Dankgebed Wij zegg<strong>en</strong> U dank daar<strong>voor</strong>, dat U ons door Uw bod<strong>en</strong>, in Uw Naam laat verkondig<strong>en</strong> dat U all<strong>en</strong> wilt help<strong>en</strong>, die hulp bij U zoek<strong>en</strong>. Leer ons toch daaraan vast te houd<strong>en</strong>, dat wij nerg<strong>en</strong>s op bouw<strong>en</strong> <strong>en</strong> vertrouw<strong>en</strong> dan op U alle<strong>en</strong>. Wees Gij met ons <strong>en</strong> met onze koning <strong>en</strong> zijn legers. Ged<strong>en</strong>k onzer naar Uw barmhartigheid <strong>en</strong> geef, dat wij door Uw woord van ganser harte op U hop<strong>en</strong> <strong>en</strong> aan Uw woord blijv<strong>en</strong> hang<strong>en</strong>. Am<strong>en</strong>. 32
33 15 januari 1871 Tekst: Hei<strong>de</strong>lb. Catech. vr. <strong>en</strong> antw. 54; Gezong<strong>en</strong>: Psalm 93, 1-4; Tuss<strong>en</strong>zang, Lied 2, 1 <strong>en</strong>. 2. Psalm 100, 2-4. Gebed. Heere Jezus, dierbare Zaligmaker <strong>en</strong> Verlosser! Zoals Gij Petrus zijt nagegaan op zijn verkeer<strong>de</strong> weg, zodat hij t<strong>en</strong>slotte wel Uw Naam belijd<strong>en</strong> moest, zo wilt Gij ook met ons bemoei<strong>en</strong>iss<strong>en</strong> hebb<strong>en</strong> in Uw grote barmhartigheid <strong>en</strong> oneindig geduld, <strong>en</strong> nog wilt Gij ons door Uw allerheiligst woord, door <strong>de</strong> heilsgezant<strong>en</strong>, die Gij ons gezond<strong>en</strong> hebt, op Uw woord <strong>en</strong> Uw beloft<strong>en</strong> opmerkzaam mak<strong>en</strong>, opdat wij zó aan <strong>de</strong> hand van Uw Geest mog<strong>en</strong> doordring<strong>en</strong> tot het eeuwige lev<strong>en</strong>. O ja! Gij zijt <strong>en</strong> blijft toch steeds <strong>de</strong> Eerste! Uw Naam is <strong>en</strong> blijft "Jezus", dat wil zegg<strong>en</strong>: Die Zijn volk zalig maakt van hun zond<strong>en</strong>. U wilt h<strong>en</strong> niet versmad<strong>en</strong>, die U van <strong>de</strong> Va<strong>de</strong>r zijn gegev<strong>en</strong>, U wilt h<strong>en</strong> niet van U stot<strong>en</strong>, noch verwerp<strong>en</strong>, maar U wilt h<strong>en</strong> heilig<strong>en</strong>, reinig<strong>en</strong> <strong>en</strong> rechtvaardig<strong>en</strong>. U wilt al hun zond<strong>en</strong> van h<strong>en</strong> wegnem<strong>en</strong> <strong>en</strong> h<strong>en</strong> overschaduw<strong>en</strong> met Uw g<strong>en</strong>a<strong>de</strong>. G<strong>en</strong>adige God <strong>en</strong> Heere! Doe niet met ons naar onze zond<strong>en</strong>, straf ons niet naar wij verdi<strong>en</strong>d hebb<strong>en</strong>, maar han<strong>de</strong>l met ons naar Uw eeuwige barmhartigheid. Ach! wij zijn het niet waard, ne<strong>en</strong>! wij zijn het niet waard, dat onze or<strong>en</strong> het hor<strong>en</strong> <strong>en</strong> van <strong>de</strong> lipp<strong>en</strong> van Uw di<strong>en</strong>stknecht het vernem<strong>en</strong> dat wij Uw schone Jezus-naam op onze lipp<strong>en</strong> mog<strong>en</strong> nem<strong>en</strong> <strong>en</strong> uitsprek<strong>en</strong>. Maar o, U doet alles, alles naar <strong>de</strong> wil van Uw Va<strong>de</strong>r, Wi<strong>en</strong>s lief<strong>de</strong> U verheerlijk<strong>en</strong> <strong>en</strong> Wi<strong>en</strong>s g<strong>en</strong>a<strong>de</strong> U groot wil mak<strong>en</strong>. Daartoe is U Uw eig<strong>en</strong> lev<strong>en</strong> niet te dierbaar geweest, maar U hebt dat lev<strong>en</strong> niet gespaard, maar hebt het om onz<strong>en</strong>twille overgegev<strong>en</strong> tot <strong>de</strong> dood. G<strong>en</strong>adige Heere <strong>en</strong> Zaligmaker! daarom b<strong>en</strong>t U tot ons ne<strong>de</strong>rgedaald op <strong>de</strong>ze aar<strong>de</strong>. Waar U b<strong>en</strong>t, is g<strong>en</strong>a<strong>de</strong> <strong>en</strong> vergeving. U wilt ons Uw zeg<strong>en</strong> sch<strong>en</strong>k<strong>en</strong>, ofschoon wij die niet hebb<strong>en</strong> verdi<strong>en</strong>d; U wilt ons Uw woord gev<strong>en</strong>, ofschoon wij het onwaardig zijn. U kunt Uw Jezusnaam op onze lipp<strong>en</strong> legg<strong>en</strong>; hoewel U bij ons niets vindt dan zon<strong>de</strong> <strong>en</strong> ver<strong>de</strong>rf, wilt U toch die heerlijke schone Jezus-naam aan ons verheerlijk<strong>en</strong>, wanneer wij aan onszelf niets zi<strong>en</strong> dan dat wij vloek- <strong>en</strong> verdoem<strong>en</strong>swaardig zijn. O Gij dierbaar Lam Gods! Laat Uw aangezicht over ons licht<strong>en</strong>, U die <strong>de</strong> zond<strong>en</strong> <strong>de</strong>r wereld draagt. Wees met ons <strong>en</strong> onze kin<strong>de</strong>r<strong>en</strong> naar Uw grote barmhartigheid, U, die alles in Uw hand, macht <strong>en</strong> geweld hebt. De gehele wereld is aan Uw heerschappij on<strong>de</strong>rworp<strong>en</strong> <strong>en</strong> overal hebt U Uw volk. Wil toch on<strong>de</strong>r ons heers<strong>en</strong> met Uw g<strong>en</strong>a<strong>de</strong>, opdat Uw volk tesam<strong>en</strong> wordt gebracht <strong>en</strong> dat Uw heilig woord zijn vrije loop heeft <strong>en</strong> ook on<strong>de</strong>r het vreselijk oor<strong>de</strong>el van <strong>de</strong> oorlog, waarme<strong>de</strong> U <strong>de</strong> wereld bezocht hebt, Uw grote Naam beled<strong>en</strong> wordt on<strong>de</strong>r vorst<strong>en</strong> <strong>en</strong> volk<strong>en</strong>, in alle land<strong>en</strong> <strong>de</strong>r wereld. U zult <strong>de</strong> rechtvaardig<strong>en</strong> vergeld<strong>en</strong> naar hun gerechtigheid <strong>en</strong> <strong>de</strong> god<strong>de</strong>loz<strong>en</strong> naar hun verkeerdheid <strong>en</strong> ongerechtigheid. Maak het <strong>kort</strong> met Uw oor<strong>de</strong>l<strong>en</strong>, opdat wij U van ganser harte kunn<strong>en</strong> lov<strong>en</strong> <strong>en</strong> prijz<strong>en</strong>, Uw goedheid verheff<strong>en</strong> <strong>en</strong> Uw Naam als onze heilsbanier kunn<strong>en</strong> opstek<strong>en</strong> bov<strong>en</strong> alles. Am<strong>en</strong>. Slotgebed U zij dank gezegd omdat U zo g<strong>en</strong>adig geweest b<strong>en</strong>t onze <strong>gebed<strong>en</strong></strong> te verhor<strong>en</strong>, onze tran<strong>en</strong> te tell<strong>en</strong>. Ja Heere, heb dank <strong>voor</strong> Uw trouw, Uw goedheid, Uw g<strong>en</strong>a<strong>de</strong>. Wij smek<strong>en</strong> U, wil toch dit alles aan onze hart<strong>en</strong> heilig<strong>en</strong> <strong>en</strong> ons vasthoud<strong>en</strong> bij Uw waarheid <strong>en</strong> bij Uw woord, opdat wij ler<strong>en</strong> <strong>de</strong> zond<strong>en</strong> te mijd<strong>en</strong> <strong>en</strong> met oprecht berouw te betreur<strong>en</strong> dat wij steeds in opstand zijn om in Uw bloed alle<strong>en</strong> geheiligd te word<strong>en</strong>. Ach Heere! geef ons toch g<strong>en</strong>a<strong>de</strong> om in te
- Page 1 and 2: 1 Enige gebeden, uitgesproken kort
- Page 3 and 4: 3 hoe eenvoudig en kinderlijk onze
- Page 5 and 6: 5 Gehouden 19 September 1869. Tekst
- Page 7 and 8: 7 ga met ons naar Uw barmhartigheid
- Page 9 and 10: 9 Gehouden op 16 Januari 1870 Tekst
- Page 11 and 12: 11 Satan, dat zij geen voorspoed he
- Page 13 and 14: 13 Slotgebed. Genadige Heere en God
- Page 15 and 16: 15 kunt ons redden, ons beschutten
- Page 17 and 18: 17 Slotgebed Wat wij op de dag van
- Page 19 and 20: 19 weer alles verbeurd en verzondig
- Page 21 and 22: 21 vergeven, Uw volk, dat louter zo
- Page 23 and 24: 23 Hoe hebt Gij in deze dagen zo me
- Page 25 and 26: 25 Genadigste God! Gij zult toch st
- Page 27 and 28: 27 God en Vader van onze Heere Jezu
- Page 29 and 30: 29 diegenen onder hen, die op het o
- Page 31: 31 18 december 1870 Tekst: Lucas 1:
- Page 35 and 36: 35 zielen mogen behouden worden en
- Page 37 and 38: 37 en reken ons onze misdaden niet
- Page 39 and 40: Gij? Wij zijn niet waardig. We alti
- Page 41 and 42: 41 kunt. Amen. 12 januari 1873 Teks
- Page 43 and 44: 43 zien, die aanstaande is. Wat kan
- Page 45 and 46: 45 Ontferm U over ons en onze stad,
- Page 47 and 48: 47 toegebonden ogen toch volgen, Uw
- Page 49 and 50: 49 20 juli 1873. Tekst: Handel. 8,
- Page 51 and 52: 51 en moeten de hand op de mond leg
- Page 53 and 54: 53 bewaren. Dat bidden wij U om Uws
- Page 55 and 56: 55 2 november 1873 Tekst: Handel. 1
- Page 57 and 58: 57 20 november 1873 Tekst: Handel.
- Page 59 and 60: 59 1 januari 1874 Nieuwjaarspreek,
- Page 61 and 62: 61 schapen zoekt tot ze gevonden zi
- Page 63 and 64: 63 Slotgebed Grote God! die ons lei
- Page 65 and 66: 65 21 juni 1874 Tekst: Openbaring 1
- Page 67 and 68: 67 Slotgebed. Genadigste God en Vad
- Page 69 and 70: 69 Ontferm U over ons opdat wij ons
- Page 71: 71 Gebed Genadigste Ontfermer! U wo