06.09.2013 Views

Onderzoek naar afdoening asielaanvragen Somaliërs sinds ...

Onderzoek naar afdoening asielaanvragen Somaliërs sinds ...

Onderzoek naar afdoening asielaanvragen Somaliërs sinds ...

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

© VluchtelingenWerk Nederland, VluchtWeb, oktober 2010<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>naar</strong> <strong>afdoening</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong> <strong>sinds</strong><br />

afschaffing categoriaal beschermingsbeleid<br />

1. INLEIDING<br />

Op 3 april 2009 heeft de toenmalige staatssecretaris van Justitie de Tweede Kamer laten<br />

weten het categoriale beschermingsbeleid ten aanzien van Zuid- en Centraal-Somalië af te<br />

schaffen. Volgens de staatssecretaris was het categoriale beschermingsbeleid onhoudbaar<br />

geworden, omdat door het mutileren van vingertoppen door <strong>Somaliërs</strong> geen Dublinclaim<br />

gelegd kon worden en omdat er misbruik werd gemaakt van de mogelijkheid pleegkinderen<br />

te laten nareizen. De fraude en het misbruik vormden aanleiding om het Nederlandse<br />

asielbeleid beter af te stemmen op het beleid van omringende landen. De maatregel is<br />

ingegaan op 19 mei 2009.<br />

VluchtelingenWerk Nederland is van mening dat het categoriaal beschermingsbeleid voor<br />

Somalië niet beëindigd had moeten worden. Tegen fraude in de asielprocedure moeten<br />

maatregelen genomen worden, maar fraude is geen grond voor het al dan niet voeren van<br />

een categoriaal beschermingsbeleid. VluchtelingenWerk stelt dat de indicatoren voor<br />

intrekking van het beleid verband dienen te houden met de situatie in het land van herkomst.<br />

De situatie in Somalië is onverminderd slecht en het getuigt van bijzondere hardheid als<br />

asielzoekers <strong>naar</strong> die situatie zouden worden teruggestuurd.<br />

De staatssecretaris heeft bij de afschaffing van het beleid erkend dat de veiligheidssituatie in<br />

het land nog steeds slecht is. Ook heeft de staatssecretaris toegezegd dat <strong>Somaliërs</strong> die<br />

geen fraude hebben gepleegd en bescherming nodig hebben, deze nog altijd zullen krijgen.<br />

Daarnaast staat in het WBV 2009/16, waarin de beëindiging van het categoriale beleid is<br />

vastgelegd, dat asielzoekers uit Zuid- en Centraal-Somalië ‘eerder’ in aanmerking kunnen<br />

komen voor een asielvergunning op de b-grond van artikel 29 Vw vanwege de onverminderd<br />

slechte veiligheidssituatie in die regio. Er staat echter niet bij wat er onder ‘eerder’ wordt<br />

verstaan.<br />

Het bovenstaande was voor VluchtelingenWerk Nederland aanleiding om te monitoren of de<br />

staatssecretaris haar toezeggingen over een ruimhartige toepassing van het asielbeleid<br />

gestand doet. VluchtelingenWerk wil graag weten of Somalische asielzoekers die<br />

bescherming in Nederland nodig hebben, deze daadwerkelijk krijgen, ook na afschaffing van<br />

het categoriaal beschermingsbeleid. Door het analyseren van asieldossiers krijgt<br />

VluchtelingenWerk meer inzicht in de wijze van <strong>afdoening</strong> in Somalische asielzaken. Bij het<br />

analyseren van deze dossiers wordt in het bijzonder gekeken <strong>naar</strong> extra kwetsbare groepen:<br />

etnische minderheden en (alleenstaande) vrouwen. Op dit moment is er geen speciaal beleid<br />

voor hen van kracht. VluchtelingenWerk Nederland heeft er in het verleden voor gepleit om<br />

alleenstaande vrouwen en etnische minderheden aan te merken als risicogroep en<br />

kwetsbare minderheidsgroep.<br />

Het onderhavige onderzoek gaat over de maanden juni, juli en augustus 2009, de periode<br />

direct na de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid. De conclusies die aan dit<br />

onderzoek verbonden worden hebben dus ook enkel betrekking op deze periode.<br />

2. METHODE<br />

Voor het project Monitoring Somalië heeft VluchtelingenWerk voor een steekproef een<br />

selectie gemaakt van 150 <strong>asielaanvragen</strong> die zijn ingediend in de maanden juni, juli en<br />

augustus 2009. Dit zijn dus asielverzoeken die zijn ingediend in de maanden direct volgend<br />

op de intrekking van het categoriaal beschermingsbeleid, op 19 mei 2009. Voor deze selectie<br />

is gebruikgemaakt van het Vluchtelingen Volg Systeem, een database waarin<br />

VluchtelingenWerk dossiers van asielzoekers bijhoudt vanaf het begin van instroom in de<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 1 van 27


asielprocedure, in het aanmeldcentrum (AC). Dit systeem, dat door de regionale afdelingen<br />

van VluchtelingenWerk wordt ingevuld en bijgehouden, verschaft relevante gegevens uit de<br />

procedure, zoals verblijfplaats en de fase van de procedure waarin de asielzoeker zich<br />

bevindt. Op basis van dit systeem is een lijst samengesteld van alle asielzoekers die een<br />

aanvraag hebben ingediend in de genoemde drie maanden. Voor het onderzoek zijn van<br />

deze lijst bepaalde zaken verwijderd, te weten: aanvragen van minderjarigen, herhaalde<br />

<strong>asielaanvragen</strong>, foutief vermelde aanvragen van eerdere datum, dubbele vermeldingen van<br />

aanvragen. De aanvragen van minderjarige asielzoekers zijn niet meegenomen in dit<br />

onderzoek, omdat het asielrelaas van een minderjarige vaak minder individuele aspecten<br />

bevat dan die van volwassen aanvragers.<br />

Uiteindelijk bleef een lijst van 1216 zaken over, allemaal eerste aanvragen van volwassenen.<br />

Elke 8 e persoon op de lijst is in de steekproef meegenomen. Halverwege het onderzoek<br />

heeft nog een correctie plaatsgevonden waarbij enkele foutief vermelde zaken vervangen<br />

zijn. Aldus is een onderzoekspopulatie ontstaan van 150 asielzaken, waarvan de relevante<br />

dossiers via de advocatuur en regionale werkgroepen van VluchtelingenWerk zijn<br />

opgevraagd. 62 van de relevante dossiers die voor het onderzoek zijn ontvangen, bleken<br />

compleet en bruikbaar voor nader onderzoek.<br />

Een aantal van deze 150 asieldossiers is als inhoudelijk niet relevant aangemerkt en deze<br />

dossiers zijn niet opgevraagd voor verdere bestudering. Dit betreft dossiers van asielzoekers<br />

die in een Dublinprocedure terecht zijn gekomen. Aangezien deze <strong>asielaanvragen</strong> niet<br />

inhoudelijk door de IND zijn getoetst, hebben zij voor dit onderzoek geen waarde.<br />

Deze Dublincategorie bestaat uit zaken waarbij een Dublinprocedure in gang is gezet nadat<br />

door vingerafdrukken in de Eurodac-test is uitgewezen dat de asielzoeker eerder in een<br />

ander Europees land heeft verbleven. Ook zijn in deze Dublincategorie zaken opgenomen<br />

waarbij geen Eurodac-test kon plaatsvinden vanwege de slechte kwaliteit van<br />

vingerafdrukken (waarbij mogelijk vingertopmutilatie aan de orde was).<br />

Voor dit onderzoek is de uitkomst van de Dublinprocedure niet afgewacht. Dat betekent dat<br />

in deze categorie ook de dossiers vallen van asielzoekers die nog niet definitief onder artikel<br />

30 Vw zijn afgewezen. Het onderzoek maakt dus geen onderscheid tussen zaken waarin<br />

uiteindelijk ook daadwerkelijk een Dublinclaim is gelegd en zaken waarbij de procedure<br />

hierover nog geen duidelijkheid heeft opgeleverd. De categorie van (mogelijke) Dublinzaken<br />

omvat ongeveer één derde (52) van de steekproef van 150 asielzaken. Hoewel deze zaken<br />

niet inhoudelijk zijn bestudeerd, worden zij in het kwantitatieve gedeelte van dit onderzoek<br />

wél meegerekend.<br />

Een tweede categorie van dossiers die niet inhoudelijk zijn bekeken, is de categorie nonrespons.<br />

Deze bestaat uit zaken waarvan na doorvragen bij regionale afdelingen van<br />

VluchtelingenWerk en bij advocaten, geen nadere informatie ingewonnen kon worden. Er<br />

ontbreekt in deze zaken essentiële informatie, waardoor een inhoudelijke bestudering vrijwel<br />

onmogelijk is geworden. Te denken valt bijvoorbeeld aan zaken waarbij de asielzoeker met<br />

onbekende bestemming is vertrokken (mob). Ook kan het gaan om procedures die vertraagd<br />

waren en waarbij belangrijke stukken ontbraken. Verder zijn in de categorie non-respons de<br />

zaken opgenomen waarin de advocaat of de regionale werkgroep van VluchtelingenWerk of<br />

de asielzoeker zelf geen nadere informatie kon of wilde geven. Deze categorie omvat 36<br />

zaken van de geselecteerde 150.<br />

Asielzaken waarbij gezinshereniging aan de orde was, zijn in dit onderzoek wél inhoudelijk<br />

bekeken. Het betreft veelal zaken van nagereisde asielzoekers die om hereniging met hun<br />

partner verzoeken. Deze <strong>asielaanvragen</strong> dienen door de IND individueel inhoudelijk te<br />

worden onderzocht, dus losstaand van het asielverzoek van de eerder ingereisde partner.<br />

Deze aanvragen kunnen behalve middels artikel 29, eerste lid, onder e (de grond voor<br />

gezinshereniging), ook op andere gronden worden ingewilligd. Van elk gezin is slechts één<br />

persoon meegenomen in het onderzoek. Deze zaken zijn als gewone, eerste aanvragen<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 2 van 27


ehandeld en vormen geen aparte categorie. In totaal bleven 62 van de oorspronkelijke 150<br />

steekproefzaken over voor het inhoudelijk onderzoek.<br />

Het onderzoek van de dossiers omvat de rapporten die door de IND zijn opgemaakt tijdens<br />

de asielprocedure (zowel de AC-procedure als de OC-procedure). Dit zijn het eerste en<br />

nader gehoor, het voornemen in geval van voorgenomen afwijzing van de aanvraag, en de<br />

beschikking waarin de uiteindelijke beslissing wordt verwoord. Per asieldossier heeft<br />

VluchtelingenWerk gekeken <strong>naar</strong> de geloofwaardigheid en de ernst van het relaas van de<br />

asielzoeker. Hiervoor werd met name gekeken <strong>naar</strong> de verklaringen in het nader gehoor.<br />

Ook het oordeel van de IND is in beschouwing genomen. Bij afwijzingen zijn de<br />

overwegingen uit het voornemen bestudeerd. Verder is er in dit onderzoek cijfermateriaal<br />

verzameld. Zo is gekeken <strong>naar</strong> aantallen aanvragen van verschillende groepen, zoals<br />

vrouwen en etnische minderheden. Ook is gekeken <strong>naar</strong> aantallen inwilligingen en<br />

afwijzingen en hoe vaak deze voorkwamen in de AC-procedure en de OC-procedure. Dit<br />

laatste is interessant omdat het een beeld geeft van de tijd die de IND heeft genomen om te<br />

komen tot een oordeel over de zaak. Door de advocaat ingebrachte stukken, zoals correcties<br />

& aanvullingen, het zwaarwegend advies en de zienswijze, zijn buiten beschouwing gelaten.<br />

Het onderzoek reikt tot de uiteindelijke beslissing door de IND en gaat in principe niet in op<br />

stukken uit de beroepsprocedure (beroep, eventueel hoger beroep).<br />

3. ONTWIKKELINGEN IN ZUID- EN CENTRAAL-SOMALIË<br />

Sinds de val van het regime van Siad Barre in 1991, is de situatie in Somalië chaotisch en<br />

vechten verschillende clans en groeperingen met elkaar. Het land viel uiteen en bestaat<br />

tegenwoordig uit drie min of meer autonome staten: Somaliland, Puntland en Zuid- en<br />

Centraal Somalië. Somaliland en Puntland zijn redelijk stabiel en hebben eigen regeringen.<br />

Zij hebben zich onafhankelijk verklaard maar zijn niet erkend door de internationale<br />

gemeenschap. Belangrijkste conflicthaard ligt in Zuid- en Centraal Somalië. Daar wordt een<br />

conflict uitgevochten tussen regeringstroepen van de Transitional Federal Government<br />

(TFG) enerzijds en een complex geheel van rebellengroeperingen anderzijds. Deze<br />

rebellengroeperingen bestrijden elkaar onderling ook weer. De voornaamste<br />

rebellengroeperingen in Somalië zijn de Alliance for the Re-liberation of Somalia (ARS), de<br />

Union of Islamic Courts (UIC), al-Shabaab, en Hisb-ul Islam. Er zijn enkele kleinere<br />

rebellengroeperingen die in sommige gevallen ook weer deel uitmaken van grotere groepen.<br />

De Transitional Federal Government, die gevormd is tijdens vredesbesprekingen in Kenia in<br />

2004, wordt gesteund door de aanwezige troepen van AMISOM (de vredesmissie van de<br />

Afrikaanse Unie) en delen van de UIC. De TFG slaagt er echter niet in controle uit te oefenen<br />

over heel Somalië. Zij heeft slechts een klein deel van de hoofdstad Mogadishu in handen,<br />

waaronder het vliegveld, de haven, het presidentieel paleis en een paar tussenliggende<br />

straten. Om deze gebieden wordt geregeld strijd geleverd met gewapende groeperingen. De<br />

regering beschikt over een nauwelijks functionerend overheidsapparaat. De ordehandhaving<br />

is slecht uitgerust en ongetraind en bestaat deels uit autonome clanmilities waarover de TFG<br />

geen daadwerkelijke controle heeft.<br />

De belangrijkste rebellengroep is op dit moment al-Shabaab, dat ‘de jeugd’ betekent in het<br />

Arabisch. Deze groep streeft de terugtrekking van de buitenlandse, aan de TFG gelieerde<br />

troepen na en de omverwerping van de TFG. De groep is formeel door de Verenigde Staten<br />

als een buitenlandse terroristische organisatie bestempeld. In de loop van 2008 veroverde<br />

al-Shabaab grote delen van Zuid- en Centraal Somalië. In gebieden in Zuid- en Centraal<br />

Somalië die met name onder controle staan van al-Shabaab, zijn burgers het slachtoffer van<br />

wrede bestraffingen door de draconische interpretatie van de sharia. Bestraffingen als<br />

zweepslagen komen voor, en soms ook amputaties en steniging. Mensen die zich uitspreken<br />

tegen al-Shabaab of zich openlijk verzetten, worden bedreigd en mishandeld, soms ontvoerd<br />

en in het ernstigste geval gedood.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 3 van 27


De hevigste gevechten in 2009 vonden plaats in Mogadishu. Begin mei 2009 –vlak voor de<br />

periode van dit onderzoek– lanceerden al-Shabaab, Hizbul Islam en milities gelieerd aan<br />

beide groeperingen een offensief tegen de TFG, AMISOM en aan de TFG gelieerde milities,<br />

nadat toenaderingspogingen en bemiddelingsacties waren mislukt. Alleen al in de maand<br />

mei kwamen ongeveer 200 mensen om en raakten er 700 gewond, met name<br />

burgerslachtoffers. Mortiervuur in dichtbevolkte gebieden veroorzaakte de dood van hele<br />

families en de ontheemding van <strong>naar</strong> schatting 70.000 mensen. Door veel Somalische<br />

burgers wordt dit geweld omschreven als het meest destructieve van de laatste jaren. Er was<br />

sprake van willekeurig geweld en ernstige en wijdverspreide schendingen van<br />

mensenrechten.<br />

Volgens de laatste cijfers zijn er door de aanhoudende oorlogssituatie bijna anderhalf miljoen<br />

mensen ontheemd geraakt in Somalië. De overgrote meerderheid daarvan verblijft in Zuid-<br />

en Centraal Somalië, met name in en nabij Mogadishu. In de eerste helft van 2010 is het<br />

aantal ontheemde families in Mogadishu geleidelijk gegroeid. In de stad verblijven 350.000<br />

intern ontheemden. Families leven onder erbarmelijke omstandigheden op straat. Velen van<br />

hen kunnen de provisorische vluchtelingenkampen in de Afgoye-corridor niet bereiken. In die<br />

vluchtelingenkampen, vlak buiten de hoofdstad, verblijven 366.000 mensen.<br />

Bijna een half miljoen Somalische vluchtelingen leven buiten Somalië. De overgrote<br />

meerderheid heeft haar toevlucht genomen tot de buurlanden, zoals Kenia en Jemen. In<br />

Nederland wonen ongeveer 22.000 personen van Somalische afkomst. In 2009 vroegen<br />

5889 <strong>Somaliërs</strong> asiel aan in Nederland. Dat is bijna 40% van het totale aantal<br />

<strong>asielaanvragen</strong> in Nederland in dat jaar. In de periode van januari tot en met juni 2010 deden<br />

1313 <strong>Somaliërs</strong> een asielverzoek in Nederland. Daarmee zijn <strong>Somaliërs</strong> de grootste groep<br />

asielzoekers.<br />

De veiligheidssituatie gereflecteerd in asielrelazen<br />

Het geweld in Somalië is gereflecteerd in de verhalen die asielzoekers met zich meedragen.<br />

Veel asielrelazen gaan over bedreiging, mishandeling, ontvoering en moord door leden van<br />

al-Shabaab. Het ontplooien van ‘onislamitische’, door al-Shabaab als verkeerd beschouwde<br />

activiteiten, is hier vaak de oorzaak van. Voorbeelden van dergelijke activiteiten zijn de<br />

verkoop van alcohol of qat, het produceren of publiekelijk ten gehore brengen van muziek,<br />

het runnen van een filmhuis. Daarnaast speelt geregeld dat al-Shabaab mensen op<br />

dreigende of gewelddadige wijze onder druk zet om voor de groepering te werken. Ook het<br />

(vermeend) bedienen van, of handelen met de verkeerde groepering, waarna dreigementen<br />

van de tegenpartij volgen (regering of al-Shabaab), wordt vaak als vluchtmotief aangevoerd.<br />

Veel voorkomende problemen houden daarnaast verband met geheime huwelijken of<br />

gemengde huwelijken tussen leden van verschillende stammen. Ook huiselijk geweld en<br />

uithuwelijking spelen een rol, soms gepaard gaand met gewelddadige familievetes, conflicten<br />

tussen verschillende families of conflicten waarbij stamgenoten worden betrokken. Dergelijke<br />

asielrelazen zijn veelal afkomstig van vrouwen en leden van minderheidsstammen.<br />

4. ANALYSE VAN DE ZAKEN: ALGEMENE BEVINDINGEN<br />

De 150 geselecteerde zaken<br />

Zoals eerder aangegeven, zijn in dit onderzoek aanvankelijk 150 asielzaken opgenomen,<br />

waarvan de asielaanvraag in juni, juli of augustus 2009 is ingediend. Nadat deze zaken<br />

enkele maanden gevolgd zijn via het Vluchtelingen Volg Systeem, is een verdeling gemaakt<br />

waarin drie categorieën te onderscheiden zijn: een Dublin-categorie, een categorie<br />

nonrespons en een categorie bestemd voor nader inhoudelijk onderzoek bestaande uit 62<br />

complete asieldossiers (zie voor een toelichting op de categorieën het hoofdstuk Methode).<br />

Een dossier omvat de IND-rapporten van de gehoren, het voornemen en/of de beschikking.<br />

Uit figuur 1 blijkt hoe de 150 oorspronkelijk geselecteerde zaken onder te verdelen zijn in de<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 4 van 27


genoemde drie categorieën. Waar vanaf hier gesproken wordt over het ‘inhoudelijke<br />

onderzoek’ wordt gedoeld op de 62 nader bestudeerde dossiers.<br />

24%<br />

35%<br />

Figuur 1: Onderverdeling 150 geselecteerde zaken<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 5 van 27<br />

41%<br />

Beschikbaar<br />

Dublin<br />

Nonrespons<br />

De 62 daadwerkelijk geanalyseerde dossiers<br />

Ten aanzien van de 62 aanvragers van wie het dossier inhoudelijk is bestudeerd, volgt<br />

hieronder een weergave van de algemene kenmerken en bevindingen.<br />

De geanalyseerde dossiers - Geografische herkomst<br />

Opvallend is de herkomst van asielzoekers van wie de asieldossiers zijn onderzocht.<br />

Nagenoeg alle asielzoekers verklaren uit Mogadishu of de rest van Zuid- en Centraal<br />

Somalië te komen. (De stad is apart van de regio opgenomen in het onderzoek.) Dit, terwijl<br />

de steekproef van 150 zaken is gedaan uit aanvragen van personen uit héél Somalië,<br />

inclusief de autonome gebieden Somaliland en Puntland (in het onderzoek samen aangeduid<br />

als Noord-Somalië). Uit de onderzochte gehoren blijkt dat 56% van de asielzoekers uit<br />

Mogadishu verklaren te komen, de anderen komen uit andere plaatsen in Zuid- en Centraal<br />

44% Mogadishu<br />

Figuur 2: Geografische herkomst<br />

56%<br />

Rest zuid/centraal


Geslacht<br />

Bij de nader bestudeerde 62 dossiers waren er 68% van mannelijke asielzoekers en 32%<br />

van vrouwelijke asielzoekers. Het aandeel dossiers van vrouwelijke asielzoekers is dus<br />

groot, zeker vergeleken bij de aanvankelijke selectie van 150 zaken. Daarbij was 23% van<br />

de aanvragen van vrouwen, tegen 77% van mannen.<br />

32%<br />

Figuur 3: Geslacht<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 6 van 27<br />

68%<br />

Man Vrouw<br />

Etnische afkomst<br />

Van de 62 dossiers is onder meer bekeken wat de etnische afkomst was van de asielzoekers<br />

en hoeveel er afkomstig waren van een etnische minderheidsgroep. 54,8% van de dossiers<br />

zijn van asielzoekers die verklaarden tot een minderheidsstam te behoren. Het begrip<br />

‘etnische minderheid’ is overigens ruim genomen. Bevindingen over de dossiers van<br />

etnische minderheden zijn verder uitgewerkt in een apart hoofdstuk. Daarin wordt tevens een<br />

toelichting gegeven op het begrip ‘etnische minderheid’.<br />

Inwilligingen / afwijzingen en toegepaste gronden<br />

Uit het inhoudelijk onderzoek komt <strong>naar</strong> voren dat de IND iets meer dan de helft van de<br />

asielverzoeken heeft ingewilligd, namelijk 58,1%. Daarvan is 41,7% in het AC ingewilligd en<br />

58,3% in het OC. Van de inwilligingen heeft 47,2%betrekking op asielzoekers afkomstig uit<br />

Mogadishu, de andere inwilligingen betreffen aanvragen van asielzoekers uit de rest van<br />

Zuid- en Centraal Somalië.<br />

De gronden voor inwilliging worden bij lange na niet alle evenveel toegepast in de<br />

beslispraktijk. Verreweg de meeste inwilligingen zijn gedaan op grond van artikel 29, eerste<br />

lid en onder b Vw (69,4%), waarvan het leeuwendeel in het OC werd beslist. Op grond van<br />

artikel 29 eerste lid en onder e, in verband met gezinshereniging, werd 13,9% ingewilligd,<br />

waarvan de meeste al in het AC. In 11,1% van de inwilligingszaken werd een vergunning<br />

toegekend op grond van artikel 29, eerste lid en onder c, met betrekking tot traumata. Vooral<br />

opvallend is de geringe mate waarin wordt ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid en<br />

onder a (5,6% van de inwilligingen). In het enkele geval waarin wel op de a-grond is<br />

ingewilligd, komt niet duidelijk <strong>naar</strong> voren waarom de IND juist tot deze grond heeft beslist.<br />

En ten aanzien van inwilligingen op de b-grond geldt dat deze vaak samenhangen met<br />

redenen die ook zijn terug te voeren op de vervolgingsgronden zoals uitgewerkt in de agrond,<br />

met name etnische afkomst en sekse. Het is moeilijk om inzicht te krijgen in de<br />

redenen van inwilliging door de IND. Het rapport waarin de IND de beslissing om in te


willigen onderbouwt –de minuut– wordt <strong>sinds</strong> enige tijd niet meer verstrekt. De rapporten van<br />

de gehoren geven dermate uiteenlopende situaties van asielzoekers weer, dat daaruit niet<br />

eenduidig valt op te maken in welke gevallen de IND oordeelt dat de asielzoeker<br />

bescherming nodig heeft in Nederland.<br />

In iets minder dan de helft van de onderzochte zaken werd de asielaanvraag door de IND<br />

afgewezen. In totaal is 41,9% van de <strong>asielaanvragen</strong> afgewezen door de IND, waarvan ruim<br />

de helft in het AC (53,8%). Afwijzingen, zowel in de AC-procedure als wel in de OCprocedure,<br />

worden bijna zonder uitzondering gebaseerd op artikel 31 lid 1 en 2 f Vw, dat het<br />

niet (toerekenbaar) kunnen overleggen van documenten omvat. Een paar maal werd het niet<br />

onverwijld melden (mede) ten grondslag gelegd aan de afwijzing. Vrijwel altijd volgt dan de<br />

conclusie van de IND dat het relaas positieve overtuigingskracht ontbeert en voert de dienst<br />

aan dat onvoldoende geloofwaardigheid wordt gehecht aan de feiten en omstandigheden.<br />

Slechts twee maal werd geografische herkomst niet geloofd. In één van deze zaken leek het<br />

asielrelaas bij bestudering van de gehoren consistent en behoorlijk ernstig. Omdat de IND de<br />

asielzoekster echter niet volgt in haar beweerde herkomst, wordt ook voorbijgegaan aan de<br />

aangevoerde problemen. In één van de onderzochte dossiers kwam een afwijzing voor<br />

waarbij sprake was van ongeloofwaardige vrees 1 . Aan het toetsen van de zwaarwegendheid<br />

van het relaas kwam de IND in geen enkel geval toe.<br />

Toepassing van taalanalyse<br />

Slechts in enkele zaken lijkt de IND nog gebruik te maken van taalanalyse om de herkomst<br />

of etniciteit van een asielzoeker te kunnen beoordelen. Uit de dossiers kwamen twee zaken<br />

<strong>naar</strong> voren. In één zaak bleek dat de asielzoeker op grond van zijn spraak eenduidig was te<br />

herleiden tot de spraakgemeenschap binnen Zuid-Somalië. Uit de taalanalyse komt <strong>naar</strong><br />

voren dat geen uitspraak kan worden gedaan over de door asielzoeker beweerde etniciteit.<br />

Uit gehoren blijkt niet dat cliënt heeft beweerd dat de leden van zijn stam, Ashraf, een<br />

speciaal dialect spreken. Ook blijkt niet duidelijk uit de gehoren wat de aanleiding is geweest<br />

voor de IND om aan de herkomst van de asielzoeker te twijfelen. De aanvraag werd<br />

uiteindelijk ingewilligd in het OC, op grond van artikel 29, eerste lid en onder b Vw.<br />

In de andere zaak wees de taalanalyse uit dat de betrokken vrouw niet te herleiden was tot<br />

de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Zuid Somalië. In deze zaak speelde taalanalyse<br />

een doorslaggevende rol in de afwijzing van cliënt. Op verzoek van de advocaat werd ook<br />

een contra-expertise uitgevoerd. Die analyse bracht discussie teweeg over gebruik van<br />

mogelijk ongeschikt opnamemateriaal door bureau Land en Taal van de IND. De contraexpertise,<br />

besproken in de beschikking, veranderde niets aan de uiteindelijke negatieve<br />

beslissing van de IND. Op het verdere relaas van asielzoeker werd niet ingegaan: de<br />

aanvraag werd enkel op ongeloofwaardigheid van herkomst afgewezen in het OC.<br />

Toets algehele veiligheidssituatie /samenhang met het individuele relaas<br />

Naast de toets of de betrokken persoon op individuele gronden aanspraak kan maken op<br />

bescherming, heeft de IND in alle onderhavige zaken tevens beoordeeld of de algemene<br />

(veiligheids)situatie aanleiding geeft tot inwilliging van het asielverzoek. De IND toetst<br />

standaard in het kader van artikel 29 lid 1 onder b Vw of sprake is van een situatie zoals<br />

bedoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn, waarbij sprake moet zijn van een zodanige<br />

mate van willekeurig geweld, dat de persoon bij terugkeer <strong>naar</strong> dat gebied louter door zijn<br />

aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade. In de geanalyseerde dossiers stelt<br />

de IND zich op het standpunt dat in Zuid- en Centraal-Somalië geen sprake is van een<br />

dergelijke situatie. In dit verband is een zaak uit dit onderzoek vermeldenswaardig, omdat de<br />

1 De vraag is of in deze zaak een juist toetsingskader is gehanteerd gelet op ABRvS 21 juli 2009, nr.<br />

200805962/1. Er is in dit geval namelijk getoetst of positieve overtuigingskracht uitgaat van de aan<br />

(geloofwaardig bevonden) gedeelten van het asielrelaas ontleende verwachtingen over hetgeen de<br />

vreemdeling zal overkomen na terugkeer <strong>naar</strong> zijn land van herkomst. Volgens de Afdeling is dit<br />

echter een zwaarwegendheidstoets.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 7 van 27


Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in die zaak voor het eerst bepaalde dat<br />

de motivering van de minister dat de algehele situatie in de hoofdstad Mogadishu niet zo<br />

slecht is dat elke burger gevaar loopt op ernstige schade, ontoereikend was (uitspraak<br />

ABRvS 26 januari 2010, nr. 200905017/1/V2).<br />

Naast de situatie waarin louter de aanwezigheid in dat gebied al een schending van artikel 3<br />

EVRM oplevert, kan de asielzoeker, <strong>naar</strong>mate de gewelds- en mensenrechtensituatie in een<br />

land slechter wordt, met minder individuele aspecten aantonen dat voor hem toch een<br />

schending van artikel 3 EVRM dreigt (ook de ‘glijdende schaal’ genoemd). Dit komt voort uit<br />

jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. In WBV 2009/16 is het<br />

genoemde principe tot op zekere hoogte vermeld, namelijk dat de toets op individuele<br />

gronden van aanvragen van Somalische asielzoekers gerelateerd moet worden aan de<br />

algehele situatie in het land. Het WBV bevat hiervan echter geen nadere uitwerking, behalve<br />

dat de situatie in Zuid- en Centraal-Somalië ‘eerder’ kan leiden tot verlening van een<br />

asielvergunning. In de onderzochte zaken is de toepassing van dit uitgangspunt van de<br />

‘glijdende schaal’ nauwelijks terug te zien. Een voorbeeld hiervan is de bovengenoemde<br />

zaak die tot de Afdelingsuitspraak van 26 januari 2010 leidde. In die zaak stond in elk geval<br />

vast dat het ging om een vrouw (sowieso een kwetsbare groep in Somalië), afkomstig uit<br />

Mogadishu (de stad met bijna voortdurend geweld), die zich bezig hield met activiteiten die<br />

Al-Shabaab onwelgevallig zijn (namelijk qat verkopen). De vraag is of deze individuele<br />

aspecten van de betrokken persoon, in samenhang met de slechte veiligheidssituatie in<br />

Mogadishu, niet toch tot de conclusie had moeten leiden dat zij risico loopt op een<br />

behandeling in strijd met artikel 3 EVRM (daargelaten of zij niet reeds op basis van de<br />

algehele veiligheidssituatie in aanmerking zou moeten komen voor een vergunning). In het<br />

voornemen en de beschikking blijkt op geen enkele manier of en in hoeverre de algehele<br />

situatie in Zuid- en Centraal-Somalië bij de toets op individuele gronden een rol heeft<br />

gespeeld. Wat voornamelijk wordt getoetst zijn de individuele aspecten en de algehele<br />

situatie, maar van een beoordeling van deze twee aspecten in samenhang met elkaar blijkt<br />

niets.<br />

Samenvatting<br />

Van het totaal aantal geanalyseerde dossiers, is in 58,1% het verzoek ingewilligd. Nog altijd<br />

is echter ruim 40% van de aanvragen afgewezen. De afwijzingen zijn nagenoeg altijd<br />

gestoeld op een gebrek aan positieve overtuigingskracht dat van het asielrelaas uitgaat. Aan<br />

het toetsen van de zwaarwegendheid van het relaas kwam de IND in geen enkel geval toe.<br />

Het instrument taalanalyse is slechts in een enkel geval toegepast.<br />

Standaard toetst de IND of de algehele veiligheidssituatie aanleiding geeft tot het verlenen<br />

van bescherming. Volgens de IND is er echter geen sprake van een zodanige mate van<br />

willekeurig geweld, dat een burger bij terugkeer enkel door zijn aanwezigheid een risico loopt<br />

op ernstige schade. De situatie waarin de asielzoeker, <strong>naar</strong>mate de gewelds- en<br />

mensenrechtensituatie in een land slechter wordt, met minder individuele aspecten kan<br />

aantonen dat voor hem toch een schending van artikel 3 EVRM dreigt (ook de ‘glijdende<br />

schaal’ genoemd), komt in de beslissingen in de onderhavige zaken nauwelijks <strong>naar</strong> voren.<br />

5. ANALYSE VAN DE ZAKEN: MINDERHEDEN<br />

In Somalië zijn de Somali-clans traditioneel nomaden. Afwijkend daarvan zijn er<br />

landbouwende Somali-clans die samen de zogeheten Saab vormen en die als minder nobel<br />

worden beschouwd. Daarnaast zijn er nog groepen die van andere etnische afkomst zijn en<br />

van wie de status nog lager is dan die van de Saab. Deze groepen kunnen als minderheden<br />

worden aangeduid (de zogeheten niet-Somali minderheden). Dit zijn onder andere de Reer<br />

Hamar, Bantu, Bajuni en Gaboye.<br />

De etnische minderheden hebben zwaar te lijden onder de gewapende conflicten. Zij zijn<br />

gemakkelijke slachtoffers van mensenrechtenschendingen zoals discriminatie, roof,<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 8 van 27


verkrachting, plundering en moord door leden van meerderheidsclans. In conflictsituaties zijn<br />

minderheden extra kwetsbaar omdat zij minder toegang hebben tot medische zorg. Ook zijn<br />

zij minder in staat het geweld te ontvluchten, omdat zij moeilijker geaccepteerd worden in<br />

een nieuwe omgeving. De etnische minderheden verkeren verder in een zwakke positie<br />

omdat zij buiten het Somali-clansysteem vallen. Zij krijgen alleen bescherming van Somalimeerderheidsclans<br />

als deze toegezegd hebben hen te beschermen. Het clansysteem is door<br />

het aanhoudende oorlogsgeweld echter verzwakt, en de invloed van clanoudsten is<br />

verminderd. Minderheden hebben daardoor verminderd toegang tot de bescherming waar zij<br />

van oudsher op konden rekenen.<br />

In het asielbeleid, vastgelegd in WBV 2009/16, wordt aan minderheden ‘verhoogde<br />

aandacht’ geschonken. In het algemeen geldt dat als de asielzoeker aannemelijk maakt dat<br />

hij vanwege zijn etnische afkomst te vrezen heeft voor vervolging in de zin van het<br />

Vluchtelingenverdrag, hij een vergunning kan krijgen op de a-grond. Van asielzoekers uit<br />

Zuid- en Centraal-Somalië wordt dan niet verlangd dat zij zich tot de autoriteiten hebben<br />

gewend voor bescherming. Het enkel behoren tot een specifieke clanfamilie of minderheid<br />

vormt op zichzelf geen aanleiding tot verlening van een verblijfsvergunning asiel.<br />

Alleen voor leden van de Reer Hamar geldt specifiek beleid. Deze groep wordt aangeduid<br />

als zowel risicogroep als kwetsbare minderheidsgroep. Anders dan andere aangewezen<br />

kwetsbare minderheidsgroepen hoeven leden van de Reer Hamar niet aan de vereiste van<br />

beperkte individuele indicaties te voldoen. Zij worden aangemerkt als een groep die<br />

systematisch wordt blootgesteld aan een praktijk van onmenselijke behandelingen. Met de<br />

uitspraak van 30 oktober 2009 heeft de Afdeling dit erkend, onder verwijzing <strong>naar</strong> de<br />

arresten Salah Sheekh en NA v. het Verenigd Koninkrijk van het EHRM. Dit betekent dat<br />

degene die aannemelijk maakt te behoren tot de Reer Hamar, niet meer met persoonlijke<br />

feiten en omstandigheden aan hoeft te tonen dat hij bij terugkeer wordt blootgesteld aan een<br />

behandeling in strijd met artikel 3 EVRM. Alleen al het behoren tot de Reer Hamar betekent<br />

dus dat de asielzoeker een vergunning op de b-grond kan krijgen.<br />

Over welke groepen in Somalië precies tot etnische minderheden gerekend moeten worden,<br />

bestaan verschillende opvattingen in de literatuur en bij de organisaties die informatie van<br />

herkomstlanden verstrekken. In dit onderzoek wordt uitgegaan van een brede opvatting<br />

wanneer het gaat over minderheden. 2<br />

Cijfers<br />

Van alle onderzochte dossiers was 53,2% van leden van minderheidsgroepen. In totaal werd<br />

(69,7%) van de aanvragen van minderheden ingewilligd. In het AC werden elf aanvragen<br />

ingewilligd en vijf aanvragen afgewezen. In het OC werden twaalf aanvragen ingewilligd. Vijf<br />

overige aanvragen werden afgewezen. Zes inwilligingen betroffen aanvragen van leden van<br />

groepen waarover volgens het ambtsbericht onduidelijkheid bestaat of zij tot de minderheden<br />

gerekend moeten worden. Voorbeelden hiervan zijn Shekhal, Ajuraan en Jaji.<br />

Ten aanzien van de etnische minderheden werd het meest ingewilligd op de b-grond; zes<br />

maal in het AC en tien maal in het OC. Drie inwilligingen betroffen een c-grond. In het kader<br />

van gezinshereniging werden vier vergunningen verleend. Opmerkelijk is dat er geen<br />

vluchtelingenstatus (a-grond) is toegekend aan leden van etnische minderheden van wie de<br />

dossiers zijn onderzocht.<br />

2 Een toelichting hierop is te vinden in annex 1<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 9 van 27


Afwijzingen minderheden<br />

Algemeen<br />

Van de 33 aanvragen van minderheden zijn er in totaal tien afgewezen. Bij ongeveer de helft<br />

van deze zaken kwam een duidelijk verband <strong>naar</strong> voren tussen de etnische afkomst van de<br />

asielzoeker en de problemen die leidden tot het vertrek uit Somalië. Vaak echter kon de<br />

asielzoeker een dergelijk verband niet duidelijk maken.<br />

Verder viel op dat de IND niet in alle gevallen doorvroeg <strong>naar</strong> problemen gerelateerd aan<br />

etniciteit. Daarnaast blijkt dat de mate van onderzoek <strong>naar</strong> de identiteit en stam van<br />

asielzoekers sterk verschilt. Het komt voor dat de asielzoeker slechts een paar vragen over<br />

zijn stam hoeft te beantwoorden. Bij twijfel aan de etniciteit van de asielzoeker, wordt soms<br />

aanvullend gehoord om deze nader te onderzoeken. Van twee asielzoekers werd uiteindelijk<br />

de etnische afkomst niet geloofd door de IND.<br />

Etnische afkomst niet geloofd<br />

In twee zaken werd de beweerde etnische afkomst van de asielzoeker ongeloofwaardig<br />

bevonden. Soms blijkt aan dit ongeloofwaardigheidsoordeel van de IND een uitgebreid<br />

onderzoek vooraf te gaan. Daarentegen blijkt soms dat een meer gedegen onderzoek in de<br />

lijn had gelegen, wat mogelijk tot een andere oordeel had kunnen leiden. Een voorbeeld van<br />

een uitgebreid onderzoek <strong>naar</strong> de etniciteit, is de zaak van een vrouw die verklaart niet te<br />

weten tot welke stam of groep zij behoort. Daarnaast verklaart zij echter van familie te<br />

hebben gehoord dat zij tot de minderheidsgroep Midgan behoort. In verschillende<br />

(aanvullende) gehoren krijgt de betrokken vrouw de gelegenheid de situatie te verklaren en<br />

haar etniciteit aannemelijk te maken. Ook na uitgebreide bevraging wordt haar etnische<br />

afkomst echter niet duidelijk en wijst de IND de aanvraag vanwege ongeloofwaardigheid af.<br />

In een ander dossier wordt de verklaring van de asielzoeker dat hij tot de Tumalminderheidsgroep<br />

behoort niet gevolgd. De IND legt aan dit oordeel ten grondslag dat de<br />

stamlijn die betrokkene heeft opgegeven niet met openbare bronnen kan worden bevestigd.<br />

Daarnaast weet hij volgens de IND onvoldoende specifieke kenmerken van de Tumal te<br />

noemen. Bestudering van de onderzoeksvragen van de IND, de antwoorden hierop van de<br />

asielzoeker, in samenhang met de beschikbare bronnen over de Tumal, roept de vraag op<br />

wat de IND verder nog heeft kunnen verwachten van deze persoon om zijn gestelde etniciteit<br />

aannemelijk te maken. De antwoorden van de asielzoeker sluiten namelijk grotendeels aan<br />

bij informatie uit openbare bronnen. Waar de asielzoeker aangeeft dat er geen specifieke<br />

kenmerken van de Tumal zijn, bleken deze ook niet uit informatie uit openbare bronnen.<br />

Voor een inhoudelijke bespreking van deze zaak wordt hier verwezen <strong>naar</strong> annex 2.<br />

Dit voorbeeld illustreert dat een zaak soms genuanceerder ligt dan op het eerste gezicht lijkt.<br />

In dit geval is de aanvraag al in het aanmeldcentrum afgewezen. Mogelijk had een<br />

zorgvuldiger analyse van de zaak tot een ander oordeel kunnen leiden. Verder is nog van<br />

belang te vermelden dat de IND in het voornemen in deze zaak stelt dat betrokkene heeft<br />

verklaard geen problemen te hebben ondervonden vanwege zijn geloof, etnische afkomst of<br />

nationaliteit. Dit is echter tegenstrijdig met wat hij heeft verklaard in het nader gehoor, waar<br />

bij de nadere vraagstelling wordt gevraagd <strong>naar</strong> problemen vanwege etnische afkomst. Daar<br />

zegt de asielzoeker dat dergelijke problemen reden waren voor zijn vertrek. Ook heeft hij<br />

onder meer in het vrije relaas duidelijk aangegeven problemen te ondervinden vanwege zijn<br />

afkomst.<br />

Aannemelijk maken van het relaas<br />

Het is in principe aan de asielzoeker om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. De stelplicht<br />

hierbij ligt, zo blijkt uit de Vreemdelingencirculaire, in beginsel bij de asielzoeker. Hij is daarbij<br />

gehouden de waarheid te vertellen en mee te werken aan een zo volledig mogelijke<br />

vaststelling van het feitencomplex. Hij moet alle vragen die door de IND worden gesteld zo<br />

volledig mogelijk beantwoorden en zoveel mogelijk relevante documenten overleggen om<br />

zijn verklaringen aannemelijk te maken. De asielzoeker krijgt tijdens het nader gehoor in<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 10 van 27


eerste instantie de gelegenheid om vrijuit over de asielmotieven te spreken. Vervolgens<br />

onderzoekt de hoorambte<strong>naar</strong> de verschillende aspecten van het asielrelaas.<br />

Standaard stelt de IND tijdens het nader gehoor de vraag of betrokkene ooit problemen heeft<br />

ondervonden vanwege zijn etniciteit. Bij de onderzochte afwijzingen van leden van<br />

minderheidsstammen gaf de asielzoeker in een aantal gevallen een ontkennend antwoord op<br />

deze vraag. Dit is opvallend, omdat je zou verwachten dat de etnische afkomst wel een rol<br />

zou spelen in het asielrelaas, gelet op hetgeen bekend is over de kwetsbaarheid van<br />

minderheden voor mensenrechtenschendingen. Ook kwam het voor dat de asielzoeker geen<br />

duidelijk verband legde tussen de problemen die aanleiding vormden voor zijn vertrek, en het<br />

feit dat hij behoort tot een etnische minderheid. Het kan zijn dat de connectie er in deze<br />

gevallen simpelweg niet was, of dat de asielzoeker deze onvoldoende <strong>naar</strong> voren heeft<br />

gebracht. Van deze zaken is het asielrelaas overigens uiteindelijk ongeloofwaardig bevonden<br />

en is de aanvraag om die reden afgewezen.<br />

In een andere zaak geeft de asielzoeker wel een verband aan tussen zijn vertrek en<br />

ondervonden problemen vanwege zijn afkomst, maar lijkt de IND dit niet in de beoordeling<br />

mee te nemen. De asielzoeker verklaart desgevraagd dat de problemen die hij enkele jaren<br />

voor zijn vertrek heeft ondervonden vanwege zijn etnische afkomst, een indirecte reden<br />

hebben gevormd voor zijn vertrek. De directe aanleiding voor vertrek lag in dreigementen<br />

aan zijn adres van de zijde van Al-Shabaab, omdat hij zich negatief had uitgelaten over de<br />

groepering. Wat betreft deze laatste problemen, legt de asielzoeker geen relatie met zijn<br />

etnische afkomst. Hier wordt ook niet <strong>naar</strong> gevraagd. Deze recente gebeurtenissen worden<br />

uiteindelijk ongeloofwaardig bevonden. Over de problemen die een indirecte aanleiding<br />

vormden voor zijn vertrek vraagt de hoorambte<strong>naar</strong> weliswaar door in het nader gehoor,<br />

maar in de beoordeling lijkt dit ten onrechte geen rol te hebben gespeeld. In het voornemen<br />

is in het geheel niet gerefereerd aan deze voorvallen. De IND volstaat met de standaardfrase<br />

dat niet is gebleken dat betrokkene tot een door de staatssecretaris aangewezen kwetsbare<br />

minderheidsgroep behoort.<br />

Met deze standaardfrase wordt ook volstaan bij de afwijzing van een lid van de Shekhal, die<br />

in conflict kwam met al-Shabaab vanwege onder meer zijn werkzaamheden, waaronder de<br />

verkoop van qat en alcohol. De asielzoeker legt geen expliciet verband tussen zijn afkomst<br />

en deze problemen, en de IND vraagt hier ook niet <strong>naar</strong>. Dit terwijl betrokkene elders in het<br />

nader gehoor wel heeft aangegeven ‘vele problemen’ te hebben ondervonden vanwege zijn<br />

etnische afkomst. Hierop is niet nader ingegaan door de IND.<br />

Onder de afwijzingen van etnische minderheden kwam daarnaast een sprekend voorbeeld<br />

<strong>naar</strong> voren van een asielzoeker die een essentieel onderdeel van zijn asielrelaas moeilijk,<br />

zoniet onmogelijk aannemelijk had kunnen maken. Het relaas houdt in dat betrokkene als lid<br />

van de minderheidsstam Eyle, door zijn huwelijk met een vrouw die behoort tot een Somali<br />

meerderheidsstam, problemen heeft gekregen uit zijn omgeving. De IND heeft de aanvraag<br />

in het aanmeldcentrum afgewezen, voornamelijk omdat de dienst het bestaan van een<br />

dergelijk gemengd huwelijk ongeloofwaardig vindt.<br />

Na bestudering van verschillende bronnen van landeninformatie, blijkt geen volledig<br />

uitsluitsel te krijgen over de (on)aannemelijkheid van het huwelijk waarover cliënt heeft<br />

verklaard. Dit is op zich niet verwonderlijk, want op vele fronten ontbreekt actuele,<br />

betrouwbare informatie over de situatie in Somalië. Door de voortdurende oorlogssituatie<br />

kunnen voorheen bestaande structuren zijn veranderd, terwijl hier<strong>naar</strong> nauwelijks onderzoek<br />

ter plekke kan plaatsvinden gezien de slechte veiligheidssituatie. Het lijkt VluchtelingenWerk<br />

echter niet redelijk om deze leemte in informatie op voorhand voor rekening van de<br />

asielzoeker te laten komen. De beschikbare landeninformatie lijkt in deze zaak vooral in het<br />

nadeel van de asielzoeker te zijn uitgelegd, terwijl een andere conclusie vanwege de nieteenduidigheid<br />

van de informatie ook mogelijk was geweest. De aanvraag is desondanks in<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 11 van 27


de aanmeldcentrumprocedure afgewezen. Mogelijk had een meer gedegen analyse wel tot<br />

een inwilliging kunnen leiden. Dat personen vanwege een gemengd huwelijk ernstige<br />

problemen kunnen ondervinden van hun omgeving, wijzen verschillende bronnen namelijk<br />

uit. Zie annex 3 voor een inhoudelijke bespreking van de zaak en een uiteenzetting van de<br />

landeninformatie.<br />

Inwilligingen minderheden<br />

Algemeen<br />

Bij de aanvragen van leden van minderheidsgroepen valt op, dat de inwilligingen niet alleen<br />

de minderheidsgroepen betreffen die als zodanig in de meest recente ambtsberichten<br />

worden benoemd. Ook leden van groepen over wie volgens het ambtsbericht onduidelijkheid<br />

bestaat of zij gerekend moeten worden tot de niet-Somali minderheden, hebben in meerdere<br />

gevallen een asielvergunning toegekend gekregen (zie de annex voor welke dit zijn). Hieruit<br />

kan worden afgeleid dat de IND minderheidsgroepen in brede zin bekijkt. Ruim de helft van<br />

de onderzochte dossiers (33 stuks) was van leden van minderheden in brede zin. Van 23<br />

personen hiervan is de aanvraag ingewilligd, onder wie zes van groepen waarover<br />

onduidelijkheid bestond en die niet eenduidig als minderheid gelden volgens het<br />

ambtsbericht. Ook werden zes <strong>asielaanvragen</strong> ingewilligd van minderheidsstammen die niet<br />

expliciet in de laatste ambtsberichten worden vermeld, maar van welke wel vaststaat dat zij<br />

hiertoe gerekend kunnen worden (zie annex). In oudere, uitgebreidere ambtsberichten<br />

worden veel van deze groepen wel genoemd.<br />

Reer Hamar<br />

Van de aanvragers verklaarde 8% tot de Reer Hamar te behoren (5 personen). Hun<br />

asielverzoeken zijn allen ingewilligd in de OC-procedure. Vier van hen kregen een inwilliging<br />

op de b-grond. Er kwam één inwilliging voor op de c-grond. Omdat de Reer Hamar <strong>naar</strong> het<br />

oordeel van het EHRM systematisch worden blootgesteld aan onmenselijke en wrede<br />

behandelingen (arrest Salah Sheekh), komt een lid van de Reer Hamar al in aanmerking<br />

voor een vergunning op grond van artikel 29 lid 1b Vw, als hij aannemelijk maakt dat tot deze<br />

groep behoort. Ten tijde van de aanvragen die in dit onderzoek zijn meegenomen gold dit<br />

ook al, maar werd dit nog niet erkend door de staatssecretaris. Dit is pas gebeurd na de<br />

Afdelingsuitspraak van 30 oktober 2009.<br />

Gelet op dit ‘prima facie’-beleid voor de Reer Hamar, is het interessant te bezien hoe de<br />

toets van de IND om te bepalen of iemand daadwerkelijk behoort tot de deze groep, eruit<br />

ziet. Zo blijkt dat de betrokkenen bijvoorbeeld wordt gevraagd om feesten of tradities te<br />

beschrijven. Ook wordt gevraagd <strong>naar</strong> werkzaamheden of beroepen die horen bij de Reer<br />

Hamar. Van de vijf onderzochte dossiers wisten de meeste betrokkenen duidelijk en soms<br />

heel uitgebreid antwoord te geven op de vragen over hun stam. De gegeven antwoorden<br />

kwamen met elkaar overeen.<br />

Bij twee <strong>asielaanvragen</strong> was niet of nauwelijks sprake van een toets op de beweerde Reer<br />

Hamar-afkomst van de asielzoeker. Bij één zaak was dat vermoedelijk omdat de asielzoeker<br />

bijna zijn hele leven in de Verenigde Arabische Emiraten had doorgebracht en aangaf<br />

daardoor niet over zijn afkomst te kunnen verklaren. Bij de andere zaak werd in het geheel<br />

niet ingegaan op de etniciteit en gaf betrokkene ook zelf aan vanwege zijn etniciteit geen<br />

problemen te hebben ondervonden.<br />

Samenvatting<br />

Een aanzienlijk aantal aanvragen van etnische minderheden is ingewilligd, veelal op de bgrond<br />

van artikel 29 Vw. Onder deze inwilligingen bevinden zich ook leden van groepen<br />

waarvan volgens het ambtsbericht niet compleet duidelijk is of zij tot de minderheden<br />

gerekend kunnen worden.<br />

In een incidenteel geval kan worden opgemerkt dat onvoldoende is doorgevraagd <strong>naar</strong><br />

mogelijke problemen vanwege het behoren tot een bepaalde minderheidsgroep. Ook had in<br />

sommige zaken een zorgvuldiger onderzoek <strong>naar</strong> de geloofwaardigheid van bepaalde<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 12 van 27


onderdelen van het relaas mogelijk tot een ander oordeel kunnen leiden. Een gebrek aan<br />

(eenduidige) landeninformatie lijkt vooral voor rekening van de asielzoeker te zijn gekomen.<br />

6. ANALYSE VAN DE ZAKEN: VROUWEN<br />

Vrouwen behoren tot de meest kwetsbare groepen in de Somalische samenleving. Door het<br />

voortdurende oorlogsgeweld zijn velen op zichzelf aangewezen. Vrouwen leven vaak zonder<br />

bescherming van hun man omdat die is omgekomen of gevlucht. De traditionele<br />

clanstructuur in het land aangetast en ook de eigen familie is vaak niet meer in staat om<br />

bescherming te bieden.<br />

Vrouwen zijn zowel slachtoffer van gewelddadigheden van gewapende groepen als van<br />

burgers. Zij worden geregeld het slachtoffer van mishandeling en verkrachting. Dit risico is<br />

met name groot voor ontheemde, dan wel alleenstaande vrouwen en vrouwen die behoren<br />

tot minderheidsgroepen. Ook huiselijk geweld komt vaak voor. Geweld vindt veelal plaats in<br />

een sfeer van straffeloosheid.<br />

Vooral de situatie in gebieden onder controle van al-Shabaab is slecht. De groep streeft <strong>naar</strong><br />

strenge naleving van Islamitische voorschriften en past een strenge interpretatie van shariawetgeving<br />

toe. Vrouwen die zich niet aan de voorschriften houden riskeren harde straffen<br />

zoals zweepslagen. Ook steniging komt voor. Hoewel vrouwen steeds vaker verantwoordelijk<br />

zijn voor het inkomen van het gezin, verhindert al-Shabaab publieke werkzaamheden.<br />

Werkende vrouwen worden gemaand daarmee te stoppen. Vrouwen die qat verkopen, in<br />

theehuizen werken, of in een kiosk, worden bedreigd, mishandeld of gevangengezet.<br />

Alleenstaande vrouwen zijn in het bijzonder kwetsbaar. Hun positie is slechter dan die van<br />

vrouwen in het algemeen omdat zij bescherming van hun man ontberen. Dat staat in zowel<br />

het laatste als het voorlaatste ambtsbericht. Als gevolg van de burgeroorlog is het aantal<br />

gezinnen waar een alleenstaande vrouw aan het hoofd staat, sterk gegroeid. (Een definitie<br />

van alleenstaande vrouwen, geformuleerd in het WBV 2004/36, is vermeld in annex 1).<br />

In het huidige asielbeleid krijgen alleenstaande vrouwen ‘verhoogde aandacht’, maar wat dat<br />

betekent, is niet geheel duidelijk. Het specifieke beleid voor alleenstaande vrouwen van<br />

minderheidsgroepen geld niet meer. Over hen werd in het WBV 2004/36 vermeld ‘dat het<br />

mogelijk is dat alleenstaande vrouwen van minderheidsgroepen die niet kunnen terugvallen<br />

op een sociaal vangnet van de kant van leden van dezelfde minderheid en/of niet zelfstandig<br />

in hun levensonderhoud kunnen voorzien, in een precaire economische of zelfs persoonlijk<br />

onveilige situatie komen te verkeren.’ Zij kregen vóór de instelling van het categoriale<br />

beschermingsbeleid een asielvergunning op de c-grond van artikel 29 Vw 2000. Dit beleid is<br />

destijds ingetrokken vanwege de invoering van het categoriale beleid.<br />

Cijfers<br />

Onder de bestudeerde dossiers was 32,2% van vrouwelijke asielzoekers. Veel van hen<br />

bleken te behoren tot een etnische minderheidsgroep (zie daarover ook het hoofdstuk over<br />

minderheden), namelijk 70%. Op één na werden deze aanvragen allemaal ingewilligd. Van<br />

het totale aantal vrouwen kreeg 75% een inwilligende beschikking (tweederde in het AC,<br />

eenderde in het OC). 25% van de aanvragen van vrouwen werd dus afgewezen (figuur 1).<br />

Het meest werd ingewilligd op grond van artikel 29 eerste lid en onder b: in tweederde van<br />

de inwilligende beslissingen. Op de grond van artikel 29, eerste lid en onder e, dat<br />

gezinshereniging omvat, werd in 20% van de gevallen ingewilligd. Tot slot werd 13,3%<br />

ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid en onder c (figuur 2).<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 13 van 27


10%<br />

25%<br />

15%<br />

50%<br />

Figuur 1: Inwilligingen/afwijzingen vrouwen<br />

13%<br />

20%<br />

0%<br />

Figuur 2: Inwilligingsgronden vrouwen<br />

67%<br />

Afwijzing AC vrouw<br />

Inwilliging AC<br />

vrouw<br />

Afwijzing OC vrouw<br />

Inwilliging OC<br />

vrouw<br />

Inwilliging a-grond<br />

vrouw<br />

Inwilliging b-grond<br />

vrouw<br />

Inwilliging c-grond<br />

vrouw<br />

Inwilliging e-grond<br />

vrouw<br />

Afwijzingen vrouwen<br />

Zoals hiervoor vermeld, ontving 25% van de vrouwen een afwijzende beslissing (40% in het<br />

AC, de rest in het OC). Van deze afgewezen zaken is één zaak van een vrouw die tot een<br />

minderheidsstam zou behoren. Deze zaak is besproken in het hoofdstuk over minderheden.<br />

De aanvragen van deze vrouwen zijn voornamelijk afgewezen op een gebrek aan positieve<br />

overtuigingskracht. De vluchtmotieven van de betrokkenen zijn uiteenlopend, hoewel<br />

vrouwen vaak te maken krijgen met huiselijk geweld of geweld van (schoon)familie. In drie<br />

gevallen ging het voornamelijk om problemen die te maken hadden met huwelijk. Zo werd<br />

een aantal vrouwen uitgehuwelijkt en vervolgens mishandeld en verkracht door hun man.<br />

Een andere asielzoekster, zelf afkomstig van de meerderheidsstam Hawiye, huwde in het<br />

geheim met een lid van een minderheidsstam en vreesde bij de uitkomst daarvan wraak van<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 14 van 27


haar eigen familie. In een andere zaak was weliswaar ook sprake van een geheim huwelijk,<br />

maar dit deel van het relaas werd overschaduwd door onduidelijkheid over de afkomst van<br />

cliënt, die stelde zelf niet te weten wat haar afkomst is. Vanuit haar omgeving ondervond zij<br />

de meest uiteenlopende problemen, omdat zij -zo werd aangenomen- behoorde tot een<br />

minderheidsgroep. Ten slotte was er een zaak van een vrouw die werd bedreigd en<br />

gevangen gehouden door Al-Shabaab vanwege haar werkzaamheden als qat-verkoopster.<br />

Inwilligingen vrouwen<br />

In 75% van de onderzochte dossiers van vrouwelijke asielzoekers bleek de aanvraag te zijn<br />

ingewilligd. Veelal gebeurde dit op grond van artikel 29 lid 1b Vw. Onder de 75% ingewilligde<br />

aanvragen bevonden zich enkele aanvragen die waren ingediend in het kader van<br />

gezinshereniging. Deze aanvragen zijn dus op hun eigen merites beoordeeld door de<br />

immigratiedienst. Op de grond van artikel 29, eerste lid en onder e, dat gezinshereniging<br />

omvat, werd echter ook in drie gevallen ingewilligd. Die zaken hielden dan ook duidelijk<br />

verband met het asielrelaas van de eerder ingereisde echtgenoot. Verder werden twee<br />

aanvragen ingewilligd op grond van artikel 29, eerste lid onder c Vw.<br />

Zoals ook elders aangegeven, is het vanwege het ontbreken van de beslisminuut van de IND<br />

moeilijk vast te stellen wat de redenen van inwilliging zijn. Gelet op het geldende beleid ten<br />

aanzien van vrouwen- en meisjesbesnijdenis, is het waarschijnlijk dat inwilliging van een<br />

aantal zaken van vrouwelijke asielzoekers daarmee verband houden. In de<br />

Vreemdelingencirculaire staat dat indien een meisje in haar land van herkomst een risico<br />

loopt op genitale verminking, er sprake kan zijn van een reëel risico van schending van<br />

artikel 3 EVRM. Gelet hierop kan zij op grond van artikel 29, eerste lid, onder b, Vw in<br />

aanmerking komen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ouder, die<br />

genitale verminking van zijn minderjarige dochter(s) vreest, kan eveneens in aanmerking<br />

komen voor een verblijfsvergunning asiel. De ouder dient dan wel gezamenlijk met de<br />

onbesneden dochter Nederland te zijn ingereisd. Bij vijf onderzochte dossiers was sprake<br />

van moeders met onbesneden dochters, die gezamenlijk Nederland waren ingereisd.<br />

In het nader gehoor vraagt de IND standaard <strong>naar</strong> besnijdenis bij vrouwen en hun dochters.<br />

Ook mannen worden <strong>naar</strong> besnijdenis van echtgenotes en dochters gevraagd. De dienst<br />

vraagt de asielzoeker ook om zijn of haar mening betreffende besnijdenis bij vrouwen en<br />

meisjes. Vrijwel alle <strong>naar</strong> besnijdenis gevraagde vrouwen in het onderzoek beschouwen het<br />

als een gebruik dat niet meer toegepast zou moeten worden. Overigens wordt vrees voor<br />

besnijdenis in geen van de onderzochte zaken nadrukkelijk aangevoerd door asielzoeker zelf<br />

of door de betrokken advocaat als reden om bescherming in Nederland aan te vragen. Naar<br />

bescherming door autoriteiten tegen besnijdenis alsook <strong>naar</strong> een vestigingsalternatief ter<br />

voorkoming ervan, wordt niet door de IND gevraagd. Dit sluit aan bij het beleid zoals<br />

omschreven in het WBV, waarin staat dat dit niet wordt tegengeworpen.<br />

Alleenstaande vrouwen<br />

Uit de onderzochte dossiers komt <strong>naar</strong> voren dat nauwelijks een beroep wordt gedaan op de<br />

alleenstaande positie van de vrouw. Dat maakte het voor het onderzoek moeilijker te<br />

bepalen welke vrouwelijke asielzoekers als alleenstaand beschouwd konden worden. Zelf<br />

verklaren asielzoekers vrijwel nooit alleenstaand te zijn, hoewel ze in de gehoren soms wel<br />

aangeven er alleen voor te staan of niet voor zichzelf te kunnen zorgen (zoals in de zaak<br />

waarbij de herkomst niet werd geloofd). Slechts in enkele gevallen besteedden advocaten<br />

aandacht aan de alleenstaande positie van hun cliënten. In één van de zaken heeft de<br />

advocaat stukken ingebracht tezamen met de zienswijze, waaronder een brief aan de<br />

Tweede Kamer van VluchtelingenWerk Nederland <strong>naar</strong> aanleiding van de destijds<br />

voorgenomen afschaffing van het categoriale beleid. In dit schrijven bepleit<br />

VluchtelingenWerk het aanmerken van alleenstaande vrouwen als risicogroep en als<br />

kwetsbare minderheidsgroep. De advocaat verzoekt het materiaal -inzake de afschaffing van<br />

het categoriale beschermingsbeleid- als herhaald en ingelast te beschouwen. Hij neemt het<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 15 van 27


tekstfragment over alleenstaande vrouwen niet mee in de beargumentering in de zienswijze.<br />

De IND gaat in het voornemen dan ook niet in op het fragment over alleenstaande vrouwen.<br />

Een uitzondering is een andere zaak waarbij de advocaat het alleenstaand zijn van de<br />

asielzoekster aanvoert in het zwaarwegend advies. In het voornemen wordt dit door de IND<br />

overwogen onder de passage betreffende 3 EVRM. Of de vrouw daadwerkelijk alleenstaand<br />

is, valt te betwisten. Hoewel in het eerste gehoor genoteerd staat dat zij ongehuwd /<br />

alleenstaand is, blijkt ook dat zij samenwoont met haar moeder oftewel een meerderjarig<br />

familielid. Het relaas van de vrouw is dat zij door haar oom tegen haar zin is uitgehuwelijkt<br />

aan een man die haar mishandelde en twee keer ontvoerde. De vrouw heeft vermoedens dat<br />

de man betrokken is bij al-Shabaab. De dienst besluit echter, dat omdat geen geloof wordt<br />

gehecht aan het asielrelaas en derhalve niet aan de problemen die betrokkene als<br />

alleenstaande vrouw heeft meegemaakt, te weten gedwongen uithuwelijking, dat betrokkene<br />

niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor schending van artikel 3 EVRM.<br />

Op geloofwaardigheid van het alleenstaand zijn gaat de dienst niet in.<br />

Uit de onderzochte dossiers valt niet op te maken dat de IND specifiek bekijkt of een<br />

vrouwelijke asielzoeker alleenstaand is, of dat de familie- of gezinssamenstelling zodanig is<br />

aangetast dat de vrouw feitelijk op zichzelf is aangewezen. Wel wordt in algemene zin<br />

bevraagd of de asielzoeker bescherming kan krijgen vanuit haar omgeving, bij haar stam, of<br />

bij de overheid.<br />

Samenvatting<br />

Gekeken <strong>naar</strong> de aantallen uit het inhoudelijk onderzoek, lijkt het perspectief van vrouwen op<br />

bescherming in het algemeen goed te zijn. 75% van de aanvragen werd immers ingewilligd.<br />

Dit is een indicatie dat het vrouw-zijn een rol speelt bij de beoordeling van de aanvraag, al<br />

valt dit bij gebrek aan de beslisminuut moeilijk te bepalen. Vaak spelen ook andere factoren<br />

een rol bij inwilligingen van vrouwen, zoals gezinshereniging of het behoren tot een etnische<br />

minderheid. In het onderzoek zijn nauwelijks aanvragen van vrouwen aangetroffen die zich<br />

beriepen op alleenstaand zijn. Over de wijze van beoordeling van deze groep is daardoor<br />

geen duidelijkheid ontstaan.<br />

7. CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN<br />

VluchtelingenWerk Nederland heeft de afgelopen maanden gewerkt aan de selectie van de<br />

zaken, de dossierverzameling en de uiteindelijke analyse van de gehoren, voornemens en<br />

beschikkingen in 62 Somalische asielzaken. Het doel hiervan was om inzicht te krijgen of<br />

asielzoekers uit Zuid- en Centraal-Somalië ook <strong>sinds</strong> de afschaffing van het categoriaal<br />

beleid nog de bescherming krijgen die zij nodig hebben. Met name alleenstaande vrouwen<br />

en etnische minderheden behoren tot kwetsbare groepen, zoals ook blijkt uit het meest<br />

recente algemeen ambtsbericht inzake Somalië van september 2010. VluchtelingenWerk<br />

pleitte al eerder voor het aanwijzen van deze groepen als risico- en kwetsbare<br />

minderheidsgroep. 3 Voorts heeft VluchtelingenWerk het destijds betreurd dat het categoriaal<br />

beschermingsbeleid voor asielzoekers uit Zuid- en Centraal-Somalië werd afgeschaft op<br />

basis van overwegingen van fraude en misbruik in plaats van een oordeel over de<br />

veiligheidssituatie. De situatie in de regio is nog altijd dusdanig slecht, dat terugkeer in veel<br />

gevallen van bijzondere hardheid zou getuigen.<br />

Toetsingskader<br />

De afschaffing van het categoriale beleid voor asielzoekers uit Zuid- en Centraal-Somalië<br />

heeft tot gevolg dat <strong>asielaanvragen</strong> doorgaans zullen worden behandeld volgens het<br />

normale toetsingskader behorend bij artikel 29 lid 1 onder a en b Vw. Hieronder geldt dat de<br />

aanvraag beoordeeld dient te worden aan de hand van het persoonlijke asielrelaas van de<br />

3 Zie brief met bijlage VluchtelingenWerk Nederland aan de Tweede Kamer van 8 mei 2009 (O.2.2.9199.lt)<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 16 van 27


asielzoeker als ook algemene informatie over het land van herkomst. Wanneer de algehele<br />

mensenrechten- of veiligheidssituatie ernstiger is, mogen aan de asielzoeker minder hoge<br />

eisen worden gesteld bij het aannemelijk maken dat er individuele gronden zijn op grond<br />

waarvan bescherming nodig is.<br />

In het UNHCR Handboek wordt uiteengezet dat naast de persoonlijke ervaringen van de<br />

asielzoeker ook gebeurtenissen die vrienden, familie of andere leden van zijn specifieke<br />

groep zijn overkomen, kunnen leiden tot de conclusie dat de asielzoeker gegronde redenen<br />

heeft te vrezen voor vervolging (§ 43).<br />

Het is bovendien bestendige rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de<br />

Mens (EHRM) dat de beoordeling van een reëel risico op een behandeling in strijd met<br />

artikel 3 EVRM dient te geschieden in het licht van de algemene situatie als ook de<br />

persoonlijke omstandigheden van betrokkene. Het EHRM heeft dan ook overwogen dat er<br />

zich naast de situatie van een individualiseerbaar risico (waarin de vreemdeling ‘special<br />

distinguishing features’ moet aantonen), ook situaties kunnen voordoen waarin minder hoge<br />

eisen aan de mate van individualisering worden gesteld. Het gaat om situaties waarin de<br />

vreemdeling behoort tot ‘a group systematically exposed to a practice of ill-treatment’. In die<br />

gevallen moet de vreemdeling aannemelijk maken dat hij tot die groep behoort en dat die<br />

‘practice of ill-treatment’ bestaat. Daarnaast heeft het EHRM geoordeeld dat er in situaties<br />

van extreem geweld op basis van slechts de algemene situatie geconcludeerd kan worden<br />

dat er bij terugkeer sprake zal zijn van een schending van artikel 3 EVRM.<br />

Ook de minister heeft, in zijn brief van 29 maart 2010 (5638926/10) uiteengezet, dat wanneer<br />

in een land van herkomst de gewelds- en mensenrechtensituatie slechter worden, van de<br />

asielzoeker minder mag worden verlangd in hetgeen rond zijn individuele situatie <strong>naar</strong> voren<br />

moet worden gebracht. Indien een vreemdeling bijvoorbeeld behoort tot een in het beleid<br />

aangewezen kwetsbare minderheidsgroep, betekent dit dat de vreemdeling met op zichzelf<br />

beperkte individuele indicaties aannemelijk heeft gemaakt dat in samenhang daarmee een<br />

dreigende schending van artikel 3 van het EVRM aanwezig is.<br />

Beoordeling op individuele gronden<br />

Van de 62 <strong>asielaanvragen</strong> die zijn geanalyseerd in dit onderzoek, blijkt het merendeel te zijn<br />

ingewilligd, namelijk 58,1% (36 dossiers). In iets minder dan de helft van de aanvragen<br />

volgde dus een afwijzing (41,9%, 26 dossiers). Van deze afgewezen aanvragen waren<br />

53,8% van vrouwen en/of leden van een minderheidsgroep.<br />

Geloofwaardigheid<br />

Bij het analyseren van de negatieve beslissingen is vastgesteld dat nagenoeg elke afwijzing<br />

was gebaseerd op het toerekenbaar niet overleggen van documenten ter onderbouwing van<br />

de reisroute en vervolgens het ontbreken van positieve overtuigingskracht. Vanwege<br />

vaagheden of tegenstrijdigheden werd het relaas van de asielzoeker dan ongeloofwaardig<br />

bevonden. Aan de beoordeling van zwaarwegendheid kwam men dus zelden toe.<br />

Waar bij een aantal positieve beschikkingen sprake lijkt van een ruimhartige toets, waarbij<br />

relatief snel van de geloofwaardigheid wordt uitgegaan, is in andere (afgewezen) zaken juist<br />

erg strikt getoetst. Bij sommige inwilligende beslissingen lijkt het relaas aan de hand van de<br />

gehoren niet geloofwaardiger of minder geloofwaardig dan die van personen van wie de<br />

aanvraag wél werd afgewezen. Tegenover een soepele beslissing in sommige gevallen,<br />

staat een harde in andere. Dit kwam met name <strong>naar</strong> voren in een aantal dossiers van<br />

etnische minderheden (zie hiervoor het kopje minderheden hieronder). In sommige gevallen<br />

worden potentieel serieuze zaken al in het aanmeldcentrum afgewezen, terwijl in andere wel<br />

een vergunning wordt toegekend.<br />

Toepassing inwilligingsgronden<br />

Opvallend is dat slechts in een zeer gering aantal van de inwilligingen vluchtelingschap werd<br />

erkend (3% van het totaal aantal aanvragen). Het merendeel van de ingewilligde aanvragen<br />

behelst een vergunning op de b-grond van artikel 29 lid 1 Vw (25 dossiers). Onder de twee<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 17 van 27


inwilligingen op grond van artikel 29 lid 1a Vw bevonden zich geen etnische minderheden<br />

(terwijl het behoren tot een etnische minderheid mogelijk juist een verklaring zou kunnen zijn<br />

voor een inwilliging op de a-grond). Deze feiten worden hier enkel geconstateerd: bij dit<br />

onderzoek is niet dieper ingegaan op de mogelijke achtergrond van de keuze voor een<br />

bepaalde inwilligingsgrond. Dit is een principiëlere discussie over de toepassing van de<br />

beide gronden die in dit onderzoek te ver voert.<br />

Individuele toets nareizigers<br />

Ten aanzien van nareizigers in het kader van gezinshereniging blijkt uit het onderzoek dat in<br />

een aantal gevallen op individuele gronden een vergunning is verleend (op de b-grond).<br />

Vermoedelijk speelde hierbij dreigende besnijdenis van een meegereisde dochter een rol. Er<br />

is dus terecht acht geslagen op de mogelijkheid van inwilliging op één van de andere<br />

gronden dan de e-grond.<br />

Conclusie<br />

Het is soms onduidelijk waarom in een bepaald geval wel, en in een ander geval juist geen<br />

vergunning wordt verleend. De ene keer wordt er ruimhartig getoetst, de andere keer juist<br />

niet. Deze onduidelijke situatie is niet wenselijk. Het is belangrijk dat het toelatingsbeleid<br />

eenduidig is (zie ook hieronder).<br />

Daarnaast is het zorgwekkend dat onder de afwijzingen zich ook een behoorlijk aantal<br />

vrouwen en etnische minderheden bevinden. Volgens het ambtsbericht hebben deze<br />

groepen zwaar te lijden onder de situatie in Somalië. Gelet op hun positie, is voor deze groep<br />

juist een ruimhartig toelatingsbeleid geïndiceerd (zie ook hieronder).<br />

Verder blijkt dat erkenning van vluchtelingschap weinig plaatsvindt. Bij aanvragen van<br />

nareizigers in het kader van gezinshereniging wordt terecht acht geslagen op de<br />

mogelijkheid van toelating op individuele gronden.<br />

Minderheden<br />

Meer dan tweederde deel (69,7%) van de personen die tot een etnische minderheidsgroep<br />

verklaarden te behoren, hebben een asielvergunning gekregen (23 van de 33 dossiers).<br />

Ook groepen waarover volgens het ambtsbericht onduidelijkheid bestaat of zij tot de niet-<br />

Somali minderheden moeten worden gerekend, kregen geregeld een vergunning. In de<br />

praktijk blijkt de IND dus bijzondere aandacht te geven aan minderheidsgroepen in brede zin.<br />

VluchtelingenWerk zou graag zien dat dit uitgangspunt ook tot uitdrukking komt in het<br />

landgebonden beleid ten aanzien van Somalië.<br />

Minderheden - Zorgvuldigheid<br />

Uit het onderzoek komt <strong>naar</strong> voren dat niet altijd duidelijk is hoe de asielzoeker wordt geacht<br />

zijn etnische afkomst aannemelijk te maken. Onderscheidende kenmerken van een etnische<br />

groep zijn namelijk niet altijd aanwezig, zoals een eigen dialect of bepaalde tradities of<br />

uiterlijke kenmerken. Toch krijgt de asielzoeker in zo’n geval soms het verwijt dat hij<br />

onvoldoende informatie over zijn stam/clan kan verstrekken (zie pagina 12).<br />

Daarnaast vraagt de IND tijdens het nader gehoor soms onvoldoende door over mogelijke<br />

problemen vanwege etnische afkomst. Ook de zorgvuldigheid in de beoordeling van de<br />

geloofwaardigheid van het relaas kan nog beter (zie pagina 13). De voor handen zijnde<br />

landendocumentatie over een aantal onderwerpen (bijvoorbeeld minderheden) is namelijk<br />

veelal ouder, summier en/of niet eenduidig. Dit is des te meer reden om bij de interpretatie<br />

hiervan de nodige voorzichtigheid te betrachten en leemtes in de informatie niet voor<br />

rekening van de asielzoeker te laten komen. De beschikbare landeninformatie wordt in zo’n<br />

geval te snel in het nadeel van de asielzoeker uitgelegd. Ook zou <strong>afdoening</strong> in de korte<br />

aanmeldcentrumprocedure niet moeten plaatsvinden op het moment dat de landeninformatie<br />

niet eenduidig is. Dit gebeurt echter wel.<br />

Daarnaast wordt opgemerkt dat, gelet op het Salah Sheekh-arrest van het EHRM uit 2007,<br />

alle personen van wie aannemelijk is dat zij tot de Reer Hamar behoren, aanspraak maken<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 18 van 27


op een vergunning op ten minste de b-grond van artikel 29 Vw. Het EHRM heeft immers<br />

geoordeeld dat deze groep systematisch blootstaat aan onmenselijke en wrede<br />

behandelingen. 4 Uit het onderzoek blijkt echter dat dit niet altijd is gebeurd, want er werd ook<br />

een vergunning op de c-grond toegekend.<br />

Minderheden - Conclusie<br />

Gelet op het aantal inwilligende beschikkingen blijkt voor etnische minderheden een redelijk<br />

goed perspectief op bescherming te bestaan. Het onderzoek <strong>naar</strong> de asielmotieven kan<br />

volgens VluchtelingenWerk echter zorgvuldiger. Bij de beoordeling van het relaas moet meer<br />

rekening worden gehouden met het feit dat over vele aspecten van de Somalische situatie<br />

weinig recente en betrouwbare informatie voorhanden is, mede als gevolg van het conflict.<br />

Dit moet niet in het nadeel van de asielzoeker uitvallen. Ook het niet bestaan van<br />

(voldoende) onderscheidende kenmerken van etnische groepen moet niet voor rekening van<br />

de asielzoeker komen.<br />

Onder de afwijzingen van aanvragen van etnische minderheden bevindt zich een aantal<br />

zaken waarover VluchtelingenWerk van mening is dat de betrokken asielzoeker wel degelijk<br />

bescherming nodig had. Een verminderde bewijslast zou meer recht doen aan de hoge<br />

beschermingsnoodzaak van etnische minderheden in Somalië. VluchtelingenWerk pleit er<br />

dan ook voor om alle etnische minderheden aan te merken als risico- en kwetsbare<br />

minderheidsgroep. Dit zou tevens een verduidelijking van het toetsingskader geven, omdat<br />

blijkens dit onderzoek de beslispraktijk al zo is dat minderheden relatief snel voor een<br />

vergunning in aanmerking komen. Een dergelijke verduidelijking van een toch al bestaande<br />

praktijk is wenselijk in het kader van de rechtsgelijkheid.<br />

Vrouwen<br />

Van de aanvragen van vrouwelijke asielzoekers behoorde een groot deel, namelijk 70%,<br />

tevens tot een etnische minderheid. Op één na kregen deze personen allemaal een<br />

vergunning. Alleen een vrouw die verklaarde niet precies te weten tot welke stam/groep zij<br />

behoorde, werd een vergunning onthouden. In totaal werd 75% van de aanvragen van<br />

vrouwen ingewilligd en 25% afgewezen.<br />

Met betrekking tot vergunningen die waarschijnlijk vanwege dreigende vrouwenbesnijdenis<br />

zijn verleend, is geconstateerd dat in geen van de onderzochte zaken vrees voor<br />

vrouwenbesnijdenis uitdrukkelijk werd aangevoerd door de asielzoekster of de advocaat. De<br />

IND heeft dus terecht ambtshalve getoetst of mogelijk van een dergelijke situatie bij<br />

terugkeer sprake was.<br />

Vrouwen - Alleenstaande vrouwen<br />

Vooraf heeft VluchtelingenWerk alleenstaande vrouwen als één van de aandachtsgroepen in<br />

dit onderzoek aangemerkt, omdat zij extra kwetsbaar zijn, terwijl voor hen op dit moment<br />

geen speciaal beleid van kracht is. In de geanalyseerde dossiers deden vrouwelijke<br />

asielzoekers echter vrijwel nooit een beroep op een alleenstaande positie bij terugkeer <strong>naar</strong><br />

hun land. De IND vraagt ook niet standaard of de asielzoekster feitelijk alleenstaand is, of dat<br />

de familie- of gezinssamenstelling zodanig is dat zij op zichzelf is aangewezen. Wel wordt in<br />

algemene zin bevraagd of zij bescherming kan krijgen van haar clan of van de overheid.<br />

Gezien het voorgaande, bleek bij het onderzoek moeilijk na te gaan welke asielzoeksters<br />

feitelijk als alleenstaand konden worden beschouwd. Hierdoor is over deze groep geen<br />

duidelijk beeld ontstaan.<br />

Vrouwen - Conclusie<br />

Gekeken <strong>naar</strong> het inwilligingspercentage lijkt het perspectief van vrouwen op bescherming in<br />

het algemeen goed te zijn. Dit is een indicatie dat het vrouw-zijn een rol speelt bij de<br />

beoordeling van de aanvraag. In het onderzoek zijn nauwelijks aanvragen van vrouwen<br />

4 De minister heeft dit echter pas erkend <strong>sinds</strong> de Afdelingsuitspraak van 30 oktober 2009.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 19 van 27


aangetroffen die zich beriepen op alleenstaand zijn. Over de wijze van beoordeling van deze<br />

groep is daardoor geen duidelijkheid ontstaan.<br />

Gezien de extra kwetsbare positie van alleenstaande vrouwen is VluchtelingenWerk van<br />

mening dat alleenstaande vrouwen als risicogroep en kwetsbare minderheidsgroep moeten<br />

worden aangemerkt. Ook zouden vrouwen tijdens het gehoor beter moeten worden<br />

bevraagd op hun mogelijk alleenstaande positie.<br />

Algemene veiligheidssituatie en samenhang met het individuele relaas<br />

Als het relaas op individuele gronden geen aanleiding geeft tot het verlenen van een<br />

vergunning, kan de asielzoeker, <strong>naar</strong>mate de gewelds- en mensenrechtensituatie in een land<br />

slechter is, met minder individuele aspecten aantonen dat voor hem toch een schending van<br />

artikel 3 EVRM dreigt (zie toetsingskader, de zogeheten ‘glijdende schaal’). In de<br />

beslispraktijk is dit uitgangspunt echter nauwelijks terug te zien. Dit is niet in<br />

overeenstemming met de systematiek, zoals beschreven in de brief van de minister aan de<br />

Tweede Kamer van 29 maart 2010. In WBV 2009/16 is het genoemde principe weliswaar<br />

vermeld (er staat namelijk dat de toets op individuele gronden van aanvragen van<br />

Somalische asielzoekers gerelateerd moet worden aan algehele situatie in het land), maar<br />

dit wordt slechts in algemene termen omschreven zonder nadere uitwerking, behalve dat de<br />

situatie in Zuid- en Centraal-Somalië ‘eerder’ kan leiden tot verlening van een<br />

asielvergunning.<br />

Dat de lagere bewijslast voor de asielzoeker in relatie tot de ernstige veiligheids- en<br />

mensenrechtensituatie onvoldoende tot uitdrukking komt in Somalische asielzaken, blijkt op<br />

verschillende punten. Zo is het aantal afwijzingen, ruim 40% van de geanalyseerde<br />

<strong>asielaanvragen</strong>, zeer groot in het licht van de slechte veiligheids- en mensenrechtensituatie<br />

in geheel Zuid- en Centraal-Somalië. Met name het feit dat ruim de helft van deze<br />

afwijzingen een vrouw of een lid van een minderheidsgroep betreft, lijkt niet te stroken met<br />

het principe dat de asielzoeker met minder individuele aspecten kan aantonen dat voor hem<br />

toch een schending van artikel 3 EVRM dreigt <strong>naar</strong>mate de gewelds- en<br />

mensenrechtensituatie in een land slechter is. Vrouwen en minderheden zijn immers bij<br />

uitstek vaak het slachtoffer van de slechte veiligheids- en mensenrechtensituatie, zo blijkt<br />

ook uit het ambtsbericht. Juist dit profiel, in samenhang met de algehele situatie, zou ‘eerder’<br />

tot verlening van een vergunning moeten leiden. Hier blijkt echter onvoldoende van.<br />

Uit de voornemens en beschikkingen in de afgewezen zaken blijkt verder op geen enkele<br />

wijze of en in hoeverre de algehele situatie in Zuid- en Centraal-Somalië bij de toets op<br />

individuele gronden een rol heeft gespeeld. Wat voornamelijk wordt getoetst zijn de<br />

individuele aspecten en de algehele situatie, maar van een beoordeling van deze twee<br />

aspecten in samenhang blijkt niets.<br />

Daarnaast komt uit de onderzochte zaken het beeld <strong>naar</strong> voren, dat in het ene geval sprake<br />

is van een soepele toets, terwijl in een ander geval juist een zeer strenge beoordeling<br />

plaatsvindt. De niet verder uitgewerkte formulering in het WBV dat de asielzoeker vanwege<br />

de slechte veiligheidssituatie ‘eerder’ in aanmerking komt voor een vergunning, geeft de<br />

beslisambte<strong>naar</strong> een grote beoordelingsvrijheid, hetgeen onduidelijkheid geeft en willekeur in<br />

de hand kan werken.<br />

VluchtelingenWerk vindt dat de toets op individuele gronden in relatie tot de algehele situatie<br />

nader uitgewerkt en vastgelegd dient te worden. Op deze manier wordt meer gestalte<br />

gegeven aan de jurisprudentie van het EHRM en het Hof van Justitie, zoals beschreven in de<br />

genoemde brief van de minister van 29 maart 2010. Ook moet de beoordeling inzichtelijker<br />

worden gemaakt door deze kenbaar in de beslissingen op te nemen.<br />

Algemene veiligheidssituatie en samenhang individuele relaas - Algehele situatie<br />

Naast het individuele asielrelaas toetst de IND of de algehele situatie in het land aanleiding<br />

vormt voor het bieden van bescherming. Volgens de dienst is dit niet het geval. De<br />

geweldssituatie in Zuid- en Centraal-Somalië is volgens de IND echter niet dusdanig ernstig,<br />

dat een burger louter door zijn aanwezigheid een reëel risico loopt op ernstige schade, zoals<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 20 van 27


edoeld in artikel 15c van de Definitierichtlijn (DRi). Verschillende van de in dit onderzoek<br />

geanalyseerde negatieve beslissingen zijn uiteindelijk in beroep vernietigd vanwege een<br />

motiveringsgebrek op het punt van artikel 15c DRi. Daarnaast is in één van de onderhavige<br />

zaken in hoger beroep voor het eerst geoordeeld dat de motivering van de minister dat de<br />

algehele situatie in de hoofdstad Mogadishu niet zo slecht is dat elke burger gevaar loopt op<br />

ernstige schade, tekort schiet (uitspraak ABRvS 26 januari 2010, nr. 200905017/1/V2).<br />

Nadien is de IND met een aangepaste motivering opnieuw overgegaan tot het slaan van<br />

negatieve beschikkingen ten aanzien van het oordeel over artikel 15 DRi. De jurisprudentie<br />

met betrekking tot de toepasselijkheid van artikel 15c Definitierichtlijn op de situatie in Zuid-<br />

en Centraal-Somalië is op dit moment nog niet volledig uitgekristalliseerd.<br />

Wel wordt uit het onderzoek duidelijk dat een aanzienlijk deel van de personen die vorig jaar<br />

op grond van de algehele slechte (veiligheids)situatie nog wel aanspraak maakten op<br />

bescherming, deze nu niet meer krijgen en worden met uitzetting <strong>naar</strong> Mogadishu bedreigd.<br />

Ruim 40% van de asielzoekers valt nu dus ‘buiten de boot’. Dit terwijl de veiligheidssituatie<br />

even slecht of zelfs slechter is ten opzichte van de periode dat het categoriaal<br />

beschermingsbeleid nog wel gold. De afwijzingen hebben bovendien betrekking op<br />

asielzoekers die niets met fraude rondom de vingertoppen of misbruik van het<br />

pleegkinderenbeleid van doen hebben (de feitelijke aanleiding voor de afschaffing van het<br />

categoriaal beschermingsbeleid). VluchtelingenWerk heeft zich uitgesproken tegen de<br />

beëindiging van het categoriale beschermingsbeleid in mei 2009. Gezien de huidige<br />

veiligheidssituatie is enige vorm van groepsgewijze bescherming voor asielzoekers<br />

afkomstig uit Zuid- en Centraal-Somalië nog altijd geïndiceerd.<br />

Algemene veiligheidssituatie en samenhang individuele relaas - Conclusie<br />

In WBV 2009/16 staat vermeld dat, gezien de onverminderd slechte veiligheidssituatie in<br />

Centraal- en Zuid-Somalië, bij de beoordeling van <strong>asielaanvragen</strong> van asielzoekers uit die<br />

gebieden eerder kan worden geconcludeerd dat betrokkene in aanmerking komt voor een<br />

verblijfsvergunning asiel. De afwijzingspercentages in ogenschouw nemend (ruim 40%), is<br />

VluchtelingenWerk van mening dat de aanhoudende slechte situatie in Zuid- en Centraal-<br />

Somalië onvoldoende tot uitdrukking komt in het aantal inwilligingen. Het uitgangspunt dat<br />

<strong>naar</strong>mate de gewelds- en mensenrechtensituatie in een land slechter is, van de asielzoeker<br />

minder individualiseerbare aspecten worden verlangd om een dreigende schending van<br />

artikel 3 EVRM aannemelijk te maken (de glijdende schaal) is op dit moment onvoldoende in<br />

de beslispraktijk terug te zien. VluchtelingenWerk vindt dat dit principe nader uitgewerkt en<br />

vastgelegd dient te worden in het toetsingskader. Op deze manier wordt beter gestalte<br />

gegeven aan de jurisprudentie van het EHRM en het Hof van Justitie, zoals ook uiteengezet<br />

in de brief van de minister aan de Tweede Kamer van 29 maart 2010.<br />

Aanbevelingen<br />

- Het heeft de voorkeur dat alle etnische minderheden (niet-Somali) uit Centraal- en Zuid-<br />

Somalië en alleenstaande vrouwen als risicogroep en kwetsbare minderheidsgroep worden<br />

aangemerkt. Dit doet beter recht aan de beschermingsbehoefte van deze groepen, die ook<br />

blijkt uit het algemeen ambtsbericht inzake Somalië van september 2010. Hiermee wordt<br />

tevens het toetsingskader verduidelijkt, dat in de praktijk ten aanzien van deze groepen al<br />

lijkt te worden toegepast.<br />

- Waar het individuele relaas onvoldoende aanleiding geeft tot het verlenen van een<br />

verblijfsvergunning asiel, moet meer aandacht zijn voor de algehele slechte situatie in Zuid-<br />

en Centraal-Somalië. Het uitgangspunt dat <strong>naar</strong>mate de gewelds- en mensenrechtensituatie<br />

in een land slechter is, van de asielzoeker minder wordt verlangd dat hij individualiseerbare<br />

aspecten <strong>naar</strong> voren brengt (zoals door de minister verwoord in zijn brief aan de Tweede<br />

Kamer van 29 maart 2010), dient nader te worden uitgewerkt en vastgelegd in het<br />

asielbeleid. Op dit moment is dit uitgangspunt in de beslispraktijk te weinig terug te zien. De<br />

formulering in het WBV 2009/16 dat asielzoekers uit Zuid- en Centraal-Somalië ‘eerder’ in<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 21 van 27


aanmerking komen voor een asielvergunning, verdient verduidelijking zodat mogelijke<br />

willekeur wordt voorkomen.<br />

- Het onderzoek <strong>naar</strong> de asielmotieven kan zorgvuldiger. Rekening moet worden gehouden<br />

met het feit dat over vele aspecten van de situatie in Somalië weinig recente en betrouwbare<br />

informatie voorhanden is. Dit vergt terughoudendheid in het trekken van conclusies ten<br />

aanzien van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Ten aanzien van het aannemelijk<br />

maken van de etniciteit van een aanvrager moet beter acht worden geslagen op het feit dat<br />

niet van alle etnische groepen duidelijke onderscheidende kenmerken bestaan, waardoor de<br />

asielzoeker ook meer moeite zal hebben zijn etnische afkomst aan te tonen.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 22 van 27


ANNEX 1<br />

Definitie minderheden<br />

In het ambtsbericht van maart 2009 (geldend voor de asielzoekers in dit onderzoek) wordt<br />

onderscheid gemaakt tussen Somali-clans en groepen die niet tot de Somali behoren. De<br />

Somali-clans zijn traditioneel nomaden. Afwijkend hiervan zijn enkele clanfamilies die<br />

landbouw bedrijven, de Saab, waaronder de Rahanwein en Digil (in latere ambtsberichten<br />

Mirifle en Digil). Deze landbouwende groepen worden door de nomadische Somali als<br />

minder nobel beschouwd. Daarnaast zijn er groepen met een andere etnische afkomst dan<br />

de Somali. Deze groepen hebben nog minder status als de Saab. De niet-Somali groepen<br />

worden in het betreffende ambtsbericht aangeduid als etnische minderheden.<br />

Volgens het ambtsbericht van maart 2010 behoren de volgende groepen tot de niet-Somali<br />

minderheden: Bantus vormen de grootste niet-Somali minderheidsgroep. Daarnaast bestaan<br />

er de Reer Hamar (ook Benadiri genoemd), Ashraf, Bajuni, en de beroepskaste Gaboye<br />

(Midgan, Tumal en Yibir). De Reer Hamar kent de groepen Reer Brava, Reer Merka en<br />

Ashraf. Wanneer in het ambtsbericht aan al deze groepen wordt gerefereerd wordt de<br />

zinsnede ‘in brede zin’ toegevoegd.<br />

Daarnaast noemt het ambtsbericht een aantal stammen waarvan niet duidelijk is of zij tot de<br />

niet-Somali minderheden dan wel tot de Somali clan(familie)s moesten worden gerekend, en<br />

in dat laatste geval, tot welke clan(familie). Het betreft hier de Galgale, Shekhal, Ajuraan, Jaji<br />

en Galadi.<br />

Uit andere openbare bronnen kan worden opgemaakt dat nog een reeks andere groepen tot<br />

minderheden gerekend kunnen worden. Een aantal minderheden valt onder de sab (niet te<br />

verwarren met Saab), een samenstelling van groepen die worden geïdentificeerd <strong>naar</strong> het<br />

vak dat zij uitoefenen. Zo omvat de sab de Gaboye/Midgan, die is samengesteld uit de<br />

(beroeps)groepen Tumal, Midgan en Yibr. Groepen die behoren tot de Gaboye/Midgan zijn<br />

Madhibaan, Muuse Dhariyo, Howleh, Hawraar Same, Habar Yaquup. Andere sab-groepen<br />

zijn: Yahhar, Galgalo, Boon en Eyle. (Zie het rapport van ACCORD/Oostenrijkse Rode Kruis<br />

van 15 december 2009.)<br />

Definitie alleenstaande vrouw<br />

Het WBV 2004/36 geeft een definitie voor het begrip ‘alleenstaande vrouw’: ‘(…) het (…) is<br />

van belang of de vrouw op het moment van haar vertrek uit Somalië alleenstaand was. Een<br />

vrouw wordt niet als alleenstaand aangemerkt, indien zij vóór haar vertrek uit Somalië met<br />

een meerderjarig familielid in familieverband samenleefde, en/of ten tijde van haar uitreis<br />

vergezeld was van een meerderjarig familielid, met wie zij in familieverband leefde.’<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 23 van 27


ANNEX 2<br />

Ongeloofwaardigheid Tumal-afkomst<br />

In deze zaak wordt de verklaring van de asielzoeker dat hij tot de Tumal-minderheidsgroep<br />

behoort niet gevolgd. De IND legt aan dit oordeel ten grondslag dat de stamlijn die<br />

betrokkene heeft opgegeven niet met openbare bronnen kan worden bevestigd. Daarnaast<br />

weet hij volgens de IND onvoldoende specifieke kenmerken van de Tumal te noemen.<br />

In het eerste gehoor stelt de IND ongeveer tien vragen om de etnische afkomst van de<br />

asielzoeker te onderzoeken:<br />

1. Zo stelt de dienst een aantal vragen over uiterlijke kenmerken van de clan van<br />

asielzoeker, zoals klederdracht, gebruiken of rituelen.<br />

2+3. Ook vraagt de dienst of zijn clan een bepaald leefgebied heeft in Somalië en of zijn clan<br />

een eigen dialect spreekt.<br />

4. Verder vraagt de IND of de clan van asielzoeker verbonden is aan een andere grote clan<br />

en of zijn clan de bescherming geniet van een andere clan.<br />

Ad 1. Over kenmerken van zijn stam, zoals klederdracht, gebruiken en rituelen zegt de<br />

asielzoeker dat die er niet zijn. Leden van zijn stam, zegt de asielzoeker, zijn niet zozeer te<br />

herkennen aan hun uiterlijk, maar meer in het gedrag. Daarbij verwijst hij <strong>naar</strong><br />

werkzaamheden. Hij zegt ‘meestal zijn wij handarbeiders’ en noemt beroepen die door<br />

Tumal beoefend worden: metaalarbeiders, automonteurs. Tumal doen werk waar anderen<br />

zich voor schamen, zegt de asielzoeker in het nader gehoor. Dat leden van de Tumal<br />

handarbeiders zijn en dat zij zwaar werk verrichten komt overeen met wat bekend is uit<br />

openbare bronnen. Zo staat in Lewis dat Tumal smeden zijn en dat zij messen, speren en<br />

zwaarden maken. Ook blijkt dat de werkzaamheden van beroepsgroepen als de Tumal<br />

geminacht worden. 5<br />

Ter aanvulling vraagt de gehoormedewerker van de IND de asielzoeker te beschrijven hoe<br />

hij messen maakt. De asielzoeker weet met veel detail te vertellen over de vervaardiging van<br />

messen. Zo vertelt hij hoe hij het lemmet smeedt, hoe hij materiaal hergebruikt om kleuren te<br />

krijgen en waarvan het handvat is gemaakt. Door deze uitvoerige beschrijving is het moeilijk<br />

voor te stellen dat de asielzoeker geen messenmaker zou zijn. Dit versterkt dan ook de<br />

aannemelijkheid dat hij wel degelijk afkomstig is van de Tumal.<br />

Ad 2. Over het leefgebied van zijn stam vertelt de asielzoeker dat zij ‘overal waar andere<br />

mensen zijn’ wonen. Dit komt overeen met informatie uit openbare bronnen.<br />

Beroepsgroepen als de Tumal leven verspreid door het land en velen leven tegenwoordig in<br />

de steden. 6<br />

Ad 3. Ook de verklaring van de asielzoeker over taalgebruik van zijn stam komt overeen met<br />

wat bekend is uit openbare informatie. Hij zegt dat de Tumal geen eigen dialect spreken,<br />

alleen Somalisch. In openbare bronnen is niet specifiek terug te vinden dat Tumal een eigen<br />

dialect spreken. Zij spreken de taal van de stammen aan wie zij verbonden zijn (d.m.v. een<br />

patronagesysteem) Dat kan ook Somalisch zijn. 7<br />

Ad 4. Tumal vallen onder de sab, een verzameling van beroepsgroepen, en kunnen als<br />

(etnische) minderheid worden aangemerkt. Dat de Tumal geen bescherming kunnen krijgen<br />

van andere groepen, zoals de asielzoeker verklaart, is te verklaren uit het gegeven dat<br />

5 bronnen: I.M. Lewis, Peoples of the Horn of Africa. Somali, Afar and Saho, 1994, p. 51. UK Home Office,<br />

Country Report on Somalia, juli 2009, p. 156: ‘blacksmiths’. ACCORD en Rode Kruis, Clans in Somalia,<br />

december 2009, p. 15.)<br />

6 bron: UK Home Office, Country Report on Somalia, juli 2009, p. 84 en 93.<br />

7 bron: UK Home Office, Country Report on Somalia, juli 2009, p.156.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 24 van 27


groepen als de Tumal, bijeen in de sab-groep, traditioneel buiten de Somali clanstructuur<br />

vallen. De sab hebben geen eigen tribale organisatie. De etnische minderheden worden ook<br />

wel 'clanlozen' genoemd, of ‘low-caste’. Zij krijgen alleen dan bescherming als een Somali<br />

clan dit heeft toegezegd, staat in het ambtsbericht van maart 2009. Verder staat er in de<br />

ambtsberichten dat de clanstructuur in Somalië verder onder druk is komen te staan en is<br />

verzwakt. Dit zorgt ervoor dat etnische minderheden verminderd toegang hebben tot de<br />

bescherming waar zij van oudsher op konden rekenen. 8<br />

Verder heeft de IND zich bij de toetsing van de etnische afkomst gericht op de stamlijn van<br />

de asielzoeker. De dienst twijfelt aan het waarheidsgehalte van de door asielzoeker<br />

opgegeven stamlijn. Ter beoordeling van de kennis van de asielzoeker suggereert de IND in<br />

het eerste gehoor dat de in zijn stamlijn voorkomende stammen Allamagan, Reer Kooshin en<br />

Naaleeye een link hebben met de Darod (een meerderheidsstam). Dit kan deels bevestigd<br />

worden uit informatie uit openbare bronnen.<br />

De asielzoeker antwoordt dat de gesuggereerde link tussen de drie stammen en de Darod<br />

niet klopt. Met informatie uit enkele openbare bronnen kan beargumenteerd worden waarom<br />

de asielzoeker de door de dienst gesuggereerde link tussen (een deel van) zijn stamlijn met<br />

de Darod niet weet te bevestigen. Zo geeft Somalië-expert Lewis beschrijvingen over de sab,<br />

een benaming die in Somalië wordt gebruikt om verschillende beroepsgroepen (waaronder<br />

de Tumal) bijeen te brengen. Daaruit blijkt dat de sab verspreid in Somalië leven. In elk<br />

leefgebied zijn zij door middel van een patronagesysteem verbonden aan een andere clan of<br />

clans, voor wie zij werken. Beroepsgroepen van de sab –dus ook Tumal- vallen buiten het<br />

clansysteem. Zij hechten echter grote waarde aan de relatie met de stammen aan wie zij<br />

verbonden zijn vanwege de werkzaamheden die zij voor hen uitvoeren. Zij zijn geneigd om<br />

dergelijke verbanden als genealogisch te beschouwen en patron-stammen op te nemen in<br />

hun stamlijn. Dit, terwijl van bloedbanden geen sprake is. 9<br />

Omdat Tumal verspreid wonen in verschillende leefgebieden in de nabijheid van telkens<br />

andere (patron-)stammen, is het goed mogelijk dat de gegeven stamlijnen van leden van de<br />

Tumal van elkaar verschillen. Het is ook voorstelbaar, dat de asielzoeker niet op de hoogte is<br />

van een eventuele link met de Darod, zoals die wellicht blijkt uit de stamlijn zoals opgegeven<br />

door andere leden van de Tumal. Bovendien zou een link met de Darod geen genealogische<br />

zijn, omdat Tumal buiten het clansysteem vallen. Uiteindelijk kan vastgesteld worden, dat de<br />

asielzoeker overwegend antwoorden geeft die overeenkomen met de informatie die<br />

voorhanden is. Waar de asielzoeker aangeeft dat er geen specifieke kenmerken van de<br />

Tumal zijn, bleken deze ook niet uit informatie uit openbare bronnen. De vraag is nu, wat de<br />

IND nog verder verwacht van de asielzoeker in het aannemelijk maken van zijn gestelde<br />

etniciteit.<br />

8 bronnen: ACCORD en Rode Kruis, Clans in Somalia, december 2009, p. 15 en verder. Algemeen ambtsbericht<br />

Somalië, maart 2009, p. 53 en 54. I.M. Lewis, Peoples of the Horn of Africa. Somali, Afar and Saho, 1994, p. 51.<br />

UK Home Office, Country Report on Somalia, juli 2009, p. 77. Algemeen ambtsbericht Somalië, oktober 2009, p.<br />

33, p. 56)<br />

9 bronnen: I.M. Lewis, Peoples of the Horn of Africa. Somali, Afar and Saho, 1994, p. 51 en 52. ACCORD en<br />

Rode Kruis, Clans in Somalia, december 2009, p. 15 en verder.)<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 25 van 27


ANNEX 3<br />

Ongeloofwaardigheid gemengd huwelijk<br />

Het relaas in deze zaak houdt in dat betrokkene als lid van de minderheidsstam Eyle, door<br />

zijn huwelijk met een vrouw die behoort tot een Somali meerderheidsstam, problemen heeft<br />

gekregen uit zijn omgeving. De IND heeft de aanvraag in het aanmeldcentrum afgewezen,<br />

voornamelijk omdat de IND het bestaan van een dergelijk gemengd huwelijk<br />

ongeloofwaardig vindt. Hierbij verwijst de IND <strong>naar</strong> het ambtsbericht van november 2007,<br />

waarin staat: ‘Huwelijken van Somali met leden van niet-Somali minderheidsgroepen zijn<br />

traditioneel niet toegestaan (ofschoon er in de praktijk wel voorbeelden van bekend zijn)’ (p.<br />

45). Volgens de IND heeft de asielzoeker onvoldoende aangetoond waarom hij een dergelijk<br />

uitzonderlijk huwelijk heeft kunnen sluiten.<br />

Zowel de asielzoeker als de IND verwijzen <strong>naar</strong> specifieke bronnen van landeninformatie ter<br />

onderbouwing van hun standpunt ten aanzien van de (on)waarschijnlijkheid van een dergelijk<br />

gemengd huwelijk. Zo haalt de asielzoeker dezelfde (zojuist genoemde) passage uit het<br />

ambtsbericht aan, om aan te geven dat gemengde huwelijken wel degelijk voorkomen, ook<br />

al zijn zij traditioneel niet toegestaan. Ook overlegt de asielzoeker informatie waaruit blijkt dat<br />

een huwelijk tussen een Somali en een lid van de minderheidsstam Yahar -een andere stam<br />

dan die van cliënt- wél bestaat. 10<br />

De IND vindt echter dat cliënt hiermee nog niet zijn beweerde huwelijk en de daaraan<br />

gekoppelde vrees aannemelijk heeft gemaakt. De IND verwijst hierbij <strong>naar</strong> een rapport<br />

waaruit <strong>naar</strong> voren komt, dat zelfs leden van de Jareer niet met leden van de Eyle –met de<br />

laagste sociale status van alle Somalische bevolkingsgroepen– willen trouwen. 11<br />

Daarnaast halen beide partijen fragmenten uit een wat ouder rapport van de Danish<br />

Immigration Service aan. Cliënt haalt daaruit dat leden van de Eyle met leden van Benadiri<br />

en Tumal kunnen huwen. De IND brengt hier echter tegenin dat dit óók leden van clanloze<br />

minderheden zijn (en deze voorbeelden dus niet parallel lopen met de situatie van cliënt, die<br />

met een lid van een meerderheidsstam gehuwd zou zijn). De IND verwijst <strong>naar</strong> een ander<br />

fragment uit hetzelfde rapport, waarin een bron verklaart dat er geen huwelijken tussen leden<br />

van de Eyle en Somalische meerderheidsclans plaatsvinden. 12<br />

Op basis van landeninformatie is geen volledig uitsluitsel te krijgen over de aannemelijkheid<br />

van het huwelijk waarover cliënt heeft verklaard. Dit is op zich niet verwonderlijk, want op<br />

vele fronten ontbreekt actuele, betrouwbare informatie over de situatie in Somalië. Door de<br />

voortdurende oorlogssituatie kunnen voorheen bestaande structuren zijn veranderd, terwijl<br />

hier<strong>naar</strong> nauwelijks onderzoek ter plekke kan worden gedaan door de slechte<br />

veiligheidssituatie. Het meest recente ambtsbericht van maart 2010 bevestigt dit beeld voor<br />

wat betreft minderheden. Enerzijds vermeldt het ambtsbericht over minderheden wederom<br />

dat huwelijken van Somali met leden van niet-Somali minderheidsgroepen traditioneel niet<br />

worden toegestaan, ofschoon er in de praktijk wel voorbeelden van bekend zijn. Anderzijds<br />

staat er ook dat actuele en betrouwbare informatie over de positie van de verschillende<br />

specifieke minderheidsgroepen beperkt aanwezig is. Ook wordt benadrukt dat het niet<br />

mogelijk is te generaliseren over de leden van een specifieke minderheidsgroep.<br />

10 bronnen: ambtsbericht Somalie, november 2007; artikel BBC News, december 2006.<br />

11 bron: UK Home Office, 21 juli 2009 en 8 oktober 2008.<br />

12 bron: Danish Immigration Service, 24 september 2000.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 26 van 27


Daarnaast is vermeldenswaardig dat de IND in januari 2010 een aantal onderzoeksvragen<br />

(de zogeheten Terms of Reference) over de uitzonderlijkheid van gemengde huwelijken<br />

heeft ingediend bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, voor beantwoording in het meest<br />

recente ambtsbericht van maart 2010. Zo vraagt de IND of gemengde huwelijken<br />

plaatsvinden hoewel ze traditioneel niet zijn toegestaan. Opvallend genoeg wordt vervolgens<br />

ook gevraagd of dit uitzonderingsgevallen zijn of dat dergelijke gemengde huwelijken vaak<br />

voorkomen. Klaarblijkelijk concludeert de IND hier juist níet per definitie dat een gemengd<br />

huwelijk uitzonderlijk is. Helaas laat het ambtsbericht van maart 2010 de vraag van de IND<br />

vervolgens onbeantwoord. Daardoor is nog steeds niet duidelijk hoe gebruikelijk of<br />

ongebruikelijk een gemengd huwelijk is. Het lijkt VluchtelingenWerk echter onredelijk om<br />

deze leemte in informatie op voorhand voor rekening van de asielzoeker te laten komen.<br />

De vraag is dus op welke wijze de asielzoeker in kwestie het gemengde huwelijk wèl<br />

aannemelijk had kunnen maken. Mogelijk is een dergelijk huwelijk weliswaar uitzonderlijk, de<br />

aangehaalde bronnen bevestigen eveneens de uitzondering op de regel.<br />

Dat personen vanwege een gemengd huwelijk ernstige problemen kunnen ondervinden van<br />

hun omgeving, wijzen verschillende bronnen uit. Zo noemt een rapport –in het geval een<br />

vrouw tegen de wil van haar familie of clan getrouwd is– dat dit kan leiden tot de dood van de<br />

man indien hij van een lagere stam komt dan zij zelf. Een artikel over een gemengd huwelijk<br />

waarbij de man afkomstig is van de Madhiban (ook Midgan genoemd), beschrijft dat de<br />

echtgenoot werd bedreigd en beschoten door zijn schoonfamilie en uiteindelijk het land is<br />

ontvlucht (de Madhibaan is net als Eyle een minderheidsstam geschaard onder de sab). 13<br />

13 Bronnen: Danish Refugee Council/Danish Immigration Service, augustus 2007; IRIN News, 15 september<br />

2009; ACCORD/Rode Kruis, december 2009.<br />

<strong>Onderzoek</strong> <strong>asielaanvragen</strong> <strong>Somaliërs</strong>, VluchtelingenWerk Nederland, oktober 2010 Pagina 27 van 27

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!