<br />

Alvorens de pijn te behandelen is het raadzaam de ernst<br />

van de pijn te meten. Dat kan op verschillende manieren.<br />

Ten eerste kan het door gebruik te maken van de Visueel<br />

Analoge Schaal (VAS) voor de meting van pijn: de pijnschaal.<br />

Dit is een plastic latje van 10 cm waarop de patiënt<br />

kan aangeven hoe sterk de pijn wordt ervaren: bij 10 is er<br />

243<br />

sprake van ondraaglijke pijn, bij 0 is er geen pijn. De patiënt<br />

kan zelf aangeven hoe sterk de pijn is.<br />

Ten tweede kan een pijndagboek worden bijgehouden om te<br />

kijken wanneer en hoe vaak de pijn optreedt. Meestal wordt<br />

dit gecombineerd met een ‘pijncijfer’ (VAS). In dit dagboek<br />

dient naast de meting van pijn aandacht te worden besteed<br />

aan pijngedrag. Een aantal te meten parameters is:<br />

• a(ctiviteiten) d(agelijks) l(even)-niveau (ADL);<br />

• het aantal uren dat de patiënt per etmaal op bed doorbrengt;<br />

• geneesmiddelengebruik, welke middelen en hoeveel?<br />

Op voorbedrukte bladen kan de patiënt per dag noteren<br />

wat de activiteiten waren (slapen, liggen, zitten), wat de<br />

pijnscore is en het geneesmiddelengebruik. De voordelen<br />

zijn dat het verslag van de pijn niet wordt beïnvloed door<br />

incidentele pijn-‘pieken’ en een beeld wordt verkregen van<br />

het activiteitenpatroon van de patiënt en de invloed van pijn<br />

hierop. Aan de hand van de aangegeven ernst van de pijn<br />

en het tijdstip waarop deze het hevigst is, kan de medicatie<br />

worden aangepast. Het bijhouden van het dagboek is eenvoudig<br />

en geeft een indruk van het gedrag van de patiënt<br />

thuis. Een nadeel zou kunnen zijn dat door het bijhouden<br />

van het dagboek de patiënt gefixeerd kan raken op zijn pijn<br />

en pijnbeleving. Bovendien zal er individueel verschil zijn<br />

tussen mensen wat betreft de accuratesse bij het invullen<br />

van het dagboek.<br />

Er zijn verschillende manieren van behandelen mogelijk.<br />

Deze worden achtereenvolgens besproken.<br />

Causale behandeling van pijn<br />

De orale bisfosfaten risedronaat en alendronaat en de selectieve<br />

oestrogeenreceptormodulator raloxifeen, al of niet<br />

gecombineerd met calcium of vitamine-D, zijn de meest<br />

gebruikte geneesmiddelen. Eenmaal jaarlijks intraveneus<br />

zoledroninezuur is voor die patiënten waarbij therapietrouw<br />

een probleem is of die orale middelen niet verdragen een<br />

optie. Calcitonine kan worden voorgeschreven bij pijnlijke<br />

wervelfracturen. De causale aanpak van osteoporose valt<br />

buiten het bestek van deze bijdrage.<br />

medicamenteuze pijnbestrijding: principes 7<br />

Bij de medicamenteuze behandeling van pijn dient een<br />

aantal regels in acht te worden genomen.<br />

• Bij voorkeur dient één arts de coördinatie van de pijnbestrijding<br />

op zich te nemen.<br />

• Beslissingen inzake de pijnmedicatie dienen te worden<br />

genomen aan de hand van objectieve criteria zoals vermeld<br />

bij de meting van pijn.<br />

• De pijnmedicatie mag het dagelijks leven en activiteiten<br />

niet in gevaar brengen: duizeligheid en/of sufheid kan<br />

bedreigend zijn voor de patiënt, aangezien vallen bij<br />

osteoporose snel tot fracturen kan leiden. Met name<br />

bij de oudere patiënten dient de dosering te worden<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8<br />

Help uw patiënten om<br />

fracturen te voorkomen!<br />

alendronaat 70mg/colecalciferol 5600 IE, MSD<br />

Voor meer productinformatie zie verkorte SPC<br />

elders in dit blad.<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie (SPC)<br />

alvorens FOSAVANCE voor te schrijven.<br />

Postbus 581, 2003 PC Haarlem.<br />

Tel. 0800-9999000, e-mail: medicalinfo.nl@merck.com<br />

www.msd.nl, www.univadis.nl<br />

MET 5600 IE<br />

VITAMINE D!<br />

De osteoporosetherapie<br />

met...<br />

• Fractuurpreventie op<br />

de heup en wervelkolom<br />

met de zekerheid van<br />

een wekelijkse dosis<br />

vitamine D<br />

• In één tablet per week<br />

Ware grootte<br />

1211FSP10NL661J1210


aangepast aan de (meestal) verhoogde gevoeligheid voor<br />

geneesmiddelen.<br />

• Bij het voorschrijven van pijnmedicatie dient rekening te<br />

worden gehouden met het profiel van het analgeticum.<br />

Bij het voorschrijven van analgetica dient men vaste<br />

doseerschema’s op te stellen en niet te zeggen: ‘innemen<br />

indien nodig’. Ook moet bij het voorschrijven van analgetica<br />

worden voorkomen dat de patiënt gedurende de<br />

nacht enerzijds wakker wordt van de pijn, anderzijds de<br />

wekker moet zetten om de medicatie in te nemen. In dat<br />

geval moet voor de nacht een hogere dosering worden<br />

voorgeschreven. Voortdurend moet men zich afvragen<br />

wat de oorzaak van de pijn is.<br />

specifieke medicamenteuze pijnbestrijding<br />

De analgetica kan worden onderverdeeld in de niet-opioïde<br />

(paracetamol en de non-steroidal anti-inflammatory drugs;<br />

NSAID’s), de niet-opioïde (opioïden) en de adjuvante of<br />

co-medicatie.<br />

paracetamol en nsaiD’s<br />

Primair komt bij osteoporose paracetamol in combinatie<br />

met een NSAID in aanmerking.<br />

De niet-opioïde analgetica hebben hun aangrijpingspunt op<br />

de plaats van de pijnreceptoren – nocicepsis – waar ze een<br />

remmende werking uitoefenen via de chemische stoffen,<br />

‘mediatoren’ die uit de beschadigde cellen vrijkomen. Naast<br />

een direct analgetisch effect hebben zij dikwijls een anti-ontstekingsachtig<br />

effect, waardoor oedeemvorming en druk op<br />

het omringende weefsel worden geremd. Paracetamol heeft,<br />

indien de maximale dosering niet wordt overschreden, nauwelijks<br />

bijwerkingen. Het anti-ontstekingsachtige effect is<br />

bij paracetamol niet of nauwelijks aanwezig. Het kan zowel<br />

oraal als per suppositorium worden toegediend. De NSAID’s<br />

kunnen een belangrijk aandeel in de pijnbestrijding hebben.<br />

Behalve een mogelijk centraal analgetisch effect wordt de<br />

perifere prostaglandinesynthese geremd. Aangezien prostaglandine<br />

E2 een rol speelt bij osteolyse, kunnen NSAID’s<br />

hier pijnvermindering geven. De belangrijkste bijwerkingen<br />

zijn maag-darm bezwaren, maagbloeding, stollingsstoornissen<br />

door remming van de trombocytenaggregatie, nierfunctiestoornissen<br />

en allergische reacties. Andere, minder<br />

vaak voorkomende bijwerkingen, zijn retentie van vocht,<br />

vasodilatatie, leverfunctiestoornissen en hematurie. Bij het<br />

voorschrijven dient een afweging te worden gemaakt van het<br />

te verwachten effect en de mogelijke complicaties.<br />

Het aantal beschikbare NSAID’s is groot en deze zijn onder<br />

te verdelen in de antranilzuur-, pyrazolinon-, fenylazijnzuur-<br />

en indolazijnzuurverbindingen, propionzuurderivaten<br />

en overige verbindingen. De arts dient ervaring op te<br />

bouwen met slechts een beperkt aantal middelen, waarbij de<br />

keuze moet worden gemaakt aan de hand van de farmacokinetiek<br />

en de werkingsduur. Naproxen, ibuprofen, diclofenac<br />

en paracetamol zijn de meest voorgeschreven analgetica uit<br />

de groep van niet-opioïde analgetica. Paracetamol, naproxen<br />

en ibuprofen kunnen zonder recept worden verkregen. De<br />

244<br />

bijwerkingen van de NSAID’s worden vaak onderschat,<br />

zeker als men in beschouwing neemt dat de mensen met<br />

pijn ten gevolge van osteoporose die deze middelen – vaak<br />

langdurig – gebruiken, veelal ouderen zijn.<br />

Bij de anamnese moet in ieder geval worden gevraagd naar<br />

zelfmedicatie, dus de NSAID’s die zelf worden gekocht<br />

(OTC = over the counter-medicatie) of van goedwillende<br />

familieleden zijn verkregen.<br />

Uitvoerig onderzoek wordt verricht naar NSAID’s met een<br />

veiliger werkingsprofiel. Nieuwe NSAID’s die minder bijwerkingen<br />

hebben, zijn:<br />

• een meer zuivere vorm van het racemische ibuprofen,<br />

dexibuprofen, waarbij minder bijwerkingen zouden<br />

kunnen op treden;<br />

• de zoge noemde cyclo-oxygenase-2 (COX-2)-remmers.<br />

Er zijn twee soorten cyclo-oxygenasen, COX-1 en COX-2.<br />

Het COX-1-enzym produceert prostaglandinen die met<br />

name betrokken zijn bij de bescherming van het maagslijmvlies.<br />

COX-2 produceert prostaglandinen die een rol spelen<br />

bij pijn- en ontstekingsreacties. De COX-2-remmers hebben<br />

minder invloed op het maagslijmvlies en geven daardoor<br />

minder kans op maagzweren. Onderzoek vindt plaats naar<br />

bijwerkingen. Met name op cardiovasculair gebied en bij<br />

patiënten met een cardiale of cerebrovasculaire belasting in<br />

de anamnese zijn deze middelen niet geïndiceerd.<br />

neuropathische pijn<br />

Neuropathische pijn kan zich uiten door uitstralende pijn<br />

naar armen, handen, benen en voeten of door tintelingen<br />

in handen of voeten. Deze pijn is soms moeilijk te behandelen,<br />

maar kan in een aantal gevallen worden behandeld,<br />

waaronder:<br />

• tricyclische antidepressiva in een lage dosering zoals<br />

clomipramine, amitriptyline en imipramine. 8 Van de<br />

selectieve serotonineheropnameremmers (SSRI’s) is<br />

de werking op neuropathische pijn niet bekend c.q.<br />

afwezig. Wel is effectiviteit bij neuropathische pijn te<br />

verwachten van duloxetine en venlafaxine. 9,10<br />

• de anti-epileptica gabapentine, 11,12 pregabaline, 13 carbamazepine,<br />

depakine en clonazepam.<br />

Zoals gesteld in de inleiding moet bij het voorschrijven<br />

van antidepressiva of anti-epileptica bij de oudere patiënt<br />

worden rekening gehouden met mogelijke bijwerkingen als<br />

sufheid en duizeligheid, die het risico op het ontstaan van<br />

fracturen kunnen doen toenemen.<br />

Tevens is recent bekend geworden dat het gebruik van sommige<br />

anti-epileptica kan leiden tot depressieve klachten<br />

c.q. suïcide 21<br />

Opioïden<br />

Over het voorschrijven van opiaten, de zoge noemde<br />

‘morfine achtige’ middelen, is nog steeds verschil van<br />

mening. Men maakt een onderscheid tussen zwak- en sterkwerkende<br />

opioïden. Het verschil is afhankelijk van de werking<br />

van de opioïden op de receptoren: de receptorbinding<br />

KernPunten<br />

• er kan ook pijn optreden bij patiënten met osteoporose zonder dat sprake is van een botbreuk of trauma.<br />

• analgetica moeten met vaste doseerschema’s worden gebruikt en niet op basis van: ‘innemen indien nodig’.<br />

• Pijn bij osteoporose kan verschillende oorzaken hebben: botpijn zonder dat sprake is van een fractuur, verandering<br />

in het houdings- en looppatroon, wervelfracturen en neuropathische pijn door inzakking van de wervelkolom.<br />

• neuropathische pijn is soms moeilijk te behandelen. in een aantal gevallen zijn tricyclische antidepressiva in een<br />

lage dosering en anti-epileptica effectief.<br />

• De pijnbestrijding moet zodanig worden ingesteld dat er geen delier, sufheid of duizeligheid kan ontstaan.<br />

en de intrinsieke receptoractiviteit. De moderne definitie<br />

van een opioïdreceptor is dat deze een specifieke affiniteit<br />

voor de opiaatantagonist naloxon heeft zonder intrinsieke<br />

activiteit. Om tot activiteit te komen dienen de opioïden<br />

een receptor te bezetten. Opioïdreceptoren bleken niet<br />

uitsluitend in het centraal zenuwstelsel en de tractus digestivus<br />

voor te komen, maar ook in andere organen en wel<br />

met name op perifere zenuwuiteinden. Deze zijn in eerste<br />

instantie verantwoordelijk voor de pijngeleiding (nociceptoren).<br />

De lichaamseigen endogene opioïden voor deze<br />

receptoren blijken aanwezig te zijn in de immuuncellen,<br />

die worden geactiveerd door een actief ontstekingsproces.<br />

Voor opioïden zijn bij de mens vier hoofdgroepen van receptoren<br />

bekend: mureceptoren, deltareceptoren, kappareceptoren<br />

en sigmareceptoren. Sigmareceptoren zijn eigenlijk<br />

niet-opioïde receptoren, omdat deze vrijwel identiek zijn met<br />

de fenylcyclohexylpiperidine receptoren waaraan fencyclidine<br />

en verwante farmaca zoals LSD zich binden. Ze hebben geen<br />

specifieke affiniteit voor naloxon. Toch worden ze (klinisch) nog<br />

wel samen met de opioïdreceptoren genoemd, omdat veel opioiden<br />

ook een intrinsieke activiteit op de sigmareceptor hebben,<br />

hetgeen belangrijke klinische consequenties kan hebben.<br />

‘Morfineachtige’ opioïdagonisten<br />

Vooral werkzaam op de mu- en deltareceptoren en mogelijk<br />

ook de kappareceptoren: ze hebben een specifieke affiniteit<br />

en intrinsieke activiteit. De belangrijkste zijn morfine,<br />

fentanyl, oxycodon, hydromorfon en methadon.<br />

Opioïdantagonisten<br />

Opioïdantagonisten oefenen uitsluitend antagonistische<br />

werking uit op alle opioïdreceptoren: ze hebben een specifieke<br />

affiniteit voor de receptor, maar geen intrinsieke<br />

activiteit. Naloxon is een pure opioïdantagonist.<br />

Opioïdagonist-antagonisten<br />

Zij gaan een binding aan met de mureceptor en vertonen<br />

daardoor een competitief werkingsmechanisme met andere<br />

stoffen. Wanneer deze binding tot geen effect leidt (geen<br />

intrinsieke activiteit, maar wel affiniteit), spreekt men van<br />

een antagonist – pentazocine, nalbufine en butorfanol – en<br />

wanneer het effect slechts in beperkte mate wordt teweeg<br />

gebracht (wel enige intrinsieke activiteit), spreekt men<br />

van een partiële agonist (buprenorfine). Sommige opioïde<br />

agonist-antagonisten hebben ook specifieke affiniteit voor<br />

de delta- en kappareceptoren.<br />

Zwakwerkende opioïden<br />

Tot de zwakwerkende opioïden rekent men codeïne en tramadol.<br />

Codeïne, al of niet gecombineerd met paracetamol, wordt<br />

tot op heden veel voorgeschreven. Codeïne is een ‘prodrug’<br />

van het werkzame codeïne-6-fosfaat en heeft als nadeel dat<br />

het bij een relatief lage werkzame analgetische werking tot<br />

obstipatie kan leiden. Tramadol is, ondanks het feit dat het een<br />

mu-agonist is, een zwakwerkend opioïd door de zwakke receptorbinding.<br />

Bij neuropathische pijn kan tramadol ook effectief<br />

zijn, doordat de serotonine- en noradrenalineheropname wordt<br />

geremd. Het is aan te bevelen te starten met de druppelvorm<br />

waarbij een druppel 2,5 mg tramadol bevat. De patiënt kan<br />

zelf zijn/haar optimale dosering titreren aan de hand van een<br />

mee te geven globaal schema. Hiermee kan worden voorkomen<br />

dat de patiënt relatief te hoge doses toegediend krijgt.<br />

Uiteindelijk kan de benodigde hoeveelheid tramadol variëren<br />

van 25 mg tot 150 mg per dag, maar hogere doses kunnen<br />

worden overwogen. Bij oudere patiënten is het zoeken naar de<br />

optimale lage dosering een eerste vereiste. Bij het optreden van<br />

bijwerkingen zonder dat er voldoende pijnstilling optreedt, is<br />

een reden tot staken van de tramadoltoediening. Tramadol is<br />

in verschillende toedieningsvormen te ver krijgen (druppels,<br />

capsules, bruis- en ‘slow release (SR)-tabletten). Tevens bestaat<br />

er een combinatiepreparaat van paracetamol (325 mg) en<br />

tramadol (37,5 mg).<br />

Sterkwerkende opioïden<br />

Tot de belangrijkste sterkwerkende opioïden behoren, in<br />

alfabetische volgorde: buprenorfine, fentanyl, hydromorfon,<br />

methadon, morfine en oxycodon. Tegen het voorschrijven<br />

van sterkwerkende opio ïden bestaat weerstand bij zowel<br />

arts als patiënt. De angst voor verslaving is daarbij het<br />

belangrijkste argument. 14<br />

Aanvankelijk werden de sterkwerkende opi oïden uitsluitend<br />

voorgeschreven bij inzakking van de wervelkolom of wervelfractuur<br />

wanneer de voorgeschreven paracetamol, NSAID’s<br />

en zwakwerkende opioïden onvoldoende pijnbestrijding<br />

opleverden. Echter, bij ernstige chronische pijn, met een<br />

duidelijk te traceren oorzaak, die de kwaliteit van leven<br />

aanzienlijk vermindert, kan eveneens worden overwogen<br />

sterkwerkende opioïden voor te schrijven. Het verdient aan-<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 245


eveling deze patiënten te volgen om het langetermijneffect<br />

te meten en de bijwerkingen centraal te registreren.<br />

Morfine, met name in de SR-vorm, oxycodon, hydromorfon,<br />

de fentanylpleister, de buprenorfinepleister of methadon<br />

kan worden voorgeschreven. Te allen tijde dient rekening<br />

gehouden te worden met het voorkomen van obstipatie,<br />

sufheid, delier of duizeligheid. De fentanylpleister heeft<br />

een lagere incidentie van obstipatie en heeft bovendien het<br />

voordeel dat de pleister slechts om de drie dagen vervangen<br />

hoeft te worden. 15 De angst voor verslaving is bij een goede<br />

afweging niet terecht. 16 De pleister is thans beschikbaar als<br />

matrixpleister.<br />

Buprenorfine is behalve sublinguaal ook in pleistervorm<br />

beschikbaar waarbij het toedienen van lagere doseringen<br />

mogelijk is (minimaal 5 mcg/uur).<br />

Bij het voorschrijven van opioïden dient men een laxans aan<br />

de receptuur toe te voegen.<br />

Oxycodon is nu ook beschikbaar in een combinatietablet<br />

met naloxon om de obstipatie tegen te gaan.<br />

Naast medicamenteuze behandeling staan nog de volgende<br />

mogelijkheden tot onze beschikking.<br />

Fysio- of oefentherapie<br />

Fysio- of oefentherapie helpt niet alleen de mobiliteit te<br />

verbeteren en spieren te versterken, maar kan ook de pijn<br />

verlichten.<br />

transcutane elektrische zenuwstimulatie<br />

Door middel van op de huid geplakte elektroden (pleisters)<br />

kunnen lichte elektrische prikkels worden toegediend, die<br />

de pijn kunnen verminderen. Bij osteoporose kan dit een<br />

effectieve vorm van pijnbestrijding opleveren.<br />

Psychologische behandeling<br />

Ter ondersteuning bij het accepteren van osteoporose dient<br />

de patiënt te leren omgaan met pijn. 17<br />

Zenuwblokkade<br />

Door de anesthesioloog kan een blokkade van zenuwen<br />

of zenuwbanen worden uitgevoerd, zodat deze worden<br />

uitgeschakeld met behulp van radiofrequentielaesies. Bij<br />

osteoporose is vaak sprake van meerdere plaatsen en dan<br />

is het minder zinvol om op vele plaatsen een injectie toe te<br />

dienen. Daarom wordt er terughoudend mee omgegaan.<br />

Belangrijke blokkaden bij duidelijke en beperkte lokalisatie<br />

zijn de percutane cervicale, thoracale en lumbale facetdenervaties<br />

en rizotomieën. 18-20<br />

stofnaam merknaam<br />

Amitriptyline Tryptizol ® / Sarotex ® / Tryptizol ®<br />

Buprenorfine Temgesic ®, TransTec ® , BuTrans ®<br />

Carbamazepine Tegretol ®<br />

Celecoxib Celebrex ®<br />

Clomipramine Anafranil ®<br />

Clonazepam Rivotril ®<br />

246<br />

Duloxitine Cymbalta ®<br />

Dexibuprofen Seractil ®<br />

Etoricoxib Arcoxia ® / Auxib ®<br />

Fentanylpleister Durogesic ®<br />

Gabapentine Neurontin ®<br />

Hydromorfon Palladon ®<br />

Ibuprofen Advil ® , Brufen ® , Nurofen ® , Sarixell ® ,<br />

Spidifen ® , Zafen ®<br />

Methadon Symoron ®<br />

Morfine retard MSContin ® , Kapanol ®<br />

Naproxen Aleve ® , Naprovite ®<br />

Oxycodon Oxycontin ® , Oxynorm ®<br />

Paracetamol Panadol ®<br />

Paracetamol/codeïne Finimal ® , Panadol-plus ® , Paracof<br />

Roter ® , Witte Kruis ®<br />

Parecoxib Dynastat ®<br />

Pentazocine Fortral ®<br />

Pregabaline Lyrica ®<br />

Venlafaxine Efexor ®<br />

Zoledroninezuur Aclasta ® , Zometa ®<br />

literatuur<br />

De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever,<br />

roosenbrand@vanzuidencommunications.nl.<br />

Zeker Zaldiar<br />

Referenties: 1. Registratietekst Zaldiar. 2. Medve RA, et al. Anesth Prog. 2001; 48: 79-81<br />

Verkorte Productinformatie Zaldiar® / Zaldiar® Bruis 37,5 mg/325 mg<br />

Samenstelling: ZALDIAR fi lmomhulde tabletten en ZALDIAR BRUIS bruistabletten bevatten 37,5 mg tramadol en<br />

325 mg paracetamol. Indicaties: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS zijn bestemd voor de symptomatische behandeling<br />

van matige tot ernstige pijn. Dosering: Het wordt aanbevolen de behandeling te starten met twee (bruis)<br />

tabletten, maximale dosering per dag is acht (bruis)tabletten (overeenkomend met 300 mg tramadol en 2600<br />

mg paracetamol). ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij kinderen jonger dan 12 jaar. Contraindicaties:<br />

Overgevoeligheid voor tramadol, paracetamol of voor één van de hulpstoffen. Acute intoxicatie met<br />

alcohol, hypnotica, centraal werkende analgetica, opioïden of psychotrope middelen. Gebruik van MAO-remmers,<br />

ernstige leverfunctiestoornissen, epilepsie die niet voldoende onder controle is door middel van behandeling.<br />

Speciale waarschuwingen: ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS worden niet aanbevolen bij patiënten met ernstige<br />

nierinsuffi ciëntie (creatinineklaring < 10 ml/min) of bij ernstige ademhalingsinsuffi ciënte. Niet gelijktijdig gebruiken<br />

met andere paracetamol of tramadol bevattende geneesmiddelen zonder een arts te raadplegen. Epilepsiepatiënten<br />

die met behandeling onder controle zijn of patiënten die ontvankelijk zijn voor aanvallen, mogen alleen met ZALDIAR<br />

of ZALDIAR BRUIS worden behandeld als dat absoluut noodzakelijk is. Gelijktijdig gebruik van opioïd-agonistenantagonisten<br />

(nalbufi ne, buprenorfi ne, pentazocine) wordt niet aangeraden. ZALDIAR en ZALDIAR BRUIS moeten<br />

met voorzichtigheid worden gebruikt bij opioïd-afhankelijke patiënten of bij patiënten met een craniaal trauma, met<br />

een aanleg voor convulsieve aandoeningen, galwegaandoeningen, in een toestand van shock, in een toestand van<br />

veranderd bewustzijn van onbekende oorzaak, met problemen van het ademhalingscentrum of de ademhalingsfunctie,<br />

of met een verhoogde intracraniale druk. ZALDIAR fi lmomhulde tabletten bevatten lactose. Patiënten met zeldzame<br />

erfelijke aandoeningen als galactose-intoleratie, Lapp lactasedefi ciëntie of glucose-galactose malabsorptie mogen<br />

dit geneesmiddel niet nemen. Interacties: MAO-remmers, alcohol, carbamazepine en andere enzyminductoren,<br />

opioïd-agonisten-antagonisten, SSRI’s, triptanen, andere opioïdderivaten, benzodiazepinen, barbituraten, anxiolytica,<br />

hypnotica, sedatieve antidepressiva, sedatieve antihistaminica, neuroleptica, centraal werkende antihypertensieve<br />

middelen, thalidomide, baclofen, warfarines, andere geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze CYP3A4 remmen,<br />

bupropion. Meest voorkomende bijwerkingen: misselijkheid, duizeligheid en slaperigheid, hoofdpijn, beven,<br />

verwardheid, stemmingswisselingen, slaapstoornissen, braken, constipatie, droge mond, diarree, abdominale pijn,<br />

dyspepsie, fl atulentie, zweten, pruritus. Houdbaarheid: ZALDIAR 3 jaar / ZALDIAR BRUIS 2 jaar. Verpakking<br />

en prijs: ZALDIAR 30 of 60 tabletten per verpakking / ZALDIAR BRUIS 30 tabletten per verpakking. Prijs: zie<br />

Z-Index taxe. Registratienummer: ZALDIAR RVG 28113 / ZALDIAR BRUIS RVG 101592. Afl everstatus: UR.<br />

Vergoeding: volledig vergoed. Datering IB tekst: ZALDIAR Januari <strong>2011</strong> en ZALDIAR BRUIS Maart 2010.<br />

Volledige productinformatie is op aanvraag verkrijgbaar: Grünenthal B.V., Kosterijland 70-78,<br />

3981 AJ Bunnik. Tel: 030 – 60 463 70. E-mail: info.nl@grunenthal.com. Website: www.grunenthal.nl<br />

Ook als bruis beschikbaar<br />

ZLD-ADV-110630-01<br />

pijn<br />

60-jarige politieagent met rugpijn en uitstraling<br />

naar het been<br />

D.w. Hinkema, dr. j.b.m de Vos-van de biezenbos, afdeling neurologie<br />

Martini Ziekenhuis, Groningen<br />

Pijn in de rug met uitstraling naar het been met<br />

krachts- en sensibiliteitsverlies zijn symptomen<br />

die tezamen kunnen wijzen op radiculopathie.<br />

radiculopathie wordt vaak veroorzaakt door compressie<br />

van een wortel door een hernia nuclei pulposi. Deze<br />

klinische casus gaat over een 60-jarige man met pijn en<br />

krachtsverlies met sensibiliteitsstoornissen in het gehele<br />

been. Op de mri-scan bleek geen hernia nuclei pulposi<br />

aanwezig te zijn.<br />

anamnese<br />

Een 60-jarige politieagent werd op de spoedeisende hulp<br />

gezien door de chirurg, wegens rugpijn met uitstraling<br />

naar het been. Daarna volgde een consult neurologie. De<br />

patiënt had al jarenlang last van rugklachten, maar het<br />

was hem in één keer in de rug geschoten. Ongeveer 20<br />

minuten daarna kreeg hij pijn in het linkerbeen, die vanaf<br />

de rug door het gehele been uitstraalde. Drukverhogende<br />

momenten hadden geen invloed op de pijn. Samen met de<br />

pijn was doofheid en krachtsverlies in het been ontstaan,<br />

dat diffuus door het hele been aanwezig was. De patiënt<br />

had rechts geen klachten. Er waren geen problemen met de<br />

mictie. Er was geen aanleiding geweest, zoals een ongewone<br />

belasting van de rug. De voorgeschiedenis was behoudens<br />

de rugpijn en nicotineabusus blanco.<br />

neurologisch onderzoek<br />

Bij neurologisch onderzoek reageerde de patiënt helder<br />

en adequaat. Onderzoek van de hersenzenuwen liet geen<br />

bijzonderheden zien. De kracht van de armen en van het<br />

rechterbeen was niet afwijkend. Links had de patiënt een<br />

parese, hij kon de tenen een beetje heen en weer bewegen,<br />

het onderbeen met moeite heffen met ondersteuning in<br />

de knie en het bovenbeen slechts een klein beetje heffen.<br />

Bij het sensibiliteitsonderzoek had hij subjectieve doofheid<br />

in het verzorgingsgebied van L3 tot en met S1 links<br />

en gaf hij subjectief ook een iets ander gevoel aan vanaf<br />

ongeveer Th8 links naar caudaal. Zowel de kniepees- als<br />

de achillespeesreflex waren rechts goed aanwezig en<br />

links afwezig. De voetzoolreflex was rechts plantair, links<br />

indifferent. De directe en de gekruiste proef van Lasègue<br />

waren negatief, de omgekeerde proef van Lasègue was<br />

links positief.<br />

Waarschijnlijkheidsdiagnose polyradiculo pathie<br />

Omdat zowel de kniepees- als de achillespeesreflex links<br />

afwezig waren, werd gedacht aan polyradiculopathie. De<br />

waarschijnlijkheidsdiagnose luidde: een grote mediale<br />

hernia nuclei pulposi op het niveau L3-L4, die wortels L3<br />

tot en met S1 beïnvloedde. Gezien het krachtsverlies en de<br />

afwezige reflexen werd met spoed een MRI van de lumbale<br />

wervelkolom (LWK) gemaakt. De patiënt werd opgenomen<br />

ter observatie, pijnbestrijding en mictiecontrole.<br />

mri lumbale wervelkolom en observatie<br />

De MRI-LWK toonde geen aanwijzingen voor een hernia<br />

nuclei pulposi, evenmin voor caudacompressie links. In de<br />

loop van de middag nam de pijn fors toe. Deze was gelokaliseerd<br />

links in de rug en in de lies. Het linkerbovenbeen<br />

voelde doof. De patiënt lag met de benen wat opgetrokken<br />

in bed op zijn rechterzij. Hij kon het linkerbeen niet meer<br />

strekken en er was psoasprikkeling links aanwezig met een<br />

parese van de musculus iliopsoas. De kniepeesreflex was<br />

rechts normaal levendig en links afwezig. De achillespeesreflex<br />

was beiderzijds aanwezig, rechts levendiger dan<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 247


figuur 1<br />

transversaal mri-beeld (t2-gewogen opname) van de patiënt<br />

met een afwijkend beeld van de linker arteria iliaca<br />

links. De voeten waren warm. Het laboratoriumonderzoek<br />

van het bloed toonde een creatinekinase van 11.728 U/l<br />

(normaalwaarde


Zie verkorte productinformatie elders vermeld in dit blad<br />

4x<br />

superieure risicoreductie<br />

van gastro-intestinale events<br />

in de gehele<br />

tractus digestivus<br />

met Celebrex vs. diclofenac SR plus omeprazol<br />

CONDOR studie, Lancet 2010; 376: 173-179<br />

Een nieuwe standaard voor<br />

het verminderen van het risico<br />

op gastro-intestinale events?<br />

Celebrex is geïndiceerd voor symptoomverlichting bij de behandeling<br />

van artrose, reumatoïde artritis en spondylitis ankylopoetica.<br />

Experience to believe in<br />

CEL-10-018<br />

uitstelt, mannen net iets meer dan vrouwen (86% vs. 84%)<br />

en ouderen (≥41 jaar) meer dan jongeren (71% vs. 29%).<br />

Uit dit onderzoek blijkt verder dat bij Nederlanders veel<br />

vragen leven over hoe zij op de juiste manier met pijnstillers<br />

moeten omgaan.<br />

Pathofysiologie van gewrichtspijn<br />

Artrose is een degeneratieve ziekte gekenmerkt door progressieve<br />

erosie van het gewrichtskraakbeen. Door leeftijdsgerelateerde<br />

veranderingen in het kraakbeen, zoals veranderingen<br />

van collageen en proteoglycanen, is het kraakbeen minder<br />

bestand tegen drukkrachten en worden de chondrocyten die<br />

de turnover van kraakbeenmatrix bepalen, mechanisch meer<br />

belast. Vervolgens stimuleren door de chondrocyten uitgescheiden<br />

cytokinen dezelfde chondrocyten tot productie van<br />

matrixafbrekende enzymen. Daardoor wordt bij artrose relatief<br />

meer matrix afgebroken en wordt het kraakbeen dunner<br />

en minder stevig. Hoewel het dus niet primair een ontstekingsgerelateerde<br />

aandoening is, kunnen secundair aan de<br />

artrose wel, aanvankelijk meestal in lichte mate, inflammatoire<br />

verschijnselen optreden die – mede – verantwoordelijk<br />

zijn voor de (pijn)klachten. De pijnklachten kunnen leiden tot<br />

verminderde beweeglijkheid, met als gevolg een afnemend<br />

diffusieproces in de matrix en verdere verslechtering van het<br />

chondrocytenmetabolisme. In dergelijke beginstadia kan een<br />

ontstekingsremmend regime dan ook wel helpen. Chronische<br />

reumatoïde artritis (RA) is een immuungemedieerde aandoening,<br />

resulterend in microvasculaire schade en chronische<br />

ontsteking van het synoviale weefsel. Chronische ontsteking<br />

leidt uiteindelijk tot woekering van de synovia aan de randen<br />

van het gewrichtskraakbeen, waardoor het kraakbeen en<br />

onderliggend bot worden aangetast, met als gevolg lokale<br />

ontkalking en (bot)erodering. Tevens is er vaak sprake van<br />

tendinitis en bursitis. Mede hierdoor kan bij progressie van de<br />

ziekte het kapsel verzwakt raken en worden spieren en weefsel<br />

aangetast, waardoor onherstelbare gewrichtsschade optreedt.<br />

symptomen<br />

Bij een mechanische oorzaak (artrose) is pijn vaak de eerste<br />

klacht, aanvankelijk optredend bij starten van een beweging<br />

en te lang belasten van het gewricht. De pijn neemt vaak<br />

toe over de dag. In een latere fase is er ook pijn in rust en<br />

nachtelijke pijn. Na een rustperiode is vaak sprake van stijfheid,<br />

de zogenoemde startstijfheid, die vaak maximaal 30<br />

tot 60 minuten aanhoudt.<br />

Een dik, warm en rood gewricht is uiteraard indicatief voor<br />

een onderliggend ontstekingsproces. In tegenstelling tot<br />

pijn door een mechanische oorzaak treedt bij een ontstekingsgerelateerde<br />

oorzaak (RA) de pijn juist met name op<br />

na langdurige rust.<br />

Het typische beeld van beginnende RA is een sluipend<br />

beginnende pijn, stijfheid en symmetrische zwelling van<br />

polsen of kleine gewrichten van handen of voeten. Zwelling<br />

en bewegingsbeperking zijn veelal de meest opvallende<br />

bevindingen bij lichamelijk onderzoek.<br />

Andere mogelijke symptomen zijn ondermeer vermoeidheid,<br />

algemene malaise, spierpijn en ochtendstijfheid.<br />

Behandeling<br />

Niet-medicamenteus is goede training van de spieren<br />

belangrijk, zeker wanneer sprake is van enige gewrichtsslijtage.<br />

Over het algemeen verbetert daar ook de gewrichtspijn<br />

door. Te veel ontzien van spieren – en rug – werkt vaak<br />

juist averechts.<br />

Voor de medicamenteuze pijnstilling wordt veelal de<br />

‘pijnladder’ van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)<br />

gehanteerd. Hoewel oorspronkelijk ontwikkeld voor de<br />

behandeling van kankergerelateerde pijn, is deze ook toepasbaar<br />

bij chronische benigne pijn. De stappen van de<br />

WHO-ladder zijn:<br />

1. paracetamol/NSAID’s;<br />

2. zwakwerkende opioïden (in combinatie met paracetamol/NSAID’s);<br />

3. opioïden oraal/rectaal (in combinatie met paracetamol/<br />

NSAID’s);<br />

4. opioïden parenteraal (in combinatie met paracetamol/<br />

NSAID’s).<br />

De rationale voor een goede pijnbehandeling is weergegeven<br />

in tabel 3.<br />

Bij inflammatoire pijn is het van belang vroegtijdig, bij voorkeur<br />

voor aanvang van de pijnbestrijding, te achterhalen<br />

welk soort inflammatie het betreft, bijvoorbeeld een chronische<br />

tendinitis/bursitis of periartritis dan wel een artritis,<br />

jicht, pseudo-jicht of lyme-artritis. Als de patiënt eenmaal<br />

anti-inflammatoire pijnstillers gebruikt, is het namelijk<br />

lastiger om nog zwelling waar te nemen of de oorzaak vast<br />

te stellen en dus ook om de meest adequate behandeling te<br />

starten. Primair dient de onderliggende oorzaak te worden<br />

aangepakt in de meest acute fase, mede omdat op een later<br />

moment, wanneer de pijnstilling effectief is, de patiënt en<br />

ook de arts minder gemotiveerd zullen zijn verder onderzoek<br />

te ondergaan/ in te zetten, terwijl er vaak wel vragen<br />

over prognose komen.<br />

Voor de behandeling van de ontstekingsgerelateerde<br />

gewrichtspijnen komen de klassieke NSAID’s of de selectievere<br />

coxibs (etoricoxib, celecoxib, meloxicam) in aanmerking.<br />

De eerste keus is vaak naproxen (tweemaal daags 500<br />

mg) of ibuprofen, met eventuele maagprotectie conform<br />

de landelijke richtlijn (preventie maagschade). Deze geven<br />

minder risico op leverfunctiestoornissen dan het in de<br />

eerste lijn frequent voorgeschreven diclofenac. Zeker wanneer<br />

behandeling met disease-modifying anti-rheumatic<br />

drugs (DMARD’s) in het verschiet ligt, speelt dit een rol.<br />

Naproxen en ibuprofen zijn echter niet per se effectiever<br />

dan andere NSAID’s. Als de patiënt niet goed op een middel<br />

heeft gereageerd, kan dus gemakkelijk voor een ander<br />

worden gekozen. Naast maag/darmzweren zijn NSAID’s<br />

qua nevenwerking ook geassocieerd met vochtretentie/<br />

nierfunctievermindering en atriumfibrilleren/-flutter.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 250


tabel 3<br />

rationale pijnbehandeling<br />

inflammatoire pijn:<br />

dolor + calor + tumor + functiolaesa + (soms)<br />

nsaiD, evt. Cox-selectief<br />

rubor<br />

glucocorticosteroïd (lokaal)<br />

neuropathische pijn tricyclische antidepressiva<br />

Als behandeling met NSAID’s of coxibs onvoldoende effect<br />

heeft, kan paracetamol of, een stap verder, tramadol worden<br />

toegevoegd. Het combineren van NSAID’s geeft – in tegenstelling<br />

tot de combinatie NSAID/paracetamol – veelal geen<br />

additief effect, maar wel een grotere kans op bijwerkingen.<br />

Wel kan bij bijwerkingen of onvoldoende effect een NSAID<br />

uit een andere groep worden geprobeerd. Paracetamol en<br />

tramadol bieden bij ontstekingsgerelateerde gewrichtspijn<br />

maar weinig symptoombestrijding en hebben geen causaal<br />

effect.<br />

Bij niet-ontstekingsgerelateerde gewrichtspijn kan worden<br />

volstaan met paracetamol (drie- tot viermaal daags 1000<br />

mg) of paracetamol met codeïne. Wanneer echter sprake<br />

is van een inflammatoire component is het raadzaam om<br />

al dan niet Cox-selectieve NSAID’s te gebruiken. Eventueel<br />

kan paracetamol met een NSAID worden gecombineerd,<br />

waardoor een lagere NSAID-dosis kan worden gebruikt. Bij<br />

onvoldoende effect van een dergelijke combinatie of bij een<br />

contra-indicatie voor NSAID’s komen opioïde analgetica in<br />

aanmerking. Een nadeel van de opioïden is de vlot-optredende<br />

tolerantie, waardoor steeds verdere dosisverhogingen<br />

en/of behandelpauzes nodig zijn en er problemen optreden<br />

met de darmmotiliteit leidend tot obstipatie.<br />

Bij één ontstoken gewricht kan intra-articulaire injectie<br />

van glucocorticosteroïden een aanzienlijke reductie van de<br />

pijn geven. Een dergelijke behandeling is ook aan de orde<br />

bij een (relatieve) contra-indicatie voor NSAID’s, zoals bij<br />

nierfunctiestoornissen en in afwachting van de werking<br />

van DMARD’s. In plaats van intra-articulaire corticosteroïden<br />

kunnen overigens ook orale glucocorticosteroïden<br />

(15-20 mg/dag) worden overwogen. Middelen in ontwikkeling<br />

voor de behandeling van ontstekingsgerelateerde<br />

gewrichtspijn zijn ondermeer IL-1-blokkers, met name bij<br />

jichtontstekingen, en prednisonachtige NO-preparaten die<br />

specifiek ontstekingsgebieden opzoeken/targetten.<br />

251<br />

anticonvulsiva<br />

lokale anesthetica<br />

neuropeptide antagonist<br />

nmDa-receptorantagonist<br />

mechanische pijn acetaminifeen<br />

Opioïdeagonist<br />

antiprostaglandine<br />

Vasculaire/cellulaire effecten<br />

serotonine/noradrenaline-gemedieerde centrale<br />

systemen<br />

remming spontane ontladingen<br />

neuronale blokkade<br />

substance P/CgrP<br />

Oppositie voor eaa<br />

Centrale analgesie<br />

activatie μ-receptor (brein)<br />

κ- en d-receptor (spinaal)<br />

Perifere actie<br />

Voor neuropathische pijnen kan worden gebruikgemaakt<br />

van middelen zoals amitriptyline, carbamazepine, duloxetine,<br />

pregabaline of gabapentine. In gerandomiseerde<br />

onderzoeken gaven tricyclische antidepressiva bij 30% van<br />

de patiënten 50% afname van de neuropathische pijn. Een<br />

vergelijkbare afname, ten koste van wat meer bijwerkingen,<br />

is gezien met gabapentine en tramadol. Een dergelijke<br />

pijnreductie voldoet echter niet altijd aan de verwachtingen<br />

van de behandeling die de patiënt heeft. Multidisciplinaire<br />

behandeling is dan soms geïndiceerd.<br />

Verwijzen<br />

Veel locomotore problemen kunnen in de eerste lijn blijven<br />

al dan niet met fysiotherapeutische begeleiding. Bij een duidelijk<br />

mechanisch gewrichtsprobleem is een orthopeed te<br />

overwegen. Bij onduidelijke diagnosestelling, wat met name<br />

een rol speelt bij artritis, en/of wanneer de in de eerste<br />

lijn gestarte therapie niet afdoende is, is verwijzing naar<br />

de reumatoloog geïndiceerd. Vooral in de diagnostiek en<br />

behandeling van ontstekingsgerelateerde gewrichtsklachten<br />

zijn reumatologen in principe de aangewezen behandelaars.<br />

Bij onbegrepen gewrichtspijnen in de eerste lijn is het zeker<br />

zinnig te overwegen of de reumatoloog daar iets in zou<br />

kunnen betekenen. Daarbij ziet de reumatoloog een patiënt<br />

met een gewrichtsontsteking bij voorkeur in de acute fase,<br />

omdat de diagnose ter bevestiging van een artritis/bursitis<br />

dan wel een kristalartritis dan het best kan worden gesteld.<br />

Dus: ‘bellen bij zwellen!’<br />

Conclusie<br />

De moderne tijd vereist een zekere diagnose, in de acute<br />

fase, nogal eens op een willekeurig moment van de dag,<br />

opdat vlot de juiste behandeling kan volgen. Hiertoe is een<br />

goede samenwerking tussen eerste en tweede lijn van eminent<br />

belang. Feitelijk is iedere patiënt die deze pijn ervaart,<br />

opnieuw een test van dit systeem.<br />

pijn<br />

medicinale behandeling van pijn bij kanker<br />

Drs. p.C. de jong, anesthesioloog/specialist pijngeneeskunde en voorzitter werkgroep oncologische pijn, integraal kankercentrum limburg<br />

DC|Pijncentrum, Roermond<br />

In dit artikel besteden we aandacht aan de medicamenteuze<br />

behandeling van pijn bij kanker. aan<br />

bod komen onder meer de veranderde houding<br />

ten aanzien van opioïden, het te volgens stappenplan bij<br />

kanker pijn en de nieuwste ontwikkelingen op het gebied<br />

van pijnbestrijding bij kanker.<br />

Pijn kan acuut of chronisch zijn. Chronische pijn wordt<br />

weer onderverdeeld in kankerpijn en chronische benigne<br />

pijn. Hoewel weinig deskundigen deze indeling in twijfel<br />

trekken is deze toch vrij wankel. Het verklaart niet<br />

waarom chronische pijn iets anders is dan acute pijn die<br />

wat langer duur. Waarom wordt bij sommige mensen de<br />

acute pijn chronisch terwijl anderen met dezelfde pijn vlot<br />

genezen? Is pijn bij kanker ernstiger dan pijn van benigne<br />

oorsprong? In de ervaring van de meeste pijndeskundigen<br />

kan chronisch benigne pijn net zo erg zijn, maar duurt<br />

het vaak veel langer. Wellicht is de indeling neuropathisch<br />

versus nociceptief belangrijker dan de indeling maligne<br />

versus benigne.<br />

Niet alle patiënten met kanker hebben pijn. In de beginfase van<br />

de ziekte heeft ongeveer 30% van de patiënten pijnklachten. In<br />

een latere fase heeft 60 tot 80% van de patiënten met kanker<br />

ernstige pijnklachten. In de beginfase van de ziekte is het beleid<br />

vooral gericht op het diagnosticeren en het behandelen van<br />

de kanker zelf. Omdat ongeveer de helft van de mensen met<br />

kanker uiteindelijk geneest, zal de pijn doorgaans verminderen<br />

of verdwijnen; hoewel ernstige chronisch postchirurgische<br />

pijn niet zeldzaam is. In een latere fase van kanker, bijvoorbeeld<br />

bij uitgebreide uitzaaiingen of doorgroei van de tumor,<br />

wordt genezing minder waarschijnlijk of onmogelijk. Ook dan<br />

kunnen soms behandelingen op zijn plaats zijn die de bedoeling<br />

hebben de groei van de kanker te remmen. Het beste<br />

voorbeeld hiervan is palliatieve radiotherapie bij botmetastasen.<br />

Oorzaken van pijn bij kanker:<br />

- Directe doorgroei van de tumor in huid, zenuwweefsel<br />

of weke delen.<br />

- Indirecte gevolgen van de ziekte; bijvoorbeeld pathologische<br />

fracturen, ulcera, infecties, obstructie van holle<br />

organen (koliekpijn), verstopping van bloedvaten en<br />

verhoogde intracraniële druk.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 252


- Latrogeen: bijvoorbeeld littekenpijn, fantoompijn, fibrosering<br />

door bestraling en zenuwgeleidingsstoornissen<br />

door chemotherapie.<br />

- Pijn die niet is gerelateerd aan de tumor (bij ongeveer<br />

10% van de kankerpatiënten).<br />

Pijnladder<br />

Tot in de jaren 70 kwam het voor dat aan patiënten met<br />

eindstadium kanker een adequate pijnbehandeling werd<br />

onthouden omdat men bang was voor de ernstige bijwerkingen<br />

en verslaving van opioïden. 5 Dat vanaf de jaren 80 opioïden<br />

wel routinematig worden toegepast bij oncologische<br />

pijn had te maken met de gedachte dat het om eindstadium<br />

kanker ging. Men hoefde dus niet te vrezen voor verslavingsproblematiek.<br />

Gebruik van opioïden bij chronisch<br />

benigne pijn was tot 1995 volledig taboe.<br />

Het is nu 18 jaar geleden dat de Wereldgezondheidsorganisatie<br />

(WHO) de pijnladder presenteerde. Dit was<br />

werkelijk één van de mijlpalen in de pijnbestrijding. Het<br />

is interessant om te constateren dat de pijnladder destijds<br />

als controversieel werd gezien. 1-3 Er werd getwijfeld aan<br />

de effectiviteit van een dergelijk simpel schema, maar<br />

ook aan de veiligheid. De meeste integrale kankercentra<br />

hebben in de loop van de jaren pijnboekjes en pijnkaarten<br />

uitgebracht waarvan de basis te vinden was in deze pijnladder.<br />

Ook de CBO-richtlijn 12 is nog steeds gebaseerd op<br />

de pijnladder. Helaas geldt tegenwoordig nog steeds dat<br />

veel patiënten met een maligniteit onnodig pijn lijden<br />

omdat de basisprincipes van de pijnladder niet worden<br />

geïmplementeerd.<br />

Dat werd getwijfeld aan de effectiviteit had vooral te maken<br />

met onervarenheid met opioïden. Dat men twijfelde aan de<br />

veiligheid is een weerspiegeling van de opiofobie die toen<br />

nog sterker heerste dan nu. Al in 1982 werd geconstateerd<br />

dat de kans op verslaving bij gebruik van orale morfine a<br />

minder was dan 1 op 1000. 4<br />

In 1986 waren er geen opioïden met gereguleerde afgifte.<br />

Er werd vooral gewerkt met morfine, drank of tabletten.<br />

Gezien de halfwaardetijd van drie tot vier uur, moesten<br />

deze zes tot acht maal daags worden ingenomen om de<br />

adequate analgesie te bereiken van 24 uur per dag. Hierbij<br />

zag men sterke schommelingen in plasmaconcentraties,<br />

zodat men relatief veel bijwerkingen kon verwachten bij<br />

iedere piekconcentratie.<br />

Een stap 2 in de vorm van codeïne was vrij essentieel om<br />

de overgang van NSAID’s/paracetamol soepeler te laten<br />

verlopen. Vanaf de invoering van morfinesulfaat met gereguleerde<br />

afgifte zag men dat het mogelijk was stap 2 in veel<br />

gevallen over te slaan. In pijnboekjes vanaf begin jaren 90<br />

wordt hiervan al melding gemaakt. In een reviewartikel uit<br />

1996 kon in een meta-analyse de meerwaarde van codeïne<br />

boven een NSAID niet worden aangetoond. 6<br />

Het gebruik van opioïden bij de behandeling van kankerpijn<br />

is inmiddels niet meer controversieel. Zelfs bij niet-oncologische<br />

pijn is het gebruik van opioïden geen taboe meer.<br />

253<br />

stap 1: nsaiD’s en paracetamol<br />

Niet-steroïde ontstekingsremmende geneesmiddelen ofwel<br />

NSAID’s zijn middelen waarvan de werking berust op remming<br />

van het enzym cyclo-oxygenase (COX). Dit enzym<br />

is noodzakelijk voor de omzetting van arachidonzuur in<br />

prostaglandines en is dus essentieel voor de totstandkoming<br />

van een ontstekingsreactie.<br />

Het oudste middel uit deze groep, het acetylsalicylzuur, werd<br />

al aan het eind van de negentiende eeuw toegepast. Toen de<br />

WHO-pijnladder werd voorgesteld in 1986 was het gebruik<br />

van NSAID’s nauwelijks discutabel. De veiligheid van opioïden<br />

werd in twijfel getrokken, maar de bijwerkingen van<br />

NSAID’s werden eerder gezien als hinderlijk dan gevaarlijk.<br />

Paracetamol is bekend vanaf het midden van de negentiende<br />

eeuw. Het werkingsmechanisme is inmiddels opgehelderd.<br />

Het zou eveneens een remmend effect hebben op cyclooxygenase<br />

van het type COX-3 in het centrale zenuwstelsel,<br />

dat weinig tot geen anti-inflammatoire eigenschappen<br />

heeft maar wel analgetisch actief is via het descenderend<br />

inhiberend systeem met als gevolg een remming van de<br />

pijn op spinaal niveau.<br />

In het verleden werden deze analgetica gezamenlijk perifere<br />

analgetica genoemd, omdat werd verondersteld dat in<br />

tegenstelling tot opioïden, deze geneesmiddelen uitsluitend<br />

buiten het centrale zenuwstelsel werkzaam waren. Het is<br />

echter later gebleken dat dit niet juist is. NSAID’s en paracetamol<br />

hebben belangrijke analgetische activiteit in het<br />

centrale zenuwstelsel. Voor paracetamol is dit wellicht de<br />

enige activiteit. De indeling perifere en centrale analgetica<br />

is inmiddels verlaten.<br />

In het algemeen worden NSAID’s beschouwd als zwakke<br />

analgetica en opioïden als sterke. Evidence-based medicine<br />

heeft dit tot dusver niet kunnen bevestigen. De meeste<br />

NSAID’s lijken ongeveer even effectief te zijn als 5 tot 10 mg<br />

morfine. Het grootste verschil is dan dat bij NSAID’s een<br />

plafond effect wordt bereikt bij een dosering die ongeveer<br />

anderhalf maal de gebruikelijke therapeutische dosering<br />

bedraagt. Bij opioïden is dit plafond voor zover aantoonbaar,<br />

in ieder geval veel hoger. Zwakke opioïden (partiële muagonisten<br />

als codeïne, tramadol en buprenorphine) hebben<br />

wel een plafond.<br />

De werking van NSAID’s is inmiddels grotendeels opgehelderd<br />

sinds de ontdekking dat er minstens twee isovormen<br />

zijn. 7 Dit leidde tot het inzicht dat COX-1 een rol speelt bij<br />

maagwandbescherming en thrombocytenaggregatie, en<br />

COX-2 betrokken is bij ontstekingsreacties. De klassieke<br />

NSAID’s zijn niet-selectief en hebben dus een remmend<br />

effect op zowel COX-1 als COX-2. Inmiddels zijn nieuwe<br />

middelen geïntroduceerd die een selectieve werking hebben<br />

op het COX-2 iso-enzym.<br />

Bijwerkingen nsaiD’s<br />

De bijwerkingen van NSAID’s zijn bepaald niet onschuldig.<br />

8,9 De meeste aandacht gaat uit naar gastro-intestinale<br />

complicaties, maar de meest voorkomende oorzaak van<br />

KernPunten<br />

• toen de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in 1986 de pijnladder introduceerde was het nog erg controversieel<br />

om opioïden te gebruiken. De nadelen van nsaiD’s daarentegen werden als vrij onbetekenend gezien. toch is de<br />

mortaliteit als gevolg van bijwerkingen van nsaiD’s aanzienlijk. Dit is vooral het gevolg van hartfalen.<br />

• Bij pijn als gevolg van kanker is in de meeste gevallen geen plaats meer voor stap 2 in de pijnladder met zwak<br />

opioïden<br />

• nieuwere toedieningsvormen van opioïden zoals vertraagde afgifte via pleisters of juist snelle afgifte sublinguaal<br />

of intranasaal maken een betere instelling mogelijk. Hierdoor kan een onderhoudsdosering worden gecombineerd<br />

met een snelwerkend middel voor doorbraakpijn<br />

opnames in het ziekenhuis ten gevolge van NSAID-gebruik<br />

is hartfalen. Daarnaast is verhoogde bloedingsneiging<br />

vooral perioperatief een belangrijk probleem. Het aantal<br />

ziekenhuisopnames in Nederland ten gevolge van NSAIDgebruik<br />

wordt geschat op 2000. Het aantal sterfgevallen<br />

zou tussen 200 en 300 liggen. Om dit in het juiste perspectief<br />

te brengen moet men zich realiseren dat dit aantal<br />

groter is dan het aantal dat overlijdt aan de gevolgen van<br />

cervixcarcinomen of astma. 10<br />

In de recent verschenen conceptrichtlijn NSAID-gebruik en<br />

preventie van maagschade van het CBO is vrijwel uitsluitend<br />

gekeken naar de gastro-intestinale bijwerkingen en complicaties.<br />

10 NSAID’s veroorzaken door hun inhibitie van COX-1<br />

een vermindering van de doorbloeding van de maagwand.<br />

De prostaglandines hebben hier ook een beschermend<br />

effect tegen celbeschadiging door de inwerking van maagzuur.<br />

Hierdoor is een verhoogde neiging tot ulceratie van de<br />

maag en duodenum. Dit kan leiden tot ernstige bloedingen<br />

en perforaties. De veelvuldig voorkomende dyspeptische<br />

klachten die men ziet bij NSAID’s staan min of meer los<br />

van de ernstigere GI-bijwerkingen. Dat wil zeggen dat sommige<br />

patiënten ‘maagklachten’ krijgen zonder aantoonbare<br />

afwijkingen, terwijl anderen ernstige ulceraties krijgen<br />

zonder vooraf klachten te hebben gehad.<br />

Er is ten aanzien van de gastro-intestinale bijwerkingen een<br />

aantal risicogroepen gesignaleerd:<br />

- leeftijd ouder dan 65 jaar;<br />

- voorgeschiedenis met ulcus of complicaties daarvan;<br />

- gebruik van corticosteroïden;<br />

- gebruik van coumarinederivaten of acetylsalicylzuur;<br />

- hoge dosering NSAID’s of meerdere NSAID’s gelijktijdig;<br />

- helicobacter pylori infectie<br />

In ieder geval wordt voor patiënten in deze risicogroepen<br />

geadviseerd maatregelen te nemen om GI-complicaties<br />

te voorkomen. Deze maatregelen kunnen bestaan uit het<br />

gelijktijdig voorschrijven van misoprostol of een protonpompremmer,<br />

dan wel het overstappen op een selectieve<br />

COX-2-remmer.<br />

Op indicatie kan de Helicobacter pylori worden bestreden.<br />

Voorschrijven van een antacidum dan wel een<br />

H2-receptorantagonist is niet afdoende.<br />

De literatuur aangaande NSAID’s gaat meestal niet specifiek<br />

over oncologische pijn. Over gebruik van COX-2remmers<br />

bij oncologische pijn is vrijwel geen literatuur.<br />

Men kan er doorgaans van uitgaan dat wat bij benigne pijn<br />

van toepassing is geëxtrapoleerd kan worden naar oncologische<br />

pijn. De eerste meta-analyse over gebruik van NSAID’s<br />

bij kankerpijn verscheen al in 1994. 8 Hierin kwamen twee<br />

interessante conclusies naar voren. Er lijkt geen specifiek<br />

voordeel te zijn voor NSAID’s bij pijn door botmetastasen<br />

boven andere soorten pijn. Verder is de toevoeging van een<br />

zwak opioïd aan een NSAID niet zinvol.<br />

Er zijn momenteel 25 NSAID’s in de handel in Nederland,<br />

waarvan vijf worden gezien als COX-2-selectief. Nabumetan<br />

neemt een middenpositie in, omdat de activiteit op de COX-<br />

1-receptor niet te verwaarlozen is. Er zijn geen NSAID’s die<br />

op grond van hun effectiviteit de voorkeur genieten. Ook<br />

ten aanzien van protonpompremmers kan geen voorkeur<br />

worden gegeven.<br />

stap 3: toevoegen opioïden<br />

Stap 2 wordt niet meer aanbevolen (codeïne, tramadol,<br />

buprenorfine). 6 Opioïden worden aan de behandeling toegevoegd<br />

als sprake is van matige tot ernstige pijn, ondanks het<br />

gebruik van een adequate dosis paracetamol en/of NSAID.<br />

Met behulp van de WHO-ladder, mits goed gebruikt, kan<br />

71 tot 100% van de patiënten adequaat worden behandeld. 13<br />

Gemiddeld wordt bij circa 80% van de patiënten met kankergerelateerde<br />

pijn acceptabele pijncontrole verkregen met<br />

uitsluitend analgetica. 14<br />

Er zijn veel vooroordelen tegen middelen als morfine. Ze<br />

zouden gevaarlijk zijn. Mits aan bepaalde regels wordt<br />

gehouden, is dit zeker niet van toepassing bij patiënten met<br />

kankerpijn. Morfine kan, zonder gevaar, ook in hoge dosis<br />

lang worden gebruikt door een patiënt met pijn.<br />

Morfine is op zichzelf een snel en kortwerkend middel.<br />

Sinds 20 jaar bestaan echter middelen met een vertraagde<br />

afgifte, morfine retard, zodat de werkingsduur wordt verlengd.<br />

Er bestaan verschillende doseringen. De effectieve<br />

werkingsduur is 8 tot 12 uur en het middel dient men minimaal<br />

tweemaal daags in te nemen. De dosering kan zonodig<br />

om de paar dagen worden verhoogd. Het is te krijgen in<br />

de sterktes 10, 15, 30, 60, 100 en 200 mg. Een maximum<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 2<strong>54</strong>


NIEUW!<br />

Tegen doorbraakpijn<br />

bij kanker<br />

PSSST!<br />

Bij doorbraakpijn kies je het<br />

liefst de snelste weg.<br />

Daarom is er nu Instanyl®: de<br />

eerste intranasale toedienings<br />

vorm van fentanyl, die binnen<br />

10 minuten betekenisvolle pijnverlichting geeft.<br />

Snel 1-3<br />

Kortwerkend 2,3<br />

Eenvoudig 4<br />

HET NIEUWSTE SNUFJE<br />

TEGEN DOORBRAAKPIJN BIJ KANKER<br />

A-10-4067<br />

dosering bestaat niet. De enige beperkingen zijn eventueel<br />

de bijwerkingen die kunnen optreden. De drie belangrijkste<br />

bijwerkingen van morfine retard zijn: verstopping, misselijkheid<br />

en slaperigheid.<br />

Verstopping treedt bijna altijd op, zeker bij een hoge dosering.<br />

Daarom krijgen alle patiënten die MS Contin gebruiken<br />

ook een laxeermiddel. Misselijkheid treedt slechts op<br />

bij 30 tot 40% van de patiënten en wordt alleen zonodig<br />

behandeld. Het optreden van sufheid is zeer wisselend,<br />

maar ook dit kan eventueel met medicamenten worden<br />

behandeld. Bijvoorbeeld: methylfenidaat tweemaal daags<br />

(’s morgens en ’s middags). Onderdrukking van de ademhaling<br />

treedt alleen op bij zeer plotselinge verhoging van<br />

de dosering, met name bij patiënten die dit middel nooit<br />

eerder hebben gehad.<br />

Bij plotseling staken van morfine kunnen ontwenningsverschijnselen<br />

optreden (versnelde hartslag, zweten). Soms<br />

kan de behandeling worden gestopt omdat de pijn door de<br />

behandeling van de kanker afneemt of door een zenuwblokkade.<br />

In dat geval is soms begeleiding nodig om het<br />

gebruik van morfine af te bouwen. Doorgaans lukt dat goed<br />

bij patiënten die weinig pijn hebben.<br />

Oxycodon met gereguleerde afgifte werkt niet alleen langer<br />

dan morfine maar ook sneller (binnen een uur). De werkingsduur<br />

is ongeveer 12 uur. Het middel is te krijgen in<br />

de sterktes 5, 10, 20, 40 of 80 mg. De kortwerkende vorm<br />

is in de sterktes 5 en 10 mg verkrijgbaar.<br />

Hydromorfon is verkrijgbaar in een langwerkende (SR) variant<br />

in de sterktes 4, 8, 16 of 24 mg en een kortwerkende<br />

(IR) variant: 1,3 en 2,6 mg.<br />

Er bestaan ook pleisters die fentany bevatten, een zeer<br />

lipofiel opioïd waardoor het vrij makkelijk door de huid kan<br />

worden getransporteerd. Er waren pleisters in vier sterktes,<br />

namelijk 25, 50, 75 en 100 (mcg/uur). Sinds de invoering<br />

van de D-trans technologie is ook nog een lagere dosis verkrijgbaar,<br />

namelijk 12 mcg/uur. De werking begint pas 12<br />

uur nadat de pleister is opgeplakt.<br />

Bij de overgang van morfinetabletten naar pleisters dient de<br />

patiënt rekening te houden met de verschillende effecten<br />

in de tijd. Na het plakken van de eerste pleister moet nog<br />

één keer de orale opioïde medicatie in tabletvorm worden<br />

genomen. De werkingsduur van een pleister is drie dagen.<br />

Hierna kan hij worden vervangen door een nieuwe pleister.<br />

Een enkele keer laat de pleister de derde dag iets afweten.<br />

Men kan dan de dosering verhogen of de pleisters om de<br />

andere dag plakken.<br />

De pleisters lijken minder verstopping en misselijkheid<br />

te veroorzaken dan de andere genoemde middelen. 15 Veel<br />

patiënten hebben geen laxeermiddel nodig.<br />

nieuwe ontwikkelingen behandeling en<br />

preventie obstipatie door opioïden<br />

De meeste bijwerkingen van opioïden worden veroorzaakt<br />

door de werking op mu-endorfinereceptoren in het centrale<br />

zenuwstelsel. Alleen obstipatie wordt veroorzaakt door de<br />

werking op mu-receptoren in de tractus gastro-intestinalis.<br />

Dat houdt dus in dat het denkbaar is de twee effecten van<br />

elkaar te scheiden door een middel of combinatie van middelen<br />

toe te dienen die de receptoren selectief benaderen.<br />

Methylnaltrexone is een mu-antagonist, die de bloed-hersenbarrière<br />

niet kan passeren, waardoor het effect op de<br />

darmen wordt geantagoneerd, zonder dat het analgetisch<br />

wordt gecompromitteerd. Door dit middel subcutaan toe<br />

te dienen kan hardnekkige obstipatie door opioïden vaak<br />

binnen een halfuur worden opgelost. 16<br />

Door oxycodon te combineren met naloxone in één preparaat<br />

is het mogelijk de obstipatie voor te zijn. De naloxone<br />

is na intraveneuze toediening wel in staat om de bloedhersenbarrière<br />

te passeren. Echter, na orale toediening<br />

wordt 99% door de lever afgebroken, nadat het zijn werking<br />

in het darmstelsel heeft gedaan. De 1% die over blijft heeft<br />

geen meetbaar effect op de analgesie. 17<br />

Het middel is wel geregistreerd in Nederland maar is<br />

niet opgenomen in het Geneesmiddelvergoedingssysteem<br />

(GVS). Dit heeft te maken met de discussie of het combinatiepreparaat<br />

dient te worden ingedeeld in een groep onderling<br />

vervangbare opioïden of een meerwaarde heeft en dus in<br />

een andere categorie zou moeten worden ingedeeld. De<br />

indeling heeft gevolgen voor de hoogte van de vergoeding.<br />

De fabrikant heeft onlangs een beroepsprocedure aangetekend.<br />

De Voorzieningenrechter in ’s-Gravenhage heeft op<br />

25 juni van dit jaar de fabrikant in het ongelijk gesteld, met<br />

als gevolg dat het, in tegenstelling tot de landen om ons<br />

heen, nog steeds niet wordt vergoed.<br />

Doorbraakpijn<br />

Doorbraakpijn is een vertaling van de term breakthrough<br />

pain die in 1990 door Portenoy et al 18,19 voor het eerst uitvoerig<br />

werd beschreven. Hij omschreef doorbraakpijn als<br />

een plotselinge toename van pijn die door de langwerkende<br />

medicatie heen breekt. Het gaat dus om patiënten met<br />

pijn bij kanker, die een continue achtergrondpijn hebben<br />

die goed reageert op langwerkende opioïden, maar die<br />

desondanks pijnepisodes beleven van kortere duur. Dat<br />

dit verschijnsel niet eerder werd beschreven heeft alles te<br />

maken met de komst van opioïden met gereguleerde afgifte.<br />

De belangrijkste groep doorbraakpijn is de incidentpijn. Dit<br />

zijn pijnen die ontstaan naar aanleiding van een activiteit<br />

aan de kant van de patiënt of van zijn omgeving. De aanleiding<br />

kan zijn: diep zuchten, hoesten, lopen, draaien in<br />

bed, overstappen van bed naar stoel, urineren, flatuleren,<br />

defaeceren en slikken. Ook ziet men vaak dat de patiënt<br />

vooral pijn heeft tijdens de verzorging.<br />

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen incidentpijn<br />

die voorspelbaar is en pijn die de patiënt niet kan<br />

anticiperen.<br />

Een tweede groep doorbraakpijn ontstaat spontaan, zelfs<br />

in rust en is volslagen onvoorspelbaar. Het is dus nooit<br />

mogelijk op deze pijn te anticiperen door op voorhand<br />

maatregelen te nemen om de pijn te voorkomen.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 255


Er is echter nog een belangrijke derde groep doorbraakpijn.<br />

Deze pijn ontstaat aan het einde van het dosisinterval van<br />

de langwerkende medicatie. Strikt genomen is dit geen<br />

echte doorbraakpijn maar een vorm van achtergrondpijn<br />

die niet adequaat wordt behandeld. Deze zou men dan<br />

ook het beste kunnen behandelen door aanpassing van de<br />

achtergrondmedicatie.<br />

De prevalentie van doorbraakpijn wordt geschat op 64%<br />

tot 86%. 1-5 De patiënten die aangeven dat ze wel eens<br />

doorbraakpijn ervaren, rapporteren dat ze gemiddeld vier<br />

aanvallen krijgen per dag. De duur van een dergelijk aanval<br />

varieert van enkele seconden tot enkele uren, met een<br />

gemiddelde van 30 minuten.<br />

In het onderzoek van Portenoy bleek dat in bijna de helft van<br />

de gevallen de pijn plotseling kwam opzetten terwijl er in<br />

de overige gevallen sprake was van een geleidelijke aanloop<br />

van de pijn. Bij 29% van de patiënten trad de pijn uitsluitend<br />

op aan het einde van het dosisinterval. Bij 55% was sprake<br />

van incidentpijn, waarbij de aanleiding zeer variabel was.<br />

In veel gevallen was de patiënt niet in staat te voorkomen<br />

dat de pijn zou optreden. De pathofysiologie van de pijn was<br />

verdeeld met 33% somatische pijn, 20% viserale pijn, 27%<br />

neuropathische pijn en 20% gemengd pijntype.<br />

Het simpelweg verhogen van de dosering langwerkende<br />

opioïden is geen goede oplossing. Als de dosis zodanig<br />

wordt verhoogd dat ook de doorbraakpijn onder controle is,<br />

leidt dit in de meeste gevallen tot onaanvaardbare bijwerkingen<br />

gedurende de rest van de dag. De oplossing moet<br />

worden gezocht in een snel- en kortwerkend opioïd. Onder<br />

ideale omstandigheden zou het middel vrijwel onmiddellijk<br />

moeten kunnen werken en ook ophouden te werken als de<br />

pijnepisode voorbij is.<br />

Hierbij doet zich een dilemma voor. De beschikbare orale<br />

middelen hebben onset van 30 tot 60 minuten. Indien men<br />

de pijn kan anticiperen kan de patiënt deze middelen een<br />

halfuur van tevoren innemen. Echter, in de helft van de<br />

gevallen van doorbraakpijn is sprake van onvoorspelbare<br />

pijn. Gezien het feit dat de pijnepisodes gemiddeld slechts<br />

30 minuten duren loopt de patiënt telkens achter de feiten<br />

aan. Parenterale toediening zou een oplossing kunnen zijn<br />

omdat de onset dan korter wordt. Echter, in tegenstelling tot<br />

wat veel mensen denken is de onset van morfine, zelfs bij<br />

intraveneuze toediening, nog altijd 15 tot 30 minuten, omdat<br />

dit middel niet snel de bloed-hersenbarrière kan passeren.<br />

Hoewel dit beter is dan de orale route is toediening per<br />

injectie over het algemeen ongewenst en brengt bovendien<br />

een logistiek probleem met zich mee. Er is niet altijd iemand<br />

in de buurt die de injectie kan geven. Alleen patiënten die<br />

voorzien zijn van PCA-pompen voor subcutane of intraveneuze<br />

pijnbestrijding kunnen zich redelijk helpen.<br />

Een nieuwe ontwikkeling is het orale transmucosale fentanylcitraat<br />

(OTFC). Eind jaren 80 werd het al ontwikkeld als<br />

een methode om kinderen voor operaties te voorzien van<br />

een krachtige pijnstiller zonder dat er een naald bij aan te<br />

256<br />

pas kwam. Het had de vorm van een lolly en wordt daarom<br />

ten onrechte de fentanyl-lolly genoemd.<br />

Prospectief gerandomiseerde onderzoeken hebben al aangetoond<br />

dat OTFC effectief is bij de behandeling van doorbraakpijn.<br />

19,20 Dit middel is inmiddels in veel landen al in de<br />

handel. Dit preparaat bestaat uit een stift die de patiënt bij<br />

zich kan dragen en kan innemen op het moment dat de pijn<br />

komt opzetten. De patiënt wrijft de stift tegen de tong of het<br />

tandvlees. De onset ligt in de orde van 5 tot 10 minuten en<br />

is daarmee nog sneller dan intraveneus morfine. Hiermee<br />

lijkt het profiel beter overeen te komen met het profiel van<br />

de ideale doorbraakmedicatie.<br />

Intussen is dit oromucosale ’zuigtablet’ met applicator in<br />

Nederland in gebruik, waarbij opname van 25% van de fentanyl<br />

wordt geabsorbeerd en snel in de circulatie komt. Van<br />

de rest die wordt doorgeslikt komt nog één derde langzaam<br />

via het maagdarmkanaal in de circulatie. Het farmacokinetisch<br />

profiel is zodanig dat het eerder te vergelijken is<br />

met intraveneus morfine dan met oraal morfine. Bovendien<br />

is het veel patiëntvriendelijker omdat er geen naald bij aan<br />

te pas komt. Er wordt geadviseerd met de 400 μg dosering<br />

te beginnen.<br />

Medio 2010 werd een nieuwe toedieningsvorm geïntroduceerd.<br />

Fentanyl kan nu ook intranasaal worden toegediend.<br />

Hierbij is de biologische beschikbaarheid aanzienlijk hoger<br />

(ruim 90%). De aanbevolen startdosis is daarom ook lager,<br />

namelijk 50 μg. De onset is vergelijkbaar met die van OTFC. 21<br />

Dit jaar kwam er nog een derde preparaat bij, namelijk het<br />

buccaal fentanyl-tablet. Dit is wat werking betreft het meest<br />

te vergelijken met OTFC. 22,23<br />

literatuur<br />

De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever via:<br />

roosenbrand@vanzuidencommunications.nl.<br />

in dit artikel genoemde geneesmiddelen<br />

a. morfine - Oramorph<br />

b. paracetamol - Daro, Panadol, Roter,<br />

Perfalgan, Sinaspril<br />

c. acetylsalicylzuur - Alka-Seltzer, Aspégic,<br />

Aspirine, Aspro<br />

d. tramadol - Tradonal, Tramadol,<br />

Tramagetic,Tramal<br />

e. buprenorfine - Temgesic, Transtec, Butrans<br />

f. misoprostol - Cytotec, Arthrotec (combinatie<br />

met diclofenac)<br />

g. morfine retard - MS Contin, Kapanol<br />

h. oxycodon - Oxycontin, Oxynorm<br />

i. hydromorfon - Palladon<br />

j. fentanyl - Actiq, Durogesic, Instanyl,<br />

Effentora<br />

k. methylnaltrexone - Relistor<br />

l. combinatiepreparaat<br />

oxycodone/naloxone - Targinact<br />

referaat<br />

Darmschade door nsaiD’s: onzichtbaar maar<br />

wel aanwezig<br />

De belangrijkste conclusie van de COnDOrstudie<br />

was dat langdurig nsaiD-gebruik kan<br />

leiden tot schade in de dunne en dikke darm<br />

die grotendeels onzichtbaar is, maar die (nog onduidelijke)<br />

klinische consequenties kan hebben. aldus een commentaar<br />

op COnDOr, die een ‘landmark-studie’ wordt<br />

genoemd die nieuw inzicht verschaft in de pathofysiologie<br />

van het darmstelsel en de preventie van complicaties van<br />

nsaiD’s.<br />

‘Man sieht nur, was man weiß’, sierde als motto het commentaar<br />

door prof. dr. M.A.F.J. van de Laar, reumatoloog<br />

aan het Reumacentrum Twente in Enschede, op de<br />

CONDOR-studie. 1 We houden vaak uitsluitend voor waar<br />

wat we zien, en herkennen alleen wat we erkennen. Een<br />

fraai voorbeeld is de overtuiging dat maagzweerlijden<br />

psychosomatisch van aard is. De helicobacter pylori was al<br />

100 jaar geleden in maagpreparaten aanwezig, maar werd<br />

lang genegeerd als mogelijke veroorzaker van de ziekte.<br />

Onthullen de resultaten van CONDOR een vergelijkbaar<br />

voorbeeld van een aandoening die we niet wilden erkennen<br />

omdat we hem niet zagen?<br />

Opzet en uitkomsten<br />

Door de hoge prevalentie van pijn zijn NSAID’s waarschijnlijk<br />

de meest toegepaste medische behandeling.<br />

NSAID-gebruik gaat vaak gepaard met buikklachten. Grote<br />

gerandomiseerde studies hebben laten zien dat maagprotectie<br />

in de vorm van selectieve COX-remmers of comedicatie<br />

met protonpompremmers resulteert in een afname van<br />

ulcuslijden dat veroorzaakt kan worden door NSAID’s. 2,3<br />

Deze zelfde studies hebben ook aangetoond dat darmklachten<br />

en onverklaarde bloedarmoede zich voordoen tijdens<br />

NSAID-gebruik.<br />

CONDOR was een grootschalig dubbelblind gerandomiseerd<br />

onderzoek bij 4484 patiënten met artrose of RA. Zij<br />

kregen celecoxib 200 mg 2dd of diclofenac slow release 75<br />

mg 2dd plus omeprazol 20 mg 1dd. Het primaire eindpunt<br />

was de hoeveelheid klinisch significante gebeurtenissen<br />

in het bovenste en onderste deel van de tractus digestivus<br />

(CSULGIEs).<br />

Een surrogaat-uitkomstmaat, omdat inspectie van de dunne<br />

en dikke darm bijna ondoenlijk en nooit compleet is. Kritiek<br />

luidde dat CSULGIEs vooral hemoglobinedalingen door<br />

onbekende oorzaak, maar waarschijnlijk bloedverlies uit de<br />

darm, betreffen. Van de Laar stelt daar tegenover dat zelfs<br />

de modernste technieken, zoals videocapsules, lang niet<br />

altijd de bloedingsbron in de tractus digestivus zichtbaar<br />

maken.<br />

Het eindpunt werd gehaald door 20 patiënten (0,9%) in de<br />

celecoxibgroep en door 81 (3,8%) in de combinatiegroep<br />

(HR 4,3, p


Transtec:<br />

de pleister voor<br />

ernsti ge chronische pijn 1<br />

35<br />

μg/uur<br />

52,5<br />

μg/uur<br />

70<br />

μg/uur<br />

SLECHTS<br />

2 PLEISTERS<br />

PER WEEK 1<br />

TTC-ADV-110630-01 Zie productinformatie elders in dit tijdschrift<br />

pijn<br />

menstruele migraine: een praktisch overzicht<br />

Dr. j.s.p. van den berg, neuroloog<br />

Isala Klinieken, Zwolle<br />

Menstruele migraine heeft in nederland een<br />

prevalentie van 3%. er is een onderverdeling<br />

in echte menstruele migraine – de migraineaanvallen<br />

treden alleen op twee dagen voor tot twee<br />

dagen na de menstruatie – en de menstruatiegerelateerde<br />

migraine – er treden ook op andere dagen migraineaanvallen<br />

op. De menstruele migraineaanvallen zijn zonder aura,<br />

duren langer, geven meer hoofdpijn en zijn minder gevoelig<br />

voor aanvalsmedicatie. De menstruele migraine leidt<br />

bij vrouwen tot een ernstige sociale beperking. naast de<br />

reguliere behandeling van migraine bestaat er ook een op<br />

menstruele migraine gerichte behandeling, de zogenoemde<br />

intermitterende profylaxe. De meest belovende resultaten<br />

worden behaald met frovatriptan.<br />

Migraine is een veelvoorkomende neurologische aandoening<br />

die wordt gekenmerkt door aanvallen van heftige<br />

hoofdpijn, gepaard gaand met klachten van misselijkheid,<br />

overgeven, fotofobie en fonofobie. Een deel van de migraine<br />

wordt voorafgegaan door aura. Dit zijn voorbijgaande neurologische<br />

klachten die gewoonlijk korter duren dan 60<br />

minuten en waarvan de visuele (flikkeringen voor de ogen<br />

of een verplaatsend scotoom) de bekendste zijn. De hoofdpijnaanvallen<br />

ontstaan meestal voor het 20 e levensjaar met<br />

een piek tussen 25 en 55 jaar. Migraine komt bij vrouwen<br />

twee- tot driemaal vaker voor dan bij mannen.<br />

De pathofysiologie van migraine is gedeeltelijk opgehelderd.<br />

Door stimulatie van de nervus trigeminus (vijfde<br />

hersenzenuw) komt er in de hersenvliezen een neuropeptide<br />

(een aan het calcitonine-gen gerelateerd peptide)<br />

vrij die de migraineaanval veroorzaakt. Echter, waarom<br />

de n. trigeminus wordt gestimuleerd, is nog onduidelijk.<br />

Migraineaanvallen kunnen door een aantal factoren worden<br />

uitgelokt, de zogenoemde triggers. Veel vrouwen ervaren<br />

dat er een relatie bestaat tussen menstruatie en migraine;<br />

vandaar de term menstruele migraine.<br />

Menstruele migraine wordt onderverdeeld in ‘echte’ menstruele<br />

migraine en aan de menstruatie gerelateerde<br />

migraine. Er wordt van echte menstruele migraine gesproken<br />

als de migraineaanvallen optreden tussen twee dagen<br />

voor de eerste dag van de menstruatie tot twee dagen erna.<br />

Verder moeten er migraineaanvallen optreden gedurende<br />

ten minste twee van de drie menstruele cycli en mogen er<br />

op andere dagen geen migraineaanvallen optreden. Voor<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 258


menstruatiegerelateerde migraine geldt dat naast de aanvallen<br />

rondom de menstruatie ook op andere dagen aanvallen<br />

mogen optreden. 1<br />

menstruele migraine<br />

De prevalentie van menstruele migraine in Nederland ligt<br />

rond 3%. Dit betekent dat er in Nederland zo’n 500.000<br />

vrouwen rondlopen bij wie de migraine geassocieerd is met<br />

de menstruatie. Hiervan heeft de meerderheid menstruatiegerelateerde<br />

migraine en een klein deel (rond 33.000) de<br />

echte menstruele migraine. 2<br />

De menstruele migraine verschilt van gewone migraine.<br />

De aanvallen zijn bijna altijd zonder aura; ook als de vrouw<br />

oorspronkelijk migraineaanvallen met aura heeft. De menstruele<br />

migraineaanvallen zijn langer van duur en heftiger<br />

van intensiteit. Vrouwen met menstruele migraine zijn door<br />

de hoofdpijn meer beperkt in hun sociaal functioneren,<br />

wat ondermeer leidt tot meer verzuim op school en werk. 2<br />

Oorzaak van menstruele migraine<br />

Door het verband met de menstruele cyclus is gezocht naar<br />

een relatie met de vrouwelijke geslachtshormonen progesteron<br />

en oestrogeen. De afgelopen tijd is duidelijk geworden<br />

dat de oestrogenen verantwoordelijk zijn. Onderzoek bij<br />

vrouwen toonde aan dat vooral de daling van de oestrogeenspiegel<br />

migraineaanvallen gaf en dit was niet het geval<br />

bij daling van de progesteronspiegel. Verder bleek dat er<br />

significant minder migraineaanvallen ontstonden tijdens<br />

het stijgen van de oestrogeenspiegel. 3<br />

Uit onderzoek viel verder op dat vrouwen met menstruele<br />

migraine tijdens de luteale fase hogere oestrogeenspiegels<br />

hebben dan werd verwacht, waardoor de mate van daling<br />

ook groter was. Deze vrouwen zijn vaak in de dertig of tegen<br />

de veertig en worden soms ook beschreven als premenopauzaal.<br />

3 In diverse onderzoeken blijkt dat vrouwen met<br />

menstruele migraine een gemiddelde leeftijd hebben die<br />

ruim boven de dertig jaar is. 2,4<br />

Hoe de oestrogenen migraine veroorzaken, is niet geheel<br />

duidelijk, maar bekend is dat serotonineproducerende neuronen<br />

gevoelig zijn voor de aanwezigheid van oestrogenen<br />

en dat oestrogeenspiegels invloed hebben op de serotoninespiegels<br />

in de hersenen. 5,6<br />

Behandeling<br />

Het advies is om menstruele migraine in eerste instantie<br />

te behandelen als ‘gewone’ migraine. Dus: leefregels om<br />

hoofdpijn te voorkomen (tabel 1), starten van medicatie om<br />

aanvallen te voorkomen en indien nodig starten van profylactische<br />

medicatie.<br />

Triptanen, serotine (5-hydroxytryptamine)-5-HT 1B/1D -agonisten,<br />

worden gebruikt als aanvalsmedicatie bij migraine.<br />

In vergelijking met de gewone migraine blijken triptanen<br />

minder effect te hebben op de hoofdpijn die optreedt tijdens<br />

menstruele migraineaanvallen. 2 In de praktijk merken<br />

vrouwen met ‘gewone’ en menstruele migraine die medicamenteus<br />

(aanval en profylaxe) worden behandeld, dat de<br />

259<br />

tabel 1<br />

leefregels ter voorkoming van migraine<br />

regelmatig slaap- en eetpatroon<br />

Voldoende ontspanning en lichaamsbeweging<br />

Vermijden van alcohol, ve-tsin, aspartaam en cafeïneproducten<br />

gewone migraine duidelijk verbetert terwijl de menstruele<br />

migraine onveranderd aanwezig blijft. Naast de reguliere<br />

behandeling van migraine bestaat er ook specifiek op menstruele<br />

migraine gerichte behandeling. Deze wordt rond<br />

de menstruatie gegeven. De medicatie wordt drie tot vijf<br />

dagen voor het begin van de menstruatie gestart. Vandaar<br />

dat wordt gesproken van intermitterende profylaxe.<br />

intermitterende profylaxe<br />

In de literatuur worden hiervoor alle bekende migraineprofylactica<br />

(zoals bètablokkers, methysergide, pizotifeen,<br />

clonidine) voorgesteld en geprobeerd. Maar dit is nog nooit<br />

gedaan in gecontroleerde onderzoeken; het is verder de<br />

vraag of deze medicatie snel genoeg werkt om in de paar<br />

dagen voor de menstruatie een beschermende spiegel op<br />

te bouwen.<br />

In een onderzoek werd naproxen gebruikt: een tablet van 550<br />

mg per dag die zeven dagen voor de menstruatie tot zeven<br />

dagen erna werd ingenomen. Dit gaf minder migraineaanvallen,<br />

die daarbij korter duurden en minder heftig waren. 7<br />

magnesium<br />

Onderzoek waarbij magnesium werd toegediend, 360 mg<br />

per dag te starten op de 15 e dag van de cyclus tot de volgende<br />

menstruele bloeding of 1 of 2 g magnesiumsulfaat intraveneus<br />

een week voor het begin van de menstruatie, laat<br />

een lichte verbetering zien van de menstruele migraine. 8,9<br />

triptanen<br />

Een placebogecontroleerd onderzoek met naratriptan (tweemaal<br />

daags 1 of 2,5 mg gedurende vijf dagen en te starten<br />

twee dagen voor de menstruatie) als intermitterende profylaxe<br />

bij vrouwen met menstruele migraine liet zien dat de<br />

groep die 1 mg naratriptan kreeg, minder migraine dagen<br />

had dan de placebogroep, maar dit gold niet voor de groep<br />

die 2,5 mg kreeg. 10<br />

Frovatriptan, het triptan met de langste halfwaardetijd (rond<br />

26 uur), is als intermitterende profylaxe voor menstruele<br />

migraine bestudeerd in twee grote, gerandomiseerde,<br />

placebogecontroleerde onderzoeken. De resultaten van het<br />

eerste onderzoek toonden aan dat frovatriptan ervoor zorgde<br />

dat minder vrouwen menstruele migraine kregen. Verder<br />

gaf frovatriptan een duidelijke vermindering van duur en<br />

intensiteit van de hoofdpijn. Er waren twee verschillende<br />

medicatieschema’s van frovatriptan: het eerste was eenmaal<br />

daags 2,5 mg en het tweede was tweemaal daags 2,5<br />

mg. Twee dagen voor de verwachte hoofdpijn werd gestart<br />

met de medicatie. De medicatie werd gedurende zes dagen<br />

KernPunten<br />

• menstruele migraineaanvallen zijn vaak zonder aura, duren langer en gaan gepaard met heftigere hoofdpijn.<br />

• menstruele migraine wordt waarschijnlijk uitgelokt door een daling van de oestrogeenspiegel.<br />

• Voor menstruele migraine geldt dat naast de reguliere migrainebehandeling ook intermitterende profylaxe of<br />

hormoonbehandeling kan worden gegeven.<br />

• menstruele migraineaanvallen reageren minder goed op de reguliere aanvalsmedicatie voor migraine.<br />

gebruikt. In de groep die tweemaal daags frovatriptan nam,<br />

waren de resultaten wat betreft de verbetering van de menstruele<br />

migraine in vergelijking met de groep die eenmaal<br />

daags gebruikte, zelfs nog beter. 11<br />

Ook in een tweede placebogecontroleerd, gerandomiseerd<br />

onderzoek met vrouwen die moeilijk te behandelen menstruele<br />

migraine hadden, gaf frovatriptan een duidelijke<br />

verbetering van de menstruele migraine. In de groep die<br />

werd behandeld met frovatriptan, kregen minder vrouwen<br />

menstruele migraine en als de migraine wel ontstond, was<br />

deze minder heftig.<br />

Net als in het eerste onderzoek werd frovatriptan gegeven<br />

gedurende zes dagen waarbij een- of tweemaal daags 2,5 mg<br />

werd gebruikt. In beide onderzoeken werd op de eerste dag<br />

van behandeling een oplaaddosis gegeven van 5 of 10 mg. 12<br />

Hormoonbehandeling<br />

Zoals eerder vermeld, bestaat een verband tussen de daling<br />

van de oestrogeenspiegel en het ontstaan van de menstruele<br />

migraine.<br />

In de praktijk wordt aan vrouwen met menstruele migraine<br />

geadviseerd de orale anticonceptiva (OAC) door te slikken.<br />

De meeste OAC zijn combinatiepreparaten van oestrogeen<br />

en een progesteron die gedurende 21 dagen worden ingenomen<br />

en tijdens de stopweek (zeven dagen) niet. Om<br />

een daling van de oestrogeenspiegel te voorkomen slikt de<br />

vrouw de OAC gedurende een aantal cycli, ook tijdens de<br />

stopweek, door. Het advies is door te slikken totdat er een<br />

doorbraakbloeding ontstaat; dit is meestal na vier tot zes<br />

maanden. De volgende periode van doorslikken begint na<br />

één stopweek. Om een doorbraakbloeding te vermijden is<br />

het advies om de OAC maar drie maanden door te slikken.<br />

Het doorslikken van de OAC kan een vermindering geven<br />

van het anticonceptieve effect; dit geldt vooral voor de sub-<br />

30-OAC’s.<br />

Er is onderzoek gedaan naar de vraag in hoeverre het toedienen<br />

van extra oestrogeen een verbetering van de menstruele<br />

migraine zou geven. Dit is gedaan met oestradiolpleisters<br />

die de eerste twee tot drie dagen voor de menstruatie<br />

worden aangebracht. Vervolgens wordt de pleister verwisseld<br />

één dag voor en één dag na de menstruatie. Pleisters<br />

met een hoge oestrogeenconcentratie (de ‘100’-pleisters)<br />

kunnen effectief zijn in het voorkomen van menstruele<br />

migraine, maar dit geldt niet voor pleisters met lagere oestrogeenconcentraties.<br />

13<br />

Het is ook mogelijk door middel van oestrogeen in gelvorm<br />

de oestrogeenspiegel niet te laten dalen. Onderzoek toont<br />

dat dit een verbetering geeft van de menstruele migraine,<br />

maar het nadeel is dat migraine optreedt nadat met de gel<br />

wordt gestopt. 4<br />

Vrouwen die een pil gebruiken met een hoge dosis oestrogenen,<br />

hebben meer kans op het krijgen van trombose.<br />

Dit geldt vooral voor vrouwen bij wie de familieanamnese<br />

positief is voor trombose, bijvoorbeeld door de aanwezigheid<br />

van factor V Leiden. 14<br />

Verwijderen eierstokken?<br />

De hoofdpijnaanvallen veroorzaakt door de menstruele<br />

migraine kunnen voor vrouwen sociaal ernstig invaliderend<br />

werken. Daarom wordt wel eens de vraag gesteld: ‘Dokter,<br />

kunnen de eierstokken niet worden verwijderd?’ Door het<br />

verwijderen van de eierstokken kan de vrouw in een premature<br />

menopauze komen met alle nadelige gevolgen die dit<br />

met zich meebrengt, zoals het ontwikkelen van osteoporose.<br />

Uit onderzoek blijkt dat na de menopauze de migraine kan<br />

verbeteren en dat de spierspanninghoofdpijn erger wordt.<br />

Echter, bij vrouwen bij wie de eierstokken waren verwijderd,<br />

was de migraine erger geworden in vergelijking met<br />

vrouwen die op een natuurlijke manier in de menopauze<br />

waren gekomen. 15 Het advies is dus om niet de eierstokken<br />

te verwijderen bij vrouwen met menstruele migraine om<br />

een verbetering van de migraine te krijgen.<br />

Beschouwing<br />

Menstruele migraine komt vaak voor, met een geschatte<br />

prevalentie van 3%. Verder blijkt uit Nederlands onderzoek<br />

dat vrouwen met menstruele migraine vaker naar de<br />

huisarts gaan dan vrouwen met andere typen hoofdpijn. 2<br />

Dit heeft er waarschijnlijk mee te maken dat menstruele<br />

migraineaanvallen heftiger zijn, langer duren en minder<br />

reageren op aanvalsmedicatie. Het is daarom belangrijk<br />

menstruele migraine te herkennen als apart ziektebeeld en<br />

niet te beschouwen als een onderdeel van de menstruatie.<br />

Naast de reguliere migrainebehandeling kan ook hormoonbehandeling<br />

of intermitterende profylaxe worden gegeven.<br />

literatuur<br />

De literatuurlijst is opvraagbaar bij de uitgever via:<br />

roosenbrand@vanzuidencommunications.nl<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 260


In het heetst van de strijd<br />

staan échte helden op!<br />

Migraine is als een bosbrand; om er echt mee af te rekenen is vroegtijdig, effectief en<br />

langdurig blussen noodzakelijk. Vertrouw daarom in het heetst van de strijd op Fromirex, de triptaan<br />

met een lange halfwaardetijd1 . Bij circa 80% van de patiënten volstaat één tablet2 .<br />

Voordat u overweegt om het product voor te schrijven dient u de IB-tekst te bestuderen. Verwezen wordt naar de<br />

referenties. Hierin treft u meer informatie aan over het betreffende onderwerp. Raadpleeg voor uitvoerige informatie<br />

de IB-tekst. Alle informatie is opvraagbaar bij Menarini.<br />

De triptaan met een lánge halfwaardetijd<br />

triptanen voor migraine: welke voorkeur heeft<br />

de patiënt?<br />

Het menarini symposium tijdens het congres<br />

van de international Headache society (iHs)<br />

in berlijn op 23 juni behandelde de vraag: hoe<br />

meet je het beste of een behandeling voor migraineaanvallen<br />

succes heeft? Onder leiding van michel ferrari debatteerden<br />

peter goadsby en Hans-Christoph Diener over de<br />

stelling: De huidige richtlijnen voor klinisch onderzoek van<br />

migraine zijn onvoldoende gericht op de klinisch relevante<br />

aspecten van behandeling met triptanen. Of wel: is de<br />

huidige door de iHs aanbevolen primaire uitkomstmaat<br />

(pijnvrij na twee uur) adequaat? na het debat besprak<br />

ferrari een preference trial voor migraine, die past in de<br />

trend naar meer ‘patient centered medicine resp outcomes’.<br />

Prof. Goadsby (Universiteit van California, USA) had de<br />

meest eenvoudige rol in het debat: hij was voor de stelling,<br />

net als de meerderheid van het publiek. Hij benadrukte<br />

het woord huidige in de stelling, en voorkwam daarmee dat<br />

zijn opponent de initiatieven binnen de IHS om tot nieuwe<br />

richtlijnen te komen bij zijn argumentatie kon betrekken.<br />

Klinisch relevant is uiteindelijk: wat wil de patiënt?<br />

Volgens Goadsby is dit een behandeling met snelle, totale<br />

en langdurige/blijvende verlichting van migrainesymptomen.<br />

‘Pijnvrij na twee uur’ zegt weinig wanneer je na zes<br />

uur weer een recurrence hebt, en het maakt verschil of een<br />

triptan al na 30 minuten of pas na 1,5 uur werkt. Het is per<br />

definitie klinisch relevant wat patiënten willen, en nu de<br />

wensen van patiënten niet in de aanbevolen uitkomstmaat<br />

zitten (of maar zeer ten dele) is deze niet adequaat. Wat<br />

en hoe je precies wel moet meten bleef helaas onduidelijk.<br />

Prof. Diener (Universiteit van Duisburg-Essen, Duitsland)<br />

benadrukte vooral het feit dat ‘pijnvrij na twee uur’ bewezen<br />

betrouwbaar en sensitief is. Je weet wat je meet en de betrouwbaarheidsintervallen<br />

en placebopercentages zijn hiermee klein.<br />

Het effect van migrainebehandeling is niet objectief meetbaar.<br />

Zodra je complexere vragen aan proefpersonen gaat stellen, is<br />

de kans groot dat je misverstanden en ruis introduceert in een<br />

studie. Hij waarschuwde ook voor het kiezen van allerlei op de<br />

eigenschappen van een bepaalde triptan aangepaste uitkomstmaten<br />

in gesponsorde studies. Specifiek over het alternatief van<br />

preference studies zei Diener dat ze nooit door de autoriteiten<br />

als voldoende voor registratie zullen worden geaccepteerd, en<br />

dat toevoegen van een ‘placebopoot’ aan een dergelijke trial het<br />

design extreem ingewikkeld zou maken.<br />

Ook de stemming na afloop van het debat gaf weer dat<br />

de meeste clinici de beperkingen van het ‘twee uur pijn-<br />

vrij’ model zo fors vonden dat men voor de stelling bleef.<br />

Goadsby werd als winnaar van het debat uitgeroepen.<br />

Prof. Ferrari (LUMC) sprak vervolgens over de preference<br />

trial als een model dat mogelijk meer klinisch relevant is,<br />

althans de patiënt nadrukkelijk aan het woord laat om op<br />

basis van eigen afwegingen te kiezen tussen twee middelen.<br />

Inmiddels zijn drie van dergelijke preference trials voltooid.<br />

Het idee was dat een dergelijke aanpak nuttige aanvullende<br />

informatie zou kunnen opleveren, waar de registratiestudies<br />

eigenlijk nauwelijks een reden bieden om onderscheid tussen<br />

triptanen te maken. Ferrari besprak een inmiddels gepubliceerde<br />

rizatriptan versus frovatriptan trial, met ongeveer 230<br />

subjects, met patient-preference als primaire uitkomstmaat.<br />

In deze dubbelblinde, gerandomiseerde, cross-over studie<br />

werd voor behandelen gekozen zodra de migraine begint,<br />

en niet wachten tot de migraine minstens ‘matig ernstig’<br />

is. Deze manier van behandelen sluit immers beter aan op<br />

de praktijk. De patiënt behandelde tweemaal drie aanvallen.<br />

Daarna moest hij zijn mate van voorkeur voor één van beide<br />

triptanen op een visuele schaal van 10 cm aangeven (+ 5 cm<br />

= sterke voorkeur voor riza, 0 = geen voorkeur, -5 cm = sterke<br />

voorkeur voor frova). De conclusie was dat er geen ‘beste’<br />

triptan was, maar dat proefpersonen wel degelijk vaak (57%)<br />

een voor hen duidelijk favoriete triptan aanwezen. Ongeveer<br />

even vaak was dat rizatriptan als frovatriptan. Er was geen<br />

correlatie van betekenis tussen klassieke IHS-eindpunten<br />

en de voorkeur van patiënten. Wel leek rizatriptan sneller<br />

en korter en frovatriptan langzamer en langer te werken, wat<br />

gepaard ging met significant minder recurrence. Hierdoor<br />

was het aantal patiënten dat succesvol werd behandeld, op<br />

basis van sustained pain free en de voorkeur voor een van<br />

de triptanen, gelijk. De praktische boodschap uit deze studie<br />

zou kunnen zijn dat in de kliniek de patiënt de gelegenheid<br />

moet krijgen met enkele triptanen kennis te maken, om<br />

vervolgens het middel te kiezen dat hij prefereert.<br />

Tot slot sprak Carlo Lisotto (Universiteit van Padua, Italië)<br />

over het optimaliseren van triptan therapie in de praktijk.<br />

In deze lezing werd benadrukt dat in individuele gevallen<br />

de kenmerken van een migraineaanval erg uiteen kunnen<br />

lopen. Het is de kunst een triptan te vinden die optimaal aansluit<br />

bij de daaruit voortkomende behoeften van de patiënt.<br />

Dr. J.A. Carpay, neuroloog Tergooiziekenhuizen te Hilversum/<br />

Blaricum<br />

Dit verslag is mede mogelijk gemaakt door een educational<br />

grant van Menarini<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 261


Zeker Zaldiar<br />

• Maximaal 8 tabletten per dag 1<br />

• 3-4 maal daags, 1-2 tabletten 1<br />

• Zaldiar werkt na ongeveer 17 minuten 2<br />

ZLD-ADV-110630-01 Zie productinformatie elders in dit tijdschrift<br />

galenusprijZen <strong>2011</strong><br />

galenusprijzen <strong>2011</strong> voor dr. i. de esch en arzerra<br />

De galenus researchprijs <strong>2011</strong> is op 27 juni<br />

uitgereikt aan dr. iwan de esch van de Vrije<br />

universiteit amsterdam (Vu). Hij kreeg de<br />

prijs voor zijn onderzoek naar het ontwikkelen van nieuwe<br />

geneesmiddelen door middel van geavanceerde computertechnologieën.<br />

De galenus geneesmiddelprijs <strong>2011</strong> werd<br />

dit jaar toegekend aan arzerra ® (ofatumumab) van de firma<br />

glaxosmithkline b.V. arzerra is een nieuw middel tegen<br />

chronische lymfatische leukemie.<br />

De jaarlijkse uitreiking van de nationale Galenusprijzen,<br />

georganiseerd door de Stichting <strong>Galenusprijs</strong><br />

Nederland, vond plaats in CORPUS in Oegstgeest. De<br />

Geneesmiddelenprijs is voor het meest innovatieve en<br />

betekenisvolle geneesmiddel dat het voorgaande kalenderjaar<br />

in de handel werd gebracht. De Researchprijs is<br />

bestemd voor een veelbelovende jonge onderzoeker op het<br />

gebied van geneesmiddelonderzoek. Hoofdsponsor van<br />

de Galenusprijzen is de medische uitgeverij Van Zuiden<br />

Communications B.V. Overige sponsoren waren onder meer<br />

Nefarma en ZonMW.<br />

researchprijs <strong>2011</strong><br />

Winnaar van de Galenus Researchprijs <strong>2011</strong> was Dr.<br />

Iwan de Esch, universitair hoofddocent bij de Vakgroep<br />

Farmacochemie van de VU. De prijs werd uitgereikt door<br />

dr. Koen Wiedhaup, voormalig directeur Research &<br />

Development van Organon. Wiedhaup prees de dynamische<br />

instelling van De Esch. ”Hij is een aanstormende<br />

wetenschapper en gewaardeerd docent. Bovendien maakt<br />

hij tijd voor activiteiten waar veel wetenschappers, zowel<br />

jong als oud, voor terugdeinzen.” Ook de voorzitter van<br />

de jury, emeritus hoogleraar Farmacochemie prof. dr.<br />

Henk Timmerman, roemde de bedrijvigheid van De Esch.<br />

”De jury concludeert dat Iwan de Esch niet alleen hoog<br />

scoort met betrekking tot de primaire activiteiten van een<br />

universitaire medewerker, maar bovenal ook excelleert bij<br />

het valoriseren van de bereikte onderzoeksresultaten. Hij<br />

verdient de Galenus Researchprijs <strong>2011</strong> ten volle!”<br />

Kandidaten geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong><br />

Voor de Galenus Geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong> waren<br />

dit jaar vier kandidaten: Arzerra ® (ofatumumab) van<br />

GlaxoSmithKline B.V., Instanyl ® (intranasaal fentanylcitraat)<br />

van Nycomed B.V.,. Iressa ® (gefitinib) van AstraZeneca<br />

B.V. en Valdoxan ® (agomelatine) van Servier B.V.<br />

uitreiking door minister schippers<br />

Uit de vier kandidaten waren door de jury twee middelen,<br />

namelijk Arzerra en Iressa genomineerd. Voordat de<br />

winnaar van de Galenus Geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong> werd<br />

bekendgemaakt, richtte drs. Edith Schippers, minister van<br />

VWS, zich tot de aanwezigen. Met de woorden ”Zonder<br />

vernieuwing staat Nederland stil” besprak ze de noodzaak<br />

voor een maatschappelijk klimaat dat ruimte geeft aan<br />

innovatief onderzoek. Maar ook de noodzaak tot kostenbeperking<br />

kwam aan bod, waarbij de minister de aangekondigde<br />

bezuinigingen in de zorg verdedigde. Echter, de<br />

kabinetsplannen bevatten ook een aantal maatregelen om<br />

innovatie te stimuleren, zoals voorwaardelijke toelating van<br />

nieuwe middelen tot het basispakket en aandacht voor life<br />

sciences als één van de topprioriteitsgebieden.<br />

arzerra winnaar geneesmiddelenprijs <strong>2011</strong><br />

Tot slot werd de Galenus Geneesmiddelenprijs overhandigd<br />

door de minister aan Rudolf van Olden, medisch directeur<br />

van GlaxoSmithKline B.V., voor het geneesmiddel Arzerra.<br />

Van Olden gaf aan de prijs als een belangrijke erkenning te<br />

zien voor het samenwerkingsverband waar binnen dit nieuwe<br />

molecuul is ontwikkeld. Hierbij werd benadrukt dat een<br />

Nederlandse onderzoeker, prof. dr. Jan van de Winkel (hoogleraar<br />

immunologie UMC Utrecht), aan de wieg heeft gestaan<br />

van het nieuwe werkingsprincipe van het middel (Arzerra).<br />

Arzerra is een nieuw volledig humaan monoklonaal antilichaam<br />

dat is geregistreerd voor de behandeling van<br />

chronische lymfatische leukemie die refractair is voor de<br />

bestaande therapie. Volgens de jury is men erin geslaagd<br />

met dit middel een nieuw mechanisme voor de binding van<br />

het nieuwe antilichaam met CD20 te identificeren. Zeer bijzonder<br />

is dat dit geneesmiddel versneld voorlopige registratie<br />

heeft ontvangen op basis van één open label-onderzoek.<br />

Tijdens dit onderzoek werd een duidelijke verbetering in de<br />

overlevingsduur gezien. ”Arzerra is innovatief en voorziet<br />

in een unmet medical need”, aldus de jury.<br />

Over de galenusprijzen<br />

De Galenusprijzen worden jaarlijks toegekend. De prijzen<br />

werden in 1993 voor het eerst in Nederland uitgereikt.<br />

Sinds 2010 worden de prijzen beheerd door de Stichting<br />

<strong>Galenusprijs</strong> Nederland. De medische uitgeverij Van Zuiden<br />

Communications B.V. treedt op als hoofdsponsor. Hiernaast<br />

worden de prijzen grotendeels mogelijk gemaakt door Nefarma<br />

en ZonMW. Overige sponsoren zijn Corpus, Ephor, Hinfelaar<br />

PR, Smelik Abrahams Morssinkhof en Vondst Advocaten.<br />

De jury is onafhankelijk en bestaat uit wetenschappers en<br />

bestuurders van openbare lichamen in de medische sector.<br />

Meer informatie is te vinden op www.galenusprijs.nl.<br />

m o d e r n m e d i c i n e · 2 0 1 1 · n r . 7 / 8 <strong>262</strong>


REFERENTIES<br />

1. Wasan et al., Current Drug Safety 2009; 4(1): 22-29 2. Wernicke JF et al., Neurology 2006; 67: 1411-1420 3. Pritchett<br />

YL et al., Pain Med 2007; 8(5): 397-409 4. Farrar YT et al., Pain 2001; 94: 149-158 5. 1B-tekst Cymbalta 6. Witmijer VG et al.,<br />

J Clin Psychiatry 2007; 68:.123-128 7. Raskin J et al., J Clin Psychiatry 2003; 64(10): 1237-1244 8. Wernicke JF et al., Pain Med<br />

2007; 8(6): 503-513 9. Hudson et al., Human Psychopharmacology Clin Exp 2005; 20: 327-341 10. Fishbain et al., Pain Practice 2009<br />

11. Armstrong DG et al., Pain Med 2008; 8(5): 410-419 12. Baron R et al., Nature Clin Pract Neurology 2006; (2): 95-106<br />

Verkorte productinformatie CYMBALTA Naam en farmaceutische vorm: CYMBALTA 30 mg harde maagsapresistente capsules en CYMBALTA<br />

60 mg harde maagsapresistente capsules. Samenstelling: Elke capsule bevat ofwel 30 mg ofwel 60 mg duloxetine als duloxetinehydrochloride.<br />

Indicaties: Behandeling van depressieve stoornis. Behandeling van diabetische perifere neuropathische pijn. Cymbalta is geïndiceerd voor<br />

gebruik bij volwassenen. Behandeling van gegeneraliseerde angststoornis. Dosering: De startdosis en aanbevolen onderhoudsdosis voor<br />

depressieve stoornis en diabetische perifere neuropathische pijn bij volwassenen is 60 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Doseringen<br />

hoger dan 60 mg eenmaal daags, tot een maximale dosis van 120 mg per dag toegediend in gelijk verdeelde doses, zijn in klinische<br />

onderzoeken beoordeeld op veiligheid. Er is bij depressieve patiënten echter geen klinisch bewijs dat erop wijst dat patiënten die niet reageren<br />

op de aanbevolen startdosis, baat zouden kunnen hebben bij optitreren van de dosis. Bij patiënten met respons op duloxetine en met een<br />

voorgeschiedenis van herhaalde episoden van depressie kan een verdere langetermijn behandeling met een dosis van 60 tot 120 mg<br />

overwogen worden. Bij patiënten met diabetische perifere neuropathische pijn vertoonde de plasmaconcentratie van duloxetine grote interindividuele<br />

variabiliteit. Om die reden kunnen sommige patiënten, die onvoldoende reageren op 60 mg, baat hebben bij een hogere dosis.<br />

De aanbevolen startdosis voor gegeneraliseerde angststoornis is 30 mg eenmaal daags met of zonder voedsel. Bij onvoldoende respons kan<br />

verhoogd worden tot 60 mg. Bij comorbide depressie is de startdosis en onderhoudsdosering 60 mg eenmaal daags. Contra-indicaties:<br />

Overgevoeligheid voor duloxetine of voor één van de hulpstoffen. Gelijktijdig gebruik van CYMBALTA met niet-selectieve, irreversibele<br />

Monoamine-Oxidaseremmers (MAO-remmers). Een leveraandoening die leidt tot leverfunctiestoornis. Combinatie met fluvoxamine,<br />

ciprofloxacine of enoxacine (krachtige CYP1A2-remmers) aangezien de combinatie leidt tot verhoogde plasmaconcentraties van duloxetine.<br />

Ernstige nierfunctiestoornis (creatinineklaring < 30 ml/min). Start van de behandeling met CYMBALTA bij patiënten met ongecontroleerde<br />

hypertensie. Waarschuwingen: Met voorzichtigheid gebruiken bij patiënten met een voorgeschiedenis van manie of met bipolaire stoornis en/<br />

of convulsies. Voorzichtigheid is geboden wanneer CYMBALTA wordt voorgeschreven aan patiënten met verhoogde intraoculaire druk of met<br />

een risico van acuut nauwe kamerhoekglaucoom. Bij patiënten met bekende hypertensie en/of andere hartziekte wordt geëigende controle van<br />

de bloeddruk aanbevolen, vooral in het begin van de behandeling. Duloxetine dient voorzichtig gebruikt te worden bij patiënten bij wie de<br />

conditie gepaard kan gaan met een versnelde hartslag of verhoogde bloeddruk. Voorzichtigheid is geboden bij gebruik van CYMBALTA in<br />

combinatie met antidepressiva, met name gebruik met selectieve reversibele MAO- remmers wordt niet aanbevolen. Ongewenste effecten<br />

kunnen vaker optreden tijdens gelijktijdig gebruik van CYMBALTA en kruidenpreparaten met sint-janskruid (Hypericum perforatum). Gevallen<br />

van suïcidale gedachten en suïcidale gedragingen zijn gemeld tijdens therapie met duloxetine of vlak na het staken van de behandeling. Intensief<br />

toezicht op patiënten met een hoog suïciderisico is noodzakelijk. Patiënten (en verzorgers van patiënten) dienen bewust te worden gemaakt van<br />

de noodzaak om toezicht te houden op het optreden van elke klinische verslechtering, suïcidale gedachten/gedrag en ongebruikelijke<br />

veranderingen in gedrag en om onmiddellijk medisch advies te zoeken indien deze symptomen zich voordoen. CYMBALTA dient niet te worden<br />

gebruikt bij de behandeling van kinderen en adolescenten jonger dan 18 jaar. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten die gebruik maken van<br />

anticoagulantia en/of geneesmiddelen waarvan bekend is dat ze de bloedplaatjesfunctie beïnvloeden en bij patiënten van wie bekend is dat ze<br />

bloedingsneigingen hebben. Voorzichtigheid is geboden bij patiënten met een verhoogde kans op hyponatriëmie, zoals ouderen, cirrotische- of<br />

gedehydrateerde patiënten of patiënten behandeld met diuretica. Onthoudingsverschijnselen bij stopzetting van de behandeling zijn gebruikelijk,<br />

vooral wanneer abrupt wordt gestopt. Er zijn beperkte gegevens over het gebruik van 120 mg CYMBALTA bij ouderen met depressieve<br />

stoornissen en over het gebruik van CYMBALTA bij ouderen met gegeneraliseerde angststoornis. Het gebruik van duloxetine wordt geassocieerd<br />

met het ontwikkelen van acathisie, gekarakteriseerd door een subjectieve onprettige, verontrustende rusteloosheid en de behoefte veel te<br />

bewegen, gepaard gaand met het niet in staat zijn om stil te zitten of stil te staan. Bij patiënten die deze symptomen ontwikkelen kan verhogen<br />

van de dosering schadelijk zijn. Duloxetine wordt toegepast onder verschillende handelsmerken bij verscheidene indicaties (CYMBALTA bij<br />

zowel diabetische neuropatische pijn, ernstige depressieve stoornis, gegeneraliseerde angststoornis en YENTREVE bij stress-urineincontinentie).<br />

Het gelijktijdige gebruik van meer dan één van deze producten dient te worden vermeden. Gevallen van leverbeschadiging<br />

waaronder ernstige verhogingen van leverenzymen (>10 maal de normale bovengrens), hepatitis en geelzucht zijn gerapporteerd met<br />

duloxetine. De meeste gevallen vonden plaats tijdens de eerste maanden van behandeling. Duloxetine moet met voorzichtigheid worden<br />

gebruikt bij patiënten die behandeld worden met andere geneesmiddelen geassocieerd met leverbeschadiging. CYMBALTA capsules bevatten<br />

sacharose. Patiënten met de zeldzame erfelijke problemen fructose-intolerantie, glucose-galactosemalabsorptie of sacharose-isomaltaseinsufficiëntie<br />

dienen dit geneesmiddel niet te gebruiken. Zwangerschap en borstvoeding: Het gebruik van SSRI’s tijdens de zwangerschap, in<br />

het bijzonder aan het eind van de zwangerschap, kan de kans op blijvende pulmonaire hypertensie bij de pasgeborene (PPHN) verhogen.<br />

Hoewel er geen studies gedaan zijn die de relatie tussen PPHN en behandeling met SNRI hebben onderzocht, kan dit mogelijke risico, het<br />

betrokken werkingsmechanisme (remming van de serotonine-heropname) in aanmerking genomen, bij duloxetine niet worden uitgesloten.<br />

Bijwerkingen: zeer vaak (≥1/10): hoofdpijn, slaperigheid, duizeligheid, misselijkheid, droge mond; vaak (≥1/100 en


ARCOXIA HEEFT EEN BREED INDICATIEGEBIED<br />

ARCOXIA is geïndiceerd voor de symptomatische verlichting van:<br />

• ARTROSE • ARTROSE<br />

• REUMATOÏDE ARTRITIS<br />

• ZIEKTE VAN BECHTEREW<br />

De dosis voor elke indicatie is de maximale aanbevolen dagelijkse dosis,<br />

behalve voor artrose, waarvoor de maximale aanbevolen dagelijkse dosis 60 mg is.<br />

a. Arcoxia 120 mg moet alleen voor de acute symptomatische periode worden gebruikt<br />

(maximaal 8 dagen).<br />

Postbus 581, 2003 PC Haarlem. Tel. 0800-9999000<br />

E-mail: medicalinfo.nl@merck.com, www.msd.nl, www.univadis.nl<br />

30 mg 60 mg<br />

90 mg<br />

• ACUTE JICHTARTRITIS<br />

1 TABLET, ÉÉNMAAL DAAGS.<br />

THE POWER TO MOVE YOU<br />

120 mg a<br />

Raadpleeg de volledige productinformatie elders in<br />

dit tijdschrift alvorens het product voor te schrijven.<br />

1109ACX08NL884J1108

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!