Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken
Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken
Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Handreiking</strong><br />
<strong>ketenhandhaving</strong><br />
Het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> in 5 stappen<br />
Versie 1.1<br />
Geactualiseerd en aangevuld met praktijkervaringen<br />
LOM 2007 7
<strong>Handreiking</strong><br />
<strong>ketenhandhaving</strong><br />
Het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> in 5 stappen<br />
Versie 1.1<br />
Geactualiseerd en aangevuld met praktijkervaringen<br />
7<br />
Oktober 2007<br />
LOM-Secretariaat, Den Haag LOM 2007
Inhoud<br />
0 Inleiding 5<br />
0.1 Ketenhandhaving als concept 6<br />
0.2 Ketenhandhaving als proces 7<br />
0.3 Doel van deze handreiking 10<br />
1 <strong>Ketens</strong>electie 11<br />
1.1 Inhoud 12<br />
1.1.1 Verdeling van het werkveld in ketens 12<br />
en inventarisatie en selectie van typen effecten<br />
1.1.2 Specificatie en beoordeling per keten van de nadelige effecten, 13<br />
totaalscore effecten<br />
1.1.3 Analyse van de kans op nadelige effecten, totaalscore kansen 14<br />
1.1.4 Onderlinge prioritering ketens 17<br />
1.1.5 Wenselijkheid/noodzakelijkheid <strong>ketenhandhaving</strong> en selectie ketens 18<br />
1.2 Proces 19<br />
2 Ketenonderzoek 21<br />
2.1 Inhoud 22<br />
2.1.1 Probleem- en doelstelling, afbakening en eindproduct 22<br />
2.1.2 Aanpak en werkwijze 23<br />
2.1.3 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM ketenonderzoek 23<br />
2.2 Proces 24<br />
2.2.1 Organisatie 24<br />
2.2.2 Tijd 27<br />
2.2.3 Geld 27<br />
2.2.4 Informatie 27<br />
2.2.5 Kwaliteit 28<br />
3 Interventiestrategie 29<br />
3.1 Inhoud 30<br />
3.1.1 Doelen en effecten 30<br />
3.1.2 Strategie 31<br />
3.1.3 Tactiek 32<br />
3.1.4 Operationeel 33<br />
3.2 Proces 34<br />
3.2.1 Organisatie 34<br />
3.2.2 Tijd 34<br />
3.2.3 Geld 34<br />
3.2.4 Informatie 34<br />
3.2.5 Kwaliteit 34<br />
<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
4 Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> 35<br />
4.1 Informatie voor bestuurders 36<br />
4.1.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 36<br />
4.1.2 Onderdeel B De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 37<br />
4.1.3 Onderdeel C Het doel en de te bereiken effecten 37<br />
4.1.4 Onderdeel D De vereiste informatie-uitwisseling 38<br />
4.2 Informatie voor managers 38<br />
4.2.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 38<br />
4.2.2 Onderdeel B De ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 38<br />
4.2.3 Onderdeel C Het doel en de te bereiken effecten SMART geformuleerd 38<br />
4.2.4 Onderdeel D Organisatievormen 40<br />
4.2.5 Onderdeel E De vereiste informatie-uitwisseling en de organisatie daarvan 41<br />
4.3 Informatie voor toezichthouders en handhavers 42<br />
4.3.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 42<br />
4.3.2 Onderdeel B De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 42<br />
4.3.3 Onderdeel C Toezicht- en handhavingsinstructies 42<br />
4.3.4 Onderdeel D Noodzaak van en instructies voor informatie-uitwisseling 43<br />
4.4 Praktijkvoorbeeld projectplan <strong>ketenhandhaving</strong> 43<br />
5 Implementatie, uitvoering en monitoring 47<br />
5.1 Implementatie interventiestrategie 48<br />
5.2 Het profiel van de implementatiemanager 49<br />
5.3 De organisatiecontext waarbinnen de implematiemanager optreedt 53<br />
5.4 Het implementatieproces – plan, do, check, act 60<br />
Voorlopige begrippenlijst <strong>ketenhandhaving</strong> 63<br />
Inhoud
Inleiding
0.1 Ketenhandhaving als concept<br />
Voor maatschappelijke activiteiten met volksgezondheids- of milieurisico’s in een brede betekenis<br />
bestaan er wetten en regels om deze risico’s te beheersen. De huidige wetten en regels focussen<br />
op inrichtingen; ze gelden bijvoorbeeld voor afvalproducerende bedrijven, afvaltransporteurs<br />
en voor eindverwerkers van afval. In lijn hiermee is ook het toezicht op de naleving van de wetten<br />
en regels vooral inrichtinggebonden; er zijn instanties die toezien op genoemde bedrijven,<br />
(andere) instanties die toezien op genoemde transporteurs en (weer andere) instanties die zich<br />
richten op genoemde verwerkers.<br />
In toenemende mate beklijft het besef dat vooral inrichtinggebonden toezien op de naleving<br />
van wetten en regels onvoldoende is. Er is dan namelijk te weinig (structureel) toezicht op de<br />
momenten dat een stof van de ene naar de andere inrichting – schakel in de keten – gaat. En die<br />
‘overdrachtsmomenten’ zijn belangrijk voor waar het uiteindelijk om gaat: het beheersen van<br />
volksgezondheids- en/of milieurisico’s. Want wat bijvoorbeeld te denken van de mogelijkheid<br />
dat een sloopbedrijf doet voorkomen alsof het asbest afvoert naar een daarvoor geëigende eindverwerker,<br />
maar het asbest in de praktijk (deels) op illegale wijze laat verdwijnen omdat hiermee<br />
kosten kunnen worden bespaard En accepteren we de mogelijkheid dat ondernemingen<br />
die (meer schakels van) een keten beheersen, de verschillende toezichthouders en handhavers<br />
waarmee zij te maken hebben tegen elkaar kunnen uitspelen omdat het ketentoezicht te weinig<br />
gestructureerd is<br />
Kortom: inrichtinggebonden toezicht en handhaving moeten in toenemende mate plaats vinden<br />
in het kader van ketengericht toezicht en <strong>ketenhandhaving</strong>. Zodoende wordt het toezicht op overdrachtsmomenten<br />
in ketens structureel van aard en treedt de overheid als eenheid naar buiten.<br />
Meer informatie over het hoe en waarom van <strong>ketenhandhaving</strong> is opgenomen in het zogenoemde<br />
Visiedocument Ketenhandhaving, gemaakt in opdracht van de VROM Inspectie. Het<br />
Landelijk Overleg Milieuhandhaving (het LOM) onderschreef de conclusies en aanbevelingen uit<br />
het visiedocument en baseerde er het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 ‘Een schakel in het<br />
samenspel’ op. In dit programma is de ontwikkeling van inrichting- naar ketengericht aangeduid<br />
als van taak- naar probleemgericht: niet de taken van toezichthouders en handhavers zijn het<br />
primaire vertrekpunt van de programmering, maar de milieu- en volksgezondheidsproblemen<br />
waaraan toezichthouders en handhavers in oplossende zin een bijdrage leveren. Dit laatste is<br />
eveneens de insteek van de professionalisering van de handhaving. Inmiddels publiceerde het<br />
LOM het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 ‘Schakelen naar <strong>ketenhandhaving</strong>’. Daarin stelt<br />
het LOM <strong>ketenhandhaving</strong> als methode centraal. De prioriteiten uit het Landelijk Handhavingsprogramma<br />
2005 – asbest, bouw- en sloopafval, dierlijke vetten en verboden consumentenvuurwerk<br />
– laten volgens het LOM namelijk zien dat <strong>ketenhandhaving</strong> een goed antwoord is op<br />
het feit dat bedrijven niet als losse schakels opereren maar een keten vormen waarbij de naleving<br />
van milieuregels tussen twee schakels in vaak te wensen overlaat of moedwillig afwezig is.<br />
Het LOM vindt het van groot belang om <strong>ketenhandhaving</strong> niet alleen voor genoemde landelijke<br />
prioriteiten in te zetten, maar ook op andere terreinen in het leefmilieu. Bodemsanering is in<br />
het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 als nieuwe landelijke prioriteit opgenomen naast<br />
de bestaande prioriteiten uit het programma 2005 die doorlopen. Het LOM hanteert in het programma<br />
2007 verder een landelijke attenderingslijst van onderwerpen waarbij één of meer LOMpartners<br />
op eigen initiatief en onder eigen verantwoordelijkheid aan <strong>ketenhandhaving</strong> werken:<br />
export van afvalstoffen, AVI-bodemas, teerhoudend asfaltgranulaat (TAG), chemisch behandeld<br />
hout, explosieven voor civiel gebruik en afval als meststof.<br />
<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
0.2 Ketenhandhaving als proces<br />
Ketenhandhaving is een relatief nieuw concept. Complex ook, omdat <strong>ketenhandhaving</strong> afstemming,<br />
informatie-uitwisseling en samenwerking vereist tussen de bij een keten betrokken<br />
bestuurs- en strafrechtelijke instanties; zaken die een zorgvuldige voorbereiding vereisen.<br />
Praktijkervaring met systematisch ketenhandhaven als een georganiseerde samenwerking tussen<br />
overheden bestaat nog maar mondjesmaat. Deze uitgave biedt een handreiking gebaseerd op<br />
kennis die in LOM-verband is opgedaan. Deze handreiking bevat ervaringen van de eerste projecten<br />
die in LOM-verband zijn geïmplementeerd. Het LOM wil in deze uitgave de ervaringen met u<br />
delen om het volgende gezamenlijke belang te dienen: als handhavende overheid zicht en greep<br />
krijgen op overstijgende problemen die geen enkele instantie alleen kan oplossen.<br />
De voorbereiding die aan de uiteindelijke uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> vooraf gaat bestaat uit<br />
vier fasen. De uitvoering zelf is de vijfde fase. Figuur 0.1 bevat de vijf fasen schematisch.<br />
Inleiding
Fase 1<br />
<strong>Ketens</strong>electie<br />
Probleem- en<br />
risicoanalyse ketens<br />
Processtap<br />
Prioritaire ketens<br />
Resultaat<br />
Fase 2<br />
Ketenonderzoek<br />
Onderzoek van de<br />
betreffende ketens<br />
Processtap<br />
Inzicht in probleem, keten<br />
en risicomomenten<br />
Resultaat<br />
Fase 3<br />
Interventiestrategie<br />
Ontwikkelen aanpak<br />
risicomomenten<br />
Interventiestrategie<br />
strat./tact./operat.<br />
Processtap<br />
Resultaat<br />
Terugkoppeling<br />
Fase 4<br />
Voorbereiden uitvoering<br />
Voorbereiden uitvoering &<br />
monitoring <strong>ketenhandhaving</strong><br />
Processtap<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong><br />
Resultaat<br />
Fase 5<br />
Uitvoeren en monitoren<br />
Uitvoeren uitvoerings-<br />
& monitoringsplan<br />
Processtap<br />
Kosten/baten <strong>ketenhandhaving</strong><br />
betreffende keten<br />
Resultaat<br />
Figuur 1 Proces <strong>ketenhandhaving</strong><br />
<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
In deze handreiking wordt elke fase behandeld in een apart hoofdstuk. Hoofdstuk 1 gaat over<br />
fase 1, hoofdstuk 2 over fase 2 enzovoorts. De vijf fasen kunnen als volgt kort worden geïntroduceerd:<br />
1 <strong>Ketens</strong>electie. In fase 1 wordt een bepaald werkveld (bijvoorbeeld ‘afval’ of ‘water’) onderworpen<br />
aan een probleem- en risicoanalyse (milieu- en volksgezondheidsrisico’s) op hoofdlijnen.<br />
Op grond van deze analyses wordt met een quick-scan bepaald voor welke ketens het<br />
instrument <strong>ketenhandhaving</strong> een optie is en vervolgens welke ketens al dan niet als prioritair<br />
moeten worden aangemerkt. De prioritaire ketens gaan door naar fase 2.<br />
2 Ketenonderzoek. In fase 2 worden de prioritaire ketens diepgaand en integraal onderzocht.<br />
Het doel van het ketenonderzoek is een zo compleet mogelijk beeld van het probleem en de<br />
(werking van de) betreffende keten, alsmede inzicht in de (vanuit milieu- en volksgezondheidsoogpunt)<br />
belangrijkste risicomomenten in de keten.<br />
3 Interventiestrategie. In fase 3 wordt een interventiestrategie opgesteld om het in fase 2<br />
geschetste probleem en de daaraan gekoppelde keten en risicomomenten daarin onder controle<br />
te krijgen. De interventiestrategie kent een strategisch niveau (wat doen) en tactisch<br />
niveau (hoe doen), alsmede een operationeel niveau in de vorm van een concreet actieprogramma<br />
(wie verricht wanneer welke activiteiten).<br />
4 Voorbereiden uitvoering. Indien <strong>ketenhandhaving</strong> onderdeel is van de in fase 3 gemaakte<br />
interventiestrategie (wat niet per se het geval hoeft te zijn), wordt er in fase 4 een uitvoeringsen<br />
monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> opgesteld.<br />
5 Uitvoeren en monitoren. In fase 5 vindt de daadwerkelijke <strong>ketenhandhaving</strong> plaats. Het uitvoeringsplan<br />
van fase 4 wordt uitgevoerd. En de resultaten van de uitvoering worden gevolgd<br />
met behulp van het monitoringsplan van fase 4.<br />
Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de interventiestrategie van fase 3 een brede scope<br />
kent en ook zou kunnen worden aangeduid met de bestuurskundige term ‘instrumentenmix’.<br />
Het probleem is het vertrekpunt van de interventiestrategie, en gekeken wordt wát daar (strategie),<br />
met welke juridische, financiële en sociale instrumenten (tactiek), door wie, wanneer, op<br />
welke wijze (operationeel) aan moet gebeuren, om het op te lossen. In plaats van dat <strong>ketenhandhaving</strong><br />
als vertrekpunt wordt genomen en wordt gekeken hoe deze vorm van handhaving kan<br />
bijdragen aan probleemoplossing.<br />
Dit alles betekent dat er na fase 3 – interventiestrategie – in de regel verschillende uitvoerings- en<br />
monitoringsplannen zullen worden gemaakt, waaronder die voor <strong>ketenhandhaving</strong>. Dit is schematisch<br />
met een voorbeeld verduidelijkt in figuur 2.<br />
Inleiding
Fase 3<br />
Interventiestrategie<br />
Juridisch/Financieel/Sociaal<br />
Fase 4<br />
Uitvoerings- en<br />
monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong><br />
Uitvoerings- en<br />
monitoringsplan<br />
heffingen<br />
Uitvoerings- en<br />
monitoringsplan<br />
communicatie<br />
Fase 5<br />
Uitvoering en<br />
monitoring<br />
Uitvoering en<br />
monitoring<br />
Uitvoering en<br />
monitoring<br />
Figuur 2 Voorbeeld verschillende uitvoerings- en monitoringsplannen op basis van de interventiestrategie<br />
03 Doel van deze handreiking<br />
In deze handreiking beschrijft het LOM de verschillende stappen in het proces van <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />
Van iedere stap wordt de inhoud aangegeven (wat gebeurt er in deze stap), alsmede het<br />
proces (hoe wordt deze stap procesmatig ingericht en wat zijn de beheersaspecten).<br />
Het LOM heeft deze handreiking gemaakt om het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> tot op zekere<br />
hoogte te standaardiseren met behulp van de leerervaringen die sinds begin 2004 in LOM-verband<br />
met <strong>ketenhandhaving</strong> zijn opgedaan (‘<strong>ketenhandhaving</strong>, zo doen we dat in LOM-verband’).<br />
De handreiking beoogt zodoende de kwaliteit van het traject te borgen en een handvat te zijn<br />
voor toekomstige projectleiders die de opdracht hebben aanvaard voor het zetten van bepaalde<br />
stappen in het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> of op het punt staan dat te doen en zich oriënteren<br />
op wat dat betekent.<br />
Dit is de tweede versie van de handreiking <strong>ketenhandhaving</strong>. De eerste versie werd gemaakt op<br />
het moment dat er in LOM-verband nog slechts praktijkervaring was opgedaan met de fasen 1 tot<br />
en met 3 (ketenselectie, ketenonderzoek en interventiestrategie). In deze tweede versie is de in<br />
LOM-verband opgedane praktijkervaring met de fasen 4 en 5 (voorbereiden uitvoering en implementeren,<br />
uitvoeren en monitoren) toegevoegd.<br />
Deze handreiking is geen blauwdruk en evenmin een garantie voor succes. Zij besteedt wel aandacht<br />
aan de elementen die overdacht moeten worden, om de kans op een succesvol project te<br />
vergroten. Natuurlijk moet u niet schromen hierbij maatwerk voor uw situatie toe te passen.<br />
10<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
1<br />
<strong>Ketens</strong>electie
In fase 1 wordt een bepaald werkveld (bijvoorbeeld ‘afval’ of ‘water’) onderworpen aan een probleem-<br />
of risicoanalyse (milieu- en volksgezondheidsrisico’s) op hoofdlijnen. Op grond van deze<br />
analyses wordt met een quick-scan bepaald voor welke ketens het instrument <strong>ketenhandhaving</strong><br />
een optie is en voor welke ketens niet. Vervolgens wordt van de ketens waarvoor <strong>ketenhandhaving</strong><br />
een optie is de prioriteit bepaald. Prioritaire ketens die voor <strong>ketenhandhaving</strong> worden geselecteerd<br />
gaan door naar fase 2, de fase van het uitgebreide ketenonderzoek. De fase van ketenselectie<br />
kent inhoudelijke en procesmatige aspecten. Beide typen aspecten komen aan bod.<br />
Ter nuancering van dit hoofdstuk nog het volgende. Dit hoofdstuk geeft u een rationeel model<br />
om tot ketenselectie te komen. Vergeet echter vooral ook niet uw eigen kennis en vakmanschap<br />
toe te passen. Uw professionaliteit kan u op mogelijke ketengerelateerde problemen wijzen.<br />
Breng die gerust in bij deze fase van ketenselectie. Bij de volgende stappen komen voldoende<br />
argumenten naar boven om uw vermoedens al dan niet te bevestigen.<br />
1.1 Inhoud<br />
De methodiek voor het uiteindelijk kunnen bepalen en selecteren van prioritaire ketens staat<br />
uitvoerig beschreven in het rapport ‘Methodiek risico-analyse van afvalverwijderingsketens’ van<br />
de VROM-Inspectie uit april 2005. De methodiek bestaat uit de volgende stappen:<br />
1 Verdeling van het werkveld in ketens en inventarisatie en selectie van de relevante typen<br />
effecten (duurzaamheid/milieu, volksgezondheid, externe veiligheid, alsmede sociale effecten<br />
die kunnen optreden als er in het werkveld of bepaalde ketens daadwerkelijk dingen mis gaan<br />
(bijvoorbeeld sociale onrust).<br />
2 Specificatie en beoordeling per keten en ketenfase van de nadelige effecten die in beginsel<br />
kunnen optreden. Na de beoordeling per effect wordt een totaal effectscore voor de betreffende<br />
keten bepaald.<br />
3 Analyse en beoordeling per keten van de kans dat effecten zich voordoen, waarbij verschillende<br />
kansbepalende factoren worden beschouwd (kwaliteit wet- en regelgeving, markt en omgeving,<br />
techniek en controle, kosten, criminogene factoren). Na de beoordeling van de kansbepalende<br />
factoren afzonderlijk, wordt een totaal kans score voor de betreffende keten bepaald.<br />
4 Het bepalen van het risico per keten (totaal effect score x totaal kans score) en het op basis<br />
hiervan onderling prioriteren van de ketens.<br />
5 Het beoordelen van de wenselijkheid/noodzakelijkheid van <strong>ketenhandhaving</strong> en het selecteren<br />
van voor <strong>ketenhandhaving</strong> perspectiefrijke prioritaire ketens.<br />
Iedere stap komt hierna in een aparte paragraaf nader aan de orde.<br />
1.1.1 Verdeling van het werkveld in ketens<br />
en inventarisatie en selectie van typen effecten<br />
Een werkveld, zoals bodem, water of afval, bestaat in de regel uit diverse ketens. Zij zijn in het<br />
rapport ‘Methodiek risico-analyse van afvalverwijderingsketens’ van de VROM-Inspectie uit april<br />
2005 maar liefst 34 verschillende afvalstoffen/ketens onderscheiden.<br />
Stap 1 van het proces van ketenselectie bestaat uit het expliciteren van de verschillende ketens<br />
in een werkveld. Iedere keten wordt vervolgens verdeeld in ketenfasen. Voor afvalstoffen kan het<br />
bijvoorbeeld gaan om de volgende fasen: (a) ontdoen, (b) inzamelen en opslaan, (c) be- en verwerken,<br />
(d) nuttig toepassen/definitief verwijderen.<br />
De ketens in een werkveld functioneren overigens niet geheel los van elkaar. Er zijn tal van raakvlakken,<br />
bijvoorbeeld op het vlak van de verwerkingsmethode (huishoudelijk restafval en afval<br />
van waterzuivering worden allebei in AVI’s verbrand; de laatste schakel van beide ketens is derhalve<br />
dezelfde) of wat betreft bij de bij de keten betrokken bedrijven (veel van de circa 14 gevaarlijke<br />
afvalstoffen die beleidsmatig worden onderscheiden, worden door dezelfde bedrijven ingezameld).<br />
Gesteld kan dan ook worden dat een werkveld bestaat uit netwerken van ketens.<br />
12<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Na het beschouwen van het werkveld en het uiteenleggen daarvan in ketens worden de voor dit<br />
werkveld en deze ketens ter zake doende typen effecten geselecteerd. Het gaat om de volgende<br />
typen effecten: duurzaamheid/milieu, volksgezondheid, externe veiligheid, alsmede sociale<br />
effecten die kunnen optreden als er in het werkveld of bepaalde ketens daadwerkelijk dingen<br />
mis gaan (bijvoorbeeld sociale onrust). Indien niet van toepassing, worden één of meer van deze<br />
typen effecten niet geselecteerd en buiten beschouwing gelaten. Zo zal externe veiligheid niet bij<br />
ieder werkveld een rol spelen. De wel van toepassing zijnde typen effecten worden geselecteerd<br />
en voor de specifieke keten nader onderverdeeld. Duurzaamheid/milieu wordt voor een bepaalde<br />
keten bijvoorbeeld onderverdeeld in de voor die keten relevante thema’s ‘klimaatverandering’,<br />
‘verzuring’, ‘verspreiding naar lucht’ en ‘verspreiding naar water’.<br />
1.1.2 Specificatie en beoordeling per keten<br />
van de nadelige effecten, totaalscore effecten<br />
Stap 2 van het proces van ketenselectie bestaat uit een specificatie en beoordeling per keten (en<br />
ketenfase) van de in stap 1 geselecteerde nadelige effecten die in beginsel kunnen optreden.<br />
Specificeren effecten<br />
Primair uitgangspunt voor het specificeren van de effecten per keten is de op de keten van toepassing<br />
zijnde wet- en regelgeving en het beleid. Met andere woorden: gekeken wordt welke<br />
overschrijdingen van de wet- en regelgeving en van het beleid mogelijk zijn en wat daarvan het<br />
nadelige effect is. Daarnaast mogen mogelijke nadelige effecten die niet blijken uit de analyse<br />
van de wet- en regelgeving niet over het hoofd worden gezien: de themagerichte benadering<br />
(duurzaamheid/milieu, et cetera) helpt hiervoor zorgen.<br />
Beoordelen effecten<br />
Bij het beoordelen van de geïnventariseerde nadelige effecten gaat het om de vraag hoe erg het<br />
nadelige effect verhoudingsgewijs is. Hiertoe worden de geïnventariseerde effecten gescoord.<br />
Per relevant thema, bijvoorbeeld ‘klimaatverandering’, krijgt de keten of – preciezer gezegd – het<br />
mogelijke effect van deze keten op het betreffende thema een score tussen 1 en 5. Deze scores<br />
hebben de volgende betekenis:<br />
Score<br />
Betekenis<br />
1 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema niet of nauwelijks relevant<br />
2 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema van beperkte betekenis<br />
3 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema relevant<br />
4 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema belangrijk<br />
5 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema dominant<br />
Totaalscore keten voor effecten<br />
Voor ieder relevant thema krijgt de betreffende keten een score variërend van 1 tot 5. De totaalscore<br />
van de effecten van de betreffende keten wordt verkregen door alle afzonderlijke scores<br />
bij elkaar op te tellen. De totaalscore bepaalt of het uiteindelijke totaaleffect van de betreffende<br />
keten als gering of als groot wordt aangemerkt.<br />
<strong>Ketens</strong>electie<br />
13
Een voorbeeld ter verduidelijking. Voor afvalverwijderingsketens wordt uitgegaan van negen relevante<br />
thema’s. Dit betekent dat de totaalscore van een afvalverwijderingsketen minimaal 9 en<br />
maximaal 45 bedraagt. Onderstaande tabel verduidelijkt dit.<br />
Terrein Thema Score<br />
Duurzaamheid/milieu 1 Algemeen 1 – 5<br />
2 Klimaatverandering 1 – 5<br />
3 Verzuring en verspreiding (lucht) 1 – 5<br />
4 Verspreiding (opp.water) 1 – 5<br />
5 Verspreiding (bodem en grondwater) 1 – 5<br />
6 Overige thema’s en ingrepen 1 – 5<br />
Gezondheid 7 Luchtkwaliteit en depositie 1 – 5<br />
Veiligheid 8 Externe veiligheid 1 – 5<br />
Sociale effecten 9 Sociale effecten divers 1 – 5<br />
min. 9 – max. 45<br />
Van een gering totaaleffect van de betreffende keten is sprake, indien de totale effectscore tussen<br />
9 en 17 ligt. Van een groot totaaleffect wordt gesproken indien de totale effectscore meer dan<br />
17 bedraagt. Uitgegaan wordt dus niet van het gemiddelde (in dit geval 27) om de grens tussen<br />
gering en groot effect te bepalen. De reden hiervoor is dat er bij een betrekkelijk lage score wel<br />
sprake kan zijn van enkele uitschieters, die vanuit handhavingsoogpunt belangrijk zijn.<br />
1.1.3 Analyse van de kans op nadelige effecten, totaalscore kansen<br />
Stap 2 uit het proces van ketenselectie heeft geresulteerd in een overzicht van ketens met een<br />
gering of een groot totaaleffect. Stap 3 bestaat uit een analyse per keten van de kans dat de effecten<br />
zich ook daadwerkelijk voordoen.<br />
Inventariseren en beoordelen kansbepalende factoren<br />
Er zijn verschillende factoren die de kans bepalen dat een bepaald effect zich voordoet. Om een<br />
gestructureerde inventarisatie te maken is de volgende checklist van (groepen) kansbepalende<br />
factoren bruikbaar, waarbij het wederom zo is dat niet per se iedere groep altijd van toepassing<br />
is. Per groep van kansbepalende factoren krijgen ketens een score die wederom kan variëren van<br />
1 tot 5. Deze scores hebben in dit geval de volgende betekenis:<br />
Score<br />
Betekenis<br />
1 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten nauwelijks<br />
van belang<br />
2 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van gering<br />
belang<br />
3 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van belang<br />
4 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van groot<br />
belang<br />
5 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van zeer<br />
groot belang<br />
14<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
• Kansbepalende factor: Kwaliteit wet- en regelgeving<br />
Naarmate wet- en regelgeving meer onduidelijk is (complex, incompleet) of tegenstrijdig (met<br />
nationale of internationale regels), is de kans groter dat er een ‘interpretatie naar eigen inzicht’<br />
(naar eigen voordeel) wordt gemaakt, wat tot een ander resultaat kan leiden dan de wet- en<br />
regelgeving beoogt. Voor de volledigheid worden vergunningen in dit verband ook onder wet- en<br />
regelgeving gevat. Bij het beoordelen van de kwaliteit van de wet- en regelgeving kunnen de volgende<br />
aspecten een rol spelen:<br />
• regelgeving in andere landen (is er regelgeving in omringende landen die niet spoort met de<br />
regelgeving in ons land).<br />
• complexiteit ( is over bepaalde begrippen en/of standpunten nog discussie).<br />
• mate van uitkristallisatie (is de regelgeving uitgekristalliseerd of zijn er wijzigingen aangekondigd<br />
of in discussie).<br />
• mate van compleetheid (is de regelgeving ketendekkend).<br />
• tegenstrijdigheid (zijn er regels, ook van andere beleidsvelden, die tegenstrijdig werken).<br />
• Kansbepalende factor: Markt en omgeving<br />
Bij het analyseren van markt en omgeving en de mate waarin deze factor de kans op overschrijding<br />
van wet- en regelgeving bepaalt (in geringe of in sterke mate) is het in de regel nodig om<br />
verschillende kenmerken van de markt en de omgeving in beschouwing te nemen. Bij het beoordelen<br />
van markt en omgeving kunnen de volgende aspecten een rol spelen:<br />
• Inputzijde keten (relevante vragen zijn onder andere: (a) is er een relatief klein en overzichtelijk<br />
aantal partijen aan de inputzijde actief – bijvoorbeeld als ontdoener van bepaald afval – of<br />
een relatief groot en daardoor onoverzichtelijk aantal (b) gaat het in de betreffende keten om<br />
een aantal specifieke goed herkenbare stofstromen of om een keur aan moeilijk van elkaar te<br />
onderscheiden stofstromen (c) zijn bepaalde stofstromen eenvoudig op te waarderen zodat<br />
zij (meer) geld gaan opbrengen (d) is het eenvoudig om de stofstroom voor langere tijd op te<br />
slaan)<br />
• Throughput (relevante vragen zijn onder andere: (a) is het aantal ketenschakels beperkt (en de<br />
keten relatief inzichtelijk) of uitgebreid (en de keten relatief onoverzichtelijk) (b) is het aantal<br />
bedrijven in de keten relatief groot of klein (c) zijn er ketenonderdelen die als nutsfunctie<br />
worden ingevuld en daardoor een ander financieel mechanisme kennen (kostendekkende<br />
heffing versus winstmaximalisatie) Zijn de schakels van de keten relatief bedrijfszeker, of<br />
verdwijnen zij bij een geringe (maatschappelijke) verstoring van de markt (bijvoorbeeld inzameling<br />
tweedehands kleding).<br />
• Output (relevante vragen zijn onder andere: (a) hebben bedrijven invloed op de afzetmarkt (b)<br />
is Nederland de afzetmarkt of het buitenland<br />
• Positie in de markt (relevant zijn met name de aspecten concurrentie, specialisatie en samenwerking:<br />
is er sprake van een markt met veel concurrentie, weinig specialisatie en een geringe<br />
samenwerking of van een markt met weinig concurrentie, veel specialisatie en veel samenwerking)<br />
• Omgeving (dit aspect betreft kenmerken die niet primair milieu zijn, maar die wel van invloed<br />
kunnen zijn op de kans dat bepaalde negatieve effecten zich voordoen. Te denken valt bijvoorbeeld<br />
aan: geografische omstandigheden, transport(on)mogelijkheden, eisen aan arbeidsomstandigheden,<br />
tegenstrijdige overheidsbelangen die de markt beïnvloeden).<br />
• Kansbepalende factor: Techniek en controle<br />
De gebruikte techniek(en) om een stofstroom te be- of verwerken kunnen potentieel mogelijkheden<br />
bieden voor buitenwettelijk gedrag teneinde zelf voordelen te behalen. Door bijvoorbeeld<br />
samenstellingen te veranderen of bepaalde deelstromen samen te voegen kunnen kosten worden<br />
bespaard. De wijze waarop de techniek wordt gebruikt en de mate waarin deze is ontwikkeld<br />
(in de afvalsector bijvoorbeeld ‘handpicking’ versus een computergestuurde installatie) zeggen<br />
iets over de afhankelijkheid van de techniek en het gewenste opleidingsniveau van het benodigde<br />
personeel. Naast de betrouwbaarheid van de techniek sec, is ook de wijze waarop de beschikbare<br />
techniek ingezet wordt van belang. Bij het beoordelen van de relevante van de factor techniek<br />
en controle kunnen de volgende aspecten/vragen onder andere worden benut:<br />
<strong>Ketens</strong>electie<br />
15
• Plaats van de minimumstandaardtechniek (hoeveel technieken zijn er beschikbaar en hoe<br />
verhouden deze zich tot een eventueel vastgestelde minimumstandaard<br />
• Aard toegepaste techniek (is de techniek betrouwbaar, werkt deze nauwkeurig, is de toepassingswijze<br />
betrouwbaar Met andere woorden: biedt de techniek mogelijkheden om anders te<br />
handelen dan bedoeld en gewenst of is dit niet of minder goed mogelijk)<br />
• Controleerbaarheid gebruikte technieken (bij menig stofstroom komen momenten voor waarop<br />
de kwaliteit van de betreffende partij wordt vastgesteld door het laten analyseren van een<br />
monster. Hierbij bestaan mogelijkheden om de analysecijfers te beïnvloeden. Aspecten om<br />
rekening mee te houden: representativiteit van het monster voor de hele partij, wijze van<br />
interpretatie en open communicatie over de gegevens.<br />
• Kansbepalende factor: Kosten<br />
Inzicht in de financiële situatie bij de partijen in die actief zijn in de betreffende keten geeft<br />
onder andere een indicatie van de stabiliteit en de betrouwbaarheid. Gekeken kan worden naar:<br />
• Investeringskosten (Voor investeringen is kapitaal nodig. Dit kan via aandelen of leningen<br />
worden verstrekt. Zeker bij omvangrijke investeringen zal een kapitaalverstrekker garanties<br />
willen. Daarom zijn de volgende vragen van belang: zijn er hoge investeringskosten nodig om<br />
ten minste met de minimumstandaard te werken Worden de investeringskosten gedekt door<br />
de kapitaalmarkt (banken, aandelen) of door subsidies).<br />
• Transportkosten (De kosten die gemoeid zijn met transport zijn vaak van doorslaggevend<br />
belang bij de keuze op welke wijze met een stofstroom wordt omgegaan. De volgende vraag<br />
is relevant: zijn de transportkosten als onderdeel van de totale kosten van doorslaggevend<br />
belang bij de sturing van de betreffende stofstroom).<br />
• Verwerkingskosten (Als de verwerkingskosten van een stofstroom hoog zijn, dan zal de ontdoener<br />
daarvoor relatief veel geld betalen. Als de ontvanger vervolgens de betreffende stof<br />
langere tijd opslaat zonder deze kosten te maken dan kan hij het reeds ontvangen geld voor<br />
andere zaken gebruiken, zich bijvoorbeeld ook failliet laten verklaren en de overheid opzadelen<br />
met een probleem. De volgende vragen zijn tegen deze achtergrond van belang: hoe hoog<br />
zijn de verwerkingskosten van de stofstroom ten opzichte van andere stofstromen en is het al<br />
dan niet mogelijk de verwerkingskosten te verlagen door de stofstroom op ongewenste wijze<br />
te mengen, samen te voegen of uit te splitsen).<br />
• Verwijderingskosten (De hoogte van de verwijderingskosten kunnen een reden zijn voor aanbieders<br />
om te zoeken naar goedkopere methoden. Zeker in combinatie met de hoogte van de<br />
transportkosten kan dit leiden tot andere eindbestemmingen dan bedoeld, gewenst en of toegestaan.<br />
De volgende vraag is dan ook relevant: hoe hoog zijn de verwijderingskosten van de<br />
stofstroom vergeleken met andere stofstromen).<br />
• Belastingen (De overheid gebruikt belastingen mede om te sturen. Belastingheffing kan dan<br />
ook leiden tot handelingen met stofstromen om de belasting te ontduiken. De volgende vragen<br />
zijn tegen deze achtergrond relevante: wordt er belasting geheven met als doel de betreffende<br />
stofstroom te beperken of het gebruik van een bepaalde techniek te ontmoedigen Wordt er<br />
belasting geheven om toekomstige kosten te financieren Is het aandeel belastingkosten vergeleken<br />
met overige kosten hoog).<br />
• Kansbepalende factor: Criminogene factoren<br />
De door het ministerie van Justitie ontwikkelde ‘Tafel van Elf’ is een samenhangende opsomming<br />
van gedragswetenschappelijke variabelen. Deze variabelen zijn bepalend voor de naleving<br />
van wet- en regelgeving. Om de kans dat een keten bepaalde negatieve effecten zal opleveren in<br />
te schatten is het zaak ook hiermee rekening te houden en de criminogene factoren te scoren.<br />
Deze factoren zijn de volgende:<br />
• Kennis van regels bij de doelgroep.<br />
• De (im)materiële voor- en nadelen die uit overtreden of naleven van de regel volgen (in tijd,<br />
geld en moeite).<br />
• Acceptatie van regels door de doelgroep.<br />
• De normgetrouwheid van de doelgroep.<br />
• Informele controlemogelijkheden (gepercipieerde kans op positieve of negatieve sanctionering<br />
door niet overheden).<br />
• Informele meldingskans (de kans dat een informeel geconstateerde overtreding wordt gemeld<br />
aan de overheid).<br />
16<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
• Controlekans (gepercipieerde kans dat men door de overheid wordt gecontroleerd).<br />
• Detectiekans (gepercipieerde kans dat een overtreding bij controle door de overheid wordt<br />
bemerkt).<br />
• Selectiviteit (de gepercipieerde kans op controle en detectie bij overtreding door selectie van<br />
te controleren bedrijven, personen, handelingen of gebieden).<br />
• Sanctiekans (gepercipieerde kans op een sanctie na controle en detectie van een overtreding).<br />
• Sanctie-ernst (hoogte en soort van sanctie en bijkomende nadelen van sanctieoplegging).<br />
Totaalscore keten voor kansen<br />
Zoals gezegd krijgt elke groep van kansbepalende factoren een score die varieert van 1 tot 5. De<br />
totaalscore van de kansen van de betreffende keten wordt verkregen door alle afzonderlijke scores<br />
bij elkaar op te tellen. De totaalscore bepaalt of het uiteindelijke totaaleffect van de betreffende<br />
keten als gering of als groot wordt aangemerkt (geringe kans op effecten versus grote kans<br />
op effecten).<br />
Een voorbeeld ter verduidelijking.<br />
Voor afvalverwijderingsketens wordt uitgegaan van negen relevante groepen van kansbepalende<br />
factoren. Dit betekent dat de totaalscore voor wat betreft de kans of effecten van een afvalverwijderingsketen<br />
minimaal 9 en maximaal 45 bedraagt. Onderstaande tabel verduidelijkt dit.<br />
Terrein Groep van kansbepalende factoren Score<br />
Wet- en regelgeving 1 kwaliteit wet- en regelgeving 1 – 5<br />
Markt en omgeving 2 input 1 – 5<br />
3 throuhgput 1 – 5<br />
4 output 1 – 5<br />
5 positie 1 – 5<br />
6 omgeving 1 – 5<br />
Techniek en controle 7 (a) toegepaste techniek en (b) controleerbaarheid 1 – 5<br />
Kosten 8 kosten 1 – 5<br />
Criminogene factoren 9 criminogene factoren 1 – 5<br />
min. 9 – max. 45<br />
Van een geringe kans op effecten van de betreffende keten is sprake, indien de totale effectscore<br />
tussen 9 en 17 ligt. Van een grote kans op effecten wordt gesproken indien de totale effectscore<br />
meer dan 17 bedraagt. Uitgegaan wordt dus niet van het gemiddelde (in dit geval 27) om de grens<br />
tussen geringe en grote kans te bepalen. De reden hiervoor is dat er bij een betrekkelijk lage score<br />
wel sprake kan zijn van enkele uitschieters, die vanuit handhavingsoogpunt belangrijk zijn. Bij<br />
een te hoge grens zouden deze als geringe kans worden bestempeld, wat niet de bedoeling is.<br />
1.1.4 Onderlinge prioritering ketens<br />
Stap 4 van het proces van ketenselectie bestaat uit het onderling prioriteren van de ketens met<br />
behulp van de totaalscores voor de effecten en de kansen. Iedere keten wordt aan de hand van<br />
de totaalscores van de stappen 2 en 3 ingedeeld in het volgende kwadrantenfiguur.<br />
<strong>Ketens</strong>electie<br />
17
KANS<br />
groot<br />
Hoogprioritaire<br />
ketens<br />
<strong>Ketens</strong> met<br />
middel-hoge<br />
prioriteit<br />
EFFECT<br />
groot<br />
gering<br />
<strong>Ketens</strong> met<br />
middel-hoge<br />
prioriteit<br />
Laagprioritaire<br />
ketens<br />
gering<br />
Figuur 1.1 Schema voor de onderlinge prioritering van ketens<br />
De ketens binnen één en hetzelfde kwadrant (bijvoorbeeld alle hoog-prioritaire ketens) kunnen<br />
op hun beurt nogmaals onderling worden geprioriteerd door de totaalscore effecten te vermenigvuldigen<br />
met de totaalscore kansen. Hoe hoger het cijfer, hoe hoger de prioriteit van de betreffende<br />
keten.<br />
1.1.5 Wenselijkheid/noodzakelijkheid <strong>ketenhandhaving</strong> en selectie ketens<br />
De vijfde en laatste stap in het proces van ketenselectie bestaat uit het beoordelen van de wenselijkheid/noodzakelijkheid<br />
van <strong>ketenhandhaving</strong> voor wat betreft de hoog-prioritaire ketens (en<br />
eventueel de ketens met een middel-hoge prioriteit) en het op basis hiervan selecteren van voor<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> perspectiefrijke ketens, die door kunnen naar fase 2 (ketenonderzoek).<br />
In het algemeen geldt dat de wenselijkheid/noodzaak van <strong>ketenhandhaving</strong> groter is naarmate<br />
de volgende soorten risico’s in de keten worden geconstateerd:<br />
• Risico’s die het gevolg zijn van onvoldoende zicht en greep op het geheel van handelingsregimes<br />
(van inrichtingen, werken en vervoer) binnen de ketens van stofstromen.<br />
• Onvoldoende naleving op de overdrachtsmomenten tussen de verschillende handelingsregimes<br />
in de keten. Kenmerkend voor bepaalde stofstromen is dat een veelvoud van wet- en<br />
regelgeving van toepassing is op de diverse schakels van de keten. In verband daarmee is<br />
sprake van diverse wisselingen van bevoegd gezag voor de stroom, vanaf ontstaan tot verwijdering<br />
of nuttige toepassing. Bovendien kunnen sommige stofstromen fysieke gedaanteveranderingen<br />
ondergaan, veranderen van plaats, veranderen van status en veranderen van waarde.<br />
Daardoor kan het én aantrekkelijk én gemakkelijk zijn om de regelgeving te overtreden. Het<br />
betreft ketens waarbij individuele toezichthouders weinig zicht en greep op het geheel hebben.<br />
• Risico’s in één schakel die een uitstralingseffect op de gehele keten hebben. Het betreft risico’s<br />
die een inrichtingen- of werkenbetrokken karakter hebben maar verschillende schakels van<br />
de keten beïnvloeden. Een voorbeeld is de puinketen afkomstig van de sloop van bouwwerken.<br />
Het niet goed voorafgaand aan de sloop verwijderen van asbest kan leiden tot een verspreiding<br />
van asbest in de verschillende schakels van de keten.<br />
• Risico’s in relatie tot (inrichtingen- of werkgebonden) wettelijke taken en beleidstaken die in<br />
vergelijking met de andere risico’s in de keten duidelijk het belangrijkst zijn. Een voorbeeld is<br />
de toepassing van AVI-assen. In deze keten is de toepassingsschakel de schakel met de groot-<br />
18<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
ste risico’s (kans maal effect). Handhavingsinspanningen dienen dus duidelijk op deze schakel<br />
te worden gericht. Het vergt weliswaar een werkgebonden aanpak, maar er ligt een ketenbenadering<br />
aan ten grondslag en als zodanig is het als <strong>ketenhandhaving</strong> te beschouwen.<br />
Daarnaast zijn de volgende vuistregels van belang om bij de selectie van ketens voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />
rekening mee te houden:<br />
• Hoe groter de mogelijke effecten, hoe groter de prioriteit voor <strong>ketenhandhaving</strong> (tenzij de kans<br />
dat de effecten zich voordoen sterk is geconcentreerd op een bepaalde schakel van de keten<br />
zonder enige uitstralingseffecten).<br />
• Bij een duidelijke score op de diverse markt- en omgevingsaspecten, ligt de keuze voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />
voor de hand.<br />
• Bij een sterk eenzijdige score op kwaliteit van wet- en regelgeving is voor de wetgever een<br />
belangrijke taak weggelegd (alvorens de handhavers in beeld komen).<br />
• Bij een sterk eenzijdige score op de kosten verdient een combinatie van diepgaand administratief<br />
toezicht en accountantscontroles wellicht de voorkeur.<br />
• Een hoge score op uitsluitend technische aspecten maakt intensief toezicht op de technische<br />
voorzieningen en de gedragsvoorschriften die in de vergunning staan noodzakelijk.<br />
• Een hoge score op criminogene factoren wijst op een noodzakelijke versterking van de opsporing.<br />
Uiteraard zal er voor wat betreft de voorgaande aspecten altijd sprake zijn van een mix. Het gaat<br />
er dan ook om de ketens met elkaar op deze aspecten te vergelijken en die ketens te selecteren,<br />
waar vergeleken met de andere ketens zodanig duidelijke triggers voor <strong>ketenhandhaving</strong> aanwezig<br />
zijn, dat het doorlopen van fase 2 (ketenonderzoek) voor deze ketens zinvol wordt geacht.<br />
Voordat tot de relatief intensieve fase van het ketenonderzoek wordt besloten is het tot slot nog<br />
zinvol om, als een soort van allerlaatste check, de volgende vragen ten aanzien van de geselecteerde<br />
ketens te beantwoorden (bij één ‘nee’ is heroverweging van het ingaan van fase 2 voor de<br />
betreffende keten zinvol):<br />
• Hebben de nadelige effecten waarop de kans groot is betrekking op een relatief hardnekkig<br />
probleem en/of is het belang van het effect voor de maatschappij als geheel groot<br />
Klimaatverandering bijvoorbeeld wordt vrij algemeen gezien als een groot en hardnekkig probleem.<br />
• Is de relatieve bijdrage aan het thema vanuit de betreffende keten(fase) groot ten opzichte van<br />
andere sectoren/ketens Een voorbeeld: de relatieve emissie van methaan (duurzaamheid/<br />
milieu - thema klimaatverandering) uit afvalketens is groot.<br />
• Worden de negatieve effecten niet al onder een ander thema of in een geheel ander kader<br />
afgedekt Gezondheidseffecten zijn bijvoorbeeld voor een deel al vaak impliciet in duurzaamheids-/milieuthema’s<br />
verdisconteerd.<br />
1.2 Proces<br />
Uit de ervaringen die tot op heden met het voor <strong>ketenhandhaving</strong> selecteren van ketens zijn<br />
opgedaan, zijn de volgende procesmatige leerpunten naar voren gekomen:<br />
• Voer het selectietraject op landelijk niveau uit (ministerie/rijksinspectie) met mensen die<br />
overzicht hebben over het betreffende werkveld (helikopterview) en die hoofd- van bijzaken<br />
kunnen scheiden. Niet vergeten mag worden dat het selectietraject een quick-scan is op<br />
hoofdlijnen, waarbij het vooral gaat om de onderlinge vergelijking van ketens. Het tot in detail<br />
in kaart brengen en uitdiepen van ketens is pas aan de orde in fase 2, de fase van het ketenonderzoek.<br />
• Oriënteer je op de te betrekken relevante partners bij het selectietraject en vergeet daarbij ook<br />
vooral de relevante beleidsdirecties niet.<br />
• In het selectietraject kunnen verschillende belangen van betrokken partners aan de oppervlakte<br />
komen. Om hiermee op een goede manier te kunnen omgaan, verdient onafhankelijk<br />
procesmanagement overweging alvorens het traject op te zetten en te starten.<br />
• Het selectietraject moet leiden tot een evenwichtig rapport waarin alle keuzen en overwegingen<br />
helder zijn verwoord ten behoeve van besluitvorming over het ingaan van fase 2. Omdat<br />
<strong>Ketens</strong>electie<br />
19
fase 2 intensief is, moet deze besluitvorming zorgvuldig gebeuren. De ervaring leert dat het<br />
werken met één eindredacteur aanbeveling verdient om te komen tot genoemd rapport.<br />
Eventueel is externe ondersteuning raadzaam.<br />
• Werk bij de analyse zoveel mogelijk met opgave van literatuurbronnen. Dit maakt de onderbouwing<br />
van de analyse geloofwaardiger en er kan bij volgende stappen in het proces van<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> zonodig op worden teruggevallen.<br />
Do’s & dont’s ketenselectie<br />
• Werk gestructureerd langs de in dit hoofdstuk bestreven vijf stappen, maar verlies<br />
het quick-scan karakter van deze niet uit het oog. Details komen in fase 2,<br />
de fase van het ketenonderzoek, aan de orde.<br />
• Durf in deze fase madrukkelijk ook te vertrouwen op indicaties die voortkomen<br />
uit uw professionaliteit. De methode van ketenselectie biedt voldoende elementen<br />
om uw vermoedens al dan niet te bevestigen.<br />
• Verschillende belangen kunnen reeds in deze fase spelen. Onafhankelijk procesmanagement<br />
kan bevorderen dat hiermee op een constructieve manier wordt<br />
omgegaan.<br />
• Zorg voor een onderbouwd eindrapport dat ook voor relatieve leken leesbaar is.<br />
20<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
2<br />
Ketenonderzoek
Het resultaat van fase 1 is een aantal prioritaire ketens. Nadat u één of meer van deze ketens<br />
heeft geselecteerd en vastgesteld voor <strong>ketenhandhaving</strong>, begint de fase van het ketenonderzoek.<br />
Dit onderzoek start met het per keten maken van een project- of onderzoeksplan. Hierbij worden<br />
de resultaten van de in de risicoanalyse uitgevoerde quick-scan benut. Het LOM fiatteert het project-<br />
of onderzoeksplan op landelijk niveau. Dit plan kent een inhoudelijke en een procesmatige<br />
component, die in dit hoofdstuk wederom allebei aan bod komen. Op regionale schaal kunt u zelf<br />
de daarvoor in aanmerking komende overleggen gebruiken voor de bevestiging van de analyse.<br />
2.1 Inhoud<br />
2.1.1 Probleem- en doelstelling, afbakening en eindproduct<br />
Het LOM adviseert een duidelijke probleem- en doelstelling omdat deze richtinggevend zijn en<br />
houvast bieden aan alle betrokkenen. Bij verwarring tijdens de uitvoering kan altijd worden<br />
teruggevallen op een duidelijke probleem- en doelstelling. Een duidelijke probleem- en doelstelling<br />
geven aan wat waarom zal worden onderzocht en vergemakkelijken daarmee ook de afbakening<br />
van het onderzoek, ofwel het antwoord op de vraag ‘wat onderzoeken we niet’. Evenals<br />
een duidelijke probleem- en doelstelling, biedt ook een benoemd eindproduct (al dan niet met<br />
tussentijdse producten of mijlpalen) richting en houvast: je werkt ergens naartoe.<br />
Een duidelijke probleemstelling is vormgegeven als een hoofdvraag met daaronder vallende<br />
deel- of onderzoeksvragen. Dit laatste om te kunnen bepalen welke gegevens nodig zijn voor<br />
het uiteindelijk beantwoorden van de hoofdvraag, alsmede welke methoden en technieken. De<br />
conclusie van het uiteindelijke ketenonderzoek bevat de antwoorden op de hoofdvraag en de<br />
deelvragen. In algemene zin kan worden gesteld dat de probleemstelling van LOM ketenonderzoeken<br />
betrekking heeft op het willen verkrijgen van een integraal beeld van het betreffende<br />
probleem en (de werking van) de daaraan verbonden keten (qua schakels, actoren en hun rollen,<br />
beleid, wet- en regelgeving). Naar aanleiding van informatie uit fase 1 kan de probleemstelling<br />
per onderwerp worden gespecificeerd, qua hoofdvraag maar vooral qua deel- of onderzoeksvragen.<br />
De doelstelling van het ketenonderzoek geeft aan waarom je de probleemstelling wilt beantwoorden<br />
of, met andere woorden, wat het belang is van dit antwoord. In algemene zin kan worden<br />
gesteld dat de doelstelling van LOM ketenonderzoeken betrekking heeft op het in beeld willen<br />
krijgen van wat of wie het betreffende probleem in stand houdt/houden (sleutelmomenten<br />
en/of –partijen in de keten) en waar er in de keten derhalve het beste kan worden ingegrepen<br />
om (de bron van) het probleem aan te pakken en zo mogelijk weg te nemen teneinde de milieuen/of<br />
volksgezondheidsrisico’s van het probleem weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau<br />
in te dammen.<br />
De probleem- en doelstelling geven aan waarop het ketenonderzoek wél betrekking heeft. In een<br />
afbakeningsparagraaf in het onderzoeksplan wordt daarentegen vooral aangegeven wat er niet<br />
wordt onderzocht of wat buiten beschouwing wordt gelaten en om welke reden. In zekere zin<br />
worden de probleem- en doelstelling begrensd (‘het gaat over bouw- en sloopafval dat vrijkomt<br />
bij bouw en sloop van gebouwen en niet om dit soort afval van de wegenbouw”). De afbakeningsparagraaf<br />
dient ook voor het nader duiden of definiëren van bepaalde termen uit de probleemstelling<br />
die anders voor meerdere uitleg vatbaar kunnen zijn (“onder verboden consumentenvuurwerk<br />
verstaan we in dit onderzoek vuurwerk dat…’).<br />
Het eindproduct is datgene wat gereed is als het ketenonderzoek gereed is. Meestal zal het gaan<br />
om een aan de opdrachtgever voor besluitvorming voor te leggen schriftelijke rapportage, waarin<br />
de probleemstelling is beantwoord en waarmee aan de doelstelling wordt tegemoet gekomen.<br />
Afhankelijk van (de lengte van) het ketenonderzoek kan het zinvol zijn om tussenproducten te<br />
benoemen.<br />
22<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
2.1.2 Aanpak en werkwijze<br />
Het is aan de onderzoekers om in het onderzoeksplan de in hun ogen meest adequate aanpak<br />
en werkwijze, benodigde gegevens en methoden en technieken voor het beantwoorden van de<br />
probleemstelling voor te stellen. Principieel gezien is de enige beperking dat de toe te passen<br />
aanpak en werkwijze en methoden en technieken en de te verkrijgen gegevens binnen de grenzen<br />
van de wet dienen te blijven. Praktisch gezien kunnen er door de opdrachtgever gestelde<br />
beperkingen zijn, bijvoorbeeld op het vlak van de doorlooptijd (het onderzoek moet vóór een<br />
bepaalde datum gereed zijn) of de beschikbare financiële middelen en capaciteit (het onderzoek<br />
mag niet meer kosten dan…).<br />
2.1.3 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM ketenonderzoek<br />
Doelstelling expliciteren<br />
Waarvan af te leiden<br />
Probleemstelling formuleren<br />
Onderzoek afbakenen<br />
Waarvan af te leiden<br />
Door<br />
Deelvragen formuleren<br />
Begrippen definiëren<br />
Ter bepaling van<br />
Gegevens & methoden<br />
Wat je niet onderzoekt noemen<br />
Teneinde<br />
Deelvragen beantwoorden<br />
Maakt mogelijk<br />
Probleemstelling beantwoorden<br />
Waardoor<br />
Doelstelling bereikt<br />
Figuur 2.1 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM-ketenonderzoek<br />
Ketenonderzoek<br />
23
2.2 Proces<br />
2.2.1 Organisatie<br />
Er is in LOM verband ervaring opgedaan met twee organisatiemogelijkheden voor ketenonderzoek:<br />
1. Ketenonderzoek onder leiding van een eigen projectleider door een divers samengestelde project-<br />
of onderzoeksgroep met medewerkers/praktijkdeskundigen van de meest bij het probleem<br />
betrokken (handhavings)organisaties.<br />
2. Ketenonderzoek door een extern bureau onder (bege)leiding van een eigen projectleider en<br />
een divers samengestelde project- of begeleidingsgroep met medewerkers/praktijkdeskundigen<br />
van de meest bij het betreffende probleem betrokken (handhavings)organisaties.<br />
De projectleider functioneerde onder verantwoordelijkheid van een lid van het ambtelijk LOM<br />
(het ALOM), de zogenoemde projecttrekker.<br />
Ad. 1 Zelf doen: voor- en nadelen / aandachtspunten<br />
Ketenonderzoek door een divers samengestelde project- of onderzoeksgroep met deskundigen<br />
van de meest bij het probleem betrokken (handhavings)organisaties heeft als belangrijkste voordeel<br />
dat het inhoudelijk verrichten van het onderzoek en het verwerven van draagvlak voor de<br />
onderzoeksresultaten hand in hand kunnen gaan. Dit voordeel werkt twee kanten op. In de eerste<br />
plaats bevordert zelf doen het draagvlak voor de resultaten als zodanig; wie aan het onderzoek<br />
heeft meegewerkt is medeverantwoordelijk voor de resultaten en zal deze in principe niet<br />
snel verwerpen door het vertonen van ‘not invented here’ gedrag. In de tweede plaats wordt met<br />
de samenwerking – waardoor men inzicht krijgt in elkaars activiteiten, belangen en prioriteiten<br />
– een stevig fundament gelegd voor betrokkenheid bij en een soepel verloop van de volgende<br />
fasen, waaronder uiteindelijk de (gezamenlijke) uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>. Zelf doen is<br />
zo bezien investeren in de toekomst. Een kanttekening hierbij is dat betrokkenheid van projectgroepleden<br />
van gemeenten, provincies en waterschappen niet automatisch betekent dat de<br />
resultaten worden gedragen door álle gemeenten, provincies en waterschappen. Om dit draagvlak<br />
te bevorderen, is terugkoppeling van projectgroepleden met de achterban gedurende het<br />
ketenonderzoek belangrijk (zie ook paragraaf 2.2.4).<br />
Een nadeel van zelf doen is dat het veel tijd en moeite kan kosten om een adequate project- of<br />
onderzoeksgroep te vormen, zowel qua vereiste expertise als qua beschikbaarheid en capaciteit.<br />
Maar ook na de vorming van project- of onderzoeksgroep blijven beschikbaarheid en capaciteit<br />
kritische factoren. Aanvankelijk is er namelijk nogal eens de neiging om de verlangde tijdsinzet<br />
te rooskleurig in te schatten en als het erop aankomt krijgen de reguliere lijnfuncties en -taken<br />
vaak voorrang boven de LOM projecttaken. Ervaringen in LOM verband hebben geleerd dat het<br />
zelf doen van ketenonderzoek voor project- of onderzoeksgroepen in de praktijk (zeer) intensief<br />
is en veel tijd vraagt. Dit moet niet worden onderschat, terwijl dit wel gemakkelijk gebeurt.<br />
Hierdoor kunnen ketenonderzoeksprojecten tussentijds in de problemen komen en stagneren.<br />
Een belangrijk aandachtspunt bij zelf doen is dat dit nogal wat vergt van de projectleider. Hij of<br />
zij moet in ieder geval de nodige tijd aan het onderzoek mogen besteden en beschikken over<br />
relevante inhoudelijke kennis op hoofdlijnen (de projectgroepleden zijn de specialisten) alsmede<br />
onderzoeksvaardigheden en -ervaring om een adequate en complete onderzoeksopzet te (doen)<br />
maken en de uitvoering van het onderzoek conform de onderzoeksopzet inhoudelijk te coördineren<br />
en aan te sturen. Daarenboven zal hij of zij over projectleiderscapaciteiten moeten beschikken<br />
om de noodzakelijke project- en procesmatige taken naar behoren te (laten) vervullen zoals<br />
onder meer: leiding geven, planningen maken en bewaken, projectgroepleden steunen, activeren<br />
en geactiveerd houden, eventuele conflictsituaties beslechten, (tussen)resultaten terugkoppelen<br />
met het LOM, enzovoorts. Het profiel van projectleiders voor ketenonderzoeken is samengevat<br />
in figuur 2.2.<br />
24<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Projectinhoud<br />
Inhoudelijke<br />
kernkennis<br />
Kennen<br />
Leidinggeven<br />
Sturen en<br />
steunen<br />
Motivatie<br />
Zijn<br />
Kunnen<br />
Projectaanpak<br />
projectmatig<br />
werken<br />
Figuur 2.2 Profielschets LOM-projectleider ketenonderzoek (optie ‘zelf doen’)<br />
De functie van projectleiders ketenonderzoek is gezien het voorgaande veelomvattend en qua<br />
zwaarte niet te onderschatten. Ondersteuning is in de regel geboden.<br />
Voor ondersteuning van de projectleider op inhoudelijk vlak (projectinhoud / kennen) is een adequaat<br />
bemenste projectgroep essentieel. In een goed project zijn de projectgroepleden de inhoudelijke<br />
specialisten en hoeft de projectleider enkel te beschikken over inhoudelijke kernkennis.<br />
Daarnaast zijn er op inhoudelijk vlak in LOM-verband goede ervaringen opgedaan met het instellen<br />
van een klankbordgroep van deskundigen. Zo’n klankbordgroep biedt tevens de mogelijkheid<br />
om relevante (medewerkers van) organisaties te betrekken die geen LOM-partner zijn (zoals bijvoorbeeld<br />
beleidsdirecties).<br />
Voor ondersteuning van de projectleider (en de projectgroep) op leidinggevend en project- en<br />
procesmatig vlak (leidinggeven en projectaanpak / kunnen) zijn in LOM-verband goede ervaringen<br />
opgedaan met het inschakelen van een ondersteunend organisatieadviesbureau.<br />
Ad. 2 Extern bureau met begeleiding: voor- en nadelen / aandachtspunten<br />
Ketenonderzoek door een extern bureau heeft als belangrijk voordeel dat de tijdsinzet van medewerkers<br />
van relevante (handhavings)organisaties beperkt kan blijven tot een aantal vergaderingen<br />
van een begeleidings- of klankbordgroep waarin op de (tussen)resultaten van het externe<br />
bureau kan worden gereageerd en deze kunnen worden bijgestuurd. Het risico van een stagnerend<br />
ketenonderzoek door een tekort aan tijd en capaciteit is bij inhuur van een extern bureau<br />
kleiner of, andersom, de continuïteit van het onderzoek is meer gewaarborgd.<br />
Daar staat tegenover dat de medewerkers van relevante (handhavings)organisaties niet genoodzaakt<br />
zijn tot een intensieve samenwerking. Het voordeel van het gelijktijdig doen van onderzoek<br />
en het opbouwen van draagvlak (voor de resultaten als zodanig, alsmede voor de gezamenlijke<br />
uitvoering van de volgende fasen) is bij uitvoering van het onderzoek door een extern bureau dus<br />
nagenoeg afwezig. De enkele bijeenkomsten van een begeleidings- of klankbordgroep compenseren<br />
dit onvoldoende en draagvlak, enthousiasme en bereidheid om gezamenlijk de volgende<br />
fasen in te gaan tot en met de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> in de praktijk zullen aanvullend<br />
aandacht vereisen.<br />
Ketenonderzoek<br />
25
Belangrijke aandachtspunten bij uitbesteding zijn de pré-contractuele fase en de begeleiding<br />
van het onderzoek. De pré-contractuele fase is belangrijk, omdat er in deze fase overeenstemming<br />
moet worden bereikt tussen projectleider en bureau over het te verrichten onderzoek.<br />
Gewaarborgd moet worden dat het bureau het juiste onderzoek uitvoert. Dit begint overigens bij<br />
een duidelijke vraagstelling aan het bureau. Vervolgens zijn wederzijdse duidelijkheid over en<br />
fiattering door de projectleider van de door het bureau te volgen onderzoeksopzet (zie paragraaf<br />
2.1) wezenlijk. Als de uitvoering van het onderzoek is gestart is het zaak dat de projectleider zich<br />
bij herhaling op de hoogte stelt van het verloop van het onderzoek zodat hij of zij zonodig mee<br />
kan bijsturen om de probleemstelling beantwoord te krijgen en de doelstelling van het ketenonderzoek<br />
te bereiken. Voorts zijn periodieke bijeenkomsten van de project- of begeleidingsgroep<br />
nodig. Daarnaast vervult de projectleider ook hier de noodzakelijke project- en procesmatige<br />
taken, waarbij ondersteuning door een extern organisatieadviesbureau eveneens wenselijk kan<br />
zijn. In LOM-verband zijn hiermee goede ervaringen opgedaan.<br />
Het in figuur 2.2 geschetste profiel van de projectleider ketenonderzoek geldt in beginsel ook<br />
bij het voor het ketenonderzoek inhuren van een extern bureau, al zijn er accentverschillen.<br />
Zo hebben de vereiste leidinggevende vaardigheden in dit geval niet zozeer betrekking op een<br />
divers samengestelde projectgroep die tot resultaten moet komen, maar op de aansturing van<br />
een extern bureau. Voorts zal een belangrijk deel van de projectaanpak door het externe bureau<br />
worden verzorgd en niet door de projectleider zelf. Uiteraard bewaakt hij of zij dit wel mede.<br />
Tot besluit van deze paragraaf volgen hierna twee figuren waarin de organisatie van het ketenonderzoek<br />
op hoofdlijnen schematisch is samengevat, inclusief rollen. Figuur 2.3 voor optie 1<br />
(zelf doen) en figuur 2.4 voor optie 2 (extern bureau). De primaire organisatieonderdelen zijn<br />
ingekleurd. Het spreekt vanzelf dat u dit model naar uw eigen situatie zonodig passend moet<br />
maken.<br />
LOM (BLOM en ALOM)<br />
Opdrachtgever<br />
ketenonderzoek<br />
Trekker en projectleider<br />
Opdrachtnemer<br />
ketenonderzoek<br />
LOM-secretariaat<br />
Ondersteuning LOM,<br />
opdrachtgever ext. bureau<br />
Klankbordgroep<br />
Reflecteren op<br />
(tussen)resultaten<br />
Projectleider en -groep<br />
Uitvoerder<br />
ketenonderzoek<br />
Extern bureau<br />
Project- en procesmatige<br />
ondersteuning<br />
Figuur 2.3 Organisatieschema optie 1 (ketenonderzoek zelf uitvoeren)<br />
26<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
LOM (BLOM en ALOM)<br />
Opdrachtgever<br />
ketenonderzoek<br />
LOM-secretariaat<br />
Ondersteuning LOM,<br />
opdrachtgever ext. bureau<br />
Trekker en projectleider<br />
Opdrachtnemer<br />
ketenonderzoek<br />
Extern bureau<br />
Uitvoerder<br />
ketenonderzoek<br />
Projectleider en -groep<br />
Begeleiding<br />
uitvoering<br />
Extern bureau<br />
Project- en procesmatige<br />
ondersteuning<br />
Figuur 2.4 Organisatieschema optie 2 (extern bureau met begeleiding)<br />
2.2.2 Tijd<br />
Doorlooptijd<br />
In het door het LOM te fiatteren project- of onderzoeksplan wordt een realistische tijdplanning<br />
van de uit te voeren onderzoeksactiviteiten en overige activiteiten (zoals bijvoorbeeld overleggen)<br />
opgenomen. De ervaringen in LOM-verband tot nu toe leren dat voor wat betreft de doorlooptijd<br />
van ketenonderzoeken qua ordegrootte al snel moet worden uitgegaan van minimaal<br />
een half jaar. De planning wordt gedurende de uitvoering van het onderzoek bewaakt door de<br />
projectleider en diens ondersteuning.<br />
Tijdbesteding<br />
Om de tijdplanning te halen moet de projectleider ervoor zorgen dat er afspraken worden<br />
gemaakt, vastgelegd (project- of onderzoeksplan) en tussentijds bewaakt over welke capaciteiten<br />
(te leveren door de projectgroepleden) wanneer nodig zijn, hoeveel uren/dagen ze aan het<br />
project/onderzoek mogen besteden en welke hulpmiddelen en materialen er wanneer nodig zijn.<br />
Uiteraard zijn deze zaken een zorg van het externe bureau dat de uitvoering van het onderzoek<br />
verzorgt, indien voor deze optie wordt gekozen (zie paragraaf 2.2.1 onder ad. 2).<br />
2.2.3 Geld<br />
In het door het LOM te fiatteren project- of onderzoeksplan wordt een realistische begroting<br />
opgenomen van de kosten van het onderzoek die niet op reguliere basis – door de deelnemende<br />
LOM-partners zelf in het kader van de daarover in LOM-verband gemaakte afspraken – kunnen<br />
worden gedekt, maar die door het LOM additioneel dienen te worden gefinancierd. Gedacht kan<br />
bijvoorbeeld worden aan kosten voor een extern bureau en aan kosten voor monstername en -<br />
analyse.<br />
2.2.4 Informatie<br />
Datgene wat in het project inhoudelijk wordt/is bedacht, dient gedocumenteerd te worden. In<br />
(onderzoeks)projecten verandert er voortdurend wat en het is de taak van informatiebeheersing<br />
om die wijzigingen op een beheerste wijze te laten verlopen en te administreren, zodat alle<br />
betrokkenen steeds op de hoogte zijn van de ‘laatst geldende waarheid’.<br />
Ketenonderzoek<br />
27
Van groot belang in LOM-projecten, vanwege het karakter van het LOM als samenwerkingsverband<br />
van diverse verschillende handhavingsorganisaties, is voorts welke informatie tijdens het<br />
onderzoeksproject op welke wijze naar wie wordt gedistribueerd en wie daarvoor verantwoordelijk<br />
is/zijn. Hierover moet van tevoren goed worden nagedacht en dit moet worden geëxpliciteerd<br />
in het project- of onderzoeksplan. Met name ook omdat bepaalde LOM-partners (het IPO, de VNG<br />
en de Unie van Waterschappen) omvangrijke achterbannen hebben die bestaan uit op zichzelf<br />
staande autonome organisaties welke zich niet per definitie gebonden voelen aan in LOM-verband<br />
gemaakte afspraken.<br />
2.2.5 Kwaliteit<br />
Een laatste aspect dat aandacht dient te krijgen in het project- of onderzoeksplan betreft de eisen<br />
die aan het uiteindelijke resultaat worden gesteld, inclusief wie en de wijze waarop aan het eind<br />
zal worden bepaald of aan de kwaliteitseisen is voldaan.<br />
Do’s & dont’s ketenonderzoek<br />
• Investeer in een beknopt maar helder project- of onderzoeksplan met de in dit<br />
hoofdstuk aangegeven elementen.<br />
• Overweeg, zo mogelijk met direct betrokkenen (beoogde projectgroepleden),<br />
expliciet de projectorganisatie en maak een bewuste keuze voor ‘zelf doen’ of<br />
‘uitbesteden en begeleiden’.<br />
• Plan (tijd) en raam (budget) realistisch.<br />
• Investeer in het organiseren van de informatievoorziening. Voorkom dat het<br />
ketenonderzoek ‘op een eiland’ wordt uitgevoerd.<br />
28<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
3 Interventiestrategie
Het resultaat van fase 2 is een uitgevoerd ketenonderzoek. Het opgeleverde rapport bevat een<br />
integraal beeld van het betreffende probleem en (de werking van) de daaraan verbonden keten<br />
(qua schakels, actoren en hun rollen, beleid, wet- en regelgeving) en biedt inzicht in wat of wie<br />
het betreffende probleem in stand houdt/houden en derhalve in waar er in de keten (sleutelmomenten<br />
en/of sleutelpartijen in de keten) het beste kan worden ingegrepen om (de bron van) het<br />
probleem aan te pakken en zo mogelijk weg te nemen teneinde de milieu- en/of volksgezondheidsrisico’s<br />
van het probleem weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau in te dammen.<br />
Nadat het LOM het rapport van het ketenonderzoek heeft vastgesteld, begint voor de betreffende<br />
keten de fase van de ontwikkeling van een interventiestrategie. Deze fase kent inhoudelijke en<br />
procesmatige aspecten waarop hierna in twee afzonderlijke paragrafen wordt ingegaan. Voorts<br />
moet worden nagedacht over de implementatie van de interventiestrategie. Ook hieraan is een<br />
paragraaf gewijd. Indien de projectleider en projectgroep die het ketenonderzoek hebben verzorgd<br />
ook de interventiestrategie verzorgen (wat op zichzelf voor de hand ligt, omdat deze twee<br />
fasen nauw met elkaar samenhangen) dan nemen zij de wijze waarop de interventiestrategie zal<br />
worden gemaakt (inhoudelijk en procesmatig) op in (eventueel een vervolg op) het in hoofdstuk 2<br />
genoemde project- of onderzoeksplan. Indien nieuwe uitvoerders aantreden, maken zij voor het<br />
opstellen van de interventiestrategie een plan van aanpak, te fiatteren door het LOM.<br />
3.1 Inhoud<br />
Bij het opstellen van de interventiestrategie wordt een brede scope gehanteerd (zie ook hoofdstuk<br />
0). Het probleem – en vooral de sleutelmomenten en/of -partijen in de keten die het probleem<br />
bewust of onbewust in stand houden – is het vertrekpunt van de interventiestrategie. Het<br />
opstellen van een interventiestrategie houdt in dat doelen en gewenste effecten worden gedefinieerd<br />
en dat vervolgens wordt nagegaan wát er, met welke juridische (waaronder handhaving),<br />
financiële en/of sociale instrumenten, door wie, wanneer en op welke wijze gedaan moet worden,<br />
om de doelen en effecten te bereiken. Voor de handhavingswereld is dit een relatief nieuwe<br />
benadering. Van oudsher namen handhavers namelijk vooral hun eigen handhavingsactiviteiten<br />
als vertrekpunt (taakgericht werken); de nu te volgen brede scope (probleemgericht werken) was<br />
voorheen met name het domein van beleidsmakers.<br />
De hiervoor aangeduide interventiestrategie kent doelen en effecten, alsmede een aanpak die is<br />
uitgewerkt op drie niveaus:<br />
• Strategisch —> wàt moeten we doen of wat moet er gebeuren voor het bereiken<br />
van de doelen en effecten<br />
• Tactisch —> hoe kunnen we dat het beste doen<br />
• Operationeel —> wie moet dan welke activiteit(en) wanneer uitvoeren met welk resultaat<br />
Het LOM adviseert sterk het achtereenvolgens doorlopen van de aangegeven stappen, omdat een<br />
dergelijk traject leidt tot een zeer weloverwogen en probleemgerichte interventiestrategie met<br />
een daaraan gekoppeld adequaat operationeel actieprogramma waarmee het daadwerkelijke<br />
probleem kan worden aangepakt. Met het consequent volgen van de aangegeven stappen wil het<br />
LOM de natuurlijke neiging onderdrukken om snel over het probleem heen te stappen (‘want dat<br />
kennen we immers wel’) en alras over te gaan tot het benoemen van activiteiten (‘want dan doen<br />
we ten minste iets concreets’). Dit draagt namelijk het risico in zich te komen tot ‘de verkeerde<br />
acties voor de verkeerde problemen’.<br />
3.1.1 Doelen en effecten<br />
Het definiëren van de te bereiken doelen en effecten betreft in feite het schetsen van het gewenste<br />
toekomstperspectief door het beantwoorden van de vraag: wanneer is dit probleem geen<br />
probleem meer Veel problemen zullen niet definitief kunnen worden uitgebannen; het gaat er<br />
vooral om te benoemen wanneer je als overheid tevreden bent ofwel bij welke probleemreductie<br />
je als overheidt vindt, dat het probleem in voldoende mate onder controle is.<br />
30<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Doelen en effecten worden bij voorkeur SMART gedefinieerd. Dat wil zeggen: specifiek, meetbaar,<br />
acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Ervaringen in LOM-verband leren dat het niet altijd<br />
eenvoudig is om snel tot doelen en effecten te komen die SMART zijn. Dit vergt bezinning en<br />
discussie waarvoor de tijd moet worden genomen. Naarmate de resultaten van het ketenonderzoek<br />
overigens scherper zijn, is het SMART benoemen van doelen en effecten gemakkelijker. Dit<br />
betekent dat indien het moeilijk is om voor de oplossing van een bepaald probleem te komen tot<br />
SMART doelen en effecten, bepaalde onderdelen van het ketenonderzoek nader zouden kunnen<br />
moeten worden geduid.<br />
Voorbeeld doelen en effecten<br />
De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat een<br />
duidelijk toekomstperspectief. Enkele van de te bereiken effecten daaruit zijn de volgende:<br />
• Aantal doden: jaarlijks gemiddeld < 1 (= afname met 75% t.o.v. de periode 1996 t/m<br />
2004).<br />
• Aantal ernstig gewonden: jaarlijks gemiddeld < 100 (= afname met minimaal 90% t.o.v. de<br />
periode 1996 t/m 2004).<br />
• Materiële schade: jaarlijks gemiddeld < € 1 miljoen (= afname met meer dan 50% t.o.v. de<br />
periode voor 2005)<br />
• Kosten van inbeslaggenomen verboden consumentenvuurwerk: jaarlijks < € 150.000<br />
(= afname met minimaal 90% t.o.v. de periode voor 2005).<br />
• Meer belastinginkomsten uit de reguliere vuurwerkhandel: jaarlijks plus € 2 miljoen.<br />
3.1.2 Strategie<br />
De strategie is het antwoord op de vraag wàt er moet worden gedaan of wàt er moet gebeuren om<br />
de doelen en effecten te bereiken en aldus het betreffende probleem in voldoende mate onder<br />
controle te krijgen.<br />
Voorbeelden strategie<br />
De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat een strategie<br />
bestaande uit vijf elementen:<br />
• Op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine strijkers.<br />
• De handel in verboden blijvende typen vuurwerk tegengaan.<br />
• Massaexplosief vuurwerk dat niet professioneel wordt gebruikt volledig uitbannen.<br />
• Adequate voorzieningen voor toezicht en opsporing realiseren.<br />
• Het meten van behaalde resultaten en het zonodig bijsturen van de strategie.<br />
De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat eveneens een aantal<br />
strategieën, waaronder:<br />
• Het verkleinen van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de<br />
bron het gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken.<br />
• Voorkomen dat BSA bij sloop of nieuwbouw verontreinigd raakt met asbest, slakkenwol,<br />
teerhoudend dakleer, PAK van schoorstenen, niet lege kitspuiten en verfblikken.<br />
De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat onder andere de volgende<br />
strategie:<br />
• Alle vetrecyclingbedrijven hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />
conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders.<br />
Interventiestrategie<br />
31
3.1.3 Tactiek<br />
De strategie geeft aan wàt er moet worden gedaan of wàt er moet gebeuren. Vervolgens is het<br />
zaak de strategie te voorzien van tactieken. Dat wil zeggen te bedenken hoe – met behulp van<br />
welke instrumenten of maatregelen – het beste gedaan kan worden wat er moet worden gedaan.<br />
Qua instrumenten en maatregelen wordt een brede scope gehanteerd: het kan gaan om maatregelen<br />
en instrumenten op juridisch vlak (bijvoorbeeld aanpassing wet- en regelgeving en<br />
(keten)handhaving), op financieel vlak (bijvoorbeeld statiegeldsystemen, subsidies en heffingen)<br />
en/of sociaal vlak (bijvoorbeeld communicatie, een convenant en/of afspraken over zelfregulering).<br />
Ervaringen in LOM-verband leren dat het bedenken van tactieken een zeer belangrijke stap is en<br />
dat niet te snel moet worden besloten om te kiezen voor een bepaalde maatregel of een bepaald<br />
instrument. Op basis van onder andere gewoonte (‘in dit soort gevallen hanteren we altijd instrument<br />
x’) kan dit wel de natuurlijke neiging zijn. Overigens geldt dit ook voor het kiezen van een<br />
strategie, al leren de ervaringen in LOM-verband dat als uit het ketenonderzoek duidelijk blijkt<br />
wat en/of wie het probleem in stand houden (sleutelmomenten en/of sleutelpartijen in de keten),<br />
zich daaruit op haast natuurlijke wijze een strategie aandient.<br />
Goede besluiten worden in stappen genomen. Drie stappen kunnen worden onderscheiden:<br />
beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming. De kerninhoud van deze stappen is als<br />
volgt:<br />
• Beeldvorming: welke oplossingen (maatregelen en instrumenten) zijn in beginsel denkbaar<br />
Projectgroepleden kunnen elk voor zich verschillende oplossingen bedenken en uitschrijven.<br />
• Oordeelsvorming: hoe kunnen de oplossingen (maatregelen en instrumenten) ten opzichte<br />
van elkaar worden beoordeeld Wat zijn de voor- en nadelen In deze stap worden de verschillende<br />
oplossingen bediscussieerd en ten opzichte van elkaar gewikt en gewogen. Een workshop<br />
van de projectgroep kan hierbij als middel worden benut.<br />
• Besluitvorming: uiteindelijk wordt er op basis van de discussie over de voor- en nadelen van<br />
de verschillende oplossingen een oplossing gekozen.<br />
Voorbeelden tactiek<br />
De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat de strategie<br />
‘op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine<br />
strijkers’. De hierbij gekozen tactiek is het harmoniseren van toegestane soorten consumentenvuurwerk<br />
met de ons omringende landen die met bedoelde producten soepeler<br />
omgaan.<br />
De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat de strategie ‘het verkleinen<br />
van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de bron het<br />
gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken’. De hierbij gekozen tactieken<br />
zijn: scheiding bij sloop of nieuwbouw via de vergunning afdwingen en scheiding stimuleren<br />
door een aantal drempels daarvoor te verlagen.<br />
De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat de strategie ‘alle vetrecyclingbedrijven<br />
hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />
conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders’. De hierbij gekozen tactiek is<br />
toezicht en handhaving op grond van de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders<br />
met specifieke aandacht voor sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures.<br />
32<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
3.1.4 Operationeel<br />
Als de tactieken – instrumenten en maatregelen – gekozen zijn, wordt per tactiek uitgewerkt<br />
welke actor wanneer welke operationele actie dient uit te voeren. Alle acties vormen tezamen<br />
het operationele actieprogramma voor het betreffende probleem. Een actie kan zijn het in een<br />
bepaalde periode door een x-aantal met name genoemde organisaties (waarbij er één wordt aangewezen<br />
als trekker) opstellen, uitvoeren en evalueren van een uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
(zie hoofdstuk 4). Andere mogelijke acties, gebaseerd op de eerder gegeven voorbeelden bij<br />
strategie en tactiek, staan in het kader hieronder.<br />
Voorbeelden operationele acties<br />
De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat de strategie<br />
‘op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine<br />
strijkers’ en de hierbij gekozen tactiek is het harmoniseren van toegestane soorten consumentenvuurwerk<br />
met de ons omringende landen. Bij deze strategie en tactiek zijn vier operationele<br />
acties benoemd:<br />
1 VROM doet in 2005 nader onderzoek naar de vraag of en zo ja met welke wettelijke eisen<br />
het uit het oogpunt van consumentenveiligheid verantwoord is om Chinese rollen en<br />
kleine strijkers toe te staan als consumentenvuurwerk.<br />
2 VROM overlegt en maakt afspraken in de eerste helft van 2006 met de Belgische en Duitse<br />
autoriteiten ter zake van de nagestreefde harmonisatie.<br />
3 BLOM-gezant en implementatiemanager overleggen en maken afspraken in de eerste<br />
helft van 2006 met de vuurwerkbranche over het ontwikkelen en op de markt brengen<br />
van kwalitatief goede Chinese rollen en kleine strijkers.<br />
4 VROM past voor eind 2006 de Regeling nadere eisen vuurwerk en het Vuurwerkbesluit<br />
aan.<br />
De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat de strategie ‘het verkleinen<br />
van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de bron het<br />
gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken’. Een hierbij gekozen tactieken<br />
is scheiding bij sloop of nieuwbouw via de vergunning afdwingen. De bij deze tactiek<br />
benoemde operationele actie is het door de VNG voor eind 2006 opzetten, uitvoeren en evalueren<br />
van een pilotproject ‘vergunningen’ waarin met het via de vergunning afdwingen<br />
van scheiding wordt geëxperimenteerd.<br />
De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat de strategie ‘alle vetrecyclingbedrijven<br />
hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />
conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders’. De hierbij gekozen tactiek is<br />
toezicht en handhaving op grond van de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders<br />
met specifieke aandacht voor sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures.<br />
De bij deze tactiek benoemde operationele acties zijn de volgende:<br />
1 Het door de VROM-inspectie medio 2005 inventariseren van bedrijven die actief zijn in de<br />
vetrecyclingsketen.<br />
2 Het door de provincies i.s.m. de VROM-inspectie in de tweede helft van 2005 vooronderzoeken<br />
van bedrijven die actief zijn in de vetrecyclingsketen aan de hand van databestanden<br />
en/of vergunningen van VWA, AID, VROM-inspectie, Douane, Belastingdienst,<br />
provincies en politie.<br />
3 Het vanaf eind 2005 door de VROM-inspectie (trekker), de VWA, de AID, het OM, de provinicies<br />
en de politie voorbereiden, plannen en uitvoeren van gezamenlijke controles<br />
(administratief + monstername en -analyse) bij bedrijven in de vetrecyclingsketen.<br />
Interventiestrategie<br />
33
3.2 Proces<br />
3.2.1 Organisatie<br />
Het LOM adviseert dat de interventiestrategie wordt opgesteld door een projectgroep van de<br />
meest bij het probleem betrokken (handhavings)organisaties onder leiding van een projectleider.<br />
Voor het succesvol kunnen implementeren van een interventiestrategie is draagvlak voor deze<br />
strategie namelijk van essentieel belang en het opbouwen van draagvlak is het best gewaarborgd<br />
indien de meest bij het probleem betrokken actoren de interventiestrategie gezamenlijk opstellen.<br />
Daarnaast is de scherpte van de interventiestrategie en de mate waarin deze strategie ook<br />
echt kan bijdragen aan het oplossen van de in het geding zijnde problematiek afhankelijk van<br />
de inbreng van praktijkervaring. Dat is de meerwaarde van het door handhavers maken van een<br />
interventiestrategie met een brede scope; dat deze is gebaseerd op praktijkervaring.<br />
Bedoelde projectgroep en projectleider kunnen dezelfde projectgroep en projectleider zijn als<br />
voor het ketenonderzoek (zie paragraaf 2.2.1). Bij de vier LOM-prioriteiten uit het Landelijk<br />
Handhavingsprogramma 2005 was dit het geval: de projectgroepen en projectleiders van het<br />
ketenonderzoek hebben ook zorg gedragen voor de totstandbrenging van de interventiestrategie.<br />
Daar waar het ketenonderzoek was uitgevoerd door een extern bureau onder (bege)leiding van<br />
de projectleider en de projectgroep (bij de LOM-prioriteit dierlijke vetten was dit het geval), is het<br />
opstellen van de interventiestrategie – gezien de eerste alinea van deze paragraaf – wel gedaan<br />
door de projectleider en de projectgroep zelf.<br />
Voor het maken van de interventiestrategie is het vormen van een taskforce een organisatiemogelijkheid.<br />
Bij de LOM-prioriteit dierlijke vetten zijn daarmee goede ervaringen opgedaan. De<br />
taskforce bestond uit enkele leden van de projectgroep, aangevuld met een aantal deskundigen<br />
van de betrokken handhavingsorganisaties met specifieke praktijkkennis die gezien de uitkomsten<br />
van het ketenonderzoek noodzakelijk werd geacht. De taksforce werd in project- en procesmatig<br />
opzicht ondersteund door een organisatieadviesbureau. De (tussen)producten van de<br />
taskforce – waaronder de uiteindelijke interventiestrategie – werden besproken en gefiatteerd<br />
door de gehele projectgroep.<br />
3.2.2 Tijd 3.2.3 Geld<br />
Zie paragraaf 2.2.2. Zie paragraaf 2.2.3.<br />
3.2.4 Informatie 3.2.5 Kwaliteit<br />
Zie paragraaf 2.2.4. Zie paragraaf 2.2.5.<br />
Do’s & dont’s interventiestrategie<br />
• Beperk je niet qua scope. Denk creatief en werk van breed naar smal (trechteren)<br />
in strategieën en tactieken. Ontwikkel eerst oplossingen die denkbaar zijn<br />
en bepaal vervolgens wat werkbaar is en waarvan je het meeste verwacht.<br />
• Zorg, meer nog dan in het ketenonderzoek, voor inbreng van praktijkkennis en<br />
-ervaring. De interventiestrategie moet uitvoerbaar zijn!<br />
• Borg de implementatie door in de interventiestrategie expliciet te beschrijven hoe<br />
de implementatie wordt georganiseerd (zie verder hoofdstuk 5).<br />
34<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
4 Uitvoerings- en<br />
monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>
Als <strong>ketenhandhaving</strong> een onderdeel is van de interventiestrategie en het operationele actieprogramma<br />
dat daarvan deel uitmaakt, wordt in deze fase een uitvoerings- en monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> gemaakt door de uitvoerende partijen die in de interventiestrategie met deze<br />
actie zijn belast. In feite betreft dit het voorbereiden van de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>,<br />
zoals genoemd in paragraaf 3.3 (implementatie interventiestrategie), voor wat betreft het specifieke<br />
onderdeel <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />
Het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> bevat in zijn meest uitgebreide vorm informatie voor<br />
bestuurders, managers en uitvoerders (toezichthouders/handhavers). Welke informatie het uitvoeringsplan<br />
voor deze doelgroepen in beginsel dient te bevatten komt hierna in afzonderlijke<br />
paragrafen aan de orde.<br />
Uiteraard kunnen er afhankelijk van de situatie keuzen worden gemaakt en zal niet ieder uitvoeringsplan<br />
altijd alle elementen (dienen te) omvatten. Indien de betreffende <strong>ketenhandhaving</strong><br />
bijvoorbeeld vooral een zaak is van de samenwerkende toezichts- en handhavingsorganisaties<br />
op landelijk niveau (bijvoorbeeld VROM-Inspectie, AID, VWA, Douane, IVW, Arbeidsinspectie, et<br />
cetera), zal de informatie voor bestuurders in veel gevallen achterwege kunnen blijven, aangezien<br />
het bestuurlijk commitment aan de interventiestrategie besloten ligt in het BLOM vaststellingsbesluit<br />
ter zake. De paragraaf ‘informatie voor bestuurders’ is met name van belang voor<br />
uitvoeringsplannen waarin van de zelfstandige decentrale overheden – de individuele provincies<br />
en gemeenten – in uitvoerende zin een belangrijke bijdrage wordt gevraagd, wetende dat commitment<br />
van IPO en VNG (LOM-partners) aan een LOM-interventiestrategie niet automatisch<br />
betekent dat ook alle afzonderlijke provincies en gemeenten zich daaraan committeren en zonder<br />
meer participeren in de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />
4.1 Informatie voor bestuurders<br />
4.1.1 Onderdeel A:<br />
Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />
Neem in dit onderdeel een beknopte beschrijving op van:<br />
1. het milieu- en/of volksgezondheidsprobleem en het daaraan gerelateerde handhavingsvraagstuk.<br />
2. het instantieoverstijgende karakter van het probleem; laat bestuurders zien dat zij risico’s<br />
lopen door problemen die de eigen instantie niet alleen kan oplossen en maak ze bewust van<br />
de rol die zij hierin ten goede kunnen hebben (aandacht, tijd, geld).<br />
3. het belang van <strong>ketenhandhaving</strong> voor het oplossen van dit probleem/vraagstuk.<br />
4. wie daarbij bij voorkeur welke rol speelt.<br />
5. wat (globaal) de kosten en baten zijn van participatie in de uitvoering.<br />
Ad. 1, 2 en 3<br />
De beschrijving van de punten 1, 2 en 3 (probleem en belang van <strong>ketenhandhaving</strong>) wordt ontleend<br />
aan de vorige twee fasen waarin er ketenonderzoek is verricht en een interventiestrategie<br />
(inclusief <strong>ketenhandhaving</strong>) is opgesteld. Van belang zijn in ieder geval wat de milieu- en/of<br />
volksgezondheidsrisico’s zijn van het niet naleven van de op de keten van toepassing zijnde weten<br />
regelgeving, welk ‘niet naleven’ met <strong>ketenhandhaving</strong> zal worden aangepakt. Ketenproblemen<br />
hebben de eigenschap dat de bron (de overtreding) en de schadelijke effecten in de tijd en geografisch<br />
ver uit elkaar kunnen liggen. Hierdoor bestaat het risico van een “ver van mijn bed<br />
gevoel” en een mogelijke neiging tot het verschuiven van het probleem in plaats van het werken<br />
aan een oplossing. Biedt daarom een bestuurlijk perspectief dat ruimte biedt voor een verantwoordelijkheid<br />
die niet alleen strikt aan het eigen domein is gekoppeld. Besef steeds dat de<br />
beschrijving is bedoeld voor bestuurders: hou het kort en bondig.<br />
36<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Ad. 4<br />
Het gaat hier niet om een uitvoerige beschrijving van de (mogelijke) uitvoeringsorganisatie. Dat<br />
is primair een zorg van de managers (zie paragraaf 4.2). Het gaat hier om het noemen van de<br />
(mede)betrokkenen en het aanduiden van de rol die eenieder in het uitvoerings- en monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> vervult. De rollen en taken kunnen worden aangeduid in termen van bijvoorbeeld:<br />
coördinator/regisseur, uitvoerder bedrijfsbezoeken (bij de verschillende schakels van<br />
de keten), informatieleverancier, et cetera. Aanbevolen wordt om hier ook naar (eventuele) bijlagen<br />
te verwijzen voor een nadere omschrijving van de betreffende keten, de betrokken partners<br />
en de verschillende juridische kaders.<br />
Ad. 5<br />
Om een besluit te kunnen nemen om al dan niet op een bepaalde manier betrokken te zijn bij de<br />
uitvoering van het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>, zullen bestuurders op een<br />
zeker niveau inzicht moeten hebben in de kosten en baten van betrokkenheid.<br />
Wat betreft de baten gaat het om de voordelen van het oppakken van de onder ad. 3 aangeduide<br />
rol(len). De voordelen kunnen op verschillende niveaus liggen. Een onderscheid kan gemaakt<br />
worden in:<br />
• Voordelen op microniveau (voordelen voor de eigen organisatie; bijvoorbeeld het in de greep<br />
krijgen van het gemeentelijke asbestrisico, mede van belang uit volksgezondheidsoogpunt).<br />
• Voordelen op mesoniveau (regionale voordelen; bijvoorbeeld het mede kunnen bereiken van<br />
bepaalde provinciale of bovengemeentelijke beleidsdoelen).<br />
• Voordelen op macroniveau (landelijke voordelen; bijvoorbeeld de overheid die een eenduidig<br />
gezicht laat zien en als eenheid naar de maatschappij opereert).<br />
Het wervende karakter van het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> is groter, naarmate<br />
de voordelen op microniveau overtuigender zijn.<br />
De kosten van betrokkenheid betreffen enerzijds geld en anderzijds capaciteit. Aangezien deze<br />
kosten samenhangen met de organisatie van de uit te voeren activiteiten, kan de op deze plaats<br />
voor bestuurders op te nemen informatie worden gebaseerd op de informatie voor managers (zie<br />
paragraaf 4.2).<br />
4.1.2 Onderdeel B:<br />
De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />
Geef in dit onderdeel een overzicht van de kernpunten van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> (wie gaat wat wanneer en waarom doen). Hierbij kan de uitvoerige beschrijving<br />
voor managers (zie paragraaf 4.2) dienen als basis. Voor bestuurders zou voor dit onderdeel<br />
onder meer kunnen worden gedacht aan de volgende aandachtspunten:<br />
• Waarom zijn de aangegeven controles noodzakelijk<br />
• Welke overtredingen kunnen zich globaal voordoen<br />
• Hoe zal op deze overtredingen worden gereageerd, mede in het licht van de landelijke handhavingstrategie<br />
en wie is verantwoordelijk om op te treden<br />
• Hoe zal worden omgegaan met geconstateerde overtredingen waarvoor een ander bevoegd<br />
gezag is (noodzaak voor informatie-uitwisseling).<br />
4.1.3 Onderdeel C:<br />
Het doel en de te bereiken effecten<br />
Geef in dit onderdeel aan wat het (achterliggende) doel is van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>, alsmede wat de te bereiken effecten zijn. Hierbij kan als het goed is worden<br />
teruggevallen op de interventiestrategie waarin <strong>ketenhandhaving</strong> om bepaalde redenen en<br />
ten behoeve van een bepaald doel als instrument/maatregel is opgenomen. Onderdeel C kan<br />
worden afgeleid van de uitvoeriger informatie voor managers over doel en effecten (zie paragraaf<br />
4.2).<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
37
4.1.4 Onderdeel D:<br />
De vereiste informatie-uitwisseling<br />
Beschrijf in dit onderdeel kort en bondig de noodzaak dat er informatie wordt uitgewisseld en<br />
(globaal) welke informatie dat dan is. De vereiste informatie-uitwisseling is afhankelijk van of<br />
vloeit voort uit de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak. Onderdeel D kan worden afgeleid van<br />
de uitvoeriger informatie voor managers over de vereiste informatie-uitwisseling (zie paragraaf<br />
4.2).<br />
4.2 Informatie voor managers<br />
4.2.1 Onderdeel A:<br />
Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />
De tekst van deze paragraaf kan in beginsel gelijk zijn aan de tekst van onderdeel A voor bestuurders.<br />
Ook kan hiernaar een verwijzing worden gemaakt en naar eventuele bijlagen daarbij.<br />
4.2.2 Onderdeel B:<br />
De ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />
Beschrijf in deze paragraaf uitvoerig de <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak ofwel het precieze plan om<br />
als (samenwerkende) toezichthoudende en handhavende instanties aan te grijpen op de uit het<br />
ketenonderzoek gebleken risico(-overdrachts)momenten in de keten.<br />
In het plan moet ten eerste duidelijk zijn verwoord wie welke activiteit wanneer verricht en wat<br />
daarvan het concrete resultaat is (product of output, bijvoorbeeld een bedrijfsbezoekverslag of<br />
een proces-verbaal).<br />
Uit het plan dient ook duidelijk te blijken welke overtredingen specifiek de aandacht hebben en<br />
welke vervolgstappen er bij het constateren van deze overtredingen worden ondernomen (waarschuwing,<br />
bestuurlijk dan wel strafrechtelijk optreden). In het plan dient hierbij te worden aangesloten<br />
bij de landelijke handhavingstrategie. De <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak is de kern van het<br />
uitvoerings- en monitoringsplan en verdient relatief veel aandacht.<br />
Hoe de <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak er precies uitziet verschilt per onderwerp, afhankelijk van<br />
onder meer zaken als: de in de keten gevonden sleutelmomenten en -partijen, de karakteristieken<br />
van de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de handhavinginstantie(s) die<br />
ten aanzien van de betreffende sleutelmomenten en -partijen het voortouw heeft (hebben). Wat<br />
de verschillende <strong>ketenhandhaving</strong>saanpakken als het goed is uiteindelijk gemeenschappelijk<br />
hebben, is dat zij zijn geënt op de landelijke handhavingstrategie milieuhandhaving. In de praktijk<br />
zal het door de handhavingsinstantie vastgestelde sanctiebeleid echter de maat zijn.<br />
4.2.3 Onderdeel C:<br />
Het doel en de te bereiken effecten SMART geformuleerd<br />
Dit onderdeel betreft ten eerste het (achterliggende) doel van uitvoeringsplan. De tekst kan waarschijnlijk<br />
gelijk zijn aan of gemakkelijk worden afgeleid van de tekst van onderdeel C van paragraaf<br />
4.1.<br />
Dit onderdeel betreft ten tweede de effecten die met de uitvoering van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />
worden beoogd om het geformuleerde doel te halen. De beoogde effecten worden bij<br />
voorkeur SMART benoemd, dat wil zeggen:<br />
• Specifiek: niet voor meerdere uitleg vatbaar.<br />
• Meetbaar: gekwantificeerd.<br />
38<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
• Acceptabel: vooral voor degenen die het gewenste effect moeten (helpen) bewerkstelligen.<br />
• Realistisch: in de zin van haalbaar; evident onhaalbare doelen motiveren niet.<br />
• Tijdgebonden: het gewenste effect moet in een bepaalde tijd worden bereikt.<br />
Een SMART geformuleerd te bereiken effect is bijvoorbeeld (mits acceptabel en beoordeeld als<br />
realistisch): ‘75% van de bedrijven, die in het handelsregister staan ingeschreven met als hoofdactiviteit<br />
het slopen van bouwwerken, schat in 2006 de pakkans voor het overtreden van regel ‘x’<br />
voor de verwijdering van asbest in als ‘groot’ bij een keuze uit de volgende antwoordmogelijkheden<br />
‘zeer klein’, ‘klein’, ‘gemiddeld’, ‘groot’, ‘zeer groot’.<br />
De ervaring leert dat het SMART formuleren van zinvolle/adequate te bereiken effecten veel discussie<br />
en daarmee tijd kan kosten.<br />
Uiteraard is het formuleren van de te bereiken effecten gekoppeld aan het ontwikkelen van de<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>saanpak zoals genoemd bij onderdeel B. Je schrijft op wat je met de handhavingsaanpak<br />
aan effecten wilt of denkt te kunnen bewerkstelligen of, populair gezegd, waar je<br />
voor gaat.<br />
In managementtermen gaat het om het leggen van een link tussen de output (producten, tastbare<br />
resultaten) van het uitvoeringsplan (bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken, processen verbaal, en<br />
dergelijke) en hetgeen deze output aan effecten in het veld moet sorteren c.q. naar verwachting<br />
zal sorteren teneinde het (achterliggende) handhavingsdoel te bereiken. De samenhang tussen<br />
output, effecten en doel is, tezamen met een aantal daaraan gerelateerde onderwerpen, aangegeven<br />
in figuur 4.1.<br />
Input <strong>ketenhandhaving</strong><br />
(uitvoeringsplan, geld, capaciteit,<br />
instrumenten e.d.)<br />
Throughput handhaving<br />
(uitvoering geplande<br />
activiteiten)<br />
Efficiency van<br />
de handhaving<br />
Output handhaving<br />
(aantal controles,<br />
aantal PV’s e.d.)<br />
Effectiviteit van<br />
de handhaving<br />
Outcome handhaving<br />
(effecten in het veld,<br />
veroorzaakt door de output)<br />
Handhavingsdoel bereikt<br />
(bijv. naleving milieuweten<br />
regelgeving)<br />
Figuur 4.1: De relatie tussen handhavingsdoel, handhavingseffecten en wat aan die effecten vooraf gaat<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
39
4.2.4 Onderdeel D:<br />
Organisatievormen<br />
Indien de geplande <strong>ketenhandhaving</strong> een decentraal karakter heeft – dat wil zeggen dat een<br />
belangrijke rol is weggelegd voor provincies en gemeenten – wordt in dit onderdeel aangegeven<br />
hoe decentrale handhavingsinstanties hun bijdrage aan de uitvoering van het uitvoeringsplan<br />
kunnen organiseren. In beginsel zijn er vier verschillende vormen waaruit decentrale overheden<br />
kunnen kiezen. Deze vier vormen zijn hierna kort aangeduid.<br />
Het kan zo zijn dat, gegeven de bij onderdeel B aangegeven aanpak, een bepaalde (combinatie<br />
van) organisatievorm(en) sterk de voorkeur geniet. Als dat zo is, dan wordt deze voorkeur organisatievorm<br />
in dit onderdeel op onderbouwde wijze uitgewerkt. Kijkend naar voorgaande figuur,<br />
wordt in dit onderdeel uitgewerkt hoe de uitvoering van de geplande activiteiten (de throughput)<br />
wordt georganiseerd. De hiervoor genoemde keuze van een handhavingsinstantie voor een<br />
uitvoeringsvorm zal in ieder geval worden ingegeven door de beschikbare input (geld, capaciteit,<br />
instrumenten). Dit betekent dat, indien in het uitvoeringsplan een voorkeur organisatievorm<br />
wordt uitgewerkt, de daarvoor benodigde en beschikbare input nadrukkelijk in beschouwing<br />
moeten worden genomen.<br />
1. Piepsysteem<br />
Dit is de minst vergaande organisatievorm, als al van een organisatievorm mag worden gesproken.<br />
Het piepsysteem betekent dat een handhavingsinstantie niet pro-actief meedoet met het<br />
uitvoeren van het uitvoeringsplan, maar ad-hoc handhavingsactiviteiten verricht op basis van<br />
concrete signalen dat er ergens iets mis is. Het piepsysteem is een onderdeel van de professionalisering<br />
van de handhaving (ketenbeheer).<br />
2. Reguliere werkzaamheden<br />
Deze vorm houdt in dat er een koppeling wordt gelegd tussen de reguliere werkzaamheden van<br />
de handhavingsinstantie en het uitvoerings- en monitoringsplan. Concreet voorbeeld: bij geplande<br />
reguliere bezoeken aan bedrijven/schakels van de keten wordt het uitvoeringsplan in de voorbereiding<br />
van het bezoek gebruikt om scherp te maken waarop (aanvullend, ingegeven door het<br />
betreffende uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>) zal worden gelet. Ook kan het zo<br />
zijn dat bijvoorbeeld een in het kader van het uitvoerings- en monitoringsplan opgestelde checklist<br />
bij de reguliere bezoeken wordt gebruikt.<br />
3. Reguliere werkzaamheden plus<br />
Op regionale schaal kunnen de reguliere werkzaamheden van de verschillende handhavingspartners,<br />
met het oog op het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>, worden afgestemd<br />
en gecoördineerd met behulp van bijvoorbeeld de zogenoemde estafette-werkwijze (zie<br />
tekstkader). De estafette-werkwijze is in feite een project.<br />
Estafette–werkwijze<br />
Bij de estafette–werkwijze worden de reguliere plannen van de verschillende regionale handhavingspartners<br />
gescreend op bedrijven die tot een bepaalde keten behoren, bijvoorbeeld door het handhavingsknooppunt.<br />
Vervolgens gaan de handhavingspartners tegelijk binnen een bepaalde periode op<br />
afgestemde en gecoördineerde wijze de betreffende bedrijven bezoeklen (hetgeen ze toch al zouden<br />
doen, want de bezoeken stonden in hun reguliere plannen; het zijn dus geen extra activiteiten, hooguit<br />
moet een bedrijf in de jaarplanning wat naar voren worden gehaald of naar achteren worden<br />
verschoven).<br />
Uit de uitvoeringspraktijk is vernomen dat het goed werkt om de gecoördineerde actie te beginnen<br />
met een korte startbijeenkomst en de actie ook op herkenbare wijze af te sluiten (presentatie resultaten,<br />
etc.). Ervaringen leren dat alle partners enthousiast zijn over deze manier van werken. Men leert<br />
elkaar vooraf kennen, stemt activiteiten af en men zoekt elkaar na afloop ook nog wel eens op.<br />
40<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
4. Nieuwe (specifieke) vorm van organiseren / landelijk handhavingsverband<br />
Voor het uitvoeren van het uitvoerings- en monitoringsplan kan ook worden gedacht aan nieuwe<br />
(specifieke) vormen van organiseren, toegespitst op de betreffende problematiek. Binnen<br />
een handhavingsinstantie kan (kunnen) bijvoorbeeld één (enkele) medewerker(s) worden vrijgemaakt<br />
voor het vormgeven en uitvoeren van het betreffende uitvoeringsplan ten aanzien van alle<br />
bedrijven/schakels van de keten die onder de bevoegdheid van de betreffende instantie vallen.<br />
Een nieuwe vorm van organiseren die is geïnitieerd bij de uitwerking van de LOM prioriteiten<br />
‘verboden consumentenvuurwerk’ en ‘dierlijke vetten’ is de vorming van een zogenoemd landelijk<br />
handhavingsverband. Het betreft hier uitvoeringsplannen voor <strong>ketenhandhaving</strong> waarin<br />
met name een rol is weggelegd voor landelijke (rijks)instanties en waarin de decentrale overheden<br />
geen directe uitvoerende rol hebben. Een landelijk handhavingsverband is een structureel<br />
samenwerkingsverband tussen de bij een keten betrokken (landelijke rijks-) toezichts- en handhavinginstanties<br />
dat ook een specifieke aansturingslijn kent vanuit het LOM.<br />
4.2.5 Onderdeel E:<br />
De vereiste informatie-uitwisseling en de organisatie daarvan<br />
In dit onderdeel wordt de noodzaak van informatie-uitwisseling onderbouwd en wordt concreet<br />
aangegeven welke informatie-uitwisseling handhavingsinstanties in het kader van het betreffende<br />
uitvoerings- en monitoringsplan geacht worden te verzorgen. Gedacht moet in ieder geval<br />
worden aan de volgende drie soorten informatie-uitwisseling die bij <strong>ketenhandhaving</strong> aan de<br />
orde kunnen zijn:<br />
1. Informatie-uitwisseling binnen de eigen organisatie tussen de verschillende betrokken organisatieonderdelen.<br />
2. Informatie-uitwisseling tussen verschillende handhavingspartners, bijvoorbeeld tussen<br />
gemeente en provincie. De uit te wisselen informatie is inhoudelijk van aard en betreft bijvoorbeeld<br />
het resultaat van een bedrijfsbezoek. Het gaat dus om informatie die door de ene handhavingsinstantie<br />
is vergaard (administratief, via bedrijfsbezoeken, et cetera), welke informatie<br />
van belang is voor andere handhavingsinstanties verderop of terug in de keten.<br />
3. Informatie-uitwisseling tussen handhavingspartners en degene die de uitvoering van het<br />
uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> (centraal) coördineert en monitort. Deze<br />
informatie betreft inhoudelijke informatie en procesmatige informatie. De inhoudelijke<br />
informatie betreft, net als in het voorbeeld bij 2, bijvoorbeeld ook de resultaten van bedrijfsbezoeken,<br />
maar dan op geaggregeerd niveau. De procesmatige informatie betreft informatie<br />
over de onder 2 genoemde informatie-uitwisseling tussen handhavinginstanties. Voor het op<br />
landelijk niveau kunnen volgen van de werking en de resultaten van het uitvoeringsplan is<br />
het van belang om te weten dat handhavingsinstanties bepaalde informatie uitwisselen, hoe<br />
vaak dit gebeurt (incidenteel, structureel) et cetera.<br />
Uiteraard dient daar waar dit van toepassing is te worden aanbevolen dat instanties aansluiten<br />
op reeds bestaande regionale afspraken. Bekend is dat er in diverse regio’s – in het kader van de<br />
professionalisering van de handhaving – reeds afspraken zijn gemaakt om elkaar in bepaalde<br />
gevallen, tegen de achtergrond van <strong>ketenhandhaving</strong>, te verzoeken bepaalde handhavingsactiviteiten<br />
te verrichten en/of elkaar te informeren over resultaten van handhavingsactiviteiten.<br />
Over het organiseren van de informatie-uitwisseling het volgende. Voor wat betreft de informatie-uitwisseling<br />
tussen handhavingsinstanties in het kader van <strong>ketenhandhaving</strong> is het vooralsnog<br />
niet te verwachten dat handhavingsinstanties hiervoor speciale communicatiestructuren op<br />
gaan zetten. Dit betekent dat wordt geadviseerd om in dit onderdeel aan te geven dat instanties<br />
waar mogelijk gebruik moeten maken van bestaande structuren. Van sommige regio’s is<br />
zoals aangegeven bekend, dat informatie-uitwisseling op een bepaalde manier is georganiseerd.<br />
Aan bestaande structuren kan een nieuwe loot <strong>ketenhandhaving</strong> worden toegevoegd. Waar zo’n<br />
structuur ontbreekt is de boodschap dat instanties de, in het kader van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />
vereiste, informatie-uitwisseling apart moeten regelen en afspreken. Bedacht moet<br />
worden dat dit gemakkelijker te realiseren is, indien de uitvoering van de interventiestrategie<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
41
op regionale schaal wordt georganiseerd (onderdeel D, onder punt 3). Dan maken afspraken over<br />
informatie-uitwisseling gewoon deel uit van de gezamenlijke aanpak die wordt afgesproken.<br />
Dit zal meer inspanning vergen indien de handhavingsinstanties hun reguliere werkzaamheden<br />
als basis nemen (onderdeel D, onder punt 2). Bedacht moet echter worden dat informatieuitwisseling<br />
op zich niet moeilijk is – partijen kunnen bijvoorbeeld makkelijk afspreken dat zij<br />
elkaar periodiek bepaalde controleresultaten toesturen – het is vooral een kwestie van informatie<br />
willen delen.<br />
Hoe de informatie-uitwisseling tussen de handhavingsinstanties en het centrale niveau verloopt<br />
en welke informatie dit betreft zal in dit onderdeel expliciet moeten worden aangegeven. Voor<br />
wat betreft het organiseren van deze informatie-uitwisseling wordt benadrukt dat het zo eenvoudig<br />
mogelijk moet worden gemaakt om de vereiste informatie-uitwisseling te verzorgen. Over<br />
de informatie die van het decentrale naar het centrale niveau moet worden gebracht dient goed<br />
te worden nagedacht. Waar het om gaat is dat die informatie op het centrale niveau belandt, die<br />
nodig is om vast te stellen (a) of het uitvoeren van het uitvoeringsplan al dan niet succesvol is en<br />
(b) welke aanpassingen van het uitvoeringsplan er eventueel noodzakelijk zijn.<br />
4.3 Informatie voor toezichthouders en handhavers<br />
4.3.1 Onderdeel A:<br />
Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />
De tekst van dit onderdeel is een samenvatting van de tekst van deze onderdelen voor bestuurders<br />
of managers (plus eventueel daarbij behorende bijlagen).<br />
4.3.2 Onderdeel B:<br />
De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />
De tekst van dit onderdeel kan gelijk zijn aan of een samenvatting zijn van dit onderdeel voor<br />
bestuurders of managers. Waar het vooral om gaat is dat aan toezichthouders en handhavers<br />
moet worden duidelijk gemaakt, in welk groter verband c.q. in welke context zij hun werkzaamheden<br />
verrichten.<br />
4.3.3 Onderdeel C:<br />
Toezicht- en handhavingsinstructies<br />
In aansluiting op onderdeel B, waarin de kernpunten van de – in aansluiting op de landelijke<br />
handhavingstrategie – ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak zijn gepresenteerd, bevat dit<br />
onderdeel concrete toezicht- en handhavingsinstructies. Op grond van dit onderdeel moet het<br />
voor toezichthouders en handhavers met name duidelijk zijn:<br />
• Waarop zij tijdens het toezicht alert moeten zijn, ofwel welke overtredingen in het kader van<br />
het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> kunnen voorkomen en specifiek aandacht verdienen.<br />
• Hoe zij bedoelde overtredingen kunnen constateren en vaststellen.<br />
• Hoe zij bedoelde overtredingen in het kader van de bewijsvoering dienen vast te leggen (feiten<br />
en omstandigheden).<br />
• Hoe zij de terugkoppeling met het management dienen te verzorgen voor het bepalen van<br />
de te ondernemen vervolgstappen (sanctionerend, informerend naar collega’s, en dergelijke),<br />
waarbij onder andere opportuniteit en proportionaliteit een rol spelen.<br />
Voor een succesvolle uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> is het van belang dat toezichthouders en<br />
handhavers direct aan de slag kunnen met het onderwerp. Dit betekent dat in dit onderdeel bij<br />
voorkeur wordt verwezen naar direct toepasbare instrumenten (checklists, invulformulieren, et<br />
cetera) die zijn opgenomen in concrete bijlagen. Gereed zijnde en direct toepasbare instrumenten<br />
zijn zeer belangrijk om toezichthouders en handhavers bij het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
te betrekken; ze werken drempelverlagend en maken het gemakkelijk om mee te doen!<br />
42<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
4.3.4 Onderdeel D:<br />
Noodzaak van en instructies voor informatie-uitwisseling<br />
Toezichthouders en handhavers zullen overtuigd moeten zijn van de noodzaak van informatie-uitwisseling,<br />
anders komt daarvan in de praktijk niks terecht zo leren de ervaringen.<br />
Daarom dient in dit onderdeel de noodzaak van informatie-uitwisseling te worden onderbouwd.<br />
Onderdeel E van paragraaf 4.2 kan hierbij als basis dienen.<br />
Concrete instructies voor informatie-uitwisseling zijn afhankelijk van (a) de keuze die gemaakt<br />
wordt door de betreffende instantie op het vlak van de organisatievorm voor het participeren in<br />
de uitvoering van het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> (zie paragraaf 4.2, onderdeel D) en (b)<br />
de afspraken die gemaakt worden op het vlak van informatie-uitwisseling. In het algemeen kan<br />
daarover aan toezichthouders en handhavers weinig worden meegegeven.<br />
4.4 Praktijkvoorbeeld projectplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
In de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 is gewezen op het belang van het verstrekken van de juiste informatie<br />
aan bestuurders, managers en toezichthouders en handhavers. Diverse voor deze groepen<br />
noodzakelijke informatie is daarbij naar voren gebracht.<br />
Van de in paragraaf 4.2.4 genoemde organisatievormen blijkt in de praktijk vooral de organisatievorm<br />
‘reguliere werkzaamheden plus’ meerwaarde te hebben. Bij deze organisatievorm wordt<br />
<strong>ketenhandhaving</strong> als een project vormgegeven en uitgevoerd. Er wordt projectmatig gewerkt op<br />
basis van een door de betrokkenen opgesteld concreet projectplan. Bij de uitvoering van de LOMprioriteit<br />
‘dierlijke vetten’ is hiermee concreet en succesvol ervaring opgedaan. Gedurende circa<br />
een jaar werd er iedere maand een vetrecyclingsbedrijf in steeds een andere provincie centraal<br />
gesteld. Voor het controleren van ieder vetrecyclingsbedrijf (welke bedrijven in de betreffende<br />
keten een centrale positie innemen) en van zogenoemde ‘uitlopers’ vanaf het bedrijf vooruit<br />
en terug in de keten, werd onder leiding van een provinciale projectleider, gefaciliteerd door de<br />
LOM-implementatiemanager, een gezamenlijk projectplan opgesteld en uitgevoerd. In het vervolg<br />
van deze paragraaf is de inhoudsopgave daarvan opgenomen als succesvol gebleken praktijkvoorbeeld.<br />
De volgorde van onderwerpen wijkt wat af van de volgorde in de eerdere paragrafen<br />
van dit hoofdstuk en de informatie is niet expliciet gerubriceerd naar bestuurders, managers<br />
en toezichthouders en handhavers, maar de goede lezer zal zien dat wel alles aan bod komt.<br />
Hieruit blijkt maar weer eens dat dit rapport een handreiking is en niet een in beton gegoten<br />
blauwdruk die per se van a tot z gevolgd dient te worden voor succes.<br />
A. Achtergrond, doel en product<br />
Beschrijf het waarom van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproject, het doel en het product. Het waarom<br />
van het project is gekoppeld aan de interventiestrategie. Primair doel is in de regel het via controle<br />
en handhaving zicht en greep krijgen op de keten en de spelbepalende spelers. Secundaire<br />
doelen zijn bijvoorbeeld het opdoen van ervaring met en het bevorderen van structurele handhavingsamenwerking<br />
vanuit een ketenperspectief. Het opnemen van een concreet product bevordert<br />
focus.<br />
B. Organisatie en doorlooptijd<br />
Een aantal rollen moet worden vervuld om het <strong>ketenhandhaving</strong>sproject te laten slagen. Dit zijn<br />
de rol van opdrachtgever en (eventueel) gedelegeerd opdrachtgever, opdrachtnemer of projectleider,<br />
LOM / implementatiemanager, bij het project te betrekken instanties, een coördinatiegroep<br />
en een projectgroep die de toezichts- en handhavingsactiviteiten uitvoert. Leg ‘de poppetjes’ die<br />
deze rollen vervullen expliciet vast. Leg ook de start en de einddatum van het project vast.<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
43
C. Scope <strong>ketenhandhaving</strong>sproject en werkzaamheden<br />
Leg in het plan vast waarop je in de achtereenvolgende schakels van de keten gaat letten en hoe<br />
je dit doet. Beschrijf dan de werkzaamheden en verdeel die naar een voorbereidings-, een uitvoerings-<br />
en een afrondings- en evaluatiefase. Deze fasen in kernwoorden:<br />
Voorbereidingsfase <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />
• Vorming en overleg coördinatiegroep. Agendapunten: keuze te bezoeken objecten, keuze<br />
(on)aangekondigd, keuze periode, keuze capaciteit per instantie, keuze datum kick-off,<br />
keuze data controles.<br />
• Voorbereiden kick-off. Regelpunten onder andere: bemensing projectgroep, monstername<br />
bij en/of gegevensverzameling van te bezoeken objecten, beschikbaarstelling basisdossier<br />
van iedere betrokken instantie over de te bezoeken objecten.<br />
• Kick-off. Agenda: bespreken basisdossiers, bespreken controlepunten, bespreken mogelijke<br />
overtredingen, hoe deze te constateren en vast te leggen en vervolgactie/sanctie,<br />
bespreken interne communicatie en informatie-uitwisseling tijdens controles via welk<br />
informatieformulier.<br />
• Regelen uitvalslocatie, dagplanning controledag(en), inhoudelijke voorbereiding controle<br />
en afstemming.<br />
Uitvoeringsfase <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />
• Briefing betrokken uitvoerders (toezichthouders en handhavers).<br />
• Voorgesprek bij te bezoeken object.<br />
• Uitvoeren controles door betrokken toezichthouders.<br />
• Dagelijkse terugkoppeling van controles en bevindingen met informatieformulier aan<br />
projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject. Wekelijkse terugkoppeling van projectleider<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>sproject aan LOM implementatiemanager (indien van toepassing).<br />
• Uitvoeren controles bij ‘uitlopers’: vanaf het onderzoeksobject vooruit of terug in de<br />
keten.<br />
Afrondings- en evaluatiefase<br />
• Rapportage uitgevoerde controles per instantie en verzending aan projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />
en (indien van toepassing) LOM implementatiemanager.<br />
• Overkoepelend projectverslag door projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject.<br />
• Bespreking projectverslag in coördinatiegroep.<br />
• Beoordelen consequenties projectverslag (eventuele follow-up <strong>ketenhandhaving</strong>sproject).<br />
• Beoordelen en zonodig in gang zetten benodigde communicatie over bereikte resultaten.<br />
D. Capaciteits- en kostenraming en dekking<br />
Leg de benodigde capaciteit per deelnemende instantie vast in dagen, als ook de verwachte kosten<br />
voor bijvoorbeeld monstername en -analyse. Geef aan of/hoe in de capaciteit en verwachte<br />
kosten zal worden voorzien.<br />
E. Informatie en communicatie<br />
Leg vast hoe de interne informatieverstrekking tussen de betrokkenen, dat wil zeggen tussen<br />
de onder B genoemde partijen, verloopt. Leg vast hoe de externe communicatie plaatsvindt: wie<br />
zendt wanneer langs welk kanaal welke boodschap naar welke ontvanger en wat zijn hierbij de<br />
spelregels<br />
44<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Do’s & dont’s uitvoerings- en monitoringsplan<br />
• Maak het uitvoeringsplan, met name voor wat betreft het onderdeel gericht op<br />
toezichthouders en handhavers, zo concreet mogelijk.<br />
• Maak aan bestuurders en managers duidelijk waarom de aanpak van het probleem<br />
een attitude vereist die verder kijkt dan alleen het eigen functionele of<br />
territoriale domein. Juist in die attitude schuilt de potentie voor erkenning en<br />
waardering van de eigen bijdrage.<br />
• Bezie het uitvoeringsplan kritisch op ‘aantrekkelijkheid voor deelname’, met<br />
name indien er in de uitvoering een belangrijke rol is weggelegd voor individuele<br />
provincies en gemeenten. Hun participatie in de uitvoering is niet vanzelfsprekend<br />
en niet afdwingbaar. Verleid ze!<br />
Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
45
46<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
5 Implementatie,<br />
uitvoering en<br />
monitoring
5.1 Implementatie interventiestrategie<br />
De interventiestrategie kent een strategisch, tactisch en operationeel niveau. Zoals blijkt uit de in<br />
paragraaf 3.1 gegeven voorbeelden, bestaat de interventiestrategie op operationeel niveau uit een<br />
scala van operationele activiteiten inclusief de daarvoor verantwoordelijke actor en de periode<br />
waarin deze wordt geacht de actie uit te voeren (actieprogramma).<br />
Het actieprogramma is aldus een geheel van diverse met elkaar samenhangende acties, waarbij<br />
iedere actie op zichzelf een project is. De uitvoering van het actieprogramma luistert gezien<br />
de samenhang die erin zit nauw en vereist expliciete aan- en zonodig bijsturing, coördinatie en<br />
voortgangsbewaking. Dat is de reden dat het LOM voor de implementatie van interventiestrategieën<br />
implementatiemanagers aanstelt die voor wat betreft de implementatie functioneren<br />
onder eindverantwoordelijkheid van één of meer ALOM-leden.<br />
Het implementatietraject waarvoor implementatiemanagers en eindverantwoordelijke ALOMleden<br />
zich gesteld zien bestaat uit drie fasen, te weten:<br />
1. Het (doen) voorbereiden van de uitvoering van het actieprogramma.<br />
2. Het (doen) uitvoeren van de acties (projecten) uit het actieprogramma.<br />
3. Het monitoren en periodiek evalueren van de voortgang van de uitvoering van de acties (projecten)<br />
en het op basis daarvan zonodig bijsturen van de uitvoering.<br />
De kerntaken van de eindverantwoordelijke ALOM-leden en de implementatiemanagers in de<br />
drie onderscheiden fasen kunnen als volgt worden weergegeven:<br />
Ad. 1 Voorbereiden uitvoering – opstellen uitvoeringsplan(nen)<br />
• Ervoor zorgen dat de uitvoerende actoren voor de aan hen toebedeelde actie(s) een (beknopt)<br />
plan van aanpak of uitvoeringsplan opstellen met aandacht voor onder andere het op te leveren<br />
resultaat en de voor dit resultaat te verrichten werkzaamheden. Wat betreft <strong>ketenhandhaving</strong><br />
bevat hoofdstuk 4 van deze handreiking de elementen die in een uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />
een plaats verdienen.<br />
• Zelf een plan van aanpak opstellen voor de acties waarmee de implementatiemanager in het<br />
actieprogramma is belast.<br />
• Zelf een overkoepelend implementatieplan opstellen op basis van de verschillende afzonderlijke<br />
beknopte plannen van aanpak met aandacht voor (a) de programmaopbouw of –structuur<br />
(onderlinge samenhang acties en raakvlakken), (b) de levensloop van het programma (overkoepelende<br />
planning), (c) de programmafinanciering, (d) de programmaorganisatie en (e) de<br />
(interne en externe) communicatie. Hiervoor is een format.<br />
• Zelf een programmavoortgangbewakingsysteem opstellen.<br />
Ad. 2 Uitvoering acties<br />
• Ervoor zorgen en bewaken dat de uitvoerende actoren de aan hen toebedeelde actie(s) conform<br />
het uitvoeringsplan uitvoeren.<br />
• Zelf de acties uitvoeren waarmee de implementatiemanager in het actieprogramma is belast.<br />
Ad. 3 Periodieke evaluatie en bijsturing<br />
• Het periodiek evalueren van de in uitvoering zijnde acties en het programma als geheel met<br />
behulp van het programmavoortgangbewakingsysteem.<br />
• Het op basis van de evaluatie zonodig nemen van bijsturingsbesluiten.<br />
In de vorige handreiking – van januari 2006 – stond de implementatie van de eerste vier actieprogramma’s<br />
in LOM-verband (verboden consumentenvuurwerk, asbest, bouw- en sloopafval, dierlijke<br />
vetten) voor de deur. De vorige handreiking bevatte daarom enkel aandachtspunten en do’s<br />
en dont’s voor de implementatie op basis van een daarvoor opgesteld draaiboek. De implementatie<br />
van de genoemde actieprogramma’s is nu circa anderhalf jaar gaande. In deze handreiking<br />
zijn de destijds aangegeven aandachtspunten en do’s en dont’s dan ook verrijkt met de inmiddels<br />
opgedane ervaring. Ingegaan wordt op het profiel van de implementatiemanager, de organisatiecontext<br />
waarin deze optreedt en aan de vormgeving van het implementatieproces.<br />
48<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
5.2 Het profiel van de implementatiemanager<br />
Wat moet hij/zij kennen<br />
Qua kennis kan een onderscheid worden gemaakt in vakkennis enerzijds en organisatie- en<br />
omgevingskennis anderzijds. Vakkennis is inhoudelijke kennis, bijvoorbeeld van asbest of bouwen<br />
sloopafval. Organisatie- en omgevingskennis is kennis van de diverse organisaties die in<br />
die werelden actief zijn, te verdelen in overheidsorganisaties, marktpartijen en intermediairs.<br />
Daarnaast gaat het om het tot op zekere hoogte kennen van de belangrijkste relaties tussen deze<br />
organisaties, naar aard en inhoud.<br />
Voor implementatiemanagers is organisatie- en omgevingskennis belangrijker dan inhoudelijke<br />
kennis. Enige inhoudelijke achtergrondkennis van het betreffende onderwerp is uiteraard wel<br />
meegenomen. Dit vergemakkelijkt het contact met vakspecialisten, waarmee de implementatiemanager<br />
gedurende het traject te maken krijgt. Hij moet tot op zekere hoogte inhoudelijk over<br />
het onderwerp kunnen meepraten om ‘voor vol te worden aangezien’.<br />
Wat moet hij/zij kunnen<br />
Een implementatiemanager is een manager. Hij of zij moet derhalve beschikken over managementvaardigheden.<br />
In de organisatiepsychologie wordt wel onderscheid gemaakt in vier velden<br />
van managementvaardigheden. In figuur 5.1 zijn deze velden met de daarbij behorende vaardigheden<br />
weergegeven. Aansluitend worden de vaardigheden kort nader geduid, dat wil zeggen toegespitst<br />
op de implementatie van LOM-actieprogramma’s. Specifiek voor de implementatie van<br />
de LOM-projecten is nog dat het programma-, project- en procesmanagement betreft in plaats<br />
van het managen van een lijnorganisatie. Programma-, project- en procesmanagement zijn in de<br />
regel complexer dan het managen van een lijnorganisatie. In een relatief beperkte doorlooptijd<br />
en met relatief beperkte middelen moeten bepaalde resultaten worden bereikt in een krachtenveld<br />
van diverse belanghebbende partijen.<br />
• Leiderschap<br />
1. Visie uitdragen. Is in staat om de strategie en tactieken van het actieprogramma te communiceren<br />
naar de organisaties/mensen die operationeel aan de realisatie van het actieprogramma<br />
moeten bijdragen. Kan duidelijk maken waarom de operationele actie nodig is voor<br />
het realiseren van de in het actieprogramma besloten strategie en tactieken.<br />
2. Verwachtingen verduidelijken. Legt uit welke specifieke gedragslijnen en resultaten er<br />
wanneer worden verwacht van de organisaties/mensen die bij de uitvoering van het actieprogramma<br />
betrokken zijn.<br />
3. Inspireren en motiveren. Genereert enthousiasme voor en betrokkenheid bij de uitvoering<br />
van het actieprogramma. Neemt tijd om uitvoerenden zonodig te motiveren.<br />
4. Het goede voorbeeld geven. Gedraagt zich in lijn met hetgeen hij/zij van anderen verwacht.<br />
Neemt de verantwoording voor het tijdig uitvoeren van de eigen acties uit het actieprogramma<br />
en het leveren van de daarbij behorende resultaten.<br />
5. Het team vertegenwoordigen. Vertegenwoordigt alle bij het actieprogramma betrokken<br />
organisaties/mensen naar buiten toe. Is aanspreekpunt voor de opdrachtgever voor het<br />
geheel.<br />
Anderhalf jaar implementatie van LOM-prioriteiten heeft geleerd dat vooral de eerste drie<br />
genoemde vaardigheden onder leiderschap van groot belang zijn om succes te boeken. Wat in de<br />
praktijk goed werkt is dat de implementatiemanager een implementatiegroep vormt met betrokkenen<br />
van de organisaties die aan de implementatie moeten bijdragen. Vervolgens is het zaak<br />
aan deze groep op een inspirerende en motiverende manier expliciet de visie en verwachtingen<br />
te verduidelijken. Als dit lukt ontstaat commitment van de groep, waardoor de implementatiemanager<br />
er al snel niet meer alleen voor staat. De groepsleden, met eigen achterbannen, gaan<br />
hem helpen bij het uitdragen van visie, het verduidelijken van verwachtingen en bij het inspireren<br />
en motiveren van het veld.<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
49
Leiderschap<br />
Implementeren<br />
Visie uitdragen<br />
Verwachtingen<br />
verduidelijken<br />
Plannen en<br />
organiseren<br />
Betrekken bij<br />
besluitvorming<br />
Inspireren en<br />
motiveren<br />
Knelpunten<br />
oplossen<br />
Het goede voorbeeld<br />
geven<br />
Eerlijkheid<br />
Het team vertegenwoordigen<br />
Resultaatgerichtheid<br />
Ontwikkelen<br />
Veranderen<br />
Begeleiden<br />
Delegeren<br />
Kansen voor<br />
verbetering zien<br />
Risico nemen<br />
Feedback geven<br />
Anderen<br />
informeren<br />
Loopbaanontwikkeling<br />
Samenwerking<br />
bewerkstelligen<br />
Reageren<br />
op feedback<br />
Draagvlak<br />
creëren<br />
Figuur 5.1 (Velden van) managementvaardigheden (bron: TFC, Velp)<br />
• Implementeren<br />
6. Plannen en organiseren. Ontwikkelt, tezamen met de specifieke verantwoordelijken voor<br />
de afzonderlijke acties van het actieprogramma, plannen van aanpak. Bewerkstelligt mede<br />
de juiste middelen, systemen en procedures voor het implementeren van die plannen van<br />
aanpak.<br />
7. Betrekken bij besluitvorming. Vraagt om inbreng van de juiste anderen bij het nemen van<br />
belangrijke besluiten.<br />
8. Knelpunten oplossen. Zorg bij knelpunten tijdens de implementatie voor een goede probleemdefinitie<br />
en een goed begrip daarvan. Is in staat oplossingen te genereren, mogelijke<br />
resultaten te evalueren en de juiste interventies te plegen.<br />
9. Eerlijkheid. Is consistent in zijn/haar sturing en hanteert dezelfde spelregels voor alle<br />
betrokkenen.<br />
10. Resultaatgerichtheid. Heeft oog voor het tijdig bereiken van resultaten en dramt door als<br />
dat moet. Evalueert tussentijds de gemaakte vorderingen, kijkt of het tijdig behalen van<br />
het resultaat nog steeds mogelijk is en stuurt zonodig bij.<br />
Wat in de praktijk belangrijk blijkt en waarop een implementatiemanager kan sturen, zo tonen<br />
de vier LOM-prioriteiten die worden geïmplementeerd, is het snel boeken van concrete resultaten<br />
(vaardigheid 10) via zorgvuldig geplande en georganiseerde actie (vaardigheid 6), waarbij betrokkenen<br />
om inbreng wordt gevraagd bij het nemen van besluiten (vaardigheid 7). Als je probeert<br />
50<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
mensen/organisaties warm te maken voor samenwerking, dan blijken snelle concrete resultaten<br />
daarbij een belangrijke rol te spelen. Mensen/organisaties ervaren de meerwaarde dan aan den<br />
lijve. Resultaten geven de implementatie ook iets ‘onontkoombaars’: als tastbare resultaten worden<br />
bereikt en meerwaarde wordt geleverd, is het lastiger om de boot af te (blijven) houden. In<br />
de praktijk blijkt het vervolgens ook gemakkelijker om de rest van de interventiestrategie, en met<br />
name ook de wat meer beleidsmatige actiepunten daaruit, te implementeren en uit te voeren. Op<br />
grond van resultaten heb je recht van spreken.<br />
• Ontwikkelen<br />
11. Begeleiden. Laat de uitvoerders van de operationele acties van het actieprogramma niet<br />
zwemmen. Signaleert de noodzaak van begeleiding en begeleid waar nodig of zorgt dat<br />
er begeleiding is.<br />
12. Delegeren. Kan de juiste taken op het juiste moment aan de juiste mensen uitbesteden.<br />
Laat zich ondersteunen.<br />
13. Feedback geven. Is in staat om constructief te reageren op vorderingen(tussen)resultaten<br />
om daar waar nodig verbeteringen te realiseren.<br />
14. Loopbaanontwikkeling: n.v.t.<br />
15. Samenwerking bewerkstelligen. Bouwt aan goede relaties tussen de bij het actieprogramma<br />
betrokken organisaties/medewerkers en met de buitenwereld.<br />
Succesvol implementeren is vanuit de dimensie ‘ontwikkelen’ de juiste anderen bewust opzoeken<br />
en organiseren, zaken delegeren (vaardigheid 12), maar uitvoerenden uiteraard wel begeleiden<br />
(vaardigheid 11) en feedback geven (vaardigheid 13). Bij de lopende implementatie van LOMprioriteiten<br />
zijn belangrijke concrete resultaten door betrokken andere organisaties gerealiseerd,<br />
maar met voeling, betrokkenheid en feedback van de implementatiemanager en de implementatiegroep.<br />
• Veranderen<br />
16. Kansen voor verbetering zien. Zoekt actief naar kansen voor verbetering en moedigt<br />
anderen aan dit ook te doen.<br />
17. Risico nemen. Is bereid om zonodig nieuwe wegen te bewandelen en nieuwe werkmethoden<br />
uit te proberen. Staat zichzelf en anderen toe fouten te maken en leert daarvan<br />
c.q. voert aanpassingen door.<br />
18. Anderen informeren. Communiceert regelmatig met de uitvoerenden, met de opdrachtgever<br />
en met de LOM-structuur over veranderingen.<br />
19. Reageren op feedback. Stelt zich toetsbaar op en vraagt actief om feedback. Kan luisteren<br />
naar weerstand en kritiek en doet daar iets mee.<br />
20. Draagvlak creëren. Doorziet en benoemd weerstand tegen verandering. Kan manieren<br />
bepalen om weerstand weg te nemen en betrokkenheid bij het actieprogramma te verwerven.<br />
Implementeren betekent voor een belangrijk deel veranderingen bewerkstelligen. Toezichthouders<br />
en handhavers die jarenlang vooral taakgericht bezig zijn geweest, moeten ineens ook ketengericht<br />
denken en samenwerken met partners. Het is niet meer dan logisch dat dit weerstand<br />
oproept. Uit de LOM-praktijk blijkt dat dit implementatiemanagers vereist die bij weerstand niet<br />
bij de pakken neerzitten, maar de (oorzaak voor) weerstand doorzien en benoemen en manieren<br />
bepalen – is het niet linksom dan wel rechtsom – om de weerstand in voldoende mate weg te<br />
nemen en betrokkenheid te verwerven. Dit betekent overigens niet altijd maar ‘doordrukken’ in<br />
de eigen richting. Integendeel. Succesvolle implementatiemanagers stellen zich toetsbaar op en<br />
vragen actief om feedback. Ze kunnen luisteren naar weerstand en kritiek en doen daar wat mee.<br />
Van de invalshoek ‘veranderen’ zijn vaardigheid 19 en 20 gegeven het voorgaande belangrijk.<br />
De voorgaande twintig vaardigheden overziend, zijn er maar weinig mensen die naadloos in het<br />
geschetste profiel passen en in even grote mate over de aangegeven vaardigheden beschikken.<br />
Het profiel moet dan ook niet rigide worden toegepast. Het profiel geeft een beeld van het type<br />
mens dat als implementatiemanager wordt beoogd. Het is aan de eindverantwoordelijke ALOMleden<br />
en de (beoogde) implementatiemanagers om gezamenlijk te bepalen of er voldoende overeenkomsten<br />
zijn. En indien dat zo is, te bespreken waar met name nog de hiaten zitten waarop<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
51
zij tijdens het implementatietraject alert dienen te zijn en die zij moeten compenseren. Dit is<br />
overigens gemakkelijker gezegd dan gedaan. In de praktijk blijkt al snel over het expliciteren van<br />
het profiel, de hiaten en de compensaties daarvoor te worden heengestapt.<br />
Als passend bij het profiel dringt zich in eerste instantie het beeld op van zeer ervaren mensen<br />
die de klus op basis van (management)ervaring en senioriteit kunnen klaren. De vraag is echter<br />
of deze mensen altijd en overal binnen de gewenste termijn kunnen worden gevonden. Als<br />
passend bij het profiel kan daarom ook worden gedacht aan mensen die op korte termijn een<br />
management-development traject afronden en voor wie het implementatieproject kan fungeren<br />
als eindopdracht/meesterstuk.<br />
Wat moet hij/zij zijn<br />
Voor een geslaagde uitvoering is het van belang dat de implementatiemanager in houding en<br />
gedrag uitstraalt dat hij/zij achter de implementatie van het betreffende actieprogramma staat.<br />
Hiervoor moet de implementatiemanager er van overtuigd zijn, dat het betreffende ketenprobleem<br />
moet worden aangepakt en kan worden opgelost door de implementatie van het betreffende<br />
actieprogramma en moet hij deze overtuiging willen uitstralen. Het is voorts van belang<br />
dat de implementatiemanager de omgevingsstructuur erkent en bereid is tot samenwerking in<br />
het kader en ten behoeve van deze structuur, los van het belang van de eigen organisatie.<br />
Daarnaast is van belang dat de buitenwereld – en met name de organisaties die moeten bijdragen<br />
aan de realisatie van het actieprogramma door het uitvoeren van bepaalde activiteiten – de<br />
implementatiemanager als zodanig kan erkennen, respecteren en accepteren.<br />
Wat zijn de eisen aan de eigen lijnorganisatie van de implementatiemanager<br />
Algemeen is voor elke organisatie die een implementatiemanager levert belangrijk, dat die organisatie<br />
de implementatiemanager expliciet legitimeert in zijn opdracht om vanuit de betreffende<br />
organisatie, als zijnde partner, een gemeenschappelijk actieprogramma te realiseren.<br />
Onderdeel van dit legitimeren is het erkennen en beschikbaar stellen van de voor de implementatie<br />
benodigde tijd. Daarnaast is onderdeel van dit legitimeren, dat de implementatiemanager<br />
van de eigen organisatie de ruimte krijgt om zonodig los van het eigen organisatiebelang in projectverband<br />
te functioneren.<br />
Onderdeel van dit legitimeren is ook hoogambtelijke dekking in woord, houding en gedrag. Niet<br />
alleen de implementatiemanagers zelf moeten er van overtuigd zijn, dat het betreffende ketenprobleem<br />
moet worden aangepakt en kan worden opgelost door de implementatie van het<br />
betreffende actieprogramma. Dit geldt op bestuurlijk en hoogambtelijk niveau evenzeer voor de<br />
organisaties waaruit de implementatiemanagers afkomstig zijn.<br />
52<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Conclusie profiel implementatiemanager<br />
De implementatiemanager:<br />
Kennen<br />
Kunnen<br />
Zijn<br />
Thuisbasis<br />
• Heeft inhoudelijke achtergrondkennis, maar is geen specialist. Hij of zij overziet<br />
vooral het veld en is zeer goed op de hoogte van de organisaties (overheid,<br />
markt, intermediairs) die in de betreffende wereld (vuurwerk, asbest, bouw- en<br />
sloopafval, dierlijke vetten, bodemsanering et cetera) actief zijn en van de relaties<br />
tussen deze organisaties;<br />
• Beschikt over (leidinggevende) managementvaardigheden;<br />
• Is ervan overtuigd dat het betreffende ketenprobleem moet worden aangepakt<br />
en kan worden opgelost door de implementatie van het betreffende actieprogramma<br />
en is bereid dit uit te stralen;<br />
• Is tot samenwerking in LOM-verband bereid, los van het eigen organisatiebelang;<br />
• Wordt als implementatiemanager erkend, gerespecteerd en geaccepteerd door<br />
de (belangrijkste) organisaties die moeten bijdragen aan de realisatie van het<br />
actieprogramma door het uitvoeren van bepaalde activiteiten;<br />
• Wordt in woord, houding en gedrag expliciet gesteund in zijn/haar LOMimplementatietaak<br />
door de eigen organisatie op bestuurlijk en hoogambtelijk<br />
niveau, hetgeen onder andere tot uitdrukking komt in voldoende beschikbare<br />
tijd en ruimte om het LOM-belang zonodig boven het eigen organisatiebelang<br />
te stellen.<br />
5.3 De organisatiecontext waarbinnen<br />
de implementatiemanager optreedt<br />
Eén van de belangrijkste taken van de implementatiemanager is ervoor te zorgen dat de betrokken<br />
uitvoerende organisaties aan de slag gaan en aan de slag blijven tot het (de) door hen op te<br />
leveren product(en) in het kader van het actieprogramma gereed zijn.<br />
Naast het belang van zijn eigen profiel dat bij de te klaren klus moet passen, dient de implementatiemanager<br />
voor het succesvol vervullen van zijn of haar taak te kunnen functioneren in een<br />
adequate organisatiecontext. In deze paragraaf worden de ervaringen binnen het LOM beschreven<br />
die mogelijk als inspiratiebron kunnen dienen indien zij op de eigen situatie worden geprojecteerd.<br />
Organisatieonderdelen implementatie interventiestrategieën en relaties<br />
In figuur 5.2 zijn de organisatieonderdelen en de relaties daartussen afgebeeld.<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
53
BLOM/ALOM –<br />
Opdrachtgever implementatie<br />
LOM-partner<br />
Trekker(s) &<br />
implementatiemanager –<br />
Opdrachtnemer implementatie<br />
Uitvoerende organisaties<br />
activiteiten implementatieplan<br />
A E B<br />
Eindverantwoordelijke<br />
voor implementatie<br />
C<br />
Implementatiemanager<br />
D<br />
LOM-secretatriaat/Extern bureau –<br />
Professionele ondersteuning implementatie<br />
Lijnorganisatie<br />
Implementatiemanager<br />
Figuur 5.2: Organisatieonderdelen en relaties implementatie LOM-prioriteiten<br />
Ter toelichting op figuur 5.2 kan het volgende dienen.<br />
De organisatie van de implementatie van de LOM-prioriteiten bestaat uit drie lagen:<br />
• Het niveau van het BLOM / ALOM dat (als samenwerkingsverband van diverse LOM-partners)<br />
in feite fungeert als opdrachtgever van de implementatie.<br />
• Het niveau van de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker) en de implementatiemanager<br />
die in feite fungeren als opdrachtnemer voor de implementatie.<br />
• Het niveau van de uitvoerende (lijn)organisaties die de verschillende acties uit de door het<br />
BLOM vastgestelde actieprogramma’s uitvoeren. Ook de implementatiemanager voert acties<br />
uit het actieprogramma uit.<br />
In figuur 3.1 zijn ook verschillende relaties aangegeven. Dit betreft:<br />
A. De relatie tussen de uitvoerende organisaties van de activiteiten uit het implementatieplan en<br />
het BLOM / ALOM.<br />
B. De relatie tussen enerzijds BLOM / ALOM als opdrachtgever van de implementatie en anderzijds<br />
de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker) en de implementatiemanager<br />
als opdrachtnemer voor de implementatie.<br />
C. De relatie tussen de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker, in wezen ook gedelegeerd<br />
opdrachtgever) en de implementatiemanager (in wezen ook gedelegeerd opdrachtnemer).<br />
54<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
D. De relatie tussen de trekker/implementatiemanager enerzijds en de uitvoerende organisaties<br />
van de activiteiten uit het implementatieplan anderzijds.<br />
E. De relatie tussen de LOM-partner en de hieruit afkomstige eindverantwoordelijke voor de<br />
implementatie (trekker) en implementatiemanager.<br />
Het samenspel van de bij de implementatie betrokken organisaties wordt ondersteund door het<br />
LOM-secretariaat en een extern bureau.<br />
De inhoud van de relaties A tot en met E wordt nu achtereenvolgens besproken. Waar relevant<br />
wordt de aard van de ondersteuning daarbij aangegeven.<br />
a. uitvoerende organisaties fl‡ blom / alom<br />
Deze tweezijdige relatie vormt de basis voor een goede implementatie en uitvoering, want zonder<br />
medewerking van ‘het veld’ zijn implementatie en uitvoering onmogelijk. De inhoud van<br />
deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />
a. De uitvoerende organisaties erkennen BLOM / ALOM alsmede het BLOM-besluit tot uitvoering<br />
van het betreffende actieprogramma en de bijdrage die zij daaraan worden geacht te leveren.<br />
Eén en ander krijgt materieel vorm via de in paragraaf 3.5 beschreven relatie tussen de uitvoerende<br />
organisatie en de in naam van BLOM / ALOM opererende eindverantwoordelijke trekker<br />
en implementatiemanager.<br />
b. BLOM / ALOM erkent het belang van de bijdrage van de uitvoerende organisaties. In wezen ligt<br />
dit belang besloten in het genomen BLOM-besluit tot uitvoering van het betreffende actieprogramma.<br />
De ervaringen in LOM-verband laten zien dat deze relatie veel aandacht behoeft bij uitvoerende<br />
organisaties die niet rechtstreeks in het LOM zijn vertegenwoordigd of die via een koepelorganisatie<br />
in het LOM zijn vertegenwoordigd, zoals provincies en gemeenten. Naarmate meer decentrale<br />
overheden moeten bijdragen om de implementatie succesvol te laten zijn, kost de implementatie<br />
meer tijd en inspanning.<br />
b. blom / alom fl‡ trekker / implementatiemanager<br />
De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />
a. BLOM / ALOM creëert de randvoorwaarden waaronder de trekker / implementatiemanager de<br />
zorg voor het implementeren van het actieprogramma op zich kunnen nemen. Deze randvoorwaarden<br />
zijn enerzijds bedrijfsmatig facilitair van aard en anderzijds gericht op het bieden<br />
van contextgebonden beïnvloedingsfactoren.<br />
b. Trekker / implementatiemanager committeren zich aan de zorg voor het implementeren van<br />
het actieprogramma (‘accepteren de opdracht van BLOM / ALOM daartoe’) en rapporteren periodiek<br />
over in ieder geval de voortgang van de implementatie, de bereikte (tussen)resultaten,<br />
de verdere planning en de knelpunten.<br />
Ad. a. Creëren randvoorwaarden door BLOM / ALOM<br />
Bedrijfsmatig facilitaire ondersteuning<br />
BLOM / ALOM zorgt voor omstandigheden die de trekker en de implementatiemanager helpen bij<br />
het implementeren van het actieprogramma en het uitvoeren van de taken die daarvoor nodig<br />
zijn. Het BLOM / ALOM zorg in ieder geval voor het volgende:<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
55
• Professionele ondersteuning op maat<br />
- Professionele ondersteuning voor de trekker en implementatiemanager door het LOMsecretariaat<br />
en een extern bureau op secretarieel vlak gecombineerd met kennis (enigszins<br />
inhoudelijk, maar vooral qua organisatie en omgeving) van de te implementeren prioriteiten.<br />
- Professionele ondersteuning voor de trekker en de implementatiemanager door een extern<br />
bureau op het vlak van programma-, project- en procesmanagement gecombineerd met<br />
kennis (enigszins inhoudelijk, maar vooral qua organisatie en omgeving) van de te implementeren<br />
prioriteiten.<br />
• Informatie<br />
- LOM-visitekaartjes.<br />
- Een periodiek LOM-implementatievoortgangsbericht (evt. gekoppeld aan de periodieke<br />
nieuwsbrief van het LOM-secretariaat ‘Aan de slag’).<br />
- Een (afgeschermd) deel van de website van het LOM-secretariaat wordt ingericht voor communicatie<br />
over de implementatie van de actieprogramma’s.<br />
• Organisatie<br />
- Het organiseren van een periodiek LOM-implementatiemanagersoverleg. Frequent overleg<br />
tussen de implementatiemanagers komt de uitvoering ten goede, zo is in de fase van het<br />
ketenonderzoek gebleken. De implementatiemanagers vergaderen tweewekelijks op het<br />
LOM.<br />
• Financiën<br />
- Het financieren van de additionele kosten van de actieprogramma’s (voor onderzoek, monstername<br />
en -analyse, etc.), incl. de financiële begeleiding en afhandeling van opdrachten.<br />
- Het financieren van de reiskosten die de trekker en de implementatiemanager maken in het<br />
kader van hun LOM-functie (indien de moederorganisatie hiertoe niet bereid is).<br />
• Automatisering<br />
- Een LOM e-mailadres met web-access.<br />
• Huisvesting<br />
- Op het LOM-secretariaat is werk- en vergaderruimte beschikbaar. Het tweewekelijkse<br />
implementatiemanagersoverleg vindt hier plaats. Deze werk- en vergaderruimte kunnen de<br />
implementatiemanagers ook gebruiken voor andere overleggen, zoals met mensen van de<br />
uitvoerende organisaties.<br />
Bieden contextgebonden beïnvloedingsfactoren<br />
Eén van de belangrijkste taken van (de trekker en) de implementatiemanager is ervoor te zorgen<br />
dat alle betrokken uitvoerende organisaties aan de slag gaan en aan de slag blijven tot het (de)<br />
door hen op te leveren product(en) in het kader van het actieprogramma gereed zijn. De trekker<br />
en de implementatiemanager moeten de uitvoerende organisaties derhalve beïnvloeden. Om dit<br />
te kunnen moet invulling worden gegeven aan persoonlijke en contextgebonden beïnvloedingsfactoren.<br />
De persoonlijke beïnvloedingsfactoren hangen samen met het profiel van de implementatiemanager:<br />
hij/zij moet beschikken over leidinggevende managementvaardigheden om anderen<br />
in beweging te krijgen en te houden. De contextgebonden beïnvloedingsfactoren zullen door<br />
BLOM / ALOM worden geboden.<br />
Er zijn in beginsel vier vormen van contextgebonden beïnvloeding:<br />
• BLOM / ALOM kan de implementatiemanager expliciet legitimeren.<br />
• BLOM / ALOM kan onwillige organisaties daarop aanspreken, op aangeven van de implementatiemanager.<br />
• BLOM / ALOM kan de implementatiemanager in staat stellen om goed meewerkende organisaties<br />
te belonen.<br />
• BLOM / ALOM kan een context van invloedrijkheid creëren, waarvoor uitvoerende organisaties<br />
gevoelig (kunnen) zijn.<br />
56<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
BLOM / ALOM kan voor een succesvolle implementatie als volgt invulling geven aan de voorgaande<br />
vormen van contextgebonden beïnvloeding:<br />
Legitimatie<br />
• De expliciete legitimatie van de implementatiemanager door BLOM / ALOM is gelegen in het<br />
vervullen van de hiervoor beschreven bedrijfsmatig facilitaire ondersteuning.<br />
Aanspreken<br />
• Op door trekkers en/of implementatiemanagers naar voren gebrachte knelpunten ter zake van<br />
onwillige uitvoerende organisaties kan in LOM-verband snel actie ondernomen (lik-op-stuk<br />
beleid) op het juiste niveau, in eerste aanleg door de voorzitter van het ALOM en/of het verantwoordelijke<br />
ALOM-lid, zonodig gevolgd door de voorzitter van het BLOM.<br />
In de praktijk blijkt het aanspreken van organisaties op hun deelname niet gemakkelijk van de<br />
grond te komen. Actieve aandacht hiervoor van de implementatiemanager – in de zin van het<br />
aan het rollen brengen van het aanspreken – is vereist en dient als krachtig signaal te worden<br />
gebracht.<br />
Belonen<br />
• Op basis van de periodieke voortgangsrapportages kan in het periodieke LOM-implementatievoortgangsbericht<br />
aandacht worden besteed aan de vorderingen die met de implementatie<br />
van de verschillende actieprogramma’s worden gemaakt. Voorlopers in de uitvoering worden<br />
hierbij expliciet benoemd en geroemd (‘uitvoerder van het kwartaal’).<br />
In de praktijk is er tot op heden weinig met deze mogelijkheid gedaan. Toch lijkt dit in combinatie<br />
met het voorgaande punt – het aanspreken van onwillige organisaties – nog steeds een goede<br />
optie.<br />
Invloedrijkheid<br />
• Aan de uitvoerende organisaties kan – met referte aan het door het BLOM genomen besluit<br />
– een rechtstreeks schriftelijk verzoek worden gezonden tot soepele en tijdige medewerking<br />
aan de implementatie van het actieprogramma, ondertekend door de eindverantwoordelijke<br />
trekker.<br />
In de praktijk is dit tot nu toe voor één LOM-prioriteit zo gedaan. Het blijkt het door de implementatiemanager<br />
zelf aanspreken van organisaties op hun bijdrage laagdrempeliger en gemakkelijker<br />
te maken: men heeft getekend voor deelname.<br />
Ad. b. Commitment trekker / implementatiemanager aan implementatieopdracht BLOM / ALOM<br />
Trekker en implementatiemanager committeren zich aan de zorg voor het implementeren van<br />
het actieprogramma (‘accepteren de opdracht van BLOM / ALOM daartoe’).<br />
Onderdeel van het commitment is de bereidheid tot en het daadwerkelijk verzorgen van een<br />
periodieke voortgangsrapportage aan het BLOM / ALOM over in ieder geval de voortgang van de<br />
implementatie, de bereikte (tussen)resultaten, de verdere planning en de knelpunten.<br />
De trekker is het aanspreekpunt van BLOM / ALOM en woont zonodig vergaderingen van het<br />
ALOM bij voor het geven van een toelichting op de voortgang(srapportage). De implementatiemanager<br />
is het aanspreekpunt van het LOM-secretariaat. De implementatiemanager informeert het<br />
LOM-secretariaat gedurende het implementatietraject frequent, met name wat betreft de voortgang<br />
en eventuele knelpunten dienaangaande.<br />
De praktijk laat zien dat het aankaarten van knelpunten explicieter kan. Kennelijk zit het expliciet<br />
en uitvoerig ingaan op en uitdiepen van knelpunten niet in onze cultuur. Dit is een gemiste<br />
kans en verdient naar de toekomst toe bijstelling, want knelpunten in projecten en verbanden<br />
van samenwerkende partnerorganisaties zullen nooit goed worden opgelost, als ze niet eerst<br />
bespreekbaar worden gemaakt.<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
57
c. trekker fl‡ implementatiemanager<br />
De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />
a. De trekker is eindverantwoordelijk voor de zorg voor het implementeren van het actieprogramma<br />
en daarom in wezen gedelegeerd opdrachtgever. In het kader van deze eindverantwoordelijkheid<br />
stelt hij de implementatiemanager aan, waarbij het in hoofdstuk 2 opgenomen<br />
profiel als referentie wordt gebruikt. Zodra de implementatiemanager bekend is, bespreekt de<br />
trekker met de implementatiemanager welke verschillen er zijn tussen het profiel en de kwaliteiten<br />
van de implementatiemanager en hoe men hierop tijdens het implementatietraject<br />
alert zal zijn en zal sturen (in feite is dit een vorm van risicomanagement). De trekker coacht<br />
de implementatiemanager en neemt, al dan niet op diens aangeven, (bij)sturingsbesluiten.<br />
b. De implementatiemanager verzorgt de dagelijkse aansturing en coördinatie van de implementatie<br />
en is in wezen gedelegeerd opdrachtnemer. Hij informeert de eindverantwoordelijke trekker<br />
actief over de voortgang van de implementatie, het bereiken van (tussen)resultaten, het<br />
halen van de planning en de knelpunten in de uitvoering, één en ander op grond van afspraken<br />
die trekker en implementatiemanager ter zake hebben gemaakt. Zonodig doet hij voorstellen<br />
aan de trekker voor bijsturing van de implementatie.<br />
Deze relatie vergt in de praktijk aandacht. Als de implementatie is gestart moet worden<br />
gewaakt voor de valkuil dat nu ‘alles in handen is van de implementatiemanager’. Een succesvolle<br />
implementatie kan niet zonder een betrokken en aanwezige trekker. Voor implementatiemanagers<br />
is het zaak dit goed in het oog te houden. Vanuit hun rol hebben zij wellicht<br />
de neiging om problemen eerst een lange tijd zelf te willen oplossen. Zij zijn immers implementatiemanager.<br />
Het bespreekbaar maken van vraagstukken en knelpunten en het daarmee<br />
confronteren van de trekker is echter, vanuit een succesvolle implementatie gezien, eerder een<br />
sterkte dan een zwakte.<br />
d. trekker / implementatiemanager fl‡ uitvoerende organisaties<br />
De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />
a. De trekker en implementatiemanager treden in contact met de uitvoerende organisaties<br />
en maken daarbij afspraken over (a) het door deze organisaties aanwijzen van één of meer<br />
medewerker(s) die verantwoordelijk zijn voor de uit te voeren actie(s) en (b) het door deze<br />
medewerkers opstellen van een beknopt plan van aanpak (conform een daarvoor beschikbaar<br />
projectformat) en het tijdig uitvoeren daarvan. De trekker en implementatiemanager<br />
leggen de gemaakte afspraken vast in een brief aan de betreffende uitvoerende organisaties.<br />
Vervolgens bewaakt de implementatiemanager de voortgang en spreekt hij/zij de verantwoordelijke<br />
medewerkers daarop zo nodig aan, coördineert hij/zij waar nodig de afstemming<br />
tussen verschillende uitvoerende organisaties en stuurt hij/zij waar nodig in overleg met de<br />
verantwoordelijke medewerkers de uitvoering van de activiteit(en) bij. Indien implementatiemanager<br />
en verantwoordelijk medewerker er samen niet uitkomen, leggen zij betreffende<br />
zaken neer bij de eindverantwoordelijke trekker en bij de verantwoordelijke manager van de<br />
uitvoerende organisatie.<br />
b. De uitvoerende organisaties wijzen één of meer medewerker(s) aan als verantwoordelijk voor<br />
het uitvoeren/coördineren van de aan hen in het actieprogramma toebedeelde actie(s). De<br />
verantwoordelijke medewerker leidt de uitvoering van de betreffende actie en communiceert<br />
actief met de implementatiemanager over de voortgang van de uitvoering, het (tijdig) bereiken<br />
van (tussen)resultaten, het halen van de planning en eventuele knelpunten in de uitvoering.<br />
Maandelijks verzorgt de verantwoordelijke medewerker een korte schriftelijke voortgangsrapportage<br />
aan de implementatiemanager conform een daarvoor beschikbaar invulformat.<br />
58<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Implementatiemanager en verantwoordelijke medewerkers kunnen – al naargelang de behoefte<br />
daaraan – een (periodiek) implementatieoverleg organiseren. In paragraaf 5.2 is dit expliciet aangeraden<br />
en gesignaleerd als succesfactor voor de implementatie!<br />
In de praktijk tot nu toe blijkt dat vooral de implementatiemanager met de uitvoerende organisaties<br />
in de weer is en dat de trekker op de achtergrond fungeert. Tegen de achtergrond van wat<br />
hiervoor is gezegd, ook onder c, verdient het voor toekomstige projecten aanbeveling om de trekker<br />
in de praktijk een prominentere rol te geven richting uitvoerende organisaties. Bijvoorbeeld<br />
om uitvoerende organisaties actief aan te spreken op de van hen verlangde bijdrage in een ‘good<br />
guy, bad guy’ optreden.<br />
e. lom-partner fl‡ trekker / implementatiemanager vanuit deze lom-partner<br />
De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />
a. De LOM-partner legitimeert de eindverantwoordelijke trekker en de implementatiemanager<br />
expliciet in hun opdracht om vanuit de betreffende organisatie, als zijnde een LOM-partner,<br />
het betreffende actieprogramma te implementeren. Onderdeel van dit legitimeren is het<br />
erkennen en beschikbaar stellen van de voor de implementatie benodigde tijd. De tijd die de<br />
trekker en de implementatiemanager voor het adequaat vervullen van hun functie nodig hebben<br />
is indicatief geraamd in de vastgestelde eindrapporten/actieprogramma’s. Daarnaast is<br />
onderdeel van dit legitimeren, dat de trekker en de implementatiemanager van de eigen organisatie<br />
als zijnde een LOM-partner de ruimte krijgen, om zonodig los van het eigen organisatiebelang<br />
in LOM-verband te functioneren.<br />
Extra aandacht voor de hiervoor aangegeven legitimatie is vereist indien de LOM-partner een<br />
koepelorganisatie is. Dan moeten er namelijk expliciete afspraken worden gemaakt over in<br />
ieder geval de tijdsinzet tussen de koepelorganisatie als zijnde een LOM-partner en de organisatie<br />
onder deze koepel die de trekker en de implementatiemanager levert.<br />
b. De trekker en implementatiemanager zijn bereid om desgevraagd verantwoording af te leggen<br />
aan de eigen organisatie over hun activiteiten in LOM-verband. De verantwoording aan<br />
de eigen organisatie betreft de tijdbesteding en de wijze van functievervulling conform het in<br />
hoofdstuk 2 opgenomen profiel. De verantwoording aan de eigen organisatie is niet inhoudelijk<br />
van aard. Inhoudelijk leggen trekker en implementatiemanager verantwoording af aan<br />
BLOM / ALOM. Iedere LOM-partner is vrij de verantwoording van trekker en implementatiemanager<br />
naar eigen goeddunken invulling te geven.<br />
Ook dit is een relatie die in de praktijk aandacht vereist. Ervaringen tot nu toe in LOM-verband<br />
laten zien dat deze, voor succes belangrijke, relatie versterking verdient. Implementeren<br />
wordt in de praktijk, door de drukte van alledag, al snel een zaak van individuen die zich daarmee<br />
bezighouden (en die toevallig ook nog ergens werken), in plaats van dat organisaties er bij<br />
wijze van spreken trots op zijn en uitdragen dat zij een implementatiemanager voor het LOM<br />
leveren, als uitingsvorm van organisatieoverstijgende belangen.<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
59
5.4 Het implementatieproces – plan, do, check, act<br />
De implementatie van LOM-actieprogramma’s wordt vormgegeven als een cyclisch proces conform<br />
de zogenoemde kwaliteitscirkel van Deming (plan, do, check, act). Deze cirkel geldt op programmaniveau<br />
(buitenste cirkel) en op het niveau van de individuele acties/projecten van het<br />
programma (binnenste cirkel). Het cyclisch implementatieproces is afgebeeld in figuur 5.3.<br />
1. Plan<br />
Actieprogramma<br />
2. Plan<br />
Projectformats<br />
8. Act<br />
Bijsturing<br />
actieprogramma<br />
7. Act<br />
Bijsturing acties<br />
3. Do<br />
Uitvoering acties<br />
4. Do<br />
Implementatie<br />
actieprogramma<br />
5. Check<br />
Voortgangsmeting<br />
acties<br />
6. Check<br />
Voortgang<br />
actieprogramma<br />
Figuur 5.3: het cyclisch implementatieproces<br />
Ter toelichting op de respectievelijke onderdelen van figuur 5.3 kan het volgende dienen:<br />
1. Actieprogramma. Dit is het eindproduct van de fase van de interventiestrategie.<br />
2. Projectplan. Ieder actieprogramma bestaat uit verschillende uit te voeren acties/projecten. De<br />
organisatie die met de uitvoering van een actie is belast, wijst een daarvoor verantwoordelijke<br />
medewerker als projectleider aan. Deze medewerker stelt een beknopt plan van aanpak op<br />
voor de specifieke actie inclusief planning.<br />
3. De verantwoordelijke medewerkers voeren de actie uit conform het daarvoor gemaakte plan<br />
van aanpak. Voor ondersteuning tijdens de uitvoering kunnen zij terugvallen op de implementatiemanager<br />
en diens ondersteuning.<br />
4. De facto implementeren de verantwoordelijke medewerkers van de uitvoerende organisaties<br />
het actieprogramma, door het uitvoeren van de afzonderlijke acties. De implementatiemanager<br />
ondersteunt de verantwoordelijke medewerkers.<br />
5. De verantwoordelijke medewerkers van de uitvoerende organisaties, projectleiders, rapporteren<br />
periodiek aan de implementatiemanager over de voortgang van hun actie en over de knelpunten<br />
die optreden.<br />
6. De voortgang van de acties afzonderlijk en de knelpunten die optreden bieden de implementatiemanager<br />
inzicht in de voortgang en haalbaarheid van het programma als geheel. De implementatiemanager<br />
rapporteert over de voortgang en de haalbaarheid van het programma aan<br />
de trekker en, via deze, aan BLOM / ALOM.<br />
60<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
7. Aan de hand van de voortgangsrapportages sturen de verantwoordelijke medewerkers hun<br />
activiteiten zonodig bij. Dit gebeurt in overleg met de implementatiemanager, omdat een wijziging<br />
in de ene actie gevolgen kan hebben voor andere acties van hetzelfde actieprogramma.<br />
8. Bijsturing van acties uit het actieprogramma betekent dat de facto ook het actieprogramma<br />
wordt bijgestuurd. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de trekker.<br />
Uit de toelichtende punten 1 tot en met 8 hierboven blijkt dat figuur 5.3 in samenhang moet worden<br />
gezien met de eerder beschreven organisatie(onderdelen). Enkele te benadrukken aspecten<br />
daarbij zijn de volgende:<br />
• De procesbeschrijving maakt andermaal duidelijk dat de kern van de implementatie wordt<br />
gevormd door de uitvoerende organisaties die de afzonderlijke acties/projecten uitvoeren.<br />
• Dit bevestigt eveneens nogmaals dat de functie van implementatiemanager stevigheid vereist<br />
conform het uitgewerkte profiel, alsmede goede ondersteuning van ALOM/BLOM zoals<br />
beschreven onder het kopje organisatiecontext. Stevigheid en ondersteuning om de uitvoerende<br />
organisaties aan het werk te krijgen, ze aan het werk te houden en ze periodiek verantwoording<br />
te laten afleggen over de voortgang van de acties.<br />
• Tot slot is duidelijk dat het in figuur 5.3 afgebeelde cyclische proces alleen kan werken, indien<br />
alle betrokkenen hun bij de organisatiecontext aangegeven rollen en taken (h)erkennen en<br />
zich daarvan naar beste kunnen kwijten.<br />
Do’s & dont’s implementatie, uitvoering en monitoring<br />
• Formeer een implementatiegroep met mensen ‘op niveau’ van de betrokken organisaties.<br />
Win ze voor je visie, inspireer en motiveer ze en expliciteer je verwachtingen.<br />
Betrek zij bij besluiten en uit te voeren activiteiten. Stel je toetsbaar op<br />
naar de groep en doorzie, benoem en reageer op weerstand/kritiek.<br />
• Boek snel concreet resultaat. Hoe langer concreet resultaat uitblijft, des te moeilijker<br />
de uitvoering wordt en omgekeerd.<br />
• Organiseer het snel aanspreken van onwillige organisaties en het belonen van<br />
meegaande organisaties. Schroom als implementatiemanager niet om problemen<br />
op dit vlak snel hogerop te spelen. Voor het succes van samenwerking kun<br />
je als implementatiemanager niet zelfstandig verantwoordelijk zijn; handel daar<br />
ook naar.<br />
• Benut de cirkel plan, do, check & act bewust en maak de verschillende stappen<br />
expliciet, zowel op het niveau van het actieprogramma als op het niveau van de<br />
afzonderlijke projecten/acties. Beperk je niet qua scope. Denk creatief en werk<br />
van breed naar smal (trechteren) in strategieën en tactieken. Ontwikkel eerst<br />
oplossingen die denkbaar zijn en bepaal vervolgens wat werkbaar is en waarvan<br />
je het meeste verwacht.<br />
• Zorg, meer nog dan in het ketenonderzoek, voor inbreng van praktijkkennis en<br />
-ervaring. De interventiestrategie moet uitvoerbaar zijn!<br />
• Borg de implementatie door in de interventiestrategie expliciet te beschrijven hoe<br />
de implementatie wordt georganiseerd.<br />
Implementatie, uitvoering en monitoring<br />
61
62<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Voorlopige<br />
begrippenlijst<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>
Begrip<br />
(Afval)stofstroom<br />
Actoren<br />
ALOM<br />
Bestuurslaag<br />
BLOM<br />
Handhavingspartner<br />
Implementatiemanager<br />
Informatiepunt<br />
Interventies<br />
Interventiestrategie<br />
voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />
Ketenaanpak<br />
Verklaring<br />
Materiaal met dezelfde chemische samenstelling. De fysieke<br />
samenstelling van de (afval)stofstroom kan na iedere actor<br />
verschillen. De chemische samenstelling kan door het toevoegen<br />
of het verwijderen van ander materiaal in concentratie<br />
veranderen.<br />
Natuurlijke personen of rechtspersonen (in de regel bedrijven<br />
of (overheids)instellingen) die handelingen met een bepaalde<br />
(afval)stofstroom uitvoeren of op deze handelingen toezien.<br />
Ambtelijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving. Vergadert een<br />
aantal maal per jaar onder voorzitterschap van de IG-VROM.<br />
De politiek verantwoordelijke vertegenwoordigers van een<br />
overheidsinstantie<br />
Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving. Vergadert een<br />
aantal maal per jaar onder voorzitterschap van de staatssecretaris<br />
van VROM.<br />
Overheidsinstantie die voor zijn deel van de keten belast is<br />
met het toezicht op en/of de opsporing van overtredingen van<br />
de (milieu)wetgeving.<br />
Persoon die onder de verantwoordelijkheid van een daarvoor<br />
door het ALOM gekozen ALOM-vertegenwoordiger, de uitvoering<br />
coördineert van de vastgestelde landelijke interventiestrategie<br />
voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />
Instantie waar de <strong>ketenhandhaving</strong>s- en uitvoeringsinformatie<br />
verzameld, opgeslagen, bewaard en beschikbaar wordt<br />
gesteld aan de handhavingspartners.<br />
Mogelijke acties die ondernomen kunnen worden om een<br />
onderkend maatschappelijk probleem onder controle te<br />
krijgen.<br />
Derde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. In deze fase<br />
wordt per onderkend risicomoment omschreven welke interventies<br />
nodig zijn op strategisch, tactisch en operationeel<br />
niveau om het onderkende risico te minimaliseren.<br />
De ketenaanpak bestaat uit vijf fasen:<br />
• <strong>Ketens</strong>electie op basis van een risicoanalyse.<br />
• Ketenonderzoek naar een geprioriteerde keten, met als<br />
einddoel de risicomomenten vast te stellen.<br />
• Opstellen interventiestrategie met als doel de risicomomenten<br />
te beheersen.<br />
• Opstellen uitvoeringsplan waarin het geheel van handhavingsactiviteiten<br />
en flankerende maatregelen wordt<br />
beschreven.<br />
• Uitvoering en monitoring, waarin de daadwerkelijk handhavingsactiviteiten<br />
door de verschillende partners worden<br />
uitgevoerd en de informatie wordt uitgewisseld.<br />
64<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Begrip<br />
Ketenhandhaving<br />
Ketenonderzoek<br />
<strong>Ketens</strong><br />
Klankbordgroep<br />
<strong>ketenhandhaving</strong><br />
LOM-secretariaat<br />
Managementlaag<br />
Monitoring<br />
Prioritering<br />
Risicoanalyse<br />
Risicomoment<br />
Schakels in de keten<br />
Verklaring<br />
Samenhangend toezicht op de keten van handelingen met<br />
een (afval)stof of product en waar nodig (laten) optreden via<br />
bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke instrumenten om zo<br />
de naleving van wet- en regelgeving in de keten te bewerkstelligen.<br />
Tweede fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. Het verkrijgen<br />
van (integraal) inzicht in de keten van het ontstaan van (afval-)<br />
stofstromen tot en met het verwijderen daarvan, de daarbij<br />
van belangzijnde wet- en regelgeving, de betrokken actoren<br />
en factoren en de samenhang daartussen. Verder het in kaart<br />
brengen van risicomomenten voor gericht toezicht en de evaluatie<br />
van beleid.<br />
Een samenstel van opeenvolgende schakels waarin actoren<br />
handelingen verrichten met een zelfde (afval)stofstroom.<br />
Overleg tussen vertegenwoordigers van de verschillende<br />
handhavingspartners.<br />
Secretariaat van het ALOM en BLOM gevestigd in Den Haag.<br />
De personen die de bestuursbesluiten door de inzet van de<br />
aan hen beschikbaar gestelde mensen en middelen laten uitvoeren.<br />
Het bewaken van de uitvoering van het uitvoeringsplan, waardoor<br />
het mogelijk is eventuele onduidelijkheden, fouten of<br />
misverstanden tijdig te corrigeren.<br />
Het aangeven van een bepaalde volgorde waarin (afval)stofketens<br />
met het instrument <strong>ketenhandhaving</strong> worden aangepakt.<br />
Werkwijze in de eerste fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces.<br />
In deze fase wordt bekeken welke ketens uit een bepaald<br />
werkveld (bijvoorbeeld afval) in aanmerking komen voor<br />
<strong>ketenhandhaving</strong>. In deze fase wordt ook vastgesteld bij welke<br />
ketens het risico voor de samenleving het grootst is.<br />
Een plaats in de keten waar een bepaald (verhoogd) risico voor<br />
de samenleving ontstaat. Dit risico veroorzaakt op deze plaats<br />
of verderop in de keten bepaalde negatieve effecten voor de<br />
samenleving.<br />
Op grond van het soort handeling met een bepaalde<br />
(afval)stofstroom te onderscheiden separaat onderdeel van<br />
een keten. Voorbeeld: afvalverwijderingsketens bestaan in<br />
de regel uit vier schakels: (a) zich ontdoen van afval, (b) het<br />
inzamelen van afval, (c) het be- en/of verwerken van afval en<br />
(d) het definitief verwijderen of nuttig toepassen van be- en/of<br />
verwerkt afval.<br />
Voorlopige begrippenlijst <strong>ketenhandhaving</strong><br />
65
Begrip<br />
Uitvoering<br />
Verklaring<br />
Vijfde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. In deze fase<br />
worden door de handhavingspartners bedrijven in de keten<br />
gecontroleerd volgens het vastgestelde uitvoeringsplan.<br />
Uitvoeringslaag<br />
Uitvoeringsplan<br />
De personen die de daadwerkelijk controles en handhavingsactiviteiten<br />
uitvoeren.<br />
Vierde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces waarin het deel<br />
van de interventiestrategie dat gericht is op de daadwerkelijk<br />
handhaving van de betreffende regelgeving wordt uitgewerkt<br />
naar een uitvoeringsplan. Dit plan is gericht op de bestuurslaag,<br />
de managementlaag en de uitvoeringslaag.<br />
66<br />
<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1
Colofon<br />
Uitgave<br />
Landelijk Overleg Milieuhandhaving<br />
LOM-Secretariaat<br />
Koningskade 40<br />
2596 AA Den Haag<br />
Tel. 070-35 19 705<br />
E-mail info@lomsecretariaat.nl<br />
Deze handreiking is op te vragen bij het LOM-Secretariaat<br />
Drukwerkproductie<br />
GBS prepress, Rijswijk<br />
Oplage<br />
1.000 exemplaren<br />
Oktober 2007