lerarenontwikkeling als reis.pdf - Nederlandse Jenaplanvereniging
lerarenontwikkeling als reis.pdf - Nederlandse Jenaplanvereniging
lerarenontwikkeling als reis.pdf - Nederlandse Jenaplanvereniging
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
De ontwikkeling van leraren <strong>als</strong> <strong>reis</strong><br />
Kees Both<br />
Inhoudsopgave<br />
1 Inleiding: De <strong>reis</strong> <strong>als</strong> metafoor voor leren en onderwijzen<br />
2 Verschillende kwaliteiten van de <strong>reis</strong><br />
3 Enkele verdere aspecten van de <strong>reis</strong><br />
3.1 Idealen en hoop, perspectief<br />
3.2 Afscheid nemen, terugverlangen, teleurstelling, weemoed<br />
3.3 Verhalen<br />
3.4 Reflectie en documentatie<br />
3.5 Een goede lichamelijke en geestelijke conditie<br />
3.6 Oriëntatiemiddelen: Hulpmiddelen bij het zoeken van de weg<br />
3.7 Bagage (1) – Houdingen, c.q. waarden<br />
3.8 Bagage (2): Vragen, kennis en vaardigheden<br />
3.9 Reisgenoten<br />
3.10 De tijd<br />
3.11 Landschappen en plekken<br />
3.12 Communicatiemiddelen<br />
3.13 Pleisterplaatsen<br />
3.14 Ontmoetingen<br />
3.15 De grenzen van de metafoor<br />
Het levensverhaal van mensen is in de grond een geschiedenis van innerlijke veranderingen,<br />
geestelijke en sociale heroriëntaties, breuken en knikken. Het is een scheppende ontvouwing<br />
van de persoonlijk en sociale identiteit. Het is de geschiedenis van het eigen leren. Leven is<br />
leren. Onderwijzen is alleen verantwoord en vruchtbaar <strong>als</strong> je je richt op subjecten<br />
(personen) die bij voorbaat erkend worden <strong>als</strong> actief meewerkend, met een eigen<br />
leergeschiedenis, eigen behoeften, verwachtingen, zelfbeelden en competenties.<br />
Friedemann Maurer – Lebenssin und Lernen, Bad Heilbrunn, 1992
1 Inleiding: De <strong>reis</strong> <strong>als</strong> metafoor voor leren en onderwijzen<br />
Bovenstaand citaat – dat tevens gebruikt is <strong>als</strong> inleidend citaat op het hoofdstuk over ‘leren’<br />
in ‘Jenaplan 21’ - slaat op de kinderen en jongeren in de scholen, maar evenzeer op hun<br />
leraren. Kenmerkend voor Jenaplan en verwante concepten is de sterke parallellie tussen wat<br />
je met kinderen wilt en doet en wat de volwassenen in en rond de school met hun leven en<br />
werk willen en doen. Onderwijzen in een jenaplanschool is dan ook steeds een zeer<br />
persoonlijke zaak, naast de professionele kant ervan. Zo sprak Peter Petersen bijvoorbeeld<br />
over het belang van de school <strong>als</strong> leef- en werkgemeenschap voor de ontmoeting tussen<br />
mensen (ook tussen leraren en kinderen/jongeren) <strong>als</strong> authentieke personen, <strong>als</strong> ‘Selbste’. En<br />
dat heeft – zie de actuele literatuur over het leraarschap – nog niets aan actualiteit ingeboet.<br />
Daarom wordt de ontwikkeling van leraren dan ook beschreven <strong>als</strong> een ‘persoonlijkprofessionele<br />
ontwikkeling’.<br />
Wereldoriëntatie is – of: Zou moeten zijn – het inhoudelijk hart van jenaplanonderwijs.<br />
Het gaat daar om het leren leven in relaties – met de natuur, de mensenwereld en door<br />
mensen voortgebrachte dingen, met dat wat onze wereld te boven gaat (God, het<br />
‘transcendente’, het geheim van de dingen of hoe je dat ook wilt omschrijven) en om het<br />
nadenken over deze relaties. In en door dat alles gaat het ook om het leren leven met en<br />
leren over je ‘zelf’. Om die reden omvat de leerstof voor wereldoriëntatie in de basisschool<br />
ook een ervaringsgebied ‘Mijn leven’, met <strong>als</strong> domeinen: ik, mens-zijn en ‘inspirerende mensen’<br />
(‘lichtdragers’). De leidende metafoor voor dit ervaringsgebied is ‘het mensenleven <strong>als</strong> <strong>reis</strong>’.<br />
Levensverhaal <strong>als</strong> <strong>reis</strong>, dat geldt dan niet alleen voor kinderen en jongeren in de school, maar<br />
ook voor leraren, die een poosje <strong>reis</strong>genoot zijn van de kinderen. Hun persoonlijkprofessionele<br />
ontwikkeling is ook leren, is ook ontwikkeling, is ook een zoektocht, een<br />
‘queeste’, kortom: een <strong>reis</strong>. In bovenstaand citaat is wel niet expliciet sprake van de<br />
levens<strong>reis</strong>, maar de tekst verwijst er impliciet wel naar.<br />
2 Verschillende kwaliteiten van de <strong>reis</strong><br />
Reizen verschillen sterk qua kwaliteit.[1] Er zijn bijvoorbeeld grote verschillen in intensiteit<br />
en doelstelling tussen ‘sightseeing’ (‘doing Europe in two weeks’) en een pelgrims<strong>reis</strong>. Een<br />
wandeling heeft een andere kwaliteit dan een vlieg<strong>reis</strong>. Zo zijn er ook verschillen in de mate<br />
waarin de <strong>reis</strong> vastgelegd is, de mogelijkheid van verdwalen, etc. Het laatste is binnen de <strong>reis</strong><br />
die ‘leven’ heet een regelmatig voorkomend verschijnsel en binnen Jenaplanonderwijs is er<br />
ruimte en aandacht voor risico’s en onzekerheden, ruimte om te dwalen en fouten te maken en<br />
daarvan te leren. De <strong>reis</strong> die hier bedoeld wordt heeft niets gemeen met een luxueuze cruise,<br />
waarbij (zogenaamd) niets mis kan gaan. Er zijn risicovolle trajecten en situaties, waarin vaak<br />
moeilijke problemen opgelost moeten worden. Steeds meer wordt geacht dat mensen<br />
‘planbureau van hun eigen leven worden’, maar het leven heeft nu eenmaal ook verrassingen in
petto, aangename en onaangename. Beslissingen die je neemt hebben soms onbedoelde en<br />
onverwachte gevolgen. Wat niet wil zeggen dat je niet moet plannen, maar wel dat er openheid<br />
is voor het onverwachte, voor dat wat zich aandient.<br />
Dat oplossen van problemen onderweg komt onder andere tot uiting in:<br />
• Een opleidingsmodel <strong>als</strong> ‘probleem gericht onderwijs’<br />
• Opvattingen over de leraar <strong>als</strong> onderzoeker.<br />
De zes kwaliteitscriteria van jenaplanonderwijs [2]zijn ook verhelderend ten aanzien van de<br />
kwaliteiten van de <strong>reis</strong> naar een persoonlijke kwaliteit van leraarschap in een jenaplanschool:<br />
1. Ervaringsgerichtheid – de <strong>reis</strong> <strong>als</strong> persoonlijke groei, de emotionele kant van<br />
het leren en onderwijzen (angst, schuld, triomf, kwetsbaarheid, vreugde, etc.), het op jezelf<br />
teruggeworpen worden (reflectie), zelfontdekking, je eigen (kern-)kwaliteiten leren kennen en<br />
je valkuilen: ‘De kortste weg naar jezelf is een <strong>reis</strong> om de wereld’ (Von Keyserling) , het zoeken<br />
naar je eigen identiteit en naar heelheid, de behoefte aan voldoende veiligheid en het omgaan<br />
met onzekerheid en avontuur.<br />
2. Ontwikkelingsgerichtheid – de uitdaging je grenzen te verkennen en wellicht<br />
zelfs te verleggen, het ontwikkelen van zelfstandigheid en zelfverantwoordelijkheid, het<br />
ontwikkelen van vaardigheden en kennis (de ambachtelijke kant van het onderwijzen), van een<br />
objectieve kijk op de komende werkplek én van de verbeeldingskracht.<br />
3. Coöperatief (de leef- en werkgemeenschap) – samen met anderen onderweg<br />
zijn, van elkaar leren en voor elkaar zorgen, hulp kunnen geven en ontvangen, samen problemen<br />
oplossen, lief en leed delen, samen plezier maken (spelen en vieren), sociale- en<br />
communicatieve vaardigheden en verschillende ‘talen’ beheersen, aandacht voor belangen en<br />
belangenconflicten. [3]<br />
4. Wereldoriënterend – werkelijkheidsgerichtheid, zelf middenin de wereld staan,<br />
aandacht geven aan dingen en gebeurtenissen dichtbij en veraf, betrokkenheid bij en kennis<br />
van de wereld, van ruimte en tijd en kunnen omgaan met ruimte en tijd en verschillende<br />
relatievelden (=ervaringsgebieden), ontdekken en onderzoeken, nieuwsgierigheid en<br />
verwondering, verbondenheid en verantwoordelijkheid, ‘diep leren’- de ervaring van diep op de<br />
dingen ingaan (exemplarisch leren) en door de dingen geraakt worden, zowel individueel <strong>als</strong> in<br />
kleine groepen en met een grote groep;<br />
5. Kritisch – geconfronteerd worden met het ‘andere’ en het ‘vreemde’, nadenken<br />
over waarden en wat je zelf waardevol vindt; nadenken over je eigen plaats en die van de<br />
kinderen in de veranderende samenleving.<br />
6. Zinzoekend – een pelgrims<strong>reis</strong> op zoek naar inspiratie en zin, de spirituele <strong>reis</strong><br />
(‘de langste <strong>reis</strong> is de <strong>reis</strong> naar binnen’, Dag Hammarskjöld[4]) – bezinning, stilte, omgaan met<br />
alleen zijn en eenzaamheid, zoeken naar gemeenschap, zoeken naar je ‘levensroeping’.
Parker Palmer schrijft over sprituele vragen of ‘diepe vragen’. Hij citeert dan de dichter<br />
Rilke, die in antwoord op een serieuze leerling die vraag na vraag op hem afvuurde schreef:<br />
‘Wees geduldig tegenover al de onopgeloste vragen in je hart…. Probeer de vragen zelf lief te<br />
hebben …. Zoek geen antwoorden, die niet te geven zijn, omdat je deze antwoorden niet zou<br />
kunnen leven – en waar het om gaat is: alles te leven. Leef nu de vragen. Misschien zal je dan<br />
geleidelijk, zonder het te merken, op de een of andere dag in de verre toekomst, de<br />
antwoorden binnenleven’.<br />
Uit: Parker J. Palmer – De geest in de school tot leven wekken, in: Mensenkinderen, mei 1999<br />
Deze kwaliteitsdimensies leveren stuk voor stuk belangrijke inhouden en werkwijzen voor de<br />
ontwikkeling van leraren in het Jenaplanonderwijs. Onmisbare aspecten van onderwijs en<br />
leraar-zijn zijn erin verwerkt, zo<strong>als</strong>:<br />
• Het samengaan van ‘verbeeldingskracht, discipline en zorg’.<br />
• De door Andy Hargreaves onderscheiden dimensies van het leraarschap: de emotionele,<br />
morele, technisch/ambachtelijke en politieke dimensie.<br />
3 Enkele verdere aspecten van de <strong>reis</strong><br />
We noemen enkele aspecten van de <strong>reis</strong> en geven bij elk ervan een korte toelichting.<br />
3.1 Idealen en hoop, perspectief<br />
De <strong>reis</strong> wordt gemotiveerd – men komt in beweging – door een verlangen naar het nieuwe en<br />
andere, het betere. Dat is een belangrijke drijfkracht bij kinderen en jongeren– ‘groot<br />
worden’ – maar ook bij volwassenen is er sprake van een wenkend perspectief, een lokkende<br />
einder, die overigens steeds opschuift. De verbeeldingskracht speelt hierbij een belangrijke<br />
rol: Mensen dromen van nieuwe mogelijkheden.<br />
Het jenaplanconcept belichaamt zo’n perspectief – ‘soll es unter Menschen anders werden ……’<br />
(Petersen), zie ook de basisprincipes Jenaplan: Ieder vult dat verlangen naar heelheid,<br />
verbondenheid, rechtvaardigheid en vrede weer op een persoonlijke wijze in.<br />
Maar de onrust naar levensvervulling blijft. De Zelf Konfrontatie Methode kan helpen om<br />
zicht te krijgen op de grondmotieven in ons beleven, in onze levens<strong>reis</strong>.[5] Er zijn ook beelden<br />
van scholen, die inspiratiebron kunnen zijn – echte scholen en personen uit die scholen,<br />
inspirerende verhalen – beelden – beschouwingen uit de jenaplantraditie, een ideaaltypisch<br />
beschreven school – De Rozentuin [6]– waaraan getoond wordt dat het kan. Niet om dat alles<br />
te imiteren of <strong>als</strong> een dogma aan te nemen, maar om je erdoor te laten inspireren. Er is een<br />
bepaald richtingsbesef en een drijfkracht om op weg te gaan.
3.2 Afscheid nemen, terugverlangen, teleurstelling, weemoed<br />
Reizen betekent ook afscheid nemen en dingen achterlaten die je vertrouwd zijn en waaraan<br />
je gehecht bent en dat is vaak moeilijk (‘partir c’est mourir un peu’). Veranderen en groeien<br />
doet pijn. En de <strong>reis</strong> zelf zal vaak gepaard gaan met tegenslagen en onzekerheid, wat<br />
betekent dat men, ver nog van het beloofde land, terug verlangt naar de vleespotten van het<br />
slavenhuis Egypte. Wat je had en hebt, dat weet je, wat er zal komen is nog onzeker. Die<br />
onzekerheid geldt in bijzonder voor onderwijs, zeker in onze tijd. Verschillende auteurs<br />
hebben erop gewezen dat de enige zekerheid over het onderwijs is, dat het onzeker is en zal<br />
blijven . Het is een avontuur, samen met kinderen, collega’s en ouders en dat geldt zeker voor<br />
jenaplanonderwijs. Het geeft openheid en vrijheid, maar kan ook gevoelens van angst<br />
oproepen en de behoefte aan vastigheden. Het herkennen en erkennen van deze onzekerheid<br />
en de daarmee verbonden emoties en het kunnen uiten en delen daarvan is essentieel. En er is<br />
niets tegen het tijdelijk kunnen terugvallen op hulpstructuren, die meer overzicht en<br />
zekerheid bieden, <strong>als</strong> tussenfase.<br />
3.3 Verhalen<br />
Verhalen en de metafoor van de <strong>reis</strong> zijn nauw met elkaar verbonden. Allereerst op het niveau<br />
van de metafoor zelf, want ook worden mensen zelf ook <strong>als</strong> verhaal beschouwd – een geleefd<br />
verhaal, dat je zelf vertelt en ‘schrijft’ en daarin steeds ook opnieuw interpreteert, vanuit<br />
een nieuwverworven perspectief in je leven. In die zin zijn beide metaforen voor een<br />
mensenleven vrijwel identiek.<br />
Het verhaal dat je bent wordt ook expliciet gemaakt in verhalen die je vertelt – over<br />
ervaringen en ontmoetingen ‘onderweg’. Dat geldt voor de kinderen en hun verhaal dat ter<br />
sprake komt, bijvoorbeeld in het samen met kinderen exploreren van het ervaringsgebied<br />
Mijn leven en andere ervaringsgebieden van WO, in het vertellen en lezen van verhalen binnen<br />
PABO en basisschool en in het zelf en met kinderen schrijven van verhalen, waaronder het<br />
(<strong>reis</strong>-)dagboek.<br />
Ook vindt een nadere verkenning van de <strong>reis</strong>-metafoor plaats door middel van het lezen en<br />
bespreken (leeskring) van <strong>reis</strong>verhalen, die licht kunnen werpen op de betekenis van reizen<br />
voor de groei van mensen (zie bovenstaande kwaliteitscriteria), inclusief <strong>reis</strong>verhalen uit nietwesterse<br />
culturen.<br />
We kunnen ook op zoek gaan naar verhalen die het levensverhaal <strong>als</strong> <strong>reis</strong> thematiseren,<br />
waaronder zeer verschillende voorbeelden <strong>als</strong> ‘Parcival’, ‘Een christen<strong>reis</strong> naar de eeuwigheid’<br />
van John Bunyan en ‘Zwervend op de weg naar levensgeluk’ van Lord Baden Powell. We kunnen<br />
ons over dergelijke invullingen van de <strong>reis</strong>metafoor verbazen en sommige ervan zullen ons<br />
wellicht aanspreken.<br />
Ook visuele bronnen – foto’s bijvoorbeeld – die een verhaal presenteren en oproepen zijn in<br />
dit verband belangrijk, waaronder ook autobiografisch materiaal van leraren, studenten en<br />
basisschoolkinderen.
3.4 Reflectie en documentatie<br />
Verhalen zijn ook een vorm van reflectie en documentatie. Leraren reflecteren in de eerste<br />
plaats op hun ervaringen door middel van het uitwisselen van verhalen. Dat kan verder<br />
uitgewerkt en verdiept worden in vormen <strong>als</strong> intervisie en incidentmethode. Het schrijven van<br />
een dagboek en het vastleggen door middel van foto’s en videobeelden kunnen daarbij<br />
ondersteunen. Documentatie van de eigen ontwikkeling en groei wordt vastgelegd in een<br />
persoonlijk portfolio, die zo een samenvatting vormt van het <strong>reis</strong>verhaal. Dat geldt voor zowel<br />
studenten, leraren en kinderen in de basisschool. Het gevaar bestaat dat reflectie zich<br />
vrijwel alleen richt op de technische kant van het onderwijzen, terwijl bij reflectie<br />
jenaplanscholen recht gedaan moet worden aan alle dimensies van het leraarsberoep (ook<br />
emotioneel, moreel en politiek) en aan beide hersenhelften . ‘Modellitis’ – het star omgaan met<br />
een model – is de dood in de pot.<br />
3.5 Een goede lichamelijke en geestelijke conditie<br />
Dit is van groot belang voor de <strong>reis</strong>. In het boekje ‘Het herstel van het gewone leven’ van<br />
pedagoog Wim ter Horst komt een vragenlijst voor, waarvan een van de eerste vragen luidt:<br />
‘Is de opvoeder uitgeslapen?’ Zorg voor de eigen lichamelijke en geestelijke conditie –<br />
voorzover je dat in eigen hand hebt – is essentieel.<br />
Dat betekent ook het weten hebben van en trekken van grenzen – niet alles kan en helemaal<br />
niet allemaal tegelijkertijd. Het op een gezonde wijze omgaan met jezelf en je omgeving is<br />
een belangrijk(e) voorwaarde en leerdoel ineen. Een goed ritme van inspanning en ontspanning<br />
is niet alleen goed voor kinderen, maar ook voor leraren. Het daadwerkelijk wandelen – alleen<br />
en samen, kan hiervan een uitdrukking zijn.<br />
3.6 Oriëntatiemiddelen: Hulpmiddelen bij het zoeken van de weg<br />
Bij alle onzekerheid over wat ons te wachten staat, staan we toch niet met lege handen. Er<br />
zijn middelen die ons helpen de weg te vinden. Allereerst verhalen en andere materialen uit<br />
de jenaplantraditie, die ons richtinggevoel kunnen scherpen en ons ervoor kunnen behoeden<br />
met alle winden mee te waaien en de laatste modes te volgen. Belangrijk zijn ook de<br />
jenaplanbasisprincipes, het belangrijkste kompas en middel om ontwikkelingen te toetsen en<br />
nieuwe wegen te zoeken. Ook de kwaliteitscriteria voor jenaplanbasisonderwijs (hierboven al<br />
genoemd), het actuele basisschoolconcept en ‘De Rozentuin’ – beeld van een jenaplanschool<br />
zo<strong>als</strong> die kan zijn – vormen zulke oriëntatiemiddelen en bieden een kaart van het gebied dat<br />
we zullen doorkruisen. Kaarten van een dynamisch gebied zijn al verouderd op het moment dat<br />
ze uitkomen en dat geldt ook voor genoemde middelen. Maar ze bieden wel oriëntatie. Dat<br />
geldt ook voor beproefde leer-leefvormen uit het Jenaplan, die steun en oriëntatie bieden.<br />
Heel belangrijk is het verwerven van een taal om over onderwijs te spreken. De taal die we<br />
gebruiken vormt ons denken, voelen, waarderen en handelen. Kritische reflectie op de taal die<br />
we gebruiken <strong>als</strong> we het over onderwijs en kinderen hebben en die we tegenover kinderen
gebruiken is daarom nodig. Welke beelden van kinderen, mensen in het algemeen, van de<br />
samenleving, van opvoeding en onderwijs zijn daarin ‘verpakt’?<br />
Verder is het belangrijk dat er verschillende soorten talen gehanteerd kunnen worden, zowel<br />
actief <strong>als</strong> receptief, met name muzisch-esthetische talen zo<strong>als</strong> de taal van beelden (tekenen,<br />
schilderen, av-media), lichaamstaal en drama (mimiek, iets uitspelen), muziek en dans, poëzie,<br />
verhalend proza, de taal van symbolen – rituelen – tekens, de taal van de stilte. Daarin leren<br />
we de kinderen, de werkelijkheid om ons heen en onszelf weer op andere manieren kennen.<br />
3.7 Bagage (1) – Houdingen, c.q. waarden<br />
Onder wat je verder moet ‘meekrijgen’ aan bagage op de verdere <strong>reis</strong> nemen houdingen, c.q.<br />
waarden een belangrijke plaats in. Daartoe horen onder andere:<br />
• Een onderzoekende geest ten opzichte van de eigen praktijk<br />
• De bereidheid en potentie tot reflectie op de eigen emoties betreffende de praktijk<br />
• Een overtuiging en die willen verdedigen, gepaard aan luisterbereidheid<br />
• De bereidheid verantwoordelijkheden te dragen op het niveau van de school:<br />
Solidariteit met collega’s<br />
• Voldoende zelfbewustzijn om je kwetsbaar te kunnen en willen opstellen, bijvoorbeeld in<br />
het delen van ervaringen in het team, openheid voor kritiek<br />
• Je ‘advocaat’ van de aan jouw zorg toevertrouwde kinderen weten<br />
• Doelgerichtheid, discipline en flexibiliteit, ontvankelijkheid, openheid voor het<br />
onverwachte, creativiteit, aandacht, nieuwsgierigheid en verwondering <strong>als</strong> belangrijke<br />
houdingen, die je nodig hebt en die je ontwikkelt.<br />
In dit alles ben je ook voorbeeld voor de kinderen in de manier waarop je leert en met vragen<br />
omgaat.<br />
3.8 Bagage (2): Vragen, kennis en vaardigheden<br />
Uiteraard moet je beschikken over kennis en vaardigheden om een stamgroep te kunnen<br />
leiden en op schoolniveau je partij te kunnen meeblazen, maar belangrijker nog zijn vragen die<br />
je meeneemt en waarop je antwoorden zoekt. Het gaat om vragen die een leraarsleven lang<br />
meegaan en dus steeds terugkomen, zo<strong>als</strong> onderstaande.<br />
Vragen op de levens<strong>reis</strong><br />
Op de levens<strong>reis</strong> en worden we steeds vergezeld door vragen, zo<strong>als</strong>:<br />
• Wie ben ik?<br />
• Waar kom ik vandaan?
• Wat wil ik met mijn leven?<br />
• Voor wie ben ik belangrijk?<br />
• Wie zijn voor mij belangrijk?<br />
• Hoe zie ik mens-zijn?<br />
• Hoe kijk ik naar kinderen en heeft dat ook te maken met mijn eigen ervaringen <strong>als</strong> kind?<br />
• Hoe sta ik in de school?<br />
• Wat draagt de school bij aan de ontwikkeling van kinderen?<br />
• Wat zal de school moeten bijdragen aan de ontwikkeling van deze kinderen?<br />
• Hoe zien anderen mij (imago)? en hoe zie ik mijzelf (zelfbeeld)?<br />
• Hoe sta ik tegenover Jenaplan?<br />
• Wat betekenen ‘leren’ en ‘ontwikkeling’ voor mij?<br />
• Wat is mijn plaats in de maatschappij en welke keuzes maak ik m.b.t. mijn plek in de<br />
maatschappij?<br />
• Hoe ga ik om met macht en onmacht?<br />
• Wat zijn voor mij inspiratiebronnen (zingeving)?<br />
• Wat drijft en bezielt mij?<br />
• Wat hoop ik?<br />
• Wat vrees ik? -hoe ga ik om met tragische situaties, met schuldgevoelens en andere<br />
ervaringen van het menselijk tekort en machteloosheid?<br />
• Welke ontmoetingen hebben mij beslissend beïnvloed?<br />
• Wie waren en zijn mijn leermeersters/leermeesteressen en wat heb ik daarvan<br />
geleerd?<br />
• Wat voor leerling was en ben ik?<br />
3.9 Reisgenoten<br />
In het voorgaande zijn al <strong>reis</strong>genoten genoemd: Collega’s, kinderen, mensen die specifiek<br />
opgezocht worden om daarvan te leren. Leraren zijn ook <strong>reis</strong>genoten van de kinderen en<br />
omgekeerd. We lopen een korter of langer stuk van onze <strong>reis</strong> met elkaar op. Soms loop je ook<br />
een poosje alleen en ook dat is goed. Wie alleen-zijn kent en zelfs weet wat eenzaamheid is<br />
kan dikwijls een beter lid van een gemeenschap zijn dan degene die nooit alleen kan zijn en<br />
afhankelijk is van anderen. Reisgenoten zijn niet alleen ‘mensen zo<strong>als</strong> ik/wij’, maar ook en juist<br />
‘anderen’.<br />
Er is een opvatting dat je overal weer in anderen je eigen ‘schaduw’ zult tegenkomen, die<br />
datgene in jezelf vertegenwoordigt waaraan je een hekel hebt, je eigen ‘valkuil .[7] Met zulke<br />
mensen moeten we dus ook leren omgaan. Ware gemeenschap heeft niets van doen met<br />
klefheid, maar cultiveert verschillen en kent ook tegenstellingen en conflicten.<br />
De cultuur van de groep, het leren samen-werken en voor elkaar zorgen, vragen om gerichte
aandacht.<br />
3.10 De tijd<br />
Elke <strong>reis</strong> kent per definitie een tijdsdimensie en zeker de levens<strong>reis</strong>. Het nadenken over onze<br />
levenstijd, over continuïteiten en breuken, over eindigheid, hoort erbij, naast het rationeel<br />
omgaan met de tijd (tijdmanagement). Het reflecteren over de eigen tijdsbeleving en het<br />
omgaan met de tijd wordt verbonden met de langlopende leerlijn Tijd binnen het leerplan voor<br />
wereldoriëntatie en dus met inhoud en didactiek van het basisonderwijs. Dat omvat onder<br />
andere het leven met de seizoenen en andere vormen van cyclische tijd, het vieren van<br />
feesten, het ritmisch vormgeven van de tijd, het ontwikkelen van tijdsbesef- en begrip-, het<br />
ontwikkelen van een historisch besef, het kunnen plannen, het kritisch nadenken over het<br />
tijdsregime in de samenleving, in de school en in het eigen leven.<br />
3.11 Landschappen en plekken<br />
Hier moeten we denken aan de fysieke ruimte, de landschappen en ruimte waar we doorheen<br />
trekken en die we bewonen en waarin we werken, maar ook aan mentale – voorgestelde,<br />
beleefde en gedroomde – ruimten. Andy Hargreaves spreekt over ‘emotionele geografieën van<br />
het onderwijzen’ en anderen over de landschappen van de beroepskennis van leraren –<br />
‘Teachers’ Professional Knowledge Landscapes’[8] , met plekken waar zij zich veilig voelen en<br />
plekken waar zij zich bekeken en beoordeeld weten. Dat leidt tot heel verschillende soorten<br />
verhalen die zij vertellen – de ‘heilige verhalen’ (die weerspiegelen hoe je hoort te denken,<br />
bijvoorbeeld het jenaplanverhaal[9]), verhalen in en over de praktijk tussen collega’s die<br />
elkaar niet beoordelen (vaak concurrerend met de ‘heilige verhalen’), en die in open conflict<br />
kunnen komen met het ‘heilige verhaal’, waarbij leraren soms ook schijnverhalen vertellen, die<br />
beleidsmensen, etc. graag willen horen, hun ervaringen anders/‘mooier’ maken dan zij zelf<br />
beleven.<br />
Deze onderscheidingen zijn uiterst relevant! Ze beschrijven mogelijkheden en grenzen van de<br />
groei van mensen in hun vak – eerlijk kunnen zijn tegenover jezelf en veilige plekken hebben<br />
om dat met anderen te kunnen delen zijn onmisbare voorwaarden voor groei. Soms betreden<br />
we ‘terra incognita’ en kunnen we niet of nauwelijks terugvallen op vertrouwde<br />
oriëntatiepunten.<br />
Van tijd tot tijd zijn er ook uitkijkpunten, waar je een afgelegd traject kunt overzien en<br />
daarop reflecteren. De afgelegde (leer-)weg kan ook in kaart gebracht worden – ‘ik heb<br />
geleerd dat ……’ , ‘ik heb geleerd dat ik ……’ en ‘ik heb geleerd dat ik niet ……’.<br />
Als we bij de fysieke ruimte blijven, gaat het om de volgende vragen: Waar voelen we ons<br />
thuis en waarom? Hoe kunnen we onze ruimte inrichten? Hoe kunnen we de ruimtes die we<br />
ervaren leren ‘lezen’ op hun geschiedenis (natuurlijk en cultureel?). Waar valt er allemaal nog<br />
meer te leren? Excursies nemen hier een belangrijke plaats in.
3.12 Communicatiemiddelen<br />
In een tijd van satelieten en computers komen andere communicatiemiddelen dan gesprek,<br />
non-verbale communicatievormen en dergelijke vormen van face to face – communicatie<br />
nadrukkelijk in beeld. We kunnen bijvoorbeeld ‘real time’-contacten hebben met iemand die in<br />
Australië een fietstocht maakt, en ook binnen de <strong>reis</strong> die de persoonlijk- professionele<br />
ontwikkeling van leraren in jenaplanscholen is zullen de nieuwe media een eigen en specifieke<br />
plek krijgen, in aanvulling op de lijfelijke ontmoeting. Discussies kunnen voorbereid worden<br />
door discussiegroepen op het internet.<br />
3.13 Pleisterplaatsen<br />
Van tijd tot tijd wordt er gerust, wordt er – al of niet samen met <strong>reis</strong>genoten – gevierd,<br />
wordt ervaren dat je ook van ophouden moet weten. Dit is ook een aspect van het omgaan met<br />
tijd en ruimte en is dan ook voorwerp van studie en reflectie. Ook het deelnemen aan<br />
landelijke NJPV-conferenties kan zo’n pleisterplaats zijn.<br />
3.14 Ontmoetingen<br />
Ontmoetingen kunnen ‘toevallig’ zijn, dat wil zeggen niet gepland. Dergelijke ontmoetingen zijn<br />
soms de belangrijkste, meest verrassende. Ze zijn vaak ook gepland, op grond van individuele<br />
keuzes en/of vooraf gepland. Authentieke ontmoetingen onderweg zijn meestal de<br />
belangrijkste leermomenten, ook en vooral met mensen die ‘anders’ zijn.<br />
3.15 De grenzen van de metafoor<br />
Reizen, op weg gaan, is van alle tijden. Het is een beeld van ontwikkeling en groei, van<br />
bevrijdingsprocessen en leren. In een cultuur <strong>als</strong> onze moderne westerse cultuur is het<br />
fysieke reizen heel nadrukkelijk aanwezig, vanwege de technische mogelijkheden en de<br />
welvaart van de meeste van ons. Bij ons neemt het vaak excessieve vormen aan, waarbij<br />
kanttekeningen te plaatsen zijn, onder andere vanuit milieu-overwegingen.[10]<br />
De <strong>reis</strong> <strong>als</strong> metafoor is soms ook verbonden met een naïef westers vooruitgangsgeloof, zo<strong>als</strong><br />
dat bijvoorbeeld tot uiting komt in een bekend historisch werk met de titel ‘De pelgrimstocht<br />
der mensheid’. Na de gewelddadige 20 ste eeuw zijn we daar voorzichtiger in geworden (al<br />
hoeft dat nog niet tot cultuurpessimisme en cynisme te leiden).<br />
Er zijn mensen bekend die nauwelijks fysiek <strong>reis</strong>den, maar via andere middelen een heel<br />
heldere visie op het wereldgebeuren hadden en hebben.[11]<br />
Bovendien is er door al dat ge<strong>reis</strong> ook sprake van een ‘verlies van plaats’, van een specifieke<br />
kennis van en verbondenheid met plekken, waarbij de werkelijkheid vervluchtigt.[12] ‘Overal<br />
thuis en steeds ontheemder’, zo drukte de dichteres Ellen Warmond dat uit. Omgekeerd<br />
worden we ons door confrontatie met het ‘andere’ en ‘vreemde’ juist bewust van het ‘eigene’.<br />
We moeten ook leren om de aarde te bewonen.
‘We shall not cease from exploration<br />
and the end of all our exploring<br />
shall be: to arrive where we started,<br />
and see the place for the first time’<br />
T.S. Elliott<br />
[1] Fraaie, fenomenologisch getinte beschouwingen over ‘reizen’ zijn: Plokker, J.H. (1966), Reizen, in: Wending, jrg. 21, nr. 7<br />
(sept.), p. 345, e.v.; Lemaire, T. (1970), Filosofie van het landschap, Bilthoven: Ambo, hfst. II.2 (p. 98, e.v.); Lemaire, T. (1988),<br />
Binnenwegen. Essays en excursies, Ambo: Baarn. Met name hoofdstuk 6: Waartoe op <strong>reis</strong>?<br />
[2] Zie hiervoor: Both, K. (1997), Jenaplan 21. Een concept voor jenaplanbasisonderwijs, Amersfoort: CPS, hoofdstuk 4<br />
[3] Het gaat hier uiteraard over scholen en niet over gezinnen, maar het is toch zeer instructief dat de oorspronkelijke<br />
betekenis van ‘gezin’ betekent ‘<strong>reis</strong>genoten’. Dat geldt zeker voor een school die met ‘gezinsgroepen’ werkt!<br />
[4] Deze uitdrukking komt uit het geestelijk dagboek van Hammarskjöld, dat na zijn dood werd gevonden en dat in het<br />
Nederlands werd vertaald onder de titel ‘Merkstenen’ (Gottmer, Haarlem). Zie hierover ook: Beumer, J. (1998), De langste <strong>reis</strong><br />
is de <strong>reis</strong> naar binnen, Baarn: Ten Have.<br />
[5] Een heldere inleiding in de ZKM is: Hermans, H.J.M./E. Hermans-Jansen (1999), Het verdeelde gemoed. Over de<br />
grondmotieven in ons dagelijks leven, Baarn: Nelissen<br />
[6] Both, K./J. Meijer/H. Veneman (1999), De Rozentuin. Een beeld van een Jenaplanschool, Schagen: <strong>Nederlandse</strong><br />
<strong>Jenaplanvereniging</strong>.<br />
[7] Zie hierover: Parker, J. Palmer (1990), The Company of Strangers, San Francisco: Jossey Bass.<br />
[8] Clandinin, D.J./Conelly, F.M. (1995), Teachers’ Professional Knowledge Landscapes’, New York/London: Teachers College Press<br />
[9] Een concept <strong>als</strong> Jenaplan kan ook zo gehanteerd worden dat er ‘conceptdwang’ ontstaat, waarbij mensen elkaar de ‘Jenaplanmaat’<br />
nemen. Dat moet tot elke prijs voorkomen worden – het is dodelijk voor de ontwikkeling van mensen (reflectie wordt<br />
geblokkeerd) en van de school.<br />
[10] Reijnders, L. (2000), Reislust – Op naar het paradijs en andere bestemmingen, Amsterdam: Van Gennep<br />
[11] Dit is bijvoorbeeld het geval bij Thomas Merton, trappisten-monnik, die na zijn intrede zijn abdij in de USA nauwelijks<br />
verliet, maar zeer goed op de hoogte was van wat er speelde en een grote invloed had op talloze mensen. Bij hem speelde de<br />
metafoor van de levens<strong>reis</strong> nadrukkelijk een rol, zie zijn geschriften. Over Merton en de opvoeding: Del Prete, Th. (1990),<br />
Thomas Merton and the Education of the Whole Person, Birmingham (Al.): Religious Education Press<br />
[12] Zie hierover verschillende hoofdstukken in: Both, K. (red.) (1992), Ruimte en Jenaplanschool, Amersfoort: CPS, met name in<br />
rubriek F