Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
54. Toen riep hij haastelijk den<br />
jongen, die zijn wapenen droeg, en<br />
zeide tot hem: Trek uw zwaard uit,<br />
en dood mij, opdat zij niet van mij<br />
zeggen: Een vrouw heeft hem<br />
gedood. En zijn jongen doorstak<br />
hem, dat hij stierf.<br />
55. Als nu de mannen van Israel<br />
zagen, dat Abimelech dood was, zo<br />
gingen zij een iegelijk naar zijn<br />
plaats.<br />
56. Alzo deed God wederkeren heet<br />
kwaad van Abimelech, Te weten, op<br />
Abimelechs hoofd; dat is, betaalde, vergold<br />
hem. Zie boven, Richt. 9:24. dat hij aan<br />
zijn vader gedaan had, dodende zijn<br />
zeventig broederen. Zijn eigen broeders<br />
en zijns vaders echte zonen, boven, Richt. 9:5,<br />
daar hijzelf maar een zoon van een bijwijf<br />
was, zie Richt. 8:30,31.<br />
57. Desgelijks al het kwaad der lieden<br />
van Sichem Die Abimelech geholpen<br />
hadden in zijn tirannisch voornemen, boven,<br />
Richt. 9:24. deed God wederkeren op<br />
hun hoofd; en de vloek van Jotham,<br />
Zie boven, Richt. 9:20. den zoon van<br />
Jerubbaal, kwam over hen.<br />
<strong>Richteren</strong> 10<br />
1. Na Abimelech nu stond op, Van God<br />
gelijk de andere richters daartoe bijzonderlijk<br />
verwekt zijnde. Alzo Richt. 10:3. om Israel<br />
te behouden, Om Israël na Abimelechs<br />
dood in vrede en welstand te herstellen en te<br />
beschermen tegen allen, die hen zouden<br />
mogen willen beroeren, bespringen of<br />
onderdrukken. Thola, een zoon van<br />
Pua, zoon van Dodo, een man van<br />
Issaschar; Een van de allerkleinste<br />
stammen. en hij woonde te Samir, Te<br />
onderscheiden van een ander Samir, gelegen<br />
op het gebergte in Juda, aan de uiterste<br />
grenzen van Kanaän; Joz. 15:48. op het<br />
gebergte van Efraim.<br />
2. En hij richtte Israel drie en twintig<br />
jaren; en hij stierf, en werd begraven<br />
te Samir.<br />
3. En na hem stond op Jair, de<br />
Gileadiet; Uit het land Gilead, gelegen aan<br />
de oostzijde der Jordaan. Zie Gen. 31:21,48;<br />
Num. 32, en Joz. 17:1,5. en hij richtte<br />
Israel twee en twintig jaren.<br />
4. En hij had dertig zonen, rijdende op<br />
dertig ezelveulens, Zie boven, Richt. 5:10.<br />
en die hadden dertig steden, die zij<br />
noemden Havvoth-Jair, tot op dezen<br />
dag, dewelke in het land van Gilead<br />
zijn.<br />
5. En Jair stierf, en werd begraven te<br />
Kamon. Een stad, gelegen aan het noorden<br />
van het gebergte Gileads, in het land Basan,<br />
toebehorende aan den halven stam van<br />
Manasse.<br />
6. Toen voeren de kinderen Israels<br />
voort te doen, dat kwaad was in de<br />
ogen des HEEREN, en dienden de<br />
Baals, en Astharoth, Zie boven, Richt.<br />
2:13. en de goden van Syrie, en de<br />
goden van Sidon, en de goden van<br />
Moab, en de goden der kinderen<br />
Ammons, mitsgaders de goden der<br />
Filistijnen; en zij verlieten den<br />
HEERE, en dienden Hem niet.<br />
7. Zo ontstak de toorn des HEEREN<br />
tegen Israel; en Hij verkocht hen Dat<br />
is, Hij gaf hen, of leverde hen over in de<br />
macht, enz. Zie boven, Richt. 2:14. in de<br />
hand der Filistijnen, en in de hand<br />
der kinderen Ammons.<br />
8. En zij onderdrukten en vertraden de<br />
kinderen Israels in datzelve jaar; Toen<br />
zij tot deze gruwelijke afgoderij vervielen, den<br />
Heere zo dikwijls dankende voor den<br />
langdurigen vrede, dien Hij hun verleend had.<br />
achttien jaren Anders, zijnde het<br />
achttiende jaar, te weten alle, enz.,<br />
onderdrukten zij al de kinderen<br />
Israels, die aan gene zijde van de<br />
Jordaan waren, in het land der