01.03.2014 Views

Archeologische Kroniek van Overijssel over 1996 - Historisch ...

Archeologische Kroniek van Overijssel over 1996 - Historisch ...

Archeologische Kroniek van Overijssel over 1996 - Historisch ...

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

dr. A.D.<br />

Verlinde<br />

<strong>Archeologische</strong><br />

<strong>over</strong> <strong>1996</strong><br />

<strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong><br />

Samenvatting<br />

In de onderstaande kroniek zijn selectief nieuwe archeologische gegevens uit<br />

<strong>1996</strong> opgenomen. Het gaat hierbij dit jaar vooralom graven/grafvondsten en<br />

om huisplattegronden, die het oudheidkundig beeld <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong> aanvullen<br />

en verrijken. Tevens worden twee opmerkelijke andere vondsten onder de aandacht<br />

gebracht. Al de nieuwe gegevens betreffen de periode tussen de I2e eeuw<br />

vóór en de I2e eeuw na ehr.<br />

Bronstijd (2200-800 v. Chr.)<br />

Weerselo-Rossum (afb. I)<br />

Uit het bekende late Bronstijd urnenveld <strong>van</strong> Rossum, dat is gelegen onder het<br />

kerkhof en tevens onder een voormalige es, zijn in de afgelopen jaren wederom<br />

diverse urnen en umresten aangetroffen door J. Laarhuis tijdens het delven<br />

<strong>van</strong> graven. De vinder is inmiddels vertrouwd met de positionering <strong>van</strong> urnen,<br />

om welke reden een afwijkende situatie zijn aandacht trok, zonder dat <strong>over</strong>igens<br />

een eventuele relatie met grondsparen vastgesteld kon worden. Een <strong>van</strong><br />

de recent gevonden 'urnen' werd namelijk omgekeerd geplaatst aangetroffen,<br />

echter zonder begeleidende crematie. Het betreft dus een destijds ingegraven<br />

en ondersteboven geplaatste pot. Een halve meter ernaast lag wel een crematieplek,<br />

waar een bijpotje in lag, en wel een eenvoudig, 4 cm hoog konisch napje.<br />

In urnenvelden worden soms wel vaker potten zonder crematie aangetroffen,<br />

waarbij dan al snel gedacht kan worden aan een 'rituele functie' (zonder die<br />

nader te kunnen duiden), maar waarbij, afhankelijk <strong>van</strong> de aard <strong>van</strong> het grondspoor,<br />

heel zelden ook een inhumatie-graf aanwezig kan zijn, zoals in Mariënberg<br />

en Mander kennelijk het geval is geweest.<br />

Het omgekeerd geplaatste aardewerk betreft een vrijwel complete, dubbelkonische<br />

kom met een hoogte <strong>van</strong> 9 cm. De rand is verdikt en iets afgeschuind op<br />

een wijze, zoals bij slechts een paar urnen uit <strong>Overijssel</strong> bekend is. De schouder<br />

is versierd met twee horizontale groeflijnen, waartussen ineen geschakelde,<br />

staande driehoeken zijn aangegeven. Deze versiering suggereert een<br />

halsje op de kom, die er feitelijk niet is. Het gepolijste aardewerk is zwart en<br />

bruin <strong>van</strong> kleur en verschraald met zeer fijn steengruis. In typologisch opzicht<br />

is de ceramiekvorm in z<strong>over</strong>re opmerkelijk, dat hij een (grote) miniatuur uitgave<br />

lijkt te zijn <strong>van</strong> een urn <strong>van</strong> het type Dubbelkonus of zelfs <strong>van</strong> een Halsdubbelkonus,<br />

die als urn minimaal 13 cm hoog zijn.<br />

Wierden-Enter-Mettenkampsweg (afb. 2)<br />

In verplaatste grond, afkomstig <strong>van</strong> een net aangelegd opslagterrein langs<br />

de Mettenkampsweg te Enter, vonden de heer en mevrouw J. Heuvink een<br />

fraai uitgevoerde en uitzonderlijk grote hamerbijl <strong>van</strong> het type Muntendam<br />

OHB 112e stuk 1997 <strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> Overijsse! <strong>over</strong> <strong>1996</strong> '53


Afb.1.<br />

Weerselo-Rossum. Omgekeerd geplaatste kom uit urnenveld late Bronstijd.<br />

Hoogte: 9 cm. Napje uit crematie.<br />

(D: 'nackengebogene Axt'), welk type wordt gedateerd in de late Bronstijd/<br />

vroege IJzertijd. De afmetingen bedragen: 200 x 61 x 59 mm. Gewicht: 1,48 kg.<br />

Deze vondst is aanmerkelijk groter en zwaarder dan grote Nederlandse vertegenwoordigers<br />

<strong>van</strong> het bijltype, met lengten tot 162 mm en gewichten tot 667<br />

gram. Uit de Gem. Löningen, Kreis Cloppenburg is echter een groter exemplaar<br />

bekend <strong>van</strong> 18 cm lengte (gewicht niet vermeld). De bijl uit Enter is voor<br />

zijn type zo uitzonderlijk, dat aan<strong>van</strong>kelijk gedacht is aan een in de afgelopen<br />

paar eeuwen aangevoerd, uitheems exemplaar. Verschillende nadere gegevens<br />

bepaalden de ideeën hieromtrent echter op een authentiek prehistorisch exemplaar,<br />

afkomstig uit Nederland ofwijde omgeving.<br />

In de eerste plaats is er het bovenvermelde exemplaar uit Cloppenburg, dat<br />

bijna even groot is als de vondst uit Enter. In de tweede, belangrijkste plaats<br />

moet de bijl afkomstig zijn uit de onderkant <strong>van</strong> cq. <strong>van</strong> onder de ter plaatse<br />

afgegraven es, omdat volgens de vindster de grond nog stevig in het steelgat<br />

zat, 'geelbruin' <strong>van</strong> kleur was en merkbaar minder humeus was dan de<br />

esgrond zelf. Een veldverkenning met haar naar een deels ontgronde strook<br />

naast de afgraving voor het opslagterrein heeft het grondprofiel nabij de<br />

vondstplek duidelijk gemaakt: een voor <strong>Overijssel</strong> enigszins dun esdek met een<br />

marginale cultuurlaag op vaste zandgrond zonder een gepodsoleerd karakter.<br />

Maar grondsporen en/of aanvullende vondsten waren niet aanwezig. Uit de<br />

ruime omgeving zijn wel vondsten en grondsporen uit de latere prehistorie en<br />

Romeinse tijd bekend, die alle zijn gelegen op de kleine en lage stuwwal <strong>van</strong><br />

Enter, maar toch in hoofdzaak voorkomen op de oostflank. De hamerbijlligt<br />

echter in de vondstarrne centrale zone <strong>van</strong> de stuwwal. De hamerbijllijkt aldus<br />

een losse vondst voor te stellen in de buurt <strong>van</strong> 'eigentijdse' bewoning.<br />

'54 dr. A.D. Verlinde


o<br />

\<br />

\<br />

\<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

'r<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

I<br />

\<br />

I<br />

\<br />

\<br />

\<br />

\<br />

\<br />

Afb.2.<br />

Wierden-Enter. Grote, ceremoniële hamerbijl. Lengte: 20 cm.<br />

De zware, gave, recent slechts lieht beschadigde bijl uit Enter heeft een aan<br />

de boven- en onderzijde gebogen, geslepen bijllichaarn met een vierkante<br />

dwarsdoorsnede. De afhangende nek heeft een geklopt oppervlak en een ronde<br />

dwarsdoorsnede. De nek heeft een guirlande- of halfboogvormige aansluiting<br />

op het vierzijdige bijllichaam, zoals bij een aantal andere exemplaren eveneens<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong><strong>over</strong> <strong>1996</strong><br />

'SS


ekend is. Opmerkelijk is het naar verhouding krappe steelgat <strong>van</strong> 17-26 mm<br />

doorsnede, dat niet konisch verloopt zoals gewoonlijk. maar afgerond zandlopervormig<br />

is. De steensoort kon helaas nog niet worden gedetermineerd,<br />

maar het betreft een bleek, fijn granulair gesteente en het bezit een blauw<br />

uitverweerd mineraal. Een zo zware bijl met een zo nauw steelgat en de bijzondere<br />

uitvoering bestempelen de bijl al gauwals een onhanteerbaar en niet<br />

voor practisch gebruik bedoeld exemplaar. Evenals onder meer bij een hamerbijl<br />

uit Medemblik wordt gedacht, menen wij daarom een rituele of statusfunctie<br />

aan de opmerkelijk fraaie en extreme vondst uit Enter te moeten toeschrijven.<br />

In <strong>Overijssel</strong> vormt, in tegenstelling tot Noord-Nederland, de groep der<br />

'nackengebogene Äxte' een schaars type. Het is wellicht geen toeval, dat juist<br />

hier, in Enter/Elsen, zo'n uitzonderlijk exemplaar wordt aangetroffen.<br />

Immers, hier is <strong>over</strong> vele jaren verspreid op een beperkt areaal in en naast het<br />

moerassige Enterveen/Elsenerbroek een hele serie vondsten, zogeheten<br />

depots, aangetroffen. Dit verschijnsel is door ons in verband gebracht met de<br />

kruising <strong>van</strong> een doorgaande prehistorische route met een cultuurgrens, die in<br />

de Brons- en IJzertijd tussen Enter en Elsen lag. De besproken hamerbijl versterkt,<br />

evenals een ander exemplaar <strong>van</strong> hetzelfde type uit het Elsenerbroek,<br />

deze depotconcentratie (zie ook de archeologische kroniek <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong><strong>over</strong><br />

1993, p. 177-178).<br />

De melding geschiedde via de AWN. Aan collega E. Drenth danken wij diverse<br />

informatie.<br />

Literatuur:<br />

S.H. Achterop en JA Brongers, 1979 : Stone cold chisels with handle (Schlägel) in the Netherlands.<br />

Berichten R.O.B. 29, p. 255-356.<br />

F. Horst, 1985 : Die jungbronzezeitlichen Steinäxte mit Nackenknauf aus dem Eibe-ader-Raum.<br />

Bodendenkmalpflege in Mecklenburg, Band 33, p. 99-124. Berlin.<br />

Th. J. Maarleveld & c.J. Overweel, 1982: Medemblik. In : <strong>Archeologische</strong> kroniek <strong>van</strong> Holland <strong>over</strong><br />

1981, I Noord-Holland (red. P.J. Woltering). Holland 14, p. 193-228.<br />

K. Tackenberg, 1974: Die jüngere Bronzezeit in Nordwestdeutschland Teil II - Die Felsgesteingeräte<br />

(zie p. 34-35). Hildesheim.<br />

A.D. Verlinde, 1980 : Prehistorische depots uit het Enterveen en Elsenerbroek in west Twente. 't<br />

Inschrien 12, p. 17-25 (ROB-<strong>over</strong>drukken nr. 135).<br />

Ijzertijd (800 v. Chr.-O)<br />

Deveruer-Cotmschate-'i Brameu (afb. 3)<br />

In 1988 kon tijdens een acuut uitgevoerde noodopgraving, die direct vooraf<br />

ging aan de bouw <strong>van</strong> een nieuwe wijk. circa drievierde deel <strong>van</strong> een tot dan<br />

onbekend urnenveld uit de vroege IJzertijd worden opgegraven. Met name de<br />

zuidelijke strook <strong>van</strong> bedoeld urnenveld moest buiten het onderzoek gelaten<br />

worden wegens de ligging aldaar <strong>van</strong> een dijk langs het dal <strong>van</strong> de Schipbeek.<br />

Daar deze (vrij lage) dijk inmiddels <strong>over</strong>bodig was geworden, werd hij nu afgegraven.<br />

In dat kader vond in <strong>1996</strong> de aanvullende opgraving plaats door de<br />

ROB en amateur-archeologen <strong>van</strong> de AWN in een areaal <strong>van</strong> ca 100 x 10 m.<br />

De tweede opgravingscampagne leverde een twintigtal nieuwe kringgreppels<br />

op en 29 crematies, die tot op de dalrand voorkwamen. Het nu vrijwel compleet<br />

opgegraven urnenveld blijkt daardoor te bestaan uit ca 55 kringgreppels<br />

156 dr. A.D. Verlinde


CI<br />

'-" ,o<br />

o<br />

o<br />

• •<br />

<strong>Overijssel</strong> <strong>over</strong> '996<br />

. he <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong><br />

Archeolog>sc '57<br />

Afb.3. -Colmschate. urn~stengraf nveld uit<br />

Deventer tii d met vo<br />

(7).<br />

de vr<br />

oege Ijzer<br />

00<br />

IJ<br />

Schaal1 : 6 .


en ca 90 crematies. De kringgreppels bezaten vaak een onderbreking in het<br />

zuidoosten, soms ook een tweede onderbreking er tegen<strong>over</strong>. Het valt op dat in<br />

de plattegrond <strong>van</strong> het grafveld geen enkel langbed voorkomt. Vele crematies<br />

lagen centraal of excentrisch binnen de kringgreppels. maar zeker zoveel crematies<br />

waren niet door een greppelomgeven. Als de crematie in een (vaak<br />

besmeten) urn was bijgezet, was vrijwel steeds alleen het onderste deel <strong>van</strong> die<br />

urnen nog intact. Dit feit en de hoge ligging <strong>van</strong> veel crematies in het schaafvlak<br />

wijzen er op, dat de ingravingsdiepte meestal gering is geweest. Daardoor<br />

is zeker een aantalondiep ingegraven crematies niet meer aangetroffen in de<br />

opgraving. Relatief vaak zijn in de greppels aardewerkscherven gevonden,<br />

soms <strong>van</strong> bijna compleet aardewerk. Zij worden meestal geïnterpreteerd als<br />

ceremonieel vaatwerk. Het algemene beeld <strong>van</strong> het grafveld, het negentigste<br />

qua ligging (!) bekende urnenveld uit <strong>Overijssel</strong>, is door de aanvulling uit <strong>1996</strong><br />

niet gewijzigd, doch uitsluitend gecompleteerd.<br />

De plattegrond <strong>van</strong> het grafveld wordt, zoals in 1988 al duidelijk was geworden,<br />

beheerst door een voor de regio uitzonderlijk grote, dubbele en onderbroken<br />

kringgreppel in het noordwesten. De buitenste greppel heeft een binnenwerkse<br />

doorsnede <strong>van</strong> 16 m, dat is twee maal zo groot als de grootste urnenveldgreppels<br />

uit <strong>Overijssel</strong>. De twee greppels waren aangelegd op een rivierduintje,<br />

waarbij de greppels als het ware ingegraven hoogtelijnen <strong>van</strong> het ronde<br />

duintje waren. Uit de vroege IJzertijd <strong>van</strong> zuidelijk Nederland zijn eveneens<br />

enkele buitenmatig grote kringgreppels bekend, die worden toegeschreven aan<br />

zogeheten 'vorstengraven'. Aan het Colmschater exemplaar kan eenzelfde<br />

interpretatie worden toegekend, waarmee het de meest noordelijke vertegenwoordiger<br />

<strong>van</strong> deze groep zou zijn. Helaas ontbreekt in Colmschate 'het eventuele<br />

bewijs' voor deze theorie, omdat de bijbehorende crematie-bijzetting (die<br />

bijzondere bijgaven bevat kan hebben) binnen de dubbele greppel als gevolg<br />

<strong>van</strong> zijn positie op de top <strong>van</strong> het duintje reeds lang geheel verploegd was. Deze<br />

zeer grote greppel, alsmede de onderbrekingen in (het zuidoosten <strong>van</strong>) deze en<br />

andere greppels en het voorkomen <strong>van</strong> besmeten urnen in bijzettingen zonder<br />

greppels, sluiten aan bij verschijnselen in de Zuidnederlandse urnenvelden.<br />

Ten aanzien <strong>van</strong> de culturele context bevestigt het onderhavige urnenveld dan<br />

ook, dat zuidelijk <strong>Overijssel</strong> tot de zogeheten Nederrijnse Grafheuvelcultuur<br />

gerekend dient te worden. Ook enkele huisplattegronden uit de vroege IJzertijd,<br />

die elders in Colmschate zijn opgegraven, wijzen daarop.<br />

In de opgravingsplattegrond is tussen de kringgreppels een tweetal schuurtjes<br />

aan te wijzen, waarbij niet duidelijk is of zij ouder of jonger zijn dan het urnenveld.<br />

Bij de zuidoost rand <strong>van</strong> het urnenveld liggen verder de (grote) grondsporen<br />

<strong>van</strong> een laat middeleeuwse schuur <strong>van</strong> tenminste 7 x 5 m. Deze schuur, alsmede<br />

een in de late middeleeuwen of later te dateren slootje en diverse<br />

vondsten uit de 13-16e eeuw liggen alle onder het afgegraven dijkje. Deze dijk is<br />

daarom te dateren als post-middeleeuws.<br />

Denekamp-Laurop<br />

Naast de Oortrnans molen te Lattrop is een proefonderzoekje uitgevoerd in verband<br />

met de <strong>over</strong>bouwing <strong>van</strong> een deel <strong>van</strong> een grote es. Daarbij is in of naast<br />

'58 dr. A.D. Verlinde


een IJzertijd-akker en tevens ca 200 m buiten een IJzertijd-nederzetting, een<br />

kleine paalkuilencluster <strong>van</strong> een tweetal spiekers/schuurtjes aangetroffen. Het<br />

gaat om één vierpalig en één zespalig schuurtje <strong>van</strong> resp. 2 x 2 en 3 x 2,5 m. Een<br />

<strong>van</strong> de paalkuilen <strong>van</strong> het vierpalige spiekertje was opmerkelijk genoeg geheel<br />

gevuld met IJzertijd-scherven. Deze ca 90 scherven kunnen er pas in gekomen<br />

zijn, toen de betreffende paal uit de grond was getrokken, waarna kort erna het<br />

ontstane gat met scherven opgevuld kon worden. De schervendepositie hangt<br />

dus samen met de afbraak <strong>van</strong> het schuurtje. De scherven zijn afkomstig <strong>van</strong><br />

een grote, incomplete voorraadpot, die bovendien gesinterd was. De pot is dus<br />

<strong>over</strong>verhit geweest, hetzij tijdens het bakken, hetzij daarna in een vuur. De pot<br />

is dus nooit of slechts kortstondig gebruikt en vormde feitelijk ceramisch afval.<br />

Het is bepaald ongebruikelijk en ook nogal zinloos om dit ceramisch afval<br />

scherf na scherf in een nog open liggende, nauwe paalkuil <strong>van</strong> een net afgebroken<br />

spieker buiten de nederzetting te dumpen. Er kan geen speciale betekenis<br />

aan worden gehecht. Wij interpreteren de vondst dan ook als het gevolg <strong>van</strong><br />

een kinderlijke handeling.<br />

Losser-Zoeker es (afb. 4)<br />

In <strong>over</strong>leg met de gemeente werd de bebouwing <strong>van</strong> de Zoeker esch aan de<br />

zuidwest zijde <strong>van</strong> de bebouwde kom afgewacht. Daardoor kon op een redelijk<br />

goed tijdstip in maart een verkenning in de net uitgegraven wegcunetten plaats<br />

vinden. In de cunetten werd onder het dunne esdek, in het onderliggende dekzand,<br />

een beperkt aantal grondsporen en vondsten uit de IJzertijd vastgesteld.<br />

Op één plek in de cunetten leek een structuur aanwijsbaar, wat bevestigd werd<br />

bij het opschaven <strong>van</strong> de plek. Een acuut noodopgravinkje met hulp <strong>van</strong> amateur-archeologen<br />

volgde, waarbij dank zij plaatselijke verbreding <strong>van</strong> het cunet<br />

een vrijwel complete huisplattegrond kon worden vrijgelegd, zijnde de eerste<br />

uit de gemeente Losser.<br />

•..,,~. r<br />

I<br />

1-<br />

_<br />

~<br />

x ••• ~ .......<br />

..~ , • • • •• , •<br />

• .-<br />

• • • o • o •<br />

t> 0<br />

.L..<br />

- .-. • ·t ~ ..... • ] J ,.. ...~ •<br />

111<br />

• •<br />

t<br />

I<br />

Afb.4.<br />

Losser-Zoeker es. Boerderij-plattegrond uit 1e of 2e eeuw v. Chr. Schaal1 : 300.<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong> <strong>over</strong> '996 I '59


Bijna al de grondsparen behoorden tot de voormalige boerderij; er hoefde dus<br />

geen moeizame reconstructie uit een <strong>over</strong>maat aan grondsparen te worden uitgevoerd,<br />

wat de betrouwbaarheid <strong>van</strong> de plattegrond alleen maar ten goede<br />

komt. Alleen een gelukkig zeer ondiepe middeleeuwse greppel, die dwars door<br />

de plattegrond heen liep, zorgde voor enig 'ongemak'. Gevonden zijn de grondverkleuringen,<br />

die in het zand achter bleven op de plekken, waar de wandpalen<br />

en dragende palen <strong>van</strong> de prehistorische boerderij destijds zijn ingegraven.<br />

Voor een goede voorstelling <strong>van</strong> zaken is het goed te weten, dat de gevonden<br />

grondsparen in het schaafvlak direct onder het esdek lagen, dat is 20-25 cm<br />

onder het prehistorische loopvlak. Alle ingravingen, die destijds minder diep<br />

waren, zijn dus niet gevonden, omdat zij tijdens het ploegen in de Middeleeuwen<br />

zijn verdwenen.<br />

De plattegrond <strong>van</strong> de prehistorische boerderij heeft zoals gebruikelijk een<br />

rechthoekige omtrek. De lengte bedraagt 22 m, de breedte 6 m. Deze afmetingen<br />

mogen normaal worden genoemd voor de betreffende periode. De boerderij<br />

lag oost-west georiënteerd.<br />

De plattegrond valt heel duidelijk in twee verschillende helften uiteen, hetgeen<br />

dus wijst op twee verschillende bouwwijzen <strong>van</strong> de boerderij. In de westhelft is<br />

een (soms onderbroken) vrij diepe wandgreppel aanwezig, waarin of waartussen<br />

soms dieper ingegraven paalkuilen aanwijsbaar waren. Binnen deze helft zijn<br />

niet of nauwelijks verkleuringen <strong>van</strong> dragende binnenpalen gevonden. Die zullen<br />

er dan ook niet geweest zijn, anders hadden ze in de opgraving niet gemist<br />

kunnen worden. Kort buiten de wand hebben hier en daar ook palen gestaan,<br />

kennelijk steunpalen voor de wandpartij. Deze westelijke boerderij-helft stelt<br />

ongetwijfeld het woongedeelte voor, omdat in huisplattegronden heel vaak het<br />

woongedeelte de minste binnenpalen heeft. Er is binnen de boerderij op de Zoeker<br />

esch geen haardplek gevonden, die deze conclusie zou kunnen onderschrijven.<br />

Helaas werden haardplekken destijds slechts vrij zelden voldoende diep<br />

ingegraven, zodat archeologen ze ook maar zelden kunnen ontdekken.<br />

De wand <strong>van</strong> de aasthelft <strong>van</strong> de boerderij-plattegrond bestaat uit los <strong>van</strong> elkaar<br />

staande paalkuilen. Ze blijken dicht opeen te hebben gestaan. Soms stonden<br />

twee palen zo dicht bijeen, dat de voor hun plaatsing gegraven kuilen samen<br />

één grotere kuil vormen. In deze boerderij-helft zijn duidelijk drie rijen kuilen<br />

voor binnenpalen te onderscheiden. Eén rij paalkuilen ligt precies op de midden-as<br />

<strong>van</strong> de boerderij; deze palen stonden dus onder de nok(balk) en zij stonden<br />

3 m uit elkaar (hart tot hart). I-I,S m binnen de beide lange wanden ligt<br />

eveneens een rij paalkuilen; zij liggen 1,5-2 m uit elkaar. De palen <strong>van</strong> deze<br />

beide rijen stonden tegen<strong>over</strong> elkaar. Zij zijn bovengronds ongetwijfeld door<br />

dwarsbalken verbonden geweest om stevigheid aan de constructie te geven en<br />

wellicht ook om een zoldervloer te dragen. Het patroon <strong>van</strong> de gebinten levert<br />

dus een behoorlijk regelmatig beeld op. De beide laatstgenoemde paalrijen <strong>van</strong><br />

het 'veerkante werk' verdelen dit boerderij-gedeelte in drie schepen. Als de nokpalenrij<br />

in dit verband ook wordt meegerekend, dan is er zelfs sprake <strong>van</strong> een<br />

vierschepig boerderij-gedeelte. Deze drie- of vierschepige oostelijke boerderijhelft<br />

stelt zeker het stalgedeelte voor, waarbij het middenschip dan is aan te<br />

duiden als de deel. In de beide zijschepen moet het vee hebben gestaan, net als<br />

160 dr. A.D. Verlinde


in min of meer recente boerderijen. De functie <strong>van</strong> het stalgedeelte wordt<br />

onderschreven door twee sleufvormige grondsporen dwars op en in het zuidelijke<br />

zijschip. Dit soort grandsporen wordt algemeen verklaard als ingegraven<br />

houten schotten <strong>van</strong> veeboxen. Kennelijk zijn de schotten <strong>van</strong> deze ene veebox<br />

(<strong>van</strong> 1-1,5 m breedte) dieper ingegraven dan de <strong>over</strong>igen.<br />

Middenin de lange zijden <strong>van</strong> de boerderij, tussen het woon- en stalgedeelte,<br />

liggen twee toegangen <strong>van</strong> 2 m breedte tegen<strong>over</strong> elkaar. Aan de grate paalkuilen<br />

ter weerszijden <strong>van</strong> deze toegangen is duidelijk te zien, dat zij een versterkt<br />

element in de constructie vormen. In de langwerpige kuilen hebben tenminste<br />

twee palen gestaan. Het is heel goed mogelijk, dat elders in de wanden ook nog<br />

deuren hebben gezeten, maar dat is <strong>van</strong> de plattegrond niet af te lezen. In dat<br />

geval zal het gaan om zogenaamde mandeurtjes.<br />

De datering <strong>van</strong> de boerderij is niet te bepalen met de C-14 methode of een<br />

andere natuurwetenschappelijke methode bij gebrek aan uitgangsmateriaal,<br />

zoals houtskool. Op grand <strong>van</strong> de scherven <strong>van</strong> aardewerk uit en bij de grandsporen<br />

is een datering uit de IJzertijd zeker, dat is tussen ca 800 v. ehr en o.<br />

Het is de structuur <strong>van</strong> de boerderij(plattegrand) zelf, die de beste datering<br />

levert, en wel in de late IJzertijd, dat is in de laatste twee eeuwen voor het begin<br />

<strong>van</strong> onze jaartelling. De Losserse boerderij komt nog het beste <strong>over</strong>een met de<br />

oudste boerderij, die in 1972 in Denekamp-de Borchert is opgegraven, dus<br />

eveneens gelegen langs de Dinkel. Die boerderij is toen gedateerd in de midden<br />

oflate IJzertijd.<br />

De vondsten bij de boerderij uit Losser zijn nogal schaars. Behalve een beperkt<br />

aantal scherven <strong>van</strong> aardewerk (vaak met besmeten oppervlak) en steenfragmenten<br />

leverde de noordelijke ingangspartij een flink brokstuk op <strong>van</strong> een<br />

maalsteen <strong>van</strong> bazaltlava (officiële aanduiding: tephriet). De betreffende maalsteen<br />

is destijds aangevoerd uit het Midden Rijngebied, waar deze steensoort al<br />

<strong>van</strong>af de latere prehistorie werd geëxploiteerd.<br />

Het resterende deel <strong>van</strong> de Zoeker es, pal ten zuiden <strong>van</strong> de Broekhoekweg<br />

gelegen, leverde dus (slechts) één huisplattegrand op. Die zal er 20-30 jaar hebben<br />

gestaan conform de geschatte levensduur <strong>van</strong> een boerderij <strong>van</strong> deze constructie.<br />

De vraag rijst, of deze boerderij hier alleen heeft gestaan dan wel deel<br />

uitmaakte <strong>van</strong> een grotere nederzetting. En werd deze boerderij ver<strong>van</strong>gen<br />

door een opvolger in de buurt of had hij al een voorganger. Deze vragen zijn<br />

niet met zekerheid te beantwoorden, daarvoor is het onderzochte areaal te<br />

beperkt geweest. Wel was vast te stellen, dat er onder het westelijk deel <strong>van</strong> het<br />

es-restant nauwelijks grondsparen en vondsten aanwezig waren. In oostelijke<br />

richting is dat minder zeker, daar kunnen best meer, maar niet veel bewoningssporen<br />

aanwezig zijn. De indruk is dan ook, dat we hier onder de Zoeker<br />

es te doen hebben met een vrij incidentele en kleinschalige bewoning. Dat kan<br />

zijn oorzaak vinden in het feit, dat deze es, deze boerderij, toch een kleine kilometer<br />

<strong>van</strong> de Dinkel afligt. De meeste prehistorische bewoning in het Losserse<br />

moet dicht langs het Dinkeldal zijn voorgekomen (vooralonder het essenlint<br />

langs de Dinkel), zodat de nu aangetroffen boerderij in die tijd een ietwat afzijdige<br />

ligging vertoonde. Zo'n geïsoleerde ligging <strong>van</strong> een boerderij is elders in<br />

<strong>Overijssel</strong>ook meermalen vastgesteld of waarschijnlijk geworden.<br />

ArcheoLogische <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> Overijsse! <strong>over</strong> <strong>1996</strong> ,6,


Romeinse Tijd (0-450)<br />

Raalte-Raan (afb. 5)<br />

In het nieuwbouw-terrein Raan-west, gelegen ten oosten <strong>van</strong> de Raarhoeksweg<br />

in Raalte-noord, zijn in het afgelopen jaar door B. Terlouw diverse reeksen<br />

grondsparen aangetroffen en opgetekend. Hieronder bevonden zich twee<br />

gedeelten <strong>van</strong> vrijliggende huisplattegronden uit de late Bronstijd en uit het<br />

begin <strong>van</strong> de Romeinse tijd. Daar vergelijkbare sporen eveneens in de aangrenzende<br />

te <strong>over</strong>bouwen hectares vielen te verwachten, is besloten omstreeks<br />

I december een verkennend onderzoek met een systeem <strong>van</strong> proefsleuven <strong>over</strong><br />

3 hectare uit te voeren (veldtechnicus G. Tak). Het onderzoek is gefinancierd<br />

door de gemeente Raalte, de provincie <strong>Overijssel</strong> en de R.O.B.<br />

Het onderzoeksterrein is gelegen op een oost-west georiënteerde dekzandrug,<br />

die is opgebouwd <strong>van</strong> opvallend lemig fijn zand. De zandrug is grotendeels<br />

afgedekt door een es/enk <strong>van</strong> 40-100 cm dikte zonder een cultuurlaag (prehistorisehe<br />

akkerlaag). De oorspronkelijke bodem op de zandrug onder het enkdek<br />

bestond behalve in de westelijke sector (veldpodsol onder dunne enk) uit<br />

een in de middeleeuwen reeds verploegde bosgrond (moderpodsol onder dikkere<br />

enk).<br />

In sleuf F3, die uitgebreid is tot een put, zijn enkele grondsparen uit de<br />

vroege/midden IJzertijd aangetroffen. Het betreft een tweetal vierpalige spiekers,<br />

alsmede een diep gefundeerde achtpalige schuur met er binnen een<br />

excentrisch gelegen voorraadkuil (silo). De silo leverde een spinklosje, rand- en<br />

wandscherven, een klopsteen en steenfragmenten op. Niets wijst op een bijbehorende,<br />

nabij gelegen boerderij. De bouwseltjes zullen dan ook vrij in het veld<br />

hebben gelegen.<br />

Sleuf C3 is eveneens uitgebreid tot een opgravingsput. Hierin lag een fraaie,<br />

bijna oost-west georiënteerde boerderij-plattegrond <strong>van</strong> 27 x 6-6,5 m. De boerderij<br />

is echter mogelijk niet in één keer gebouwd, zeker niet als men de <strong>over</strong>dwarse<br />

rij paalkuilen in het midden houdt voor de oostelijke buitenwand <strong>van</strong><br />

het westelijk deel <strong>van</strong> de huisplattegrond. Het westelijke deel <strong>van</strong> de plattegrond<br />

moet in dat geval het primaire deel voorstellen. Dit deel meet ruim 15x 6,5 m,<br />

heeft gebogen lange zijden met precies in het midden twee toegangen (2 m<br />

breed) tegen<strong>over</strong> elkaar. De toegangen zijn duidelijk verstevigd. Dit boerderijgedeelte<br />

was tweeschepig, waarbij de vier wijd gespatieerde nokpalen 40-60<br />

cm onder het schaafvlak reikten. De wandpalen stonden dicht bij elkaar met<br />

slechts hier en daar een buitenpaal onder de dakvoet. De grondsparen uit de<br />

westhelft <strong>van</strong> de boerderij vielen op door hun zwarte vulling, waarin regelmatig<br />

houtskoolbrokjes en leembrokjes en zelfs botpartikeltjes werden vastgesteld.<br />

Deze boerderijhelft toont dus alle kenmerken <strong>van</strong> een brand. Een meter buiten<br />

de zuidwand <strong>van</strong> dit afgebrande boerderijgedeelte lag een vaag, langwerpig<br />

grondspoor, dat wordt geïnterpreteerd als een drupgootje, waar een verhoogde<br />

inwatering onder de dakvoet heeft plaats gevonden. Bij andere boerderij-plattegronden<br />

is slechts zelden een vergelijkbaar verschijnsel waar te nemen.<br />

Kuil C8-I-I in de zuidwest hoek <strong>van</strong> het huis behoort zeer waarschijnlijk bij het<br />

huis en leverde verreweg de meeste vondsten op: meer dan 250 scherven, enig<br />

r62<br />

dr. A.D. Verlinde


-.-..<br />

~-<br />

0 0<br />

00 0 0 Q<br />

0<br />

0<br />

.7 Ô 0° 0 ~él<br />

• er:;' •<br />

\ ·.. •<br />

•<br />

# •••• -,<br />

Ii'·........<br />

· -g •• '~ • ~.<br />

, Oc 0<br />

• , ~<br />

•<br />

"<br />

° •<br />

tt<br />

• •<br />

-<br />

0<br />

•<br />

0<br />

, a<br />

• 0 0° •<br />

0<br />

....-... ' l·,·"<br />

0<br />

• 0<br />

0<br />

o 0 , • q Ç) o •<br />

'0 J' _.a> .• -. ,-. •<br />

.• • .to<br />

If'öO - 0 0<br />

ij<br />

0<br />

0<br />

()0"<br />

a<br />

0 a<br />

°<br />

0°<br />

0<br />

Afb.5.<br />

Raalte-Raan. Boerderij-plattegrond uit de 1e eeuw. Schaal 1 : 300.<br />

houtskool, leem, restjes verbrand bot en 8 steen(fragmenten). Het aantal gladwandige<br />

scherven is ongeveer even groot als het aantal besmeten/ruwwandige<br />

scherven. De scherven hebben soms organische of beengruisverschraling,<br />

welke verschralingstypen in <strong>Overijssel</strong> bijna uitsluitend uit de Romeinse tijd<br />

bekend zijn. De scherven dragen geen versiering, afgezien <strong>van</strong> 14 randen met<br />

indrukken tegen de buitenrand. Deze en andere vondsten uit de huisplattegrond,<br />

waarin/waarbij nauwelijks andere grondsparen voorkomen, kunnen de<br />

boerderij dateren in de re eeuw A.D. Huisplattegronden uit de re eeuw A.D.,<br />

die geheel of ten dele tweeschepig zijn, zijn niet erg gebruikelijk in den lande,<br />

maar toch zijn er wel enkele bekend, zowel ten noorden als ten zuiden <strong>van</strong> de<br />

Rijn. Voor de volledigheid moeten wij er hier op wijzen, dat de huisplattegrond<br />

in typologisch opzicht zeer sterk doet denken aan het type Haps uit de midden<br />

IJzertijd (ca 4e eeuw v. Chr.). Toch kan dit niet de juiste datering voor het hier<br />

besproken huis(gedeelte) zijn gezien de aangetroffen (dateerbare) vondsten, de<br />

dicht opeen staande wand palen en de hierna te behandelen, drieschepige aanbouw<br />

(?) in het oosten.<br />

Het oostelijk deel <strong>van</strong> de huisplattegrond (II,S x bijna 6 m) sluit naadloos aan<br />

op het westelijk deel, maar heeft een andere bouwopzet. Dit huisdeel is drieschepig<br />

met wijd gespatieerde binnenpalen, de wanden zijn niet gebogen, de<br />

wandpalen staan wat verder uiteen en er is slechts één brede toegang in de<br />

zuidwand aanwijsbaar. Als dit oostelijke huisdeel toch gelijktijdig met het westelijk<br />

deel is gebouwd, zal de <strong>over</strong>dwarse paalkuilenrij gezien dienen te worden<br />

als de sporen <strong>van</strong> een tussenwand. Als het oostelijk deellater is aangebouwd,<br />

kan dat zijn gebeurd na de brand in het westelijk huisdeel! Nabij de oostelijke<br />

afsluiting <strong>van</strong> de gehele plattegrond komen diverse grondsporen voor, die<br />

mogelijk met bijgebouwtjes samenhangen, die in dat geval tevens binnen de<br />

hierna te noemen pallissade gestaan kunnen hebben.<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> va" <strong>Overijssel</strong> <strong>over</strong> '996 163


De huisplattegrond blijkt omgeven te zijn geweest door een (dubbele) omheining,<br />

die ca IS m buiten de huiswanden was gelegen. Van deze omheining zijn<br />

delen <strong>van</strong> de beide daarvoor gegraven greppels terug gevonden. Een omheind<br />

erf uit de re eeuw A.D. is niet eerder in <strong>Overijssel</strong> vastgesteld.<br />

Ca 60 m ten zuidoosten <strong>van</strong> de omheinde boerderij lag een ander, in de inleiding<br />

genoemd ongeveer even oud exemplaar. Deze plattegrond kon eind 1995<br />

slechts fragmentarisch door B. Terlouw worden opgetekend tijdens de aanleg<br />

<strong>van</strong> een noodweg voor de nieuwbouw <strong>van</strong> Raan. Het opgetekende huisfragment<br />

toont een regelmatig patroon en is drieschepig.<br />

In het uiterste westen <strong>van</strong> het verkende gebied, op de afhelling langs de Raarhoeksweg,<br />

is een deel <strong>van</strong> een post-middeleeuwse (ca I7/18e eeuw) strookvormige<br />

akkeruitbreiding vastgesteld. Deze grondstrook manifesteerde zich als<br />

een serie korte, donkere ontginningsgreppels <strong>van</strong> slechts 6 m lengte, die<br />

begrensd werden door paalkuilen <strong>van</strong> een voormalige, ingegraven omheining.<br />

Hoewelontginningsgreppels (onder esdekken) een veelvuldig voorkomend<br />

fenomeen zijn, zijn niet eerder aanwijzingen gevonden voor een zo late strookvormige<br />

akker-uitbreiding.<br />

Het korte verkennende onderzoek heeft dus interessante resultaten opgeleverd,<br />

om welke reden in 1997 een groter onderzoek zal worden uitgevoerd.<br />

B. Groenewoudt & A. Verlinde<br />

Zwolle-Oldeneel (afb. 6)<br />

Dank zij een melding <strong>van</strong> J. de Heer werd bekend, dat in een nieuwbouw-terrein<br />

langs de Kleine Veerweg te Oldeneel door een onbekende met een metaaldetector<br />

een inheems-Romeinse urn met crematie was gevonden. De 19 cm<br />

hoge urn is <strong>van</strong> het type <strong>van</strong> Es/Verlinde 1.2.14, waarbij de buik is versierd met<br />

6 rijen vingerindrukken. Tussen de crematie bevonden zich enkele druppels<br />

<strong>van</strong> gesmolten zilver, grotendeels verbrande bronsfragmenten <strong>van</strong> een voor<br />

noordelijk Nederland zeer zeldzaam zwaar bekken <strong>van</strong> het type Eggers 83,<br />

bronsresten <strong>van</strong> een gewone dunwandige ketel, enkele resten <strong>van</strong> een waarschijnlijk<br />

onversierde benen kam en enkele verbrande scherfjes. Het bekken<br />

bezat oorspronkelijk drie wijnbladvormige attaches met draagring, waar<strong>van</strong><br />

een niet verbrande attache met de draagring zich naast de urn bevond. Datering<br />

bekken: [ze helft) 3e eeuw (determinatie M. Erdrich). De crematie (480<br />

gram) is door A. Cuijpers gedetermineerd en de resultaten zijn door haar in<br />

een intern rapport behandeld. Hoewel de urn grotendeels gevuld was met crematie<br />

en resten <strong>van</strong> bijgaven, is toch de meeste crematie <strong>van</strong> de dode niet in de<br />

urn terecht gekomen, omdat bij de crematie op een brandstapel <strong>van</strong> een volwassene<br />

ca 1,5-2,5 kg aan resten achter blijft. De aanwezige crematie was in<br />

hoofdzaak afkomstig <strong>van</strong> een volwassen individu, die blijkens twee histologische<br />

onderzoeksmethodes tussen 54 en 60 jaar oud moet zijn geweest. Er is<br />

een magere aanwijzing voor het mannelijk geslacht. Een zeer klein deel <strong>van</strong> de<br />

crematie was afkomstig <strong>van</strong> een 2-5 jarig kind, wiens leeftijd is bepaald aan de<br />

r64<br />

dr. A.D. Verlinde


o<br />

ol<br />

Afb.6a.<br />

Zwolle-Oldeneel. Urn met bijgaven uit de 3e eeuw. Urn en bronsbekken (bodemfragment en<br />

attache met draagring) 1 : 3, randfragmenten <strong>van</strong> dun brons (onder) 1 : 2, kamfragment 1 : 1.<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> va" <strong>Overijssel</strong> <strong>over</strong> <strong>1996</strong> 165


Afb. 6 b.<br />

Voorbeeld <strong>van</strong> een 3e eeuws bronzen bekken, waar<strong>van</strong> verbrande fragmenten in en naast de<br />

urn uit Zwolle lagen.<br />

hand <strong>van</strong> enkele tanden. Er<strong>van</strong> uitgaande, dat er geen postdepositionele vermenging<br />

<strong>van</strong> botresten heeft plaats gevonden, acht Cuijpers <strong>van</strong>wege het zeer<br />

lage botgewicht <strong>van</strong> het kind een vermenging op een meer dan eens gebmikte<br />

brandstapelplek waarschijnlijker dan een dubbelbegraving.<br />

Veldcontroles op de aangewezen vindplaats hebben geen nadere gegevens aan<br />

het lieht gebracht, zodat een geïsoleerde bijzetting waarschijnlijker lijkt dan<br />

een grafveldje, uitgaande <strong>van</strong> een juiste vindplaatsopgave. In <strong>Overijssel</strong> zijn uit<br />

de Romeinse tijd zowellosliggende crematie-bijzettingen bekend als grafvelden<br />

met crematies. Mogelijk was de urn uit Oldeneel bijgezet op dezelfde <strong>over</strong>slibde<br />

zandrug als die, waarop I km zuidoostelijker de Bronstijd-nederzetting<br />

<strong>van</strong> Ittersumerbroek was gelegen. In dat geval is de vindplaats <strong>van</strong> de inheems-<br />

Romeinse urn aan de lage kant, omdat genoemde nederzetting wegens hoog<br />

grondwater reeds in het begin <strong>van</strong> de IJzertijd werd verlaten.<br />

literatuur<br />

Cuijpers, A.G.F.M. 1997 Zwolle-Oldeneel; crernatieqrafuit de 3de eeuw A.D. Intern Verslag Archeozoölogie/ROB<br />

Es,WA <strong>van</strong> & A.D. Verlinde 1977 <strong>Overijssel</strong> in Roman and Early-Medieval Times. Berichten ROB 27, 7-<br />

89.<br />

Hansen, U. Lund 1987, Römischer Import im Norden, Warenaustausch zwischen dem Römischen Reich<br />

und dem freien Germanien. Köbenhavn.<br />

Raddatz, K. 1976 Grabfunde der Römischen Kaiserzeit und Völkerwanderungszeit von Kirchweyhe<br />

und Osterholz, Kreis Grafschaft Hoya. Materialhefte zur Ur- und Frühgeschichte Niedersachsens,<br />

Heft 10.<br />

166 dr. A.D. Verlinde


Late Middeleeuwen (1000-1500)<br />

Btuhmen-Bathmense enk (afb. 7)<br />

In samenwerking met de gemeente Bathmen en met een ondersteunende subsidie<br />

<strong>van</strong> de provincie <strong>Overijssel</strong> heeft de ROB, samen met de AWN (m.n. dhr.<br />

H. Lubberding), een onderzoek uitgevoerd. In het voorjaar werd met een stelsel<br />

<strong>van</strong> proefsleuven een te bebouwen terrein <strong>van</strong> 5 hectare op en naast de Bathmense<br />

enk verkend. Daarbij werd naast de enk een onbekend woonsporencomplex<br />

ontdekt uit de 9-I3e eeuw, waar<strong>van</strong> het grootste deel kon worden<br />

onderzocht. Elders in het verkende terrein werden slechts marginale sporen<br />

<strong>van</strong> vroege menselijke aanwezigheid aangetroffen. In een <strong>van</strong> de proefsleufjes<br />

op de enk werd slechts één kuil aangetroffen met daarin veel aardewerkscherven<br />

<strong>van</strong> misbaksels uit de IJzertijd.<br />

Op de hoge enk bleek onder het dunne bruine esdek een opmerkelijk lemige,<br />

enigszins vochtige ondergrond te liggen met een verploegde veldpodsol. Het<br />

lemige karakter <strong>van</strong> het hoge dekzand onder de Bathmense enk is waarschijnlijk<br />

de reden, dat men deze gronden heeft vermeden en dat woonsporen daar<br />

dus ontbreken. Het wordt daarom begrijpelijk, waarom een in 1995 gevonden<br />

Germaanse nederzetting, nogalongebruikelijk, op de zandige noordvoet <strong>van</strong><br />

de dekzandrug was gesitueerd en waarom eveneens de nu aangetroffen vroegmiddeleeuwse<br />

bewoning op de lagere zandgrond naast (beoosten) de dekzandrug<br />

werd aangelegd. Meestal, doch niet altijd, gebeurde dat namelijk pas <strong>van</strong>af<br />

de roe of rre eeuw, toen men meer aandacht ging besteden aan (grond)waterregulering.<br />

Van het in <strong>1996</strong> ontdekte middeleeuwse woonsporencomplex is ca 1/4 hectare<br />

opgegraven, dat is naar schatting de helft <strong>van</strong> het destijds bewoonde areaal. De<br />

grondsporen zijn te herleiden tot een viertal boerderijen, een grote schuur,<br />

enkele kleine structuren, alsmede vijf waterputten. De twee oudst geachte boerderij-plattegronden<br />

(ge en/of roe eeuw) in de opgraving zijn de twee meest<br />

noordwestelijk gelegen, <strong>over</strong> elkaar heen gelegen, rechthoekige structuren.<br />

Hun vroege datering wordt bepaald doordat zij <strong>over</strong>sneden worden door twee<br />

waterputten (één er<strong>van</strong> met ge eeuwse vondsten in de kern) en omdat de paalkuilen<br />

<strong>van</strong> deze structuren ieler zijn dan die <strong>van</strong> de <strong>over</strong>ige boerderijen en <strong>van</strong>wege<br />

hun evenwijdige, iets afwijkende ligging WZW-ONO. De twee meest<br />

zuidoostelijk gelegen waterputten kunnen bij deze huizen behoren, omdat<br />

deze waterputten vrijwel vondstloos waren en daarom een vroege datering suggereren.<br />

De gaafste <strong>van</strong> de twee oudste boerderijen meet 18,5x 6,5 m, terwijl de<br />

andere slechts als huisfragment is aan te geven (de korte wanden cq afsluitingen<br />

zijn niet zichtbaar) met afmetingen <strong>van</strong> minstens 14 x 7 m. De eerstgenoemde<br />

boerderij lijkt in het midden <strong>van</strong> de lange zijden uitbouwtjes gehad te<br />

hebben, of althans buitenpalen. Beide boerderijen zijn éénschepig.<br />

De eerstvolgende boerderij, uit de rte/begin I2e eeuw, is de meest zuidwestelijk<br />

gelegen plattegrond. Hij is toe te schrijven aan het type Gasselte-B, is O-W<br />

georiënteerd, bezit zwaardere paalkuilen dan de vorige twee boerderijen en<br />

lijkt slechts enkele paalkuilen in het opgravingsvlak te missen (zie de kruisjes<br />

tussen de wandpalen). Zijn afmetingen zijn 26 x 7,5 m, waarmee hij een stuk<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong> <strong>over</strong> <strong>1996</strong> 167


Afb.7.<br />

Bathmen. Plattegrond <strong>van</strong> boerderijen en enkele bijgebouwen uit de ge-Be eeuw.<br />

Schaal 1 : 500.<br />

groter is dan de vorige boerderijen. De lange zijden zijn duidelijk gekromd,<br />

waardoor de plattegrond een scheepvormig uiterlijk krijgt. In de korte zijden<br />

zijn toegangen aan te geven, mogelijk eveneens in de lange zuidzijde. Drie<br />

meter binnen de oostwand is een driepalige binnenwand aanwezig, een weinig<br />

voorkomend verschijnsel.<br />

De twee grootste structuren <strong>van</strong> de opgraving liggen iets oostelijker, evenwijdig<br />

aan elkaar en hebben een totaal andere oriëntatie <strong>van</strong> NW-ZO. Zij worden <strong>van</strong>wege<br />

hun grote om<strong>van</strong>g, het vondstenmateriaal in de paalkuilen en omdat hun<br />

sporen niet versneden worden, maar wel veel andere sporen versnijden, tot de<br />

jongste sporen uit het vondstcomplex gerekend, dateerbaar in de 12ej(begin<br />

13e)eeuw. De boerderij is uitgesproken fors, met afmetingen <strong>van</strong> 28 x 9 m. Het<br />

meest opvallend in zijn constructie zijn de langwerpige paalkuilen in de lange<br />

zijden. In deze langwerpige paalkuilen hebben tenminste twee palen gestaan.<br />

168 dr. A.D. Verlinde


In de meeste gevallen werden de paalgaten benadrukt door een vulling met<br />

(veel) leem. Het lijkt erop, dat de palen <strong>van</strong> deze opmerkelijke boerderij zijn<br />

uitgetrokken en dat de ontstane gaten goeddeels met 'hutteleem' of leem <strong>van</strong><br />

de vloer zijn opgevuld. Dit verschijnsel doet erg denken aan een even oude<br />

huisplattegrond uit Hardenberg-Baalder, alwaar brokken <strong>van</strong> de lemen vloer in<br />

de gaten <strong>van</strong> de uitgetrokken palen zijn gedumpt. De jongste plattegrond uit<br />

Bathmen heeft gebogen lange wanden en geen dragende binnenpalen, althans<br />

niet ingegraven. Alle plattegronden moeten dus tot éénschepige erven worden<br />

gerekend. De iets westelijk <strong>van</strong> de jongste boerderij gelegen lange, relatief<br />

smalle, éénschepige structuur zal een zeer grote schuur voorstellen, die bij de<br />

forse boerderij moet behoren. Helaas is deze structuur incompleet opgegraven,<br />

omdat hij in het veld nog niet was herkend. Hij meet meer dan 27 x 6 m en<br />

heeft zwak gekromde wanden. Toevallig is ook in <strong>1996</strong> een vergelijkbare<br />

schuur opgegraven te Colmschate-Swormink. Uit Drenthe zijn meerdere vergelijkbare,<br />

één- en tweeschepige schuren bekend, onder meer uit Gasselte.<br />

Er zijn ook enkele kleine structuren aanwezig: een licht gefundeerd vierpalig<br />

spiekertje of schuurtje en twee gelijkzijdige driepalige configuraties, die op<br />

grond <strong>van</strong> soortgelijke bouwseltjes elders als hooibergen worden geïnterpreteerd.<br />

In het oosten <strong>van</strong> het opgravingsvlak is mogelijk een twee-palige 'constructie'<br />

aanwijsbaar en in het noorden twee lijnstukken met drie palen. Mogelijk<br />

zijn deze 'paalrijen' echter onderdeel <strong>van</strong> iets grotere constructies geweest,<br />

die door een laat middeleeuwse sloot (ca 14-17e eeuw) zijn vergraven. Zij liggen<br />

evenwijdig aan de sloot. De waterputten konden niet zo degelijk worden onderzocht<br />

als wenselijk ware, maar wel is duidelijk geworden, dat het allemaal<br />

boomstamputten zijn.<br />

Veruit de meeste vondsten zijn aardewerkscherven zoals gebruikelijk. Scherven<br />

<strong>van</strong> handgemaakte kogelpotten zijn <strong>over</strong>heersend. Ca IOe_I2e eeuwse kogelpotscherven,<br />

veelal met scherpe halsknik, ruw baksel en granietgruisverschraling<br />

domineren sterk. Daarnaast is een beperkt aantal ca ge eeuwse scherven<br />

<strong>van</strong> zogenaamd Hessens-Schortens aardewerk aanwezig met korte cilindrische<br />

hals en wat gladder <strong>van</strong> makelij, eenmaal versierd met Dellen. Paffrath (import<br />

kogelpotten uit het Rijnland) is verrassend weinig aanwezig. Onder het import<br />

aardewerk zijn aangetroffen scherven <strong>van</strong> Badorf en Mayen, maar vooral <strong>van</strong><br />

Pingsdorf. Het is vooral dit aardewerk, dat het wooncomplex dateert <strong>van</strong> de ge<br />

tim 12e eeuw. Scherven <strong>van</strong> na de I2e eeuw zijn schaars: proto-steengoed,<br />

steengoed, roodbakkend en blauwgrijs, vooral afkomstig uit de sloot, die het<br />

complex woonsporen doorsnijdt.<br />

Onder de vondsten <strong>van</strong> steen valt een kleine serie (gebroken) wetsteentjes op,<br />

die zeker in <strong>Overijssel</strong> niet eerder in zo'n aantal op één site zijn aangetroffen.<br />

De reden er<strong>van</strong> ontgaat ons. In een der grondsporen kwam naast scherven uit<br />

de II/I2e eeuw de rand <strong>van</strong> een stenen vijzel voor. Brokken basaltlava (tephriet)<br />

wijzen op maalstenen, geïmporteerd uit het Eifelgebied. De opgraving telt verder<br />

zoals gebruikelijk vele onbewerkte steenbrokken.<br />

Bij de vrij talrijke metaalvondsten kunnnen worden vermeld: 2 pseudo-muntfibulae,<br />

een halve denier uit de Ile eeuw (geslagen te Deventer op naam <strong>van</strong> kei-<br />

<strong>Archeologische</strong> <strong>Kroniek</strong> <strong>van</strong> OverUsse! <strong>over</strong> <strong>1996</strong> 169


zer Koenraad II, I024-I039), een bronsslak, een opengewerkt sleutelfragment<br />

(waarschijnlijk Karolingisch), een pootje <strong>van</strong> een bronzen grape, een ijzeren<br />

beslagstuk <strong>van</strong> een houten emmer en een mes.<br />

Onder de diverse vondsten vallen hier ijzerslakken, (hutte)leem en dierlijke<br />

botten.<br />

Literatuur<br />

Verlinde, A.D. 1980. <strong>Archeologische</strong> kroniek <strong>van</strong> <strong>Overijssel</strong><strong>over</strong> 1978/1979. <strong>Overijssel</strong>se <strong>Historisch</strong>e<br />

Bijdragen 95, p. 189-214, zie p. 209-213.<br />

Waterbolk, H.T & O.H. Harsema 1979. Medieval farmsteads in Gasselte (Province of Drenthe). Palaeohistoria<br />

21, p. 227-265.<br />

B. Groenewoudt & A. Verlinde<br />

'70 dr. A.D. Verlinde

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!