Fulltext - BTNG · RBHC

tonen) en naar de 'immigratietheorieën', zonder zijn mening over
dit racisme uit te spreken. 169
De contraselektietheorieën van ondermeer Galton schenen hier
weinig vurige aanhangers te vinden. Men wil natuurlijk het aantal
gewenste geboorten verhogen en de ongewenste in toom houden,
maar zelden verwijst men expliciet naar de gevaren van een
differentieel geboortecijfer. Govaerts ziet hierin slechts een gevaar
op erg lange termijn. 170 Zij hadden zeker angst voor de toekomst
van het ras, maar de gevaren zagen zij in ziekten, alcoholisme,
hygiënische wantoestanden en niet in de degeneratie door processen
die louter met erfelijkheid en voortplanting te maken hebben,
zoals de zogenaamde snellere voortplanting van debielen en
abnormalen. Degeneratietheorieën (bv. Morel, Féré, Stockard,...)
hebben, zoals in Frankrijk, een grotere aanhang gevonden. Deze
komen wel frequent voor. Men was vooral geïnteresseerd in de
gevolgen van een 'pathologisch milieu' op de erfelijkheid. 171 Een
andere interesse die uit Frankrijk kwam overwaaien was de belangstelling
voor het voorhuwelijks onderzoek (zonder enige
verplichtingen).
We hebben trouwens reeds voldoende beklemtoond dat de
Belgische eugenisten de buitenlandse en meer bepaald de eugenetische
wettelijke dwangmaatregelen zoals sterilisatie en huwelijksverbod
gaan afwijzen. Aldus was men nogal verveeld dat nu juist
sterilisatiemaatregelen waren uitgevaardigd in de U.S.A., daar waar
het eugenetisch erfelijkheidsonderzoek het best was uitgebouwd en
aldus als voorbeeld kon gelden voor de introductie en uitbouw van
de eugenetika in het eigen land en voor het belang van de kennisname
ervan door de arts. 172 Zo tracht men een beetje de kool en
de geit te sparen: men stelt dat elk land zijn eigen tradities en
mentaliteit heeft en benadrukt dat de Amerikaanse sterilisatiewet-
169. GOVAERTS A., L'hérédité en biologie..., pp.31-40.
170. GOVAERTS A., La question eugénique..., p.141.
171. Zie ojn. SCHRAENEN w., op. cit., passim.; BOULENGER, L'hér. morb.,
Rev. d'Eug., I, 1921, 2, pp.33-38.; Id., La détérioration..., passim.; KEEFFER, La
détérioration..., pp.23-26.; ALEXANDER, La dexendance de l'alcoolique, Rev.
d'Eug., IE, 1923, 6, pp.95-107; IV, 1924, 1, pp.21-26.
172. GOVAERTS A., L'eugénique et la carrière..., p.48.
445