04. 2011-010038 Bestemmingsplan en exploitatieplan Trappenberg ...

5 Advies
De onderstaande adviezen zijn weergegeven op afb. 4. De verwachting- en advieskaart is gebaseerd op
de resultaten verkregen uit het booronderzoek (ten zuiden van de onderbroken lijn op de advieskaart) en
op de bestaande archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (ten noorden van de onderbroken
lijn op de advieskaart). 12 In tabel 2 is een samenvatting gegeven van het hieronder opgestelde advies.
Strandwallen en flanken van strandwallen
Voor deze zone op de verwachting- en advieskaart (afb. 4), geldt dat grondwerkzaamheden (inclusief
heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 100 m² en tevens dieper reiken dan 50 cm beneden
het maaiveld, wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van
het aanleggen van proefsleuven (IVO-P), teneinde gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische
resten te onderzoeken. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek dienen in de zone
waar de proefsleuf gepland is controleboringen gezet te worden, teneinde inzicht te krijgen in de
diepteligging van de strandwallen. Er dienen minimaal 3 boringen geplaatst te worden. De boringen
worden geplaatst met behulp van een Edelmanboor (ø 7 cm) eventueel aangevuld met een zuigerboor (ø
4,5 cm) en/of een guts (ø 3 cm).
Strandvlakte
Voor deze zone op de verwachting- en advieskaart (afb. 4), geldt dat grondwerkzaamheden (inclusief
heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 100 m² en tevens dieper reiken dan 50 cm beneden
het maaiveld, wordt geadviseerd om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van
een karterend booronderzoek met een minimum van 10 boringen per ha. Een karterend booronderzoek
is geschikt voor het opsporen van archeologische vondsten die niet aan het maaiveld zichtbaar zijn. Het
karteren van de vindplaatsen gebeurt door het vaststellen van de aan- of afwezigheid van
archeologische indicatoren in het opgeboorde materiaal. Archeologische indicatoren zijn bijvoorbeeld
fragmenten aardewerk, houtskool, verbrande klei, (on)verbrand bot en andere insluitsels die van nature
niet in de bodem voorkomen. Daarnaast kunnen bodemverkleuringen, bijvoorbeeld veroorzaakt door
fosfaatverbindingen, een indicatie vormen voor bewoning in het verleden. De boringen worden geplaatst
met behulp van een Edelmanboor (ø 7 cm) aangevuld met een guts (ø 3 cm).
Rond boring 31 (groene onderbroken lijn op de verwachting- en advieskaart) is een zone aangegeven
waarvoor een hoge verwachting geldt voor perioden vanaf de Late Middeleeuwen. Indien in deze zone
grondwerkzaamheden (inclusief heien) plaatsvinden die een oppervlakte beslaan van meer dan 100 m²
en tevens dieper reiken dan 50 cm beneden het maaiveld wordt geadviseerd om een inventariserend
veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek met een minimum van twintig
boringen per hectare. Deze zone staat op de advieskaart (afb. 4).
Gemiddeld genomen heeft de bouwvoor een dikte van 50 cm met daaronder onverstoorde natuurlijke
afzettingen. Er zijn in het plangebied geen omvangrijke bodemverstoringen aangetroffen.
Afgezien van de aangetroffen fragmenten in boring 31 zijn er geen archeologische indicatoren in het
plangebied aangetroffen.
Tabel 2. samenvatting advies
Afzettingen Archeologische verwachting Onderzoeksprotocol
Strandwal hoge verwachting vanaf het Laat Neolithicum
(strandafzettingen)
proefsleuvenonderzoek
Flank strandwal Middelmatige verwachting vanaf de IJzertijd
(mariene en/of fluviatiele afzettingen), hoge
verwachting vanaf Laat Neolithicum tot de
IJzertijd (strandafzettingen)
proefsleuvenonderzoek
Strandvlakte lage verwachting voor onderliggende niveaus
(strandafzettingen en veen), middelmatige
verwachting vanaf de IJzertijd (mariene en/of
fluviatiele afzettingen)
Karterend booronderzoek
12 Schute & Jansen, 2007
ADC ArcheoProjecten Rapport 2454 Katwijk Trappenberg
12