10.01.2015 Views

Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken

Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken

Handreiking ketenhandhaving - Ketens & Netwerken

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>Handreiking</strong><br />

<strong>ketenhandhaving</strong><br />

Het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> in 5 stappen<br />

Versie 1.1<br />

Geactualiseerd en aangevuld met praktijkervaringen<br />

LOM 2007 7


<strong>Handreiking</strong><br />

<strong>ketenhandhaving</strong><br />

Het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> in 5 stappen<br />

Versie 1.1<br />

Geactualiseerd en aangevuld met praktijkervaringen<br />

7<br />

Oktober 2007<br />

LOM-Secretariaat, Den Haag LOM 2007


Inhoud<br />

0 Inleiding 5<br />

0.1 Ketenhandhaving als concept 6<br />

0.2 Ketenhandhaving als proces 7<br />

0.3 Doel van deze handreiking 10<br />

1 <strong>Ketens</strong>electie 11<br />

1.1 Inhoud 12<br />

1.1.1 Verdeling van het werkveld in ketens 12<br />

en inventarisatie en selectie van typen effecten<br />

1.1.2 Specificatie en beoordeling per keten van de nadelige effecten, 13<br />

totaalscore effecten<br />

1.1.3 Analyse van de kans op nadelige effecten, totaalscore kansen 14<br />

1.1.4 Onderlinge prioritering ketens 17<br />

1.1.5 Wenselijkheid/noodzakelijkheid <strong>ketenhandhaving</strong> en selectie ketens 18<br />

1.2 Proces 19<br />

2 Ketenonderzoek 21<br />

2.1 Inhoud 22<br />

2.1.1 Probleem- en doelstelling, afbakening en eindproduct 22<br />

2.1.2 Aanpak en werkwijze 23<br />

2.1.3 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM ketenonderzoek 23<br />

2.2 Proces 24<br />

2.2.1 Organisatie 24<br />

2.2.2 Tijd 27<br />

2.2.3 Geld 27<br />

2.2.4 Informatie 27<br />

2.2.5 Kwaliteit 28<br />

3 Interventiestrategie 29<br />

3.1 Inhoud 30<br />

3.1.1 Doelen en effecten 30<br />

3.1.2 Strategie 31<br />

3.1.3 Tactiek 32<br />

3.1.4 Operationeel 33<br />

3.2 Proces 34<br />

3.2.1 Organisatie 34<br />

3.2.2 Tijd 34<br />

3.2.3 Geld 34<br />

3.2.4 Informatie 34<br />

3.2.5 Kwaliteit 34<br />

<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


4 Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> 35<br />

4.1 Informatie voor bestuurders 36<br />

4.1.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 36<br />

4.1.2 Onderdeel B De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 37<br />

4.1.3 Onderdeel C Het doel en de te bereiken effecten 37<br />

4.1.4 Onderdeel D De vereiste informatie-uitwisseling 38<br />

4.2 Informatie voor managers 38<br />

4.2.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 38<br />

4.2.2 Onderdeel B De ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 38<br />

4.2.3 Onderdeel C Het doel en de te bereiken effecten SMART geformuleerd 38<br />

4.2.4 Onderdeel D Organisatievormen 40<br />

4.2.5 Onderdeel E De vereiste informatie-uitwisseling en de organisatie daarvan 41<br />

4.3 Informatie voor toezichthouders en handhavers 42<br />

4.3.1 Onderdeel A Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing 42<br />

4.3.2 Onderdeel B De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak 42<br />

4.3.3 Onderdeel C Toezicht- en handhavingsinstructies 42<br />

4.3.4 Onderdeel D Noodzaak van en instructies voor informatie-uitwisseling 43<br />

4.4 Praktijkvoorbeeld projectplan <strong>ketenhandhaving</strong> 43<br />

5 Implementatie, uitvoering en monitoring 47<br />

5.1 Implementatie interventiestrategie 48<br />

5.2 Het profiel van de implementatiemanager 49<br />

5.3 De organisatiecontext waarbinnen de implematiemanager optreedt 53<br />

5.4 Het implementatieproces – plan, do, check, act 60<br />

Voorlopige begrippenlijst <strong>ketenhandhaving</strong> 63<br />

Inhoud


Inleiding


0.1 Ketenhandhaving als concept<br />

Voor maatschappelijke activiteiten met volksgezondheids- of milieurisico’s in een brede betekenis<br />

bestaan er wetten en regels om deze risico’s te beheersen. De huidige wetten en regels focussen<br />

op inrichtingen; ze gelden bijvoorbeeld voor afvalproducerende bedrijven, afvaltransporteurs<br />

en voor eindverwerkers van afval. In lijn hiermee is ook het toezicht op de naleving van de wetten<br />

en regels vooral inrichtinggebonden; er zijn instanties die toezien op genoemde bedrijven,<br />

(andere) instanties die toezien op genoemde transporteurs en (weer andere) instanties die zich<br />

richten op genoemde verwerkers.<br />

In toenemende mate beklijft het besef dat vooral inrichtinggebonden toezien op de naleving<br />

van wetten en regels onvoldoende is. Er is dan namelijk te weinig (structureel) toezicht op de<br />

momenten dat een stof van de ene naar de andere inrichting – schakel in de keten – gaat. En die<br />

‘overdrachtsmomenten’ zijn belangrijk voor waar het uiteindelijk om gaat: het beheersen van<br />

volksgezondheids- en/of milieurisico’s. Want wat bijvoorbeeld te denken van de mogelijkheid<br />

dat een sloopbedrijf doet voorkomen alsof het asbest afvoert naar een daarvoor geëigende eindverwerker,<br />

maar het asbest in de praktijk (deels) op illegale wijze laat verdwijnen omdat hiermee<br />

kosten kunnen worden bespaard En accepteren we de mogelijkheid dat ondernemingen<br />

die (meer schakels van) een keten beheersen, de verschillende toezichthouders en handhavers<br />

waarmee zij te maken hebben tegen elkaar kunnen uitspelen omdat het ketentoezicht te weinig<br />

gestructureerd is<br />

Kortom: inrichtinggebonden toezicht en handhaving moeten in toenemende mate plaats vinden<br />

in het kader van ketengericht toezicht en <strong>ketenhandhaving</strong>. Zodoende wordt het toezicht op overdrachtsmomenten<br />

in ketens structureel van aard en treedt de overheid als eenheid naar buiten.<br />

Meer informatie over het hoe en waarom van <strong>ketenhandhaving</strong> is opgenomen in het zogenoemde<br />

Visiedocument Ketenhandhaving, gemaakt in opdracht van de VROM Inspectie. Het<br />

Landelijk Overleg Milieuhandhaving (het LOM) onderschreef de conclusies en aanbevelingen uit<br />

het visiedocument en baseerde er het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 ‘Een schakel in het<br />

samenspel’ op. In dit programma is de ontwikkeling van inrichting- naar ketengericht aangeduid<br />

als van taak- naar probleemgericht: niet de taken van toezichthouders en handhavers zijn het<br />

primaire vertrekpunt van de programmering, maar de milieu- en volksgezondheidsproblemen<br />

waaraan toezichthouders en handhavers in oplossende zin een bijdrage leveren. Dit laatste is<br />

eveneens de insteek van de professionalisering van de handhaving. Inmiddels publiceerde het<br />

LOM het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 ‘Schakelen naar <strong>ketenhandhaving</strong>’. Daarin stelt<br />

het LOM <strong>ketenhandhaving</strong> als methode centraal. De prioriteiten uit het Landelijk Handhavingsprogramma<br />

2005 – asbest, bouw- en sloopafval, dierlijke vetten en verboden consumentenvuurwerk<br />

– laten volgens het LOM namelijk zien dat <strong>ketenhandhaving</strong> een goed antwoord is op<br />

het feit dat bedrijven niet als losse schakels opereren maar een keten vormen waarbij de naleving<br />

van milieuregels tussen twee schakels in vaak te wensen overlaat of moedwillig afwezig is.<br />

Het LOM vindt het van groot belang om <strong>ketenhandhaving</strong> niet alleen voor genoemde landelijke<br />

prioriteiten in te zetten, maar ook op andere terreinen in het leefmilieu. Bodemsanering is in<br />

het Landelijk Handhavingsprogramma 2007 als nieuwe landelijke prioriteit opgenomen naast<br />

de bestaande prioriteiten uit het programma 2005 die doorlopen. Het LOM hanteert in het programma<br />

2007 verder een landelijke attenderingslijst van onderwerpen waarbij één of meer LOMpartners<br />

op eigen initiatief en onder eigen verantwoordelijkheid aan <strong>ketenhandhaving</strong> werken:<br />

export van afvalstoffen, AVI-bodemas, teerhoudend asfaltgranulaat (TAG), chemisch behandeld<br />

hout, explosieven voor civiel gebruik en afval als meststof.<br />

<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


0.2 Ketenhandhaving als proces<br />

Ketenhandhaving is een relatief nieuw concept. Complex ook, omdat <strong>ketenhandhaving</strong> afstemming,<br />

informatie-uitwisseling en samenwerking vereist tussen de bij een keten betrokken<br />

bestuurs- en strafrechtelijke instanties; zaken die een zorgvuldige voorbereiding vereisen.<br />

Praktijkervaring met systematisch ketenhandhaven als een georganiseerde samenwerking tussen<br />

overheden bestaat nog maar mondjesmaat. Deze uitgave biedt een handreiking gebaseerd op<br />

kennis die in LOM-verband is opgedaan. Deze handreiking bevat ervaringen van de eerste projecten<br />

die in LOM-verband zijn geïmplementeerd. Het LOM wil in deze uitgave de ervaringen met u<br />

delen om het volgende gezamenlijke belang te dienen: als handhavende overheid zicht en greep<br />

krijgen op overstijgende problemen die geen enkele instantie alleen kan oplossen.<br />

De voorbereiding die aan de uiteindelijke uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> vooraf gaat bestaat uit<br />

vier fasen. De uitvoering zelf is de vijfde fase. Figuur 0.1 bevat de vijf fasen schematisch.<br />

Inleiding


Fase 1<br />

<strong>Ketens</strong>electie<br />

Probleem- en<br />

risicoanalyse ketens<br />

Processtap<br />

Prioritaire ketens<br />

Resultaat<br />

Fase 2<br />

Ketenonderzoek<br />

Onderzoek van de<br />

betreffende ketens<br />

Processtap<br />

Inzicht in probleem, keten<br />

en risicomomenten<br />

Resultaat<br />

Fase 3<br />

Interventiestrategie<br />

Ontwikkelen aanpak<br />

risicomomenten<br />

Interventiestrategie<br />

strat./tact./operat.<br />

Processtap<br />

Resultaat<br />

Terugkoppeling<br />

Fase 4<br />

Voorbereiden uitvoering<br />

Voorbereiden uitvoering &<br />

monitoring <strong>ketenhandhaving</strong><br />

Processtap<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong><br />

Resultaat<br />

Fase 5<br />

Uitvoeren en monitoren<br />

Uitvoeren uitvoerings-<br />

& monitoringsplan<br />

Processtap<br />

Kosten/baten <strong>ketenhandhaving</strong><br />

betreffende keten<br />

Resultaat<br />

Figuur 1 Proces <strong>ketenhandhaving</strong><br />

<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


In deze handreiking wordt elke fase behandeld in een apart hoofdstuk. Hoofdstuk 1 gaat over<br />

fase 1, hoofdstuk 2 over fase 2 enzovoorts. De vijf fasen kunnen als volgt kort worden geïntroduceerd:<br />

1 <strong>Ketens</strong>electie. In fase 1 wordt een bepaald werkveld (bijvoorbeeld ‘afval’ of ‘water’) onderworpen<br />

aan een probleem- en risicoanalyse (milieu- en volksgezondheidsrisico’s) op hoofdlijnen.<br />

Op grond van deze analyses wordt met een quick-scan bepaald voor welke ketens het<br />

instrument <strong>ketenhandhaving</strong> een optie is en vervolgens welke ketens al dan niet als prioritair<br />

moeten worden aangemerkt. De prioritaire ketens gaan door naar fase 2.<br />

2 Ketenonderzoek. In fase 2 worden de prioritaire ketens diepgaand en integraal onderzocht.<br />

Het doel van het ketenonderzoek is een zo compleet mogelijk beeld van het probleem en de<br />

(werking van de) betreffende keten, alsmede inzicht in de (vanuit milieu- en volksgezondheidsoogpunt)<br />

belangrijkste risicomomenten in de keten.<br />

3 Interventiestrategie. In fase 3 wordt een interventiestrategie opgesteld om het in fase 2<br />

geschetste probleem en de daaraan gekoppelde keten en risicomomenten daarin onder controle<br />

te krijgen. De interventiestrategie kent een strategisch niveau (wat doen) en tactisch<br />

niveau (hoe doen), alsmede een operationeel niveau in de vorm van een concreet actieprogramma<br />

(wie verricht wanneer welke activiteiten).<br />

4 Voorbereiden uitvoering. Indien <strong>ketenhandhaving</strong> onderdeel is van de in fase 3 gemaakte<br />

interventiestrategie (wat niet per se het geval hoeft te zijn), wordt er in fase 4 een uitvoeringsen<br />

monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> opgesteld.<br />

5 Uitvoeren en monitoren. In fase 5 vindt de daadwerkelijke <strong>ketenhandhaving</strong> plaats. Het uitvoeringsplan<br />

van fase 4 wordt uitgevoerd. En de resultaten van de uitvoering worden gevolgd<br />

met behulp van het monitoringsplan van fase 4.<br />

Voor alle duidelijkheid wordt benadrukt dat de interventiestrategie van fase 3 een brede scope<br />

kent en ook zou kunnen worden aangeduid met de bestuurskundige term ‘instrumentenmix’.<br />

Het probleem is het vertrekpunt van de interventiestrategie, en gekeken wordt wát daar (strategie),<br />

met welke juridische, financiële en sociale instrumenten (tactiek), door wie, wanneer, op<br />

welke wijze (operationeel) aan moet gebeuren, om het op te lossen. In plaats van dat <strong>ketenhandhaving</strong><br />

als vertrekpunt wordt genomen en wordt gekeken hoe deze vorm van handhaving kan<br />

bijdragen aan probleemoplossing.<br />

Dit alles betekent dat er na fase 3 – interventiestrategie – in de regel verschillende uitvoerings- en<br />

monitoringsplannen zullen worden gemaakt, waaronder die voor <strong>ketenhandhaving</strong>. Dit is schematisch<br />

met een voorbeeld verduidelijkt in figuur 2.<br />

Inleiding


Fase 3<br />

Interventiestrategie<br />

Juridisch/Financieel/Sociaal<br />

Fase 4<br />

Uitvoerings- en<br />

monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong><br />

Uitvoerings- en<br />

monitoringsplan<br />

heffingen<br />

Uitvoerings- en<br />

monitoringsplan<br />

communicatie<br />

Fase 5<br />

Uitvoering en<br />

monitoring<br />

Uitvoering en<br />

monitoring<br />

Uitvoering en<br />

monitoring<br />

Figuur 2 Voorbeeld verschillende uitvoerings- en monitoringsplannen op basis van de interventiestrategie<br />

03 Doel van deze handreiking<br />

In deze handreiking beschrijft het LOM de verschillende stappen in het proces van <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />

Van iedere stap wordt de inhoud aangegeven (wat gebeurt er in deze stap), alsmede het<br />

proces (hoe wordt deze stap procesmatig ingericht en wat zijn de beheersaspecten).<br />

Het LOM heeft deze handreiking gemaakt om het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> tot op zekere<br />

hoogte te standaardiseren met behulp van de leerervaringen die sinds begin 2004 in LOM-verband<br />

met <strong>ketenhandhaving</strong> zijn opgedaan (‘<strong>ketenhandhaving</strong>, zo doen we dat in LOM-verband’).<br />

De handreiking beoogt zodoende de kwaliteit van het traject te borgen en een handvat te zijn<br />

voor toekomstige projectleiders die de opdracht hebben aanvaard voor het zetten van bepaalde<br />

stappen in het proces van <strong>ketenhandhaving</strong> of op het punt staan dat te doen en zich oriënteren<br />

op wat dat betekent.<br />

Dit is de tweede versie van de handreiking <strong>ketenhandhaving</strong>. De eerste versie werd gemaakt op<br />

het moment dat er in LOM-verband nog slechts praktijkervaring was opgedaan met de fasen 1 tot<br />

en met 3 (ketenselectie, ketenonderzoek en interventiestrategie). In deze tweede versie is de in<br />

LOM-verband opgedane praktijkervaring met de fasen 4 en 5 (voorbereiden uitvoering en implementeren,<br />

uitvoeren en monitoren) toegevoegd.<br />

Deze handreiking is geen blauwdruk en evenmin een garantie voor succes. Zij besteedt wel aandacht<br />

aan de elementen die overdacht moeten worden, om de kans op een succesvol project te<br />

vergroten. Natuurlijk moet u niet schromen hierbij maatwerk voor uw situatie toe te passen.<br />

10<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


1<br />

<strong>Ketens</strong>electie


In fase 1 wordt een bepaald werkveld (bijvoorbeeld ‘afval’ of ‘water’) onderworpen aan een probleem-<br />

of risicoanalyse (milieu- en volksgezondheidsrisico’s) op hoofdlijnen. Op grond van deze<br />

analyses wordt met een quick-scan bepaald voor welke ketens het instrument <strong>ketenhandhaving</strong><br />

een optie is en voor welke ketens niet. Vervolgens wordt van de ketens waarvoor <strong>ketenhandhaving</strong><br />

een optie is de prioriteit bepaald. Prioritaire ketens die voor <strong>ketenhandhaving</strong> worden geselecteerd<br />

gaan door naar fase 2, de fase van het uitgebreide ketenonderzoek. De fase van ketenselectie<br />

kent inhoudelijke en procesmatige aspecten. Beide typen aspecten komen aan bod.<br />

Ter nuancering van dit hoofdstuk nog het volgende. Dit hoofdstuk geeft u een rationeel model<br />

om tot ketenselectie te komen. Vergeet echter vooral ook niet uw eigen kennis en vakmanschap<br />

toe te passen. Uw professionaliteit kan u op mogelijke ketengerelateerde problemen wijzen.<br />

Breng die gerust in bij deze fase van ketenselectie. Bij de volgende stappen komen voldoende<br />

argumenten naar boven om uw vermoedens al dan niet te bevestigen.<br />

1.1 Inhoud<br />

De methodiek voor het uiteindelijk kunnen bepalen en selecteren van prioritaire ketens staat<br />

uitvoerig beschreven in het rapport ‘Methodiek risico-analyse van afvalverwijderingsketens’ van<br />

de VROM-Inspectie uit april 2005. De methodiek bestaat uit de volgende stappen:<br />

1 Verdeling van het werkveld in ketens en inventarisatie en selectie van de relevante typen<br />

effecten (duurzaamheid/milieu, volksgezondheid, externe veiligheid, alsmede sociale effecten<br />

die kunnen optreden als er in het werkveld of bepaalde ketens daadwerkelijk dingen mis gaan<br />

(bijvoorbeeld sociale onrust).<br />

2 Specificatie en beoordeling per keten en ketenfase van de nadelige effecten die in beginsel<br />

kunnen optreden. Na de beoordeling per effect wordt een totaal effectscore voor de betreffende<br />

keten bepaald.<br />

3 Analyse en beoordeling per keten van de kans dat effecten zich voordoen, waarbij verschillende<br />

kansbepalende factoren worden beschouwd (kwaliteit wet- en regelgeving, markt en omgeving,<br />

techniek en controle, kosten, criminogene factoren). Na de beoordeling van de kansbepalende<br />

factoren afzonderlijk, wordt een totaal kans score voor de betreffende keten bepaald.<br />

4 Het bepalen van het risico per keten (totaal effect score x totaal kans score) en het op basis<br />

hiervan onderling prioriteren van de ketens.<br />

5 Het beoordelen van de wenselijkheid/noodzakelijkheid van <strong>ketenhandhaving</strong> en het selecteren<br />

van voor <strong>ketenhandhaving</strong> perspectiefrijke prioritaire ketens.<br />

Iedere stap komt hierna in een aparte paragraaf nader aan de orde.<br />

1.1.1 Verdeling van het werkveld in ketens<br />

en inventarisatie en selectie van typen effecten<br />

Een werkveld, zoals bodem, water of afval, bestaat in de regel uit diverse ketens. Zij zijn in het<br />

rapport ‘Methodiek risico-analyse van afvalverwijderingsketens’ van de VROM-Inspectie uit april<br />

2005 maar liefst 34 verschillende afvalstoffen/ketens onderscheiden.<br />

Stap 1 van het proces van ketenselectie bestaat uit het expliciteren van de verschillende ketens<br />

in een werkveld. Iedere keten wordt vervolgens verdeeld in ketenfasen. Voor afvalstoffen kan het<br />

bijvoorbeeld gaan om de volgende fasen: (a) ontdoen, (b) inzamelen en opslaan, (c) be- en verwerken,<br />

(d) nuttig toepassen/definitief verwijderen.<br />

De ketens in een werkveld functioneren overigens niet geheel los van elkaar. Er zijn tal van raakvlakken,<br />

bijvoorbeeld op het vlak van de verwerkingsmethode (huishoudelijk restafval en afval<br />

van waterzuivering worden allebei in AVI’s verbrand; de laatste schakel van beide ketens is derhalve<br />

dezelfde) of wat betreft bij de bij de keten betrokken bedrijven (veel van de circa 14 gevaarlijke<br />

afvalstoffen die beleidsmatig worden onderscheiden, worden door dezelfde bedrijven ingezameld).<br />

Gesteld kan dan ook worden dat een werkveld bestaat uit netwerken van ketens.<br />

12<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Na het beschouwen van het werkveld en het uiteenleggen daarvan in ketens worden de voor dit<br />

werkveld en deze ketens ter zake doende typen effecten geselecteerd. Het gaat om de volgende<br />

typen effecten: duurzaamheid/milieu, volksgezondheid, externe veiligheid, alsmede sociale<br />

effecten die kunnen optreden als er in het werkveld of bepaalde ketens daadwerkelijk dingen<br />

mis gaan (bijvoorbeeld sociale onrust). Indien niet van toepassing, worden één of meer van deze<br />

typen effecten niet geselecteerd en buiten beschouwing gelaten. Zo zal externe veiligheid niet bij<br />

ieder werkveld een rol spelen. De wel van toepassing zijnde typen effecten worden geselecteerd<br />

en voor de specifieke keten nader onderverdeeld. Duurzaamheid/milieu wordt voor een bepaalde<br />

keten bijvoorbeeld onderverdeeld in de voor die keten relevante thema’s ‘klimaatverandering’,<br />

‘verzuring’, ‘verspreiding naar lucht’ en ‘verspreiding naar water’.<br />

1.1.2 Specificatie en beoordeling per keten<br />

van de nadelige effecten, totaalscore effecten<br />

Stap 2 van het proces van ketenselectie bestaat uit een specificatie en beoordeling per keten (en<br />

ketenfase) van de in stap 1 geselecteerde nadelige effecten die in beginsel kunnen optreden.<br />

Specificeren effecten<br />

Primair uitgangspunt voor het specificeren van de effecten per keten is de op de keten van toepassing<br />

zijnde wet- en regelgeving en het beleid. Met andere woorden: gekeken wordt welke<br />

overschrijdingen van de wet- en regelgeving en van het beleid mogelijk zijn en wat daarvan het<br />

nadelige effect is. Daarnaast mogen mogelijke nadelige effecten die niet blijken uit de analyse<br />

van de wet- en regelgeving niet over het hoofd worden gezien: de themagerichte benadering<br />

(duurzaamheid/milieu, et cetera) helpt hiervoor zorgen.<br />

Beoordelen effecten<br />

Bij het beoordelen van de geïnventariseerde nadelige effecten gaat het om de vraag hoe erg het<br />

nadelige effect verhoudingsgewijs is. Hiertoe worden de geïnventariseerde effecten gescoord.<br />

Per relevant thema, bijvoorbeeld ‘klimaatverandering’, krijgt de keten of – preciezer gezegd – het<br />

mogelijke effect van deze keten op het betreffende thema een score tussen 1 en 5. Deze scores<br />

hebben de volgende betekenis:<br />

Score<br />

Betekenis<br />

1 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema niet of nauwelijks relevant<br />

2 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema van beperkte betekenis<br />

3 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema relevant<br />

4 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema belangrijk<br />

5 de keten is qua nadelige effecten voor het betreffende thema dominant<br />

Totaalscore keten voor effecten<br />

Voor ieder relevant thema krijgt de betreffende keten een score variërend van 1 tot 5. De totaalscore<br />

van de effecten van de betreffende keten wordt verkregen door alle afzonderlijke scores<br />

bij elkaar op te tellen. De totaalscore bepaalt of het uiteindelijke totaaleffect van de betreffende<br />

keten als gering of als groot wordt aangemerkt.<br />

<strong>Ketens</strong>electie<br />

13


Een voorbeeld ter verduidelijking. Voor afvalverwijderingsketens wordt uitgegaan van negen relevante<br />

thema’s. Dit betekent dat de totaalscore van een afvalverwijderingsketen minimaal 9 en<br />

maximaal 45 bedraagt. Onderstaande tabel verduidelijkt dit.<br />

Terrein Thema Score<br />

Duurzaamheid/milieu 1 Algemeen 1 – 5<br />

2 Klimaatverandering 1 – 5<br />

3 Verzuring en verspreiding (lucht) 1 – 5<br />

4 Verspreiding (opp.water) 1 – 5<br />

5 Verspreiding (bodem en grondwater) 1 – 5<br />

6 Overige thema’s en ingrepen 1 – 5<br />

Gezondheid 7 Luchtkwaliteit en depositie 1 – 5<br />

Veiligheid 8 Externe veiligheid 1 – 5<br />

Sociale effecten 9 Sociale effecten divers 1 – 5<br />

min. 9 – max. 45<br />

Van een gering totaaleffect van de betreffende keten is sprake, indien de totale effectscore tussen<br />

9 en 17 ligt. Van een groot totaaleffect wordt gesproken indien de totale effectscore meer dan<br />

17 bedraagt. Uitgegaan wordt dus niet van het gemiddelde (in dit geval 27) om de grens tussen<br />

gering en groot effect te bepalen. De reden hiervoor is dat er bij een betrekkelijk lage score wel<br />

sprake kan zijn van enkele uitschieters, die vanuit handhavingsoogpunt belangrijk zijn.<br />

1.1.3 Analyse van de kans op nadelige effecten, totaalscore kansen<br />

Stap 2 uit het proces van ketenselectie heeft geresulteerd in een overzicht van ketens met een<br />

gering of een groot totaaleffect. Stap 3 bestaat uit een analyse per keten van de kans dat de effecten<br />

zich ook daadwerkelijk voordoen.<br />

Inventariseren en beoordelen kansbepalende factoren<br />

Er zijn verschillende factoren die de kans bepalen dat een bepaald effect zich voordoet. Om een<br />

gestructureerde inventarisatie te maken is de volgende checklist van (groepen) kansbepalende<br />

factoren bruikbaar, waarbij het wederom zo is dat niet per se iedere groep altijd van toepassing<br />

is. Per groep van kansbepalende factoren krijgen ketens een score die wederom kan variëren van<br />

1 tot 5. Deze scores hebben in dit geval de volgende betekenis:<br />

Score<br />

Betekenis<br />

1 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten nauwelijks<br />

van belang<br />

2 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van gering<br />

belang<br />

3 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van belang<br />

4 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van groot<br />

belang<br />

5 De betreffende (groep van) kansbepalende factoren (is) zijn voor deze keten van zeer<br />

groot belang<br />

14<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


• Kansbepalende factor: Kwaliteit wet- en regelgeving<br />

Naarmate wet- en regelgeving meer onduidelijk is (complex, incompleet) of tegenstrijdig (met<br />

nationale of internationale regels), is de kans groter dat er een ‘interpretatie naar eigen inzicht’<br />

(naar eigen voordeel) wordt gemaakt, wat tot een ander resultaat kan leiden dan de wet- en<br />

regelgeving beoogt. Voor de volledigheid worden vergunningen in dit verband ook onder wet- en<br />

regelgeving gevat. Bij het beoordelen van de kwaliteit van de wet- en regelgeving kunnen de volgende<br />

aspecten een rol spelen:<br />

• regelgeving in andere landen (is er regelgeving in omringende landen die niet spoort met de<br />

regelgeving in ons land).<br />

• complexiteit ( is over bepaalde begrippen en/of standpunten nog discussie).<br />

• mate van uitkristallisatie (is de regelgeving uitgekristalliseerd of zijn er wijzigingen aangekondigd<br />

of in discussie).<br />

• mate van compleetheid (is de regelgeving ketendekkend).<br />

• tegenstrijdigheid (zijn er regels, ook van andere beleidsvelden, die tegenstrijdig werken).<br />

• Kansbepalende factor: Markt en omgeving<br />

Bij het analyseren van markt en omgeving en de mate waarin deze factor de kans op overschrijding<br />

van wet- en regelgeving bepaalt (in geringe of in sterke mate) is het in de regel nodig om<br />

verschillende kenmerken van de markt en de omgeving in beschouwing te nemen. Bij het beoordelen<br />

van markt en omgeving kunnen de volgende aspecten een rol spelen:<br />

• Inputzijde keten (relevante vragen zijn onder andere: (a) is er een relatief klein en overzichtelijk<br />

aantal partijen aan de inputzijde actief – bijvoorbeeld als ontdoener van bepaald afval – of<br />

een relatief groot en daardoor onoverzichtelijk aantal (b) gaat het in de betreffende keten om<br />

een aantal specifieke goed herkenbare stofstromen of om een keur aan moeilijk van elkaar te<br />

onderscheiden stofstromen (c) zijn bepaalde stofstromen eenvoudig op te waarderen zodat<br />

zij (meer) geld gaan opbrengen (d) is het eenvoudig om de stofstroom voor langere tijd op te<br />

slaan)<br />

• Throughput (relevante vragen zijn onder andere: (a) is het aantal ketenschakels beperkt (en de<br />

keten relatief inzichtelijk) of uitgebreid (en de keten relatief onoverzichtelijk) (b) is het aantal<br />

bedrijven in de keten relatief groot of klein (c) zijn er ketenonderdelen die als nutsfunctie<br />

worden ingevuld en daardoor een ander financieel mechanisme kennen (kostendekkende<br />

heffing versus winstmaximalisatie) Zijn de schakels van de keten relatief bedrijfszeker, of<br />

verdwijnen zij bij een geringe (maatschappelijke) verstoring van de markt (bijvoorbeeld inzameling<br />

tweedehands kleding).<br />

• Output (relevante vragen zijn onder andere: (a) hebben bedrijven invloed op de afzetmarkt (b)<br />

is Nederland de afzetmarkt of het buitenland<br />

• Positie in de markt (relevant zijn met name de aspecten concurrentie, specialisatie en samenwerking:<br />

is er sprake van een markt met veel concurrentie, weinig specialisatie en een geringe<br />

samenwerking of van een markt met weinig concurrentie, veel specialisatie en veel samenwerking)<br />

• Omgeving (dit aspect betreft kenmerken die niet primair milieu zijn, maar die wel van invloed<br />

kunnen zijn op de kans dat bepaalde negatieve effecten zich voordoen. Te denken valt bijvoorbeeld<br />

aan: geografische omstandigheden, transport(on)mogelijkheden, eisen aan arbeidsomstandigheden,<br />

tegenstrijdige overheidsbelangen die de markt beïnvloeden).<br />

• Kansbepalende factor: Techniek en controle<br />

De gebruikte techniek(en) om een stofstroom te be- of verwerken kunnen potentieel mogelijkheden<br />

bieden voor buitenwettelijk gedrag teneinde zelf voordelen te behalen. Door bijvoorbeeld<br />

samenstellingen te veranderen of bepaalde deelstromen samen te voegen kunnen kosten worden<br />

bespaard. De wijze waarop de techniek wordt gebruikt en de mate waarin deze is ontwikkeld<br />

(in de afvalsector bijvoorbeeld ‘handpicking’ versus een computergestuurde installatie) zeggen<br />

iets over de afhankelijkheid van de techniek en het gewenste opleidingsniveau van het benodigde<br />

personeel. Naast de betrouwbaarheid van de techniek sec, is ook de wijze waarop de beschikbare<br />

techniek ingezet wordt van belang. Bij het beoordelen van de relevante van de factor techniek<br />

en controle kunnen de volgende aspecten/vragen onder andere worden benut:<br />

<strong>Ketens</strong>electie<br />

15


• Plaats van de minimumstandaardtechniek (hoeveel technieken zijn er beschikbaar en hoe<br />

verhouden deze zich tot een eventueel vastgestelde minimumstandaard<br />

• Aard toegepaste techniek (is de techniek betrouwbaar, werkt deze nauwkeurig, is de toepassingswijze<br />

betrouwbaar Met andere woorden: biedt de techniek mogelijkheden om anders te<br />

handelen dan bedoeld en gewenst of is dit niet of minder goed mogelijk)<br />

• Controleerbaarheid gebruikte technieken (bij menig stofstroom komen momenten voor waarop<br />

de kwaliteit van de betreffende partij wordt vastgesteld door het laten analyseren van een<br />

monster. Hierbij bestaan mogelijkheden om de analysecijfers te beïnvloeden. Aspecten om<br />

rekening mee te houden: representativiteit van het monster voor de hele partij, wijze van<br />

interpretatie en open communicatie over de gegevens.<br />

• Kansbepalende factor: Kosten<br />

Inzicht in de financiële situatie bij de partijen in die actief zijn in de betreffende keten geeft<br />

onder andere een indicatie van de stabiliteit en de betrouwbaarheid. Gekeken kan worden naar:<br />

• Investeringskosten (Voor investeringen is kapitaal nodig. Dit kan via aandelen of leningen<br />

worden verstrekt. Zeker bij omvangrijke investeringen zal een kapitaalverstrekker garanties<br />

willen. Daarom zijn de volgende vragen van belang: zijn er hoge investeringskosten nodig om<br />

ten minste met de minimumstandaard te werken Worden de investeringskosten gedekt door<br />

de kapitaalmarkt (banken, aandelen) of door subsidies).<br />

• Transportkosten (De kosten die gemoeid zijn met transport zijn vaak van doorslaggevend<br />

belang bij de keuze op welke wijze met een stofstroom wordt omgegaan. De volgende vraag<br />

is relevant: zijn de transportkosten als onderdeel van de totale kosten van doorslaggevend<br />

belang bij de sturing van de betreffende stofstroom).<br />

• Verwerkingskosten (Als de verwerkingskosten van een stofstroom hoog zijn, dan zal de ontdoener<br />

daarvoor relatief veel geld betalen. Als de ontvanger vervolgens de betreffende stof<br />

langere tijd opslaat zonder deze kosten te maken dan kan hij het reeds ontvangen geld voor<br />

andere zaken gebruiken, zich bijvoorbeeld ook failliet laten verklaren en de overheid opzadelen<br />

met een probleem. De volgende vragen zijn tegen deze achtergrond van belang: hoe hoog<br />

zijn de verwerkingskosten van de stofstroom ten opzichte van andere stofstromen en is het al<br />

dan niet mogelijk de verwerkingskosten te verlagen door de stofstroom op ongewenste wijze<br />

te mengen, samen te voegen of uit te splitsen).<br />

• Verwijderingskosten (De hoogte van de verwijderingskosten kunnen een reden zijn voor aanbieders<br />

om te zoeken naar goedkopere methoden. Zeker in combinatie met de hoogte van de<br />

transportkosten kan dit leiden tot andere eindbestemmingen dan bedoeld, gewenst en of toegestaan.<br />

De volgende vraag is dan ook relevant: hoe hoog zijn de verwijderingskosten van de<br />

stofstroom vergeleken met andere stofstromen).<br />

• Belastingen (De overheid gebruikt belastingen mede om te sturen. Belastingheffing kan dan<br />

ook leiden tot handelingen met stofstromen om de belasting te ontduiken. De volgende vragen<br />

zijn tegen deze achtergrond relevante: wordt er belasting geheven met als doel de betreffende<br />

stofstroom te beperken of het gebruik van een bepaalde techniek te ontmoedigen Wordt er<br />

belasting geheven om toekomstige kosten te financieren Is het aandeel belastingkosten vergeleken<br />

met overige kosten hoog).<br />

• Kansbepalende factor: Criminogene factoren<br />

De door het ministerie van Justitie ontwikkelde ‘Tafel van Elf’ is een samenhangende opsomming<br />

van gedragswetenschappelijke variabelen. Deze variabelen zijn bepalend voor de naleving<br />

van wet- en regelgeving. Om de kans dat een keten bepaalde negatieve effecten zal opleveren in<br />

te schatten is het zaak ook hiermee rekening te houden en de criminogene factoren te scoren.<br />

Deze factoren zijn de volgende:<br />

• Kennis van regels bij de doelgroep.<br />

• De (im)materiële voor- en nadelen die uit overtreden of naleven van de regel volgen (in tijd,<br />

geld en moeite).<br />

• Acceptatie van regels door de doelgroep.<br />

• De normgetrouwheid van de doelgroep.<br />

• Informele controlemogelijkheden (gepercipieerde kans op positieve of negatieve sanctionering<br />

door niet overheden).<br />

• Informele meldingskans (de kans dat een informeel geconstateerde overtreding wordt gemeld<br />

aan de overheid).<br />

16<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


• Controlekans (gepercipieerde kans dat men door de overheid wordt gecontroleerd).<br />

• Detectiekans (gepercipieerde kans dat een overtreding bij controle door de overheid wordt<br />

bemerkt).<br />

• Selectiviteit (de gepercipieerde kans op controle en detectie bij overtreding door selectie van<br />

te controleren bedrijven, personen, handelingen of gebieden).<br />

• Sanctiekans (gepercipieerde kans op een sanctie na controle en detectie van een overtreding).<br />

• Sanctie-ernst (hoogte en soort van sanctie en bijkomende nadelen van sanctieoplegging).<br />

Totaalscore keten voor kansen<br />

Zoals gezegd krijgt elke groep van kansbepalende factoren een score die varieert van 1 tot 5. De<br />

totaalscore van de kansen van de betreffende keten wordt verkregen door alle afzonderlijke scores<br />

bij elkaar op te tellen. De totaalscore bepaalt of het uiteindelijke totaaleffect van de betreffende<br />

keten als gering of als groot wordt aangemerkt (geringe kans op effecten versus grote kans<br />

op effecten).<br />

Een voorbeeld ter verduidelijking.<br />

Voor afvalverwijderingsketens wordt uitgegaan van negen relevante groepen van kansbepalende<br />

factoren. Dit betekent dat de totaalscore voor wat betreft de kans of effecten van een afvalverwijderingsketen<br />

minimaal 9 en maximaal 45 bedraagt. Onderstaande tabel verduidelijkt dit.<br />

Terrein Groep van kansbepalende factoren Score<br />

Wet- en regelgeving 1 kwaliteit wet- en regelgeving 1 – 5<br />

Markt en omgeving 2 input 1 – 5<br />

3 throuhgput 1 – 5<br />

4 output 1 – 5<br />

5 positie 1 – 5<br />

6 omgeving 1 – 5<br />

Techniek en controle 7 (a) toegepaste techniek en (b) controleerbaarheid 1 – 5<br />

Kosten 8 kosten 1 – 5<br />

Criminogene factoren 9 criminogene factoren 1 – 5<br />

min. 9 – max. 45<br />

Van een geringe kans op effecten van de betreffende keten is sprake, indien de totale effectscore<br />

tussen 9 en 17 ligt. Van een grote kans op effecten wordt gesproken indien de totale effectscore<br />

meer dan 17 bedraagt. Uitgegaan wordt dus niet van het gemiddelde (in dit geval 27) om de grens<br />

tussen geringe en grote kans te bepalen. De reden hiervoor is dat er bij een betrekkelijk lage score<br />

wel sprake kan zijn van enkele uitschieters, die vanuit handhavingsoogpunt belangrijk zijn. Bij<br />

een te hoge grens zouden deze als geringe kans worden bestempeld, wat niet de bedoeling is.<br />

1.1.4 Onderlinge prioritering ketens<br />

Stap 4 van het proces van ketenselectie bestaat uit het onderling prioriteren van de ketens met<br />

behulp van de totaalscores voor de effecten en de kansen. Iedere keten wordt aan de hand van<br />

de totaalscores van de stappen 2 en 3 ingedeeld in het volgende kwadrantenfiguur.<br />

<strong>Ketens</strong>electie<br />

17


KANS<br />

groot<br />

Hoogprioritaire<br />

ketens<br />

<strong>Ketens</strong> met<br />

middel-hoge<br />

prioriteit<br />

EFFECT<br />

groot<br />

gering<br />

<strong>Ketens</strong> met<br />

middel-hoge<br />

prioriteit<br />

Laagprioritaire<br />

ketens<br />

gering<br />

Figuur 1.1 Schema voor de onderlinge prioritering van ketens<br />

De ketens binnen één en hetzelfde kwadrant (bijvoorbeeld alle hoog-prioritaire ketens) kunnen<br />

op hun beurt nogmaals onderling worden geprioriteerd door de totaalscore effecten te vermenigvuldigen<br />

met de totaalscore kansen. Hoe hoger het cijfer, hoe hoger de prioriteit van de betreffende<br />

keten.<br />

1.1.5 Wenselijkheid/noodzakelijkheid <strong>ketenhandhaving</strong> en selectie ketens<br />

De vijfde en laatste stap in het proces van ketenselectie bestaat uit het beoordelen van de wenselijkheid/noodzakelijkheid<br />

van <strong>ketenhandhaving</strong> voor wat betreft de hoog-prioritaire ketens (en<br />

eventueel de ketens met een middel-hoge prioriteit) en het op basis hiervan selecteren van voor<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> perspectiefrijke ketens, die door kunnen naar fase 2 (ketenonderzoek).<br />

In het algemeen geldt dat de wenselijkheid/noodzaak van <strong>ketenhandhaving</strong> groter is naarmate<br />

de volgende soorten risico’s in de keten worden geconstateerd:<br />

• Risico’s die het gevolg zijn van onvoldoende zicht en greep op het geheel van handelingsregimes<br />

(van inrichtingen, werken en vervoer) binnen de ketens van stofstromen.<br />

• Onvoldoende naleving op de overdrachtsmomenten tussen de verschillende handelingsregimes<br />

in de keten. Kenmerkend voor bepaalde stofstromen is dat een veelvoud van wet- en<br />

regelgeving van toepassing is op de diverse schakels van de keten. In verband daarmee is<br />

sprake van diverse wisselingen van bevoegd gezag voor de stroom, vanaf ontstaan tot verwijdering<br />

of nuttige toepassing. Bovendien kunnen sommige stofstromen fysieke gedaanteveranderingen<br />

ondergaan, veranderen van plaats, veranderen van status en veranderen van waarde.<br />

Daardoor kan het én aantrekkelijk én gemakkelijk zijn om de regelgeving te overtreden. Het<br />

betreft ketens waarbij individuele toezichthouders weinig zicht en greep op het geheel hebben.<br />

• Risico’s in één schakel die een uitstralingseffect op de gehele keten hebben. Het betreft risico’s<br />

die een inrichtingen- of werkenbetrokken karakter hebben maar verschillende schakels van<br />

de keten beïnvloeden. Een voorbeeld is de puinketen afkomstig van de sloop van bouwwerken.<br />

Het niet goed voorafgaand aan de sloop verwijderen van asbest kan leiden tot een verspreiding<br />

van asbest in de verschillende schakels van de keten.<br />

• Risico’s in relatie tot (inrichtingen- of werkgebonden) wettelijke taken en beleidstaken die in<br />

vergelijking met de andere risico’s in de keten duidelijk het belangrijkst zijn. Een voorbeeld is<br />

de toepassing van AVI-assen. In deze keten is de toepassingsschakel de schakel met de groot-<br />

18<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


ste risico’s (kans maal effect). Handhavingsinspanningen dienen dus duidelijk op deze schakel<br />

te worden gericht. Het vergt weliswaar een werkgebonden aanpak, maar er ligt een ketenbenadering<br />

aan ten grondslag en als zodanig is het als <strong>ketenhandhaving</strong> te beschouwen.<br />

Daarnaast zijn de volgende vuistregels van belang om bij de selectie van ketens voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />

rekening mee te houden:<br />

• Hoe groter de mogelijke effecten, hoe groter de prioriteit voor <strong>ketenhandhaving</strong> (tenzij de kans<br />

dat de effecten zich voordoen sterk is geconcentreerd op een bepaalde schakel van de keten<br />

zonder enige uitstralingseffecten).<br />

• Bij een duidelijke score op de diverse markt- en omgevingsaspecten, ligt de keuze voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />

voor de hand.<br />

• Bij een sterk eenzijdige score op kwaliteit van wet- en regelgeving is voor de wetgever een<br />

belangrijke taak weggelegd (alvorens de handhavers in beeld komen).<br />

• Bij een sterk eenzijdige score op de kosten verdient een combinatie van diepgaand administratief<br />

toezicht en accountantscontroles wellicht de voorkeur.<br />

• Een hoge score op uitsluitend technische aspecten maakt intensief toezicht op de technische<br />

voorzieningen en de gedragsvoorschriften die in de vergunning staan noodzakelijk.<br />

• Een hoge score op criminogene factoren wijst op een noodzakelijke versterking van de opsporing.<br />

Uiteraard zal er voor wat betreft de voorgaande aspecten altijd sprake zijn van een mix. Het gaat<br />

er dan ook om de ketens met elkaar op deze aspecten te vergelijken en die ketens te selecteren,<br />

waar vergeleken met de andere ketens zodanig duidelijke triggers voor <strong>ketenhandhaving</strong> aanwezig<br />

zijn, dat het doorlopen van fase 2 (ketenonderzoek) voor deze ketens zinvol wordt geacht.<br />

Voordat tot de relatief intensieve fase van het ketenonderzoek wordt besloten is het tot slot nog<br />

zinvol om, als een soort van allerlaatste check, de volgende vragen ten aanzien van de geselecteerde<br />

ketens te beantwoorden (bij één ‘nee’ is heroverweging van het ingaan van fase 2 voor de<br />

betreffende keten zinvol):<br />

• Hebben de nadelige effecten waarop de kans groot is betrekking op een relatief hardnekkig<br />

probleem en/of is het belang van het effect voor de maatschappij als geheel groot<br />

Klimaatverandering bijvoorbeeld wordt vrij algemeen gezien als een groot en hardnekkig probleem.<br />

• Is de relatieve bijdrage aan het thema vanuit de betreffende keten(fase) groot ten opzichte van<br />

andere sectoren/ketens Een voorbeeld: de relatieve emissie van methaan (duurzaamheid/<br />

milieu - thema klimaatverandering) uit afvalketens is groot.<br />

• Worden de negatieve effecten niet al onder een ander thema of in een geheel ander kader<br />

afgedekt Gezondheidseffecten zijn bijvoorbeeld voor een deel al vaak impliciet in duurzaamheids-/milieuthema’s<br />

verdisconteerd.<br />

1.2 Proces<br />

Uit de ervaringen die tot op heden met het voor <strong>ketenhandhaving</strong> selecteren van ketens zijn<br />

opgedaan, zijn de volgende procesmatige leerpunten naar voren gekomen:<br />

• Voer het selectietraject op landelijk niveau uit (ministerie/rijksinspectie) met mensen die<br />

overzicht hebben over het betreffende werkveld (helikopterview) en die hoofd- van bijzaken<br />

kunnen scheiden. Niet vergeten mag worden dat het selectietraject een quick-scan is op<br />

hoofdlijnen, waarbij het vooral gaat om de onderlinge vergelijking van ketens. Het tot in detail<br />

in kaart brengen en uitdiepen van ketens is pas aan de orde in fase 2, de fase van het ketenonderzoek.<br />

• Oriënteer je op de te betrekken relevante partners bij het selectietraject en vergeet daarbij ook<br />

vooral de relevante beleidsdirecties niet.<br />

• In het selectietraject kunnen verschillende belangen van betrokken partners aan de oppervlakte<br />

komen. Om hiermee op een goede manier te kunnen omgaan, verdient onafhankelijk<br />

procesmanagement overweging alvorens het traject op te zetten en te starten.<br />

• Het selectietraject moet leiden tot een evenwichtig rapport waarin alle keuzen en overwegingen<br />

helder zijn verwoord ten behoeve van besluitvorming over het ingaan van fase 2. Omdat<br />

<strong>Ketens</strong>electie<br />

19


fase 2 intensief is, moet deze besluitvorming zorgvuldig gebeuren. De ervaring leert dat het<br />

werken met één eindredacteur aanbeveling verdient om te komen tot genoemd rapport.<br />

Eventueel is externe ondersteuning raadzaam.<br />

• Werk bij de analyse zoveel mogelijk met opgave van literatuurbronnen. Dit maakt de onderbouwing<br />

van de analyse geloofwaardiger en er kan bij volgende stappen in het proces van<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> zonodig op worden teruggevallen.<br />

Do’s & dont’s ketenselectie<br />

• Werk gestructureerd langs de in dit hoofdstuk bestreven vijf stappen, maar verlies<br />

het quick-scan karakter van deze niet uit het oog. Details komen in fase 2,<br />

de fase van het ketenonderzoek, aan de orde.<br />

• Durf in deze fase madrukkelijk ook te vertrouwen op indicaties die voortkomen<br />

uit uw professionaliteit. De methode van ketenselectie biedt voldoende elementen<br />

om uw vermoedens al dan niet te bevestigen.<br />

• Verschillende belangen kunnen reeds in deze fase spelen. Onafhankelijk procesmanagement<br />

kan bevorderen dat hiermee op een constructieve manier wordt<br />

omgegaan.<br />

• Zorg voor een onderbouwd eindrapport dat ook voor relatieve leken leesbaar is.<br />

20<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


2<br />

Ketenonderzoek


Het resultaat van fase 1 is een aantal prioritaire ketens. Nadat u één of meer van deze ketens<br />

heeft geselecteerd en vastgesteld voor <strong>ketenhandhaving</strong>, begint de fase van het ketenonderzoek.<br />

Dit onderzoek start met het per keten maken van een project- of onderzoeksplan. Hierbij worden<br />

de resultaten van de in de risicoanalyse uitgevoerde quick-scan benut. Het LOM fiatteert het project-<br />

of onderzoeksplan op landelijk niveau. Dit plan kent een inhoudelijke en een procesmatige<br />

component, die in dit hoofdstuk wederom allebei aan bod komen. Op regionale schaal kunt u zelf<br />

de daarvoor in aanmerking komende overleggen gebruiken voor de bevestiging van de analyse.<br />

2.1 Inhoud<br />

2.1.1 Probleem- en doelstelling, afbakening en eindproduct<br />

Het LOM adviseert een duidelijke probleem- en doelstelling omdat deze richtinggevend zijn en<br />

houvast bieden aan alle betrokkenen. Bij verwarring tijdens de uitvoering kan altijd worden<br />

teruggevallen op een duidelijke probleem- en doelstelling. Een duidelijke probleem- en doelstelling<br />

geven aan wat waarom zal worden onderzocht en vergemakkelijken daarmee ook de afbakening<br />

van het onderzoek, ofwel het antwoord op de vraag ‘wat onderzoeken we niet’. Evenals<br />

een duidelijke probleem- en doelstelling, biedt ook een benoemd eindproduct (al dan niet met<br />

tussentijdse producten of mijlpalen) richting en houvast: je werkt ergens naartoe.<br />

Een duidelijke probleemstelling is vormgegeven als een hoofdvraag met daaronder vallende<br />

deel- of onderzoeksvragen. Dit laatste om te kunnen bepalen welke gegevens nodig zijn voor<br />

het uiteindelijk beantwoorden van de hoofdvraag, alsmede welke methoden en technieken. De<br />

conclusie van het uiteindelijke ketenonderzoek bevat de antwoorden op de hoofdvraag en de<br />

deelvragen. In algemene zin kan worden gesteld dat de probleemstelling van LOM ketenonderzoeken<br />

betrekking heeft op het willen verkrijgen van een integraal beeld van het betreffende<br />

probleem en (de werking van) de daaraan verbonden keten (qua schakels, actoren en hun rollen,<br />

beleid, wet- en regelgeving). Naar aanleiding van informatie uit fase 1 kan de probleemstelling<br />

per onderwerp worden gespecificeerd, qua hoofdvraag maar vooral qua deel- of onderzoeksvragen.<br />

De doelstelling van het ketenonderzoek geeft aan waarom je de probleemstelling wilt beantwoorden<br />

of, met andere woorden, wat het belang is van dit antwoord. In algemene zin kan worden<br />

gesteld dat de doelstelling van LOM ketenonderzoeken betrekking heeft op het in beeld willen<br />

krijgen van wat of wie het betreffende probleem in stand houdt/houden (sleutelmomenten<br />

en/of –partijen in de keten) en waar er in de keten derhalve het beste kan worden ingegrepen<br />

om (de bron van) het probleem aan te pakken en zo mogelijk weg te nemen teneinde de milieuen/of<br />

volksgezondheidsrisico’s van het probleem weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau<br />

in te dammen.<br />

De probleem- en doelstelling geven aan waarop het ketenonderzoek wél betrekking heeft. In een<br />

afbakeningsparagraaf in het onderzoeksplan wordt daarentegen vooral aangegeven wat er niet<br />

wordt onderzocht of wat buiten beschouwing wordt gelaten en om welke reden. In zekere zin<br />

worden de probleem- en doelstelling begrensd (‘het gaat over bouw- en sloopafval dat vrijkomt<br />

bij bouw en sloop van gebouwen en niet om dit soort afval van de wegenbouw”). De afbakeningsparagraaf<br />

dient ook voor het nader duiden of definiëren van bepaalde termen uit de probleemstelling<br />

die anders voor meerdere uitleg vatbaar kunnen zijn (“onder verboden consumentenvuurwerk<br />

verstaan we in dit onderzoek vuurwerk dat…’).<br />

Het eindproduct is datgene wat gereed is als het ketenonderzoek gereed is. Meestal zal het gaan<br />

om een aan de opdrachtgever voor besluitvorming voor te leggen schriftelijke rapportage, waarin<br />

de probleemstelling is beantwoord en waarmee aan de doelstelling wordt tegemoet gekomen.<br />

Afhankelijk van (de lengte van) het ketenonderzoek kan het zinvol zijn om tussenproducten te<br />

benoemen.<br />

22<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


2.1.2 Aanpak en werkwijze<br />

Het is aan de onderzoekers om in het onderzoeksplan de in hun ogen meest adequate aanpak<br />

en werkwijze, benodigde gegevens en methoden en technieken voor het beantwoorden van de<br />

probleemstelling voor te stellen. Principieel gezien is de enige beperking dat de toe te passen<br />

aanpak en werkwijze en methoden en technieken en de te verkrijgen gegevens binnen de grenzen<br />

van de wet dienen te blijven. Praktisch gezien kunnen er door de opdrachtgever gestelde<br />

beperkingen zijn, bijvoorbeeld op het vlak van de doorlooptijd (het onderzoek moet vóór een<br />

bepaalde datum gereed zijn) of de beschikbare financiële middelen en capaciteit (het onderzoek<br />

mag niet meer kosten dan…).<br />

2.1.3 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM ketenonderzoek<br />

Doelstelling expliciteren<br />

Waarvan af te leiden<br />

Probleemstelling formuleren<br />

Onderzoek afbakenen<br />

Waarvan af te leiden<br />

Door<br />

Deelvragen formuleren<br />

Begrippen definiëren<br />

Ter bepaling van<br />

Gegevens & methoden<br />

Wat je niet onderzoekt noemen<br />

Teneinde<br />

Deelvragen beantwoorden<br />

Maakt mogelijk<br />

Probleemstelling beantwoorden<br />

Waardoor<br />

Doelstelling bereikt<br />

Figuur 2.1 Schematische weergave inhoudelijke opzet LOM-ketenonderzoek<br />

Ketenonderzoek<br />

23


2.2 Proces<br />

2.2.1 Organisatie<br />

Er is in LOM verband ervaring opgedaan met twee organisatiemogelijkheden voor ketenonderzoek:<br />

1. Ketenonderzoek onder leiding van een eigen projectleider door een divers samengestelde project-<br />

of onderzoeksgroep met medewerkers/praktijkdeskundigen van de meest bij het probleem<br />

betrokken (handhavings)organisaties.<br />

2. Ketenonderzoek door een extern bureau onder (bege)leiding van een eigen projectleider en<br />

een divers samengestelde project- of begeleidingsgroep met medewerkers/praktijkdeskundigen<br />

van de meest bij het betreffende probleem betrokken (handhavings)organisaties.<br />

De projectleider functioneerde onder verantwoordelijkheid van een lid van het ambtelijk LOM<br />

(het ALOM), de zogenoemde projecttrekker.<br />

Ad. 1 Zelf doen: voor- en nadelen / aandachtspunten<br />

Ketenonderzoek door een divers samengestelde project- of onderzoeksgroep met deskundigen<br />

van de meest bij het probleem betrokken (handhavings)organisaties heeft als belangrijkste voordeel<br />

dat het inhoudelijk verrichten van het onderzoek en het verwerven van draagvlak voor de<br />

onderzoeksresultaten hand in hand kunnen gaan. Dit voordeel werkt twee kanten op. In de eerste<br />

plaats bevordert zelf doen het draagvlak voor de resultaten als zodanig; wie aan het onderzoek<br />

heeft meegewerkt is medeverantwoordelijk voor de resultaten en zal deze in principe niet<br />

snel verwerpen door het vertonen van ‘not invented here’ gedrag. In de tweede plaats wordt met<br />

de samenwerking – waardoor men inzicht krijgt in elkaars activiteiten, belangen en prioriteiten<br />

– een stevig fundament gelegd voor betrokkenheid bij en een soepel verloop van de volgende<br />

fasen, waaronder uiteindelijk de (gezamenlijke) uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>. Zelf doen is<br />

zo bezien investeren in de toekomst. Een kanttekening hierbij is dat betrokkenheid van projectgroepleden<br />

van gemeenten, provincies en waterschappen niet automatisch betekent dat de<br />

resultaten worden gedragen door álle gemeenten, provincies en waterschappen. Om dit draagvlak<br />

te bevorderen, is terugkoppeling van projectgroepleden met de achterban gedurende het<br />

ketenonderzoek belangrijk (zie ook paragraaf 2.2.4).<br />

Een nadeel van zelf doen is dat het veel tijd en moeite kan kosten om een adequate project- of<br />

onderzoeksgroep te vormen, zowel qua vereiste expertise als qua beschikbaarheid en capaciteit.<br />

Maar ook na de vorming van project- of onderzoeksgroep blijven beschikbaarheid en capaciteit<br />

kritische factoren. Aanvankelijk is er namelijk nogal eens de neiging om de verlangde tijdsinzet<br />

te rooskleurig in te schatten en als het erop aankomt krijgen de reguliere lijnfuncties en -taken<br />

vaak voorrang boven de LOM projecttaken. Ervaringen in LOM verband hebben geleerd dat het<br />

zelf doen van ketenonderzoek voor project- of onderzoeksgroepen in de praktijk (zeer) intensief<br />

is en veel tijd vraagt. Dit moet niet worden onderschat, terwijl dit wel gemakkelijk gebeurt.<br />

Hierdoor kunnen ketenonderzoeksprojecten tussentijds in de problemen komen en stagneren.<br />

Een belangrijk aandachtspunt bij zelf doen is dat dit nogal wat vergt van de projectleider. Hij of<br />

zij moet in ieder geval de nodige tijd aan het onderzoek mogen besteden en beschikken over<br />

relevante inhoudelijke kennis op hoofdlijnen (de projectgroepleden zijn de specialisten) alsmede<br />

onderzoeksvaardigheden en -ervaring om een adequate en complete onderzoeksopzet te (doen)<br />

maken en de uitvoering van het onderzoek conform de onderzoeksopzet inhoudelijk te coördineren<br />

en aan te sturen. Daarenboven zal hij of zij over projectleiderscapaciteiten moeten beschikken<br />

om de noodzakelijke project- en procesmatige taken naar behoren te (laten) vervullen zoals<br />

onder meer: leiding geven, planningen maken en bewaken, projectgroepleden steunen, activeren<br />

en geactiveerd houden, eventuele conflictsituaties beslechten, (tussen)resultaten terugkoppelen<br />

met het LOM, enzovoorts. Het profiel van projectleiders voor ketenonderzoeken is samengevat<br />

in figuur 2.2.<br />

24<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Projectinhoud<br />

Inhoudelijke<br />

kernkennis<br />

Kennen<br />

Leidinggeven<br />

Sturen en<br />

steunen<br />

Motivatie<br />

Zijn<br />

Kunnen<br />

Projectaanpak<br />

projectmatig<br />

werken<br />

Figuur 2.2 Profielschets LOM-projectleider ketenonderzoek (optie ‘zelf doen’)<br />

De functie van projectleiders ketenonderzoek is gezien het voorgaande veelomvattend en qua<br />

zwaarte niet te onderschatten. Ondersteuning is in de regel geboden.<br />

Voor ondersteuning van de projectleider op inhoudelijk vlak (projectinhoud / kennen) is een adequaat<br />

bemenste projectgroep essentieel. In een goed project zijn de projectgroepleden de inhoudelijke<br />

specialisten en hoeft de projectleider enkel te beschikken over inhoudelijke kernkennis.<br />

Daarnaast zijn er op inhoudelijk vlak in LOM-verband goede ervaringen opgedaan met het instellen<br />

van een klankbordgroep van deskundigen. Zo’n klankbordgroep biedt tevens de mogelijkheid<br />

om relevante (medewerkers van) organisaties te betrekken die geen LOM-partner zijn (zoals bijvoorbeeld<br />

beleidsdirecties).<br />

Voor ondersteuning van de projectleider (en de projectgroep) op leidinggevend en project- en<br />

procesmatig vlak (leidinggeven en projectaanpak / kunnen) zijn in LOM-verband goede ervaringen<br />

opgedaan met het inschakelen van een ondersteunend organisatieadviesbureau.<br />

Ad. 2 Extern bureau met begeleiding: voor- en nadelen / aandachtspunten<br />

Ketenonderzoek door een extern bureau heeft als belangrijk voordeel dat de tijdsinzet van medewerkers<br />

van relevante (handhavings)organisaties beperkt kan blijven tot een aantal vergaderingen<br />

van een begeleidings- of klankbordgroep waarin op de (tussen)resultaten van het externe<br />

bureau kan worden gereageerd en deze kunnen worden bijgestuurd. Het risico van een stagnerend<br />

ketenonderzoek door een tekort aan tijd en capaciteit is bij inhuur van een extern bureau<br />

kleiner of, andersom, de continuïteit van het onderzoek is meer gewaarborgd.<br />

Daar staat tegenover dat de medewerkers van relevante (handhavings)organisaties niet genoodzaakt<br />

zijn tot een intensieve samenwerking. Het voordeel van het gelijktijdig doen van onderzoek<br />

en het opbouwen van draagvlak (voor de resultaten als zodanig, alsmede voor de gezamenlijke<br />

uitvoering van de volgende fasen) is bij uitvoering van het onderzoek door een extern bureau dus<br />

nagenoeg afwezig. De enkele bijeenkomsten van een begeleidings- of klankbordgroep compenseren<br />

dit onvoldoende en draagvlak, enthousiasme en bereidheid om gezamenlijk de volgende<br />

fasen in te gaan tot en met de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> in de praktijk zullen aanvullend<br />

aandacht vereisen.<br />

Ketenonderzoek<br />

25


Belangrijke aandachtspunten bij uitbesteding zijn de pré-contractuele fase en de begeleiding<br />

van het onderzoek. De pré-contractuele fase is belangrijk, omdat er in deze fase overeenstemming<br />

moet worden bereikt tussen projectleider en bureau over het te verrichten onderzoek.<br />

Gewaarborgd moet worden dat het bureau het juiste onderzoek uitvoert. Dit begint overigens bij<br />

een duidelijke vraagstelling aan het bureau. Vervolgens zijn wederzijdse duidelijkheid over en<br />

fiattering door de projectleider van de door het bureau te volgen onderzoeksopzet (zie paragraaf<br />

2.1) wezenlijk. Als de uitvoering van het onderzoek is gestart is het zaak dat de projectleider zich<br />

bij herhaling op de hoogte stelt van het verloop van het onderzoek zodat hij of zij zonodig mee<br />

kan bijsturen om de probleemstelling beantwoord te krijgen en de doelstelling van het ketenonderzoek<br />

te bereiken. Voorts zijn periodieke bijeenkomsten van de project- of begeleidingsgroep<br />

nodig. Daarnaast vervult de projectleider ook hier de noodzakelijke project- en procesmatige<br />

taken, waarbij ondersteuning door een extern organisatieadviesbureau eveneens wenselijk kan<br />

zijn. In LOM-verband zijn hiermee goede ervaringen opgedaan.<br />

Het in figuur 2.2 geschetste profiel van de projectleider ketenonderzoek geldt in beginsel ook<br />

bij het voor het ketenonderzoek inhuren van een extern bureau, al zijn er accentverschillen.<br />

Zo hebben de vereiste leidinggevende vaardigheden in dit geval niet zozeer betrekking op een<br />

divers samengestelde projectgroep die tot resultaten moet komen, maar op de aansturing van<br />

een extern bureau. Voorts zal een belangrijk deel van de projectaanpak door het externe bureau<br />

worden verzorgd en niet door de projectleider zelf. Uiteraard bewaakt hij of zij dit wel mede.<br />

Tot besluit van deze paragraaf volgen hierna twee figuren waarin de organisatie van het ketenonderzoek<br />

op hoofdlijnen schematisch is samengevat, inclusief rollen. Figuur 2.3 voor optie 1<br />

(zelf doen) en figuur 2.4 voor optie 2 (extern bureau). De primaire organisatieonderdelen zijn<br />

ingekleurd. Het spreekt vanzelf dat u dit model naar uw eigen situatie zonodig passend moet<br />

maken.<br />

LOM (BLOM en ALOM)<br />

Opdrachtgever<br />

ketenonderzoek<br />

Trekker en projectleider<br />

Opdrachtnemer<br />

ketenonderzoek<br />

LOM-secretariaat<br />

Ondersteuning LOM,<br />

opdrachtgever ext. bureau<br />

Klankbordgroep<br />

Reflecteren op<br />

(tussen)resultaten<br />

Projectleider en -groep<br />

Uitvoerder<br />

ketenonderzoek<br />

Extern bureau<br />

Project- en procesmatige<br />

ondersteuning<br />

Figuur 2.3 Organisatieschema optie 1 (ketenonderzoek zelf uitvoeren)<br />

26<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


LOM (BLOM en ALOM)<br />

Opdrachtgever<br />

ketenonderzoek<br />

LOM-secretariaat<br />

Ondersteuning LOM,<br />

opdrachtgever ext. bureau<br />

Trekker en projectleider<br />

Opdrachtnemer<br />

ketenonderzoek<br />

Extern bureau<br />

Uitvoerder<br />

ketenonderzoek<br />

Projectleider en -groep<br />

Begeleiding<br />

uitvoering<br />

Extern bureau<br />

Project- en procesmatige<br />

ondersteuning<br />

Figuur 2.4 Organisatieschema optie 2 (extern bureau met begeleiding)<br />

2.2.2 Tijd<br />

Doorlooptijd<br />

In het door het LOM te fiatteren project- of onderzoeksplan wordt een realistische tijdplanning<br />

van de uit te voeren onderzoeksactiviteiten en overige activiteiten (zoals bijvoorbeeld overleggen)<br />

opgenomen. De ervaringen in LOM-verband tot nu toe leren dat voor wat betreft de doorlooptijd<br />

van ketenonderzoeken qua ordegrootte al snel moet worden uitgegaan van minimaal<br />

een half jaar. De planning wordt gedurende de uitvoering van het onderzoek bewaakt door de<br />

projectleider en diens ondersteuning.<br />

Tijdbesteding<br />

Om de tijdplanning te halen moet de projectleider ervoor zorgen dat er afspraken worden<br />

gemaakt, vastgelegd (project- of onderzoeksplan) en tussentijds bewaakt over welke capaciteiten<br />

(te leveren door de projectgroepleden) wanneer nodig zijn, hoeveel uren/dagen ze aan het<br />

project/onderzoek mogen besteden en welke hulpmiddelen en materialen er wanneer nodig zijn.<br />

Uiteraard zijn deze zaken een zorg van het externe bureau dat de uitvoering van het onderzoek<br />

verzorgt, indien voor deze optie wordt gekozen (zie paragraaf 2.2.1 onder ad. 2).<br />

2.2.3 Geld<br />

In het door het LOM te fiatteren project- of onderzoeksplan wordt een realistische begroting<br />

opgenomen van de kosten van het onderzoek die niet op reguliere basis – door de deelnemende<br />

LOM-partners zelf in het kader van de daarover in LOM-verband gemaakte afspraken – kunnen<br />

worden gedekt, maar die door het LOM additioneel dienen te worden gefinancierd. Gedacht kan<br />

bijvoorbeeld worden aan kosten voor een extern bureau en aan kosten voor monstername en -<br />

analyse.<br />

2.2.4 Informatie<br />

Datgene wat in het project inhoudelijk wordt/is bedacht, dient gedocumenteerd te worden. In<br />

(onderzoeks)projecten verandert er voortdurend wat en het is de taak van informatiebeheersing<br />

om die wijzigingen op een beheerste wijze te laten verlopen en te administreren, zodat alle<br />

betrokkenen steeds op de hoogte zijn van de ‘laatst geldende waarheid’.<br />

Ketenonderzoek<br />

27


Van groot belang in LOM-projecten, vanwege het karakter van het LOM als samenwerkingsverband<br />

van diverse verschillende handhavingsorganisaties, is voorts welke informatie tijdens het<br />

onderzoeksproject op welke wijze naar wie wordt gedistribueerd en wie daarvoor verantwoordelijk<br />

is/zijn. Hierover moet van tevoren goed worden nagedacht en dit moet worden geëxpliciteerd<br />

in het project- of onderzoeksplan. Met name ook omdat bepaalde LOM-partners (het IPO, de VNG<br />

en de Unie van Waterschappen) omvangrijke achterbannen hebben die bestaan uit op zichzelf<br />

staande autonome organisaties welke zich niet per definitie gebonden voelen aan in LOM-verband<br />

gemaakte afspraken.<br />

2.2.5 Kwaliteit<br />

Een laatste aspect dat aandacht dient te krijgen in het project- of onderzoeksplan betreft de eisen<br />

die aan het uiteindelijke resultaat worden gesteld, inclusief wie en de wijze waarop aan het eind<br />

zal worden bepaald of aan de kwaliteitseisen is voldaan.<br />

Do’s & dont’s ketenonderzoek<br />

• Investeer in een beknopt maar helder project- of onderzoeksplan met de in dit<br />

hoofdstuk aangegeven elementen.<br />

• Overweeg, zo mogelijk met direct betrokkenen (beoogde projectgroepleden),<br />

expliciet de projectorganisatie en maak een bewuste keuze voor ‘zelf doen’ of<br />

‘uitbesteden en begeleiden’.<br />

• Plan (tijd) en raam (budget) realistisch.<br />

• Investeer in het organiseren van de informatievoorziening. Voorkom dat het<br />

ketenonderzoek ‘op een eiland’ wordt uitgevoerd.<br />

28<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


3 Interventiestrategie


Het resultaat van fase 2 is een uitgevoerd ketenonderzoek. Het opgeleverde rapport bevat een<br />

integraal beeld van het betreffende probleem en (de werking van) de daaraan verbonden keten<br />

(qua schakels, actoren en hun rollen, beleid, wet- en regelgeving) en biedt inzicht in wat of wie<br />

het betreffende probleem in stand houdt/houden en derhalve in waar er in de keten (sleutelmomenten<br />

en/of sleutelpartijen in de keten) het beste kan worden ingegrepen om (de bron van) het<br />

probleem aan te pakken en zo mogelijk weg te nemen teneinde de milieu- en/of volksgezondheidsrisico’s<br />

van het probleem weg te nemen of tot een aanvaardbaar niveau in te dammen.<br />

Nadat het LOM het rapport van het ketenonderzoek heeft vastgesteld, begint voor de betreffende<br />

keten de fase van de ontwikkeling van een interventiestrategie. Deze fase kent inhoudelijke en<br />

procesmatige aspecten waarop hierna in twee afzonderlijke paragrafen wordt ingegaan. Voorts<br />

moet worden nagedacht over de implementatie van de interventiestrategie. Ook hieraan is een<br />

paragraaf gewijd. Indien de projectleider en projectgroep die het ketenonderzoek hebben verzorgd<br />

ook de interventiestrategie verzorgen (wat op zichzelf voor de hand ligt, omdat deze twee<br />

fasen nauw met elkaar samenhangen) dan nemen zij de wijze waarop de interventiestrategie zal<br />

worden gemaakt (inhoudelijk en procesmatig) op in (eventueel een vervolg op) het in hoofdstuk 2<br />

genoemde project- of onderzoeksplan. Indien nieuwe uitvoerders aantreden, maken zij voor het<br />

opstellen van de interventiestrategie een plan van aanpak, te fiatteren door het LOM.<br />

3.1 Inhoud<br />

Bij het opstellen van de interventiestrategie wordt een brede scope gehanteerd (zie ook hoofdstuk<br />

0). Het probleem – en vooral de sleutelmomenten en/of -partijen in de keten die het probleem<br />

bewust of onbewust in stand houden – is het vertrekpunt van de interventiestrategie. Het<br />

opstellen van een interventiestrategie houdt in dat doelen en gewenste effecten worden gedefinieerd<br />

en dat vervolgens wordt nagegaan wát er, met welke juridische (waaronder handhaving),<br />

financiële en/of sociale instrumenten, door wie, wanneer en op welke wijze gedaan moet worden,<br />

om de doelen en effecten te bereiken. Voor de handhavingswereld is dit een relatief nieuwe<br />

benadering. Van oudsher namen handhavers namelijk vooral hun eigen handhavingsactiviteiten<br />

als vertrekpunt (taakgericht werken); de nu te volgen brede scope (probleemgericht werken) was<br />

voorheen met name het domein van beleidsmakers.<br />

De hiervoor aangeduide interventiestrategie kent doelen en effecten, alsmede een aanpak die is<br />

uitgewerkt op drie niveaus:<br />

• Strategisch —> wàt moeten we doen of wat moet er gebeuren voor het bereiken<br />

van de doelen en effecten<br />

• Tactisch —> hoe kunnen we dat het beste doen<br />

• Operationeel —> wie moet dan welke activiteit(en) wanneer uitvoeren met welk resultaat<br />

Het LOM adviseert sterk het achtereenvolgens doorlopen van de aangegeven stappen, omdat een<br />

dergelijk traject leidt tot een zeer weloverwogen en probleemgerichte interventiestrategie met<br />

een daaraan gekoppeld adequaat operationeel actieprogramma waarmee het daadwerkelijke<br />

probleem kan worden aangepakt. Met het consequent volgen van de aangegeven stappen wil het<br />

LOM de natuurlijke neiging onderdrukken om snel over het probleem heen te stappen (‘want dat<br />

kennen we immers wel’) en alras over te gaan tot het benoemen van activiteiten (‘want dan doen<br />

we ten minste iets concreets’). Dit draagt namelijk het risico in zich te komen tot ‘de verkeerde<br />

acties voor de verkeerde problemen’.<br />

3.1.1 Doelen en effecten<br />

Het definiëren van de te bereiken doelen en effecten betreft in feite het schetsen van het gewenste<br />

toekomstperspectief door het beantwoorden van de vraag: wanneer is dit probleem geen<br />

probleem meer Veel problemen zullen niet definitief kunnen worden uitgebannen; het gaat er<br />

vooral om te benoemen wanneer je als overheid tevreden bent ofwel bij welke probleemreductie<br />

je als overheidt vindt, dat het probleem in voldoende mate onder controle is.<br />

30<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Doelen en effecten worden bij voorkeur SMART gedefinieerd. Dat wil zeggen: specifiek, meetbaar,<br />

acceptabel, realistisch en tijdgebonden. Ervaringen in LOM-verband leren dat het niet altijd<br />

eenvoudig is om snel tot doelen en effecten te komen die SMART zijn. Dit vergt bezinning en<br />

discussie waarvoor de tijd moet worden genomen. Naarmate de resultaten van het ketenonderzoek<br />

overigens scherper zijn, is het SMART benoemen van doelen en effecten gemakkelijker. Dit<br />

betekent dat indien het moeilijk is om voor de oplossing van een bepaald probleem te komen tot<br />

SMART doelen en effecten, bepaalde onderdelen van het ketenonderzoek nader zouden kunnen<br />

moeten worden geduid.<br />

Voorbeeld doelen en effecten<br />

De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat een<br />

duidelijk toekomstperspectief. Enkele van de te bereiken effecten daaruit zijn de volgende:<br />

• Aantal doden: jaarlijks gemiddeld < 1 (= afname met 75% t.o.v. de periode 1996 t/m<br />

2004).<br />

• Aantal ernstig gewonden: jaarlijks gemiddeld < 100 (= afname met minimaal 90% t.o.v. de<br />

periode 1996 t/m 2004).<br />

• Materiële schade: jaarlijks gemiddeld < € 1 miljoen (= afname met meer dan 50% t.o.v. de<br />

periode voor 2005)<br />

• Kosten van inbeslaggenomen verboden consumentenvuurwerk: jaarlijks < € 150.000<br />

(= afname met minimaal 90% t.o.v. de periode voor 2005).<br />

• Meer belastinginkomsten uit de reguliere vuurwerkhandel: jaarlijks plus € 2 miljoen.<br />

3.1.2 Strategie<br />

De strategie is het antwoord op de vraag wàt er moet worden gedaan of wàt er moet gebeuren om<br />

de doelen en effecten te bereiken en aldus het betreffende probleem in voldoende mate onder<br />

controle te krijgen.<br />

Voorbeelden strategie<br />

De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat een strategie<br />

bestaande uit vijf elementen:<br />

• Op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine strijkers.<br />

• De handel in verboden blijvende typen vuurwerk tegengaan.<br />

• Massaexplosief vuurwerk dat niet professioneel wordt gebruikt volledig uitbannen.<br />

• Adequate voorzieningen voor toezicht en opsporing realiseren.<br />

• Het meten van behaalde resultaten en het zonodig bijsturen van de strategie.<br />

De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat eveneens een aantal<br />

strategieën, waaronder:<br />

• Het verkleinen van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de<br />

bron het gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken.<br />

• Voorkomen dat BSA bij sloop of nieuwbouw verontreinigd raakt met asbest, slakkenwol,<br />

teerhoudend dakleer, PAK van schoorstenen, niet lege kitspuiten en verfblikken.<br />

De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat onder andere de volgende<br />

strategie:<br />

• Alle vetrecyclingbedrijven hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />

conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders.<br />

Interventiestrategie<br />

31


3.1.3 Tactiek<br />

De strategie geeft aan wàt er moet worden gedaan of wàt er moet gebeuren. Vervolgens is het<br />

zaak de strategie te voorzien van tactieken. Dat wil zeggen te bedenken hoe – met behulp van<br />

welke instrumenten of maatregelen – het beste gedaan kan worden wat er moet worden gedaan.<br />

Qua instrumenten en maatregelen wordt een brede scope gehanteerd: het kan gaan om maatregelen<br />

en instrumenten op juridisch vlak (bijvoorbeeld aanpassing wet- en regelgeving en<br />

(keten)handhaving), op financieel vlak (bijvoorbeeld statiegeldsystemen, subsidies en heffingen)<br />

en/of sociaal vlak (bijvoorbeeld communicatie, een convenant en/of afspraken over zelfregulering).<br />

Ervaringen in LOM-verband leren dat het bedenken van tactieken een zeer belangrijke stap is en<br />

dat niet te snel moet worden besloten om te kiezen voor een bepaalde maatregel of een bepaald<br />

instrument. Op basis van onder andere gewoonte (‘in dit soort gevallen hanteren we altijd instrument<br />

x’) kan dit wel de natuurlijke neiging zijn. Overigens geldt dit ook voor het kiezen van een<br />

strategie, al leren de ervaringen in LOM-verband dat als uit het ketenonderzoek duidelijk blijkt<br />

wat en/of wie het probleem in stand houden (sleutelmomenten en/of sleutelpartijen in de keten),<br />

zich daaruit op haast natuurlijke wijze een strategie aandient.<br />

Goede besluiten worden in stappen genomen. Drie stappen kunnen worden onderscheiden:<br />

beeldvorming, oordeelsvorming en besluitvorming. De kerninhoud van deze stappen is als<br />

volgt:<br />

• Beeldvorming: welke oplossingen (maatregelen en instrumenten) zijn in beginsel denkbaar<br />

Projectgroepleden kunnen elk voor zich verschillende oplossingen bedenken en uitschrijven.<br />

• Oordeelsvorming: hoe kunnen de oplossingen (maatregelen en instrumenten) ten opzichte<br />

van elkaar worden beoordeeld Wat zijn de voor- en nadelen In deze stap worden de verschillende<br />

oplossingen bediscussieerd en ten opzichte van elkaar gewikt en gewogen. Een workshop<br />

van de projectgroep kan hierbij als middel worden benut.<br />

• Besluitvorming: uiteindelijk wordt er op basis van de discussie over de voor- en nadelen van<br />

de verschillende oplossingen een oplossing gekozen.<br />

Voorbeelden tactiek<br />

De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat de strategie<br />

‘op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine<br />

strijkers’. De hierbij gekozen tactiek is het harmoniseren van toegestane soorten consumentenvuurwerk<br />

met de ons omringende landen die met bedoelde producten soepeler<br />

omgaan.<br />

De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat de strategie ‘het verkleinen<br />

van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de bron het<br />

gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken’. De hierbij gekozen tactieken<br />

zijn: scheiding bij sloop of nieuwbouw via de vergunning afdwingen en scheiding stimuleren<br />

door een aantal drempels daarvoor te verlagen.<br />

De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat de strategie ‘alle vetrecyclingbedrijven<br />

hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />

conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders’. De hierbij gekozen tactiek is<br />

toezicht en handhaving op grond van de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders<br />

met specifieke aandacht voor sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures.<br />

32<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


3.1.4 Operationeel<br />

Als de tactieken – instrumenten en maatregelen – gekozen zijn, wordt per tactiek uitgewerkt<br />

welke actor wanneer welke operationele actie dient uit te voeren. Alle acties vormen tezamen<br />

het operationele actieprogramma voor het betreffende probleem. Een actie kan zijn het in een<br />

bepaalde periode door een x-aantal met name genoemde organisaties (waarbij er één wordt aangewezen<br />

als trekker) opstellen, uitvoeren en evalueren van een uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

(zie hoofdstuk 4). Andere mogelijke acties, gebaseerd op de eerder gegeven voorbeelden bij<br />

strategie en tactiek, staan in het kader hieronder.<br />

Voorbeelden operationele acties<br />

De LOM interventiestrategie verboden consumentenvuurwerk van juli 2005 bevat de strategie<br />

‘op verantwoorde wijze tegemoet komen aan de vraag naar Chinese rollen en kleine<br />

strijkers’ en de hierbij gekozen tactiek is het harmoniseren van toegestane soorten consumentenvuurwerk<br />

met de ons omringende landen. Bij deze strategie en tactiek zijn vier operationele<br />

acties benoemd:<br />

1 VROM doet in 2005 nader onderzoek naar de vraag of en zo ja met welke wettelijke eisen<br />

het uit het oogpunt van consumentenveiligheid verantwoord is om Chinese rollen en<br />

kleine strijkers toe te staan als consumentenvuurwerk.<br />

2 VROM overlegt en maakt afspraken in de eerste helft van 2006 met de Belgische en Duitse<br />

autoriteiten ter zake van de nagestreefde harmonisatie.<br />

3 BLOM-gezant en implementatiemanager overleggen en maken afspraken in de eerste<br />

helft van 2006 met de vuurwerkbranche over het ontwikkelen en op de markt brengen<br />

van kwalitatief goede Chinese rollen en kleine strijkers.<br />

4 VROM past voor eind 2006 de Regeling nadere eisen vuurwerk en het Vuurwerkbesluit<br />

aan.<br />

De LOM interventiestrategie bouw- en sloopafval van juli 2005 bevat de strategie ‘het verkleinen<br />

van het beslag op primaire grondstoffen door via BSA-scheiding aan de bron het<br />

gebruik van secundaire grondstoffen beter mogelijk te maken’. Een hierbij gekozen tactieken<br />

is scheiding bij sloop of nieuwbouw via de vergunning afdwingen. De bij deze tactiek<br />

benoemde operationele actie is het door de VNG voor eind 2006 opzetten, uitvoeren en evalueren<br />

van een pilotproject ‘vergunningen’ waarin met het via de vergunning afdwingen<br />

van scheiding wordt geëxperimenteerd.<br />

De LOM interventiestrategie dierlijke vetten van juli 2005 bevat de strategie ‘alle vetrecyclingbedrijven<br />

hebben sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures<br />

conform de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders’. De hierbij gekozen tactiek is<br />

toezicht en handhaving op grond van de Wet milieubeheer en/of de Kaderwet diervoeders<br />

met specifieke aandacht voor sluitende en functionerende acceptatie- en verwerkingsprocedures.<br />

De bij deze tactiek benoemde operationele acties zijn de volgende:<br />

1 Het door de VROM-inspectie medio 2005 inventariseren van bedrijven die actief zijn in de<br />

vetrecyclingsketen.<br />

2 Het door de provincies i.s.m. de VROM-inspectie in de tweede helft van 2005 vooronderzoeken<br />

van bedrijven die actief zijn in de vetrecyclingsketen aan de hand van databestanden<br />

en/of vergunningen van VWA, AID, VROM-inspectie, Douane, Belastingdienst,<br />

provincies en politie.<br />

3 Het vanaf eind 2005 door de VROM-inspectie (trekker), de VWA, de AID, het OM, de provinicies<br />

en de politie voorbereiden, plannen en uitvoeren van gezamenlijke controles<br />

(administratief + monstername en -analyse) bij bedrijven in de vetrecyclingsketen.<br />

Interventiestrategie<br />

33


3.2 Proces<br />

3.2.1 Organisatie<br />

Het LOM adviseert dat de interventiestrategie wordt opgesteld door een projectgroep van de<br />

meest bij het probleem betrokken (handhavings)organisaties onder leiding van een projectleider.<br />

Voor het succesvol kunnen implementeren van een interventiestrategie is draagvlak voor deze<br />

strategie namelijk van essentieel belang en het opbouwen van draagvlak is het best gewaarborgd<br />

indien de meest bij het probleem betrokken actoren de interventiestrategie gezamenlijk opstellen.<br />

Daarnaast is de scherpte van de interventiestrategie en de mate waarin deze strategie ook<br />

echt kan bijdragen aan het oplossen van de in het geding zijnde problematiek afhankelijk van<br />

de inbreng van praktijkervaring. Dat is de meerwaarde van het door handhavers maken van een<br />

interventiestrategie met een brede scope; dat deze is gebaseerd op praktijkervaring.<br />

Bedoelde projectgroep en projectleider kunnen dezelfde projectgroep en projectleider zijn als<br />

voor het ketenonderzoek (zie paragraaf 2.2.1). Bij de vier LOM-prioriteiten uit het Landelijk<br />

Handhavingsprogramma 2005 was dit het geval: de projectgroepen en projectleiders van het<br />

ketenonderzoek hebben ook zorg gedragen voor de totstandbrenging van de interventiestrategie.<br />

Daar waar het ketenonderzoek was uitgevoerd door een extern bureau onder (bege)leiding van<br />

de projectleider en de projectgroep (bij de LOM-prioriteit dierlijke vetten was dit het geval), is het<br />

opstellen van de interventiestrategie – gezien de eerste alinea van deze paragraaf – wel gedaan<br />

door de projectleider en de projectgroep zelf.<br />

Voor het maken van de interventiestrategie is het vormen van een taskforce een organisatiemogelijkheid.<br />

Bij de LOM-prioriteit dierlijke vetten zijn daarmee goede ervaringen opgedaan. De<br />

taskforce bestond uit enkele leden van de projectgroep, aangevuld met een aantal deskundigen<br />

van de betrokken handhavingsorganisaties met specifieke praktijkkennis die gezien de uitkomsten<br />

van het ketenonderzoek noodzakelijk werd geacht. De taksforce werd in project- en procesmatig<br />

opzicht ondersteund door een organisatieadviesbureau. De (tussen)producten van de<br />

taskforce – waaronder de uiteindelijke interventiestrategie – werden besproken en gefiatteerd<br />

door de gehele projectgroep.<br />

3.2.2 Tijd 3.2.3 Geld<br />

Zie paragraaf 2.2.2. Zie paragraaf 2.2.3.<br />

3.2.4 Informatie 3.2.5 Kwaliteit<br />

Zie paragraaf 2.2.4. Zie paragraaf 2.2.5.<br />

Do’s & dont’s interventiestrategie<br />

• Beperk je niet qua scope. Denk creatief en werk van breed naar smal (trechteren)<br />

in strategieën en tactieken. Ontwikkel eerst oplossingen die denkbaar zijn<br />

en bepaal vervolgens wat werkbaar is en waarvan je het meeste verwacht.<br />

• Zorg, meer nog dan in het ketenonderzoek, voor inbreng van praktijkkennis en<br />

-ervaring. De interventiestrategie moet uitvoerbaar zijn!<br />

• Borg de implementatie door in de interventiestrategie expliciet te beschrijven hoe<br />

de implementatie wordt georganiseerd (zie verder hoofdstuk 5).<br />

34<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


4 Uitvoerings- en<br />

monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>


Als <strong>ketenhandhaving</strong> een onderdeel is van de interventiestrategie en het operationele actieprogramma<br />

dat daarvan deel uitmaakt, wordt in deze fase een uitvoerings- en monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> gemaakt door de uitvoerende partijen die in de interventiestrategie met deze<br />

actie zijn belast. In feite betreft dit het voorbereiden van de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>,<br />

zoals genoemd in paragraaf 3.3 (implementatie interventiestrategie), voor wat betreft het specifieke<br />

onderdeel <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />

Het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> bevat in zijn meest uitgebreide vorm informatie voor<br />

bestuurders, managers en uitvoerders (toezichthouders/handhavers). Welke informatie het uitvoeringsplan<br />

voor deze doelgroepen in beginsel dient te bevatten komt hierna in afzonderlijke<br />

paragrafen aan de orde.<br />

Uiteraard kunnen er afhankelijk van de situatie keuzen worden gemaakt en zal niet ieder uitvoeringsplan<br />

altijd alle elementen (dienen te) omvatten. Indien de betreffende <strong>ketenhandhaving</strong><br />

bijvoorbeeld vooral een zaak is van de samenwerkende toezichts- en handhavingsorganisaties<br />

op landelijk niveau (bijvoorbeeld VROM-Inspectie, AID, VWA, Douane, IVW, Arbeidsinspectie, et<br />

cetera), zal de informatie voor bestuurders in veel gevallen achterwege kunnen blijven, aangezien<br />

het bestuurlijk commitment aan de interventiestrategie besloten ligt in het BLOM vaststellingsbesluit<br />

ter zake. De paragraaf ‘informatie voor bestuurders’ is met name van belang voor<br />

uitvoeringsplannen waarin van de zelfstandige decentrale overheden – de individuele provincies<br />

en gemeenten – in uitvoerende zin een belangrijke bijdrage wordt gevraagd, wetende dat commitment<br />

van IPO en VNG (LOM-partners) aan een LOM-interventiestrategie niet automatisch<br />

betekent dat ook alle afzonderlijke provincies en gemeenten zich daaraan committeren en zonder<br />

meer participeren in de uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong>.<br />

4.1 Informatie voor bestuurders<br />

4.1.1 Onderdeel A:<br />

Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />

Neem in dit onderdeel een beknopte beschrijving op van:<br />

1. het milieu- en/of volksgezondheidsprobleem en het daaraan gerelateerde handhavingsvraagstuk.<br />

2. het instantieoverstijgende karakter van het probleem; laat bestuurders zien dat zij risico’s<br />

lopen door problemen die de eigen instantie niet alleen kan oplossen en maak ze bewust van<br />

de rol die zij hierin ten goede kunnen hebben (aandacht, tijd, geld).<br />

3. het belang van <strong>ketenhandhaving</strong> voor het oplossen van dit probleem/vraagstuk.<br />

4. wie daarbij bij voorkeur welke rol speelt.<br />

5. wat (globaal) de kosten en baten zijn van participatie in de uitvoering.<br />

Ad. 1, 2 en 3<br />

De beschrijving van de punten 1, 2 en 3 (probleem en belang van <strong>ketenhandhaving</strong>) wordt ontleend<br />

aan de vorige twee fasen waarin er ketenonderzoek is verricht en een interventiestrategie<br />

(inclusief <strong>ketenhandhaving</strong>) is opgesteld. Van belang zijn in ieder geval wat de milieu- en/of<br />

volksgezondheidsrisico’s zijn van het niet naleven van de op de keten van toepassing zijnde weten<br />

regelgeving, welk ‘niet naleven’ met <strong>ketenhandhaving</strong> zal worden aangepakt. Ketenproblemen<br />

hebben de eigenschap dat de bron (de overtreding) en de schadelijke effecten in de tijd en geografisch<br />

ver uit elkaar kunnen liggen. Hierdoor bestaat het risico van een “ver van mijn bed<br />

gevoel” en een mogelijke neiging tot het verschuiven van het probleem in plaats van het werken<br />

aan een oplossing. Biedt daarom een bestuurlijk perspectief dat ruimte biedt voor een verantwoordelijkheid<br />

die niet alleen strikt aan het eigen domein is gekoppeld. Besef steeds dat de<br />

beschrijving is bedoeld voor bestuurders: hou het kort en bondig.<br />

36<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Ad. 4<br />

Het gaat hier niet om een uitvoerige beschrijving van de (mogelijke) uitvoeringsorganisatie. Dat<br />

is primair een zorg van de managers (zie paragraaf 4.2). Het gaat hier om het noemen van de<br />

(mede)betrokkenen en het aanduiden van de rol die eenieder in het uitvoerings- en monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> vervult. De rollen en taken kunnen worden aangeduid in termen van bijvoorbeeld:<br />

coördinator/regisseur, uitvoerder bedrijfsbezoeken (bij de verschillende schakels van<br />

de keten), informatieleverancier, et cetera. Aanbevolen wordt om hier ook naar (eventuele) bijlagen<br />

te verwijzen voor een nadere omschrijving van de betreffende keten, de betrokken partners<br />

en de verschillende juridische kaders.<br />

Ad. 5<br />

Om een besluit te kunnen nemen om al dan niet op een bepaalde manier betrokken te zijn bij de<br />

uitvoering van het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>, zullen bestuurders op een<br />

zeker niveau inzicht moeten hebben in de kosten en baten van betrokkenheid.<br />

Wat betreft de baten gaat het om de voordelen van het oppakken van de onder ad. 3 aangeduide<br />

rol(len). De voordelen kunnen op verschillende niveaus liggen. Een onderscheid kan gemaakt<br />

worden in:<br />

• Voordelen op microniveau (voordelen voor de eigen organisatie; bijvoorbeeld het in de greep<br />

krijgen van het gemeentelijke asbestrisico, mede van belang uit volksgezondheidsoogpunt).<br />

• Voordelen op mesoniveau (regionale voordelen; bijvoorbeeld het mede kunnen bereiken van<br />

bepaalde provinciale of bovengemeentelijke beleidsdoelen).<br />

• Voordelen op macroniveau (landelijke voordelen; bijvoorbeeld de overheid die een eenduidig<br />

gezicht laat zien en als eenheid naar de maatschappij opereert).<br />

Het wervende karakter van het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> is groter, naarmate<br />

de voordelen op microniveau overtuigender zijn.<br />

De kosten van betrokkenheid betreffen enerzijds geld en anderzijds capaciteit. Aangezien deze<br />

kosten samenhangen met de organisatie van de uit te voeren activiteiten, kan de op deze plaats<br />

voor bestuurders op te nemen informatie worden gebaseerd op de informatie voor managers (zie<br />

paragraaf 4.2).<br />

4.1.2 Onderdeel B:<br />

De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />

Geef in dit onderdeel een overzicht van de kernpunten van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> (wie gaat wat wanneer en waarom doen). Hierbij kan de uitvoerige beschrijving<br />

voor managers (zie paragraaf 4.2) dienen als basis. Voor bestuurders zou voor dit onderdeel<br />

onder meer kunnen worden gedacht aan de volgende aandachtspunten:<br />

• Waarom zijn de aangegeven controles noodzakelijk<br />

• Welke overtredingen kunnen zich globaal voordoen<br />

• Hoe zal op deze overtredingen worden gereageerd, mede in het licht van de landelijke handhavingstrategie<br />

en wie is verantwoordelijk om op te treden<br />

• Hoe zal worden omgegaan met geconstateerde overtredingen waarvoor een ander bevoegd<br />

gezag is (noodzaak voor informatie-uitwisseling).<br />

4.1.3 Onderdeel C:<br />

Het doel en de te bereiken effecten<br />

Geef in dit onderdeel aan wat het (achterliggende) doel is van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>, alsmede wat de te bereiken effecten zijn. Hierbij kan als het goed is worden<br />

teruggevallen op de interventiestrategie waarin <strong>ketenhandhaving</strong> om bepaalde redenen en<br />

ten behoeve van een bepaald doel als instrument/maatregel is opgenomen. Onderdeel C kan<br />

worden afgeleid van de uitvoeriger informatie voor managers over doel en effecten (zie paragraaf<br />

4.2).<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

37


4.1.4 Onderdeel D:<br />

De vereiste informatie-uitwisseling<br />

Beschrijf in dit onderdeel kort en bondig de noodzaak dat er informatie wordt uitgewisseld en<br />

(globaal) welke informatie dat dan is. De vereiste informatie-uitwisseling is afhankelijk van of<br />

vloeit voort uit de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak. Onderdeel D kan worden afgeleid van<br />

de uitvoeriger informatie voor managers over de vereiste informatie-uitwisseling (zie paragraaf<br />

4.2).<br />

4.2 Informatie voor managers<br />

4.2.1 Onderdeel A:<br />

Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />

De tekst van deze paragraaf kan in beginsel gelijk zijn aan de tekst van onderdeel A voor bestuurders.<br />

Ook kan hiernaar een verwijzing worden gemaakt en naar eventuele bijlagen daarbij.<br />

4.2.2 Onderdeel B:<br />

De ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />

Beschrijf in deze paragraaf uitvoerig de <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak ofwel het precieze plan om<br />

als (samenwerkende) toezichthoudende en handhavende instanties aan te grijpen op de uit het<br />

ketenonderzoek gebleken risico(-overdrachts)momenten in de keten.<br />

In het plan moet ten eerste duidelijk zijn verwoord wie welke activiteit wanneer verricht en wat<br />

daarvan het concrete resultaat is (product of output, bijvoorbeeld een bedrijfsbezoekverslag of<br />

een proces-verbaal).<br />

Uit het plan dient ook duidelijk te blijken welke overtredingen specifiek de aandacht hebben en<br />

welke vervolgstappen er bij het constateren van deze overtredingen worden ondernomen (waarschuwing,<br />

bestuurlijk dan wel strafrechtelijk optreden). In het plan dient hierbij te worden aangesloten<br />

bij de landelijke handhavingstrategie. De <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak is de kern van het<br />

uitvoerings- en monitoringsplan en verdient relatief veel aandacht.<br />

Hoe de <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak er precies uitziet verschilt per onderwerp, afhankelijk van<br />

onder meer zaken als: de in de keten gevonden sleutelmomenten en -partijen, de karakteristieken<br />

van de daarop van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de handhavinginstantie(s) die<br />

ten aanzien van de betreffende sleutelmomenten en -partijen het voortouw heeft (hebben). Wat<br />

de verschillende <strong>ketenhandhaving</strong>saanpakken als het goed is uiteindelijk gemeenschappelijk<br />

hebben, is dat zij zijn geënt op de landelijke handhavingstrategie milieuhandhaving. In de praktijk<br />

zal het door de handhavingsinstantie vastgestelde sanctiebeleid echter de maat zijn.<br />

4.2.3 Onderdeel C:<br />

Het doel en de te bereiken effecten SMART geformuleerd<br />

Dit onderdeel betreft ten eerste het (achterliggende) doel van uitvoeringsplan. De tekst kan waarschijnlijk<br />

gelijk zijn aan of gemakkelijk worden afgeleid van de tekst van onderdeel C van paragraaf<br />

4.1.<br />

Dit onderdeel betreft ten tweede de effecten die met de uitvoering van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />

worden beoogd om het geformuleerde doel te halen. De beoogde effecten worden bij<br />

voorkeur SMART benoemd, dat wil zeggen:<br />

• Specifiek: niet voor meerdere uitleg vatbaar.<br />

• Meetbaar: gekwantificeerd.<br />

38<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


• Acceptabel: vooral voor degenen die het gewenste effect moeten (helpen) bewerkstelligen.<br />

• Realistisch: in de zin van haalbaar; evident onhaalbare doelen motiveren niet.<br />

• Tijdgebonden: het gewenste effect moet in een bepaalde tijd worden bereikt.<br />

Een SMART geformuleerd te bereiken effect is bijvoorbeeld (mits acceptabel en beoordeeld als<br />

realistisch): ‘75% van de bedrijven, die in het handelsregister staan ingeschreven met als hoofdactiviteit<br />

het slopen van bouwwerken, schat in 2006 de pakkans voor het overtreden van regel ‘x’<br />

voor de verwijdering van asbest in als ‘groot’ bij een keuze uit de volgende antwoordmogelijkheden<br />

‘zeer klein’, ‘klein’, ‘gemiddeld’, ‘groot’, ‘zeer groot’.<br />

De ervaring leert dat het SMART formuleren van zinvolle/adequate te bereiken effecten veel discussie<br />

en daarmee tijd kan kosten.<br />

Uiteraard is het formuleren van de te bereiken effecten gekoppeld aan het ontwikkelen van de<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>saanpak zoals genoemd bij onderdeel B. Je schrijft op wat je met de handhavingsaanpak<br />

aan effecten wilt of denkt te kunnen bewerkstelligen of, populair gezegd, waar je<br />

voor gaat.<br />

In managementtermen gaat het om het leggen van een link tussen de output (producten, tastbare<br />

resultaten) van het uitvoeringsplan (bijvoorbeeld bedrijfsbezoeken, processen verbaal, en<br />

dergelijke) en hetgeen deze output aan effecten in het veld moet sorteren c.q. naar verwachting<br />

zal sorteren teneinde het (achterliggende) handhavingsdoel te bereiken. De samenhang tussen<br />

output, effecten en doel is, tezamen met een aantal daaraan gerelateerde onderwerpen, aangegeven<br />

in figuur 4.1.<br />

Input <strong>ketenhandhaving</strong><br />

(uitvoeringsplan, geld, capaciteit,<br />

instrumenten e.d.)<br />

Throughput handhaving<br />

(uitvoering geplande<br />

activiteiten)<br />

Efficiency van<br />

de handhaving<br />

Output handhaving<br />

(aantal controles,<br />

aantal PV’s e.d.)<br />

Effectiviteit van<br />

de handhaving<br />

Outcome handhaving<br />

(effecten in het veld,<br />

veroorzaakt door de output)<br />

Handhavingsdoel bereikt<br />

(bijv. naleving milieuweten<br />

regelgeving)<br />

Figuur 4.1: De relatie tussen handhavingsdoel, handhavingseffecten en wat aan die effecten vooraf gaat<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

39


4.2.4 Onderdeel D:<br />

Organisatievormen<br />

Indien de geplande <strong>ketenhandhaving</strong> een decentraal karakter heeft – dat wil zeggen dat een<br />

belangrijke rol is weggelegd voor provincies en gemeenten – wordt in dit onderdeel aangegeven<br />

hoe decentrale handhavingsinstanties hun bijdrage aan de uitvoering van het uitvoeringsplan<br />

kunnen organiseren. In beginsel zijn er vier verschillende vormen waaruit decentrale overheden<br />

kunnen kiezen. Deze vier vormen zijn hierna kort aangeduid.<br />

Het kan zo zijn dat, gegeven de bij onderdeel B aangegeven aanpak, een bepaalde (combinatie<br />

van) organisatievorm(en) sterk de voorkeur geniet. Als dat zo is, dan wordt deze voorkeur organisatievorm<br />

in dit onderdeel op onderbouwde wijze uitgewerkt. Kijkend naar voorgaande figuur,<br />

wordt in dit onderdeel uitgewerkt hoe de uitvoering van de geplande activiteiten (de throughput)<br />

wordt georganiseerd. De hiervoor genoemde keuze van een handhavingsinstantie voor een<br />

uitvoeringsvorm zal in ieder geval worden ingegeven door de beschikbare input (geld, capaciteit,<br />

instrumenten). Dit betekent dat, indien in het uitvoeringsplan een voorkeur organisatievorm<br />

wordt uitgewerkt, de daarvoor benodigde en beschikbare input nadrukkelijk in beschouwing<br />

moeten worden genomen.<br />

1. Piepsysteem<br />

Dit is de minst vergaande organisatievorm, als al van een organisatievorm mag worden gesproken.<br />

Het piepsysteem betekent dat een handhavingsinstantie niet pro-actief meedoet met het<br />

uitvoeren van het uitvoeringsplan, maar ad-hoc handhavingsactiviteiten verricht op basis van<br />

concrete signalen dat er ergens iets mis is. Het piepsysteem is een onderdeel van de professionalisering<br />

van de handhaving (ketenbeheer).<br />

2. Reguliere werkzaamheden<br />

Deze vorm houdt in dat er een koppeling wordt gelegd tussen de reguliere werkzaamheden van<br />

de handhavingsinstantie en het uitvoerings- en monitoringsplan. Concreet voorbeeld: bij geplande<br />

reguliere bezoeken aan bedrijven/schakels van de keten wordt het uitvoeringsplan in de voorbereiding<br />

van het bezoek gebruikt om scherp te maken waarop (aanvullend, ingegeven door het<br />

betreffende uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>) zal worden gelet. Ook kan het zo<br />

zijn dat bijvoorbeeld een in het kader van het uitvoerings- en monitoringsplan opgestelde checklist<br />

bij de reguliere bezoeken wordt gebruikt.<br />

3. Reguliere werkzaamheden plus<br />

Op regionale schaal kunnen de reguliere werkzaamheden van de verschillende handhavingspartners,<br />

met het oog op het uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong>, worden afgestemd<br />

en gecoördineerd met behulp van bijvoorbeeld de zogenoemde estafette-werkwijze (zie<br />

tekstkader). De estafette-werkwijze is in feite een project.<br />

Estafette–werkwijze<br />

Bij de estafette–werkwijze worden de reguliere plannen van de verschillende regionale handhavingspartners<br />

gescreend op bedrijven die tot een bepaalde keten behoren, bijvoorbeeld door het handhavingsknooppunt.<br />

Vervolgens gaan de handhavingspartners tegelijk binnen een bepaalde periode op<br />

afgestemde en gecoördineerde wijze de betreffende bedrijven bezoeklen (hetgeen ze toch al zouden<br />

doen, want de bezoeken stonden in hun reguliere plannen; het zijn dus geen extra activiteiten, hooguit<br />

moet een bedrijf in de jaarplanning wat naar voren worden gehaald of naar achteren worden<br />

verschoven).<br />

Uit de uitvoeringspraktijk is vernomen dat het goed werkt om de gecoördineerde actie te beginnen<br />

met een korte startbijeenkomst en de actie ook op herkenbare wijze af te sluiten (presentatie resultaten,<br />

etc.). Ervaringen leren dat alle partners enthousiast zijn over deze manier van werken. Men leert<br />

elkaar vooraf kennen, stemt activiteiten af en men zoekt elkaar na afloop ook nog wel eens op.<br />

40<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


4. Nieuwe (specifieke) vorm van organiseren / landelijk handhavingsverband<br />

Voor het uitvoeren van het uitvoerings- en monitoringsplan kan ook worden gedacht aan nieuwe<br />

(specifieke) vormen van organiseren, toegespitst op de betreffende problematiek. Binnen<br />

een handhavingsinstantie kan (kunnen) bijvoorbeeld één (enkele) medewerker(s) worden vrijgemaakt<br />

voor het vormgeven en uitvoeren van het betreffende uitvoeringsplan ten aanzien van alle<br />

bedrijven/schakels van de keten die onder de bevoegdheid van de betreffende instantie vallen.<br />

Een nieuwe vorm van organiseren die is geïnitieerd bij de uitwerking van de LOM prioriteiten<br />

‘verboden consumentenvuurwerk’ en ‘dierlijke vetten’ is de vorming van een zogenoemd landelijk<br />

handhavingsverband. Het betreft hier uitvoeringsplannen voor <strong>ketenhandhaving</strong> waarin<br />

met name een rol is weggelegd voor landelijke (rijks)instanties en waarin de decentrale overheden<br />

geen directe uitvoerende rol hebben. Een landelijk handhavingsverband is een structureel<br />

samenwerkingsverband tussen de bij een keten betrokken (landelijke rijks-) toezichts- en handhavinginstanties<br />

dat ook een specifieke aansturingslijn kent vanuit het LOM.<br />

4.2.5 Onderdeel E:<br />

De vereiste informatie-uitwisseling en de organisatie daarvan<br />

In dit onderdeel wordt de noodzaak van informatie-uitwisseling onderbouwd en wordt concreet<br />

aangegeven welke informatie-uitwisseling handhavingsinstanties in het kader van het betreffende<br />

uitvoerings- en monitoringsplan geacht worden te verzorgen. Gedacht moet in ieder geval<br />

worden aan de volgende drie soorten informatie-uitwisseling die bij <strong>ketenhandhaving</strong> aan de<br />

orde kunnen zijn:<br />

1. Informatie-uitwisseling binnen de eigen organisatie tussen de verschillende betrokken organisatieonderdelen.<br />

2. Informatie-uitwisseling tussen verschillende handhavingspartners, bijvoorbeeld tussen<br />

gemeente en provincie. De uit te wisselen informatie is inhoudelijk van aard en betreft bijvoorbeeld<br />

het resultaat van een bedrijfsbezoek. Het gaat dus om informatie die door de ene handhavingsinstantie<br />

is vergaard (administratief, via bedrijfsbezoeken, et cetera), welke informatie<br />

van belang is voor andere handhavingsinstanties verderop of terug in de keten.<br />

3. Informatie-uitwisseling tussen handhavingspartners en degene die de uitvoering van het<br />

uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> (centraal) coördineert en monitort. Deze<br />

informatie betreft inhoudelijke informatie en procesmatige informatie. De inhoudelijke<br />

informatie betreft, net als in het voorbeeld bij 2, bijvoorbeeld ook de resultaten van bedrijfsbezoeken,<br />

maar dan op geaggregeerd niveau. De procesmatige informatie betreft informatie<br />

over de onder 2 genoemde informatie-uitwisseling tussen handhavinginstanties. Voor het op<br />

landelijk niveau kunnen volgen van de werking en de resultaten van het uitvoeringsplan is<br />

het van belang om te weten dat handhavingsinstanties bepaalde informatie uitwisselen, hoe<br />

vaak dit gebeurt (incidenteel, structureel) et cetera.<br />

Uiteraard dient daar waar dit van toepassing is te worden aanbevolen dat instanties aansluiten<br />

op reeds bestaande regionale afspraken. Bekend is dat er in diverse regio’s – in het kader van de<br />

professionalisering van de handhaving – reeds afspraken zijn gemaakt om elkaar in bepaalde<br />

gevallen, tegen de achtergrond van <strong>ketenhandhaving</strong>, te verzoeken bepaalde handhavingsactiviteiten<br />

te verrichten en/of elkaar te informeren over resultaten van handhavingsactiviteiten.<br />

Over het organiseren van de informatie-uitwisseling het volgende. Voor wat betreft de informatie-uitwisseling<br />

tussen handhavingsinstanties in het kader van <strong>ketenhandhaving</strong> is het vooralsnog<br />

niet te verwachten dat handhavingsinstanties hiervoor speciale communicatiestructuren op<br />

gaan zetten. Dit betekent dat wordt geadviseerd om in dit onderdeel aan te geven dat instanties<br />

waar mogelijk gebruik moeten maken van bestaande structuren. Van sommige regio’s is<br />

zoals aangegeven bekend, dat informatie-uitwisseling op een bepaalde manier is georganiseerd.<br />

Aan bestaande structuren kan een nieuwe loot <strong>ketenhandhaving</strong> worden toegevoegd. Waar zo’n<br />

structuur ontbreekt is de boodschap dat instanties de, in het kader van het uitvoerings- en monitoringsplan<br />

vereiste, informatie-uitwisseling apart moeten regelen en afspreken. Bedacht moet<br />

worden dat dit gemakkelijker te realiseren is, indien de uitvoering van de interventiestrategie<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

41


op regionale schaal wordt georganiseerd (onderdeel D, onder punt 3). Dan maken afspraken over<br />

informatie-uitwisseling gewoon deel uit van de gezamenlijke aanpak die wordt afgesproken.<br />

Dit zal meer inspanning vergen indien de handhavingsinstanties hun reguliere werkzaamheden<br />

als basis nemen (onderdeel D, onder punt 2). Bedacht moet echter worden dat informatieuitwisseling<br />

op zich niet moeilijk is – partijen kunnen bijvoorbeeld makkelijk afspreken dat zij<br />

elkaar periodiek bepaalde controleresultaten toesturen – het is vooral een kwestie van informatie<br />

willen delen.<br />

Hoe de informatie-uitwisseling tussen de handhavingsinstanties en het centrale niveau verloopt<br />

en welke informatie dit betreft zal in dit onderdeel expliciet moeten worden aangegeven. Voor<br />

wat betreft het organiseren van deze informatie-uitwisseling wordt benadrukt dat het zo eenvoudig<br />

mogelijk moet worden gemaakt om de vereiste informatie-uitwisseling te verzorgen. Over<br />

de informatie die van het decentrale naar het centrale niveau moet worden gebracht dient goed<br />

te worden nagedacht. Waar het om gaat is dat die informatie op het centrale niveau belandt, die<br />

nodig is om vast te stellen (a) of het uitvoeren van het uitvoeringsplan al dan niet succesvol is en<br />

(b) welke aanpassingen van het uitvoeringsplan er eventueel noodzakelijk zijn.<br />

4.3 Informatie voor toezichthouders en handhavers<br />

4.3.1 Onderdeel A:<br />

Het probleem en <strong>ketenhandhaving</strong> als oplossing<br />

De tekst van dit onderdeel is een samenvatting van de tekst van deze onderdelen voor bestuurders<br />

of managers (plus eventueel daarbij behorende bijlagen).<br />

4.3.2 Onderdeel B:<br />

De kernpunten van de ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak<br />

De tekst van dit onderdeel kan gelijk zijn aan of een samenvatting zijn van dit onderdeel voor<br />

bestuurders of managers. Waar het vooral om gaat is dat aan toezichthouders en handhavers<br />

moet worden duidelijk gemaakt, in welk groter verband c.q. in welke context zij hun werkzaamheden<br />

verrichten.<br />

4.3.3 Onderdeel C:<br />

Toezicht- en handhavingsinstructies<br />

In aansluiting op onderdeel B, waarin de kernpunten van de – in aansluiting op de landelijke<br />

handhavingstrategie – ontwikkelde <strong>ketenhandhaving</strong>saanpak zijn gepresenteerd, bevat dit<br />

onderdeel concrete toezicht- en handhavingsinstructies. Op grond van dit onderdeel moet het<br />

voor toezichthouders en handhavers met name duidelijk zijn:<br />

• Waarop zij tijdens het toezicht alert moeten zijn, ofwel welke overtredingen in het kader van<br />

het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> kunnen voorkomen en specifiek aandacht verdienen.<br />

• Hoe zij bedoelde overtredingen kunnen constateren en vaststellen.<br />

• Hoe zij bedoelde overtredingen in het kader van de bewijsvoering dienen vast te leggen (feiten<br />

en omstandigheden).<br />

• Hoe zij de terugkoppeling met het management dienen te verzorgen voor het bepalen van<br />

de te ondernemen vervolgstappen (sanctionerend, informerend naar collega’s, en dergelijke),<br />

waarbij onder andere opportuniteit en proportionaliteit een rol spelen.<br />

Voor een succesvolle uitvoering van <strong>ketenhandhaving</strong> is het van belang dat toezichthouders en<br />

handhavers direct aan de slag kunnen met het onderwerp. Dit betekent dat in dit onderdeel bij<br />

voorkeur wordt verwezen naar direct toepasbare instrumenten (checklists, invulformulieren, et<br />

cetera) die zijn opgenomen in concrete bijlagen. Gereed zijnde en direct toepasbare instrumenten<br />

zijn zeer belangrijk om toezichthouders en handhavers bij het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

te betrekken; ze werken drempelverlagend en maken het gemakkelijk om mee te doen!<br />

42<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


4.3.4 Onderdeel D:<br />

Noodzaak van en instructies voor informatie-uitwisseling<br />

Toezichthouders en handhavers zullen overtuigd moeten zijn van de noodzaak van informatie-uitwisseling,<br />

anders komt daarvan in de praktijk niks terecht zo leren de ervaringen.<br />

Daarom dient in dit onderdeel de noodzaak van informatie-uitwisseling te worden onderbouwd.<br />

Onderdeel E van paragraaf 4.2 kan hierbij als basis dienen.<br />

Concrete instructies voor informatie-uitwisseling zijn afhankelijk van (a) de keuze die gemaakt<br />

wordt door de betreffende instantie op het vlak van de organisatievorm voor het participeren in<br />

de uitvoering van het uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong> (zie paragraaf 4.2, onderdeel D) en (b)<br />

de afspraken die gemaakt worden op het vlak van informatie-uitwisseling. In het algemeen kan<br />

daarover aan toezichthouders en handhavers weinig worden meegegeven.<br />

4.4 Praktijkvoorbeeld projectplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

In de paragrafen 4.1, 4.2 en 4.3 is gewezen op het belang van het verstrekken van de juiste informatie<br />

aan bestuurders, managers en toezichthouders en handhavers. Diverse voor deze groepen<br />

noodzakelijke informatie is daarbij naar voren gebracht.<br />

Van de in paragraaf 4.2.4 genoemde organisatievormen blijkt in de praktijk vooral de organisatievorm<br />

‘reguliere werkzaamheden plus’ meerwaarde te hebben. Bij deze organisatievorm wordt<br />

<strong>ketenhandhaving</strong> als een project vormgegeven en uitgevoerd. Er wordt projectmatig gewerkt op<br />

basis van een door de betrokkenen opgesteld concreet projectplan. Bij de uitvoering van de LOMprioriteit<br />

‘dierlijke vetten’ is hiermee concreet en succesvol ervaring opgedaan. Gedurende circa<br />

een jaar werd er iedere maand een vetrecyclingsbedrijf in steeds een andere provincie centraal<br />

gesteld. Voor het controleren van ieder vetrecyclingsbedrijf (welke bedrijven in de betreffende<br />

keten een centrale positie innemen) en van zogenoemde ‘uitlopers’ vanaf het bedrijf vooruit<br />

en terug in de keten, werd onder leiding van een provinciale projectleider, gefaciliteerd door de<br />

LOM-implementatiemanager, een gezamenlijk projectplan opgesteld en uitgevoerd. In het vervolg<br />

van deze paragraaf is de inhoudsopgave daarvan opgenomen als succesvol gebleken praktijkvoorbeeld.<br />

De volgorde van onderwerpen wijkt wat af van de volgorde in de eerdere paragrafen<br />

van dit hoofdstuk en de informatie is niet expliciet gerubriceerd naar bestuurders, managers<br />

en toezichthouders en handhavers, maar de goede lezer zal zien dat wel alles aan bod komt.<br />

Hieruit blijkt maar weer eens dat dit rapport een handreiking is en niet een in beton gegoten<br />

blauwdruk die per se van a tot z gevolgd dient te worden voor succes.<br />

A. Achtergrond, doel en product<br />

Beschrijf het waarom van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproject, het doel en het product. Het waarom<br />

van het project is gekoppeld aan de interventiestrategie. Primair doel is in de regel het via controle<br />

en handhaving zicht en greep krijgen op de keten en de spelbepalende spelers. Secundaire<br />

doelen zijn bijvoorbeeld het opdoen van ervaring met en het bevorderen van structurele handhavingsamenwerking<br />

vanuit een ketenperspectief. Het opnemen van een concreet product bevordert<br />

focus.<br />

B. Organisatie en doorlooptijd<br />

Een aantal rollen moet worden vervuld om het <strong>ketenhandhaving</strong>sproject te laten slagen. Dit zijn<br />

de rol van opdrachtgever en (eventueel) gedelegeerd opdrachtgever, opdrachtnemer of projectleider,<br />

LOM / implementatiemanager, bij het project te betrekken instanties, een coördinatiegroep<br />

en een projectgroep die de toezichts- en handhavingsactiviteiten uitvoert. Leg ‘de poppetjes’ die<br />

deze rollen vervullen expliciet vast. Leg ook de start en de einddatum van het project vast.<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

43


C. Scope <strong>ketenhandhaving</strong>sproject en werkzaamheden<br />

Leg in het plan vast waarop je in de achtereenvolgende schakels van de keten gaat letten en hoe<br />

je dit doet. Beschrijf dan de werkzaamheden en verdeel die naar een voorbereidings-, een uitvoerings-<br />

en een afrondings- en evaluatiefase. Deze fasen in kernwoorden:<br />

Voorbereidingsfase <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />

• Vorming en overleg coördinatiegroep. Agendapunten: keuze te bezoeken objecten, keuze<br />

(on)aangekondigd, keuze periode, keuze capaciteit per instantie, keuze datum kick-off,<br />

keuze data controles.<br />

• Voorbereiden kick-off. Regelpunten onder andere: bemensing projectgroep, monstername<br />

bij en/of gegevensverzameling van te bezoeken objecten, beschikbaarstelling basisdossier<br />

van iedere betrokken instantie over de te bezoeken objecten.<br />

• Kick-off. Agenda: bespreken basisdossiers, bespreken controlepunten, bespreken mogelijke<br />

overtredingen, hoe deze te constateren en vast te leggen en vervolgactie/sanctie,<br />

bespreken interne communicatie en informatie-uitwisseling tijdens controles via welk<br />

informatieformulier.<br />

• Regelen uitvalslocatie, dagplanning controledag(en), inhoudelijke voorbereiding controle<br />

en afstemming.<br />

Uitvoeringsfase <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />

• Briefing betrokken uitvoerders (toezichthouders en handhavers).<br />

• Voorgesprek bij te bezoeken object.<br />

• Uitvoeren controles door betrokken toezichthouders.<br />

• Dagelijkse terugkoppeling van controles en bevindingen met informatieformulier aan<br />

projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject. Wekelijkse terugkoppeling van projectleider<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>sproject aan LOM implementatiemanager (indien van toepassing).<br />

• Uitvoeren controles bij ‘uitlopers’: vanaf het onderzoeksobject vooruit of terug in de<br />

keten.<br />

Afrondings- en evaluatiefase<br />

• Rapportage uitgevoerde controles per instantie en verzending aan projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject<br />

en (indien van toepassing) LOM implementatiemanager.<br />

• Overkoepelend projectverslag door projectleider <strong>ketenhandhaving</strong>sproject.<br />

• Bespreking projectverslag in coördinatiegroep.<br />

• Beoordelen consequenties projectverslag (eventuele follow-up <strong>ketenhandhaving</strong>sproject).<br />

• Beoordelen en zonodig in gang zetten benodigde communicatie over bereikte resultaten.<br />

D. Capaciteits- en kostenraming en dekking<br />

Leg de benodigde capaciteit per deelnemende instantie vast in dagen, als ook de verwachte kosten<br />

voor bijvoorbeeld monstername en -analyse. Geef aan of/hoe in de capaciteit en verwachte<br />

kosten zal worden voorzien.<br />

E. Informatie en communicatie<br />

Leg vast hoe de interne informatieverstrekking tussen de betrokkenen, dat wil zeggen tussen<br />

de onder B genoemde partijen, verloopt. Leg vast hoe de externe communicatie plaatsvindt: wie<br />

zendt wanneer langs welk kanaal welke boodschap naar welke ontvanger en wat zijn hierbij de<br />

spelregels<br />

44<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Do’s & dont’s uitvoerings- en monitoringsplan<br />

• Maak het uitvoeringsplan, met name voor wat betreft het onderdeel gericht op<br />

toezichthouders en handhavers, zo concreet mogelijk.<br />

• Maak aan bestuurders en managers duidelijk waarom de aanpak van het probleem<br />

een attitude vereist die verder kijkt dan alleen het eigen functionele of<br />

territoriale domein. Juist in die attitude schuilt de potentie voor erkenning en<br />

waardering van de eigen bijdrage.<br />

• Bezie het uitvoeringsplan kritisch op ‘aantrekkelijkheid voor deelname’, met<br />

name indien er in de uitvoering een belangrijke rol is weggelegd voor individuele<br />

provincies en gemeenten. Hun participatie in de uitvoering is niet vanzelfsprekend<br />

en niet afdwingbaar. Verleid ze!<br />

Uitvoerings- en monitoringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

45


46<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


5 Implementatie,<br />

uitvoering en<br />

monitoring


5.1 Implementatie interventiestrategie<br />

De interventiestrategie kent een strategisch, tactisch en operationeel niveau. Zoals blijkt uit de in<br />

paragraaf 3.1 gegeven voorbeelden, bestaat de interventiestrategie op operationeel niveau uit een<br />

scala van operationele activiteiten inclusief de daarvoor verantwoordelijke actor en de periode<br />

waarin deze wordt geacht de actie uit te voeren (actieprogramma).<br />

Het actieprogramma is aldus een geheel van diverse met elkaar samenhangende acties, waarbij<br />

iedere actie op zichzelf een project is. De uitvoering van het actieprogramma luistert gezien<br />

de samenhang die erin zit nauw en vereist expliciete aan- en zonodig bijsturing, coördinatie en<br />

voortgangsbewaking. Dat is de reden dat het LOM voor de implementatie van interventiestrategieën<br />

implementatiemanagers aanstelt die voor wat betreft de implementatie functioneren<br />

onder eindverantwoordelijkheid van één of meer ALOM-leden.<br />

Het implementatietraject waarvoor implementatiemanagers en eindverantwoordelijke ALOMleden<br />

zich gesteld zien bestaat uit drie fasen, te weten:<br />

1. Het (doen) voorbereiden van de uitvoering van het actieprogramma.<br />

2. Het (doen) uitvoeren van de acties (projecten) uit het actieprogramma.<br />

3. Het monitoren en periodiek evalueren van de voortgang van de uitvoering van de acties (projecten)<br />

en het op basis daarvan zonodig bijsturen van de uitvoering.<br />

De kerntaken van de eindverantwoordelijke ALOM-leden en de implementatiemanagers in de<br />

drie onderscheiden fasen kunnen als volgt worden weergegeven:<br />

Ad. 1 Voorbereiden uitvoering – opstellen uitvoeringsplan(nen)<br />

• Ervoor zorgen dat de uitvoerende actoren voor de aan hen toebedeelde actie(s) een (beknopt)<br />

plan van aanpak of uitvoeringsplan opstellen met aandacht voor onder andere het op te leveren<br />

resultaat en de voor dit resultaat te verrichten werkzaamheden. Wat betreft <strong>ketenhandhaving</strong><br />

bevat hoofdstuk 4 van deze handreiking de elementen die in een uitvoeringsplan <strong>ketenhandhaving</strong><br />

een plaats verdienen.<br />

• Zelf een plan van aanpak opstellen voor de acties waarmee de implementatiemanager in het<br />

actieprogramma is belast.<br />

• Zelf een overkoepelend implementatieplan opstellen op basis van de verschillende afzonderlijke<br />

beknopte plannen van aanpak met aandacht voor (a) de programmaopbouw of –structuur<br />

(onderlinge samenhang acties en raakvlakken), (b) de levensloop van het programma (overkoepelende<br />

planning), (c) de programmafinanciering, (d) de programmaorganisatie en (e) de<br />

(interne en externe) communicatie. Hiervoor is een format.<br />

• Zelf een programmavoortgangbewakingsysteem opstellen.<br />

Ad. 2 Uitvoering acties<br />

• Ervoor zorgen en bewaken dat de uitvoerende actoren de aan hen toebedeelde actie(s) conform<br />

het uitvoeringsplan uitvoeren.<br />

• Zelf de acties uitvoeren waarmee de implementatiemanager in het actieprogramma is belast.<br />

Ad. 3 Periodieke evaluatie en bijsturing<br />

• Het periodiek evalueren van de in uitvoering zijnde acties en het programma als geheel met<br />

behulp van het programmavoortgangbewakingsysteem.<br />

• Het op basis van de evaluatie zonodig nemen van bijsturingsbesluiten.<br />

In de vorige handreiking – van januari 2006 – stond de implementatie van de eerste vier actieprogramma’s<br />

in LOM-verband (verboden consumentenvuurwerk, asbest, bouw- en sloopafval, dierlijke<br />

vetten) voor de deur. De vorige handreiking bevatte daarom enkel aandachtspunten en do’s<br />

en dont’s voor de implementatie op basis van een daarvoor opgesteld draaiboek. De implementatie<br />

van de genoemde actieprogramma’s is nu circa anderhalf jaar gaande. In deze handreiking<br />

zijn de destijds aangegeven aandachtspunten en do’s en dont’s dan ook verrijkt met de inmiddels<br />

opgedane ervaring. Ingegaan wordt op het profiel van de implementatiemanager, de organisatiecontext<br />

waarin deze optreedt en aan de vormgeving van het implementatieproces.<br />

48<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


5.2 Het profiel van de implementatiemanager<br />

Wat moet hij/zij kennen<br />

Qua kennis kan een onderscheid worden gemaakt in vakkennis enerzijds en organisatie- en<br />

omgevingskennis anderzijds. Vakkennis is inhoudelijke kennis, bijvoorbeeld van asbest of bouwen<br />

sloopafval. Organisatie- en omgevingskennis is kennis van de diverse organisaties die in<br />

die werelden actief zijn, te verdelen in overheidsorganisaties, marktpartijen en intermediairs.<br />

Daarnaast gaat het om het tot op zekere hoogte kennen van de belangrijkste relaties tussen deze<br />

organisaties, naar aard en inhoud.<br />

Voor implementatiemanagers is organisatie- en omgevingskennis belangrijker dan inhoudelijke<br />

kennis. Enige inhoudelijke achtergrondkennis van het betreffende onderwerp is uiteraard wel<br />

meegenomen. Dit vergemakkelijkt het contact met vakspecialisten, waarmee de implementatiemanager<br />

gedurende het traject te maken krijgt. Hij moet tot op zekere hoogte inhoudelijk over<br />

het onderwerp kunnen meepraten om ‘voor vol te worden aangezien’.<br />

Wat moet hij/zij kunnen<br />

Een implementatiemanager is een manager. Hij of zij moet derhalve beschikken over managementvaardigheden.<br />

In de organisatiepsychologie wordt wel onderscheid gemaakt in vier velden<br />

van managementvaardigheden. In figuur 5.1 zijn deze velden met de daarbij behorende vaardigheden<br />

weergegeven. Aansluitend worden de vaardigheden kort nader geduid, dat wil zeggen toegespitst<br />

op de implementatie van LOM-actieprogramma’s. Specifiek voor de implementatie van<br />

de LOM-projecten is nog dat het programma-, project- en procesmanagement betreft in plaats<br />

van het managen van een lijnorganisatie. Programma-, project- en procesmanagement zijn in de<br />

regel complexer dan het managen van een lijnorganisatie. In een relatief beperkte doorlooptijd<br />

en met relatief beperkte middelen moeten bepaalde resultaten worden bereikt in een krachtenveld<br />

van diverse belanghebbende partijen.<br />

• Leiderschap<br />

1. Visie uitdragen. Is in staat om de strategie en tactieken van het actieprogramma te communiceren<br />

naar de organisaties/mensen die operationeel aan de realisatie van het actieprogramma<br />

moeten bijdragen. Kan duidelijk maken waarom de operationele actie nodig is voor<br />

het realiseren van de in het actieprogramma besloten strategie en tactieken.<br />

2. Verwachtingen verduidelijken. Legt uit welke specifieke gedragslijnen en resultaten er<br />

wanneer worden verwacht van de organisaties/mensen die bij de uitvoering van het actieprogramma<br />

betrokken zijn.<br />

3. Inspireren en motiveren. Genereert enthousiasme voor en betrokkenheid bij de uitvoering<br />

van het actieprogramma. Neemt tijd om uitvoerenden zonodig te motiveren.<br />

4. Het goede voorbeeld geven. Gedraagt zich in lijn met hetgeen hij/zij van anderen verwacht.<br />

Neemt de verantwoording voor het tijdig uitvoeren van de eigen acties uit het actieprogramma<br />

en het leveren van de daarbij behorende resultaten.<br />

5. Het team vertegenwoordigen. Vertegenwoordigt alle bij het actieprogramma betrokken<br />

organisaties/mensen naar buiten toe. Is aanspreekpunt voor de opdrachtgever voor het<br />

geheel.<br />

Anderhalf jaar implementatie van LOM-prioriteiten heeft geleerd dat vooral de eerste drie<br />

genoemde vaardigheden onder leiderschap van groot belang zijn om succes te boeken. Wat in de<br />

praktijk goed werkt is dat de implementatiemanager een implementatiegroep vormt met betrokkenen<br />

van de organisaties die aan de implementatie moeten bijdragen. Vervolgens is het zaak<br />

aan deze groep op een inspirerende en motiverende manier expliciet de visie en verwachtingen<br />

te verduidelijken. Als dit lukt ontstaat commitment van de groep, waardoor de implementatiemanager<br />

er al snel niet meer alleen voor staat. De groepsleden, met eigen achterbannen, gaan<br />

hem helpen bij het uitdragen van visie, het verduidelijken van verwachtingen en bij het inspireren<br />

en motiveren van het veld.<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

49


Leiderschap<br />

Implementeren<br />

Visie uitdragen<br />

Verwachtingen<br />

verduidelijken<br />

Plannen en<br />

organiseren<br />

Betrekken bij<br />

besluitvorming<br />

Inspireren en<br />

motiveren<br />

Knelpunten<br />

oplossen<br />

Het goede voorbeeld<br />

geven<br />

Eerlijkheid<br />

Het team vertegenwoordigen<br />

Resultaatgerichtheid<br />

Ontwikkelen<br />

Veranderen<br />

Begeleiden<br />

Delegeren<br />

Kansen voor<br />

verbetering zien<br />

Risico nemen<br />

Feedback geven<br />

Anderen<br />

informeren<br />

Loopbaanontwikkeling<br />

Samenwerking<br />

bewerkstelligen<br />

Reageren<br />

op feedback<br />

Draagvlak<br />

creëren<br />

Figuur 5.1 (Velden van) managementvaardigheden (bron: TFC, Velp)<br />

• Implementeren<br />

6. Plannen en organiseren. Ontwikkelt, tezamen met de specifieke verantwoordelijken voor<br />

de afzonderlijke acties van het actieprogramma, plannen van aanpak. Bewerkstelligt mede<br />

de juiste middelen, systemen en procedures voor het implementeren van die plannen van<br />

aanpak.<br />

7. Betrekken bij besluitvorming. Vraagt om inbreng van de juiste anderen bij het nemen van<br />

belangrijke besluiten.<br />

8. Knelpunten oplossen. Zorg bij knelpunten tijdens de implementatie voor een goede probleemdefinitie<br />

en een goed begrip daarvan. Is in staat oplossingen te genereren, mogelijke<br />

resultaten te evalueren en de juiste interventies te plegen.<br />

9. Eerlijkheid. Is consistent in zijn/haar sturing en hanteert dezelfde spelregels voor alle<br />

betrokkenen.<br />

10. Resultaatgerichtheid. Heeft oog voor het tijdig bereiken van resultaten en dramt door als<br />

dat moet. Evalueert tussentijds de gemaakte vorderingen, kijkt of het tijdig behalen van<br />

het resultaat nog steeds mogelijk is en stuurt zonodig bij.<br />

Wat in de praktijk belangrijk blijkt en waarop een implementatiemanager kan sturen, zo tonen<br />

de vier LOM-prioriteiten die worden geïmplementeerd, is het snel boeken van concrete resultaten<br />

(vaardigheid 10) via zorgvuldig geplande en georganiseerde actie (vaardigheid 6), waarbij betrokkenen<br />

om inbreng wordt gevraagd bij het nemen van besluiten (vaardigheid 7). Als je probeert<br />

50<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


mensen/organisaties warm te maken voor samenwerking, dan blijken snelle concrete resultaten<br />

daarbij een belangrijke rol te spelen. Mensen/organisaties ervaren de meerwaarde dan aan den<br />

lijve. Resultaten geven de implementatie ook iets ‘onontkoombaars’: als tastbare resultaten worden<br />

bereikt en meerwaarde wordt geleverd, is het lastiger om de boot af te (blijven) houden. In<br />

de praktijk blijkt het vervolgens ook gemakkelijker om de rest van de interventiestrategie, en met<br />

name ook de wat meer beleidsmatige actiepunten daaruit, te implementeren en uit te voeren. Op<br />

grond van resultaten heb je recht van spreken.<br />

• Ontwikkelen<br />

11. Begeleiden. Laat de uitvoerders van de operationele acties van het actieprogramma niet<br />

zwemmen. Signaleert de noodzaak van begeleiding en begeleid waar nodig of zorgt dat<br />

er begeleiding is.<br />

12. Delegeren. Kan de juiste taken op het juiste moment aan de juiste mensen uitbesteden.<br />

Laat zich ondersteunen.<br />

13. Feedback geven. Is in staat om constructief te reageren op vorderingen(tussen)resultaten<br />

om daar waar nodig verbeteringen te realiseren.<br />

14. Loopbaanontwikkeling: n.v.t.<br />

15. Samenwerking bewerkstelligen. Bouwt aan goede relaties tussen de bij het actieprogramma<br />

betrokken organisaties/medewerkers en met de buitenwereld.<br />

Succesvol implementeren is vanuit de dimensie ‘ontwikkelen’ de juiste anderen bewust opzoeken<br />

en organiseren, zaken delegeren (vaardigheid 12), maar uitvoerenden uiteraard wel begeleiden<br />

(vaardigheid 11) en feedback geven (vaardigheid 13). Bij de lopende implementatie van LOMprioriteiten<br />

zijn belangrijke concrete resultaten door betrokken andere organisaties gerealiseerd,<br />

maar met voeling, betrokkenheid en feedback van de implementatiemanager en de implementatiegroep.<br />

• Veranderen<br />

16. Kansen voor verbetering zien. Zoekt actief naar kansen voor verbetering en moedigt<br />

anderen aan dit ook te doen.<br />

17. Risico nemen. Is bereid om zonodig nieuwe wegen te bewandelen en nieuwe werkmethoden<br />

uit te proberen. Staat zichzelf en anderen toe fouten te maken en leert daarvan<br />

c.q. voert aanpassingen door.<br />

18. Anderen informeren. Communiceert regelmatig met de uitvoerenden, met de opdrachtgever<br />

en met de LOM-structuur over veranderingen.<br />

19. Reageren op feedback. Stelt zich toetsbaar op en vraagt actief om feedback. Kan luisteren<br />

naar weerstand en kritiek en doet daar iets mee.<br />

20. Draagvlak creëren. Doorziet en benoemd weerstand tegen verandering. Kan manieren<br />

bepalen om weerstand weg te nemen en betrokkenheid bij het actieprogramma te verwerven.<br />

Implementeren betekent voor een belangrijk deel veranderingen bewerkstelligen. Toezichthouders<br />

en handhavers die jarenlang vooral taakgericht bezig zijn geweest, moeten ineens ook ketengericht<br />

denken en samenwerken met partners. Het is niet meer dan logisch dat dit weerstand<br />

oproept. Uit de LOM-praktijk blijkt dat dit implementatiemanagers vereist die bij weerstand niet<br />

bij de pakken neerzitten, maar de (oorzaak voor) weerstand doorzien en benoemen en manieren<br />

bepalen – is het niet linksom dan wel rechtsom – om de weerstand in voldoende mate weg te<br />

nemen en betrokkenheid te verwerven. Dit betekent overigens niet altijd maar ‘doordrukken’ in<br />

de eigen richting. Integendeel. Succesvolle implementatiemanagers stellen zich toetsbaar op en<br />

vragen actief om feedback. Ze kunnen luisteren naar weerstand en kritiek en doen daar wat mee.<br />

Van de invalshoek ‘veranderen’ zijn vaardigheid 19 en 20 gegeven het voorgaande belangrijk.<br />

De voorgaande twintig vaardigheden overziend, zijn er maar weinig mensen die naadloos in het<br />

geschetste profiel passen en in even grote mate over de aangegeven vaardigheden beschikken.<br />

Het profiel moet dan ook niet rigide worden toegepast. Het profiel geeft een beeld van het type<br />

mens dat als implementatiemanager wordt beoogd. Het is aan de eindverantwoordelijke ALOMleden<br />

en de (beoogde) implementatiemanagers om gezamenlijk te bepalen of er voldoende overeenkomsten<br />

zijn. En indien dat zo is, te bespreken waar met name nog de hiaten zitten waarop<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

51


zij tijdens het implementatietraject alert dienen te zijn en die zij moeten compenseren. Dit is<br />

overigens gemakkelijker gezegd dan gedaan. In de praktijk blijkt al snel over het expliciteren van<br />

het profiel, de hiaten en de compensaties daarvoor te worden heengestapt.<br />

Als passend bij het profiel dringt zich in eerste instantie het beeld op van zeer ervaren mensen<br />

die de klus op basis van (management)ervaring en senioriteit kunnen klaren. De vraag is echter<br />

of deze mensen altijd en overal binnen de gewenste termijn kunnen worden gevonden. Als<br />

passend bij het profiel kan daarom ook worden gedacht aan mensen die op korte termijn een<br />

management-development traject afronden en voor wie het implementatieproject kan fungeren<br />

als eindopdracht/meesterstuk.<br />

Wat moet hij/zij zijn<br />

Voor een geslaagde uitvoering is het van belang dat de implementatiemanager in houding en<br />

gedrag uitstraalt dat hij/zij achter de implementatie van het betreffende actieprogramma staat.<br />

Hiervoor moet de implementatiemanager er van overtuigd zijn, dat het betreffende ketenprobleem<br />

moet worden aangepakt en kan worden opgelost door de implementatie van het betreffende<br />

actieprogramma en moet hij deze overtuiging willen uitstralen. Het is voorts van belang<br />

dat de implementatiemanager de omgevingsstructuur erkent en bereid is tot samenwerking in<br />

het kader en ten behoeve van deze structuur, los van het belang van de eigen organisatie.<br />

Daarnaast is van belang dat de buitenwereld – en met name de organisaties die moeten bijdragen<br />

aan de realisatie van het actieprogramma door het uitvoeren van bepaalde activiteiten – de<br />

implementatiemanager als zodanig kan erkennen, respecteren en accepteren.<br />

Wat zijn de eisen aan de eigen lijnorganisatie van de implementatiemanager<br />

Algemeen is voor elke organisatie die een implementatiemanager levert belangrijk, dat die organisatie<br />

de implementatiemanager expliciet legitimeert in zijn opdracht om vanuit de betreffende<br />

organisatie, als zijnde partner, een gemeenschappelijk actieprogramma te realiseren.<br />

Onderdeel van dit legitimeren is het erkennen en beschikbaar stellen van de voor de implementatie<br />

benodigde tijd. Daarnaast is onderdeel van dit legitimeren, dat de implementatiemanager<br />

van de eigen organisatie de ruimte krijgt om zonodig los van het eigen organisatiebelang in projectverband<br />

te functioneren.<br />

Onderdeel van dit legitimeren is ook hoogambtelijke dekking in woord, houding en gedrag. Niet<br />

alleen de implementatiemanagers zelf moeten er van overtuigd zijn, dat het betreffende ketenprobleem<br />

moet worden aangepakt en kan worden opgelost door de implementatie van het<br />

betreffende actieprogramma. Dit geldt op bestuurlijk en hoogambtelijk niveau evenzeer voor de<br />

organisaties waaruit de implementatiemanagers afkomstig zijn.<br />

52<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Conclusie profiel implementatiemanager<br />

De implementatiemanager:<br />

Kennen<br />

Kunnen<br />

Zijn<br />

Thuisbasis<br />

• Heeft inhoudelijke achtergrondkennis, maar is geen specialist. Hij of zij overziet<br />

vooral het veld en is zeer goed op de hoogte van de organisaties (overheid,<br />

markt, intermediairs) die in de betreffende wereld (vuurwerk, asbest, bouw- en<br />

sloopafval, dierlijke vetten, bodemsanering et cetera) actief zijn en van de relaties<br />

tussen deze organisaties;<br />

• Beschikt over (leidinggevende) managementvaardigheden;<br />

• Is ervan overtuigd dat het betreffende ketenprobleem moet worden aangepakt<br />

en kan worden opgelost door de implementatie van het betreffende actieprogramma<br />

en is bereid dit uit te stralen;<br />

• Is tot samenwerking in LOM-verband bereid, los van het eigen organisatiebelang;<br />

• Wordt als implementatiemanager erkend, gerespecteerd en geaccepteerd door<br />

de (belangrijkste) organisaties die moeten bijdragen aan de realisatie van het<br />

actieprogramma door het uitvoeren van bepaalde activiteiten;<br />

• Wordt in woord, houding en gedrag expliciet gesteund in zijn/haar LOMimplementatietaak<br />

door de eigen organisatie op bestuurlijk en hoogambtelijk<br />

niveau, hetgeen onder andere tot uitdrukking komt in voldoende beschikbare<br />

tijd en ruimte om het LOM-belang zonodig boven het eigen organisatiebelang<br />

te stellen.<br />

5.3 De organisatiecontext waarbinnen<br />

de implementatiemanager optreedt<br />

Eén van de belangrijkste taken van de implementatiemanager is ervoor te zorgen dat de betrokken<br />

uitvoerende organisaties aan de slag gaan en aan de slag blijven tot het (de) door hen op te<br />

leveren product(en) in het kader van het actieprogramma gereed zijn.<br />

Naast het belang van zijn eigen profiel dat bij de te klaren klus moet passen, dient de implementatiemanager<br />

voor het succesvol vervullen van zijn of haar taak te kunnen functioneren in een<br />

adequate organisatiecontext. In deze paragraaf worden de ervaringen binnen het LOM beschreven<br />

die mogelijk als inspiratiebron kunnen dienen indien zij op de eigen situatie worden geprojecteerd.<br />

Organisatieonderdelen implementatie interventiestrategieën en relaties<br />

In figuur 5.2 zijn de organisatieonderdelen en de relaties daartussen afgebeeld.<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

53


BLOM/ALOM –<br />

Opdrachtgever implementatie<br />

LOM-partner<br />

Trekker(s) &<br />

implementatiemanager –<br />

Opdrachtnemer implementatie<br />

Uitvoerende organisaties<br />

activiteiten implementatieplan<br />

A E B<br />

Eindverantwoordelijke<br />

voor implementatie<br />

C<br />

Implementatiemanager<br />

D<br />

LOM-secretatriaat/Extern bureau –<br />

Professionele ondersteuning implementatie<br />

Lijnorganisatie<br />

Implementatiemanager<br />

Figuur 5.2: Organisatieonderdelen en relaties implementatie LOM-prioriteiten<br />

Ter toelichting op figuur 5.2 kan het volgende dienen.<br />

De organisatie van de implementatie van de LOM-prioriteiten bestaat uit drie lagen:<br />

• Het niveau van het BLOM / ALOM dat (als samenwerkingsverband van diverse LOM-partners)<br />

in feite fungeert als opdrachtgever van de implementatie.<br />

• Het niveau van de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker) en de implementatiemanager<br />

die in feite fungeren als opdrachtnemer voor de implementatie.<br />

• Het niveau van de uitvoerende (lijn)organisaties die de verschillende acties uit de door het<br />

BLOM vastgestelde actieprogramma’s uitvoeren. Ook de implementatiemanager voert acties<br />

uit het actieprogramma uit.<br />

In figuur 3.1 zijn ook verschillende relaties aangegeven. Dit betreft:<br />

A. De relatie tussen de uitvoerende organisaties van de activiteiten uit het implementatieplan en<br />

het BLOM / ALOM.<br />

B. De relatie tussen enerzijds BLOM / ALOM als opdrachtgever van de implementatie en anderzijds<br />

de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker) en de implementatiemanager<br />

als opdrachtnemer voor de implementatie.<br />

C. De relatie tussen de eindverantwoordelijke voor de implementatie (trekker, in wezen ook gedelegeerd<br />

opdrachtgever) en de implementatiemanager (in wezen ook gedelegeerd opdrachtnemer).<br />

54<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


D. De relatie tussen de trekker/implementatiemanager enerzijds en de uitvoerende organisaties<br />

van de activiteiten uit het implementatieplan anderzijds.<br />

E. De relatie tussen de LOM-partner en de hieruit afkomstige eindverantwoordelijke voor de<br />

implementatie (trekker) en implementatiemanager.<br />

Het samenspel van de bij de implementatie betrokken organisaties wordt ondersteund door het<br />

LOM-secretariaat en een extern bureau.<br />

De inhoud van de relaties A tot en met E wordt nu achtereenvolgens besproken. Waar relevant<br />

wordt de aard van de ondersteuning daarbij aangegeven.<br />

a. uitvoerende organisaties fl‡ blom / alom<br />

Deze tweezijdige relatie vormt de basis voor een goede implementatie en uitvoering, want zonder<br />

medewerking van ‘het veld’ zijn implementatie en uitvoering onmogelijk. De inhoud van<br />

deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />

a. De uitvoerende organisaties erkennen BLOM / ALOM alsmede het BLOM-besluit tot uitvoering<br />

van het betreffende actieprogramma en de bijdrage die zij daaraan worden geacht te leveren.<br />

Eén en ander krijgt materieel vorm via de in paragraaf 3.5 beschreven relatie tussen de uitvoerende<br />

organisatie en de in naam van BLOM / ALOM opererende eindverantwoordelijke trekker<br />

en implementatiemanager.<br />

b. BLOM / ALOM erkent het belang van de bijdrage van de uitvoerende organisaties. In wezen ligt<br />

dit belang besloten in het genomen BLOM-besluit tot uitvoering van het betreffende actieprogramma.<br />

De ervaringen in LOM-verband laten zien dat deze relatie veel aandacht behoeft bij uitvoerende<br />

organisaties die niet rechtstreeks in het LOM zijn vertegenwoordigd of die via een koepelorganisatie<br />

in het LOM zijn vertegenwoordigd, zoals provincies en gemeenten. Naarmate meer decentrale<br />

overheden moeten bijdragen om de implementatie succesvol te laten zijn, kost de implementatie<br />

meer tijd en inspanning.<br />

b. blom / alom fl‡ trekker / implementatiemanager<br />

De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />

a. BLOM / ALOM creëert de randvoorwaarden waaronder de trekker / implementatiemanager de<br />

zorg voor het implementeren van het actieprogramma op zich kunnen nemen. Deze randvoorwaarden<br />

zijn enerzijds bedrijfsmatig facilitair van aard en anderzijds gericht op het bieden<br />

van contextgebonden beïnvloedingsfactoren.<br />

b. Trekker / implementatiemanager committeren zich aan de zorg voor het implementeren van<br />

het actieprogramma (‘accepteren de opdracht van BLOM / ALOM daartoe’) en rapporteren periodiek<br />

over in ieder geval de voortgang van de implementatie, de bereikte (tussen)resultaten,<br />

de verdere planning en de knelpunten.<br />

Ad. a. Creëren randvoorwaarden door BLOM / ALOM<br />

Bedrijfsmatig facilitaire ondersteuning<br />

BLOM / ALOM zorgt voor omstandigheden die de trekker en de implementatiemanager helpen bij<br />

het implementeren van het actieprogramma en het uitvoeren van de taken die daarvoor nodig<br />

zijn. Het BLOM / ALOM zorg in ieder geval voor het volgende:<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

55


• Professionele ondersteuning op maat<br />

- Professionele ondersteuning voor de trekker en implementatiemanager door het LOMsecretariaat<br />

en een extern bureau op secretarieel vlak gecombineerd met kennis (enigszins<br />

inhoudelijk, maar vooral qua organisatie en omgeving) van de te implementeren prioriteiten.<br />

- Professionele ondersteuning voor de trekker en de implementatiemanager door een extern<br />

bureau op het vlak van programma-, project- en procesmanagement gecombineerd met<br />

kennis (enigszins inhoudelijk, maar vooral qua organisatie en omgeving) van de te implementeren<br />

prioriteiten.<br />

• Informatie<br />

- LOM-visitekaartjes.<br />

- Een periodiek LOM-implementatievoortgangsbericht (evt. gekoppeld aan de periodieke<br />

nieuwsbrief van het LOM-secretariaat ‘Aan de slag’).<br />

- Een (afgeschermd) deel van de website van het LOM-secretariaat wordt ingericht voor communicatie<br />

over de implementatie van de actieprogramma’s.<br />

• Organisatie<br />

- Het organiseren van een periodiek LOM-implementatiemanagersoverleg. Frequent overleg<br />

tussen de implementatiemanagers komt de uitvoering ten goede, zo is in de fase van het<br />

ketenonderzoek gebleken. De implementatiemanagers vergaderen tweewekelijks op het<br />

LOM.<br />

• Financiën<br />

- Het financieren van de additionele kosten van de actieprogramma’s (voor onderzoek, monstername<br />

en -analyse, etc.), incl. de financiële begeleiding en afhandeling van opdrachten.<br />

- Het financieren van de reiskosten die de trekker en de implementatiemanager maken in het<br />

kader van hun LOM-functie (indien de moederorganisatie hiertoe niet bereid is).<br />

• Automatisering<br />

- Een LOM e-mailadres met web-access.<br />

• Huisvesting<br />

- Op het LOM-secretariaat is werk- en vergaderruimte beschikbaar. Het tweewekelijkse<br />

implementatiemanagersoverleg vindt hier plaats. Deze werk- en vergaderruimte kunnen de<br />

implementatiemanagers ook gebruiken voor andere overleggen, zoals met mensen van de<br />

uitvoerende organisaties.<br />

Bieden contextgebonden beïnvloedingsfactoren<br />

Eén van de belangrijkste taken van (de trekker en) de implementatiemanager is ervoor te zorgen<br />

dat alle betrokken uitvoerende organisaties aan de slag gaan en aan de slag blijven tot het (de)<br />

door hen op te leveren product(en) in het kader van het actieprogramma gereed zijn. De trekker<br />

en de implementatiemanager moeten de uitvoerende organisaties derhalve beïnvloeden. Om dit<br />

te kunnen moet invulling worden gegeven aan persoonlijke en contextgebonden beïnvloedingsfactoren.<br />

De persoonlijke beïnvloedingsfactoren hangen samen met het profiel van de implementatiemanager:<br />

hij/zij moet beschikken over leidinggevende managementvaardigheden om anderen<br />

in beweging te krijgen en te houden. De contextgebonden beïnvloedingsfactoren zullen door<br />

BLOM / ALOM worden geboden.<br />

Er zijn in beginsel vier vormen van contextgebonden beïnvloeding:<br />

• BLOM / ALOM kan de implementatiemanager expliciet legitimeren.<br />

• BLOM / ALOM kan onwillige organisaties daarop aanspreken, op aangeven van de implementatiemanager.<br />

• BLOM / ALOM kan de implementatiemanager in staat stellen om goed meewerkende organisaties<br />

te belonen.<br />

• BLOM / ALOM kan een context van invloedrijkheid creëren, waarvoor uitvoerende organisaties<br />

gevoelig (kunnen) zijn.<br />

56<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


BLOM / ALOM kan voor een succesvolle implementatie als volgt invulling geven aan de voorgaande<br />

vormen van contextgebonden beïnvloeding:<br />

Legitimatie<br />

• De expliciete legitimatie van de implementatiemanager door BLOM / ALOM is gelegen in het<br />

vervullen van de hiervoor beschreven bedrijfsmatig facilitaire ondersteuning.<br />

Aanspreken<br />

• Op door trekkers en/of implementatiemanagers naar voren gebrachte knelpunten ter zake van<br />

onwillige uitvoerende organisaties kan in LOM-verband snel actie ondernomen (lik-op-stuk<br />

beleid) op het juiste niveau, in eerste aanleg door de voorzitter van het ALOM en/of het verantwoordelijke<br />

ALOM-lid, zonodig gevolgd door de voorzitter van het BLOM.<br />

In de praktijk blijkt het aanspreken van organisaties op hun deelname niet gemakkelijk van de<br />

grond te komen. Actieve aandacht hiervoor van de implementatiemanager – in de zin van het<br />

aan het rollen brengen van het aanspreken – is vereist en dient als krachtig signaal te worden<br />

gebracht.<br />

Belonen<br />

• Op basis van de periodieke voortgangsrapportages kan in het periodieke LOM-implementatievoortgangsbericht<br />

aandacht worden besteed aan de vorderingen die met de implementatie<br />

van de verschillende actieprogramma’s worden gemaakt. Voorlopers in de uitvoering worden<br />

hierbij expliciet benoemd en geroemd (‘uitvoerder van het kwartaal’).<br />

In de praktijk is er tot op heden weinig met deze mogelijkheid gedaan. Toch lijkt dit in combinatie<br />

met het voorgaande punt – het aanspreken van onwillige organisaties – nog steeds een goede<br />

optie.<br />

Invloedrijkheid<br />

• Aan de uitvoerende organisaties kan – met referte aan het door het BLOM genomen besluit<br />

– een rechtstreeks schriftelijk verzoek worden gezonden tot soepele en tijdige medewerking<br />

aan de implementatie van het actieprogramma, ondertekend door de eindverantwoordelijke<br />

trekker.<br />

In de praktijk is dit tot nu toe voor één LOM-prioriteit zo gedaan. Het blijkt het door de implementatiemanager<br />

zelf aanspreken van organisaties op hun bijdrage laagdrempeliger en gemakkelijker<br />

te maken: men heeft getekend voor deelname.<br />

Ad. b. Commitment trekker / implementatiemanager aan implementatieopdracht BLOM / ALOM<br />

Trekker en implementatiemanager committeren zich aan de zorg voor het implementeren van<br />

het actieprogramma (‘accepteren de opdracht van BLOM / ALOM daartoe’).<br />

Onderdeel van het commitment is de bereidheid tot en het daadwerkelijk verzorgen van een<br />

periodieke voortgangsrapportage aan het BLOM / ALOM over in ieder geval de voortgang van de<br />

implementatie, de bereikte (tussen)resultaten, de verdere planning en de knelpunten.<br />

De trekker is het aanspreekpunt van BLOM / ALOM en woont zonodig vergaderingen van het<br />

ALOM bij voor het geven van een toelichting op de voortgang(srapportage). De implementatiemanager<br />

is het aanspreekpunt van het LOM-secretariaat. De implementatiemanager informeert het<br />

LOM-secretariaat gedurende het implementatietraject frequent, met name wat betreft de voortgang<br />

en eventuele knelpunten dienaangaande.<br />

De praktijk laat zien dat het aankaarten van knelpunten explicieter kan. Kennelijk zit het expliciet<br />

en uitvoerig ingaan op en uitdiepen van knelpunten niet in onze cultuur. Dit is een gemiste<br />

kans en verdient naar de toekomst toe bijstelling, want knelpunten in projecten en verbanden<br />

van samenwerkende partnerorganisaties zullen nooit goed worden opgelost, als ze niet eerst<br />

bespreekbaar worden gemaakt.<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

57


c. trekker fl‡ implementatiemanager<br />

De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />

a. De trekker is eindverantwoordelijk voor de zorg voor het implementeren van het actieprogramma<br />

en daarom in wezen gedelegeerd opdrachtgever. In het kader van deze eindverantwoordelijkheid<br />

stelt hij de implementatiemanager aan, waarbij het in hoofdstuk 2 opgenomen<br />

profiel als referentie wordt gebruikt. Zodra de implementatiemanager bekend is, bespreekt de<br />

trekker met de implementatiemanager welke verschillen er zijn tussen het profiel en de kwaliteiten<br />

van de implementatiemanager en hoe men hierop tijdens het implementatietraject<br />

alert zal zijn en zal sturen (in feite is dit een vorm van risicomanagement). De trekker coacht<br />

de implementatiemanager en neemt, al dan niet op diens aangeven, (bij)sturingsbesluiten.<br />

b. De implementatiemanager verzorgt de dagelijkse aansturing en coördinatie van de implementatie<br />

en is in wezen gedelegeerd opdrachtnemer. Hij informeert de eindverantwoordelijke trekker<br />

actief over de voortgang van de implementatie, het bereiken van (tussen)resultaten, het<br />

halen van de planning en de knelpunten in de uitvoering, één en ander op grond van afspraken<br />

die trekker en implementatiemanager ter zake hebben gemaakt. Zonodig doet hij voorstellen<br />

aan de trekker voor bijsturing van de implementatie.<br />

Deze relatie vergt in de praktijk aandacht. Als de implementatie is gestart moet worden<br />

gewaakt voor de valkuil dat nu ‘alles in handen is van de implementatiemanager’. Een succesvolle<br />

implementatie kan niet zonder een betrokken en aanwezige trekker. Voor implementatiemanagers<br />

is het zaak dit goed in het oog te houden. Vanuit hun rol hebben zij wellicht<br />

de neiging om problemen eerst een lange tijd zelf te willen oplossen. Zij zijn immers implementatiemanager.<br />

Het bespreekbaar maken van vraagstukken en knelpunten en het daarmee<br />

confronteren van de trekker is echter, vanuit een succesvolle implementatie gezien, eerder een<br />

sterkte dan een zwakte.<br />

d. trekker / implementatiemanager fl‡ uitvoerende organisaties<br />

De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />

a. De trekker en implementatiemanager treden in contact met de uitvoerende organisaties<br />

en maken daarbij afspraken over (a) het door deze organisaties aanwijzen van één of meer<br />

medewerker(s) die verantwoordelijk zijn voor de uit te voeren actie(s) en (b) het door deze<br />

medewerkers opstellen van een beknopt plan van aanpak (conform een daarvoor beschikbaar<br />

projectformat) en het tijdig uitvoeren daarvan. De trekker en implementatiemanager<br />

leggen de gemaakte afspraken vast in een brief aan de betreffende uitvoerende organisaties.<br />

Vervolgens bewaakt de implementatiemanager de voortgang en spreekt hij/zij de verantwoordelijke<br />

medewerkers daarop zo nodig aan, coördineert hij/zij waar nodig de afstemming<br />

tussen verschillende uitvoerende organisaties en stuurt hij/zij waar nodig in overleg met de<br />

verantwoordelijke medewerkers de uitvoering van de activiteit(en) bij. Indien implementatiemanager<br />

en verantwoordelijk medewerker er samen niet uitkomen, leggen zij betreffende<br />

zaken neer bij de eindverantwoordelijke trekker en bij de verantwoordelijke manager van de<br />

uitvoerende organisatie.<br />

b. De uitvoerende organisaties wijzen één of meer medewerker(s) aan als verantwoordelijk voor<br />

het uitvoeren/coördineren van de aan hen in het actieprogramma toebedeelde actie(s). De<br />

verantwoordelijke medewerker leidt de uitvoering van de betreffende actie en communiceert<br />

actief met de implementatiemanager over de voortgang van de uitvoering, het (tijdig) bereiken<br />

van (tussen)resultaten, het halen van de planning en eventuele knelpunten in de uitvoering.<br />

Maandelijks verzorgt de verantwoordelijke medewerker een korte schriftelijke voortgangsrapportage<br />

aan de implementatiemanager conform een daarvoor beschikbaar invulformat.<br />

58<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Implementatiemanager en verantwoordelijke medewerkers kunnen – al naargelang de behoefte<br />

daaraan – een (periodiek) implementatieoverleg organiseren. In paragraaf 5.2 is dit expliciet aangeraden<br />

en gesignaleerd als succesfactor voor de implementatie!<br />

In de praktijk tot nu toe blijkt dat vooral de implementatiemanager met de uitvoerende organisaties<br />

in de weer is en dat de trekker op de achtergrond fungeert. Tegen de achtergrond van wat<br />

hiervoor is gezegd, ook onder c, verdient het voor toekomstige projecten aanbeveling om de trekker<br />

in de praktijk een prominentere rol te geven richting uitvoerende organisaties. Bijvoorbeeld<br />

om uitvoerende organisaties actief aan te spreken op de van hen verlangde bijdrage in een ‘good<br />

guy, bad guy’ optreden.<br />

e. lom-partner fl‡ trekker / implementatiemanager vanuit deze lom-partner<br />

De inhoud van deze tweezijdige relatie is als volgt:<br />

a. De LOM-partner legitimeert de eindverantwoordelijke trekker en de implementatiemanager<br />

expliciet in hun opdracht om vanuit de betreffende organisatie, als zijnde een LOM-partner,<br />

het betreffende actieprogramma te implementeren. Onderdeel van dit legitimeren is het<br />

erkennen en beschikbaar stellen van de voor de implementatie benodigde tijd. De tijd die de<br />

trekker en de implementatiemanager voor het adequaat vervullen van hun functie nodig hebben<br />

is indicatief geraamd in de vastgestelde eindrapporten/actieprogramma’s. Daarnaast is<br />

onderdeel van dit legitimeren, dat de trekker en de implementatiemanager van de eigen organisatie<br />

als zijnde een LOM-partner de ruimte krijgen, om zonodig los van het eigen organisatiebelang<br />

in LOM-verband te functioneren.<br />

Extra aandacht voor de hiervoor aangegeven legitimatie is vereist indien de LOM-partner een<br />

koepelorganisatie is. Dan moeten er namelijk expliciete afspraken worden gemaakt over in<br />

ieder geval de tijdsinzet tussen de koepelorganisatie als zijnde een LOM-partner en de organisatie<br />

onder deze koepel die de trekker en de implementatiemanager levert.<br />

b. De trekker en implementatiemanager zijn bereid om desgevraagd verantwoording af te leggen<br />

aan de eigen organisatie over hun activiteiten in LOM-verband. De verantwoording aan<br />

de eigen organisatie betreft de tijdbesteding en de wijze van functievervulling conform het in<br />

hoofdstuk 2 opgenomen profiel. De verantwoording aan de eigen organisatie is niet inhoudelijk<br />

van aard. Inhoudelijk leggen trekker en implementatiemanager verantwoording af aan<br />

BLOM / ALOM. Iedere LOM-partner is vrij de verantwoording van trekker en implementatiemanager<br />

naar eigen goeddunken invulling te geven.<br />

Ook dit is een relatie die in de praktijk aandacht vereist. Ervaringen tot nu toe in LOM-verband<br />

laten zien dat deze, voor succes belangrijke, relatie versterking verdient. Implementeren<br />

wordt in de praktijk, door de drukte van alledag, al snel een zaak van individuen die zich daarmee<br />

bezighouden (en die toevallig ook nog ergens werken), in plaats van dat organisaties er bij<br />

wijze van spreken trots op zijn en uitdragen dat zij een implementatiemanager voor het LOM<br />

leveren, als uitingsvorm van organisatieoverstijgende belangen.<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

59


5.4 Het implementatieproces – plan, do, check, act<br />

De implementatie van LOM-actieprogramma’s wordt vormgegeven als een cyclisch proces conform<br />

de zogenoemde kwaliteitscirkel van Deming (plan, do, check, act). Deze cirkel geldt op programmaniveau<br />

(buitenste cirkel) en op het niveau van de individuele acties/projecten van het<br />

programma (binnenste cirkel). Het cyclisch implementatieproces is afgebeeld in figuur 5.3.<br />

1. Plan<br />

Actieprogramma<br />

2. Plan<br />

Projectformats<br />

8. Act<br />

Bijsturing<br />

actieprogramma<br />

7. Act<br />

Bijsturing acties<br />

3. Do<br />

Uitvoering acties<br />

4. Do<br />

Implementatie<br />

actieprogramma<br />

5. Check<br />

Voortgangsmeting<br />

acties<br />

6. Check<br />

Voortgang<br />

actieprogramma<br />

Figuur 5.3: het cyclisch implementatieproces<br />

Ter toelichting op de respectievelijke onderdelen van figuur 5.3 kan het volgende dienen:<br />

1. Actieprogramma. Dit is het eindproduct van de fase van de interventiestrategie.<br />

2. Projectplan. Ieder actieprogramma bestaat uit verschillende uit te voeren acties/projecten. De<br />

organisatie die met de uitvoering van een actie is belast, wijst een daarvoor verantwoordelijke<br />

medewerker als projectleider aan. Deze medewerker stelt een beknopt plan van aanpak op<br />

voor de specifieke actie inclusief planning.<br />

3. De verantwoordelijke medewerkers voeren de actie uit conform het daarvoor gemaakte plan<br />

van aanpak. Voor ondersteuning tijdens de uitvoering kunnen zij terugvallen op de implementatiemanager<br />

en diens ondersteuning.<br />

4. De facto implementeren de verantwoordelijke medewerkers van de uitvoerende organisaties<br />

het actieprogramma, door het uitvoeren van de afzonderlijke acties. De implementatiemanager<br />

ondersteunt de verantwoordelijke medewerkers.<br />

5. De verantwoordelijke medewerkers van de uitvoerende organisaties, projectleiders, rapporteren<br />

periodiek aan de implementatiemanager over de voortgang van hun actie en over de knelpunten<br />

die optreden.<br />

6. De voortgang van de acties afzonderlijk en de knelpunten die optreden bieden de implementatiemanager<br />

inzicht in de voortgang en haalbaarheid van het programma als geheel. De implementatiemanager<br />

rapporteert over de voortgang en de haalbaarheid van het programma aan<br />

de trekker en, via deze, aan BLOM / ALOM.<br />

60<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


7. Aan de hand van de voortgangsrapportages sturen de verantwoordelijke medewerkers hun<br />

activiteiten zonodig bij. Dit gebeurt in overleg met de implementatiemanager, omdat een wijziging<br />

in de ene actie gevolgen kan hebben voor andere acties van hetzelfde actieprogramma.<br />

8. Bijsturing van acties uit het actieprogramma betekent dat de facto ook het actieprogramma<br />

wordt bijgestuurd. Dit gebeurt onder verantwoordelijkheid van de trekker.<br />

Uit de toelichtende punten 1 tot en met 8 hierboven blijkt dat figuur 5.3 in samenhang moet worden<br />

gezien met de eerder beschreven organisatie(onderdelen). Enkele te benadrukken aspecten<br />

daarbij zijn de volgende:<br />

• De procesbeschrijving maakt andermaal duidelijk dat de kern van de implementatie wordt<br />

gevormd door de uitvoerende organisaties die de afzonderlijke acties/projecten uitvoeren.<br />

• Dit bevestigt eveneens nogmaals dat de functie van implementatiemanager stevigheid vereist<br />

conform het uitgewerkte profiel, alsmede goede ondersteuning van ALOM/BLOM zoals<br />

beschreven onder het kopje organisatiecontext. Stevigheid en ondersteuning om de uitvoerende<br />

organisaties aan het werk te krijgen, ze aan het werk te houden en ze periodiek verantwoording<br />

te laten afleggen over de voortgang van de acties.<br />

• Tot slot is duidelijk dat het in figuur 5.3 afgebeelde cyclische proces alleen kan werken, indien<br />

alle betrokkenen hun bij de organisatiecontext aangegeven rollen en taken (h)erkennen en<br />

zich daarvan naar beste kunnen kwijten.<br />

Do’s & dont’s implementatie, uitvoering en monitoring<br />

• Formeer een implementatiegroep met mensen ‘op niveau’ van de betrokken organisaties.<br />

Win ze voor je visie, inspireer en motiveer ze en expliciteer je verwachtingen.<br />

Betrek zij bij besluiten en uit te voeren activiteiten. Stel je toetsbaar op<br />

naar de groep en doorzie, benoem en reageer op weerstand/kritiek.<br />

• Boek snel concreet resultaat. Hoe langer concreet resultaat uitblijft, des te moeilijker<br />

de uitvoering wordt en omgekeerd.<br />

• Organiseer het snel aanspreken van onwillige organisaties en het belonen van<br />

meegaande organisaties. Schroom als implementatiemanager niet om problemen<br />

op dit vlak snel hogerop te spelen. Voor het succes van samenwerking kun<br />

je als implementatiemanager niet zelfstandig verantwoordelijk zijn; handel daar<br />

ook naar.<br />

• Benut de cirkel plan, do, check & act bewust en maak de verschillende stappen<br />

expliciet, zowel op het niveau van het actieprogramma als op het niveau van de<br />

afzonderlijke projecten/acties. Beperk je niet qua scope. Denk creatief en werk<br />

van breed naar smal (trechteren) in strategieën en tactieken. Ontwikkel eerst<br />

oplossingen die denkbaar zijn en bepaal vervolgens wat werkbaar is en waarvan<br />

je het meeste verwacht.<br />

• Zorg, meer nog dan in het ketenonderzoek, voor inbreng van praktijkkennis en<br />

-ervaring. De interventiestrategie moet uitvoerbaar zijn!<br />

• Borg de implementatie door in de interventiestrategie expliciet te beschrijven hoe<br />

de implementatie wordt georganiseerd.<br />

Implementatie, uitvoering en monitoring<br />

61


62<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Voorlopige<br />

begrippenlijst<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>


Begrip<br />

(Afval)stofstroom<br />

Actoren<br />

ALOM<br />

Bestuurslaag<br />

BLOM<br />

Handhavingspartner<br />

Implementatiemanager<br />

Informatiepunt<br />

Interventies<br />

Interventiestrategie<br />

voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />

Ketenaanpak<br />

Verklaring<br />

Materiaal met dezelfde chemische samenstelling. De fysieke<br />

samenstelling van de (afval)stofstroom kan na iedere actor<br />

verschillen. De chemische samenstelling kan door het toevoegen<br />

of het verwijderen van ander materiaal in concentratie<br />

veranderen.<br />

Natuurlijke personen of rechtspersonen (in de regel bedrijven<br />

of (overheids)instellingen) die handelingen met een bepaalde<br />

(afval)stofstroom uitvoeren of op deze handelingen toezien.<br />

Ambtelijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving. Vergadert een<br />

aantal maal per jaar onder voorzitterschap van de IG-VROM.<br />

De politiek verantwoordelijke vertegenwoordigers van een<br />

overheidsinstantie<br />

Bestuurlijk Landelijk Overleg Milieuhandhaving. Vergadert een<br />

aantal maal per jaar onder voorzitterschap van de staatssecretaris<br />

van VROM.<br />

Overheidsinstantie die voor zijn deel van de keten belast is<br />

met het toezicht op en/of de opsporing van overtredingen van<br />

de (milieu)wetgeving.<br />

Persoon die onder de verantwoordelijkheid van een daarvoor<br />

door het ALOM gekozen ALOM-vertegenwoordiger, de uitvoering<br />

coördineert van de vastgestelde landelijke interventiestrategie<br />

voor <strong>ketenhandhaving</strong><br />

Instantie waar de <strong>ketenhandhaving</strong>s- en uitvoeringsinformatie<br />

verzameld, opgeslagen, bewaard en beschikbaar wordt<br />

gesteld aan de handhavingspartners.<br />

Mogelijke acties die ondernomen kunnen worden om een<br />

onderkend maatschappelijk probleem onder controle te<br />

krijgen.<br />

Derde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. In deze fase<br />

wordt per onderkend risicomoment omschreven welke interventies<br />

nodig zijn op strategisch, tactisch en operationeel<br />

niveau om het onderkende risico te minimaliseren.<br />

De ketenaanpak bestaat uit vijf fasen:<br />

• <strong>Ketens</strong>electie op basis van een risicoanalyse.<br />

• Ketenonderzoek naar een geprioriteerde keten, met als<br />

einddoel de risicomomenten vast te stellen.<br />

• Opstellen interventiestrategie met als doel de risicomomenten<br />

te beheersen.<br />

• Opstellen uitvoeringsplan waarin het geheel van handhavingsactiviteiten<br />

en flankerende maatregelen wordt<br />

beschreven.<br />

• Uitvoering en monitoring, waarin de daadwerkelijk handhavingsactiviteiten<br />

door de verschillende partners worden<br />

uitgevoerd en de informatie wordt uitgewisseld.<br />

64<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Begrip<br />

Ketenhandhaving<br />

Ketenonderzoek<br />

<strong>Ketens</strong><br />

Klankbordgroep<br />

<strong>ketenhandhaving</strong><br />

LOM-secretariaat<br />

Managementlaag<br />

Monitoring<br />

Prioritering<br />

Risicoanalyse<br />

Risicomoment<br />

Schakels in de keten<br />

Verklaring<br />

Samenhangend toezicht op de keten van handelingen met<br />

een (afval)stof of product en waar nodig (laten) optreden via<br />

bestuursrechtelijke en/of strafrechtelijke instrumenten om zo<br />

de naleving van wet- en regelgeving in de keten te bewerkstelligen.<br />

Tweede fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. Het verkrijgen<br />

van (integraal) inzicht in de keten van het ontstaan van (afval-)<br />

stofstromen tot en met het verwijderen daarvan, de daarbij<br />

van belangzijnde wet- en regelgeving, de betrokken actoren<br />

en factoren en de samenhang daartussen. Verder het in kaart<br />

brengen van risicomomenten voor gericht toezicht en de evaluatie<br />

van beleid.<br />

Een samenstel van opeenvolgende schakels waarin actoren<br />

handelingen verrichten met een zelfde (afval)stofstroom.<br />

Overleg tussen vertegenwoordigers van de verschillende<br />

handhavingspartners.<br />

Secretariaat van het ALOM en BLOM gevestigd in Den Haag.<br />

De personen die de bestuursbesluiten door de inzet van de<br />

aan hen beschikbaar gestelde mensen en middelen laten uitvoeren.<br />

Het bewaken van de uitvoering van het uitvoeringsplan, waardoor<br />

het mogelijk is eventuele onduidelijkheden, fouten of<br />

misverstanden tijdig te corrigeren.<br />

Het aangeven van een bepaalde volgorde waarin (afval)stofketens<br />

met het instrument <strong>ketenhandhaving</strong> worden aangepakt.<br />

Werkwijze in de eerste fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces.<br />

In deze fase wordt bekeken welke ketens uit een bepaald<br />

werkveld (bijvoorbeeld afval) in aanmerking komen voor<br />

<strong>ketenhandhaving</strong>. In deze fase wordt ook vastgesteld bij welke<br />

ketens het risico voor de samenleving het grootst is.<br />

Een plaats in de keten waar een bepaald (verhoogd) risico voor<br />

de samenleving ontstaat. Dit risico veroorzaakt op deze plaats<br />

of verderop in de keten bepaalde negatieve effecten voor de<br />

samenleving.<br />

Op grond van het soort handeling met een bepaalde<br />

(afval)stofstroom te onderscheiden separaat onderdeel van<br />

een keten. Voorbeeld: afvalverwijderingsketens bestaan in<br />

de regel uit vier schakels: (a) zich ontdoen van afval, (b) het<br />

inzamelen van afval, (c) het be- en/of verwerken van afval en<br />

(d) het definitief verwijderen of nuttig toepassen van be- en/of<br />

verwerkt afval.<br />

Voorlopige begrippenlijst <strong>ketenhandhaving</strong><br />

65


Begrip<br />

Uitvoering<br />

Verklaring<br />

Vijfde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces. In deze fase<br />

worden door de handhavingspartners bedrijven in de keten<br />

gecontroleerd volgens het vastgestelde uitvoeringsplan.<br />

Uitvoeringslaag<br />

Uitvoeringsplan<br />

De personen die de daadwerkelijk controles en handhavingsactiviteiten<br />

uitvoeren.<br />

Vierde fase van het <strong>ketenhandhaving</strong>sproces waarin het deel<br />

van de interventiestrategie dat gericht is op de daadwerkelijk<br />

handhaving van de betreffende regelgeving wordt uitgewerkt<br />

naar een uitvoeringsplan. Dit plan is gericht op de bestuurslaag,<br />

de managementlaag en de uitvoeringslaag.<br />

66<br />

<strong>Handreiking</strong> <strong>ketenhandhaving</strong> – Versie 1.1


Colofon<br />

Uitgave<br />

Landelijk Overleg Milieuhandhaving<br />

LOM-Secretariaat<br />

Koningskade 40<br />

2596 AA Den Haag<br />

Tel. 070-35 19 705<br />

E-mail info@lomsecretariaat.nl<br />

Deze handreiking is op te vragen bij het LOM-Secretariaat<br />

Drukwerkproductie<br />

GBS prepress, Rijswijk<br />

Oplage<br />

1.000 exemplaren<br />

Oktober 2007

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!