Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
tot hen desgelijks. Die van Pnuel. En de<br />
lieden van Pnuel antwoordden hem,<br />
gelijk als de lieden van Sukkoth<br />
geantwoord hadden.<br />
9. Daarom sprak hij ook tot de lieden<br />
van Pnuel, zeggende: Als ik met<br />
vrede wederkome, zal ik deze toren<br />
afwerpen. Op welken zij zich, als een<br />
vastigheid, mogen hebben verlaten, en<br />
daarom te trotser gesproken.<br />
10. Zebah nu en Tsalmuna waren te<br />
Karkor, en hun legers met hen,<br />
omtrent vijftien duizend, al de<br />
overgeblevenen van het ganse leger<br />
der kinderen van het oosten; en de<br />
gevallenen Die tevoren omgekomen<br />
waren. waren honderd en twintig<br />
duizend mannen, die het zwaard<br />
uittrokken. Hebreeuws, uittrok; dat is,<br />
ieder van hen was tot den krijg bekwaam<br />
geweest. Dit dient tot merkelijke vergroting<br />
van Gideons victorie. Zie ook deze manier van<br />
spreken van het uittrekken des zwaards,<br />
onder, Richt. 20:15,17,25,46; 2 Sam. 24:9; 2<br />
Kon. 3:26, enz.<br />
11. En Gideon toog opwaarts, den<br />
weg dergenen, die in tenten wonen,<br />
Te weten, der Arabieren, die daarvan Scenitae<br />
genoemd zijn, alsof men zeide Tentenaars.<br />
tegen het oosten van Nobah en<br />
Jogbeha; Deze twee plaatsen waren ook<br />
aldaar over de Jordaan gelegen, tegen het<br />
oosten. en hij sloeg dat leger, want<br />
het leger was zorgeloos. Of, zeker,<br />
gerust, niet denkende dat Gideon met zijn<br />
volk, van najagen vermoeid zijnde, zo haast<br />
over de Jordaan en voorts dezen weg naar het<br />
oosten hen zou kunnen achterhalen.<br />
12. En Zebah en Tsalmuna vloden;<br />
doch hij jaagde hen na; en hij ving de<br />
beide koningen der Midianieten,<br />
Zebah en Tsalmuna, en verschrikte<br />
het ganse leger. Omdat hij hen<br />
onvoorziens overviel, werden zij verbaasd en<br />
vluchtende verslagen, of immers gans en ten<br />
enenmale verstrooid en machteloos gemaakt.<br />
13. Toen nu Gideon, de zoon van<br />
Joas, van den strijd wederkwam,<br />
voor den opgang der zon, Of, van dat<br />
is, kort na, of tegen het opgaan der zon. Want<br />
hij had, zonder te rusten hoewel vermoeid<br />
zijnde met zijn volk den vijand vervolgd.<br />
Anders, van bij den opgang van Heres. Of, van<br />
den opgang der zon; dat is, van het oosten,<br />
waarheen hij de Midianieten vervolgd had.<br />
Anders, na de opklimming der zon; dat is,<br />
tegen dat zij begon te dalen.<br />
14. Zo ving hij een jongen van de<br />
lieden te Sukkoth, en ondervraagde<br />
hem; die schreef hem op de<br />
oversten van Sukkoth, Dat is, hij gaf<br />
Gideon de namen der oversten in geschrift,<br />
opdat hij niemand dan de schuldigen mocht<br />
straffen. en hun oudsten, zeven en<br />
zeventig mannen.<br />
15. Toen kwam hij tot de lieden van<br />
Sukkoth, en zeide: Ziet daar Zebah<br />
en Tsalmuna, van dewelke gij mij<br />
smadelijk verweten hebt, zeggende:<br />
Is de handpalm van Zebah en<br />
Tsalmuna alrede in uw hand, dat wij<br />
aan uw mannen, die moede zijn,<br />
brood zouden geven?<br />
16. En hij nam de oudsten dier stad,<br />
en doornen der woestijn, en<br />
distelen, en deed het den lieden van<br />
Sukkoth door dezelve verstaan. Te<br />
weten, wat zij hadden misdaan, dat is, hij<br />
stelde een exempel door deze straf of<br />
bijzondere kastijding, om die van Sukkoth<br />
dezen hoogmoed af te leren. Of zij gedood<br />
zijn, gelijk die van Pnuel, dan of zij met deze<br />
smadelijke kastijding bij het leven zijn gelaten,<br />
staat er niet.<br />
17. En de toren van Pnuel wierp hij<br />
af, en doodde de lieden der stad.<br />
Versta, de oversten der stad, of alle<br />
schuldigen, gelijk uit het voorgaande exempel<br />
kan afgenomen worden.<br />
18. Daarna zeide hij tot Zebah en<br />
Tsalmuna: Wat waren het voor<br />
mannen, die gij te Thabor<br />
doodsloegt? Een berg, gelegen in Zebulon